Index 
Aangenomen teksten
Dinsdag 5 oktober 2021 - Straatsburg
Milieu: de Aarhus-verordening ***I
 Instelling van een delegatie in de Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK en tot vaststelling van het aantal leden
 Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU/Groenland en Denemarken ***
 Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU/Groenland en Denemarken (resolutie)
 Voorstel tot herbenoeming van Julia Laffranque tot lid van het bij artikel 255 VWEU ingestelde comité
 Benoeming van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)
 Tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op de invoer van bepaalde industrieproducten in de Canarische Eilanden *

Milieu: de Aarhus-verordening ***I
PDF 132kWORD 46k
Resolutie
Tekst
Bijlage
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (COM(2020)0642 – C9-0321/2020 – 2020/0289(COD))
P9_TA(2021)0397A9-0152/2021

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2020)0642),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0321/2020),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 januari 2021(1),

–  na raadpleging van het Comité van de Regio's,

–  gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 23 juli 2021 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het advies van de Commissie juridische zaken,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A9-0152/2021),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast(2);

2.  neemt kennis van de verklaring van de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd;

3.  verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

4.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 5 oktober 2021 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2021/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen

P9_TC1-COD(2020)0289


(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2021/1767.)

BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

Verklaring van de Commissie

De Commissie blijft vastbesloten ervoor te zorgen dat de EU haar internationale verplichtingen in aangelegenheden in verband met het Verdrag van Aarhus nakomt en erkent in dat verband de door het Comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus op 17 maart 2021 geuite bezorgdheid en bevindingen in zaak ACCC/C/2015/128(3) met betrekking tot staatssteun. In de bevindingen wordt de EU verzocht “de nodige wetgevende, regelgevende en andere maatregelen te nemen om te waarborgen dat de Aarhusverordening wordt gewijzigd of dat nieuwe wetgeving van de Europese Unie wordt vastgesteld, teneinde het publiek duidelijk toegang tot administratieve of gerechtelijke procedures te verschaffen om besluiten van de Europese Commissie inzake staatssteun uit hoofde van artikel 108, lid 2, VWEU aan te vechten die in strijd zijn met het Unierecht inzake het milieu, overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, van het Verdrag”.

De Commissie analyseert momenteel de implicaties van de bevindingen en beoordeelt de beschikbare opties. De Commissie zal deze beoordeling uiterlijk eind 2022 voltooien en bekend maken. Indien van toepassing zal de Commissie tegen eind 2023 maatregelen voorstellen om dit probleem aan te pakken, in het licht van de verplichtingen van de EU en haar lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Aarhus en rekening houdend met de staatssteunregels van de Unie.

(1) PB C 123 van 9.4.2021, blz. 66.
(2) Dit standpunt vervangt de amendementen aangenomen op 20 mei 2021 (Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0254).
(3)Voor de zaak ACCC/C/2015/128 ziehttps://unece.org/env/pp/cc/accc.c.2015.128_european-union, punt 131.


Instelling van een delegatie in de Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK en tot vaststelling van het aantal leden
PDF 117kWORD 44k
Besluit van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over de instelling van een delegatie in de Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK en tot vaststelling van het aantal leden (2021/2917(RSO))
P9_TA(2021)0398B9-0479/2021

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Conferentie van voorzitters,

–  gezien de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds(1) (“handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK”), en met name artikel 11,

–  gezien zijn resolutie van 28 april 2021 over het resultaat van de onderhandelingen tussen de EU en het VK(2), met name de paragrafen 8 en 9,

–  gezien zijn besluit van 17 april 2019 over het aantal interparlementaire delegaties, delegaties in gemengde parlementaire commissies, delegaties in parlementaire samenwerkingscommissies en multilaterale parlementaire vergaderingen(3),

–  gezien zijn besluit van 17 juli 2019 over het aantal leden van de interparlementaire delegaties(4),

–  gezien artikel 223 van zijn Reglement,

1.  merkt op dat artikel 11 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK voorziet in de oprichting van een Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK bestaande uit leden van het Europees Parlement en leden van het parlement van het Verenigd Koninkrijk, die:

   a) relevante informatie over de uitvoering van die overeenkomst en eventuele aanvullende overeenkomsten kan opvragen bij de bij artikel 7 van die overeenkomst opgerichte Partnerschapsraad EU-VK, die vervolgens de Parlementaire Vergadering EU-VK de gevraagde informatie verstrekt;
   b) wordt ingelicht over de besluiten en aanbevelingen van de Partnerschapsraad EU-VK; en
   c) de Partnerschapsraad EU-VK aanbevelingen kan doen;

2.  besluit een Delegatie in de Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK met 35 leden in te stellen;

3.  besluit onder verwijzing naar het besluit van de Conferentie van voorzitters van 11 juli 2019 inzake de samenstelling van de bureaus van de parlementaire delegaties, dat het bureau van de delegatie mag bestaan uit maximaal twee ondervoorzitters;

4.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en aan het parlement van het Verenigd Koninkrijk.

(1) PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.
(2) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0141.
(3) PB C 158 van 30.4.2021, blz. 536.
(4) PB C 165 van 4.5.2021, blz. 23.


Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU/Groenland en Denemarken ***
PDF 115kWORD 43k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 betreffende het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie enerzijds en de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (06566/2021 – C9-0154/2021 – 2021/0037(NLE))
P9_TA(2021)0399A9-0233/2021

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (06566/2021),

–  gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie enerzijds en de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (06380/2021),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a), v), en lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0073/2020),

–  gezien zijn niet-wetgevingsresolutie van 5 oktober 2021(1) over het ontwerp van besluit,

–  gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement,

–  gezien het advies van de Begrotingscommissie,

–  gezien de aanbeveling van de Commissie visserij (A9-0233/2021),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst en van het protocol;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten, van Groenland en van Denemarken.

(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0400.


Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU/Groenland en Denemarken (resolutie)
PDF 149kWORD 49k
Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie enerzijds en de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (06566/2021 – C9-0154/2021 – 2021/0037M(NLE))
P9_TA(2021)0400A9-0235/2021

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (06566/2021),

–  gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie enerzijds en de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (06380/2021),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a), v), en lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0073/2020),

–  gezien titel II van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)(1),

–  gezien Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten(2),

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 5 oktober 2021(3) over het ontwerp van besluit,

–  gezien artikel 62 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee,

–  gezien het Verdrag van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC),

–  gezien het Verdrag van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO),

–  gezien het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR),

–  gezien de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee,

–  gezien het Protocol (nr. 34) betreffende de speciale regeling voor Groenland,

–  gezien de Verklaring van Ottawa over de oprichting van de Arctische Raad,

–  gezien zijn standpunt van 31 januari 2019 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (“LGO-besluit”)(4),

–  gezien het verslag van 9 augustus 2019 getiteld “Ex ante and ex post evaluation study of the Fisheries Partnership Agreement between the European Union and Greenland” (ex‑ante- en ex-postevaluatie van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en Groenland),

–  gezien artikel 105, lid 2, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0235/2021),

A.  overwegende dat de EU duurzaamheidsdoelstellingen heeft vastgelegd in het kader van de Europese Green Deal, de biodiversiteitsstrategie voor 2030 en de “van boer tot bord”-strategie, alsook internationale verbintenissen is aangegaan, onder meer inzake de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), en met name SDG 14 over de bescherming van hulpbronnen en het mariene milieu;

B.  overwegende dat de klimaatverandering gevolgen heeft voor mariene ecosystemen en hulpbronnen;

C.  overwegende dat in artikel 62 van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee is bepaald dat een kuststaat, door middel van overeenkomsten of regelingen, andere staten toegang moet verlenen tot de overschotten van de toegestane vangsten (overschotbestanden);

D.  overwegende dat bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee de commerciële visserij gedurende 16 jaar verboden is;

E.  overwegende dat de EU en Groenland, via Denemarken, deel uitmaken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) NEAFC en NAFO;

F.  overwegende dat de EU nauwe betrekkingen onderhoudt met Groenland; overwegende dat Groenland deel uitmaakt van de met de EU geassocieerde landen en gebieden overzee en dat er sinds 1984 visserijpartnerschappen tussen de EU en Groenland bestaan;

G.  overwegende dat visserijproducten uit Groenland krachtens het Protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland op de Europese markt preferentiële tarieven genieten, welke gekoppeld zijn aan de toegang van Europese vaartuigen tot de Groenlandse visserijzones;

H.  overwegende dat de bijzondere aard van deze partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV) inhoudt dat jaarlijks over vangstmogelijkheden wordt onderhandeld en dat de overeenkomst het mogelijk maakt om quota uit te wisselen met Noorwegen en de Faeröer;

I.  overwegende dat de ex-postevaluatie van het vorige protocol en de ex-ante-evaluatie tot de conclusie leidden dat onderhandeld moest worden over een nieuwe overeenkomst en een nieuw protocol met een betere correlatie tussen vangstmogelijkheden en wetenschappelijk advies, meer flexibiliteit voor de vangsten, een looptijd voor het protocol van zes jaar en een verlaagd quotum voor bijvangsten;

J.  overwegende dat een PODV met Groenland belangrijk is voor Europese vaartuigen die in de Groenlandse wateren vissen, en voor de vloten van de lidstaten die direct of indirect profiteren van de overeenkomst en de overdracht van quota;

K.  overwegende dat de nieuwe overeenkomst en het bijbehorende protocol twaalf Europese vaartuigen toestaan gebruik te maken van de vangstmogelijkheden in de Groenlandse wateren voor acht soorten (kabeljauw, pelagische roodbaars, demersale roodbaars, Groenlandse heilbot/zwarte heilbot, Noordse garnaal, grenadiervis, lodde en makreel), voor een periode van vier jaar, die met twee jaar kan worden verlengd, met een jaarlijkse financiële tegenprestatie van de EU van 16 521 754 EUR, waarvan 2 931 000 EUR bestemd is voor de ondersteuning en ontwikkeling van de visserijsector van Groenland;

De vorige overeenkomst en het bijbehorende protocol

1.  neemt kennis van de sociaal-economische voordelen op het vlak van directe en indirecte werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van de activiteiten van de Europese vloot in de Groenlandse wateren, zowel voor de Groenlandse als voor de Europese visserijsector;

2.  uit zijn bezorgdheid over het feit dat de totale toegestane vangsten die Groenland voor verscheidene in het vorige protocol vermelde bestanden heeft vastgesteld, hoger zijn dan het wetenschappelijk advies; benadrukt dat het aandeel van de EU in deze vangstmogelijkheden slechts een relatief klein deel uitmaakt;

3.  is ingenomen met het feit dat de Groenlandse autoriteiten de financiële bijdrage voor de Groenlandse visserijsector gebruiken voor administratie, controle of wetenschappelijk onderzoek;

4.  is echter bezorgd over het gebrek aan wetenschappelijke gegevens die nodig zijn om de toestand van de bestanden nauwkeurig te kunnen inschatten;

De nieuwe overeenkomst en het bijbehorende protocol

5.  wijst op het complexe karakter van de onderhandelingen en de context ervan, gekenmerkt door de gelijktijdige onderhandelingen over de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk en de daaruit voortvloeiende onzekerheid, alsook door interne politieke kwesties in Groenland; wijst erop dat Groenland de quota van de Europese vaartuigen aanvankelijk met 30 % wilde verlagen; merkt op dat die voorgestelde vermindering van de vangstmogelijkheden werd ingegeven door de wens van Groenland om zijn visserijsector verder te ontwikkelen;

6.  stelt vast dat de quota met gemiddeld 5 % zijn verlaagd ten opzichte van het vorige protocol;

7.  betreurt het dat de Europese exploitanten bijna vier maanden hebben verloren vóór de voorlopige toepassing van de overeenkomst, die pas op 22 april 2021 werd ondertekend als gevolg van de verkiezingen in Groenland en de noodzaak om een regering te vormen;

8.  merkt op dat de vangstmogelijkheden voor makreel afhankelijk zijn van de deelname van kuststaten als ondertekenaars aan de regeling van de kuststaten voor het beheer van makreel, en dat de vangstmogelijkheden voor roodbaars in overeenstemming moeten zijn met de beheersovereenkomst en de besluiten die op NEAFC-niveau zijn genomen;

9.  stelt vast dat in het protocol 600 ton bijvangst is vermeld, wat een aanzienlijke daling betekent ten opzichte van het vorige protocol; wijst erop dat alle vangsten, met inbegrip van bijvangsten en teruggooi, uitgesplitst naar soort, moeten worden geregistreerd en gerapporteerd overeenkomstig de toepasselijke Groenlandse wetgeving;

10.  is ingenomen met de duurzaamheidsdoelstellingen van de overeenkomst en de samenwerking bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij;

11.  maakt zich zorgen over de duur van 4 + 2 jaar en de onzekerheid over de verlenging van het protocol na vier jaar, met onduidelijke vooruitzichten voor Europese vaartuigen als mogelijk gevolg;

12.  merkt op dat de financiële tegenprestatie van de Unie hoger is dan in het vorige protocol, dat het aandeel van de sectorale steun gelijk blijft en dat de referentieprijzen van vismachtigingen voor de reders hoger zijn;

Groenland als strategische speler in de Noord-Atlantische Oceaan en het noordpoolgebied

13.  merkt op dat de brexit de betrekkingen tussen de landen aan het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan heeft gedestabiliseerd;

14.   stelt dat het vertrek van het VK uit de EU en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de visserij in de Noordzee en het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan niet mogen worden misbruikt om de verdeling van de quota in de noordelijke overeenkomsten te manipuleren, maar dat daarentegen de historisch gegroeide verdeling van de vangstmogelijkheden moet worden geëerbiedigd, altijd op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en adviezen;

15.  wijst op de geostrategische ligging van Groenland in het noordpoolgebied; benadrukt het belang van de betrekkingen met Groenland in het kader van een EU-strategie voor het noordpoolgebied en in de strijd ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee;

Aanbevelingen en verzoeken aan de Commissie

16.  beveelt de Commissie aan en verzoekt haar:

   (a) het Europees Parlement te informeren over de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en het protocol;
   (b) ervoor te zorgen dat de uitvoering van de overeenkomst en het protocol bijdraagt tot de beperking van de opwarming van de aarde, de aanpassing aan de toenemende gevolgen ervan, het behoud en herstel van de biodiversiteit en de duurzaamheidsdoelstellingen van de Green Deal, en is afgestemd op de doelstellingen van het GVB;
   (c) ervoor te zorgen dat de voorzorgsbenadering wordt toegepast op de momenteel beviste bestanden en doelbestanden zoals kabeljauw, roodbaars en Groenlandse heilbot/zwarte heilbot;
   (d) het verzamelen en analyseren van gegevens te verbeteren en de controle te actualiseren op het gebruik van de financiële bijdrage van de Unie voor sectorale steun, om te zorgen voor een duurzaam beheer van de door de Unie beviste bestanden en te waarborgen dat de aan de Europese vaartuigen toegewezen quota overeenstemmen met de “overschotten”;
   (e) te zorgen voor verbeteringen van de beschikbare gegevens over de omvang van de vloot en de visserij-inspanning van de Groenlandse vloten voor zelfvoorziening en kleinschalige visserij;
   (f) ervoor te zorgen dat het protocol over vier jaar met twee jaar wordt verlengd, en alles in het werk te stellen zodat de Europese vaartuigen permanent in de Groenlandse wateren kunnen blijven vissen;
   (g) alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de jaarlijkse vaststelling van de quota niet leidt tot een verlaging van de in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden, tenzij uit wetenschappelijk advies blijkt dat het absoluut noodzakelijk is deze te verlagen;
   (h) de ongebruikte quota als gevolg van de vertraging bij de voorlopige toepassing van de overeenkomst geheel of gedeeltelijk over te dragen naar 2022, in overeenstemming met het beste wetenschappelijke advies;
   (i) Groenland aan te moedigen de regeling van de kuststaten voor het beheer van makreel te ondertekenen;
   (j) bijzondere aandacht te besteden aan verloren visnetten, het verzamelen van zwerfvuil op zee, de mariene ecosystemen en kwetsbare soorten, habitatidentificatie en bijvangsten van vogels, met name in het kader van de sectorale steun;
   (k) de band tussen de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU-Groenland en het LGO-besluit te verbeteren;
   (l) de duidelijkheid en transparantie van de verschillende internationale instrumenten voor het beheer van de bestanden in de regio, zoals de ROVB’s en de regelingen van de kuststaten voor het beheer van bepaalde bestanden, te verbeteren; benadrukt in dit verband het belang van het opvolgen van wetenschappelijke aanbevelingen, onder meer inzake de effecten van de klimaatverandering, en van het verbeteren van de besluitvormingsprocessen in ROVB’s, met inbegrip van vangstcontrolevoorschriften;
   (m) een langetermijnreflectie op te zetten om de betrekkingen met onze partners in de regio te formaliseren en de instabiliteit als gevolg van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie te verminderen, met name op het gebied van visserij;
   (n) op lange termijn na te denken over het verband tussen de PODV met Groenland en de visserijovereenkomsten met Noorwegen, en met name over hun onderlinge afhankelijkheid;
   (o) bij de vaststelling van het geostrategische standpunt van de EU in verband met de Noordelijke IJszee ten volle rekening te houden met de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij;

o
o   o

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en die van Groenland en Denemarken.

(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81.
(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0399.
(4) PB C 411 van 27.11.2020, blz. 698.


Voorstel tot herbenoeming van Julia Laffranque tot lid van het bij artikel 255 VWEU ingestelde comité
PDF 113kWORD 42k
Besluit van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over de voordracht van Julia Laffranque als lid van het comité dat is opgericht overeenkomstig artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (2021/2171(INS))
P9_TA(2021)0401B9-0478/2021

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 255, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 128 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (B9‑0478/2021),

A.  overwegende dat Julia Laffranque voldoet aan de voorwaarden die worden genoemd in artikel 255, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

1.  stelt voor om Julia Laffranque tot lid van het comité te benoemen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de president van het Hof van Justitie.


Benoeming van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)
PDF 115kWORD 43k
Besluit van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over de voordracht voor de benoeming van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (N9-0058/2021 – C9-0369/2021 – 2021/0902(NLE))
P9_TA(2021)0402A9-0272/2021

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–  gezien de door de raad van toezichthouders van de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgestelde shortlist van geschikte kandidaten voor de functie van voorzitter van 26 november 2020,

–  gezien de brief van de Raad van 29 september 2021 waarin wordt voorgesteld Verena Ross te benoemen tot voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (C9-0369/2021),

–  gezien artikel 48, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie(1),

–  gezien zijn resolutie van 14 maart 2019 over genderevenwicht bij benoemingen in de EU op het gebied van economische en monetaire zaken(2),

–  gezien zijn resolutie van 16 januari 2020 over instellingen en organen in de economische en monetaire unie: belangenconflicten na uitdiensttreding bij de overheid voorkomen(3),

–  gezien artikel 131 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0272/2021),

A.  overwegende dat het mandaat van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten is geëindigd op 31 maart 2021;

B.  overwegende dat de Raad op 29 september 2021 heeft voorgesteld Verena Ross te benoemen tot voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor een mandaat van vijf jaar, overeenkomstig artikel 48, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010;

C.  overwegende dat de Commissie economische en monetaire zaken op 30 september 2021 een hoorzitting heeft gehouden met Verena Ross, waar zij een openingsverklaring heeft afgelegd en vervolgens vragen van de commissieleden heeft beantwoord;

1.  hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van Verena Ross tot voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten, alsmede aan de regeringen van de lidstaten.

(1) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.
(2) PB C 23 van 21.1.2021, blz. 105.
(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0017.


Tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op de invoer van bepaalde industrieproducten in de Canarische Eilanden *
PDF 114kWORD 42k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op de invoer van bepaalde industrieproducten in de Canarische Eilanden (COM(2021)0392 – C9-0351/2021 – 2021/0209(CNS))
P9_TA(2021)0403A9-0267/2021

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2021)0392),

–  gezien artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9-0351/2021),

–  gezien artikel 82 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A9-0267/2021),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel;

2.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in de door het Parlement goedgekeurde tekst;

4.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.

Juridische mededeling - Privacybeleid