Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2022 over het in gesprek gaan met burgers: het petitierecht, het recht zich te wenden tot de Europese Ombudsman en het Europees burgerinitiatief (2020/2275(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 10 en 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de artikelen 24 en 227 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die uiting geven aan het belang dat in het Verdrag wordt gehecht aan het recht van EU-burgers en -ingezetenen om hun zorgen onder de aandacht van het Parlement te brengen,
– gezien artikel 228 VWEU inzake de rol en taken van de Europese Ombudsman,
– gezien de handeling van de Raad strekkende tot samenstelling van een herziene versie van het EU-kader dat is voorgeschreven door artikel 33, lid 2, van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (het “gehandicaptenverdrag”),
– gezien de artikelen 11, 41, 42, 43 en 44 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) met betrekking tot het recht om een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement,
– gezien de bepalingen van het VWEU met betrekking tot de inbreukprocedure, en met name de artikelen 258 en 260,
– gezien zijn resoluties over de conclusies over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften,
– gezien de artikelen 222, 230 en 216 van zijn Reglement,
– gezien artikel 10, lid 3, VEU,
– gezien artikel 20 VWEU betreffende het recht om een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement, zich tot de Europese Ombudsman te wenden, en zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen,
– gezien Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(1),
– gezien zijn eerdere resoluties over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman,
– gezien Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief(2),
– gezien Verordening (EU) 2020/1042 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling, in het licht van de COVID-19-uitbraak, van tijdelijke maatregelen inzake de termijnen voor de verzameling, de verificatie en het onderzoek als vastgesteld in Verordening (EU) 2019/788 betreffende het Europees burgerinitiatief(3),
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien het advies van de Commissie constitutionele zaken,
– gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A9-0018/2022),
A. overwegende dat in artikel 10, lid 3, VEU is bepaald dat “iedere burger het recht [heeft] aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen” en dat “de besluitvorming op een zo open mogelijke wijze [plaatsvindt], en zo dicht bij de burgers als mogelijk is”;
B. overwegende dat de Commissie verzoekschriften een “beschermende rol” vervult, teneinde te zorgen voor de naleving door de EU van het gehandicaptenverdrag in het kader van de beleidsvorming en wetgevende maatregelen op EU-niveau; overwegende dat de Commissie verzoekschriften van het Parlement is aangewezen om samen met de Europese Ombudsman, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Europees Gehandicaptenforum het EU-kader te vormen in het herziene EU-kader zoals vastgesteld door de Raad tijdens zijn 3513e vergadering, die op 16 januari 2017 werd gehouden;
C. overwegende dat een grotere betrokkenheid van de burgers bij en meer transparantie op het niveau van de EU van essentieel belang zijn om de waargenomen kloof tussen de EU en haar burgers, en vertegenwoordigende organisaties, te dichten;
D. overwegende dat het recht om een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement, zoals vastgelegd in artikel 44 van het Handvest, een van de grondrechten van de burgers van de EU is;
E. overwegende dat het aantal verzoekschriften bescheiden is gebleven in verhouding tot de totale bevolking van de EU, waaruit blijkt dat serieuze inspanningen en op maat gesneden maatregelen nodig zijn om de burgers bekender te maken met en veel meer gebruik te doen maken van het recht om een verzoekschrift in te dienen; overwegende dat jaarlijks gemiddeld zo’n 1 200 verzoekschriften bij het Europees Parlement worden ingediend;
F. overwegende dat het aantal bij het Europees Parlement ingediende verzoekschriften in 2013 piekte en sindsdien een dalende trend vertoont; overwegende dat veel Europese burgers niet weten dat zij het recht hebben een verzoekschrift in te dienen;
G. overwegende dat de criteria voor de ontvankelijkheid van verzoekschriften zijn vastgelegd in artikel 227 VWEU en artikel 226 van het Reglement van het Parlement, op grond waarvan verzoekschriften moeten worden ingediend door EU-burgers of -ingezetenen die rechtstreeks de gevolgen ondervinden van aangelegenheden die tot de werkterreinen van de EU behoren;
H. overwegende dat het Europees Parlement over de meest open en meest transparante verzoekschriftenprocedure van de Unie beschikt, waardoor indieners van verzoekschriften aan zijn activiteiten, zoals debatten in commissies en hoorzittingen, kunnen deelnemen;
I. overwegende dat de Commissie verzoekschriften elk verzoekschrift onderzoekt en verwerkt, en de enige commissie is die een dagelijkse dialoog met de burgers onderhoudt;
J. overwegende dat het recht om een verzoekschrift in te dienen vaak door particulieren wordt uitgeoefend;
K. overwegende dat een groter gebruik van het recht om een verzoekschrift in te dienen alleen kan worden gerealiseerd door maatregelen te nemen die de EU-instellingen en de lidstaten in staat stellen binnen een redelijke termijn daadwerkelijke oplossingen aan te dragen voor de problemen waar de indieners tegenaan lopen, met volledige bescherming van de grondrechten van de burgers;
L. overwegende dat sommige verzoekschriften niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan informatie of onduidelijkheid bij de burgers over de bevoegdheden van de Europese Unie;
M. overwegende dat de Commissie nog altijd geen alomvattende informatie geeft over het aantal verzoekschriften dat tot een inbreukprocedure of enige andere actie van wetgevende of niet-wetgevende aard leidt;
N. overwegende dat het Reglement van het Parlement moet worden herzien om de regels betreffende het indienen van een verzoekschrift te verbeteren, teneinde de zichtbaarheid en de follow-up van verzoekschriften, waaronder in het kader van de plenaire werkzaamheden van het Parlement, te vergroten, en de onderwerpen die in verzoekschriften worden aangekaart beter te integreren in de prioriteiten van de politieke agenda van de EU;
O. overwegende dat de Commissie haar strategie voor de behandeling van verzoekschriften heeft gebaseerd op haar mededeling uit 2016 getiteld “EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing”, waarin geen bepalingen houdende de vaststelling van administratieve procedure of praktijken met betrekking tot verzoekschriften zijn vastgesteld;
P. overwegende dat het VWEU meer inhoud aan het burgerschap van de Unie geeft en de democratische werking ervan verder versterkt doordat het - onder andere - bepaalt dat iedere burger het recht heeft via een Europees burgerinitiatief (EBI) aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen;
Q. overwegende dat het belang van het EBI voor de uitwerking van de initiatieven en strategische ontwikkelingen van de Unie moet worden onderstreept;
R. overwegende dat de burgers van de Unie het recht hebben zich rechtstreeks tot de Commissie te wenden met het verzoek een voorstel voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen in te dienen;
S. overwegende dat de EU de burgers, met bijzondere aandacht voor de speciale behoeften van personen met een handicap, het recht moet garanderen om in een van de officiële talen van de EU actief aan de democratische processen van de Europese Unie deel te nemen, teneinde enige vorm van discriminatie te vermijden en meertaligheid te bevorderen;
T. overwegende dat het EBI aldus bijdraagt tot het versterken van de democratische werking van de Unie dankzij de deelname van burgers aan het democratisch en politiek bestel; overwegende dat het EBI moet worden gezien als een van de manieren waarop de burgers bepaalde kwesties onder de aandacht van de EU-instellingen kunnen brengen en kunnen verzoeken wetgeving vast te stellen met betrekking tot onderwerpen die onder de bevoegdheden van de EU vallen en de burgers betreffen, naast de dialoog met vertegenwoordigende organisaties en met het maatschappelijk middenveld, overleg met belanghebbende partijen, het recht om een verzoekschrift in te dienen en het recht om een klacht bij de Europese Ombudsman in te dienen;
U. overwegende dat Verordening (EU) 2019/788, die op 1 januari 2020 in werking is getreden, het EBI toegankelijker en - voor de organisatoren ervan - gemakkelijker implementeerbaar heeft gemaakt, met name door de vertaling van de initiatieven in alle officiële talen van de EU;
V. overwegende dat de Commissie een aantal hindernissen ten aanzien van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 211/2011(4) in kaart heeft gebracht, en verder overwegende dat de nieuwe Verordening (EU) 2019/788 ernaar streeft deze kwesties in detail aan te pakken met het oog op de doeltreffendheid van het EBI en een betere werking van dit instrument; overwegende dat de tenuitvoerlegging ervan doeltreffend en tijdig moet worden beoordeeld; overwegende dat de Commissie in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2024, en vervolgens om de vier jaar, een formeel verslag moet indienen;
W. overwegende dat, om deze doelstellingen te bereiken en het volledige potentieel van het EBI te benutten, de voor het EBI vereiste procedures en voorwaarden moeten waarborgen dat de Commissie initiatieven die geldig zijn in de zin van artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) 2019/788 naar behoren onderzoekt en van een antwoord voorziet; overwegende dat de Commissie wettelijk verplicht is te vermelden welke maatregelen zij eventueel gaat nemen met betrekking tot een geldig EBI, en op heldere, begrijpelijke en uitgebreide wijze te vermelden waarom zij al dan niet maatregelen neemt; overwegende dat ten minste één miljoen handtekeningen van onderdanen uit ten minste een kwart van de lidstaten vereist zijn voor een geldig EBI dat aan de Commissie kan worden voorgelegd; overwegende dat, in reactie op de COVID-19-pandemie, met Verordening (EU) 2020/1042 tijdelijke maatregelen zijn ingevoerd waarmee de termijnen voor de fasen van het verzamelen, verifiëren en onderzoeken zijn versoepeld; overwegende dat de toepassing van deze maatregelen is uitgebreid door middel van uitvoeringshandelingen van de Commissie; overwegende dat deze verordening slechts van tijdelijke aard is en slechts van toepassing tot eind 2022, hetgeen tevens het moment is waarop de in artikel 11 van Verordening (EU) 2019/788 bedoelde afzonderlijke systemen voor het online verzamelen van steunbetuigingen geleidelijk worden afgeschaft;
X. overwegende dat het organiseren en ondersteunen van een EBI niet alleen een politiek recht voor de burgers van de Unie vormt maar ook een uniek instrument om prioriteiten op het gebied van de participerende democratie in de EU vast te stellen, zodat de burgers actief kunnen deelnemen aan projecten en processen die hen betreffen; overwegende dat er tot op heden zes geldige EBI’s zijn geweest, die allemaal een antwoord van de Commissie hebben gekregen, met als recentste voorbeelden het “Minority SafePack”-initiatief en het “End the Cage Age”-initiatief; overwegende dat dit de eerste EBI’s waren waarover in het Europees Parlement is gedebatteerd na de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening (EU) 2019/788 en in overeenstemming met het onlangs ingevoerde artikel 222, lid 8, van het Reglement van het Parlement; overwegende dat het Parlement de daaropvolgende resoluties in december 2020 en juni 2021 met een overweldigende meerderheid van 76 % respectievelijk 82 % van de uitgebrachte stemmen heeft aangenomen;
Y. overwegende dat de Commissie verzoekschriften 107 verzoeken voor het starten van een EBI heeft ontvangen, dat 83 daarvan ontvankelijk en als geschikt voor registratie werden aangemerkt, en dat zes daarvan succesvol waren;
Z. overwegende dat een van de prioritaire doelstellingen van de EU de versterking van de democratische legitimiteit van haar instellingen moet zijn, en het waarborgen van de volledige transparantie van de besluitvormingsprocessen op het niveau van de EU, alsook de doeltreffende bescherming van de grondrechten van de burgers en de vergroting van hun betrokkenheid bij de vaststelling van de politieke agenda van de EU middels versterkte en meer doeltreffende en transparante instrumenten voor burgerparticipatie;
AA. overwegende dat de artikelen 20, 24 en 228 VWEU en artikel 43 van het Handvest de Europese Ombudsman de bevoegdheid geven om klachten in ontvangst te nemen over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, uitgezonderd van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taken;
AB. overwegende dat de onderzoeken van de Ombudsman met name betrekking hebben op transparantie en verantwoording, de cultuur van dienstverlening, de goede uitoefening van de discretionaire bevoegdheden en de inachtneming van de procedurele rechten;
AC. overwegende dat in 2020 de 25e verjaardag van de instelling van de Europese Ombudsman is gevierd; overwegende dat het bureau van de Ombudsman sinds de oprichting 57 000 klachten heeft behandeld, die tot meer dan 7 600 onderzoeken hebben geleid;
AD. overwegende dat het recht om een verzoekschrift in te dienen, het recht om zich tot de Europese Ombudsman te wenden en het EBI participatie-instrumenten zijn die de transparantie, de participerende democratie en een actief Europees burgerschap bevorderen;
Het recht om een verzoekschrift in te dienen
1. herinnert eraan dat het recht om een verzoekschrift in te dienen het oudste instrument voor directe burgerparticipatie op het niveau van de Unie is en dat het voor de burger de eenvoudigste en meest directe manier is om contact op te nemen met de instellingen van de Unie, zijn standpunt ten aanzien van op Unieniveau vastgestelde wetgeving en strategische keuzen kenbaar te maken, en klachten in te dienen over achterdeurtjes en zwakke tenuitvoerlegging; herinnert eraan dat het aantal ontvangen verzoekschriften in verhouding tot de bevolking van de EU bescheiden blijft en dat er wat betreft het uitoefenen van het recht om een verzoekschrift in te dienen, sprake is van aanzienlijke verschillende tussen lidstaten, regio’s en talen; is van oordeel dat met gerichte informatiecampagnes en voorlichting aan de burgers over de rechten die aan het EU‑burgerschap verbonden zijn meer mensen kunnen worden bereikt en tastbare resultaten kunnen worden geboekt wat betreft de bekendheid met de rechten van de burgers op het niveau van de EU; onderstreept dat de Commissie verzoekschriften over een brede waaier aan instrumenten beschikt, te weten het opstellen van verslagen en resoluties, openbare hoorzittingen, thematische workshops en “fact-finding”-bezoeken, om op de zorgen van de burgers te reageren en het Europees Parlement, de overige Europese instellingen en de nationale autoriteiten ertoe aan te zetten actie te ondernemen; verzoekt de Commissie verzoekschriften haar samenwerking met de nationale parlementen te intensiveren en een partnerschap tot stand te brengen voor het uitwisselen van goede praktijken;
2. herinnert eraan dat de manier waarop de in verzoekschriften aangekaarte kwesties worden behandeld doorslaggevend is voor de waardering die de burgers hebben voor het in de EU-Verdragen vastgelegde recht om een verzoekschrift in te dienen, alsook voor de wijze waarop de burgers tegen de instellingen van de Unie aankijken;
3. betreurt het dat de weigering van de Commissie om actie te ondernemen naar aanleiding van in afzonderlijke verzoekschriften aangekaarte kwesties een inbreuk vormt op de bepalingen in de huidige EU-verdragen over het recht om een verzoekschrift in te dienen, aangezien het niet beperkt is tot kwesties van strategisch belang of die duiden op structurele problemen;
4. verzoekt de Commissie haar huidige strategische benadering van het behandelen van verzoekschriften op korte termijn te herzien, aangezien deze erin resulteert dat - onder andere - kwesties betreffende ernstige schendingen van het EU-recht die ertoe leiden dat de bescherming van de rechten van de burgers niet wordt gewaarborgd, niet worden behandeld;
5. verzoekt het Parlement en de Commissie een bindend interinstitutioneel akkoord te sluiten over het behandelen van verzoekschriften, teneinde tot een helder, voorspelbaar en transparant juridisch kader te komen gericht op een stelselmatige tenuitvoerlegging van het in de EU-Verdragen vastgelegde recht om een verzoekschrift in te dienen, alsook op een doeltreffende bescherming van de grondrechten van de burgers;
6. onderstreept dat het recht om een verzoekschrift in te dienen een essentieel onderdeel van participerende democratie is; verzoekt de Raad en de Commissie in dit verband het recht om een verzoekschrift in te dienen niet alleen te beschouwen als een essentieel communicatiemiddel tussen de burgers en de instellingen van de EU, maar ook als een cruciaal element voor democratische en transparante governance op het niveau van de EU;
7. herinnert eraan dat veel Europese burgers het recht om een verzoekschrift in te dienen niet kunnen uitoefenen omdat hun platforms niet voldoen aan de toegankelijkheidsnormen en de vereisten zoals vastgelegd in artikel 33, lid 2, van het gehandicaptenverdrag van de VN;
8. stelt vast dat, binnen de in de EU-Verdragen vastgelegde kaders, belangrijke verbeteringen nodig zijn om te voldoen aan de verwachtingen van de burgers wanneer zij een verzoekschrift indienen om tot een oplossing voor hun probleem te komen, teneinde situaties te voorkomen waarin zij teleurgesteld raken in de instellingen van de EU; verzoekt de burgers meer informatie te verstrekken over het recht om een verzoekschrift in te dienen en de samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten te verbeteren, teneinde de rechten van de burgers uit hoofde van het EU-recht volledig te beschermen; verzoekt de EU-instellingen heldere informatie te verstrekken over het recht om een verzoekschrift in te dienen en het gebruik van dit instrument stelselmatig aan te moedigen;
9. is van oordeel dat het belangrijk is de communicatiekanalen te diversifiëren en de bekendheid bij de burgers te vergroten, in nauwe samenwerking met nationale en plaatselijke verenigingen, door middel van voorlichtingscampagnes en een continu openbaar debat over het optreden van de Unie op de verschillende beleidsterreinen; is van oordeel dat interactieve onlineforums moeten worden ontwikkeld waar de burgers informatie kunnen krijgen, van gedachten kunnen wisselen en zich vrij kunnen uiten, met name om jongeren te bereiken;
10. geeft aan dat de frustratie bij de indieners van verzoekschriften over het uitblijven van daadwerkelijke oplossingen voor hun problemen in teleurstelling in de EU-instellingen kan leiden, alsook in euroscepsis;
11. dringt aan op gemeenschappelijke criteria voor de verschillende verzoekschriften, teneinde ervoor te zorgen dat zij op gestandaardiseerde en coherente wijze worden behandeld, en te voorkomen dat de verzoeken van de burgers op willekeurige of partijdige wijze worden gebruikt; beklemtoont dat het gebrek aan uniformiteit bij de behandeling van verzoekschriften bij de indieners ervan tot verwarring kan leiden en erin kan resulteren dat de burgers meer in het algemeen minder geneigd zullen zijn een verzoekschrift in te dienen;
12. herinnert in deze context dat een te enge of incoherente interpretatie van artikel 51 van het Handvest het vertrouwen van de burgers in de Unie ondermijnt; vraagt de Commissie met maatregelen te komen die een coherente en uitgebreide toepassing van de bepalingen van artikel 51 zullen waarborgen en verzoekt de Conferentie over de toekomst van Europa deze kwestie te onderzoeken;
13. herinnert aan de mogelijkheden die het recht om een verzoekschrift in te dienen biedt om de instellingen van de Unie in te lichten over eventuele tekortkomingen of schendingen of over een gebrekkige uitvoering van het Unierecht, zowel in concrete gevallen als op systematische wijze; wijst met klem op het potentieel van afzonderlijke verzoekschriften als een instrument voor de toepassing en verbetering van het EU-recht; verzoekt de Commissie, als hoedster van de Verdragen, meer aandacht te besteden aan de kwesties die in verzoekschriften (met inbegrip van individuele verzoekschriften) aan de orde worden gesteld en ervoor te zorgen dat zij tot passende onderzoeken leiden zodat echte verbeteringen kunnen worden aangebracht aan de correcte toepassing van het recht van de EU in de hele Unie; benadrukt dat de Commissie, in de gevallen waarin zij geen wetgevende macht heeft, daadwerkelijk gebruik moet maken van de mogelijkheid om handelend op te treden door voor coördinatie of ondersteuning te zorgen, teneinde passend te reageren op de problemen en behoeften van de indieners van verzoekschriften;
14. stelt vast dat de Commissie verzoekschriften veel verzoekschriften in verband met de COVID-19-pandemie heeft behandeld, hoofdzakelijk middels de urgentieprocedure; feliciteert de Commissie verzoekschriften met de snelle en doeltreffende behandeling van verzoekschriften in tijden van grote crisis, hetgeen een voorwaarde is voor het vertrouwen van de burgers in de instellingen van de EU;
15. herinnert eraan dat het recht om een verzoekschrift in te dienen een essentieel element voor het burgerschap van de Unie vormt; betreurt ten zeerste dat het recht om een verzoekschrift in te dienen niet wordt genoemd in de mededeling van de Commissie over het verslag van 2020 over het burgerschap van de Unie en het Europees actieplan voor de democratie; meent dat dit een gemiste kans was om de zichtbaarheid van een van de aspecten van het burgerschap van de EU te vergroten; verzoekt de Commissie het recht om een verzoekschrift in te dienen in haar strategische documenten op te nemen;
16. dringt erop aan een grondige analyse te houden en in kaart te brengen waarom het aantal geregistreerde verzoekschriften de afgelopen jaren is gedaald; verzoekt de Commissie in coördinatie met de Commissie verzoekschriften een studie te verrichten naar de belangrijkste obstakels voor het uitoefenen van het recht om een verzoekschrift in te dienen, alsook naar eventuele communicatieproblemen; dringt aan op de invoering van de noodzakelijke mechanismen voor het aanpakken van de potentiële tekortkomingen en problemen die in het kader van de studie worden vastgesteld;
17. bekritiseert de Commissie voor het feit dat zij niet beschikt over een goed systeem voor het verzamelen van informatie over verzoekschriften en het verband met inbreukprocedures of EU-optreden, mede bevestigd door de tekortkomingen in de jaarverslagen van de Commissie over de monitoring van de toepassing van het EU‑recht, waarin alleen in zeer algemene termen naar verzoekschriften wordt verwezen;
18. vraagt de Commissie om elk jaar een monitoring, een analyse en samenvatting van de behandelde verzoekschriften op te stellen en ervoor te zorgen dat bij de politieke besluitvorming op het niveau van de Commissie met deze analyse rekening wordt gehouden; verzoekt de Commissie sneller te reageren op verzoeken van het Parlement in verband met verzoekschriften;
19. verzoekt de Raad en de lidstaten actief betrokken te zijn bij en deel te nemen aan de beraadslagingen en debatten over verzoekschriften, en antwoorden te geven op de door indieners op het niveau van de EU aangekaarte vraagstukken, met name door verzoekschriften aan de verantwoordelijke en bevoegde autoriteiten te doen toekomen, voor een passende follow-up te zorgen en aan parlementaire debatten deel te nemen;
20. wijst erop dat er voor een adequate follow-up van verzoekschriften moet worden gezorgd in het kader van parlementaire en wetgevende werkzaamheden; stipt aan dat verzoekschriften kunnen worden beschouwd als een strategisch instrument ter bevordering van het in artikel 225 VWEU verankerde wetgevend initiatiefrecht van het Europees Parlement, waarmee de mazen en inconsistenties in het EU-recht die via verzoekschriften aan de orde worden gesteld, worden aangepakt om te waarborgen dat de burgerrechten volledig worden beschermd;
21. roept de EU-instellingen en de commissies van het Parlement, alsook de lidstaten, op om beter samen te werken met de Commissie verzoekschriften, teneinde de indieners van verzoekschriften op een doeltreffende manier te antwoorden en hun verzoeken in te willigen; acht het van essentieel belang te zorgen voor de aanwezigheid en betrokkenheid van vertegenwoordigers van de lidstaten bij de behandeling van verzoekschriften in de commissie; dringt er in dat verband bij de Commissie op aan algemene antwoorden te vermijden en aan indieners van verzoekschriften gerichte, op het verzoek toegesneden antwoorden te geven;
22. vraagt het gehele maatschappelijk middenveld volop gebruik te maken van het recht om een verzoekschrift in te dienen wat betreft de uitvoering van strategische en wetswijzigingen op het niveau van de Unie; moedigt organisaties van het maatschappelijk middenveld aan verzoekschriften beter te gebruiken als instrumenten van directe democratie om hun zorgen en mogelijke niet-naleving van het recht van de Unie aan de Europese instellingen kenbaar te maken;
23. verzoekt de Conferentie over de toekomst van Europa na te denken en een debat te houden over het recht om verzoekschriften in te dienen, en samen met het publiek na te gaan hoe de kennis van en de toegang tot het recht om verzoekschriften in te dienen kunnen worden verbeterd, teneinde van dit recht een democratischer en nuttiger instrument te maken voor burgers en inwoners van de EU dat hen rechtstreeks in contact brengt met de EU-instellingen en als doorgeefluik voor hun klachten fungeert; verzoekt de Conferentie over de toekomst van Europa suggesties te doen om de toepassing van het petitierecht op EU-niveau te verbeteren;
24. vraagt de positie van de Commissie verzoekschriften binnen het Parlement en in haar interinstitutionele betrekkingen te versterken, aangezien zij de enige commissie is die direct met de burgers in contact staat; wijst erop dat de Commissie verzoekschriften meer personeel en middelen moet krijgen, gezien de omvang van haar werkzaamheden;
25. roept de andere commissies op om tijdig bij te dragen aan de door het Parlement geleverde inspanningen om sneller en doeltreffender in te spelen op de zorgen van de burgers en bij lopende wetgevingswerkzaamheden rekening te houden met de problemen die door indieners van verzoekschriften aan de orde worden gesteld; verzoekt de andere commissies in het kader van de dagelijkse wetgevingsactiviteiten van het Parlement rekening te houden met de verzoekschriften in verband met hun bevoegdheidsgebieden en formeel en concreet in te gaan op de verwachtingen die in de verzoekschriften van burgers worden gewekt;
26. is van mening dat het verzoekschriftennetwerk een noodzakelijk instrument is om de follow-up van verzoekschriften in het kader van de parlementaire en wetgevende werkzaamheden te vergemakkelijken en om de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen zijn leden, zowel op technisch als op politiek niveau, te bevorderen; is van mening dat dit netwerk de dialoog en samenwerking met de Commissie en andere EU-instellingen moet versterken;
27. dringt aan op een actualisering van de richtsnoeren(5) om de Commissie verzoekschriften en andere commissies de nodige bevoegdheden te geven om hun werk doeltreffend uit te voeren, aangezien een commissie, volgens de richtsnoeren, wanneer zij om advies wordt gevraagd, het belang van het petitierecht en haar wetgevingswerklast afweegt alvorens een besluit te nemen over het al dan niet uitbrengen van een advies, en dat deze regel dateert van vóór het Verdrag van Lissabon en een oude perceptie van het belang van verzoekschriften in de parlementaire werkzaamheden weerspiegelt;
28. vraagt om een Eurobarometer-enquête uit te voeren naar de kennis die burgers van de Unie hebben van het recht om een verzoekschrift aan het Europees Parlement te richten, teneinde gegevens te verzamelen om een sterke en toegankelijke voorlichtingscampagne op te kunnen zetten; is van mening dat regelmatige EU-brede enquêtes, gebaseerd op grensoverschrijdende peilingen, ertoe bijdragen dat de Europese instellingen zich meer bewust worden van de zorgen van de burgers;
29. dringt aan op de oprichting van een gemeenschappelijke databank tussen het Parlement en de Commissie om op transparante en coöperatieve wijze informatie te delen over alle follow-upmaatregelen van de Commissie naar aanleiding van verzoekschriften, met inbegrip van EU Pilot- en inbreukprocedures, wetgevingsvoorstellen en andere EU‑handelingen;
30. verzoekt niet alleen het recht om een verzoekschrift in te dienen maar ook het verzoekschriftenportaal van het Europees Parlement actiever te bevorderen via sociale media, voorlichtingscampagnes, opleiding van journalisten en de koppeling van dit portaal aan erkende verzoekschriftenportalen die door burgers worden gebruikt om steun op zowel Europees als nationaal niveau te verkrijgen;
31. verzoekt de Raad en de Commissie om hun websites alsook het platform van de Conferentie over de toekomst van Europa aan het verzoekschriftenportaal te verbinden en dit portaal te promoten via hun kanalen, waaronder de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten, die moeten worden aangespoord om met de verbindingsbureaus van het Europees Parlement samen te werken;
32. dringt erop aan dat het internetportaal voor verzoekschriften wordt verbeterd, zodat het meer opvalt bij het publiek, gebruiksvriendelijker wordt, gemakkelijker en intuïtiever te raadplegen is en toegankelijk is voor alle burgers, met name voor personen met een handicap; dringt aan op een betere gegevensanalysefunctie in de databank ePetition om het gemakkelijker te maken eerdere verzoekschriften over hetzelfde onderwerp terug te vinden in ePetition; dringt aan op een vereenvoudigde procedure voor burgers om een via het onlineportaal ingediend verzoekschrift te steunen, zodat zij beter gebruik kunnen maken van hun petitierecht;
33. merkt op dat indieners geen realtimetoegang hebben tot informatie over de status van hun verzoekschriften; vraagt dan ook dat meer informatie op het verzoekschriftenportaal bekend wordt gemaakt en wordt weergegeven, bijvoorbeeld wat betreft de voortgang van het verzoekschrift en onderzoeken die daaromtrent bij andere instellingen lopen; dringt aan op meer synergie tussen het portaal en de interne databank van het Parlement om een grotere transparantie bij de behandeling van verzoekschriften te bevorderen;
34. vraagt om meer informatie over het profiel van indieners van verzoekschriften te verzamelen, met volledige inachtneming van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, teneinde groepen te identificeren die wat de uitoefening van het petitierecht betreft, ondervertegenwoordigd zijn, en zich op hen te concentreren via op maat gesneden communicatiecampagnes;
Functie van de Europese Ombudsman
35. herinnert aan het belang van het recht van iedere burger en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats in de Unie om zich tot de Europese Ombudsman te wenden met klachten over gevallen van wanbeheer binnen de instellingen van de Unie; is van mening dat door burgers aan de Ombudsman gerichte klachten een essentieel element van de participerende democratie en de legitimiteit van het besluitvormingsproces van de Unie vormen; wijst erop dat het recht om zich tot de Ombudsman te wenden de betrokkenheid van burgers en hun vertrouwen in de instellingen van de Unie verstrekt omdat dit de transparantie en behoorlijk bestuur in de instellingen en organen van de Unie bevordert;
36. benadrukt de groeiende rol van de Ombudsman, die op eigen initiatief kan handelen om steun te bieden bij de bestrijding van systeemgebonden problemen met het bestuur van de Unie en om voor goed bestuur te ijveren, dat wil zeggen de inachtneming van de strengste normen door de instellingen, organen en instanties van de Unie; meent in deze context dat de rol van de Ombudsman belangrijker dan ooit is, gezien het feit dat het bestuur van de EU, via haar instanties, een steeds belangrijkere rol speelt in het leven van de burgers op gebieden zoals milieu, migratie en gezondheid;
37. stipt aan dat de Europese Ombudsman het recht heeft aanbevelingen te doen, oplossingen aan te dragen en suggesties voor verbetering te formuleren, met het oog op het oplossen van een probleem in verband met diverse gevallen van wanbeheer; stelt vast dat indien een klacht buiten zijn mandaat valt, de Ombudsman de indiener kan aanraden zich tot een andere autoriteit of tot de Commissie verzoekschriften te wenden; merkt op dat de Ombudsman in 2020 meer dan 1 400 klachten heeft ontvangen die niet onder zijn mandaat vielen, voornamelijk omdat zij geen betrekking hadden op activiteiten in verband met bestuur op EU-niveau;
38. roept de Ombudsman op er nog nauwlettender op toe te zien hoe de Europese middelen en begroting worden besteed en na te gaan of de belangen van de Unie niet in het gedrang worden gebracht door schendingen van de rechtsstaat, inbreuken op de beginselen en waarden van de EU, corruptie of belangenconflicten, met name in het kader van het Europees herstelplan NextGenerationEU; benadrukt dat de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde vormt om toegang te krijgen tot Europese fondsen; is van mening dat deze voorwaarde inzake de eerbiediging van de rechtsstaat en het feit dat de Europese Unie niet van haar waarden afwijkt, het vertrouwen van de burgers in de Unie vergroten en tonen dat de EU sterk gehecht is aan de kwaliteit van de democratie op haar grondgebied;
39. herinnert eraan dat het onderhouden van de betrekkingen met de Ombudsman een van de taken is die in het Reglement van het Parlement aan de Commissie verzoekschriften zijn opgedragen;
40. is ingenomen met de onlangs in het statuut van de Europese Ombudsman aangebrachte wijzigingen, die de uitoefening van de functie van de Ombudsman in overeenstemming brengen met het Verdrag van Lissabon en het recht van burgers en ingezetenen van de Unie om klachten vanwege wanbeheer in te dienen nog verder zullen versterken, met name wat betreft bescherming van klokkenluiders, intimidatie en belangenconflicten in de instellingen, organen en instanties van de EU; stipt aan dat het nieuwe statuut van de Ombudsman ook de voorwaarden verduidelijkt waaronder de Ombudsman op eigen initiatief onderzoeken kan verrichten, en herhaalt dat de Ombudsman kan samenwerken met de autoriteiten van de lidstaten en met de instellingen, organen en instanties van de EU; is er in dit verband stellig van overtuigd dat de Ombudsman een groter budget moet krijgen, zodat hij over de nodige middelen beschikt om de toegenomen werklast doeltreffend het hoofd te bieden en op competente wijze te blijven werken ten dienste van de Europese burgers; dringt er bij de Europese instellingen, organen en instanties op aan de aanbevelingen van de Ombudsman inzake transparantie en andere ethische kwesties op te volgen;
41. wijst erop dat EU-burgers recht hebben op toegang tot de documenten van de EU‑instellingen; feliciteert de Ombudsman met het opmerkelijke werk dat is geleverd inzake de toegankelijkheid van EU-documenten, en met name de toepassing van de versnelde procedure voor het verwerken van deze aanvragen; verzoekt de medewetgevers de aanbevelingen van de Ombudsman met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1049/2001(6) inzake de toegang van het publiek tot documenten op te volgen en de herziening ervan aan te moedigen; is van mening dat de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 een prioriteit is om volledige transparantie en volledige toegang van het publiek tot bij de instellingen van de Unie berustende documenten te waarborgen; benadrukt dat de taken van de Ombudsman op het gebied van transparantie belangrijk zijn voor de Europese democratie, met name die met betrekking tot de toegankelijkheid van documenten voor de Europese burgers, om hen in staat te stellen hun recht op informatie ten volle uit te oefenen en het vertrouwen van de burgers in het Europese project te vergroten; verzoekt de Ombudsman zich hiervoor te blijven inspannen, aangezien de mogelijkheid om documenten tijdig te raadplegen in de 24 officiële talen van de EU van essentieel belang is om een adequate deelname van burgers en van het maatschappelijk middenveld aan het besluitvormingsproces te waarborgen;
42. feliciteert de Ombudsman met het werk dat is verricht inzake de bevordering van meertaligheid voor burgers en met de publicatie van een reeks aanbevelingen aan de EU-administratie over het gebruik van officiële EU-talen bij de communicatie met het publiek, welke richtsnoeren bevatten over hoe en wanneer in welke talen moet worden gecommuniceerd om de taalkundige verscheidenheid van de EU te beschermen;
43. wijst erop dat de manier waarop de burgers naar de EU kijken, onder meer te verbeteren valt door ze voor hen begrijpelijker en transparanter te maken; is van mening dat de Raad moet blijven werken aan het verbeteren van zijn transparantie, en verzoekt de Raad uitvoering te geven aan een aantal van de aanbevelingen die het Parlement en de Ombudsman herhaaldelijk hebben gedaan;
44. meent dat het van groot belang is burgers van de Unie relevante informatie te blijven verstrekken over de rol en het bereik van de activiteiten van de Ombudsman en zijn invloed op de ontwikkeling van de instellingen van de Unie; verzoekt de Ombudsman informatie te blijven verspreiden over de resultaten van onderzoeken die hebben geleid tot het vergroten van de transparantie van handelsbesprekingen van de Unie, het bekendmaken van de resultaten van klinische proeven met in de Unie beoordeelde geneesmiddelen, het instellen van klachtenmechanismen voor asielzoekers en het aanscherpen van de gedragsregels die op Europese commissarissen van toepassing zijn;
45. vraagt de Ombudsman het Europees Netwerk van Ombudsmannen verder te consolideren teneinde het recht om zich tot een ombudsman te wenden zowel op nationaal niveau als op Europees niveau te bevorderen en rekening te blijven houden met en oog te blijven houden voor de nationale omstandigheden van burgers; acht het noodzakelijk de interactie en uitwisseling van goede praktijken tussen nationale en regionale ombudsmannen en de Europese Ombudsman te intensiveren om ervoor te zorgen dat burgers beter worden geïnformeerd over hun rechten en betere begeleiding krijgen bij het indienen van klachten;
Het Europees burgerinitiatief
46. beklemtoont dat het EBI een onmisbaar hulpmiddel en een uniek instrument voor participerende democratie is; wijst erop dat het EBI de burgers van de Unie een unieke gelegenheid biedt om kwesties waarover zij zich zorgen maken, aan te kaarten en op de Europese politieke agenda te plaatsen, hun verwachtingen kenbaar te maken en de Unie te vragen op te treden en wetten vast te stellen, en dat het gebruik ervan moet worden aangemoedigd en op alle mogelijke manieren moet worden ondersteund; herinnert in dit verband aan de verplichtingen die krachtens Verordening (EU) 2019/788 op de Commissie en de lidstaten rusten, met name om de burgers van de Unie bewust te maken van het bestaan, de doelstellingen en de werking van het EBI en om bijstand en praktische ondersteuning te bieden aan organisatoren van EBI’s; is in dit verband van mening dat de bijdrage van het Parlement aan de communicatieverplichtingen van de Commissie moet worden verduidelijkt;
47. verzoekt de Commissie beter gehoor te geven aan geldige EBI’s en het gebrek aan wetgevende follow-up te verhelpen, teneinde de doelstelling te verwezenlijken om de democratische legitimiteit van de Unie te vergroten door te zorgen voor een grotere participatie van de burgers in het democratische en politieke leven van de Unie; is dan ook van mening dat de Commissie elk geldig EBI daadwerkelijk moet overwegen en zich moet inzetten om aan de verwachtingen van de burgers te voldoen;
48. stipt aan dat de Commissie slechts enkele succesvolle EBI’s adequaat heeft opgevolgd;
49. acht het voor de Europese democratie van essentieel belang dat burgers kunnen bijdragen aan de uitoefening van de wetgevingsbevoegdheden van de Unie en direct worden betrokken bij de indiening van wetgevingsvoorstellen; roept de Commissie derhalve op de voorstellen van elk geldig EBI grondig te beoordelen en volledig te voldoen aan haar wettelijke verplichting om op heldere, begrijpelijke en uitgebreide wijze te vermelden waarom zij al dan niet maatregelen neemt; wijst op de verplichting van het Parlement om elk geldig EBI en de door de Commissie genomen maatregelen te beoordelen overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2019/788 en artikel 222, lid 9, van het Reglement van het Parlement, met name wanneer de Commissie dergelijke voorstellen niet indient of niet ten uitvoer legt;
50. roept op tot een verdere versterking van de rol van het Parlement en tot het aanhalen van zijn banden met maatschappelijke organisaties met betrekking tot specifieke geldige EBI’s en de uitvoering ervan door de Commissie; is van mening dat in de specifieke gevallen waarin de Commissie verzuimt overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) 2019/788 haar voornemens bekend te maken binnen de daarvoor gestelde termijnen, of in een mededeling aangeeft dat zij geen maatregelen neemt naar aanleiding van een EBI dat aan de procedurele voorschriften voldoet – namelijk dat het initiatief verenigbaar is met het primaire EU-recht en niet indruist tegen de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden van de Unie en de rechten die zijn verankerd in het Handvest –, het Parlement overeenkomstig artikel 222 van het Reglement van het Parlement kan besluiten om gevolg te geven aan het EBI door een initiatiefverslag van wetgevende aard (INL-verslag) op te stellen; verzoekt de Commissie zich ertoe te verbinden na de aanneming van een dergelijk INL‑verslag door het Parlement een wetgevingsvoorstel in te dienen; is van mening dat als een dergelijk geval zich voordoet, de Commissie haar oorspronkelijke antwoord grondig moet herbeoordelen en het INL-verslag van het Parlement daarbij volledig in acht moet nemen; verzoekt om een wijziging van Verordening (EU) 2019/788 om de Commissie te stimuleren een voorstel voor een rechtshandeling in te dienen mits aan de voorwaarden voor de indiening van een EIB is voldaan;
51. roept de Commissie op burgers duidelijk te informeren over de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten opdat EBI’s verband houden met onderwerpen en uitdagingen die vallen onder de bevoegdheden van de Commissie om rechtshandelingen voor te stellen, alsook de organisatoren praktisch en tijdig advies te verstrekken over het opstellen van EBI’s en adequaat gebruik te maken van de mogelijkheid om een EBI gedeeltelijk te registreren; beklemtoont dat de Unie in recente EBI’s is verzocht meer en sneller op te treden, met name op het gebied van milieubescherming, gezondheid, dierenwelzijn, burgerrechten en politieke rechten, waaronder de initiatieven “Minority SafePack” en “End the Cage Age”, die zeer brede steun hebben gekregen; herhaalt daarom dat het kader van de bevoegdheden van de Commissie om een rechtshandeling voor te stellen zo ruim mogelijk moet worden opgevat;
52. is verheugd over het feit dat de Commissie voorlichtingsseminars heeft gehouden en in 2020 een Week van het Europees burgerinitiatief heeft georganiseerd, waaraan vertegenwoordigers van de instellingen, leden van het maatschappelijk middenveld en organisatoren van vroegere en lopende initiatieven hebben deelgenomen, om na te denken over de wijze waarop dit instrument kan worden verbeterd; is echter van mening dat het EBI nog steeds weinig bekend is; verzoekt de Commissie daarom via de media meer bekendheid te geven aan dit participatie-instrument, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2019/788;
53. verzoekt de Commissie om een volledige evaluatie van de tijdelijke maatregelen in Verordening (EU) 2020/1042, met name wat betreft de verlenging van de verzamelperioden en de gevolgen daarvan voor het vermogen van organisatoren om steun voor hun EBI’s te mobiliseren, teneinde onder meer informatie te verstrekken voor de herziening van Verordening (EU) 2019/788; is van mening dat, als deze evaluatie positief uitvalt, een verlenging van deze tijdelijke maatregelen voor een langere periode kan worden overwogen;
54. roept de Commissie op het EBI-instrument te verbeteren zodat burgers gemakkelijker kunnen deelnemen, aangezien slechts weinig EBI’s succesvol zijn geweest en tot het initiëren van rechtshandelingen hebben geleid; wijst in dit verband op de in Verordening (EU) 2019/788 beschreven maatregelen ter verbetering van de manier waarop de burgers van de Unie hun recht om een EBI te steunen kunnen uitoefenen, en dringt erop aan dat de uitvoering van deze maatregelen wordt beoordeeld; verzoekt de Commissie in haar volgende verslag over het EU-burgerschap de uitoefening van dit recht grondig te beoordelen en een overzicht te geven van de wetgevende en niet-wetgevende maatregelen die kunnen worden genomen om de uitoefening van dit recht verder te verbeteren;
55. is van mening dat de manier waarop de Commissie haar officiële antwoorden op succesvolle burgerinitiatieven formuleert, van grote invloed kan zijn op wat de burgers van het instrument vinden, en dat bij elk succesvol initiatief meer inspanningen en voorzichtiger onderzoek nodig zijn om ervoor te zorgen dat de Commissie voldoende rekening houdt met de voorstellen van de burgers;
56. benadrukt dat er permanente participatiemechanismen nodig zijn om de deelname van burgers aan de besluitvorming van de EU mogelijk te maken;
57. benadrukt dat er een degelijk follow-upmechanisme voor niet-succesvolle EBI’s moet komen om de inbreng van de burgers ernstig en doeltreffend te beoordelen, onder meer door de burgers door te verwijzen naar de Commissie verzoekschriften, aangezien het gebrek aan impact tot desinteresse kan leiden; beklemtoont dat de Commissie verzoekschriften tijdens de gehele hoorzittingsprocedure een grotere rol moet spelen; verzoekt de Commissie tijdig met het Parlement samen te werken nadat een EBI als geldig is aangemerkt, zodat het Parlement de periode van drie maanden ten volle kan benutten om de openbare hoorzitting door de desbetreffende commissies te organiseren, en de plenaire debatten en resoluties naar aanleiding van geldige EBI’s kan voorbereiden; benadrukt dat met de langere termijn uit hoofde van Verordening (EU) 2019/788 – op grond waarvan de Commissie moet reageren op geldige EBI’s – fundamenteel wordt beoogd de Commissie in staat te stellen ten volle rekening te houden met de meningen en standpunten over de EBI’s die tijdens de onderzoeksfase naar voren zijn gebracht, en de mogelijke opties voor de voorstellen voor rechtshandelingen voldoende in aanmerking te nemen;
58. juicht toe dat de Commissie heeft toegezegd om het Forum voor het Europees burgerinitiatief te verbeteren en te versterken, hetgeen tevens een wettelijke verplichting is die voortvloeit uit Verordening (EU) 2019/788; dringt erop aan dat het Forum de organisatoren praktische richtsnoeren en juridische ondersteuning biedt en dient als instrument voor capaciteitsopbouw om EBI’s in de verzamelingsfase op te starten, te ondersteunen en te versterken, en om het EBI ingang te doen vinden als instrument voor betrokkenheid van de burgers bij het democratisch leven van de Unie;
59. verzoekt de Conferentie over de toekomst van Europa de burgers van de Unie rechtstreeks te laten aangeven of ze de uitvoering van het EBI en het huidige rechtskader ervan doeltreffend vinden, en het EBI te bevorderen als een nuttig instrument dat de burgers in staat stelt deel te nemen aan de uitvoering van het openbaar beleid van de Unie;
60. benadrukt dat de Conferentie over de toekomst van Europa beter kan doen inzien hoe belangrijk het is de EU-agenda mee te bepalen, en dat zij bijgevolg de mogelijkheid zou kunnen bieden om na te denken over hoe het proces van burgerparticipatie kan worden verbeterd en toegepast; beklemtoont dat de conferentie de Europese discussie over de versterking van de democratie, met name van EBI’s, een nieuwe impuls zal geven; roept de Commissie op burgers wier voorstellen in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa niet in de voorstellen van de Commissie zijn overgenomen, aan te moedigen om gebruik te maken van alle instrumenten die tot hun beschikking staan, waaronder EBI’s;
Conclusies
61. wijst op de rol van de drie participatie-instrumenten, die erin bestaat de betrokkenheid van burgers en ingezetenen van de Unie te vergemakkelijken en te bevorderen en zo rechtstreeks en concreet invloed uit te oefenen op de politieke agenda van de EU; vraagt om een grootschalige, centraal toegankelijke interinstitutionele website (en een gebruiksvriendelijke applicatie) voor de burgers van de Unie in het leven te roepen en te promoten om informatie te verstrekken over alle rechten en democratische instrumenten aan de hand waarvan burgers direct kunnen deelnemen aan en invloed kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces op Unieniveau; is van mening dat een dergelijk centraal platform niet alleen de burgers bewuster zou maken van hun rechten, maar ook de complementariteit tussen de verschillende instrumenten zou bevorderen;
62. benadrukt dat het regelmatig verzamelen van informatie over onderwerpen die van belang zijn voor burgers, en over kwesties die regelmatig aan bod komen in verzoekschriften, onderzoeken van de Europese Ombudsman en EBI’s, zou helpen om sneller oplossingen te vinden en tegelijkertijd de samenhang van het EU-beleid voor haar burgers te waarborgen;
63. acht het van essentieel belang onderzoek te doen naar de communicatieproblemen tussen de Europese instellingen en de burgers, die ertoe leiden dat de Europeanen de mechanismen voor burgerparticipatie onvoldoende gebruiken; dringt aan op de invoering van de nodige middelen om informatie over het bestaan en de werking van deze instrumenten onder het grote publiek te verspreiden;
64. roept ertoe op het publiek, en met name jongeren, over deze drie participatie-instrumenten voor te lichten teneinde er doeltreffende en nuttige hulpmiddelen voor democratische participatie van te maken; benadrukt dat alle Europese instellingen hun communicatie-inspanningen op lokaal, regionaal en nationaal niveau maximaal moeten opvoeren om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk burgers op de hoogte zijn van en worden aangemoedigd om deel te nemen aan de drie instrumenten, namelijk het EBI, klachten bij de Europese Ombudsman en het recht om verzoekschriften in te dienen; benadrukt dat het belangrijk is burgers, zowel op Europees als op lokaal niveau, via de Europe Direct-informatiecentra en de huizen van Europa(7) bijstand te verlenen bij het indienen van verzoekschriften, EBI’s en klachten bij de Europese Ombudsman;
65. onderstreept de cruciale educatieve rol die academische belanghebbenden moeten spelen bij het verstrekken van Europese burgerschapsvorming; dringt er bij de lidstaten op aan leerlingen op lagere en middelbare scholen en studenten aan universiteiten te onderwijzen over de drie participatie-instrumenten van de EU, zodat zij zich bewust zijn van het besluitvormingsproces van de EU en van de wijze waarop zij actief daaraan kunnen deelnemen; verzoekt de Commissie de doelstellingen van het Erasmus+-programma inzake de actieve deelname van jongeren aan het democratische leven te versterken, met name door middel van leeractiviteiten om burgerschapsvaardigheden en inzicht in het Europese beleid te ontwikkelen; wijst erop dat het maatschappelijk engagement van jongeren van fundamenteel belang is voor de toekomst van alle democratieën;
66. benadrukt dat het van belang is personen met een handicap alle verschillende instrumenten ter beschikking te stellen die de EU haar burgers te bieden heeft, met name in de vorm van structurele tolk- en vertaaldiensten in gebarentaal en gemakkelijk te lezen taal;
67. verzoekt de EU-instellingen de uitdagingen aan te pakken waar kwetsbare en ondervertegenwoordigde groepen mensen die niet gehoord worden mee kampen, en hen bij de besluitvorming te betrekken;
68. verzoekt de Commissie de drie participatie-instrumenten op te nemen in de uitvoering van de strategie voor jongeren 2019-2027 met de titel “Jongeren betrekken, verbinden en versterken: een nieuwe EU-strategie voor jongeren”, in het bijzonder de actiegebieden “Betrekken” en “Verbinden”;
69. stipt aan dat het meertalige communicatiebeleid van de EU en de publicatie van informatie en documenten in alle officiële talen van de EU van cruciaal belang zijn voor de communicatie met en betrokkenheid van burgers uit alle lidstaten, hetgeen moet worden versterkt; benadrukt het belang daarvan in alle communicatiekanalen, waaronder sociale media, teneinde beter met de burgers in contact te komen, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de speciale behoeften van personen met een handicap; is ingenomen met de door de Ombudsman gepubliceerde richtsnoeren die de instellingen instrueren over hoe zij hun taalbeleid op de meest burgervriendelijke wijze kunnen ontwikkelen;
70. benadrukt dat het Parlement de rol en de omvang van de Commissie verzoekschriften moet bespreken; wijst erop dat meer aandacht voor de verzoeken van burgers alleen kan worden bereikt als een bevoegd orgaan verantwoordelijk is voor de follow-up; benadrukt dat de Commissie verzoekschriften momenteel niet groot genoeg is en over onvoldoende bevoegdheden beschikt om tegemoet te komen aan de vraag van burgers naar bijstand;
71. wijst erop dat de tekortkomingen van het verzoekschriftensysteem van de EU moeten worden aangepakt, rekening houdend met de speciale behoeften van personen met een handicap, zodat het democratisch potentieel en de agenda-bepalende rol ervan ten volle worden benut; verzoekt de EU-instellingen hun middelen aan te wenden om dit instrument aantrekkelijker te maken en de participatie van de burgers in het wetgevingsproces van de EU te bevorderen; wijst er in dat verband op dat er meer EU‑middelen moeten worden toegewezen aan de bevordering van de participatiemechanismen;
72. benadrukt dat burgers, om hun participatie te vergroten, over duidelijke richtsnoeren moeten beschikken bij het kiezen van het meest geschikte participatie-instrument om met hun zorgen gehoor te vinden; meent dat het nodig is inzicht te krijgen in de belemmeringen die burgers, en met name Europeanen met een handicap, ondervinden bij het indienen van een verzoekschrift bij het Parlement, een klacht bij de Ombudsman en een burgerinitiatief bij de Commissie, en deze hinderpalen uit de weg te ruimen;
73. onderstreept bovendien dat EBI’s en verzoekschriften die stof doen opwaaien, met name door uitgebreide berichtgeving in de media of een onderzoek door de Commissie of het Parlement, moeten worden onderzocht teneinde geslaagde strategieën en goede praktijken te identificeren die in de toekomst als leidraad kunnen worden gebruikt;
74. wijst op het belang van transparantie bij de behandeling van klachten en burgerinitiatieven; verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te nemen om volledige transparantie te waarborgen; betuigt zijn steun voor de stappen die de Europese Ombudsman heeft ondernomen om alle instellingen en organen van de Unie veel transparanter te maken en meer verantwoording aan de EU-burgers te doen afleggen;
75. is er sterk van overtuigd dat de toegang van burgers tot de documenten van de Europese instellingen aan de basis van participerende democratie ligt; wijst in dat opzicht op het belang van transparantie en verantwoordingsplicht van de instellingen ten aanzien van de burgers;
76. benadrukt dat het debat over de toekomst van de EU moet leiden tot een verbetering van de instrumenten voor burgerparticipatie, die het mogelijk zullen maken een Unie tot stand te brengen die democratischer en transparanter is en meer openstaat voor haar burgers;
o o o
77. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en hun ombudsmannen of soortgelijke organen.
Conferentie van commissievoorzitters van het Europees Parlement, Richtsnoeren inzake de behandeling van verzoekschriften door de vaste commissies, 14 juli 1998, PE225.233.
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).