Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2022/2585(RSO)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0140/2022

Ingediende teksten :

B9-0140/2022

Debatten :

Stemmingen :

PV 09/03/2022 - 13
CRE 09/03/2022 - 13
PV 10/03/2022 - 2
CRE 10/03/2022 - 2

Aangenomen teksten :

P9_TA(2022)0070

Aangenomen teksten
PDF 129kWORD 47k
Donderdag 10 maart 2022 - Straatsburg
Oprichting van een Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie
P9_TA(2022)0070B9-0140/2022

Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over de instelling van een Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (INGE 2) – bevoegdheden, aantal leden en ambtstermijn (2022/2585(RSO))

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Conferentie van voorzitters,

–  gezien de mededeling van de Commissie betreffende het actieplan voor Europese democratie (COM(2020)0790),

–  gezien het wetgevingspakket inzake digitale diensten, met inbegrip van het voorstel voor een verordening betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (COM(2020)0825), en het voorstel voor een verordening over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet inzake digitale markten) (COM(2020)0842),

–  gezien zijn resolutie van 20 oktober 2021 over de Europese media in het digitale decennium: een actieplan ter ondersteuning van het herstel en de transformatie(1),

–  gezien de praktijkcode betreffende desinformatie van 2018 en de richtsnoeren van 2021 ter versterking van de praktijkcode betreffende desinformatie (COM(2021)0262) en de aanbevelingen inzake de nieuwe praktijkcode betreffende desinformatie die in oktober 2021 door de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten zijn gepubliceerd,

–  gezien het voorstel van de Commissie van 16 december 2020 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veerkracht van kritieke entiteiten (COM(2020)0829),

–  gezien de EU-toolbox voor risicobeperkende maatregelen inzake de cyberbeveiliging van 5G-netwerken van maart 2021,

–  gezien Speciaal verslag 09/2021 van de Europese Rekenkamer, getiteld “Desinformatie met gevolgen voor de EU: aangepakt, maar niet beteugeld”,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 juni 2020, getiteld “Desinformatie in verband met COVID-19 aanpakken: feiten onderscheiden van fictie” (JOIN(2020)0008),

–  gezien het verslag van de Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (A9‑0022/2022),

–  gezien artikel 207 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat buitenlandse inmenging een ernstige schending vormt van de universele waarden en beginselen waarop de EU is gegrondvest, zoals menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de democratie en de rechtsstaat; overwegende dat is aangetoond dat kwaadwillende en autoritaire buitenlandse overheids- en niet-overheidsactoren gebruikmaken van manipulatie van informatie en andere tactieken om zich in democratische processen in de EU te mengen; overwegende dat deze aanvallen burgers misleiden en bedriegen en hun stemgedrag beïnvloeden, meningsverschillen creëren, verdeeldheid zaaien, polariseren en misbruik maken van de kwetsbaarheden van samenlevingen, haatzaaiende uitlatingen bevorderen, de situatie van kwetsbare groepen die vaker het slachtoffer worden van desinformatie verergeren, de integriteit van democratische verkiezingen en referenda verstoren, wantrouwen in nationale regeringen, overheidsinstanties en de liberale democratische orde zaaien, en het doel hebben de Europese democratie te destabiliseren;

B.  overwegende dat Rusland sinds de vooravond van en tijdens de aanvalsoorlog tegen Oekraïne die het op 24 februari 2022 is gestart, een desinformatiecampagne van een ongeëvenaarde kwaadaardigheid en omvang heeft gevoerd om zowel zijn burgers in eigen land als de internationale gemeenschap van staten als geheel te misleiden;

C.  overwegende dat de pogingen door overheidsactoren van derde landen en niet-overheidsactoren om door middel van kwaadwillige inmenging invloed uit te oefenen op de werking van de democratie in de EU en haar lidstaten en de in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie verankerde waarden onder druk te zetten, deel uitmaken van een algemene ontwrichtende tendens waarmee democratieën wereldwijd te maken krijgen;

D.  overwegende dat kwaadwillende actoren inmenging in verkiezingsprocessen blijven nastreven en blijven trachten gebruik te maken van de openheid en het pluralisme van onze samenlevingen, en dat zij blijven proberen democratische processen en de veerkracht van de EU en haar lidstaten aan te tasten;

E.  overwegende dat de EU en haar lidstaten momenteel niet beschikken over een specifieke sanctieregeling in verband met buitenlandse inmenging en desinformatiecampagnes die door buitenlandse overheidsactoren worden georkestreerd, hetgeen betekent dat deze actoren er veilig van uit kunnen gaan dat ze geen gevolgen zullen ondervinden van hun destabilisatiecampagnes tegen de EU;

F.  overwegende dat er geen gemeenschappelijke definitie bestaat van en te weinig inzicht is in dit verschijnsel en dat er nog veel leemten en mazen in de huidige wetgeving en het huidige beleid op EU- en nationaal niveau bestaan om buitenlandse inmenging op te sporen, te voorkomen en tegen te gaan;

G.  overwegende dat buitenlandse inmenging, desinformatie en talrijke aanvallen op en bedreigingen van de democratie naar verwachting zullen voortduren in de aanloop naar de lokale, regionale en nationale verkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024, op steeds grotere schaal en op meer verfijnde wijze;

H.  overwegende dat eerdere aanbevelingen van het Parlement om kwaadwillige buitenlandse inmenging in de democratische processen van de EU tegen te gaan, hebben bijgedragen tot algemeen inzicht in en een groter bewustzijn van dit probleem in de EU;

I.  overwegende dat de hoorzittingen en werkzaamheden van de Bijzondere Commissie INGE hebben bijgedragen tot publieke erkenning en contextualisering van deze problemen, en een passend kader vormen voor het Europese debat over buitenlandse inmenging in democratische processen en desinformatie;

J.  overwegende dat er verder toezicht moet worden gehouden op deze aanbevelingen;

K.  overwegende dat er behoefte is aan wereldwijde, multilaterale samenwerking en steun tussen gelijkgestemde partners, onder meer tussen parlementsleden, bij de aanpak van buitenlandse kwaadwillige inmenging en desinformatie; overwegende dat in democratieën geavanceerde vaardigheden en tegenmaatregelen zijn ontwikkeld om deze bedreigingen het hoofd te bieden;

1.  besluit tot instelling van een Bijzondere Commissie buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie (INGE 2), die de volgende bevoegdheden krijgt:

   a) in samenwerking met en in overleg met de parlementaire commissies waar het gaat om hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit hoofde van bijlage VI bij het Reglement, de bestaande en geplande wetgeving en beleidsmaatregelen te onderzoeken om eventuele leemten en mazen en overlappingen op te sporen die in het kader van kwaadwillige inmenging in democratische processen kunnen worden benut, onder meer met betrekking tot de volgende aangelegenheden:
   i) beleidsmaatregelen die bijdragen tot democratische processen in de EU, weerbaarheid door situationeel bewustzijn, mediawijsheid en informatiegeletterdheid, mediapluriformiteit, onafhankelijke journalistiek en onderwijs,
   ii) inmenging via onlineplatforms, met name door de verantwoordelijkheid en impact van zeer grote onlineplatforms op de democratie en democratische processen in de EU grondig te evalueren,
   iii) kritieke infrastructuur en strategische sectoren,
   iv) inmenging tijdens verkiezingsprocessen,
   v) heimelijke financiering van politieke activiteiten door buitenlandse actoren en donateurs,
   vi) cyberbeveiliging en veerkracht met betrekking tot cyberaanvallen, wanneer deze verband houden met democratische processen,
   vii) de rol van niet-overheidsactoren,
   viii) de impact van inmenging op de rechten van minderheden en andere gediscrimineerde groepen,
   ix) inmenging door mondiale actoren via het inkapselen van elites, nationale diaspora, universiteiten en culturele evenementen,
   x) afschrikking, toerekening en collectieve tegenmaatregelen, waaronder sancties,
   xi) samenwerking in het kader van nabuurschap, wereldwijde samenwerking en multilateralisme,
   xii) inmenging van in de EU gevestigde actoren in de EU en derde landen,
   b) in nauwe samenwerking met de parlementaire commissies en volgens de werkmethoden van de Bijzondere Commissie INGE 1 suggesties op te stellen over hoe deze lacunes kunnen worden weggewerkt om de juridische veerkracht van de EU te bevorderen, en over hoe het institutionele kader van de EU kan worden verbeterd;
   c) nauw samen te werken met andere EU-instellingen, de autoriteiten van de lidstaten, internationale organisaties, het maatschappelijk middenveld en partners in derde landen – die al dan niet banden hebben met de overheid – om het optreden van de EU tegen hybride dreigingen en desinformatie te versterken, terwijl de Bijzondere Commissie INGE 2 bij al haar openbare activiteiten de in dit besluit vastgestelde prioriteiten in acht moet nemen;
   d) de uitvoering van het verslag van de Bijzondere Commissie INGE 1 nauwgezet en strikt op te volgen, en de in dat verband door de EU-instellingen genomen maatregelen te evalueren;
   e) bij te dragen tot de algehele institutionele veerkracht tegen buitenlandse inmenging, hybride dreigingen en desinformatie in de aanloop naar de Europese verkiezingen in 2024;

2.  besluit dat wanneer het werk van de bijzondere commissie de behandeling omvat van feiten met een vertrouwelijk karakter, getuigenissen die betrekking hebben op persoonsgegevens of gedachtewisselingen dan wel hoorzittingen met overheden en instanties over vertrouwelijke informatie, inclusief wetenschappelijke studies of delen daarvan waaraan een vertrouwelijkheidsstatus is toegekend op grond van artikel 63 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(2), de vergaderingen plaatshebben met gesloten deuren; besluit voorts dat getuigen en deskundigen het recht hebben een verklaring af te leggen of te getuigen met gesloten deuren;

3.  besluit dat de lijst van de personen die zijn uitgenodigd voor openbare vergaderingen, de lijst van wie deze vergaderingen bijwoont en de notulen van deze vergaderingen openbaar worden gemaakt;

4.  besluit dat de door de bijzondere commissie ontvangen vertrouwelijke documenten worden beoordeeld volgens de procedure van artikel 221 van zijn Reglement; besluit daarnaast dat deze informatie uitsluitend wordt gebruikt voor het opstellen van het eindverslag van de bijzondere commissie;

5.  besluit dat de bijzondere commissie 33 leden zal tellen;

6.  besluit dat de ambtstermijn van de bijzondere commissie 12 maanden bedraagt en ingaat op de datum van haar constituerende vergadering;

7.  besluit dat de bijzondere commissie, na de uitvoering van het verslag van de Bijzondere Commissie INGE 1 en de bestaande wetgeving te hebben onderzocht en na leemten en mazen en overlappingen te hebben opgespoord, de passende rechtsgrondslag voor eventuele noodzakelijke wetgevingshandelingen vaststelt en voorbereidingen treft met het oog op permanente institutionele oplossingen voor de EU om buitenlandse kwaadwillige inmenging en desinformatie aan te pakken, en dat zij indien nodig de Commissie verzoekt specifieke institutionele maatregelen te nemen door overeenkomstig artikel 54 van het Reglement een initiatiefverslag op te stellen waarin de Commissie wordt verzocht een passend voorstel in dit verband in te dienen.

(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0428.
(2) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

Laatst bijgewerkt op: 3 juni 2022Juridische mededeling - Privacybeleid