Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2022 (2022/2006(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 136,
– gezien het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,
– gezien het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 2 over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,
– gezien het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie,
– gezien de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen,
– gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten(1),
– gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten(2),
– gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied(3),
– gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied(4),
– gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(5),
– gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden(6),
– gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit(7),
– gezien Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone(8),
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting(9) (de “verordening inzake conditionaliteit met betrekking tot de rechtsstaat”),
– gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit(10) (de “RRF-verordening”),
– gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020, getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020)0456),
– gezien de mededeling van de Commissie van 2 juni 2021 getiteld “Coördinatie van het economisch beleid in 2021: COVID-19 overwinnen, het herstel ondersteunen en onze economie moderniseren” (COM(2021)0500),
– gezien de mededeling van de Commissie van 4 maart 2021 getiteld “Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten” (COM(2021)0102),
– gezien het sociaal engagement van Porto van 7 mei 2021 van de Raad, de Commissie, het Parlement en de sociale partners,
– gezien de mededeling van de Commissie van 24 november 2021 getiteld “Jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2022” (COM(2021)0740),
– gezien het verslag van de Commissie van 24 november 2021 getiteld “Waarschuwingsmechanismeverslag 2022” (COM(2021)0741), en de aanbeveling van de Commissie van 24 november 2021 voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (COM(2021)0742),
– gezien het verslag van de Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) van 16 februari 2021 getiteld “Financial stability implications of support measures to protect the real economy from the COVID-19 pandemic” (De gevolgen van steunmaatregelen ter bescherming van de reële economie tegen de COVID-19-pandemie voor de financiële stabiliteit),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “Identifying Europe’s Recovery Needs” (De herstelbehoeften van Europa in kaart brengen),
– gezien de economische herfstprognose 2021 van de Commissie van 11 november 2021,
– gezien de beoordeling van het Europees Begrotingscomité van 16 juni 2021 van de begrotingskoers die in 2022 voor de eurozone passend is,
– gezien zijn resolutie van 6 juni 2021 over de standpunten van het Parlement over de lopende beoordeling door de Commissie en de Raad van de nationale plannen voor herstel en veerkracht,
– gezien zijn resolutie van 13 november 2020 over het investeringsplan voor een duurzaam Europa – Financiering van de Green Deal,
– gezien de conclusies van het Europees Begrotingscomité van 10 november 2021,
– gezien zijn resolutie van 8 juli 2021 over de herziening van het macro-economische wetgevingskader voor een betere impact op de reële economie van Europa en een grotere transparantie van de besluitvorming en democratische verantwoordingsplicht(11),
– gezien zijn resolutie van 1 maart 2022 over de aanval van Rusland op Oekraïne(12),
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0034/2022),
A. overwegende dat het Europees Semester een belangrijke rol speelt bij de coördinatie van het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten, en zodoende de macro-economische stabiliteit van de economische en monetaire unie waarborgt; overwegende dat bij dit proces niet voorbij mag worden gegaan aan de doelstellingen van de Europese pijler van sociale rechten en de Europese Green Deal, alsook aan andere kwesties in verband met de financiële sector en belastingen; overwegende dat de integratie van deze onderwerpen geen afbreuk mag doen aan het in hoofdzaak economische en fiscale karakter van het Europees Semester;
B. overwegende dat het bbp volgens de economische winterprognose van de Commissie in 2022 met 4,0 % zal stijgen in zowel de eurozone als de EU-27, maar in 2023 naar verwachting zal dalen met respectievelijk 2,7 % in de eurozone en 2,8 % in de EU-27;
C. overwegende dat uit de economische winterprognose van de Commissie blijkt dat het tempo van het herstel in de lidstaten sterk uiteenloopt in 2021, met een verschil van de groei van het bbp dat varieert van 2,8 % tot 13,7 %;
D. overwegende dat de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie tot grotere sociale, territoriale, intergenerationele, economische en gendergebaseerde ongelijkheden heeft geleid;
E. overwegende dat de gemiddelde werkloosheid volgens de winterprognose van de Commissie tot 7,0 % in het eurogebied en 6,4 % in de EU-27 is gedaald in 2021;
F. overwegende dat de ongekende economische recessie in 2020 en de naar aanleiding van de pandemie getroffen maatregelen de overheidsschuldquote in 2021 hebben op gedreven tot 100 % in de eurozone, en 92,1 % in de EU-27;
G. overwegende dat om de productiviteit en het mondiale concurrentievermogen van de EU te vergroten structurele, sociaal evenwichtige, groeibevorderende en duurzame hervormingen en een passende investeringsniveau nodig zijn;
H. overwegende dat voor economisch herstel na de pandemie een snelle en doeltreffende tenuitvoerlegging van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) nodig is; overwegende dat alle herstel- en veerkrachtplannen gerelateerd moeten zijn aan de zes pijlers en de algemene en specifieke doelstellingen van de RRF-verordening, en de horizontale beginselen daarvan moeten eerbiedigen;
I. overwegende dat gedurende het proces van het Europees Semester ook uitdagingen in verband met de rechtsstaat zijn geïdentificeerd;
J. overwegende het Europees Parlement een speciaal initiatiefverslag heeft gewijd aan aspecten in verband met de mogelijke toekomst van het EU-begrotingskader;
K. overwegende dat in het parallelle verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Parlement getiteld “Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: sociale en werkgelegenheidsaspecten in de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2020” aandacht wordt besteed aan de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse;
L. overwegende het Europees Parlement in een speciaal initiatiefverslag aandacht zal besteden aan aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van de herstel- en veerkrachtfaciliteit;
Economische vooruitzichten voor de EU
1. stelt vast dat de Europese economie zich sneller dan verwacht aan het herstellen is van de verwoestende gevolgen van de wereldwijde COVID-19-pandemie; onderstreept dat tijdige en innovatieve maatregelen van cruciaal belang zijn geweest, en zullen blijven, voor het beperken van de impact van de pandemie op de Europese economie;
2. benadrukt dat het conflict in Oekraïne en de zware sancties tegen de Russische Federatie onvermijdelijk negatieve gevolgen zullen hebben voor de economie van de EU; verzoekt de Commissie middelen en manieren vast te stellen en te faciliteren om de economische en sociale gevolgen van de sancties aan te pakken;
3. maakt zich zorgen over nieuwe varianten, plaatselijke pandemische lockdowns, oplopende energieprijzen, inflatiedruk, verstoringen aan de aanbodzijde, en het groter wordende tekort aan arbeidskrachten; stelt vast dat deze risico’s een aanzienlijk aantal onzekerheden creëren, de groeivooruitzichten van de economie de komende maanden negatief zouden kunnen beïnvloeden en de transitie naar een meer duurzame, digitale, concurrerende en toekomstbestendige economie zouden kunnen vertragen;
4. stelt vast dat alle lidstaten naar verwachting tegen eind 2022 weer hun outputvolume van vóór de pandemie zullen bereiken; neemt er kennis van dat het tempo van het herstel in de lidstaten en de regio’s uiteen heeft gelopen, met grote verschillen en een kloof tussen de lidstaten in 2021; merkt echter op dat het herstel in 2022 en 2023 naar verwachting gelijker zal zijn; onderstreept het feit dat de voorspelde groeicijfers voor de EU in 2022 en 2023 achterblijven bij de voorspelde wereldwijde economische groei van het bbp;
5. erkent dat de door de COVID-19-pandemie teweeggebrachte crisis bijzonder zwaar is geweest voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), in de sectoren toerisme, horeca en cultuur; benadrukt dat de lidstaten die afhankelijker waren van die diensten de zwaarste economische klappen hebben gehad;
6. erkent het concept van Europese solidariteit dat aan de totstandkoming van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ten grondslag ligt; wijst erop dat een transparante en succesvolle uitrol van de herstel- en veerkrachtfaciliteit de economieën en samenlevingen van de EU welvarender, duurzamer, inclusiever, concurrerender, veerkrachtiger en beter voorbereid op de groene en de digitale transitie zal helpen maken, en de economische, sociale en territoriale cohesie ten goede zal helpen komen;
Verantwoord en duurzaam begrotingsbeleid
7. neemt er nota van dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact ook in 2022 van toepassing zal blijven en naar verwachting vanaf 2023 zal worden gedeactiveerd, op voorwaarde dat onderliggende rechtvaardiging van die toepassing niet langer geldt;
8. is van mening dat het EU-kader voor economische governance moet worden herzien; is het met het Europees Begrotingscomité eens dat het belangrijk is om, bij voorkeur vóór de deactivering van de algemene ontsnappingsclausule, over een duidelijk traject naar een herzien begrotingskader te beschikken;
9. neemt er kennis van dat de Commissie voornemens is richtsnoeren voor het begrotingsbeleid te ontwikkelen voor de periode in aanloop naar de deactivering van de algemene ontsnappingsclausule, en daarbij rekening te houden met zowel de specifieke economische situatie van elke lidstaat als de gesprekken over het kader voor economische governance; herinnert in dit verband aan zijn resolutie van 8 juli 2021 over de herziening van het macro-economisch wetgevingskader;
10. is ervan overtuigd dat de coördinatie van het begrotingsbeleid van de lidstaten van cruciaal belang blijft om het herstel te ondersteunen; stelt vast dat de algemene begrotingskoers, rekening houdend met de nationale begrotingen en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, in 2022 op ondersteuning van het herstel gericht zal blijven en zal leiden tot een geleidelijke verschuiving in het begrotingsbeleid; is het met de Commissie eens dat lidstaten met een laag of gemiddeld schuldniveau een op ondersteuning gerichte begrotingskoers moeten volgen of continueren, en dat lidstaten met een hoog schuldniveau de herstel- en veerkrachtfaciliteit moeten gebruiken voor het financieren van aanvullende investeringen ter ondersteuning van herstel, in combinatie met een prudent begrotingsbeleid dat de nodige overheidsinvesteringen in sectoren van strategisch belang voor het herstel en de veerkracht van de Europese economieën en samenlevingen echter niet tegenhoudt; is het met de Commissie eens dat alle lidstaten hun nationaal gefinancierde investeringen (in grote lijnen) moeten handhaven;
11. benadrukt dat zowel de overheidsinkomsten als de overheidsuitgaven essentieel zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen; verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen om belastingfraude, belastingontwijking, belastingontduiking en witwaspraktijken aan te pakken, en duurzame, sociaal evenwichtige en groeibevorderende hervormingen door te voeren;
Groeibevorderende, evenwichtige, inclusieve en duurzame structurele hervormingen en investeringen
12. acht het cruciaal om de nationale hervormings- en investeringsinspanningen en de uitwisseling van goede praktijken te coördineren, teneinde de convergentie en de veerkracht van onze economieën te vergroten, duurzame en inclusieve groei te bevorderen, en de institutionele kaders te verbeteren voor meer nationaal eigendom en verantwoordingsplicht;
13. onderstreept dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit voor alle lidstaten een ongekende en unieke kans vormt om cruciale structurele uitdagingen en investeringsbehoeften aan te pakken, inclusief de rechtvaardige, groene en digitale transitie; wijst erop dat het belangrijk is dat alle herstel- en veerkrachtplannen aansluiten op het bepaalde in de RRF-verordening, in het bijzonder de zes pijlers; wijst met name op het samenspel tussen het Europees Semester en de herstel- en veerkrachtfaciliteit; verzoekt de lidstaten deze kans met beide handen aan te grijpen en te benutten om hun economieën te transformeren en duurzaam, concurrerender en beter bestand tegen toekomstige schokken te maken; onderstreept de rol van het Europees Parlement bij de tenuitvoerlegging van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zoals vastgelegd in de RRF-verordening;
14. herinnert eraan dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit en elk van de nationale herstel- en veerkrachtplannen volledig in overeenstemming moeten zijn met de verordening inzake conditionaliteit met betrekking tot rechtsstaat en dat de in die plannen vastgelegde maatregelen in overeenstemming moeten zijn met de EU-waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende Europese Unie; dringt erop aan dat de Commissie er daartoe op moet toezien dat geen projecten of maatregelen tijdens de beoordelings- dan wel de uitvoeringsfase in strijd zijn met deze waarden, en verzoekt de Commissie passende maatregelen te nemen met het oog op een evaluatie;
15. benadrukt dat de COVID-19-pandemie een aanzienlijke impact heeft gehad op vrouwen; benadrukt het belang van het vergroten van de participatie van vrouwen in de economie, waaronder inclusieve participatie in de digitale economie en transformatie, en van het waarborgen van meer inclusieve groei als onderdeel van de oplossing van het herstel na de pandemie, hetgeen zal bijdragen aan meer banen, economische welvaart en concurrentievermogen in de hele EU;
16. stelt vast dat veel lidstaten zowel met een achterblijvend niveau van particuliere en publieke investeringen als met oude en nieuwe structurele uitdagingen worden geconfronteerd, die hun groeipotentieel belemmeren; onderstreept derhalve dat het aanpakken van structurele uitdagingen en het vergroten van particuliere en publieke investeringen essentieel zijn voor duurzaam herstel en blijvende groei; is van oordeel dat het doorvoeren van hervormingen voor het aanpakken van oude en nieuwe structurele kwetsbaarheden niet alleen een ‘must’ is voor het verbeteren van het vermogen om bestaande uitdagingen op te vangen en aan te pakken, maar ook voor het op duurzame, billijke en inclusieve wijze realiseren van de dubbele transitie en het verminderen van de sociale ongelijkheden; wijst erop dat het gebrek aan nationaal eigendom een van de voornaamste zwakheden is bij het doorvoeren van hervormingen voor het aanpakken van structurele onvolkomenheden;
17. is bezorgd over het feit dat de Commissie in twaalf lidstaten macro-economische kwetsbaarheden in verband met onevenwichtigheden en buitensporige onevenwichtigheden heeft vastgesteld; is bezorgd over het feit dat de aard en de bron van de onevenwichtigheden van de lidstaten grotendeels dezelfde zijn als vóór de pandemie en dat de pandemie de onevenwichtigheden en de economische verschillen zelfs wel eens zou kunnen verergeren; roept de lidstaten op om de ongeziene kans die de herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt, aan te grijpen om de bestaande macro-economische onevenwichtigheden aanzienlijk te verminderen, met name door ambitieuze hervormingsmaatregelen in de nationale plannen van alle lidstaten op te nemen; wijst erop dat een degelijke uitvoering van essentieel belang is om deze kans volledig te benutten;
18. merkt op dat hoge overheidsschulden tot macro-economische instabiliteit kunnen leiden, met name indien het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank minder accommoderend zou worden; benadrukt het belang van een passend regelgevingskader en van beleidsstrategieën die een reductie van de schuld-bbp-verhouding kunnen combineren met een passend niveau van particuliere en publieke investeringen dat waarborgen biedt voor langdurige economische groei, een hoog concurrentievermogen en sociale samenhang;
19. erkent het belang van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden voor de opsporing, preventie en aanpak van macro-economische onevenwichtigheden in de EU; wijst erop dat voortdurende monitoring en waakzaamheid nodig zullen zijn en dat de lidstaten nieuwe onevenwichtigheden moeten aanpakken door middel van hervormingen die de economische en sociale veerkracht vergroten en de digitale transformatie en de groene en rechtvaardige transitie bevorderen; benadrukt dat de Commissie in dit verband een belangrijke rol heeft bij het ter verantwoording roepen van regeringen;
20. herinnert eraan dat de cyclus van het Europees Semester een beproefd kader is waarbinnen de lidstaten van de EU hun begrotings-, economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid coördineren; beklemtoont dat zonder gecoördineerde inspanningen voor het verwezenlijken van de digitale en de milieutransitie, en het aanpakken van bepaalde kwesties in verband met de financiële sector, de Europese economieën langetermijnschade zouden kunnen oplopen, waarmee ook alle pogingen om tot een houdbaar en geloofwaardig begrotingsbeleid te komen, worden ondermijnd; verzoekt de Commissie derhalve al deze elementen zorgvuldig in overweging te nemen in het toekomstige proces van het Europees Semester, zonder de huidige benadering op basis van fiscaal en begrotingsbeleid te ondermijnen;
Een democratischer Europees Semester
21. benadrukt het belang van het voeren van een alomvattend debat en van een passende betrokkenheid van zowel de nationale parlementen als het Europees Parlement bij het proces van het Europees Semester; roept nogmaals op tot versterking van de democratische rol van het Parlement in het kader voor economische governance, en verzoekt de Raad en de Commissie terdege rekening te houden met de resoluties van het Parlement;
22. verzoekt de Commissie het Parlement en de Raad, als medewetgevers, even goed op de hoogte te houden van alle aspecten in verband met de toepassing van het EU-kader voor economische governance, met inbegrip van de voorbereidende fasen;
23. merkt op dat de Commissie, de Raad en de voorzitter van de Eurogroep regelmatig in de bevoegde commissie van het Parlement zouden moeten verschijnen om informatie te verstrekken en van gedachten te wisselen over de recentste economische en politieke gebeurtenissen;
24. dringt aan op geëngageerde coördinatie met de sociale partners en andere relevante belanghebbenden op zowel nationaal als Europees niveau, met het oog op meer democratische verantwoordingsplicht en transparantie;
o o o
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.