– gezien het voorstel van de Conferentie van voorzitters,
– gezien zijn besluit van 15 januari 2014 over de bevoegdheden van de vaste commissies(1) en zijn besluit van 18 juni 2020 over de instelling van een subcommissie voor belastingzaken(2),
– gezien artikel 206 van zijn Reglement,
1. besluit het aantal leden van de vaste commissies en subcommissies als volgt vast te stellen:
I.
Commissie buitenlandse zaken: 79 leden,
II.
Commissie ontwikkelingssamenwerking: 26 leden,
III.
Commissie internationale handel: 43 leden,
IV.
Begrotingscommissie: 41 leden,
V.
Commissie begrotingscontrole: 30 leden;
VI.
Commissie economische en monetaire zaken: 61 leden,
VII.
Commissie werkgelegenheid en sociale zaken: 55 leden,
VIII.
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid: 88 leden,
IX.
Commissie industrie, onderzoek en energie: 78 leden,
X.
Commissie interne markt en consumentenbescherming: 45 leden,
XI.
Commissie vervoer en toerisme: 49 leden,
XII.
Commissie regionale ontwikkeling: 43 leden,
XIII.
Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling: 48 leden,
XIV.
Commissie visserij: 28 leden,
XV.
Commissie cultuur en onderwijs: 31 leden,
XVI.
Commissie juridische zaken: 25 leden,
XVII.
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken: 69 leden,
XVIII.
Commissie constitutionele zaken: 28 leden,
XIX.
Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid: 37 leden,
XX.
Commissie verzoekschriften: 35 leden,
Subcommissie mensenrechten: 30 leden,
Subcommissie veiligheid en defensie: 30 leden,
Subcommissie belastingaangelegenheden: 30 leden;
2. besluit onder verwijzing naar de besluiten van de Conferentie van voorzitters van 30 juni 2019 en 9 januari 2020 inzake de samenstelling van het bureau van de parlementaire commissies, dat het bureau van een commissie mag bestaan uit maximaal vier ondervoorzitters;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Voordracht voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer - Jan Gregor
112k
42k
Besluit van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over de voordracht van Jan Gregor voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (C9-0405/2021 – 2021/0802(NLE))
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0405/2021),
– gezien artikel 129 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9‑0002/2022),
A. overwegende dat de Raad bij schrijven van 5 november 2021 het Europees Parlement heeft geraadpleegd over de benoeming van Jan Gregor tot lid van de Rekenkamer;
B. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
C. overwegende dat deze commissie de kandidaat vervolgens op 10 januari 2022 heeft gehoord, waarbij de kandidaat een inleidende verklaring heeft afgelegd en daarna de door de leden van de commissie gestelde vragen heeft beantwoord;
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad van Jan Gregor voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmede aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
Voordracht voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer - Marek Opiola
112k
42k
Besluit van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over de voordracht van Marek Opiola voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (C9-0406/2021 – 2021/0803(NLE))
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0406/2021),
– gezien artikel 129 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9‑0004/2022),
A. overwegende dat de Raad bij schrijven van 5 november 2021 het Europees Parlement heeft geraadpleegd over de benoeming van Marek Opiola tot lid van de Rekenkamer;
B. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
C. overwegende dat deze commissie de kandidaat vervolgens op 10 januari 2022 heeft gehoord, waarbij hij een inleidende verklaring heeft afgelegd en daarna de door de leden van de commissie gestelde vragen heeft beantwoord;
1. brengt negatief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Marek Opiola tot lid van de Rekenkamer en verzoekt de Raad zijn voordracht in te trekken en een nieuwe voordracht aan het Parlement te doen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmede aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
Voordracht voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer - Mihails Kozlovs
113k
42k
Besluit van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over de benoeming van Mihails Kozlovs tot lid van de Rekenkamer (C9-0407/2021 – 2021/0804(NLE))
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0407/2021),
– gezien artikel 129 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9‑0003/2022),
A. overwegende dat de Raad bij schrijven van 5 november 2021 het Europees Parlement heeft geraadpleegd over de benoeming van Mihails Kozlovs tot lid van de Rekenkamer;
B. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
C. overwegende dat deze commissie de kandidaat vervolgens op 10 januari 2022 heeft gehoord, waarbij de kandidaat een inleidende verklaring heeft afgelegd en daarna de door de leden van de commissie gestelde vragen heeft beantwoord;
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Mihails Kozlovs tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmede aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
Voordracht voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer - Jorg Kristijan Petrovič
103k
42k
Besluit van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over de benoeming van Jorg Kristijan Petrovič tot lid van de Europese Rekenkamer (C9-0408/2021 – 2021/0805(NLE))
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0408/2021),
– gezien artikel 129 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0005/2022),
A. overwegende dat de Raad bij schrijven van 5 november 2021 het Europees Parlement heeft geraadpleegd over de benoeming van Jorg Kristijan Petrovič tot lid van de Rekenkamer;
B. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
C. overwegende dat deze commissie de kandidaat vervolgens op 10 januari 2022 heeft gehoord, waarbij hij een inleidende verklaring heeft afgelegd en daarna de door de leden van de commissie gestelde vragen heeft beantwoord;
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Jorg Kristijan Petrovič tot lid van de Europese Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een grotere rol van het Europees Geneesmiddelenbureau inzake crisisparaatheid en -beheersing op het gebied van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (COM(2020)0725 – C9-0365/2020 – 2020/0321(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2020)0725),
– gezien artikel 294, lid 2, artikel 114 en artikel 168, lid 4, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0365/2020),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het gemotiveerde advies dat in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is uitgebracht door de Franse Senaat, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 april 2021(1),
– gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 7 mei 2021(2),
– gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 10 november 2021 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het advies van de Commissie industrie, onderzoek energie,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A9-0216/2021),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast(3);
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 januari 2022 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2022/... van het Europees Parlement en de Raad betreffende een grotere rol van het Europees Geneesmiddelenbureau inzake crisisparaatheid en -beheersing op het gebied van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2022/123.)
Dit standpunt stemt overeen met de amendementen die zijn aangenomen op 8 juli 2021 (Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0351).
Bezwaar tegen een gedelegeerde handeling: het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens als identiek of vergelijkbaar worden beschouwd voor het opsporen van meerdere identiteiten op grond van Verordening (EU) 2019/817
119k
43k
Resolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over de Gedelegeerde Verordening van de Commissie van 29 september 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens voor het opsporen van meerdere identiteiten als identiek of vergelijkbaar worden beschouwd (C(2021)05056 – 2021/2913(DEA))
– gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2021)05056),
– gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad(1), en met name de artikelen 28, lid 5, en 73, lid 6,
– gezien artikel 111, lid 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,
A. overwegende dat in artikel 3 van de gedelegeerde verordening van de Commissie is bepaald dat de gevallen waarin identiteitsgegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, zijn beschreven in bijlage II bij die verordening;
B. overwegende dat bijlage II, punt 2, van de gedelegeerde verordening van de Commissie bepaalt: “Om te bepalen of identiteitsgegevens vergelijkbaar zijn, gebruikt eu-LISA een algoritme om de vergelijkbaarheid tussen identiteitsgegevens in de verschillende gegevensvelden van verschillende EU-informatiesystemen te berekenen.”;
C. overwegende dat in bijlage II, punt 2, van de gedelegeerde verordening van de Commissie voorts bepaalt: “Dat algoritme is gebaseerd op vooraf vastgestelde niveaus van vergelijkbaarheid.”;
D. overwegende dat bijlage II, punt 2, van de gedelegeerde verordening van de Commissie bovendien bepaalt: “Voor het vaststellen van dit algoritme wordt eu-LISA bijgestaan en geadviseerd door deskundigen van de Commissie, de lidstaten en de agentschappen van de Unie die gebruikmaken van de EU-informatiesystemen en interoperabiliteitscomponenten.”;
E. overwegende dat op grond van artikel 28, lid 5, van Verordening (EU) 2019/817 de Commissie bij gedelegeerde handelingen de procedures moet vaststellen aan de hand waarvan moet worden bepaald welke identiteitsgegevens als identiek of vergelijkbaar moeten worden beschouwd;
F. overwegende dat de gedelegeerde verordening van de Commissie duidelijk niet voorziet in procedures om te bepalen welke identiteitsgegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, maar deze bevoegdheid subdelegeert aan eu-LISA en aan deskundigen van de Commissie, de lidstaten en de agentschappen van de Unie die gebruikmaken van de informatiesystemen en interoperabiliteitscomponenten van de EU;
1. maakt bezwaar tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en haar ervan in kennis te stellen dat de gedelegeerde verordening niet in werking kan treden;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Bezwaar tegen een gedelegeerde handeling: het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens als identiek of vergelijkbaar worden beschouwd voor het opsporen van meerdere identiteiten op grond van Verordening (EU) 2019/818
117k
43k
Resolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over de Gedelegeerde Verordening van de Commissie van 29 september 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens voor het opsporen van meerdere identiteiten als identiek of vergelijkbaar worden beschouwd (C(2021)05057 – 2021/2912(DEA))
– gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2021)05057),
– gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816(1), en met name de artikelen 28, lid 5, en 69, lid 6,
– gezien artikel 111, lid 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,
A. overwegende dat in artikel 3 van de gedelegeerde verordening van de Commissie is bepaald dat de gevallen waarin identiteitsgegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, zijn beschreven in bijlage II bij die verordening;
B. overwegende dat bijlage II, punt 2, van de gedelegeerde verordening van de Commissie luidt: “Om te bepalen of identiteitsgegevens vergelijkbaar zijn, gebruikt eu-LISA een algoritme om de vergelijkbaarheid tussen identiteitsgegevens in de verschillende gegevensvelden van verschillende EU-informatiesystemen te berekenen.”;
C. overwegende dat in bijlag II, punt 2, van de gedelegeerde verordening van de Commissie voorts bepaalt: “Dat algoritme is gebaseerd op vooraf vastgestelde niveaus van vergelijkbaarheid.”;
D. overwegende dat bijlage II, punt 2, van de gedelegeerde verordening van de Commissie bovendien bepaalt: “Voor het vaststellen van dit algoritme wordt eu-LISA bijgestaan en geadviseerd door deskundigen van de Commissie, de lidstaten en de agentschappen van de Unie die gebruikmaken van de EU-informatiesystemen en interoperabiliteitscomponenten.”;
E. overwegende dat op grond van artikel 28, lid 5, van Verordening (EU) 2019/818 de Commissie bij gedelegeerde handelingen de procedures moet vaststellen aan de hand waarvan moet worden bepaald welke identiteitsgegevens als identiek of vergelijkbaar moeten worden beschouwd;
F. overwegende dat de gedelegeerde verordening van de Commissie duidelijk niet voorziet in procedures om te bepalen welke identiteitsgegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, maar deze bevoegdheid subdelegeert aan eu-LISA en aan deskundigen van de Commissie, de lidstaten en de agentschappen van de Unie die gebruikmaken van de informatiesystemen en interoperabiliteitscomponenten van de EU;
1. maakt bezwaar tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en haar ervan in kennis te stellen dat de gedelegeerde verordening niet in werking kan treden;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Geen bezwaar tegen een gedelegeerde handeling: aanvullende eisen voor bepaalde interventietypes die de lidstaten in het kader van die verordening in hun strategisch GLB-plan voor de periode 2023-2027 uitwerken
118k
40k
Besluit van het Europees Parlement om geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad met aanvullende eisen voor bepaalde interventietypes die de lidstaten in het kader van die verordening in hun strategisch GLB-plan voor de periode 2023-2027 uitwerken, alsmede regels voor het aandeel in het kader van norm 1 inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) (C(2021)09115 – 2021/3008(DEA))
– gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2021)09115),
– gezien het schrijven van de Commissie van 7 december 2021, waarin zij het Parlement verzoekt te verklaren dat het geen bezwaar zal maken tegen de gedelegeerde verordening,
– gezien de brief van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van 11 januari 2022 aan de voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters,
– gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad(1), en met name artikel 4, lid 8, artikel 13, lid 3, artikel 37, lid 5, artikel 38, lid 5, artikel 39, lid 3, artikel 45, punten a) t/m i), artikel 56, punten a), b) en c), en artikel 84, punten a) en b),
– gezien artikel 111, lid 6, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor een besluit van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,
– gezien er geen bezwaar werd gemaakt binnen de in artikel 111, lid 6, derde en vierde streepjes, van zijn Reglement gestelde termijn, die op 20 januari 2022 verstreek,
A. overwegende dat de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad hun nationale strategische plannen (“strategische GLB-plannen”) ter goedkeuring aan de Commissie dienen voor te leggen;
B. overwegende dat Verordening (EU) 2021/2115 de Commissie bevoegdheden verleent om aanvullende eisen voor de opzet van de in de strategische GLB-plannen uit te werken interventies op het gebied van rechtstreekse betalingen, van bepaalde in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad(2) genoemde landbouwsectoren en van plattelandsontwikkeling vast te stellen, alsmede gemeenschappelijke voorschriften op deze gebieden ten aanzien van het aandeel in het kader van norm 1 inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC);
C. overwegende dat de lidstaten al deze aanvullende vereisten in aanmerking moeten nemen bij het opstellen van hun strategische GLB-plannen die zo spoedig mogelijk aan de Commissie moeten worden toegezonden of bevestigd;
D. overwegende dat de gedelegeerde verordening aanvullende eisen vastlegt voor bepaalde interventietypes die de lidstaten in het kader van die verordening in hun strategisch GLB-plan voor de periode 2023-2027 uitwerken, alsmede regels voor de verhouding in GLMC-norm 1; overwegende dat het derhalve passend is deze aanvullende eisen als zeer noodzakelijk en dringend te beschouwen;
1. verklaart geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
Geen bezwaar tegen een gedelegeerde handeling: regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro
116k
43k
Besluit van het Europees Parlement om geen bezwaar te maken tegen de Gedelegeerde Verordening van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (C(2021)09119 – 2021/3009(DEA))
– gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2021)09119),
– gezien het schrijven van de Commissie van 7 december 2021, waarin zij het Parlement verzoekt te verklaren dat het geen bezwaar zal maken tegen de gedelegeerde verordening,
– gezien de brief van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van 11 januari 2022 aan de voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters,
– gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad(1), en met name artikel 11, lid 1, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 64, lid 3, artikel 76, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, en artikel 102,
– gezien artikel 111, lid 6, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor een besluit van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,
– gezien er geen bezwaar werd gemaakt binnen de in artikel 111, lid 6, derde en vierde streepjes, van zijn Reglement gestelde termijn, die op 20 januari 2022 verstreek,
A. overwegende dat Verordening (EU) 2021/2116 regels bevat inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro;
B. overwegende dat de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad(2) hun strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ter goedkeuring aan de Commissie dienen voor te leggen;
C. overwegende dat er in het dagelijks beheer van de GLB-uitgaven een wezenlijk verband bestaat tussen de regels bedoeld in het ontwerp van gedelegeerde verordening tot aanvulling van regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro, en dat het derhalve passend is die regels in dezelfde gedelegeerde verordening vast te leggen;
D. overwegende dat in het ontwerp van gedelegeerde verordening regels inzake betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro zijn vastgesteld voor het dagelijks beheer van het nieuwe GLB, die de lidstaten moeten omzetten in hun strategische GLB-plannen, en dat het daarom passend is deze regels als urgent te beschouwen;
1. verklaart geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187).
Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).
Schendingen van fundamentele vrijheden in Hong Kong
143k
53k
Resolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2022 over schendingen van de fundamentele vrijheden in Hongkong (2022/2503(RSP))
– gezien al zijn eerdere resoluties over Hongkong, met name die van 8 juli 2021 over Hongkong, in het bijzonder het geval van Apple Daily(1), van 21 januari 2021 over het harde optreden tegen de democratische oppositie in Hongkong(2), van 19 juni 2020 over de wet inzake de nationale veiligheid die de Volksrepubliek China heeft uitgevaardigd voor Hongkong(3) en het feit dat de EU de hoge mate van autonomie van Hongkong moet verdedigen, van 18 juli 2019 over de situatie in Hongkong(4) en van 24 november 2016 over de in China gevangengezette uitgever Gui Minhai(5),
– gezien zijn eerdere resoluties over China, met name die van 16 september 2021 over een nieuwe EU-strategie ten aanzien van China(6), van 20 mei 2021 over de Chinese sancties als vergelding tegen EU-instanties, EP-leden en leden van nationale parlementen(7), van 12 september 2018 over de stand van zaken van de betrekkingen tussen de EU en China(8) en van 16 december 2015 over de betrekkingen EU-China(9),
– gezien de verklaringen van vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) Josep Borrell van 20 december 2021 over de verkiezingen voor de Wetgevende Vergadering van 19 december 2021 en van 9 juni 2021 over de wijzigingen van het kiesstelsel van Hongkong, zijn verklaring van 11 maart 2021 namens de EU over het kiesstelsel van Hongkong, en al zijn andere verklaringen over de situatie in Hongkong,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 23 juni 2021 over de stopzetting van de activiteiten van Apple Daily in Hongkong,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de EDEO van 21 oktober 2021 over de afzetting van democratisch gekozen districtsraadsleden en de steeds beperktere ruimte voor het maatschappelijk middenveld,
– gezien de elfde strategische dialoog tussen de EU en China van 28 september 2021 tussen VV/HV Josep Borrell en staatsraad/minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi,
– gezien de opmerkingen van voorzitter van de Europese Raad Charles Michel na afloop van de bijeenkomst van de leiders van de EU en China van 14 september 2020,
– gezien de gezamenlijke verklaring die voorzitter Michel en voorzitter Von der Leyen na afloop van de 22e top EU-China op 22 juni 2020 hebben gedaan over het verdedigen van de belangen en waarden van de EU in het kader van een complex en noodzakelijk partnerschap,
– gezien de basiswet van de Speciale Administratieve Regio (SAR) Hongkong, die op 4 april 1990 is aangenomen en op 1 juli 1997 in werking is getreden,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van de Volksrepubliek China (VRC) van 19 december 1984 over de kwestie Hongkong, ook bekend als de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring, die op 12 juni 1985 door de Chinese en de Britse regering bij de Verenigde Naties is geregistreerd,
– gezien de conclusies van de Raad van 28 juli 2020 over Hongkong,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966 en de punten van zorg die het mensenrechtencomité van de VN in zijn lijst van kwesties van 26 augustus 2020 naar voren heeft gebracht met betrekking tot het vierde periodieke verslag van Hongkong, China,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de bevordering en de eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat de kern moeten blijven uitmaken van de langlopende relatie tussen de EU en China, in overeenstemming met de inspanningen van de EU om deze waarden in haar extern optreden uit te dragen en de interesse die China heeft geuit om zich in zijn eigen ontwikkeling en internationale samenwerking aan deze waarden te houden;
B. overwegende dat Hongkong gebonden is door het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en wettelijk verplicht is het recht op vrijheid van informatie, meningsuiting en vereniging te eerbiedigen en een eerlijke rechtsgang te waarborgen; overwegende dat Hongkong binnenkort zal worden getoetst op de nakoming van zijn verplichtingen in het kader van het verdrag;
C. overwegende dat de politie in Hongkong tussen 1 juli 2020 en eind 2021 minstens 139 mensen heeft gearresteerd of heeft laten arresteren in verband met de nationale veiligheidswet (NSL); overwegende dat eind 2021 94 mensen formeel in staat van beschuldiging waren gesteld, van wie er 60 in voorlopige hechtenis waren; overwegende dat de NSL vreedzame politieke expressie onevenredig beperkt en zelfs strafbaar stelt; overwegende dat prominente activisten zoals Chow Hang-tung in staat van beschuldiging zijn gesteld omdat ze burgers ertoe hadden aangemoedigd kaarsen aan te steken om de slachtoffers van het Tiananmenplein te herdenken, en overwegende dat de Hong Kong Alliance in Support of Patriotic Democratic Movements of China is ontbonden nadat de autoriteiten de jaarlijkse kaarsenwake op het Tiananmenplein die de groep al 30 jaar organiseert, hadden aangegrepen als bewijs dat de groep “de nationale veiligheid in gevaar brengt”; overwegende dat de NSL een flagrante schending inhoudt van het beginsel “één land, twee systemen” en van de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring;
D. overwegende dat de politieke oppositie in Hongkong feitelijk is uitgeschakeld toen 55 personen, van wie de meesten prodemocratische wetgevers en activisten waren, op 6 en 7 januari 2021 op grond van de NSL zijn gearresteerd;
E. overwegende dat op 17 juni 2021 500 politieagenten een inval hebben gedaan in het gebouw van Apple Daily, computers en documenten, waaronder een aantal met journalistiek materiaal, hebben meegenomen en vijf leidinggevenden van de krant hebben gearresteerd; overwegende dat zij allen in het kader van de NSL zijn beschuldigd van “samenspanning met een vreemd land of met buitenlandse elementen om de nationale veiligheid in gevaar te brengen”; overwegende dat Apple Daily op 23 juni 2021 heeft aangekondigd na 26 jaar te zullen sluiten; overwegende dat de aanklacht tegen Jimmy Lai, prodemocratisch activist en voormalig eigenaar van Apple Daily, en zes voormalige journalisten van Apple Daily wegens “samenzwering om opruiend materiaal te verspreiden” een verdere aanval op de persvrijheid in Hongkong vormt;
F. overwegende dat op 29 december 2021 200 politieagenten een inval hebben gedaan in het kantoor van Stand News, de computers en documenten hebben meegenomen en zeven personen hebben gearresteerd, die allen leidinggevende of voormalige leidinggevende personeelsleden van het bedrijf waren, wegens “samenzwering om opruiende publicaties te publiceren”; overwegende dat Stand News onmiddellijk is gesloten; overwegende dat DB Channel, een online mediakanaal in Hongkong, zijn activiteiten in de stad heeft gestaakt omdat de gearresteerde medeoprichter Frankie Fung op grond van de NSL op zijn proces wacht; overwegende dat Citizen News, een ander prodemocratisch online mediakanaal, onlangs heeft aangekondigd te zullen sluiten en daarbij naar een “verslechterend mediaklimaat” heeft verwezen;
G. overwegende dat Amnesty International eind 2021 wegens de NSL zijn twee kantoren in Hongkong heeft gesloten, waardoor mensenrechtenorganisaties niet meer vrij en zonder vrees voor ernstige represailles van de regering konden werken; overwegende dat tussen 1 januari 2021 en 4 januari 2022 meer dan 60 maatschappelijke organisaties hun deuren hebben gesloten als gevolg van repressie, waaronder twaalf vakbonden, acht mediaorganisaties, acht buurtorganisaties, zeven beroepsorganisaties, vijf studentenorganisaties en vier religieuze groeperingen;
H. overwegende dat tientallen prodemocratische activisten in Hongkong, zoals Ma Chun-man, Tony Chung Hon-lam en Chow Hang-tung, in het kader van de NSL gevangen zijn gezet wegens het aanzetten tot afscheiding en ondermijning van de staat;
I. overwegende dat de Europese Unie zich ernstige zorgen blijft maken over de door de VRC aangenomen NSL voor Hongkong; overwegende dat dit een gevoelige kwestie is met verreikende gevolgen voor Hongkong en zijn bevolking, voor de EU en voor buitenlandse burgers, voor Europese en internationale maatschappelijke organisaties en voor het vertrouwen in de economie van Hongkong; overwegende dat de inwerkingtreding van de NSL meer risico’s voor EU-burgers in Hongkong met zich meebrengt;
J. overwegende dat de EU sterk toegewijd is aan de permanente stabiliteit en welvaart van Hongkong op grond van het beginsel “één land, twee systemen”, en groot belang hecht aan de instandhouding van een hoge mate van autonomie van Hongkong, in overeenstemming met de basiswet en internationale toezeggingen; overwegende dat die beginselen in de huidige situatie op het punt staan onomkeerbaar te worden ondermijnd;
K. overwegende dat op 19 december 2021 “uitsluitend voor patriotten” verkiezingen voor de Wetgevende Vergadering hebben plaatsgevonden volgens nieuwe, door Peking opgelegde regels, waarbij prodemocratische partijen zich niet kandidaat mochten stellen, oproepen aan kiezers om de verkiezingen te boycotten of blanco te stemmen strafbaar werden gesteld, de SAR Hongkong bedreigingen uitte tegen internationale media die de verkiezingen versloegen, het stemrecht werd uitgebreid tot Hongkongers die op het Chinese vasteland wonen, en slechts 30 % van de geregistreerde kiezers is gaan stemmen; overwegende dat de recente wijzigingen van het kiesstelsel in strijd zijn met de in de basiswet vastgelegde toezeggingen om tot een grotere democratische vertegenwoordiging te komen; overwegende dat er Hongkong geen een prodemocratische oppositie meer is omdat de vertegenwoordigers van die oppositie hetzij van deelname aan de verkiezingen zijn uitgesloten, hetzij in de gevangenis zijn beland;
L. overwegende dat in juli 2021 21 prodemocratische kandidaten zijn uitgesloten van deelname aan de parlementsverkiezingen in Macau; overwegende dat de verkiezingen voor de zevende Wetgevende Vergadering van Macau op 12 september 2021 zijn gehouden zonder echte politieke oppositie, hetgeen op lange termijn zou kunnen leiden tot sociale instabiliteit, en dat daardoor nog nooit zo weinig kiezers (42,38 %) zijn opgedaagd; overwegende dat de journalisten van de publieke omroep van Macau de opdracht hebben gekregen om patriottisme, respect en liefde voor China te bevorderen en dat ten minste zes journalisten ontslag hebben genomen na de invoering van nieuwe redactionele regels, waaruit blijkt dat er ook in andere regio’s bezorgdheid bestaat over de NSL; overwegende dat ook de basiswet van Macau de persvrijheid beschermt en dat deze tot 2049 van kracht is;
M. overwegende dat de druk op het maatschappelijk middelveld in Hongkong is toegenomen, zoals blijkt uit de ontbinding van de Hong Kong Confederation of Trade Unions, de Hong Kong Alliance in Support of Patriotic Democratic Movements of China, de China Human Rights Lawyers Concern Group, de Hong Kong Professional Teachers’ Union en het Civil Human Rights Front, alsook uit de sluiting van het kantoor van Amnesty International;
N. overwegende dat de regeringsleider van Hongkong, Carrie Lam, heeft aangegeven dat de SAR artikel 23 van de NSL zal invoeren, dat buitenlandse politieke organisaties strafbaar stelt en ze ervan zal afbrengen actief te zijn in Hongkong;
O. overwegende dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moet worden gewaarborgd, aangezien die een cruciale rol speelt bij de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Hongkong;
P. overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 8 juli 2021 “de Commissie, de Raad en de lidstaten” heeft verzocht “uitnodigingen aan regeringsvertegenwoordigers en diplomaten om de Olympische Winterspelen van 2022 in Peking bij te wonen, af te slaan, tenzij de Chinese regering laat zien dat de mensenrechtensituatie in Hongkong, de Oeigoerse regio Xinjiang, Tibet, Binnen-Mongolië en elders in China aantoonbaar is verbeterd”;
Q. overwegende dat China al enige tijd agressieve retoriek bezigt en zonder uitleg of bekendmaking een feitelijk verbod heeft opgelegd waardoor producten van Litouwse makelij niet op de Chinese markt mogen worden gebracht; overwegende dat dergelijke onwettige acties en praktijken niet alleen in strijd zijn met alle internationale handelsregels en de regels van de Wereldhandelsorganisatie, maar ook rechtstreeks van invloed zijn op de beginselen die aan de interne markt van de EU ten grondslag liggen;
1. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen het feit dat de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de persvrijheid in Hongkong even sterk worden beperkt als in China, en betuigt nogmaals zijn solidariteit met de bevolking van Hongkong in haar strijd voor vrijheid en democratie; betreurt de politieke vervolging waaraan vele journalisten die zich momenteel in ballingschap of in de gevangenis bevinden, zijn onderworpen; dringt er bij China op aan te waarborgen dat alle journalisten hun werkzaamheden vrijelijk kunnen uitvoeren, zonder belemmering of angst voor vergelding; benadrukt dat de pers- en mediavrijheid moeten worden gewaarborgd;
2. verzoekt de regering van Hongkong alle politieke gevangenen in Hongkong vrij te laten; dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating en intrekking van alle aanklachten tegen alle vreedzame demonstranten van Hongkong die de afgelopen jaren zijn gearresteerd, die gewoon hun recht op vrije meningsuiting of andere mensenrechten hebben uitgeoefend, zoals Joshua Wong, Koo Sze-yiu, Martin Lee, Albert Ho, Margaret Ng en Kok Tsz-lun, die zowel de Chinese als de Portugese nationaliteit heeft en dus burger is van de Europese Unie, die in 2020 in Shenzhen is veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf omdat hij geprobeerd zou hebben per boot uit Hongkong weg te vluchten en die momenteel in Hongkong in hechtenis verkeert in afwachting van zijn proces; veroordeelt de zaken die aan de gang zijn, onder andere die van mensenrechtenactivisten Chow Hang-tung, Lee Cheuk-yan en Albert Ho; verzoekt om onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de in de VRC gedetineerde Zweedse boekhandelaar Gui Minhai;
3. benadrukt dat de wet inzake de nationale veiligheid (National Security Law, NSL) een vertrouwensrelatie tussen China en de EU verhindert, hetgeen toekomstige samenwerking ondermijnt en leidt tot een verdere uitholling van de geloofwaardigheid van Peking op het internationale toneel, en tevens aanzienlijke schade toebrengt aan de internationale status en reputatie van Hongkong en Macau; dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan de NSL in te trekken, die in strijd is met de engagementen en verplichtingen van de VRC uit hoofde van het internationaal recht, namelijk respectievelijk de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring en de Chinees-Portugese Gezamenlijke Verklaring, en dringt er bij de autoriteiten van Hongkong en Macau op aan de rechtsstaat, de mensenrechten, de democratische beginselen en de hoge mate van autonomie in het kader van het beginsel “één land, twee systemen”, zoals verankerd in de basiswetten van Hongkong en Macau, volledig te eerbiedigen, in overeenstemming met hun binnenlandse en internationale verplichtingen; neemt met bezorgdheid kennis van de toenemende pogingen van de Chinese regering om haar autoritaire systeem intern en extern te legitimeren door een aantal politieke ideeën, waaronder de democratische beginselen, over te nemen, te herdefiniëren en te verdraaien door middel van begrippen als “democratie met Hongkongse kenmerken” of “democratie die het hele proces omvat”, en beschouwt dergelijke pogingen als een politieke farce;
4. betreurt ten zeerste de recente wijzigingen in de kieswet van Hongkong en de arrestaties en intimidatie van vertegenwoordigers van de prodemocratische oppositie, die de jure en de facto vrije en eerlijke verkiezingen op alle niveaus verhinderen en hebben geleid tot de ontmanteling van alle vormen van politieke oppositie; benadrukt dat dit in strijd is met de in de basiswet van Hongkong verankerde verplichtingen inzake meer democratische vertegenwoordiging;
5. betreurt het besluit dat de autoriteiten van Hongkong de afgelopen twee jaar hebben genomen om de jaarlijkse Tiananmenpleinwake van 4 juni en de jaarlijkse 1 juli-mars te verbieden en de uitspraak van het Hof van Beroep van Macau om de jaarlijkse Tiananmenpleinwake van de stad te verbieden; betreurt ten zeerste de verwijdering van een monument voor de slachtoffers van het Tiananmenplein, de Pijler van de Schaamte, door de universiteit van Hongkong uit haar gebouwen en beschouwt dit als een onderdeel van de niet-aflatende aanval op de academische vrijheid in Hongkong en een poging om de geschiedenis en het collectieve geheugen te wissen;
6. verzoekt de regeringsleider van Hongkong de plannen voor de invoering van artikel 23 van de NSL in te trekken en zich er opnieuw toe te verplichten de basiswet te handhaven, die garant staat voor de vrijheid van vereniging, de vrijheid van vergadering, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging;
7. onderstreept het feit dat het een topprioriteit is om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen en politisering van de rechtbanken te voorkomen; herhaalt zijn verzoek aan de EDEO om naast het jaarverslag over Hongkong een gedetailleerd openbaar verslag op te stellen over de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht; verzoekt de EDEO discussies over de verslechterende situatie op het gebied van de rechtsstaat in Hongkong en de veiligheid van EU-burgers op te nemen in de jaarlijkse bijeenkomsten in het kader van de gestructureerde dialoog tussen de regering van de SAR Hongkong en de EU;
8. uit zijn bezorgdheid over de benoeming van de chef-staf van de gewapende politie in Xinjiang, Peng Jingtang, tot opperbevelhebber van het Volksbevrijdingsleger in Hongkong en over de opmerkingen dat hij zal focussen op de terroristische activiteiten die er in Hongkong zouden zijn;
9. verzoekt de Commissie en de lidstaten de handhaving van de NSL als topprioriteit op de agenda van alle bijeenkomsten tussen de EU en China te zetten, en ook ter sprake te brengen in het diplomatieke overleg ter voorbereiding van die vergaderingen; herinnert eraan hoe belangrijk het is dat de EU de kwestie van mensenrechtenschendingen in China tijdens elke politieke en mensenrechtendialoog met de Chinese autoriteiten ter sprake blijft brengen, met name de kwestie van minderheden in Xinjiang en Tibet, in overeenstemming met de belofte van de EU om ten aanzien van China met één krachtige, duidelijke stem te spreken; wijst erop dat China een breed scala aan internationale mensenrechtenverdragen en -overeenkomsten heeft ondertekend en benadrukt daarom dat het belangrijk is de dialoog met China voort te zetten om ervoor te zorgen dat het land zijn verplichting nakomt om het internationale mensenrechtenkader in acht te nemen;
10. is uiterst bezorgd over de pogingen van de Chinese autoriteiten om zich te richten op de gemeenschappen van de Hongkongse diaspora, met inbegrip van mensenrechtenverdedigers, in de EU-lidstaten; herhaalt zijn verzoek aan de lidstaten actieve uitleveringsverdragen met de CVR en Hongkong op te schorten;
11. verzoekt de Commissie en de lidstaten de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Hongkong, China, betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken(10) en de steun van de EU voor de zetel van Hongkong in de Wereldhandelsorganisatie te herbekijken in het licht van de vernietiging van de autonomie die het grondgebied genoot in het kader van het eerder vastgestelde model van “één land, twee systemen”;
12. herhaalt zijn ernstige bezorgdheid over de diverse schendingen van de mensenrechten in China en herinnert eraan dat volledige eerbiediging van universele waarden van essentieel belang is;
13. verzoekt de Raad gerichte sancties in te voeren in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten (de EU-sancties naar het voorbeeld van de Amerikaanse wet-Magnitski) tegen de functionarissen van Hongkong en de VRC die verantwoordelijk zijn voor de voortdurende onderdrukking van de mensenrechten, waaronder Carrie Lam, Teresa Cheng Yeuk-wah, Xia Baolong, Zhang Xiaoming, Luo Huining, Zheng Yanxiong, Chris Tang Ping-keung en John Lee Ka-chiu; verzoekt de Raad en de Commissie het eens te worden over de opstelling van een lijst van bedrijven waaraan sancties en een investeringsverbod moeten worden opgelegd wegens hun betrokkenheid bij de voortdurende onderdrukking van de mensenrechten in Hong Kong;
14. herhaalt zijn eerdere standpunt dat bij elke ratificatie van de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China rekening moet worden gehouden met de huidige mensenrechtensituatie in Hongkong en met de verplichting van China ten aanzien van de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring, en dat elke ratificatie een duidelijk en bindend engagement moet omvatten ten aanzien van de rechten van werknemers, door de ratificatie en tenuitvoerlegging van de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie nr. 29 betreffende dwangarbeid, nr. 105 betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht en nr. 98 betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen;
15. uit zijn bezorgdheid over het feit dat de sluiting van Stand News en Citizen News zal leiden tot meer druk van de Chinese autoriteiten op de resterende lokale nieuwspublicaties;
16. staat volledig achter de voorstellen voor het houden van een speciale zitting of een dringend debat van de VN-Mensenrechtenraad te houden over de verslechterende mensenrechtensituatie in China, onder meer met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de NSL in Hongkong en Macau, en de goedkeuring van een resolutie om een monitoring- en rapportagemechanisme in te stellen overeenkomstig de wereldwijde oproep van honderden maatschappelijke organisaties uit alle regio’s en de oproep tot actie via een ongekend aantal speciale VN-procedures;
17. verzoekt de VV/HV nauw samen te werken met gelijkgezinde landen en partners om de uitholling van de vrijheden van Hongkong een halt toe te roepen; is ingenomen met de onlangs ingestelde bilaterale dialoog tussen de EU en de VS over China, en dringt erop aan dat een betere coördinatie op het gebied van de mensenrechten, met bijzondere aandacht voor de situatie in Hongkong, een belangrijke doelstelling moet zijn;
18. herhaalt zijn oproep aan de EU-lidstaten om uitvoering te geven aan de conclusies van de Raad van de EU van 28 juli 2020 en reddingsbootregelingen in te voeren voor prodemocratische activisten en journalisten in Hongkong die nog steeds het risico lopen gevangen te worden gezet in het kader van de voortdurende onderdrukking van de mensenrechten; herhaalt dat er een duidelijk tijdschema moet worden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van het pakket maatregelen van juli 2020 en verzoekt de EDEO de tenuitvoerlegging hiervan op de agenda te blijven houden en concrete responsen voor te bereiden op de mogelijke extraterritoriale gevolgen van de NSL;
19. veroordeelt de dwang en intimidatie van China ten aanzien van Litouwen; is ingenomen met de recente verklaringen van solidariteit met Litouwen die erop gericht zijn de repressieve acties van China tegen te gaan; dringt er bij de EU op aan de basisbeginselen van de interne markt te verdedigen tegen Chinese intimidatie;
20. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om uitnodigingen aan regeringsvertegenwoordigers en diplomaten om de Olympische Winterspelen van 2022 in Peking bij te wonen, af te slaan, aangezien de Chinese regering niet heeft aangetoond dat de mensenrechtensituatie in Hongkong, Macau, de Oeigoerse regio Xinjiang, Tibet en elders in China aantoonbaar is verbeterd;
21. verzoekt de EDEO een onderzoek in te stellen naar de status van de vooraanstaande prodemocratische activisten in Hongkong die momenteel niet in de gevangenis zitten, maar het grondgebied niet kunnen verlaten omdat de autoriteiten hun reisdocumenten blijven confisqueren en hen onderwerpen aan een reisverbod; verzoekt de EDEO en de lidstaten de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers volledig toe te passen, onder meer door gevangenisbezoeken aan te vragen, rechtszaken te volgen, publieke verklaringen af te leggen en zaken aan te kaarten bij autoriteiten op alle niveaus; verzoekt de EDEO te zorgen voor voldoende middelen voor het Bureau van de Europese Unie voor Hongkong en Macau, om het in staat te stellen de waarneming van processen en het toezicht op de mensenrechten voort te zetten en op adequate wijze op te voeren;
22. benadrukt met name dat het belangrijk is de steun aan de academische wereld op te voeren door beurzen en andere soorten steuninstrumenten voor academici en studenten uit Hongkong uit te breiden, zodat deze kunnen worden ingeschreven in uitwisselingsprogramma’s en kunnen samenwerken met universiteiten in de EU; verzoekt de EDEO en de Commissie maatregelen te ontwikkelen en te coördineren om de academische vrijheid van studenten en wetenschappers uit Hongkong aan universiteiten in de EU te beschermen tegen druk van de Chinese autoriteiten;
23. verzoekt de Commissie en de EDEO de toepassing van en de werkzaamheden met betrekking tot passende exportcontrolemechanismen te intensiveren om China en Hongkong de toegang te ontzeggen tot technologieën die worden gebruikt om de mensenrechten te schenden; moedigt de Commissie aan de laatste hand te leggen aan de voorbereiding van doeltreffende EU-wetgeving inzake zorgvuldigheid in het bedrijfsleven waarin wordt voorzien in zorgvuldigheidsverplichtingen voor ondernemingen uit de EU en ondernemingen die actief zijn op de interne markt van de EU;
24. verzoekt de EU en de lidstaten het democratische geheugen van Hongkong te helpen redden door hulp te verlenen bij het archiveren, bekendmaken en documenteren van mensenrechtenschendingen, en de acties van de VRC teniet te doen door boeken die in Hongkong verboden zijn, op grote schaal online beschikbaar te stellen; spreekt zijn steun uit voor de inspanningen van internationale televisiezenders, zoals Deutsche Welle en France 24, om regelmatig verslag uit te brengen over de ontwikkelingen in Hongkong;
25. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten samen met de internationale partners te helpen bij de vrijwaring van de democratie in Taiwan, met name in het licht van de recente ontwikkelingen in de betrekkingen tussen Litouwen en Taiwan onder impuls van de Chinese regering, alsmede de uitholling van Hongkongs vrijheden in het kader van het Chinese beleid om een einde te maken aan de aanpak volgens het principe “één land, twee systemen”;
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China, en de chief executive en de Wetgevende Vergadering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong.
– gezien zijn resolutie van 11 februari 2021 over de mensenrechtensituatie in Kazachstan(1) en zijn eerdere resoluties over Kazachstan van 14 maart 2019(2), 18 april 2013(3), 15 maart 2012(4) en 17 september 2009(5),
– gezien de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds, die op 21 december 2015 in Astana is ondertekend en op 1 maart 2020 na de ratificatie ervan door alle lidstaten volledig in werking is getreden,
– gezien de 18e zitting van de Samenwerkingsraad EU-Kazachstan op 10 mei 2021, de 13e vergadering in het kader van de mensenrechtendialoog EU-Kazachstan op 2 en 3 december 2021 en de 18e bijeenkomst van de Parlementaire Samenwerkingscommissie EU-Kazachstan op 11 oktober 2021,
– gezien artikel 2, artikel 3, lid 5, en de artikelen 21, 24, 29 en 31 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 10 en 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die de EU en haar lidstaten in hun betrekkingen met de rest van de wereld verplichten tot handhaving en bevordering van de universele mensenrechten en de bescherming van het individu, en tot het nemen van beperkende maatregelen in geval van ernstige schending van de mensenrechten,
– gezien de conclusies van de Raad van 17 juni 2019 over de nieuwe EU-strategie voor Centraal-Azië,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 8 januari 2022 en de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 5 januari 2022 over de meest recente ontwikkelingen in Kazachstan,
– gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten van 6 januari 2022,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het VN-Verdrag tegen foltering,
– gezien de universele periodieke evaluatie van Kazachstan van 12 maart 2020 door de VN-Mensenrechtenraad,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op 2 januari 2022 duizenden mensen in de stad Zjanaozen vreedzaam zijn gaan protesteren tegen het besluit van de regering om het prijsplafond voor vloeibaar petroleumgas op te heffen, wat tot een scherpe prijsstijging heeft geleid; overwegende dat de protesten zich snel hebben verspreid over meer dan 60 steden en gemeenten, waarbij echte politieke verandering, eerlijke verkiezingen en doeltreffende maatregelen om wijdverbreide corruptie aan te pakken, werden geëist;
B. overwegende dat de mensenrechtensituatie in Kazachstan tijdens de recente protesten is verslechterd en er dus een gevaarlijke trend gaande is, waarbij demonstranten wijzen op het gebrek aan democratische vertegenwoordiging in de besluitvormingsprocessen van de regering, waardoor de corruptie en de schendingen van de mensenrechten en de politieke vrijheid die aan hun wrok ten grondslag liggen, nog vaker voorkomen;
C. overwegende dat het algemeen bekend is dat in 2011 in de stad Zjanaozen een vergelijkbaar protest heeft plaatsgevonden toen een groep zeer georganiseerde mensen hun toevlucht nam tot geweld, hetgeen later door de autoriteiten werd gebruikt om een gewelddadige onderdrukking te rechtvaardigen en dodelijke wapens in te zetten tegen vreedzame demonstranten; overwegende dat de Kazachse autoriteiten ondanks verzoeken van het Europees Parlement geen onderzoek hebben ingesteld naar de gebeurtenissen tijdens het bloedbad in Zjanaozen in 2011; overwegende dat het gerechtelijk apparaat en de rechtshandhavingsinstanties deze gebeurtenissen niet hebben onderzocht, waardoor vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de kans dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het huidige bloedvergieten ter verantwoording worden geroepen voor een rechtbank en worden gestraft;
D. overwegende dat 4 en 5 januari 2022 een keerpunt vormeden in de gebeurtenissen met een escalatie van het geweld, met name in Almaty, de grootste stad van het land, en dat melding is gemaakt van de verschijning van nieuwe actoren in de protesten, zoals criminele benden, gemarginaliseerde groepen en gewapende groepen, die van de situatie hebben geprofiteerd om gewelddadige actie te ondernemen, zoals het overvallen van, brandstichten in en plunderen van onder andere politiebureaus en militaire faciliteiten; overwegende dat de Kazachse autoriteiten met onevenredig geweld hebben gereageerd op de protesten, ook op de legitieme en vreedzame protesten; overwegende dat de veiligheidsdiensten zeer hardhandig hebben gereageerd op de vreedzame protesten, waarbij buitensporig, onnodig en willekeurig geweld is gebruikt, waaronder ook dodelijk geweld, en intensief gebruik is gemaakt van traangas, wapenstokken, flitsgranaten en waterkanonnen; overwegende dat er op 3 en 4 januari 2022 ten minste 206 politieke vervolgingen hebben plaatsgevonden om te voorkomen dat mensen deelnemen aan vreedzame demonstraties, ondanks de beweringen van de autoriteiten dat zij het recht op vreedzame vergadering eerbiedigen; overwegende dat groepen gewelddadige demonstranten op 5 januari 2022 de luchthaven in beslag hebben genomen en officiële gebouwen, zoals het stadhuis van Almaty, hebben bestormd;
E. overwegende dat sinds het begin van de protesten in het hele land bijna 10 000 mensen zijn aangehouden en ten minste 225 mensen zijn gedood, onder wie kinderen, mensen die niet aan de protesten hebben deelgenomen en 19 rechtshandhavers; overwegende dat de werkelijke cijfers waarschijnlijk hoger zijn en moeilijk te verifiëren zijn vanwege onbetrouwbare officiële informatie en storingen bij de internet- en mobieletelefoondiensten; overwegende dat er voortdurend wordt gemeld dat er burgeractivisten en gewone mensen worden gearresteerd, geïntimideerd en gefolterd, iets wat is begonnen tijdens de bijeenkomsten in januari 2022 en wat nog steeds voortduurt; overwegende dat Noeralija Ajtkoelova, Ajtbaj Aliev en ten minste twaalf andere activisten tijdens de protesten naar verluidt door rechtshandhavers zijn doodgeschoten; overwegende dat de vreedzame burgers Noerbolat Sejtkoelov, Altinai Jetajeva en hun 15-jarige dochter op 8 januari 2022 in Taldıqorğan door het leger zijn doodgeschoten;
F. overwegende dat de Kazachse autoriteiten op 4 januari 2022 beperkingen hebben opgelegd aan mobiele internetnetwerken en sociale netwerken; overwegende dat president Kassim-Zjomart Tokajev op 5 januari 2022 een nationale noodtoestand heeft afgekondigd, die onder meer een avondklok, tijdelijke verplaatsingsbeperkingen en een verbod op massabijeenkomsten inhoudt; overwegende dat er melding van is gemaakt dat het internet vijf dagen lang werd afgesloten om de communicatie tussen de demonstranten te verstoren;
G. overwegende dat er op 6 januari 2022 in Kazachstan op formeel verzoek strijdkrachten van de Organisatie van het Verdrag inzake collectieve veiligheid (CSTO) zijn ingezet om de Kazachse regering bij te staan in de strijd tegen demonstranten, waarmee voor het eerst een beroep werd gedaan op de door Rusland geleide militaire alliantie om in een lidstaat te interveniëren;
H. overwegende dat president Tokajev op 11 januari 2022 heeft aangekondigd dat de CSTO-troepen zich vóór 23 januari 2022 volledig uit het land zullen terugtrekken; overwegende dat de Russische regering, onder verwijzing naar de verspreiding van een virusziekte onder de veestapel, een dag na de aankondiging van president Tokajev op 11 januari een verbod heeft ingesteld op de invoer van vlees en zuivelproducten uit Kazachstan;
I. overwegende dat de Kazachse autoriteiten op 4 januari 2022 een grootschalige desinformatiecampagne zijn begonnen en het internet en de media hebben geblokkeerd om de betrokkenheid van de staat bij het geweld tegen zijn eigen bevolking te verbergen en de vreedzame demonstraties en oprechte wens van de Kazachse bevolking om gerechtigheid te zoeken, met respect te worden behandeld en hun rechten geëerbiedigd te zien in diskrediet te brengen;
J. overwegende dat president Tokajev op 7 januari 2022 het bevel heeft gegeven de demonstranten, die hij als internationale terroristen beschreef, dood te schieten; overwegende dat een dergelijk bevel in strijd is met de internationale wettelijke verplichting van Kazachstan om het recht op leven te eerbiedigen en te beschermen; overwegende dat de Kazachse autoriteiten de wetten en maatregelen inzake terrorisme en extremisme te vaag en te ruim interpreteren om de vrijheid van meningsuiting en vreedzame meningsverschillen op willekeurige wijze te onderdrukken; overwegende dat VN-deskundigen op 11 januari 2022 het al te ruime gebruik van het woord “terrorisme” tegen demonstranten, activisten uit het maatschappelijk middenveld, mensenrechtenverdedigers, journalisten en politieke partijen aan de kaak hebben gesteld;
K. overwegende dat de Kazachse autoriteiten hun tegenstanders, die gedwongen zijn in het buitenland te wonen, politiek vervolgen;
L. overwegende dat nationale en internationale journalisten en kantoren van mediakanalen zijn bekritiseerd en aangevallen door de Kazachse regering en de staatstroepen, en dat buitenlandse correspondenten de toegang tot het land wordt ontzegd; overwegende dat rechtshandhavers die hun identiteitsbewijs niet hebben getoond op Vasili Polonski, een journalist van het televisiekanaal Dozjd, en Vasili Krestjaninov, een fotograaf, hebben geschoten, terwijl ze hun werk deden in de buurt van het lijkenhuis in Almaty; overwegende dat een aantal journalisten, onder wie Sanija Tojken, Machambet Abzjan, Loekpan Achmedijarov, Kassim Amanzjol, Darchan Omirbek en anderen, zijn aangehouden of aangevallen door rechtshandhavers omdat zij verslag deden van protesten;
M. overwegende dat de Kazachse autoriteiten de grondrechten lange tijd hebben beperkt, waaronder het recht op vreedzaam protest, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting; overwegende dat de wereldindex voor persvrijheid 2021 van Verslaggevers zonder Grenzen 180 landen omvat en dat Kazachstan op plaats 155 staat; overwegende dat 13 activisten die banden hebben met de vreedzame oppositiebewegingen Kosje Partijasi en de Democratische Keuze van Kazachstan zijn veroordeeld, onder wie de politieke gevangenen Kajrat Klysjev, Nojan Rachimzjanov, Aschat Zjeksebajev en Abaj Begimbetov, die onmiddellijk na het bezoek aan Kazachstan door de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten en de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Centraal-Azië tot vijf jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld; overwegende dat hun politieke processen online hebben plaatsgevonden en dat er geen rechterlijke beslissingen zijn gedaan om de Democratische Keuze van Kazachstan en Kosje Partijasi waarmee de beschuldigingen worden gesteund;
N. overwegende dat president Tokajev activisten, mensenrechtenverdedigers en de vrije media ervan heeft beschuldigd onrust te stoken; overwegende dat de mensenrechtensituatie in Kazachstan de laatste jaren duidelijk is verslechterd; overwegende dat verschillende prominente mensenrechten-ngo’s, mediakanalen en verkiezingswaarnemingsorganisaties in Kazachstan door de autoriteiten van het land onder toenemende druk zijn komen te staan en te maken hebben gehad met gerechtelijke intimidatie; overwegende dat dit deel uitmaakt van een grotere onderdrukking van het maatschappelijk middenveld, vakbonden en fundamentele democratische rechten, met name van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, en politiek pluralisme, alsook van het recht op deelname aan openbare aangelegenheden en de rechtsstaat;
O. overwegende dat mensenrechtenverdediger Rajgoel Sadyrbajeva, die een slechte gezondheid heeft, in voorlopige hechtenis is geplaatst tijdens het onderzoek naar een politiek gemotiveerde strafzaak wegens het monitoren van protesten in Semey, en dat hem een gevangenisstraf zal worden opgelegd; overwegende dat mensenrechtenverdediger Alija Isenova in haar arm is geschoten door rechtshandhavers terwijl zij een protest in Semey volgde, en dat haar nu naar verluidt ook een gevangenisstraf zal worden opgelegd in een politiek gemotiveerde strafzaak;
P. overwegende dat ondanks de verklaringen van het ministerie van Binnenlandse Zaken van Kazachstan aan de directeur van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (ODIHR) van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) dat de omstandigheden in inrichtingen voor voorlopige hechtenis en de eerbiediging van de mensenrechten zouden worden verbeterd, geen tastbare resultaten zijn bereikt; overwegende dat foltering en mishandeling in inrichtingen voor voorlopige hechtenis ondanks een memorandum dat is ondertekend door het gevangeniswezen van Kazachstan en mensenrechtenactiviste Elena Semenova nog steeds systematisch voorkomen, en dat deze strafbare feiten vaak onbestraft blijven, omdat de autoriteiten er nog steeds niet in slagen om beschuldigingen van foltering op geloofwaardige wijze te onderzoeken;
Q. overwegende dat de autoriteiten regelmatig proberen de socialemedia-accounts van burgeractivisten, mensenrechtenverdedigers en de oppositie te hacken; overwegende dat Kazachstan oppositie- en mensenrechteninhoud op sociale media aan censuur probeert te onderwerpen;
R. overwegende dat de Europese Unie en Kazachstan sinds de onafhankelijkheid van Kazachstan in 1991 partners zijn; overwegende dat de Europese Unie en Kazachstan een versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend, de eerste in haar soort met een Centraal-Aziatische partner, die de betrekkingen tussen de EU en Kazachstan naar een nieuw niveau heeft gebracht en een belangrijke mijlpaal vormde in meer dan 25 jaar lange betrekkingen tussen de EU en Kazachstan; overwegende dat de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, die door alle EU-lidstaten en het Europees Parlement is geratificeerd, op 1 maart 2020 in werking is getreden;
1. betreurt ten zeerste het verlies van mensenlevens en veroordeelt ten stelligste de wijdverbreide gewelddaden die na de vreedzame protesten in Kazachstan zijn uitgebroken; betuigt zijn medeleven aan de slachtoffers en hun families;
2. staat achter de bevolking van Kazachstan, die volledig het recht moet hebben om vreedzaam bijeen te komen om te protesteren tegen het uitblijven van hervormingen in Kazachstan en om op te komen voor een welvarende toekomst voor het land; veroordeelt ten stelligste de dramatische en voortdurend verslechterende situatie van de mensenrechten in Kazachstan, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, arbeidsrechten en sociale rechten; dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan hun internationale verplichtingen na te komen en de mensenrechten en fundamentele vrijheden te eerbiedigen;
3. roept de regering van Kazachstan op om politiek gemotiveerde aanklachten te laten vallen en een einde te maken aan alle vormen van willekeurige detentie, represailles tegen en intimidatie van mensenrechtenverdedigers, activisten, religieuze organisaties, maatschappelijke organisaties, vakbonden, journalisten en politieke oppositiebewegingen, en mensen in staat te stellen vrij hun politieke, religieuze en andere standpunten kenbaar te maken;
4. dringt er bij de regering van Kazachstan op aan de willekeurig vastgehouden demonstranten en activisten onmiddellijk vrij te laten; dringt er bij de autoriteiten van Kazachstan op aan alle politieke gevangenen, onder wie Bekjan Mendigazijev, Erulan Amirov, Igor Tsjuprina, Ruslan Ginatullin, Jerzjan Jelschibajev, Saltanat Kusmankizi, Baurjan Jussupov, Nataliya Dauletiyarova, Rinat Batkajev, Jerbol Jeskozjin, Askar Kayirbek, Ulasbek Achmetov, Aschat Zjeksebajev, Kairat Klisjev, Noyan Rachimzjanov, Abai Begimbetov en Raigul Sadyrbajeva, onmiddellijk vrij te laten en volledig te rehabiliteren; verzoekt de autoriteiten de maatregelen van voorlopige hechtenis en huisarrest en de vrijheidsbeperkende maatregelen ten aanzien van activisten uit het maatschappelijk middenveld op te heffen;
5. veroordeelt de door de Kazachse autoriteiten begane schendingen van de fundamentele vrijheden en de mensenrechten jegens demonstranten, mediamensen en activisten, met inbegrip van het willekeurige gebruik van dodelijk geweld door veiligheidstroepen; veroordeelt de opruiende retoriek van president Tokajev, waaronder zijn algemene voorstelling van de demonstranten als “terroristen”, ongefundeerde en overdreven beweringen over hun aantal (naar verluidt ongeveer 20 000) en het dreigement om “ze te doden”; verzoekt hem met klem alle bevelen om zonder waarschuwing met scherp te schieten, publiekelijk in te trekken;
6. verzoekt de autoriteiten informatie openbaar te maken over arrestaties en slachtoffers als gevolg van de protesten, en ervoor te zorgen dat alle vervolgde personen toegang tot een advocaat hebben en een eerlijk proces krijgen overeenkomstig het internationaal recht;
7. verzoekt de autoriteiten van Kazachstan de wet inzake openbare bijeenkomsten te herzien om het recht op vreedzaam protest te waarborgen in overeenstemming met de internationale normen, teneinde de mensen in Kazachstan in staat te stellen deel te nemen aan vreedzame protesten zonder angst voor arrestatie, pesterijen of inmenging door de politie, en ervoor te zorgen dat onafhankelijke media, maatschappelijke groeperingen, politieke oppositiegroepen, activisten, vakbondsleden en mensenrechtenverdedigers hun activiteiten kunnen uitvoeren zonder ongepaste inmenging van overheidswege of angst voor intimidatie of politiek gemotiveerde vervolging; dringt in dit verband aan op een grondige hervorming van het rechtsstelsel en, zoals aanbevolen door de VN en de OVSE, op de schrapping van artikelen uit het strafrecht die voor politiek gemotiveerde vervolgingen worden gebruikt; dringt er bij de autoriteiten van Kazachstan op aan de rechterlijke beslissingen betreffende de vreedzame oppositiebewegingen Koshe Partiyasy en DCK ongedaan te maken;
8. verzoekt de Kazachse autoriteiten een einde te maken aan de politieke vervolging van mensenrechtengroeperingen als Bostandyq Kz, Qaharman, Femina Virtute, Veritas, 405, Elimay en Article 14;
9. dringt er bij de EU en de internationale gemeenschap op aan onmiddellijk een gedegen internationaal onderzoek in te stellen naar de misdaden die tijdens de twee weken van manifestaties in Kazachstan tegen de bevolking van het land zijn gepleegd, en onder meer onderzoek te doen naar de verdwijningen, alsook de meldingen van foltering, willekeurige detentie en sluipschutters die vreedzame demonstranten, onder wie minderjarigen, in Almaty en andere steden en gemeenten van Kazachstan zouden hebben gedood of verwond;
10. verzoekt de EDEO en de lidstaten gebruik te maken van multilaterale fora om toezicht te houden op de mensenrechtensituatie in Kazachstan, waaronder de VN-Mensenrechtenraad of de OVSE;
11. verzoekt de lidstaten het initiatief te nemen om een beroep te doen op het Moskou-mechanisme van de OVSE om onderzoek te kunnen doen naar de feiten en omstandigheden rond de dood van demonstranten en rechtshandhavingsfunctionarissen in Almaty in januari 2022 en naar andere beschuldigingen van mensenrechtenschendingen sinds het begin van de vreedzame protestbeweging in Kazachstan;
12. dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan mandaathouders van speciale procedures van de VN en OVSE-deskundigen uit te nodigen om bezoeken ter plaatse af te leggen, volledig met hen samen te werken en te overwegen om onder auspiciën van de OVSE een permanente werkgroep op te richten om te beoordelen of de onrust het gevolg was van buitenlandse inmenging of een interne machtsstrijd en de onderliggende oorzaak ervan aan te pakken;
13. uit zijn bezorgdheid over de onaanvaardbare situatie met betrekking tot de mediavrijheid in het land; verzoekt de regering van Kazachstan onafhankelijke journalisten een vrije en veilige omgeving te bieden; veroordeelt ten stelligste de afsluiting van het internet om afwijkende meningen de kop in te drukken en de vrijheid van meningsuiting en vergadering te schenden, hetgeen in strijd is met de internationale mensenrechtennormen; verzoekt de Kazachse autoriteiten de onbeperkte toegang tot het internet te herstellen, alle andere vormen van communicatie te deblokkeren en te stoppen met represailles tegen wie onafhankelijk nieuws deelt; verzoekt president Tokajev het belang en de rol van vrije media in Kazachstan publiekelijk te erkennen en volledig te eerbiedigen;
14. veroordeelt de foltering en mishandeling in detentiecentra en dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan het recht van de burgers op vrijwaring van foltering en mishandeling te waarborgen, ervoor te zorgen dat de detentieomstandigheden volledig in overeenstemming zijn met de internationale normen, gevallen van foltering grondig te onderzoeken en een einde te maken aan straffeloosheid; verzoekt de Kazachse autoriteiten vertegenwoordigers van het nationaal preventiemechanisme en de ombudsdienst onmiddellijk en ongehinderd toegang te verlenen tot alle gedetineerden;
15. dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan niemand van terrorisme te beschuldigen op basis van een al te ruime interpretatie van dat begrip en overeenkomstig de internationale normen een onderscheid te maken tussen vreedzame demonstranten en degenen die geweld hebben gebruikt en misdaden hebben gepleegd; herhaalt zijn oproep om de definitie van extremisme te herzien om ze in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen van Kazachstan; dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan artikel 405 van het Kazachse wetboek van strafrecht niet langer toe te passen om vermeende of daadwerkelijke leden van verboden “extremistische” groeperingen aan te pakken, het arbitraire rechterlijke verbod op vreedzame politieke bewegingen te doen herzien, alle veroordelingen die zijn uitgesproken wegens het opzetten van of deelnemen aan een verboden “extremistische” organisatie, aan een onafhankelijke toetsing te onderwerpen, en de rechtbanken te verzoeken om nietigverklaring van alle veroordelingen die louter zijn uitgesproken wegens vermeend lidmaatschap van of steun aan een vreedzame politieke oppositiegroepering of belangenvereniging;
16. eist dat de mensenrechten een prioriteit vormen in de betrekkingen van de EU met Kazakhstan; onderstreept dat nauwere politieke en economische betrekkingen met de EU, zoals bepaald in de versterkte PSO, gebaseerd moeten zijn op gedeelde waarden en gepaard moeten gaan met een actieve en concrete inzet van Kazachstan voor democratische hervormingen, overeenkomstig zijn internationale verplichtingen en verbintenissen; moedigt de VV/HV, de EDEO en de lidstaten aan Kazachstan voortdurend op te roepen alle wetten die onverenigbaar zijn met internationale normen in te trekken of te wijzigen, en mensenrechtenkwesties aan de orde te stellen in alle relevante bilaterale bijeenkomsten;
17. verzoekt de EU-delegatie en de vertegenwoordigingen van de lidstaten in Kazachstan de situatie nauwlettend te volgen, gedetineerde demonstranten en politieke gevangenen te bezoeken en steun te verlenen, actief samen te werken met lokale leden van het maatschappelijk middenveld door regelmatig en zonder discriminatie bijeenkomsten te organiseren en een rol te spelen bij het faciliteren van een dialoog tussen de regering en het maatschappelijk middenveld; verzoekt hen voorts actief toe te zien en snel te reageren op de aanhoudende mensenrechtenschendingen en publiekelijk een standpunt daarover in te nemen door bijstand te verlenen aan slachtoffers van politieke vervolging en gedetineerde activisten en door de processen van critici van de regering en mensenrechtenverdedigers bij te wonen en plaatsen van detentie te bezoeken; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan dringend een alomvattend programma op te zetten om het maatschappelijk middenveld en de democratische krachten in Kazachstan te ondersteunen;
18. verzoekt de EU-delegatie en de ambassades van de EU-lidstaten in Kazachstan overleg te plegen en snel op te treden om ervoor te zorgen dat mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen en tijdelijk buiten Kazachstan moeten worden gehuisvest, een visum uitgereikt krijgen; verzoekt de EU-delegatie en de ambassades van de EU-lidstaten in Kazachstan samen te werken met de Kazachse autoriteiten om te zorgen voor de onmiddellijke vrijlating van honderden politieke gevangenen en gedetineerden in Kazachstan, de opheffing van de vrijheidsbeperkingen voor activisten uit het maatschappelijk middenveld en de oppositie, en de uitbanning van foltering en mishandeling in gevangenissen;
19. is ingenomen met het aanbod van de VV/HV om “bijstand te verlenen voor een vreedzame oplossing van de crisis” in zijn verklaring van 8 januari 2022, maar betreurt het uitblijven van een diplomatiek initiatief; moedigt de EDEO aan in capaciteitsopbouw te investeren en gebruik te maken van het bestaande potentieel voor bemiddeling, vreedzame crisisoplossing en andere instrumenten, zoals pendeldiplomatie, onder meer door de VV/HV of de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Centraal-Azië;
20. dringt er bij de EDEO op aan tijdens de volgende zitting van de VN-Mensenrechtenraad aandacht te besteden aan de situatie in Kazachstan en vervolgens een resolutie over de situatie aan te nemen;
21. dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan de internationale normen na te leven wat het wettelijk kader voor het houden van verkiezingen betreft, en gevolg te geven aan de aanbevelingen van de beperkte verkiezingswaarnemingsmissie van het ODIHR betreffende grondwettelijk gegarandeerde fundamentele vrijheden, deelname van het maatschappelijk middenveld, politiek pluralisme, de onpartijdigheid van de verkiezingsadministratie, het actief en passief kiesrecht, kiezersregistratie, de media en de bekendmaking van verkiezingsuitslagen;
22. verzoekt Kazachstan dringend hervormingen door te voeren om corruptie en toenemende ongelijkheid te bestrijden; verzoekt de EU-instellingen vaart te zetten achter de goedkeuring van anticorruptiewetgeving om corrupte functionarissen en hun aanhangers in Kazachstan aan te pakken op grond van mensenrechtenschendingen en witwaspraktijken;
23. herinnert aan de onlangs goedgekeurde wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten, die de EU in staat stelt op te treden tegen plegers van ernstige schendingen van de mensenrechten in de hele wereld, en die het in het geval van Kazachstan mogelijk maakt sancties op te leggen aan personen, entiteiten en instanties die betrokken zijn bij of in verband worden gebracht met wijdverbreide en systematische schendingen van de mensenrechten; verzoekt de Raad gerichte sancties op te leggen aan hooggeplaatste Kazachse functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige schendingen die tijdens de protesten van januari 2022 zijn begaan;
24. neemt kennis van de door president Tokajev aangekondigde sociaal-economische en politieke hervormingen en verwacht van de regering en de autoriteiten dat zij de uitvoering ervan opvolgen om de levensstandaard van de burgers te verbeteren en hun ontevredenheid weg te nemen, en verzoekt de president zo spoedig mogelijk meer duidelijkheid te verschaffen over de politieke hervormingen en de structuur van het nieuwe “fonds voor het volk van Kazachstan”; moedigt de Kazachse regering aan om bij dit hervormingsproces te streven naar samenwerking met de EU, de OVSE en de Raad van Europa, en verzoekt de EDEO klaar te staan om bij dit proces alle relevante steun te verlenen;
25. roept de buurlanden van Kazachstan op zich te onthouden van elke vorm van inmenging die negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de binnenlandse aangelegenheden van Kazachstan;
26. verzoekt de Europese instellingen en agentschappen, met inbegrip van de EDEO en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, en de Wereldbank om de financiering van programma’s in Kazachstan stop te zetten totdat de regering aanzienlijke en tastbare inspanningen levert om haar staat van dienst op het gebied van mensenrechten te verbeteren, met inbegrip van de uitvoering van alle aanbevelingen van het Europees Parlement, de VN en de OVSE, op een wijze die geen gevolgen heeft voor de rechtstreekse ondersteuning van onafhankelijke maatschappelijke organisaties, activisten, mensenrechtenverdedigers en media;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Centraal-Azië, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de president, de regering en het parlement van Kazachstan.
– gezien het debat over Sudan van 12 januari 2022 in de VN-Veiligheidsraad,
– gezien de verklaring van 4 januari 2022 van de EU, het VK, Noorwegen en de VS naar aanleiding van het aftreden van de Sudanese premier,
– gezien de aan de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal voor Sudan toe te schrijven verklaring van 8 januari 2022 over de aankondiging van gesprekken over de politieke overgang in Sudan,
– gezien de verklaring van de voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie van 21 november 2021 over de in Sudan bereikte politieke overeenkomst,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 18 januari 2022 over de recentste stand van zaken in Sudan,
– gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten van 18 november 2021 ter veroordeling van het ombrengen van vreedzame demonstranten in Sudan,
– gezien resolutie 2524 (2020) van de VN-Veiligheidsraad tot instelling van een geïntegreerde missie van de VN voor overgangsbijstand in Sudan (UNITAMS),
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Sudan partij is,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien het Afrikaanse Handvest inzake de rechten van mensen en volkeren,
– gezien de VN-gedragscode voor wetshandhavers,
– gezien de grondwettelijke verklaring van Sudan van augustus 2019,
– gezien het vredesakkoord van Juba voor Sudan van oktober 2020,
– gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties,
– gezien de gezamenlijke strategie EU-Afrika,
— gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de EU van 11 maart 2021 over democratie en de eerbiediging van de grondwettelijke orde in de EU- en de ACS-landen,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Sudanese militaire en civiele leiders sinds augustus 2019 de macht deelden nadat de autoritaire leider Omar al-Bashir was afgezet naar aanleiding van demonstraties waarbij een civiel bewind werd geëist; overwegende dat deze situatie eindigde met de coup van 25 oktober 2021; overwegende dat de overeenkomst over de deling van de macht tussen de militaire en civiele actoren heeft geleid tot oprichting van de Soevereiniteitsraad als collectief staatshoofd van het land;
B. overwegende dat de Soevereiniteitsraad oorspronkelijk bestond uit vijf burgers, gekozen door de strijdkrachten voor vrijheid en verandering (Forces of Freedom and Change – FFC), vijf vertegenwoordigers van het leger, gekozen door de militaire overgangsraad (Transitional Military Council – TMC) en één burger, gekozen in onderlinge overeenstemming tussen de FFC en de TMC; overwegende dat overeenkomstig de Sudanese grondwettelijke verklaring van 2019 de voorzitter van de Soevereiniteitsraad in de eerste 21 maanden van de overgangsperiode van 39 maanden moest worden gekozen door de vijf militaire leden van de Raad, en dat de voorzitter in de volgende 18 maanden moest worden gekozen door de vijf door de FFC gekozen burgerleden; overwegende dat de huidige voorzitter, generaal Abdel Fattah al-Burhan, op 9 december 2021 de macht had moeten overdragen aan een civiel bewind; overwegende dat er overeenkomstig het grondwettelijk document dat de overgangsperiode regelt in juli 2023 algemene verkiezingen in Sudan zullen plaatsvinden;
C. overwegende dat de overeenkomst over de deling van de macht van 2019 werd geschonden op 25 oktober 2021, toen de legerleider generaal Abdel-Fattah al-Burhan een staatsgreep pleegde, de noodtoestand afkondigde, de Soevereiniteitsraad die de macht deelde ontbond, de burgerregering naar huis stuurde en premier Abdalla Hamdok, zijn team van ministers en andere activisten en politici tijdelijk gevangenzette, hetgeen tot internationale veroordeling leidde en grootschalige protesten in Sudan heeft uitgelokt; overwegende dat deze staatsgreep een einde heeft gemaakt aan de machtsoverdracht aan een door burgers geleide Soevereiniteitsraad;
D. overwegende dat de heer Hamdok op 21 november 2021 een overeenkomst met generaal al-Burhan heeft getekend, waarmee zijn huisarrest werd opgeheven en hij aan kon blijven als premier; overwegende dat de heer Hamdok ermee heeft ingestemd zijn positie weer op te nemen, de democratische hervormingen voort te zetten en een nieuw technocratisch kabinet te leiden totdat er verkiezingen konden worden gehouden; overwegende dat veel prodemocratische activisten, maatschappelijke organisaties en vooraanstaande burgers deze overeenkomst hebben verworpen; overwegende dat premier Hamdok op 2 januari 2022 is afgetreden nadat in het hele land prodemocratische demonstraties plaatsvonden, waarbij hij verwees naar het verzet van de generaals tegen een versterkt civiel bewind;
E. overwegende dat generaal al-Burhan personen op sleutelposities heeft benoemd die banden hebben met het al-Bashir-regime, onder meer bij media die staatseigendom zijn en bij de centrale bank, en dat hij de procureur-generaal en de voorzitters van een commissie heeft ontslagen, waarbij deze commissie de illegale financiële winsten onderzoekt die zijn gemaakt tijdens het drie decennia durende bewind van al-Bashir; overwegende dat al-Burhan op 24 december 2021 de inlichtingendiensten, de Janjaweed en het leger de bevoegdheid heeft verleend personen te doorzoeken, vast te houden en te ondervragen en eigendommen te confisqueren, waarbij deze bevoegdheden voorheen alleen waren toegekend aan de politie en het openbaar ministerie; overwegende dat de leden van deze strijdkrachten tevens immuniteit is verleend zodat zij niet vervolgd kunnen worden, waarbij deze immuniteit uitsluitend kan worden opgeheven door de leiders van de Soevereiniteitsraad zelf;
F. overwegende dat burgers na de militaire staatsgreep van 25 oktober 2021 nog steeds vreedzame massabetogingen tegen het leger organiseren, waarbij het leger nog altijd reageert met geweld en extreem machtsvertoon en onder meer scherpe munitie, traangas en flitsgranaten inzet, wat heeft geleid tot de dood van ten minste 70 demonstranten en tot honderden gewonden en gevangenen;
G. overwegende dat er meldingen zijn gemaakt van gebruik van seksueel geweld door de veiligheidstroepen; overwegende dat de VN momenteel onderzoek doet naar meldingen van 13 vrouwen en meisjes die naar verluidt slachtoffer zijn geworden van verkrachting of groepsverkrachting, waarbij ook andere vrouwen tijdens demonstraties in Khartoem op 19 december 2021 seksueel werden geïntimideerd door veiligheidstroepen; overwegende dat het internet op grote schaal is afgesloten en dat de communicatie is verstoord, en dat er tevens melding wordt gemaakt van journalisten die het doelwit zijn en willekeurig worden gearresteerd en aangevallen;
H. overwegende dat Sudanese vrouwen en jongeren een sleutelrol hebben gespeeld in de overgang van het land naar democratie; overwegende dat vrouwen met name in de eerste dagen van de democratische beweging herhaaldelijk het slachtoffer zijn geworden van geweld, waaronder seksueel geweld, en dat de daders van deze onmenselijke misdaden nog steeds niet zijn bestraft;
I. overwegende dat er alarmerende meldingen zijn van veiligheidstroepen die ziekenhuizen betreden om demonstranten te arresteren, om te voorkomen dat gewonde personen behandeld worden en om medisch personeel te bedreigen en te intimideren; overwegende dat de Wereldgezondheidsorganisatie sinds november 2021 melding heeft gemaakt van 15 aanvallen op zorgverleners en zorginstellingen;
J. overwegende dat de reactie op de protesten in strijd is met het recht op vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting, het recht op persoonlijke vrijheid en het verbod op foltering en mishandeling, naast andere grondrechten, die worden gewaarborgd in regionale en internationale verdragen waarbij Sudan partij is;
K. overwegende dat de mensenrechtensituatie in Sudan blijft verslechteren en dat Sudanese activisten van het maatschappelijk middenveld de afgelopen maanden steeds vaker het doelwit zijn geworden; overwegende dat verscheidene activisten naar verluidt vermist zijn en dat hun stoffelijke overschotten later zijn aangetroffen met duidelijke tekenen van foltering; overwegende dat burgers, mensenrechtenverdedigers, activisten, journalisten en politieke leiders willekeurig zijn gearresteerd en in incommunicado-detentie zijn gehouden;
L. overwegende dat UNITAMS op 8 januari 2022 raadplegingen is gestart om de democratische overgang te herstellen, met als doel het leger, rebellengroeperingen, politieke partijen, protestbewegingen, het maatschappelijk middenveld en vrouwengroeperingen uit te nodigen aan het proces deel te nemen; overwegende dat hier zowel in Sudan als op internationaal niveau weliswaar over het algemeen positief op wordt gereageerd, maar dat bepaalde delen van de samenleving nog altijd sterk gekant zijn tegen elke regeling voor deling van de macht met militaire functionarissen;
M. overwegende dat de Sudanese burgers nog steeds te maken hebben met hand over hand toenemende inflatie, die, zoals het Wereldvoedselprogramma van de VN (WFP) meldt, jaarlijks stijgt met meer dan 300 %, en met extreme prijsstijgingen van brandstof en basisproducten, in combinatie met een gebrek aan elementaire voorzieningen, waardoor velen niet in staat zijn in hun basisbehoeften en in hun levensonderhoud te voorzien, wat de frustratie onder demonstranten verder doet toenemen; overwegende dat premier Hamdok een sleutelrol heeft gespeeld bij de onderhandelingen over schuldverlichting en de VS ervan heeft overtuigd om Sudan te schrappen van de lijst van staten die terrorisme steunen; overwegende dat naar verluidt talrijke legercommandanten zeggenschap hebben over circa 250 bedrijven die actief zijn in de cruciale economische sectoren van Sudan, zoals de uitvoer van goud, rubber en vlees;
N. overwegende dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) Sudan in 2021 een lening van 2,5 miljard USD heeft verstrekt en samen met de Wereldbank zijn goedkeuring heeft gehecht aan het verzoek van Sudan om schuldverlichting in het kader van het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast, waarvoor uitgebreide economische hervormingen moesten worden doorgevoerd, waaronder de afschaffing van bepaalde subsidies; overwegende dat deze hervormingen door de staatsgreep ondermijnd dreigen te worden;
O. overwegende dat de Afrikaanse Unie Sudan na de staatsgreep heeft uitgesloten van al haar activiteiten; overwegende dat verschillende staten en multilaterale organisaties, waaronder het IMF, hun buitenlandse hulp hebben onderbroken en uitbetalingen hebben stopgezet; overwegende dat de EU heeft meegedeeld dat haar steun aan Sudan in het gedrang zal komen wanneer de grondwettelijke orde niet wordt hersteld; overwegende dat talrijke niet-EU-landen actief betrokken zijn bij Sudan, onder meer door het leveren van wapens, politieke steun en geldstromen die verband houden met grondstoffen en goud; overwegende dat deze landen een rol spelen bij de stabiliteit van de regio en verschillende doelstellingen en langetermijnstrategieën vertegenwoordigen; overwegende dat hun tegenstrijdige belangen een uitdaging vormen voor de verdere ontwikkeling van Sudan en de regio en de reeds sterke spanningen in de Hoorn van Afrika verergeren, hetgeen niet bevorderlijk zal zijn voor het vinden van een politieke oplossing voor de situatie in Ethiopië;
P. overwegende dat de veiligheidssituatie in heel Sudan blijft verslechteren, met name in Oost-Darfur, waar honderden burgers zijn gedood en duizenden ontheemd zijn geraakt, evenals in Zuid-Kordofan, waar sprake is van grootschalige verdrijvingen en vele doden; overwegende dat volgens de VN in 2022 6,2 miljoen burgers humanitaire hulp nodig zullen hebben en dat volgens het WFP 2,7 miljoen mensen te kampen hebben met acute voedselonzekerheid; overwegende dat de humanitaire situatie is verergerd door de COVID-19-crisis en de toestroom van vluchtelingen als gevolg van het conflict in Ethiopië;
Q. overwegende dat het Sudanese kabinet op 4 augustus 2021 unaniem heeft besloten partij te worden bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ICC), hetgeen nog goedgekeurd moet worden door de Soevereiniteitsraad, en overwegende dat Sudan daarmee verplicht zou zijn alle verdachten uit te leveren die door het ICC zijn aangeklaagd wegens de in 2003-2004 in Darfur gepleegde misdrijven, onder wie voormalig president Omar al-Bashir; overwegende dat er helaas geen voortgang is geboekt met de oprichting van het bijzondere strafhof voor Darfur, zoals bepaald in het akkoord van Juba;
R. overwegende dat de VN-Veiligheidsraad het mandaat van UNITAMS, dat tot taak had de Sudanese autoriteiten bij te staan tijdens de overgang naar democratie, op 3 juni 2021 heeft verlengd tot juni 2022;
S. overwegende dat de EU sinds september 2019 – voornamelijk via het EU-noodtrustfonds voor Afrika – meer dan 88 miljoen EUR aan ontwikkelingshulp heeft verstrekt ter ondersteuning van politieke en economische hervormingen die bijdragen aan vrede en stabiliteit in Sudan;
T. overwegende dat de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, Michelle Bachelet, op 12 november 2021 Adama Dieng heeft benoemd tot deskundige voor de mensenrechten in Sudan; overwegende dat de heer Dieng wordt belast met het opstellen van een schriftelijk verslag dat de hoge commissaris zal voorleggen aan de VN-Mensenrechtenraad tijdens zijn 50e zitting in juni 2022;
1. betreurt het feit dat sinds de militaire staatsgreep van 25 oktober 2021 vele Sudanese demonstranten zijn vermoord en honderden meer gewond zijn geraakt, waarbij ook seksueel geweld is gebruikt, door toedoen van de veiligheidsdiensten en andere gewapende groeperingen; onderstreept het recht van het Sudanese volk om zich te verenigen en zijn grondrechten uit te oefenen met als doel dat de democratie hersteld wordt en dat in hun basisbehoeften wordt voorzien; roept alle Sudanese betrokkenen op de rechtsstaat te eerbiedigen, zoals bepaald in de constitutionele verklaring van 2019;
2. veroordeelt de militaire staatsgreep van 25 oktober 2021 en herinnert eraan dat de Sudanese militaire leiding zich dringend hernieuwd moet inzetten voor de democratische transitie van het land en gehoor moeten geven aan het Sudanese volk dat vrijheid, vrede en rechtvaardigheid eist; eist dat de Sudanese militaire leiding duidelijke tijdschema’s en processen vaststelt voor een terugkeer naar de eerder overeengekomen transitie, met inbegrip van het instellen van de uitvoerende, wetgevende en gerechtelijke machten als onderdeel van de staatsinrichting, het opzetten van verantwoordingsmechanismen en het leggen van de basis voor verkiezingen;
3. veroordeelt alle geweldplegingen tegen vreedzame demonstranten, activisten, journalisten en alle anderen die op vreedzame wijze hun recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging of vergadering uitoefenen; dringt aan op de onmiddellijke vrijlating van degenen die momenteel zonder tenlastelegging of proces worden vastgehouden, op volledige toegang tot juridische vertegenwoordiging voor degenen die worden aangeklaagd en op onmiddellijke opheffing van de noodtoestand; dringt er bij de Sudanese autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan alle illegale gevangennemingen en gedwongen verdwijningen; herinnert eraan dat de Sudanese strijdkrachten geen wettelijke bevoegdheid hebben om burgers vast te houden of wetshandhavingsfuncties uit te oefenen aangezien de bevoegdheden tot arrestatie en detentie van burgers sinds 21 januari 2021 uitsluitend aan politie en aanklagers toebehoren; veroordeelt de aanhoudende platlegging van internetdiensten;
4. veroordeelt ten stelligste de gemelde aanvallen door veiligheidstroepen op medische doelwitten; roept de Sudanese autoriteiten op alle gewonde personen toegang tot behandeling te geven; herinnert eraan dat gerichte aanvallen op gezondheidswerkers, patiënten en medische infrastructuur een flagrante schending van het internationaal humanitair recht vormen;
5. dringt aan op onafhankelijk onderzoek naar de overleden slachtoffers en het daarmee verband houdende geweld, en op het ter verantwoording roepen van de daders; steunt de oproepen voor een onafhankelijke internationale onderzoeksmissie voor het onderzoeken van meldingen van geweld tegen demonstranten sinds de militaire staatsgreep in oktober 2021; verzoekt de EU en haar lidstaten samen te werken met regionale en internationale organisaties om dit te faciliteren en de gebeurtenissen in het land nauwlettend te volgen, en ervoor te zorgen dat alle mensenrechtenschendingen worden onderzocht zodat daders kunnen worden vervolgd; onderstreept dat soortgelijke onderzoeken naar misdrijven die zowel tijdens het bewind van Omar al-Bashir als tijdens de overgangsperiode van 2019 zijn gepleegd, moeten worden voortgezet;
6. spreekt zijn krachtige steun uit voor de inspanningen van de VN-missie voor bijstand bij het overgangsproces in Sudan (UNITAMS) om de besprekingen over het oplossen van de politieke crisis te faciliteren; roept alle Sudanese politieke actoren op deze dialoog aan te gaan om de overgang naar civiel bestuur te herstellen, in overeenstemming met de constitutionele verklaring van 2019, en de wens van de Sudanese burger naar meer vrijheid, democratie, vrede, gerechtigheid en welvaart na te streven; is er stellig van overtuigd dat de benoeming van de nieuwe civiele premier en het nieuwe kabinet moet plaatsvinden in het licht van precies zo een interne dialoog in Sudan, zodat zij geloofwaardigheid genieten en kunnen rekenen op aanvaarding vanuit de Sudanese maatschappij, die duidelijk heeft gemaakt dat zij elke vorm van autoritaire regering afwijst en een waarachtige en permanente overgang naar democratie wenst; roept alle regionale actoren op te goeder trouw te handelen, een civiele regering te steunen en geen steun te verlenen aan de Janjaweed, waarvan de leden in het belang van de openbare veiligheid in Sudan onmiddellijk uit de politie- en rechtshandhavingsmacht moeten worden verwijderd;
7. benadrukt dat, in overeenstemming met de constitutionele verklaring van 2019, het hervormingsproces inclusief moet zijn en door Sudan moet worden geleid, waarbij duidelijke tijdschema’s en processen moeten worden vastgesteld voor de oprichting van de wetgevende macht en de onafhankelijke rechterlijke macht, de invoering van verantwoordingsmechanismen en het zo spoedig mogelijk houden van inclusieve, eerlijke en transparante verkiezingen; benadrukt dat de dialoog volledig inclusief moet zijn en dat ook voorheen gemarginaliseerde groepen, waaronder vrouwen, jongeren en minderheden, in de dialoog vertegenwoordigd moeten zijn; vraagt de EU en haar lidstaten hun actieve steun te verlenen aan dit proces;
8. veroordeelt en spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de alarmerende toename van geweld in Darfur en Zuid-Kordofan; roept de internationale waarnemers op hun aandacht opnieuw te richten op Darfur en Zuid-Kordofan, teneinde de lokale bevolking te beschermen tegen geweld, schade en massale ontheemding;
9. eist dat de veiligheidsdiensten en andere gewapende groepen onmiddellijk stoppen met het gebruik van geweld tegen burgers en hulpverleners – in het hele land en met name in Darfur; veroordeelt de plundering op 29 december 2021 door lokale milities van de voedselopslagplaats van het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de VN in El Fasher in Noord-Darfur, waar voor honderdduizenden mensen met voedselonzekerheid in dat gebied voedsel ligt opgeslagen, en onderstreept met klem dat humanitaire hulp nooit doelwit mag zijn in een conflict;
10. herhaalt zijn oproep om voormalig president Omar al-Bashir ter verantwoording te roepen voor de mensenrechtenschendingen tegen Sudanese burgers onder zijn autoritaire bewind, waaronder genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid; steunt zijn uitlevering en die van de voormalige minister van Defensie, Abdelrahim Hussein, en de voormalige staatsminister voor Humanitaire Zaken, Ahmed Haroun, aan het ICC wegens hun medeplichtigheid aan de oorlog in Darfur;
11. herhaalt zijn verzoek aan Sudan om het Statuut van Rome inzake het ICC te ratificeren en volledige medewerking te verlenen aan het ICC en gevolg te geven aan uitstaande aanhoudingsbevelen; dringt er bij Sudan op aan ambtenaren en officieren van de veiligheidstroepen die betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten en oorlogsmisdaden van hun functie te ontheffen; dringt er bij alle politieke actoren op aan prioriteit te geven aan de instelling van het speciaal strafhof voor Darfur, zoals opgericht bij de Verklaring van Juba van 2006 inzake eenheid en integratie tussen het Sudanese Volksbevrijdingsleger en de Strijdkrachten van Zuid-Sudan;
12. verzoekt Sudan de pogingen van het Sudanese leger om de eigendom van en de controle over strategische economische sectoren en ondernemingen te behouden en het hervormingsproces te keren, aan de kaak te stellen; verzoekt de Commissie grondige mechanismen voor due diligence vast te stellen met betrekking tot transacties met dergelijke sectoren en ten volle gebruik te maken van de bepalingen van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten waar dit nodig is tegen personen;
13. veroordeelt de poging van het leger om de instanties van Sudan te ondermijnen door ambtenaren die tijdens de overgangsperiode zijn benoemd te verwijderen en hen te vervangen door anderen die aanhangers zijn van het vorige al-Bashir-regime; onderstreept dat ambtenaren die door het regime werden ontslagen, opnieuw in functie moeten worden gesteld;
14. steunt de verklaring van de VV/HV van 18 november 2021 dat indien de grondwettelijke orde niet volledig wordt hersteld, er ernstige gevolgen zullen zijn voor de financiële steun vanuit de EU; onderstreept echter de aanhoudende noodzaak van EU-steun voor de verstrekking van basisdiensten zoals gezondheidszorg en onderwijs; is daarom ingenomen met de bijdrage van 10 miljoen EUR voor levensreddende voedselhulp aan het WFP in Sudan in december 2021 via het directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp van de Commissie, naast de bijdrage van 13 miljoen EUR die begin 2021 werd ontvangen;
15. is bezorgd over het feit dat de samenwerking van de EU met Sudan op het gebied van migratie door het militaire regime wordt gebruikt als excuus om zijn vermogen om mensen te controleren en onderdrukken te versterken, bijvoorbeeld door de bewakingscapaciteit te versterken, ook aan de grenzen, en door materieel te leveren; dringt er derhalve bij de EU op aan te zorgen voor volledige transparantie met betrekking tot projecten op veiligheidsgebied waarbij Sudan is betrokken, inclusief alle geplande activiteiten en begunstigden van EU- en nationale subsidies; benadrukt dat de EU-aanpak van migratie, duurzame ontwikkeling, humanitaire hulp en goed bestuur voortdurend tegen het licht moet worden gehouden, waarbij het maatschappelijk middenveld moet worden versterkt en democratische hervormingen moeten worden aangemoedigd met het oog op inclusieve politieke ontwikkeling in Sudan;
16. herhaalt zijn oproep tot een EU-breed verbod op de uitvoer, de verkoop, de actualisering en het onderhoud van elke vorm van veiligheidsapparatuur die kan worden of wordt gebruikt voor binnenlandse repressie, met inbegrip van internet-surveillancetechnologie, naar landen met een belabberde mensenrechtenstatus, zoals Sudan; dringt er met klem op aan dat andere landen in de regio dit voorbeeld volgen;
17. roept de internationale gemeenschap op om samen met de EU het maatschappelijk middenveld en democratische actoren te ondersteunen, en herinnert derde landen, met name regionale actoren met een sterke aanwezigheid en invloed in Sudan, aan hun internationale verantwoordelijkheid en aan de belangrijke bijdrage die zij kunnen leveren aan een vrij, vreedzaam en democratisch Sudan, hetgeen op lange termijn in het belang van alle bovengenoemde betrokkenen zal zijn;
18. verzoekt de EU-delegatie in Sudan en de vertegenwoordigingen van de lidstaten in Sudan de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers volledig toe te passen, onder meer door gevangenisbezoeken aan te vragen, rechtszaken te volgen, publieke verklaringen af te leggen, zaken aan te kaarten bij autoriteiten op alle niveaus en waar nodig noodvisa uit te geven;
19. roept op tot een actieve bespreking van de situatie in Sudan tijdens de volgende zitting van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU op 24 januari 2022;
20. erkent en is ingenomen met de inspanningen van Annette Weber, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika, Volker Perthes, de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor Sudan en hoofd van UNITAMS, in zijn functie van goede diensten, en Adama Dieng, de mensenrechtendeskundige van de VN voor Sudan, en herhaalt zijn volledige steun voor hun belangrijke werk; is erkentelijk voor het aanzienlijke werk dat wordt verricht door de medewerkers van de EU-delegatie in Sudan, alsook door VN-bureaus en andere internationale organisaties;
21. betuigt zijn dank aan Sudan voor zijn inspanningen om een onderkomen te bieden aan de ongeveer 70 000 vluchtelingen uit Ethiopië die momenteel in Sudan verblijven;
22. verzoekt de Afrikaanse Unie en andere regionale organisaties zoals de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit en de Gemeenschappelijke Markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika actief samen te werken met Sudan en steun te verlenen aan inspanningen om een vreedzame en duurzame overgang naar democratie te waarborgen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Sudanese autoriteiten, de Afrikaanse Unie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit, de Gemeenschappelijke Markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika, de regering en het parlement van Egypte, de Samenwerkingsraad van de Golf, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement.
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 20 januari 2022 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (COM(2020)0825 – C9-0418/2020 – 2020/0361(COD))(1)
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1
(1) Diensten van de informatiemaatschappij en met name tussenhandelsdiensten zijn een belangrijk onderdeel geworden van de economie en het dagelijks leven van de burgers van de Unie. Twintig jaar na de vaststelling van het bestaande wettelijke kader voor dergelijke diensten, dat is vastgelegd in Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad25, hebben nieuwe en innovatieve bedrijfsmodellen en diensten, zoals sociale onlinenetwerken en -marktplaatsen, het mogelijk gemaakt voor zakelijke gebruikers en consumenten om op nieuwe manieren informatie te verstrekken en te verkrijgen en transacties te verrichten. Een meerderheid van de burgers van de Unie maakt nu dagelijks gebruik van deze diensten. De digitale transformatie en het toegenomen gebruik van deze diensten hebben echter ook nieuwe risico’s en uitdagingen met zich meegebracht, zowel voor individuele gebruikers als voor de samenleving als geheel.
(1) Diensten van de informatiemaatschappij en met name tussenhandelsdiensten zijn een belangrijk onderdeel geworden van de economie en het dagelijks leven van de burgers van de Unie. Twintig jaar na de vaststelling van het bestaande wettelijke kader voor dergelijke diensten, dat is vastgelegd in Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad25, hebben nieuwe en innovatieve bedrijfsmodellen en diensten, zoals sociale onlinenetwerken en -marktplaatsen, het mogelijk gemaakt voor zakelijke gebruikers en consumenten om op nieuwe en innovatieve manieren informatie te verstrekken en te verkrijgen en transacties te verrichten, waardoor hun gewoonten op het vlak van communiceren, consumeren en zakendoen zijn veranderd. Een meerderheid van de burgers van de Unie maakt nu dagelijks gebruik van deze diensten. De digitale transformatie en het toegenomen gebruik van deze diensten hebben echter ook nieuwe risico’s en uitdagingen met zich meegebracht, zowel voor individuele gebruikers en bedrijven als voor de samenleving als geheel.
__________________
__________________
25 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
25 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2
(2) De lidstaten voeren in toenemende mate nationale wetten in, of overwegen deze in te voeren, over kwesties die onder deze verordening vallen, waarbij met name zorgvuldigheidseisen worden gesteld aan aanbieders van tussenhandelsdiensten. Deze uiteenlopende nationale wetgevingen hebben een negatieve invloed op de interne markt die, overeenkomstig artikel 26 van het Verdrag, een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd, rekening houdend met het inherent grensoverschrijdende karakter van het internet, dat over het algemeen voor het leveren van die diensten wordt gebruikt. De voorwaarden voor het verlenen van tussenhandelsdiensten in de gehele interne markt moeten worden geharmoniseerd, zodat bedrijven toegang krijgen tot nieuwe markten en nieuwe mogelijkheden hebben om de voordelen van de interne markt te benutten, terwijl de consumenten en andere afnemers van de diensten een grotere keuze krijgen.
(2) De lidstaten voeren in toenemende mate nationale wetten in, of overwegen deze in te voeren, over kwesties die onder deze verordening vallen, waarbij met name zorgvuldigheidseisen worden gesteld aan aanbieders van tussenhandelsdiensten, en waardoor de interne markt gefragmenteerd raakt. Deze uiteenlopende nationale wetgevingen hebben een negatieve invloed op de interne markt die, overeenkomstig artikel 26 van het Verdrag, een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd, rekening houdend met het inherent grensoverschrijdende karakter van het internet, dat over het algemeen voor het leveren van die diensten wordt gebruikt. De voorwaarden voor het verlenen van tussenhandelsdiensten in de gehele interne markt moeten worden geharmoniseerd, zodat bedrijven toegang krijgen tot nieuwe markten en nieuwe mogelijkheden hebben om de voordelen van de interne markt te benutten, terwijl de consumenten en andere afnemers van de diensten een grotere keuze krijgen zonder dat er sprake is van lock-ineffecten, en terwijl de administratieve lasten voor tussenhandelsdiensten, in het bijzonder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, worden verminderd.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 3
(3) Verantwoordelijk en zorgvuldig gedrag van de aanbieders van tussenhandelsdiensten is van fundamenteel belang voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving en voor het waarborgen dat burgers van de Unie en andere personen hun in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) gewaarborgde grondrechten kunnen uitoefenen, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie en de vrijheid van ondernemerschap, evenals het recht op non-discriminatie.
(3) Verantwoordelijk en zorgvuldig gedrag van de aanbieders van tussenhandelsdiensten is van fundamenteel belang voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving en voor het waarborgen dat burgers van de Unie en andere personen hun in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) gewaarborgde grondrechten en vrijheden kunnen uitoefenen, met name het recht op privacy, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het privéleven en het familie- en gezinsleven, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid en de pluriformiteit van de media, de vrijheid van ondernemerschap, een hoge mate van consumentenbescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, evenals het recht op non-discriminatie. Voor kinderen zijn specifieke rechten verankerd in artikel 24 van het Handvest en in het Verdrag inzake de rechten van het kind (VRK). Als zodanig moet het belang van het kind een primaire overweging zijn in alle aangelegenheden die kinderen aangaan. In algemene opmerking nr. 25 van het VN-Comité voor de rechten van het kind betreffende de digitale omgeving wordt formeel uiteengezet hoe deze rechten op de digitale wereld van toepassing zijn.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Om de werking van de interne markt veilig te stellen en te verbeteren, moet daarom op het niveau van de Unie een gerichte reeks uniforme, doeltreffende en evenredige dwingende voorschriften worden vastgesteld. In deze verordening worden voorwaarden opgelegd voor het ontstaan van innovatieve digitale diensten en voor de groei hiervan in de interne markt. De onderlinge aanpassing van de nationale regelgevende maatregelen op het niveau van de Unie met betrekking tot de eisen voor aanbieders van tussenhandelsdiensten is noodzakelijk om versnippering van de interne markt te voorkomen en te beëindigen en om rechtszekerheid te waarborgen, zodat de onzekerheid voor ontwikkelaars wordt verminderd en de interoperabiliteit wordt bevorderd. Door gebruik te maken van eisen die technologieneutraal zijn, zou innovatie niet mogen worden belemmerd, maar juist worden gestimuleerd.
(4) Om de werking van de interne markt veilig te stellen en te verbeteren, moet op het niveau van de Unie een gerichte reeks uniforme, doeltreffende en evenredige dwingende voorschriften worden vastgesteld. In deze verordening worden voorwaarden opgelegd voor het ontstaan van innovatieve digitale diensten en voor de groei hiervan in de interne markt. De onderlinge aanpassing van de nationale regelgevende maatregelen op het niveau van de Unie met betrekking tot de eisen voor aanbieders van tussenhandelsdiensten is noodzakelijk om versnippering van de interne markt te voorkomen en te beëindigen en om rechtszekerheid te waarborgen, zodat de onzekerheid voor ontwikkelaars wordt verminderd, de consumenten worden beschermd en de interoperabiliteit wordt bevorderd. Door gebruik te maken van eisen die technologieneutraal zijn, zou innovatie niet mogen worden belemmerd, maar juist worden gestimuleerd, met inachtneming van de grondrechten.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis) Gezien het belang van digitale diensten is het essentieel dat deze verordening voorziet in een regelgevingskader dat volledige, gelijke en onbeperkte toegang tot tussenhandelsdiensten garandeert voor alle afnemers van diensten, met inbegrip van personen met een handicap. Daarom is het belangrijk dat de toegankelijkheidsvereisten voor tussenhandelsdiensten, met inbegrip van hun gebruikersinterfaces, in overeenstemming zijn met het bestaande Unierecht inzake toegankelijkheid, zoals de Europese toegankelijkheidswet en de richtlijn inzake webtoegankelijkheid, en dat het Unierecht verder wordt ontwikkeld, zodat niemand als gevolg van digitale innovatie buiten de boot valt.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) In de praktijk treden sommige aanbieders van tussenhandelsdiensten op als tussenpersoon met betrekking tot diensten die al dan niet langs elektronische weg worden verleend, zoals diensten op het gebied van informatietechnologie op afstand, vervoer, huisvesting of bezorgingsdiensten. Deze verordening moet alleen van toepassing zijn op tussenhandelsdiensten en geen afbreuk doen aan de eisen die zijn vastgesteld in het Unierecht of in het nationale recht met betrekking tot producten of diensten die worden geleverd via tussenhandelsdiensten, ook niet in situaties waarin de tussenhandelsdienst een integraal onderdeel vormt van een andere dienst die geen tussenhandelsdienst is zoals gespecificeerd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
(6) In de praktijk treden sommige aanbieders van tussenhandelsdiensten op als tussenpersoon met betrekking tot diensten die al dan niet langs elektronische weg worden verleend, zoals diensten op het gebied van informatietechnologie op afstand, personen- en goederenvervoer, huisvesting of bezorgingsdiensten. Deze verordening moet alleen van toepassing zijn op tussenhandelsdiensten en geen afbreuk doen aan de eisen die zijn vastgesteld in het Unierecht of in het nationale recht met betrekking tot producten of diensten die worden geleverd via tussenhandelsdiensten, ook niet in situaties waarin de tussenhandelsdienst een integraal onderdeel vormt van een andere dienst die geen tussenhandelsdienst is zoals gespecificeerd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 8
(8) Een dergelijke reële band met de Unie moet worden geacht te bestaan wanneer de dienstverlener een vestiging in de Unie heeft of, indien dit niet het geval is, op grond van het bestaan van een aanzienlijk aantal gebruikers in een of meer lidstaten, of het feit dat de activiteiten op een of meer lidstaten zijn gericht. Het richten van activiteiten op een of meer lidstaten kan worden bepaald op basis van alle relevante omstandigheden, waaronder factoren als het gebruik van een taal of een munteenheid die in een lidstaat algemeen gangbaar is, of de mogelijkheid om goederen of diensten te bestellen, of het gebruik van een nationaal topleveldomein. Het richten van activiteiten op een lidstaat zou ook kunnen worden afgeleid uit de beschikbaarheid van een applicatie in de desbetreffende nationale app store, uit het feit dat er plaatselijk wordt geadverteerd of wordt geadverteerd in de taal die in die lidstaat wordt gebruikt, of uit de wijze van beheer van relaties met klanten, zoals het verstrekken van klantenservice in de taal die in die lidstaat algemeen gangbaar is. Er moet ook worden uitgegaan van een reële band wanneer een dienstverlener zijn activiteiten richt op een of meer lidstaten zoals bepaald in artikel 17, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad27. Anderzijds kan de louter technische toegankelijkheid van een website vanuit de Unie niet alleen op die grond worden beschouwd als een reële band met de Unie.
(8) Een dergelijke reële band met de Unie moet worden geacht te bestaan wanneer de dienstverlener een vestiging in de Unie heeft of, indien dit niet het geval is, op grond van het feit dat de activiteiten op een of meer lidstaten zijn gericht. Het richten van activiteiten op een of meer lidstaten kan worden bepaald op basis van alle relevante omstandigheden, waaronder factoren als het gebruik van een taal of een munteenheid die in een lidstaat algemeen gangbaar is, of de mogelijkheid om goederen of diensten te bestellen, of het gebruik van een nationaal topleveldomein. Het richten van activiteiten op een lidstaat zou ook kunnen worden afgeleid uit de beschikbaarheid van een applicatie in de desbetreffende nationale app store, uit het feit dat er plaatselijk wordt geadverteerd of wordt geadverteerd in de taal die in die lidstaat wordt gebruikt, of uit de wijze van beheer van relaties met klanten, zoals het verstrekken van klantenservice in de taal die in die lidstaat algemeen gangbaar is. Er moet ook worden uitgegaan van een reële band wanneer een dienstverlener zijn activiteiten richt op een of meer lidstaten zoals bepaald in artikel 17, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad27. Anderzijds kan de louter technische toegankelijkheid van een website vanuit de Unie niet alleen op die grond worden beschouwd als een reële band met de Unie.
__________________
__________________
27 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
27 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) Deze verordening moet een aanvulling zijn op, maar mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de regels die voortvloeien uit andere rechtshandelingen van de Unie betreffende de regeling van bepaalde aspecten van het verrichten van tussenhandelsdiensten, met name Richtlijn 2000/31/EG, met uitzondering van de wijzigingen die worden ingevoerd bij deze verordening, Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd,28 en Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad29 – voorgestelde verordening inzake terroristische online-inhoud. Deze verordening laat derhalve die andere rechtshandelingen, die moeten worden beschouwd als lex specialis ten opzichte van het algemeen geldende kader dat in deze verordening is vastgesteld, onverlet. De regels van deze verordening zijn echter wel van toepassing op kwesties die niet of niet volledig in die andere rechtshandelingen worden behandeld, alsook op kwesties waarvoor die andere rechtshandelingen de lidstaten de mogelijkheid laten om bepaalde maatregelen op nationaal niveau vast te stellen.
(9) Deze verordening moet een aanvulling zijn op, maar mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de regels die voortvloeien uit andere rechtshandelingen van de Unie betreffende de regeling van bepaalde aspecten van het verrichten van tussenhandelsdiensten, met name Richtlijn 2000/31/EG, met uitzondering van de wijzigingen die worden ingevoerd bij deze verordening, Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd,28 en Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad29. Deze verordening laat derhalve die andere rechtshandelingen, die moeten worden beschouwd als lex specialis ten opzichte van het algemeen geldende kader dat in deze verordening is vastgesteld, onverlet. De regels van deze verordening moeten echter wel van toepassing zijn op kwesties die niet of niet volledig in die andere rechtshandelingen worden behandeld, alsook op kwesties waarvoor die andere rechtshandelingen de lidstaten de mogelijkheid laten om bepaalde maatregelen vast te stellen. Om de lidstaten en aanbieders van diensten te helpen, moet de Commissie richtsnoeren bieden ter verduidelijking van de interactie en complementariteit tussen de verschillende rechtshandelingen van de Unie, alsmede van de wijze waarop dubbele voorschriften voor aanbieders of potentiële conflicten bij de interpretatie van vergelijkbare voorschriften kunnen worden voorkomen.In de richtsnoeren moet met name duidelijkheid worden verschaft over eventuele conflicten tussen de voorwaarden en verplichtingen die zijn vastgesteld in rechtshandelingen waarnaar in deze verordening wordt verwezen, en moet worden uitgelegd welke rechtshandeling moet prevaleren.
__________________
__________________
28 Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele diensten) (Voor de EER relevante tekst) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
28 Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele diensten) (Voor de EER relevante tekst) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
29 Verordening (EU) …/.. van het Europees Parlement en de Raad – voorgestelde verordening inzake terroristische online-inhoud.
29 Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 79).
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 9 bis (nieuw)
(9 bis) Overeenkomstig artikel 167, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet rekening worden gehouden met culturele aspecten, met name om de culturele en taalkundige verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen. Het is van essentieel belang dat deze verordening de vrijheid van meningsuiting en van informatie en de mediavrijheid helpt beschermen en mediapluriformiteit en culturele en taalkundige verscheidenheid helpt bevorderen.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 10
(10) Duidelijkheidshalve wordt er ook op gewezen dat deze verordening geen afbreuk doet aan Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad30 en Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad31, Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad32 en Verordening […/…] betreffende de tijdelijke afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG33 noch aan het Unierecht inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad34, Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad35 en Richtlijn 93/13/EEG van het Europees Parlement en de Raad36, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad37, en aan de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad38. De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt uitsluitend geregeld door de regels van het Unierecht op dat gebied, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. Deze verordening laat eveneens de regels van het Unierecht inzake arbeidsomstandigheden onverlet.
(10) Duidelijkheidshalve wordt er ook op gewezen dat deze verordening geen afbreuk doet aan Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad30 en Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad31, Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad32, Verordening […/…] betreffende de tijdelijke afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG33en Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad33 bis, noch aan het Unierecht inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad34, Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad35 en Richtlijn 93/13/EEG van het Europees Parlement en de Raad36, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad37, Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) 2019/1020, Richtlijn 2001/95/EG, Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2017/239437 bis, en inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad38. De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt uitsluitend geregeld door de regels van het Unierecht op dat gebied, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. Deze verordening laat eveneens de regels van het Unierecht of het nationale recht inzake arbeidsomstandigheden onverlet.
__________________
__________________
30 Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 1).
30 Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 1).
31 Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).
31 Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).
32 Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
32 Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
33 Richtlijn […/…] betreffende de tijdelijke afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG.
33 Richtlijn […/…] betreffende de tijdelijke afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG.
33 bis Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
34 Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
34 Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
35 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
35 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
36 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).
36 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).
37 Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 7).
37 Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 7).
37 bis Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).
38 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
38 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 11
(11) Er moet worden verduidelijkt dat deze verordening geen afbreuk doet aan de regels van het Unierecht inzake het auteursrecht en de daaraan verbonden rechten, die specifieke regels en procedures vaststellen die onverlet moeten blijven.
(11) Er moet worden verduidelijkt dat deze verordening geen afbreuk doet aan de regels van het Unierecht inzake het auteursrecht en de daaraan verbonden rechten, met name Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad, die specifieke regels en procedures vaststellen die onverlet moeten blijven.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) Om de doelstelling van een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving te verwezenlijken, moet het begrip “illegale inhoud” voor het doel van deze verordening ruim worden gedefinieerd en ook informatie met betrekking tot illegale inhoud, producten, diensten en activiteiten omvatten. Met name moet dit begrip worden opgevat als een verwijzing naar informatie, ongeacht de vorm ervan, die volgens het toepasselijke recht illegaal is op zich, zoals illegale haatzaaiende uitlatingen of terroristische inhoud en onwettige discriminerende inhoud, of die betrekking heeft op activiteiten die illegaal zijn, zoals het delen van beelden van seksueel misbruik van kinderen, het onrechtmatig, zonder toestemming delen van privébeelden, online stalking, de verkoop van niet-conforme of namaakproducten, het onbevoegde gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal of activiteiten die een inbreuk vormen op de wetgeving inzake consumentenbescherming. In dit verband is het niet van belang of de onwettigheid van de informatie of de activiteit voortvloeit uit het Unierecht of uit het nationale recht dat in overeenstemming is met het Unierecht, en wat de precieze aard of het onderwerp van het recht in kwestie is.
(12) Om de doelstelling van een veilige, toegankelijke, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving te verwezenlijken, moet het begrip “illegale inhoud” voor het doel van deze verordening het algemene idee onderbouwen dat wat offline onwettig is, online ook als onwettig moet worden beschouwd. Het begrip “illegale inhoud” moet adequaat worden gedefinieerd en moet informatie met betrekking tot illegale inhoud, producten, diensten en activiteiten omvatten. Met name moet dit begrip worden opgevat als een verwijzing naar informatie, ongeacht de vorm ervan, die volgens het toepasselijke Unierecht of nationale recht illegaal is op zich, zoals illegale haatzaaiende uitlatingen of terroristische inhoud en onwettige discriminerende inhoud, of die niet in overeenstemming is met het Unierecht omdat zij betrekking heeft op activiteiten die illegaal zijn, zoals het delen van beelden van seksueel misbruik van kinderen, het onrechtmatig, zonder toestemming delen van privébeelden, online stalking, de verkoop van niet-conforme of namaakproducten, de illegale handel in dieren, planten of stoffen, het onbevoegde gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal, activiteiten die een inbreuk vormen op de wetgeving inzake consumentenbescherming of het verlenen van illegale diensten, in het bijzonder accommodatiediensten op platforms voor kortetermijnverhuur die niet in overeenstemming zijn met het Unierecht. In dit verband is het niet van belang of de onwettigheid van de informatie of de activiteit voortvloeit uit het Unierecht of uit het nationale recht dat in overeenstemming is met het Unierecht, met inbegrip van het Handvest, en wat de precieze aard of het onderwerp van het recht in kwestie is.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) Gezien de bijzondere kenmerken van de betrokken diensten en de overeenkomstige noodzaak om de verleners van deze diensten aan bepaalde specifieke verplichtingen te onderwerpen, moet binnen de bredere categorie van aanbieders van hostingdiensten zoals gedefinieerd in deze verordening, de subcategorie van onlineplatforms worden onderscheiden. Onlineplatforms, zoals sociale netwerken of onlinemarktplaatsen, moeten worden gedefinieerd als aanbieders van hostingdiensten die niet alleen informatie opslaan die door de afnemers van de dienst op hun verzoek wordt verstrekt, maar die deze informatie ook verspreiden onder het publiek, eveneens op verzoek de afnemers van de dienst. Om te voorkomen dat al te ruime verplichtingen worden opgelegd, mogen aanbieders van hostingdiensten echter niet worden beschouwd als onlineplatforms wanneer de verspreiding onder het publiek slechts een klein en louter bijkomstig kenmerk van een andere dienst is en kan dat kenmerk om objectieve technische redenen niet worden gebruikt zonder die andere hoofddienst, en de opname van dat kenmerk geen middel vormt om de toepasselijkheid van de voor onlineplatforms geldende regels van deze verordening te omzeilen. Het deel van een online krant dat bestemd is voor reacties zou bijvoorbeeld een dergelijk kenmerk kunnen zijn, waarbij het duidelijk is dat het een aanvulling is op de hoofddienst die bestaat uit de publicatie van nieuws onder de redactionele verantwoordelijkheid van de uitgever.
(13) Gezien de bijzondere kenmerken van de betrokken diensten en de overeenkomstige noodzaak om de verleners van deze diensten aan bepaalde specifieke verplichtingen te onderwerpen, moet binnen de bredere categorie van aanbieders van hostingdiensten zoals gedefinieerd in deze verordening, de subcategorie van onlineplatforms worden onderscheiden. Onlineplatforms, zoals sociale netwerken of onlinemarktplaatsen, moeten worden gedefinieerd als aanbieders van hostingdiensten die niet alleen informatie opslaan die door de afnemers van de dienst op hun verzoek wordt verstrekt, maar die deze informatie ook verspreiden onder het publiek, eveneens op verzoek de afnemers van de dienst. Om te voorkomen dat al te ruime verplichtingen worden opgelegd, mogen aanbieders van hostingdiensten echter niet worden beschouwd als onlineplatforms wanneer de verspreiding onder het publiek slechts een klein of louter bijkomstig kenmerk van een andere dienst of functionaliteit van de hoofddienst is en kan dat kenmerk of die functionaliteit om objectieve technische redenen niet worden gebruikt zonder die andere hoofddienst, en de opname van dat kenmerk of die functionaliteit geen middel vormt om de toepasselijkheid van de voor onlineplatforms geldende regels van deze verordening te omzeilen. Het deel van een online krant dat bestemd is voor reacties zou bijvoorbeeld een dergelijk kenmerk kunnen zijn, waarbij het duidelijk is dat het een aanvulling is op de hoofddienst die bestaat uit de publicatie van nieuws onder de redactionele verantwoordelijkheid van de uitgever. Voor de toepassing van deze verordening dienen cloudcomputingdiensten niet als een onlineplatform te worden beschouwd in gevallen waarin het mogelijk maken van de verspreiding van specifieke inhoud een klein of bijkomstig kenmerk is. Daarnaast moeten cloudcomputingdiensten wanneer zij als infrastructuur dienen, bijvoorbeeld als onderliggende infrastructuur voor opslag en computingdiensten ten behoeve van een op internet gebaseerde applicatie of een onlineplatform, niet als zodanig geacht worden informatie onder het publiek te verspreiden die is opgeslagen of verwerkt op verzoek van de afnemer van een applicatie of onlineplatform waaraan zij hostingdiensten verlenen.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 14
(14) Het begrip “verspreiding onder het publiek”, zoals gebruikt in deze verordening, moet inhouden dat informatie beschikbaar wordt gesteld aan een potentieel onbeperkt aantal personen, dat wil zeggen dat de informatie gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor gebruikers in het algemeen zonder dat de afnemer van de dienst die de informatie verstrekt, daar verder iets voor hoeft te doen, ongeacht of deze personen de informatie in kwestie daadwerkelijk raadplegen. Enkel de mogelijkheid om groepen gebruikers van een bepaalde dienst te creëren, mag op zich niet worden gezien als een teken dat de informatie die op die manier wordt verspreid, niet onder het publiek wordt verspreid. De verspreiding van informatie binnen gesloten groepen die bestaan uit een eindig aantal vooraf bepaalde personen, moet echter uit dit concept worden uitgesloten. Interpersoonlijke communicatiediensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad39, zoals e-mails of particuliere berichtendiensten, vallen buiten het toepassingsgebied van deze verordening. Informatie mag alleen worden beschouwd als verspreid onder het publiek in de zin van deze verordening wanneer dit gebeurt op een rechtstreeks verzoek van de afnemer van de dienst die de informatie heeft verstrekt.
(14) Het begrip “verspreiding onder het publiek”, zoals gebruikt in deze verordening, moet inhouden dat informatie beschikbaar wordt gesteld aan een potentieel onbeperkt aantal personen, dat wil zeggen dat de informatie gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor gebruikers in het algemeen zonder dat de afnemer van de dienst die de informatie verstrekt, daar verder iets voor hoeft te doen, ongeacht of deze personen de informatie in kwestie daadwerkelijk raadplegen. Wanneer derhalve voor de toegang tot informatie registratie of toelating tot een groep gebruikers vereist is, mag die informatie dan ook alleen worden geacht onder het publiek te zijn verspreid wanneer gebruikers die toegang tot de informatie wensen, automatisch worden geregistreerd of toegelaten zonder menselijke beslissing over wie toegang krijgt.Informatie die is uitgewisseld via interpersoonlijke communicatiediensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU)2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad39, zoals e-mails of particuliere berichtendiensten, worden niet geacht onder het publiek te zijn verspreid. Informatie mag alleen worden beschouwd als verspreid onder het publiek in de zin van deze verordening wanneer dit gebeurt op een rechtstreeks verzoek van de afnemer van de dienst die de informatie heeft verstrekt.
__________________
__________________
39 Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking), (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
39 Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking), (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 16
(16) De rechtszekerheid die wordt geboden door het horizontale kader van voorwaardelijke vrijstellingen van aansprakelijkheid voor aanbieders van tussenhandelsdiensten optreden, zoals vastgesteld in Richtlijn 2000/31/EG, heeft het ontstaan en de opschaling van veel nieuwe diensten op de interne markt mogelijk gemaakt. Dat kader moet derhalve worden behouden. Gezien de verschillen bij de omzetting en toepassing van de betreffende regels op nationaal niveau en om redenen van duidelijkheid en samenhang moet dat kader echter in deze verordening worden opgenomen. Ook moeten bepaalde elementen van dat kader worden verduidelijkt, waarbij rekening wordt gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
(16) De rechtszekerheid die wordt geboden door het horizontale kader van voorwaardelijke vrijstellingen van aansprakelijkheid voor aanbieders van tussenhandelsdiensten optreden, zoals vastgesteld in Richtlijn 2000/31/EG, heeft het ontstaan en de opschaling van veel nieuwe diensten op de interne markt mogelijk gemaakt. Dat kader moet derhalve worden behouden. Gezien de verschillen bij de omzetting en toepassing van de betreffende regels op nationaal niveau en om redenen van duidelijkheid, consistentie, voorspelbaarheid, toegankelijkheid en samenhang moet dat kader echter in deze verordening worden opgenomen. Ook moeten bepaalde elementen van dat kader worden verduidelijkt, waarbij rekening wordt gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede met technologische en marktontwikkelingen.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 18
(18) De in deze verordening vastgestelde vrijstellingen van aansprakelijkheid mogen niet van toepassing zijn wanneer de aanbieder van tussenhandelsdiensten, in plaats van zich te beperken tot het neutraal verrichten van de diensten door een louter technische en automatische verwerking van de door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, een actieve rol speelt die hem kennis van of controle over die informatie geeft. Deze vrijstellingen mogen derhalve niet gelden voor aansprakelijkheid met betrekking tot informatie die niet door de afnemer van de dienst, maar door de aanbieder van tussenhandelsdiensten zelf wordt verstrekt, ook wanneer de informatie onder de redactionele verantwoordelijkheid van die aanbieder tot stand is gekomen.
(18) De in deze verordening vastgestelde vrijstellingen van aansprakelijkheid mogen niet van toepassing zijn wanneer de aanbieder van tussenhandelsdiensten, in plaats van zich te beperken tot het neutraal verrichten van de diensten door een louter technische en automatische verwerking van de door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, een actieve rol speelt die hem kennis van of controle over die informatie geeft. De loutere rangschikking of geordende weergave van informatie of het gebruik van een aanbevelingssysteem mag echter niet worden beschouwd als controle over die informatie. Deze vrijstellingen mogen derhalve niet gelden voor aansprakelijkheid met betrekking tot informatie die niet door de afnemer van de dienst, maar door de aanbieder van tussenhandelsdiensten zelf wordt verstrekt, ook wanneer de informatie onder de redactionele verantwoordelijkheid van die aanbieder tot stand is gekomen.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 20
(20) Een aanbieder van tussenhandelsdiensten die opzettelijk met een afnemer van de diensten samenwerkt om illegale activiteiten te ontplooien, verricht zijn dienst niet neutraal en mag daarom niet in aanmerking komen voor de in deze verordening vastgestelde vrijstellingen van aansprakelijkheid.
(20) Wanneer een aanbieder van tussenhandelsdiensten opzettelijk met een afnemer van de diensten samenwerkt om illegale activiteiten te ontplooien, moet de dienst worden geacht niet neutraal te zijn verricht en mag de aanbieder daarom niet in aanmerking komen voor de in deze verordening vastgestelde vrijstellingen van aansprakelijkheid.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 21
(21) Een aanbieder moet gebruik kunnen maken van de vrijstellingen van aansprakelijkheid voor “mere conduit”- en “caching”-diensten wanneer hij op geen enkele wijze betrokken is bij de doorgegeven informatie. Dit houdt onder meer in dat de aanbieder de informatie die hij doorgeeft, niet mag wijzigen. Deze eis mag echter geen betrekking hebben op technische handelingen die tijdens de doorgifte plaatsvinden, aangezien dergelijke manipulaties de integriteit van de doorgegeven informatie niet wijzigen.
(21) Een aanbieder moet gebruik kunnen maken van de vrijstellingen van aansprakelijkheid voor “mere conduit”- en “caching”-diensten wanneer hij op geen enkele wijze betrokken is bij inhoud van de doorgegeven informatie. Dit houdt onder meer in dat de aanbieder de informatie die hij doorgeeft, niet mag wijzigen. Deze eis mag echter geen betrekking hebben op technische handelingen die tijdens de doorgifte plaatsvinden, aangezien dergelijke manipulaties de integriteit van de doorgegeven informatie niet wijzigen.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 22
(22) Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van aansprakelijkheid voor hostingdiensten moet de aanbieder, wanneer hij daadwerkelijk kennis of besef heeft van illegale inhoud, snel handelen om die inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Het verwijderen of ontoegankelijk maken moet gebeuren met inachtneming van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting. De aanbieder kan deze daadwerkelijke kennis of het daadwerkelijke besef verkrijgen door met name op eigen initiatief onderzoek te doen of door meldingen die hem overeenkomstig deze verordening door personen of entiteiten worden voorgelegd, voor zover deze meldingen voldoende nauwkeurig en naar behoren gemotiveerd zijn om een zorgvuldige marktdeelnemer in staat te stellen de vermeende illegale inhoud redelijkerwijs te identificeren, te beoordelen en, waar nodig, hiertegen op te treden.
(22) Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van aansprakelijkheid voor hostingdiensten moet de aanbieder, zodra hij op de hoogte is van de onwettigheid van de inhoud en er dus daadwerkelijk kennis of besef van heeft, snel handelen om die inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Het verwijderen of ontoegankelijk maken moet gebeuren met inachtneming van een hoog niveau van consumentenbescherming en het Handvest van de grondrechten, met inbegrip van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting en het recht om kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag. De aanbieder kan daadwerkelijke kennis of het daadwerkelijke besef van de onwettigheid van de inhoud verkrijgen door met name op eigen initiatief onderzoek te doen of door meldingen die hem overeenkomstig deze verordening door personen of entiteiten worden voorgelegd, voor zover deze meldingen voldoende nauwkeurig en naar behoren gemotiveerd zijn om een zorgvuldige aanbieder van hostingdiensten in staat te stellen de vermeende illegale inhoud redelijkerwijs te identificeren, te beoordelen en, waar nodig, hiertegen op te treden. Mits aanbieders handelen wanneer zij daadwerkelijk kennis hebben, moeten zij in aanmerking komen voor de in deze verordening bedoelde vrijstellingen van aansprakelijkheid.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 23
(23) Om ervoor te zorgen dat de consumenten doeltreffend worden beschermd wanneer zij online handelstransacties via tussenpersonen verrichten, mogen bepaalde aanbieders van hostingdiensten, namelijk onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, niet in aanmerking komen voor de bij deze verordening vastgestelde vrijstelling van aansprakelijkheid voor aanbieders van hostingdiensten, voor zover die onlineplatforms de betreffende informatie met betrekking tot de betrokken transacties op zodanige wijze presenteren dat de consumenten geloven dat de informatie is verstrekt door die onlineplatforms zelf of door afnemers van de dienst die onder hun gezag of controle handelen, en dat die onlineplatforms derhalve kennis hebben van of controle hebben over de informatie, ook al is dat in werkelijkheid misschien niet het geval. In dat verband moet op objectieve wijze, op basis van alle relevante omstandigheden, worden vastgesteld of de presentatie kan leiden tot een dergelijke overtuiging aan de kant van een gemiddelde en redelijk geïnformeerde consument.
(23) Om ervoor te zorgen dat de consumenten doeltreffend worden beschermd wanneer zij online handelstransacties via tussenpersonen verrichten, mogen bepaalde aanbieders van hostingdiensten, namelijk onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, niet in aanmerking komen voor de bij deze verordening vastgestelde vrijstelling van aansprakelijkheid voor aanbieders van hostingdiensten, voor zover die onlineplatforms de betreffende informatie met betrekking tot de betrokken transacties op zodanige wijze presenteren dat de consumenten geloven dat de informatie is verstrekt door die onlineplatforms zelf of door afnemers van de dienst die onder hun gezag of controle handelen, en dat die onlineplatforms derhalve kennis hebben van of controle hebben over de informatie, ook al is dat in werkelijkheid misschien niet het geval. In dat verband moet op objectieve wijze, op basis van alle relevante omstandigheden, worden vastgesteld of de presentatie kan leiden tot een dergelijke overtuiging aan de kant van een consument. Van een dergelijke overtuiging kan bijvoorbeeld sprake zijn indien het onlineplatform dat contracten op afstand met handelaren mogelijk maakt, de identiteit van de handelaar niet duidelijk weergeeft overeenkomstig deze verordening of het product of de dienst in eigen naam verkoopt in plaats van de naam te gebruiken van de handelaar die het zal leveren, of indien de aanbieder de uiteindelijke prijs van de door de handelaar aangeboden goederen of diensten bepaalt.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 25
(25) Om rechtszekerheid te creëren en de activiteiten die gericht zijn op het opsporen en identificeren van en het optreden tegen illegale inhoud, die de aanbieders van tussenhandelsdiensten op vrijwillige basis kunnen ontplooien, niet te ontmoedigen, moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat aanbieders dergelijke activiteiten ondernemen, er niet toe leidt dat de in deze verordening opgenomen aansprakelijkheidsvrijstellingen niet beschikbaar zijn, mits deze activiteiten te goeder trouw en zorgvuldig worden uitgevoerd. Daarnaast moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat deze aanbieders te goeder trouw maatregelen nemen om te voldoen aan de eisen van het Unierecht, met inbegrip van de eisen die in deze verordening zijn vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van hun algemene voorwaarden, niet mag leiden tot het niet beschikbaar zijn van deze aansprakelijkheidsvrijstellingen. Daarom mogen dergelijke activiteiten en maatregelen die een bepaalde aanbieder eventueel heeft genomen, niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of de aanbieder zich kan beroepen op een vrijstelling van aansprakelijkheid, met name wat betreft de vraag of de aanbieder zijn dienst neutraal verricht en dus binnen het toepassingsgebied van de desbetreffende bepaling kan vallen, zonder dat deze regel echter impliceert dat de aanbieder zich daar noodzakelijkerwijs op kan beroepen.
(25) Om rechtszekerheid te creëren en de activiteiten die gericht zijn op het opsporen en identificeren van en het optreden tegen illegale inhoud, die de aanbieders van tussenhandelsdiensten op vrijwillige basis kunnen ontplooien, niet te ontmoedigen, moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat aanbieders dergelijke activiteiten ondernemen, er niet toe leidt dat de in deze verordening opgenomen aansprakelijkheidsvrijstellingen niet beschikbaar zijn louter omdat zij vrijwillig onderzoeken verrichten, mits deze activiteiten te goeder trouw en zorgvuldig worden uitgevoerd en vergezeld gaan van aanvullende waarborgen tegen onnodige verwijdering van legale inhoud. Aanbieders van tussenhandelsdiensten moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat wanneer geautomatiseerde hulpmiddelen voor inhoudsmoderatie worden gebruikt, de technologie voldoende betrouwbaar is om het foutenpercentage waarbij informatie ten onrechte als illegale inhoud wordt aangemerkt, zo laag mogelijk te houden. Daarnaast moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat deze aanbieders te goeder trouw maatregelen nemen om te voldoen aan de eisen van het Unierecht, met inbegrip van de eisen die in deze verordening zijn vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van hun algemene voorwaarden, niet mag leiden tot het niet beschikbaar zijn van deze aansprakelijkheidsvrijstellingen. Daarom mogen dergelijke activiteiten en maatregelen die een bepaalde aanbieder eventueel heeft genomen, niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of de aanbieder zich kan beroepen op een vrijstelling van aansprakelijkheid, met name wat betreft de vraag of de aanbieder zijn dienst neutraal verricht en dus binnen het toepassingsgebied van de desbetreffende bepaling kan vallen, zonder dat deze regel echter impliceert dat de aanbieder zich daar noodzakelijkerwijs op kan beroepen.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 26
(26) Hoewel de regels in hoofdstuk II van deze verordening gericht zijn op de vrijstelling van aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten, is het belangrijk eraan te herinneren dat, ondanks de over het algemeen belangrijke rol die deze aanbieders spelen, het probleem van illegale online-inhoud en -activiteiten niet mag worden aangepakt door zich uitsluitend te richten op hun aansprakelijkheid en verantwoordelijkheden. Waar mogelijk moeten derden die te maken hebben met illegale inhoud die online wordt doorgegeven of opgeslagen, trachten conflicten met betrekking tot dergelijke inhoud op te lossen zonder de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten daarbij te betrekken. Wanneer de toepasselijke regels van het Unierecht en het nationale recht tot vaststelling van die aansprakelijkheid dit voorschrijven, moeten afnemers van de dienst aansprakelijk worden gesteld voor de illegale inhoud die zij verstrekken en kunnen verspreiden via tussenhandelsdiensten. In voorkomend geval moeten ook andere actoren, zoals groepsmoderatoren in gesloten onlineomgevingen, met name in het geval van grote groepen, bijdragen tot het voorkomen van de verspreiding van illegale online-inhoud, overeenkomstig het toepasselijke recht. Voorts moeten, wanneer het nodig is om aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, met inbegrip van aanbieders van tussenhandelsdiensten, bij de zaak te betrekken, eventuele verzoeken of bevelen voor een dergelijke betrokkenheid in de regel worden gericht aan de actor die over de technische en operationele capaciteit beschikt om op te treden tegen specifieke illegale inhoud, teneinde mogelijke negatieve effecten voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie die geen illegale inhoud vormt, te voorkomen en tot een minimum te beperken.
(26) Hoewel de regels in hoofdstuk II van deze verordening gericht zijn op de vrijstelling van aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten, is het belangrijk eraan te herinneren dat, ondanks de over het algemeen belangrijke rol die deze aanbieders spelen, het probleem van illegale online-inhoud en -activiteiten niet mag worden aangepakt door zich uitsluitend te richten op hun aansprakelijkheid en verantwoordelijkheden. Waar mogelijk moeten derden die te maken hebben met illegale inhoud die online wordt doorgegeven of opgeslagen, trachten conflicten met betrekking tot dergelijke inhoud op te lossen zonder de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten daarbij te betrekken. Wanneer de toepasselijke regels van het Unierecht en het nationale recht tot vaststelling van die aansprakelijkheid dit voorschrijven, moeten afnemers van de dienst aansprakelijk worden gesteld voor de illegale inhoud die zij verstrekken en kunnen verspreiden via tussenhandelsdiensten. In voorkomend geval moeten ook andere actoren, zoals groepsmoderatoren in gesloten en open onlineomgevingen, met name in het geval van grote groepen, bijdragen tot het voorkomen van de verspreiding van illegale online-inhoud, overeenkomstig het toepasselijke recht. Voorts moeten, indien het nodig is om aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, met inbegrip van aanbieders van tussenhandelsdiensten, bij de zaak te betrekken, eventuele verzoeken of bevelen voor een dergelijke betrokkenheid in de regel worden gericht aan de specifieke aanbieder die over de technische en operationele capaciteit beschikt om op te treden tegen specifieke illegale inhoud, teneinde mogelijke negatieve effecten voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie die geen illegale inhoud vormt, te voorkomen en tot een minimum te beperken. Aanbieders moeten dus optreden indien zij daar het best toe in staat zijn.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 27
(27) Sinds 2000 zijn er nieuwe technologieën ontstaan die de beschikbaarheid, efficiëntie, snelheid, betrouwbaarheid, capaciteit en veiligheid van systemen voor de doorgifte en opslag van gegevens online verbeteren, wat leidt tot een steeds complexer online-ecosysteem. In dit verband moet eraan worden herinnerd dat aanbieders van diensten die de onderliggende logische architectuur en de goede werking van het internet tot stand brengen en vergemakkelijken, met inbegrip van technische hulpfuncties, ook gebruik kunnen maken van de in deze verordening opgenomen aansprakelijkheidsvrijstellingen, voor zover hun diensten als “mere conduits”, “caching” of hostingdiensten kunnen worden aangemerkt. Dergelijke diensten omvatten, naar gelang van het geval, draadloze lokale netwerken, domeinnaamsysteem (DNS)-diensten, topleveldomeinnaamregisters, certificatie-instanties die digitale certificaten afgeven, of netwerken voor de levering van inhoud, die de functies van andere aanbieders van tussenhandelsdiensten mogelijk maken of verbeteren. Zo hebben ook de diensten die worden gebruikt voor communicatiedoeleinden en de technische middelen voor de levering ervan een sterke ontwikkeling doorgemaakt en hebben geleid tot onlinediensten zoals Voice over IP, berichtendiensten en webgebaseerde e-maildiensten, waarbij de communicatie wordt geleverd via een internettoegangsdienst. Ook deze diensten kunnen profiteren van de vrijstellingen van aansprakelijkheid, voor zover zij als “mere conduit”, “caching” of hostingdienst kunnen worden aangemerkt.
(27) Sinds 2000 zijn er nieuwe technologieën ontstaan die de beschikbaarheid, efficiëntie, snelheid, betrouwbaarheid, capaciteit en veiligheid van systemen voor de doorgifte en opslag van gegevens online verbeteren, wat leidt tot een steeds complexer online-ecosysteem. In dit verband moet eraan worden herinnerd dat aanbieders van diensten die de onderliggende logische architectuur en de goede werking van het internet tot stand brengen en vergemakkelijken, met inbegrip van technische hulpfuncties, ook gebruik kunnen maken van de in deze verordening opgenomen aansprakelijkheidsvrijstellingen, voor zover hun diensten als “mere conduits”, “caching” of hostingdiensten kunnen worden aangemerkt. Dergelijke diensten omvatten onder andere, naar gelang van het geval, draadloze lokale netwerken, domeinnaamsysteem (DNS)-diensten, topleveldomeinnaamregisters, certificatie-instanties die digitale certificaten afgeven, virtuele particuliere netwerken, cloudinfrastructuurdiensten of netwerken voor de levering van inhoud, die de functies van andere aanbieders van tussenhandelsdiensten mogelijk maken of verbeteren. Zo hebben ook de diensten die worden gebruikt voor communicatiedoeleinden en de technische middelen voor de levering ervan een sterke ontwikkeling doorgemaakt en hebben geleid tot onlinediensten zoals Voice over IP, berichtendiensten en webgebaseerde e-maildiensten, waarbij de communicatie wordt geleverd via een internettoegangsdienst. Ook deze diensten kunnen profiteren van de vrijstellingen van aansprakelijkheid, voor zover zij als “mere conduit”, “caching” of hostingdienst kunnen worden aangemerkt.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 27 bis (nieuw)
(27 bis) Een en dezelfde internetpagina of website kan onderdelen bevatten die respectievelijk als “mere conduits”, “caching” of hostingdiensten worden aangemerkt; de regels betreffende de vrijstelling van aansprakelijkheid moeten dienovereenkomstig worden toegepast. Een zoekmachine kan bijvoorbeeld louter als “cachedienst” fungeren wat betreft de in de zoekresultaten vervatte informatie. Elementen die naast die resultaten worden weergegeven, zoals onlinereclame, zouden echter nog steeds als hostingdienst worden aangemerkt.
Amendementen 25 en 517/rev Voorstel voor een verordening Overweging 28
(28) Aanbieders van tussenhandelsdiensten, mogen niet worden onderworpen aan een toezichtverplichting met betrekking tot verplichtingen van algemene aard. Dit heeft geen betrekking op toezichtverplichtingen in een specifiek geval en doet met name geen afbreuk aan maatregelen van nationale autoriteiten in overeenstemming met de nationale wetgeving, overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. Niets in deze verordening mag worden uitgelegd als een oplegging van een algemene toezichtverplichting of een verplichting om actief naar feiten te zoeken, of als een algemene verplichting voor aanbieders om proactieve maatregelen te nemen in verband met illegale inhoud.
(28) Aanbieders van tussenhandelsdiensten, mogen noch juridisch, noch feitelijk worden onderworpen aan een toezichtverplichting met betrekking tot verplichtingen van algemene aard. Dit heeft geen betrekking op specifieke en welomschreven toezichtverplichtingen in een specifiek geval als bepaald in Uniewetgeving en doet met name geen afbreuk aan maatregelen van nationale autoriteiten in overeenstemming met nationale wetgeving waarmee rechtshandelingen van de Unie ten uitvoer worden gelegd, overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden en eventuele overige Uniewetgeving die als lex specialis wordt beschouwd. Niets in deze verordening mag worden uitgelegd als een oplegging van een algemene toezichtverplichting of een verplichting om actief naar feiten te zoeken, of als een algemene verplichting voor aanbieders om proactieve maatregelen te nemen in verband met illegale inhoud. De lidstaten mogen aanbieders van tussenhandelsdiensten evenmin beletten diensten met eind-tot-eindversleuteling aan te bieden. Het toepassen van doeltreffende eind-tot-eindversleuteling op gegevens is essentieel voor het vertrouwen in en de beveiliging op het internet en voorkomt ongeoorloofde toegang door derden op doeltreffende wijze. Voorts mogen de lidstaten, om een effectieve digitale privacy te waarborgen, de aanbieders van tussenhandelsdiensten geen algemene verplichting opleggen om anoniem gebruik van hun diensten te beperken. In overeenstemming met het beginsel van dataminimalisatie en ter voorkoming van ongeoorloofde openbaarmaking, identiteitsdiefstal en andere vormen van misbruik van persoonsgegevens, moeten afnemers het recht hebben om diensten anoniem te gebruiken en te betalen wanneer een redelijke inspanning dit mogelijk kan maken. Dit laat de verplichtingen van het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens onverlet. Aanbieders kunnen anoniem gebruik van hun diensten mogelijk maken door af te zien van het verzamelen van persoonsgegevens over de afnemer en zijn onlineactiviteiten en door afnemers niet te beletten gebruik te maken van anonimiserende netwerken om toegang te krijgen tot de dienst. Anonieme betaling kan bijvoorbeeld plaatsvinden door contant te betalen of gebruik te maken van contant betaalde vouchers of vooraf betaalde betaalinstrumenten.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 29
(29) Afhankelijk van het rechtsstelsel van elke lidstaat en het betrokken rechtsgebied kunnen de nationale rechterlijke of administratieve instanties de aanbieders van tussenhandelsdiensten gelasten op te treden tegen bepaalde specifieke illegale inhoud of bepaalde specifieke informatie te verstrekken. De nationale wetgevingen op basis waarvan dergelijke bevelen worden uitgevaardigd, verschillen aanzienlijk en de bevelen worden steeds vaker in grensoverschrijdende situaties aangepakt. Om ervoor te zorgen dat deze bevelen op doeltreffende en efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd, zodat de betrokken overheidsinstanties hun taken kunnen uitvoeren en de aanbieders geen onevenredige lasten worden opgelegd, zonder dat de rechten en gerechtvaardigde belangen van derden onrechtmatig worden aangetast, moeten bepaalde voorwaarden worden gesteld waaraan deze bevelen moeten voldoen, evenals bepaalde aanvullende eisen met betrekking tot de opvolging van deze bevelen.
(29) Afhankelijk van het rechtsstelsel van elke lidstaat en het betrokken rechtsgebied kunnen de nationale rechterlijke of administratieve instanties de aanbieders van tussenhandelsdiensten gelasten op te treden tegen bepaalde specifieke illegale inhoud of bepaalde specifieke informatie te verstrekken. De nationale wetgevingen op basis waarvan dergelijke bevelen overeenkomstig het Unierecht, met inbegrip van het Handvest, worden uitgevaardigd, verschillen aanzienlijk en de bevelen worden steeds vaker in grensoverschrijdende situaties aangepakt. Om ervoor te zorgen dat deze bevelen op doeltreffende en efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd, zodat de betrokken overheidsinstanties hun taken kunnen uitvoeren en de aanbieders geen onevenredige lasten worden opgelegd, zonder dat de rechten en gerechtvaardigde belangen van derden onrechtmatig worden aangetast, moeten bepaalde voorwaarden worden gesteld waaraan deze bevelen moeten voldoen, evenals bepaalde aanvullende eisen met betrekking tot de effectieve opvolging van deze bevelen.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 30
(30) Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken moeten worden uitgevaardigd met inachtneming van het Unierecht, met name Verordening (EU) 2016/679 en het in deze verordening vastgestelde verbod op algemene verplichtingen om toezicht te houden op informatie of om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale activiteiten duiden. De in deze verordening vastgestelde voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen om tegen illegale inhoud op te treden, doen geen afbreuk aan andere handelingen van de Unie die voorzien in soortgelijke systemen om op te treden tegen specifieke soorten illegale inhoud, zoals Verordening (EU) .../… [voorgestelde verordening betreffende de onlineverspreiding van terroristische inhoud], of Verordening (EU) nr. 2017/2394 die specifieke bevoegdheden verleent om de verstrekking van informatie te bevelen aan de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten op het gebied van consumentenzaken, terwijl de voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen tot informatieverstrekking geen afbreuk doen aan andere handelingen van de Unie die in soortgelijke relevante regels voor specifieke sectoren voorzien. Deze voorwaarden en eisen mogen geen afbreuk doen aan de regels inzake bewaring en opslag krachtens het toepasselijke nationale recht, in overeenstemming met het Unierecht en de verzoeken om vertrouwelijkheid van rechtshandhavingsinstanties in verband met de niet-openbaarmaking van informatie.
(30) Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken moeten worden uitgevaardigd met inachtneming van het Unierecht, met inbegrip van het Handvest en met name Verordening (EU) 2016/679 en het in deze verordening vastgestelde verbod op algemene verplichtingen om toezicht te houden op informatie of om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale activiteiten duiden. De in deze verordening vastgestelde voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen om tegen illegale inhoud op te treden, doen geen afbreuk aan andere handelingen van de Unie die voorzien in soortgelijke systemen om op te treden tegen specifieke soorten illegale inhoud, zoals Verordening (EU) 2021/784 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud, of Verordening (EU) 2017/2394 die specifieke bevoegdheden verleent om de verstrekking van informatie te bevelen aan de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten op het gebied van consumentenzaken, terwijl de voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen tot informatieverstrekking geen afbreuk doen aan andere handelingen van de Unie die in soortgelijke relevante regels voor specifieke sectoren voorzien. Deze voorwaarden en eisen mogen geen afbreuk doen aan de regels inzake bewaring en opslag krachtens het toepasselijke nationale recht, in overeenstemming met het Unierecht en de verzoeken om vertrouwelijkheid van rechtshandhavingsinstanties in verband met de niet-openbaarmaking van informatie.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 31
(31) De territoriale reikwijdte van dergelijke bevelen om op te treden tegen illegale inhoud moet duidelijk worden vastgesteld op basis van het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht dat de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, en mag niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. In dat verband moet de nationale rechterlijke of administratieve instantie die het bevel uitvaardigt, in overeenstemming met de rechtsgrond die de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, een evenwicht vinden tussen het doel dat met het bevel wordt nagestreefd en de rechten en gerechtvaardigde belangen van alle derden die door het bevel kunnen worden getroffen, met name hun grondrechten uit hoofde van het Handvest. Wanneer het bevel dat naar de specifieke informatie verwijst, gevolgen kan hebben buiten het grondgebied van de lidstaat van de betrokken instantie, moet de instantie bovendien beoordelen of de betreffende informatie in andere betrokken lidstaten mogelijk illegale inhoud vormt en moet zij in voorkomend geval rekening houden met de desbetreffende regels van het Unierecht of het internationale recht en met de belangen van internationale courtoisie.
(31) De territoriale reikwijdte van dergelijke bevelen om op te treden tegen illegale inhoud moet duidelijk overeenkomstig het Unierecht, waaronder Richtlijn 2000/31/EG en het Handvest, worden vastgesteld op basis van het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht dat de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, en mag niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. In dat verband moet de nationale rechterlijke of administratieve instantie die het bevel uitvaardigt, in overeenstemming met de rechtsgrond die de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, een evenwicht vinden tussen het doel dat met het bevel wordt nagestreefd en de rechten en gerechtvaardigde belangen van alle derden die door het bevel kunnen worden getroffen, met name hun grondrechten uit hoofde van het Handvest. Wanneer het bevel dat naar de specifieke informatie verwijst, gevolgen kan hebben buiten het grondgebied van de lidstaat van de betrokken instantie, moet de instantie bij wijze van uitzondering beoordelen of de betreffende informatie in andere betrokken lidstaten mogelijk illegale inhoud vormt en moet zij in voorkomend geval rekening houden met de desbetreffende regels van het Unierecht of het internationale recht en met de belangen van internationale courtoisie.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 32
(32) De bij deze verordening geregelde bevelen tot het verstrekken van informatie hebben betrekking op de overlegging van specifieke informatie over individuele afnemers van de betrokken tussenhandelsdienst die in die bevelen zijn aangeduid, om vast te stellen of de afnemers van de diensten de toepasselijke Unieregels of nationale regels naleven. Daarom doen de regels van deze verordening betreffende de verstrekking van informatie geen afbreuk aan bevelen tot het verstrekken van informatie over een groep afnemers van de dienst die niet specifiek zijn aangeduid, met inbegrip van bevelen tot het verstrekken van geaggregeerde informatie die nodig is voor statistische doeleinden of voor empirisch onderbouwde beleidsvorming.
(32) De bij deze verordening geregelde bevelen tot het verstrekken van informatie hebben betrekking op de overlegging van specifieke informatie over individuele afnemers van de betrokken tussenhandelsdienst die in die bevelen zijn aangeduid, om vast te stellen of de afnemers van de diensten de toepasselijke Unieregels of nationale regels naleven. Daarom doen de regels van deze verordening betreffende de verstrekking van informatie geen afbreuk aan bevelen tot het verstrekken van informatie over een groep afnemers van de dienst die niet specifiek zijn aangeduid, met inbegrip van bevelen tot het verstrekken van geaggregeerde informatie die nodig is voor statistische doeleinden of voor empirisch onderbouwde beleidsvorming. De lidstaten moeten zorg dragen voor de volledige tenuitvoerlegging van het rechtskader van de Unie inzake de vertrouwelijkheid van communicatie en privacy op het internet, en inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, zoals vastgelegd in Richtlijn (EU) 2016/680. De lidstaten moeten met name de rechten van personen en journalisten eerbiedigen en mogen geen informatie opvragen die de mediavrijheid of de vrijheid van meningsuiting zou kunnen schaden.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 33
(33) Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en om informatie te verstrekken zijn alleen onderworpen aan de regels die de bevoegdheid van de lidstaat waar de betrokken aanbieder is gevestigd, waarborgen en die in bepaalde gevallen voorzien in mogelijke afwijkingen van die bevoegdheid, zoals bepaald in artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG, indien aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Aangezien de betrokken bevelen betrekking hebben op specifieke illegale inhoud, respectievelijk informatie, wanneer zij bestemd zijn voor in een andere lidstaat gevestigde aanbieders van tussenhandelsdiensten, beperken zij in beginsel niet de vrijheid van deze aanbieders om hun diensten over de grenzen heen te verrichten. De regels van artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG, met inbegrip van de regels inzake de noodzaak om maatregelen te rechtvaardigen die afwijken van de bevoegdheid van de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd op bepaalde specifieke gronden en inzake de kennisgeving van dergelijke maatregelen, zijn derhalve niet van toepassing op deze bevelen.
(33) Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en om informatie te verstrekken zijn alleen onderworpen aan de regels die de bevoegdheid van de lidstaat waar de betrokken aanbieder is gevestigd, waarborgen en die in bepaalde gevallen voorzien in mogelijke afwijkingen van die bevoegdheid, zoals bepaald in artikel3 van Richtlijn 2000/31/EG, indien aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Aangezien de betrokken bevelen betrekking hebben op specifieke illegale inhoud, respectievelijk informatie, zoals gedefinieerd in het Unierecht of daarmee overeenstemmend nationaal recht, wanneer zij bestemd zijn voor in een andere lidstaat gevestigde aanbieders van tussenhandelsdiensten, mogen zij de vrijheid van deze aanbieders om hun diensten over de grenzen heen te verrichten, in beginsel niet beperken. De bevoegde autoriteit moet het bevel om tegen illegale inhoud op te treden en om informatie te verstrekken rechtstreeks aan de betreffende geadresseerde zenden met elektronische middelen die een schriftelijk bewijs kunnen genereren op zodanige wijze dat de dienstverlener de authenticiteit kan vaststellen, met vermelding van de datum en het tijdstip van verzending en ontvangst van het bevel, bijvoorbeeld via beveiligde e-mail en platformen of andere beveiligde kanalen, met inbegrip van die welke door de dienstverlener beschikbaar worden gesteld, overeenkomstig de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens. Dit vereiste moet met name worden nageleefd door het gebruik van gekwalificeerde diensten voor elektronisch aangetekende bezorging in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad. Deze verordening moet de regels inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen onverlet laten, met name wat betreft het recht om de erkenning en de tenuitvoerlegging van een bevel om tegen illegale inhoud op te treden te weigeren, met name wanneer een dergelijk bevel in strijd is met de openbare orde van de lidstaat waar om erkenning of tenuitvoerlegging wordt verzocht.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 33 bis (nieuw)
(33 bis) Deze verordening mag de bevoegde nationale rechterlijke of administratieve autoriteiten op grond van het toepasselijke Unierecht of daarmee overeenstemmende nationale recht niet beletten om een bevel uit te vaardigen om inhoud te herstellen indien die inhoud in overeenstemming was met de voorwaarden van de aanbieder van de tussenhandelsdienst maar door de aanbieder van de dienst ten onrechte als illegaal is aangemerkt en is verwijderd.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 33 ter (nieuw)
(33 ter) Met het oog op de doeltreffende uitvoering van deze verordening moeten bevelen om tegen illegale inhoud op te treden en om informatie te verstrekken in overeenstemming zijn met het recht van de Unie, met inbegrip van het Handvest. De Commissie moet door middel van inbreukprocedures doeltreffend reageren op inbreuken op het Unierecht.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 34
(34) Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en met name om de werking van de interne markt te verbeteren en te zorgen voor een veilige en transparante onlineomgeving, moet een duidelijke en evenwichtige reeks geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van tussenhandelsdiensten worden vastgesteld. Deze verplichtingen moeten met name gericht zijn op het waarborgen van verschillende algemene beleidsdoelstellingen, zoals de veiligheid en het vertrouwen van de afnemers van de dienst, met inbegrip van minderjarigen en kwetsbare gebruikers, het beschermen van de relevante grondrechten die in het Handvest zijn vastgelegd, het waarborgen van een zinvolle verantwoordingsplicht van die aanbieders en het mondig maken van afnemers en andere betrokken partijen, terwijl het noodzakelijke toezicht door de bevoegde autoriteiten wordt vergemakkelijkt.
(34) Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en met name om de werking van de interne markt te verbeteren en te zorgen voor een veilige en transparante onlineomgeving, moet een duidelijke, doeltreffende, voorspelbare en evenwichtige reeks geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van tussenhandelsdiensten worden vastgesteld. Deze verplichtingen moeten met name gericht zijn op het waarborgen van verschillende algemene beleidsdoelstellingen, zoals een hoog niveau van consumentenbescherming, de veiligheid en het vertrouwen van de afnemers van de dienst, met inbegrip van minderjarigen en kwetsbare gebruikers, de bescherming van de relevante grondrechten die in het Handvest zijn vastgelegd, de zinvolle verantwoordingsplicht van die aanbieders en de empowerment van afnemers en andere betrokken partijen, terwijl het noodzakelijke toezicht door de bevoegde autoriteiten wordt vergemakkelijkt.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 35
(35) In dat verband is het belangrijk dat de zorgvuldigheidsverplichtingen worden aangepast aan het type en de aard van de betrokken tussenhandelsdienst. Daarom worden in deze verordening basisverplichtingen vastgesteld die van toepassing zijn op alle aanbieders van tussenhandelsdiensten, alsmede aanvullende verplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten en, meer in het bijzonder, onlineplatforms en zeer grote onlineplatforms. Voor zover de aanbieders van tussenhandelsdiensten gezien de aard en de omvang van hun diensten tot deze verschillende categorieën kunnen behoren, moeten zij aan alle overeenkomstige verplichtingen van deze verordening voldoen. Deze geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen, die redelijk en niet-arbitrair moeten zijn, zijn nodig om de vastgestelde algemene beleidsbelangen te verwezenlijken, zoals de bescherming van de gerechtvaardigde belangen van de afnemers van de dienst, de aanpak van illegale praktijken en de bescherming van de grondrechten online.
(35) In dat verband is het belangrijk dat de zorgvuldigheidsverplichtingen worden aangepast aan het type, de aard en de omvang van de betrokken tussenhandelsdienst. Daarom worden in deze verordening basisverplichtingen vastgesteld die van toepassing zijn op alle aanbieders van tussenhandelsdiensten, alsmede aanvullende verplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten en, meer in het bijzonder, onlineplatforms en zeer grote onlineplatforms. Voor zover de aanbieders van tussenhandelsdiensten gezien de aard en de omvang van hun diensten tot deze verschillende categorieën kunnen behoren, moeten zij aan alle overeenkomstige verplichtingen van deze verordening met betrekking tot die diensten voldoen. Deze geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen, die redelijk en niet-arbitrair moeten zijn, zijn nodig om de vastgestelde algemene beleidsbelangen te verwezenlijken, zoals de bescherming van de gerechtvaardigde belangen van de afnemers van de dienst, de aanpak van illegale praktijken en de bescherming van de grondrechten online.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 36
(36) Om soepele en efficiënte communicatie over zaken die onder deze verordening vallen te vergemakkelijken, moeten aanbieders van tussenhandelsdiensten worden verplicht een enig contactpunt op te richten en relevante informatie over hun contactpunt te publiceren, met inbegrip van de talen die in dergelijke communicatie moeten worden gebruikt. Het contactpunt kan ook worden gebruikt door betrouwbare flaggers en door beroepsorganisaties die een specifieke relatie hebben met de aanbieder van tussenhandelsdiensten. In tegenstelling tot de wettelijke vertegenwoordiger moet het contactpunt operationele doeleinden dienen en hoeft het niet noodzakelijkerwijs een fysieke locatie te hebben.
(36) Om soepele en efficiënte communicatie over zaken die onder deze verordening vallen te vergemakkelijken, moeten aanbieders van tussenhandelsdiensten worden verplicht een enig contactpunt aan te wijzen en relevante en actuele informatie over hun contactpunt te publiceren, met inbegrip van de talen die in dergelijke communicatie moeten worden gebruikt. Dergelijke informatie moet worden meegedeeld aan de coördinator voor digitale diensten in de lidstaat van vestiging. Het contactpunt kan ook worden gebruikt door betrouwbare flaggers en door beroepsorganisaties die een specifieke relatie hebben met de aanbieder van tussenhandelsdiensten.Het moet mogelijk zijn dat dit contactpunt hetzelfde contactpunt is dat krachtens andere Uniewetgeving vereist is. In tegenstelling tot de wettelijke vertegenwoordiger moet het contactpunt operationele doeleinden dienen en hoeft het niet noodzakelijkerwijs een fysieke locatie te hebben.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 36 bis (nieuw)
(36 bis) Aanbieders van tussenhandelsdiensten moeten ook worden verplicht een enig contactpunt voor afnemers van diensten aan te wijzen dat een snelle, rechtstreekse en efficiënte communicatie mogelijk maakt, in het bijzonder via vlot toegankelijke kanalen, zoals een telefoonnummer, e-mailadressen, elektronische contactformulieren, chatbots of instant messaging. Wanneer een gebruiker met chatbots communiceert, moet dat expliciet worden vermeld. Om snelle, rechtstreekse en efficiënte communicatie te faciliteren, mogen afnemers van diensten niet worden geconfronteerd met lange telefoonmenu’s of verborgen contactgegevens. Met name moeten telefoonmenu’s altijd de mogelijkheid bieden om met een mens te spreken. Aanbieders van tussenhandelsdiensten moeten afnemers van diensten de mogelijkheid bieden om rechtstreekse en efficiënte communicatiemiddelen te kiezen die niet uitsluitend op geautomatiseerde instrumenten berusten. Dit vereiste mag geen afbreuk doen aan de interne organisatie van aanbieders van tussenhandelsdiensten, met inbegrip van de mogelijkheid om een beroep te doen op diensten van derden, zoals externe dienstverleners en callcenters, om dit communicatiesysteem aan te bieden.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 37
(37) Aanbieders van tussenhandelsdiensten die in een derde land zijn gevestigd en die diensten in de Unie aanbieden, moeten een wettelijke vertegenwoordiger met voldoende bevoegdheden in de Unie aanwijzen en informatie over hun wettelijke vertegenwoordigers verstrekken, zodat effectief toezicht op en, indien nodig, handhaving van deze verordening met betrekking tot deze aanbieders mogelijk is. De wettelijke vertegenwoordiger zou ook als contactpunt moeten kunnen fungeren, mits aan de relevante eisen van deze verordening is voldaan.
(37) Aanbieders van tussenhandelsdiensten die in een derde land zijn gevestigd en die diensten in de Unie aanbieden, moeten een wettelijke vertegenwoordiger met voldoende bevoegdheden in de Unie aanwijzen en informatie over hun wettelijke vertegenwoordigers verstrekken, zodat effectief toezicht op en, indien nodig, handhaving van deze verordening met betrekking tot deze aanbieders mogelijk is. De wettelijke vertegenwoordiger zou ook als contactpunt moeten kunnen fungeren, mits aan de relevante eisen van deze verordening is voldaan. Het moet mogelijk zijn dat een wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig het nationale recht door meer dan één aanbieder van tussenhandelsdiensten wordt gemachtigd, mits deze aanbieders worden aangemerkt als micro-, kleine of middelgrote ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 38
(38) Hoewel de contractvrijheid van de aanbieders van tussenhandelsdiensten in beginsel moet worden geëerbiedigd, zouden bepaalde regels moeten worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, de toepassing en de handhaving van de algemene voorwaarden van deze aanbieders in het belang van de transparantie, de bescherming van de afnemers van de dienst en het voorkomen van oneerlijke of willekeurige resultaten.
(38) Hoewel de contractvrijheid van de aanbieders van tussenhandelsdiensten in beginsel moet worden geëerbiedigd, zouden bepaalde regels moeten worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, de toepassing en de handhaving van de algemene voorwaarden van deze aanbieders in het belang van de bescherming van de grondrechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting en van informatie, transparantie, de bescherming van de afnemers van de dienst en het voorkomen van discriminerende, oneerlijke of willekeurige resultaten. Het is met name belangrijk ervoor te zorgen dat de algemene voorwaarden in duidelijke en ondubbelzinnige taal zijn opgesteld overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en nationale recht. De algemene voorwaarden moeten informatie bevatten over alle beleid, procedures, maatregelen en instrumenten die worden gebruikt voor de inhoudsmoderatie, met inbegrip algoritmische besluitvorming en menselijke controle, en over het recht om het gebruik van de dienst te beëindigen. Aanbieders van tussenhandelsdiensten moeten afnemers van diensten ook een beknopt en gemakkelijk leesbaar overzicht geven van de belangrijkste elementen van de algemene voorwaarden, met inbegrip van de beschikbare rechtsmiddelen, eventueel aan de hand van grafische elementen zoals pictogrammen.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 39
(39) Om een passend niveau van transparantie en verantwoording te waarborgen, moeten aanbieders van tussenhandelsdiensten, overeenkomstig de geharmoniseerde voorschriften van deze verordening, jaarlijks verslag uitbrengen over de inhoudsmoderatie die zij toepassen, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen als gevolg van de toepassing en handhaving van hun algemene voorwaarden. Om onevenredige lasten te voorkomen, mogen deze transparantieverplichtingen echter niet gelden voor aanbieders die micro- of kleine ondernemingen zijn, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie40.
(39) Om een passend niveau van transparantie en verantwoording te waarborgen, moeten aanbieders van tussenhandelsdiensten, overeenkomstig de geharmoniseerde voorschriften van deze verordening, jaarlijks een verslag in een gestandaardiseerd en machineleesbaar formaat opstellen over de inhoudsmoderatie die zij toepassen, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen als gevolg van de toepassing en handhaving van hun algemene voorwaarden. Om onevenredige lasten te voorkomen, mogen deze transparantieverplichtingen echter niet gelden voor aanbieders die micro- of kleine ondernemingen zijn, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie40, en niet als zeer grote onlineplatforms kunnen worden aangemerkt.
__________________
__________________
40 Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
40 Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 39 bis (nieuw)
(39 bis) Afnemers van een dienst moeten vrij, autonoom en met kennis van zaken beslissingen kunnen nemen of keuzes kunnen maken bij het gebruik van een dienst, en aanbieders van intermediaire diensten mogen geen middelen gebruiken om die besluitvorming te verstoren of te belemmeren, ook niet via hun interface. Met name moeten de afnemers van de dienst in staat worden gesteld dergelijke beslissingen te nemen over onder meer de aanvaarding en wijziging van de algemene voorwaarden, reclamepraktijken, privacy- en andere instellingen en aanbevelingssystemen wanneer zij gebruikmaken van tussenhandelsdiensten. Bepaalde praktijken profiteren echter vaak van cognitieve bias en zetten ontvangers van de dienst ertoe aan producten en diensten te kopen die zij niet willen of persoonlijke informatie te onthullen die zij liever niet bekend zouden maken. Daarom moet het aanbieders van tussenhandelsdiensten worden verboden om afnemers van de dienst te misleiden of onbewust te sturen en hun autonomie en beslissings- of keuzemogelijkheden te verstoren of te belemmeren via de structuur, het ontwerp of de functionaliteiten van een online-interface of delen daarvan (“dark patterns”). Dit omvat, maar is niet beperkt tot, een op uitbuiting gericht ontwerp dat afnemers ertoe brengt iets te doen dat in het belang van de aanbieder van tussenhandelsdiensten is, maar wellicht niet in het belang van de ontvanger is, het presenteren van keuzes op een niet-neutrale manier, bijvoorbeeld door een toestemmingsoptie visueel opvallender te presenteren, of het herhaaldelijk vragen of aansporen van de ontvanger om een beslissing te nemen, bijvoorbeeld het aanzienlijk omslachtiger maken om een dienst te annuleren dan zich ervoor in te schrijven. Regels ter voorkoming van “dark patterns” mogen echter niet zodanig worden opgevat dat zij aanbieders beletten rechtstreeks met gebruikers te interageren en hun nieuwe of aanvullende diensten aan te bieden. Met name moet het mogelijk zijn om een gebruiker binnen een redelijke termijn opnieuw te benaderen, zelfs als de gebruiker toestemming voor specifieke gegevensverwerkingsdoeleinden had geweigerd, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679. De Commissie worden gemachtigd om een gedelegeerde handeling vast te stellen waarin wordt gedefinieerd welke praktijken als “dark patterns” kunnen worden beschouwd.
Amendement 512 Voorstel voor een verordening Overweging 39 ter (nieuw)
(39 ter) Om te zorgen voor een efficiënte en passende toepassing van de verplichting van traceerbaarheid van zakelijke gebruikers, zonder onevenredige lasten op te leggen, moeten de aanbieders van tussenhandelsdiensten passende zorgvuldigheidscontroles verrichten voorafgaand aan het gebruik van hun dienst om de betrouwbaarheid van de door de betrokken zakelijke gebruiker verstrekte informatie te controleren, met name door gebruik te maken van vrij toegankelijke officiële onlinedatabanken en online-interfaces, zoals nationale handelsregisters, of door de betrokken zakelijke gebruiker te verzoeken om betrouwbare bewijsstukken te verstrekken, zoals kopieën van identiteitsdocumenten, gewaarmerkte bankafschriften, bedrijfscertificaten en certificaten van handelsregisters. Zij kunnen ook gebruik maken van andere bronnen die op afstand kunnen worden gebruikt en die een vergelijkbare mate van betrouwbaarheid bieden om aan deze verplichting te voldoen.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 40
(40) Aanbieders van hostingdiensten spelen een bijzonder belangrijke rol bij de bestrijding van illegale online-inhoud, aangezien zij informatie die door en op verzoek van de afnemers van de dienst wordt verstrekt, opslaan en doorgaans andere afnemers, soms op grote schaal, toegang tot die informatie verlenen. Het is belangrijk dat alle aanbieders van hostingdiensten, ongeacht hun omvang, gebruikersvriendelijke meldings- en actieprocedures invoeren die de melding van specifieke informatie die door de meldende partij als illegale inhoud wordt beschouwd, aan de betrokken aanbieder van hostingdiensten vergemakkelijken (“melding”), op grond waarvan die aanbieder kan beslissen of hij al dan niet instemt met de beoordeling en bereid is de inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken (“actie”). Mits aan de vereisten inzake meldingen is voldaan, moet het voor personen of entiteiten mogelijk zijn om meerdere vermeende illegale inhoud via een enkele kennisgeving te melden. De verplichting om meldings- en actieprocedures in te voeren moet bijvoorbeeld gelden voor diensten van opslag en delen van bestanden, webhostingdiensten, reclameservers en pastebins, voor zover zij kunnen worden aangemerkt als aanbieders van de onder deze verordening vallende hostingdiensten.
(40) Aanbieders van hostingdiensten spelen een bijzonder belangrijke rol bij de bestrijding van illegale online-inhoud, aangezien zij informatie die door en op verzoek van de afnemers van de dienst wordt verstrekt, opslaan en doorgaans andere afnemers, soms op grote schaal, toegang tot die informatie verlenen. Het is belangrijk dat alle aanbieders van hostingdiensten, ongeacht hun omvang, gemakkelijk toegankelijke, alomvattende en gebruikersvriendelijke meldings- en actieprocedures invoeren die de melding van specifieke informatie die door de meldende partij als illegale inhoud wordt beschouwd, aan de betrokken aanbieder van hostingdiensten vergemakkelijken (“melding”), op grond waarvan die aanbieder kan vaststellen dat de betrokken inhoud duidelijk illegaal is zonder aanvullend juridisch of feitelijk onderzoek van de in de kennisgeving vermelde informatie, en de inhoud kan verwijderen of ontoegankelijk kan maken (“actie”). Een dergelijk mechanisme moet een duidelijk herkenbaar meldingsmechanisme omvatten dat dicht bij de inhoud in kwestie is geplaatst en waarmee snel en gemakkelijk informatie kan worden gemeld die krachtens het Unierecht of het nationale recht als illegale inhoud wordt beschouwd. Mits aan de vereisten inzake meldingen is voldaan, moet het voor personen of entiteiten mogelijk zijn om meerdere vermeende illegale inhoud via een enkele kennisgeving te melden, teneinde een doeltreffende toepassing van de meldings- en actieprocedures te verzekeren. Personen moeten altijd anoniem melding kunnen doen, maar dergelijke meldingen mogen geen aanleiding geven tot daadwerkelijke kennis, behalve in het geval van informatie die geacht wordt betrekking te hebben op een van de in Richtlijn 2011/93/EU bedoelde strafbare feiten. De verplichting om meldings- en actieprocedures in te voeren moet bijvoorbeeld gelden voor diensten van opslag en delen van bestanden, webhostingdiensten, reclameservers en pastebins, voor zover zij kunnen worden aangemerkt als aanbieders van de onder deze verordening vallende hostingdiensten.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 40 bis (nieuw)
(40 bis) Niettemin moeten meldingen worden gericht aan de actor die over de technische en operationele capaciteit beschikt om op te treden en die het nauwst verbonden is met de afnemer van de dienst die de informatie of inhoud heeft verstrekt. Dergelijke aanbieders van hostingdiensten moeten die meldingen doorgeven aan het specifieke onlineplatform en de coördinator voor digitale diensten in kennis stellen.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 40 ter (nieuw)
(40 ter) Bovendien moeten aanbieders van hostingdiensten enkel optreden tegen de gemelde informatie. Wanneer de verwijdering of uitschakeling van toegang tot afzonderlijke informatie technisch of operationeel niet haalbaar is vanwege juridische, contractuele of technologische redenen, zoals diensten voor het opslaan en delen van versleutelde bestanden en gegevens, moeten aanbieders van hostingdiensten de afnemer van de dienst in kennis stellen van de melding en actie ondernemen.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 41
(41) De regels inzake dergelijke meldings- en actieprocedures moeten op het niveau van de Unie worden geharmoniseerd om te zorgen voor een tijdige, zorgvuldige en objectieve verwerking van meldingen op basis van regels die uniform, transparant en duidelijk zijn en die voorzien in degelijke waarborgen ter bescherming van het recht en de gerechtvaardigde belangen van alle betrokken partijen, met name hun door het Handvest gewaarborgde grondrechten, ongeacht de lidstaat waar deze partijen zijn gevestigd of verblijven en ongeacht het betrokken rechtsgebied. De grondrechten omvatten in voorkomend geval het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op non-discriminatie en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte voor de afnemers van de dienst; de vrijheid van ondernemerschap, met inbegrip van de contractvrijheid, van dienstverleners; alsmede het recht op menselijke waardigheid, de rechten van het kind, het recht op bescherming van eigendom, met inbegrip van intellectuele eigendom, en het recht op non-discriminatie van partijen die door illegale inhoud worden getroffen.
(41) De regels inzake dergelijke meldings- en actieprocedures moeten op het niveau van de Unie worden geharmoniseerd om te zorgen voor een tijdige, zorgvuldige, objectieve, niet-willekeurige en niet-discriminerende verwerking van meldingen op basis van regels die uniform, transparant en duidelijk zijn en die voorzien in degelijke waarborgen ter bescherming van het recht en de gerechtvaardigde belangen van alle betrokken partijen, met name hun door het Handvest gewaarborgde grondrechten, ongeacht de lidstaat waar deze partijen zijn gevestigd of verblijven en ongeacht het betrokken rechtsgebied. De grondrechten omvatten in voorkomend geval het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op non-discriminatie en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte voor de afnemers van de dienst; de vrijheid van ondernemerschap, met inbegrip van de contractvrijheid, van dienstverleners; alsmede het recht op menselijke waardigheid, de rechten van het kind, het recht op bescherming van eigendom, met inbegrip van intellectuele eigendom, en het recht op non-discriminatie van partijen die door illegale inhoud worden getroffen.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Overweging 41 bis (nieuw)
(41 bis) Aanbieders van hostingdiensten moeten onverwijld reageren op meldingen en daarbij rekening houden met de soort illegale inhoud die wordt gemeld en de urgentie om actie te ondernemen. Aanbieders van hostingdiensten moeten de persoon of entiteit die de specifieke inhoud meldt, onverwijld in kennis stellen van hun besluit om al dan niet op de melding te reageren.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Overweging 42
(42) Wanneer een aanbieder van een hostingdienst besluit de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie te verwijderen of ontoegankelijk te maken, bijvoorbeeld na ontvangst van een melding of op eigen initiatief, ook met behulp van geautomatiseerde middelen, moet hij de afnemer in kennis stellen van zijn beslissing, de redenen voor zijn beslissing en de beschikbare verhaalmogelijkheden om de beslissing aan te vechten, gelet op de negatieve gevolgen die dergelijke beslissingen voor de afnemer kunnen hebben, ook wat de uitoefening van zijn grondrecht van vrije meningsuiting betreft. Deze verplichting moet van toepassing zijn ongeacht de redenen voor de beslissing, met name of de actie is ondernomen omdat de gemelde informatie wordt beschouwd als illegale inhoud of als onverenigbaar met de toepasselijke algemene voorwaarden. De beschikbare middelen om de beslissing van de aanbieder van hostingdiensten aan te vechten, moeten altijd gerechtelijke verhaalsmogelijkheden omvatten.
(42) Wanneer een aanbieder van een hostingdienst besluit de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie te verwijderen, ontoegankelijk te maken, te degraderen of andere maatregelen op te leggen, bijvoorbeeld na ontvangst van een melding of op eigen initiatief, ook met behulp van geautomatiseerde middelen die efficiënt, evenredig en accuraat zijn gebleken, moet hij de afnemer op duidelijke en gebruiksvriendelijke wijze in kennis stellen van zijn beslissing, de redenen voor zijn beslissing en de beschikbare verhaalmogelijkheden om de beslissing aan te vechten, gelet op de negatieve gevolgen die dergelijke beslissingen voor de afnemer kunnen hebben, ook wat de uitoefening van zijn grondrecht van vrije meningsuiting betreft. Deze verplichting moet van toepassing zijn ongeacht de redenen voor de beslissing, met name of de actie is ondernomen omdat de gemelde informatie wordt beschouwd als illegale inhoud of als onverenigbaar met de toepasselijke algemene voorwaarden. De beschikbare middelen om de beslissing van de aanbieder van hostingdiensten aan te vechten, moeten altijd gerechtelijke verhaalsmogelijkheden omvatten. In een aantal situaties dient de verplichting echter niet te gelden, namelijk wanneer de inhoud misleidend is of deel uitmaakt van een grote hoeveelheid commerciële inhoud, of wanneer een justitiële of rechtshandhavingsautoriteit omdat er een strafrechtelijk onderzoek loopt, heeft verzocht om de ontvanger niet in kennis te stellen totdat het strafrechtelijk onderzoek is afgesloten. Wanneer een aanbieder van hostingdiensten niet beschikt over de nodige informatie om de afnemer aan de hand van een duurzaam medium in kennis te stellen, dient hij daar niet toe te worden verplicht.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Overweging 42 bis (nieuw)
(42 bis) Een aanbieder van hostingdiensten kan in sommige gevallen, bijvoorbeeld door een melding door een partij of door eigen vrijwillige maatregelen, kennis krijgen van informatie over bepaalde activiteiten van een afnemer van de dienst, zoals het verstrekken van bepaalde soorten illegale inhoud, die, gelet op alle relevante omstandigheden waarvan het onlineplatform op de hoogte is, redelijkerwijs het vermoeden rechtvaardigen dat de afnemer een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, mogelijkerwijs pleegt of waarschijnlijk zal plegen, dat een onmiddellijke bedreiging vormt voor het leven of de veiligheid van personen, zoals de in Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad genoemde misdrijven1. In dergelijke gevallen moet de aanbieder van hostingdiensten de bevoegde rechtshandhavingsinstanties onverwijld in kennis stellen van een dergelijk vermoeden, waarbij hij op hun verzoek alle relevante informatie moet verstrekken waarover hij beschikt, indien relevant met inbegrip van de betreffende inhoud en een verklaring van het vermoeden, en moet hij behoudens andere instructies de inhoud verwijderen of ontoegankelijk maken. De door de aanbieder van hostingdiensten gemelde informatie mag niet worden gebruikt voor een doeleinde dat niet rechtstreeks verband houdt met het afzonderlijke ernstige strafbare feit dat is gemeld. Deze verordening biedt geen rechtsgrondslag voor de profilering van afnemers van de diensten met het oog op de mogelijke vaststelling van strafbare feiten door aanbieders van hostingdiensten. Wanneer zij de rechtshandhavingsinstanties informeren, moeten aanbieders van hostingdiensten ook andere toepasselijke regels van het Unierecht of het nationale recht inzake de bescherming van de rechten en vrijheden van personen in acht nemen. Om de melding van vermoedens van ernstige strafbare feiten te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de lijst van hun bevoegde rechtshandhavings- of rechterlijke autoriteiten.
__________________
1 Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Overweging 43 bis (nieuw)
(43 bis) Evenzo moet de Commissie, om ervoor te zorgen dat de verplichtingen alleen worden toegepast op aanbieders van tussenhandelsdiensten wanneer de voordelen de lasten voor de aanbieder overtreffen, worden gemachtigd om een gedeeltelijke of volledige ontheffing van de vereisten van hoofdstuk III, afdeling 3, te verlenen aan aanbieders van tussenhandelsdiensten die geen winstoogmerk hebben of middelgrote ondernemingen zijn, maar die geen systeemrisico in verband met illegale inhoud vormen en slechts in beperkte mate aan illegale inhoud zijn blootgesteld. De aanbieders moeten gegronde redenen opgeven waarom hun ontheffing moet worden verleend en hun aanvraag eerst voor een eerste beoordeling naar hun coördinatoren voor digitale diensten van vestiging sturen. Bij de behandeling van een dergelijke aanvraag moet de Commissie rekening houden met een eerste beoordeling door de coördinatoren voor digitale diensten van vestiging. De eerste beoordeling moet samen met de aanvraag aan de Commissie worden toegezonden. De Commissie moet toezicht houden op de toepassing van de ontheffing en het recht hebben een ontheffing te allen tijde in te trekken. De Commissie moet een openbare lijst bijhouden van alle verleende ontheffingen en de daaraan verbonden voorwaarden.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Overweging 44
(44) Afnemers van de dienst moeten bepaalde beslissingen van onlineplatforms die negatieve gevolgen voor hen hebben, gemakkelijk en doeltreffend kunnen aanvechten. Daarom moet van de onlineplatforms worden verlangd dat zij voorzien in interne klachtenafhandelingssystemen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen om ervoor te zorgen dat de systemen gemakkelijk toegankelijk zijn en tot snelle en eerlijke resultaten leiden. Daarnaast moet worden voorzien in de mogelijkheid van buitengerechtelijke geschillenbeslechting, met inbegrip van die geschillen die niet op bevredigende wijze konden worden opgelost via de interne klachtenafhandelingssystemen, door gecertificeerde instanties die over de nodige onafhankelijkheid, middelen en deskundigheid beschikken om hun activiteiten op een eerlijke, snelle en kosteneffectieve manier uit te voeren. De aldus gecreëerde mogelijkheden om beslissingen van onlineplatforms aan te vechten, moeten de verhaalsmogelijkheden overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat aanvullen, maar in alle opzichten onverlet laten.
(44) Afnemers van de dienst moeten bepaalde beslissingen van onlineplatforms die negatieve gevolgen voor hen hebben, gemakkelijk en doeltreffend kunnen aanvechten. Dit moet ook het geval zijn voor beslissingen van onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, om de levering van hun diensten aan handelaren op te schorten. Daarom moet van de onlineplatforms worden verlangd dat zij voorzien in interne klachtenafhandelingssystemen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen om ervoor te zorgen dat de systemen gemakkelijk toegankelijk zijn en tot snelle, niet-discriminerende, niet-arbitraire en eerlijke resultaten binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop het onlineplatform de klacht heeft ontvangen. Daarnaast moet worden voorzien in de mogelijkheid om geschillen te goeder trouw buitengerechtelijk te beslechten, met inbegrip van die geschillen die niet op bevredigende wijze konden worden opgelost via de interne klachtenafhandelingssystemen, door gecertificeerde instanties die over de nodige onafhankelijkheid, middelen en deskundigheid beschikken om hun activiteiten op een eerlijke, snelle en kosteneffectieve manier en binnen een redelijke termijn uit te voeren. De aldus gecreëerde mogelijkheden om beslissingen van onlineplatforms aan te vechten, moeten de verhaalsmogelijkheden overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat aanvullen, maar in alle opzichten onverlet laten.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Overweging 46
(46) Tegen illegale inhoud kan sneller en betrouwbaarder worden opgetreden wanneer onlineplatforms de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat meldingen die via de bij deze verordening vereiste meldings- en actiemechanismen door betrouwbare flaggers worden ingediend, met voorrang worden behandeld, onverminderd de verplichting om alle meldingen die in het kader van deze mechanismen worden ingediend, tijdig, zorgvuldig en objectief te verwerken en daarover een besluit te nemen. Een dergelijke status van betrouwbare flagger mag alleen worden toegekend aan entiteiten, en niet aan individuele personen, die onder meer hebben aangetoond dat zij over bijzondere deskundigheid en bekwaamheid beschikken om illegale inhoud aan te pakken, dat zij collectieve belangen vertegenwoordigen en dat zij zorgvuldig en objectief te werk gaan. Deze entiteiten kunnen openbaar van aard zijn zoals, voor terroristische inhoud, eenheden voor melding van internetuitingen van nationale rechtshandhavingsinstanties of van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (“Europol”), of zij kunnen niet-gouvernementele organisaties en semi-overheidsinstanties zijn, zoals de organisaties die deel uitmaken van het INHOPE-netwerk van meldpunten voor het melden van materiaal over seksueel misbruik van kinderen en organisaties die zich bezighouden met het melden van illegale racistische en xenofobe uitingen online. Voor intellectuele-eigendomsrechten kunnen organisaties van het bedrijfsleven en van houders van rechten de status van betrouwbare flagger krijgen wanneer zij hebben aangetoond dat zij aan de toepasselijke voorwaarden voldoen. De regels van deze verordening inzake betrouwbare flaggers mogen niet worden opgevat als een beletsel voor onlineplatforms om meldingen die worden ingediend door entiteiten of personen waaraan op grond van deze verordening niet de status van betrouwbare flagger is toegekend, op soortgelijke wijze te behandelen en om op andere wijze samen te werken met andere entiteiten, overeenkomstig het toepasselijke recht, met inbegrip van deze verordening en Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad.43
(46) Tegen illegale inhoud kan sneller en betrouwbaarder worden opgetreden wanneer onlineplatforms de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat meldingen die via de bij deze verordening vereiste meldings- en actiemechanismen door binnen hun veld van deskundigheid opererende, betrouwbare flaggers worden ingediend, met voorrang en snel worden behandeld, met inachtneming van een eerlijk proces en onverminderd de verplichting om alle meldingen die in het kader van deze mechanismen worden ingediend, objectief te verwerken en daarover een besluit te nemen. Een dergelijke status van betrouwbare flagger mag alleen voor een periode van twee jaar worden toegekend aan entiteiten, en niet aan individuele personen, die onder meer hebben aangetoond dat zij over bijzondere deskundigheid en bekwaamheid beschikken om illegale inhoud aan te pakken, dat zij collectieve belangen vertegenwoordigen en dat zij zorgvuldig en objectief te werk gaan en over een transparante financieringsstructuur beschikken. De coördinator digitale diensten moet de status kunnen verlengen wanneer de betrouwbare flagger in kwestie nog steeds aan de vereisten van deze verordening voldoet. Deze entiteiten kunnen openbaar van aard zijn zoals, voor terroristische inhoud, eenheden voor melding van internetuitingen van nationale rechtshandhavingsinstanties of van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (“Europol”), of zij kunnen niet-gouvernementele organisaties, consumentenorganisaties en semi-overheidsinstanties zijn, zoals de organisaties die deel uitmaken van het INHOPE-netwerk van meldpunten voor het melden van materiaal over seksueel misbruik van kinderen en organisaties die zich bezighouden met het melden van illegale racistische en xenofobe uitingen online. Betrouwbare flaggers moeten bevattelijke en gedetailleerde verslagen publiceren over de meldingen die overeenkomstig artikel 14 zijn gedaan. Die verslagen moeten informatie bevatten zoals volgens de entiteit van de aanbieder van hostingdiensten ingedeelde meldingen, het soort gemelde inhoud, de wettelijke bepalingen waarop de inhoud in kwestie inbreuk zou hebben gepleegd, en de matregelen die de aanbieder heeft genomen. De verslagen moeten ook informatie bevatten over mogelijke belangenconflicten en financieringsbronnen, alsook over de procedure die de betrouwbare flagger heeft ingesteld om onafhankelijk te blijven.Voor intellectuele-eigendomsrechten kunnen organisaties van het bedrijfsleven en van houders van rechten de status van betrouwbare flagger krijgen wanneer zij hebben aangetoond dat zij aan de toepasselijke voorwaarden voldoen en uitzonderingen en beperkingen op intellectuele-eigendomsrechten eerbiedigen. De regels van deze verordening inzake betrouwbare flaggers mogen niet worden opgevat als een beletsel voor onlineplatforms om meldingen die worden ingediend door entiteiten of personen waaraan op grond van deze verordening niet de status van betrouwbare flagger is toegekend, op soortgelijke wijze te behandelen en om op andere wijze samen te werken met andere entiteiten, overeenkomstig het toepasselijke recht, met inbegrip van deze verordening en Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad.43Om misbruik van de status van betrouwbare flagger te voorkomen, moet het mogelijk zijn die status op te schorten wanneer een coördinator voor digitale diensten van vestiging op grond van legitieme redenen een onderzoek heeft geopend. De opschorting mag niet langer duren dan nodig is om het onderzoek uit te voeren en moet worden gehandhaafd indien de coördinator voor digitale diensten van vestiging concludeert dat de entiteit in kwestie nog steeds als een betrouwbare flagger kan worden beschouwd.
__________________
__________________
43 Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
43 Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Overweging 46 bis (nieuw)
(46 bis) De strikte toepassing van universeel ontwerp op alle nieuwe technologieën en diensten moet zorgen voor volledige, gelijke en onbeperkte toegang voor alle potentiële consumenten, waaronder personen met een handicap, op zodanige wijze dat volledig rekening wordt gehouden met hun intrinsieke waardigheid en diversiteit. Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat aanbieders van onlineplatforms die in de Unie diensten aanbieden, deze diensten ontwerpen en aanbieden in overeenstemming met de toegankelijkheidsvereisten van Richtlijn (EU) 2019/882. Aanbieders van onlineplatforms moeten er met name voor zorgen dat de verstrekte informatie, de verstrekte formulieren en de geldende procedures zodanig beschikbaar worden gesteld dat zij gemakkelijk te vinden en te begrijpen zijn en toegankelijk zijn voor personen met een handicap.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Overweging 47
(47) Het misbruik van diensten van onlineplatforms door het vaak aanbieden van kennelijk illegale inhoud of door het vaak indienen van kennelijk ongegronde meldingen of klachten in het kader van de respectieve mechanismen en systemen die krachtens deze verordening zijn ingesteld, ondermijnt het vertrouwen en schaadt de rechten en gerechtvaardigde belangen van de betrokken partijen. Daarom moeten er passende en evenredige waarborgen worden ingevoerd tegen dergelijk misbruik. Informatie moet als kennelijk illegale inhoud worden beschouwd en meldingen of klachten moeten als kennelijk ongegrond worden beschouwd wanneer het voor een leek zonder enig inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de inhoud illegaal is, respectievelijk dat de meldingen of klachten ongegrond zijn. Onder bepaalde voorwaarden moeten onlineplatforms hun relevante activiteiten ten aanzien van de persoon die zich schuldig maakt aan misbruik, tijdelijk opschorten. Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van de onlineplatforms om hun algemene voorwaarden te bepalen en strengere maatregelen vast te stellen in geval van kennelijk illegale inhoud die verband houdt met ernstige misdrijven. Om redenen van transparantie moet deze mogelijkheid duidelijk en voldoende gedetailleerd worden uiteengezet in de algemene voorwaarden van de onlineplatforms. De beslissingen die in dit verband door de onlineplatforms worden genomen, moeten altijd vatbaar zijn voor verhaal en moeten onder toezicht staan van de bevoegde coördinator voor digitale diensten. De regels van deze verordening inzake misbruik mogen niet verhinderen dat de onlineplatforms andere maatregelen nemen om de verstrekking van illegale inhoud door afnemers van hun diensten of ander misbruik van hun diensten aan te pakken, overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en het nationale recht. Deze regels doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om personen die zich schuldig maken aan misbruik aansprakelijk te stellen, ook voor schade, voor zover het Unierecht of het nationale recht daarin voorziet.
(47) Het misbruik van diensten van onlineplatforms door het vaak aanbieden van kennelijk illegale inhoud of door het vaak indienen van kennelijk ongegronde meldingen of klachten in het kader van de respectieve mechanismen en systemen die krachtens deze verordening zijn ingesteld, ondermijnt het vertrouwen en schaadt de rechten en gerechtvaardigde belangen van de betrokken partijen. Daarom moeten er passende, evenredige en doeltreffende waarborgen worden ingevoerd tegen dergelijk misbruik. Misbruik van diensten van onlineplatforms zou kunnen worden vastgesteld met betrekking tot vaak aangeboden illegale inhoud wanneer het duidelijk is dat die inhoud illegaal is, zonder dat een gedetailleerde juridische of feitelijke analyse hoeft te worden verricht. Meldingen of klachten moeten als kennelijk ongegrond worden beschouwd wanneer het voor een leek zonder enig inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de inhoud illegaal is, respectievelijk dat de meldingen of klachten ongegrond zijn. Onder bepaalde voorwaarden moet het onlineplatforms geoorloofd zijn hun relevante activiteiten ten aanzien van de persoon die zich schuldig maakt aan misbruik, tijdelijk of, in een beperkt aantal situaties, permanent op te schorten. Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van de onlineplatforms om hun algemene voorwaarden te bepalen en strengere maatregelen vast te stellen in geval van illegale inhoud die verband houdt met ernstige misdrijven. Om redenen van transparantie moet deze mogelijkheid duidelijk en voldoende gedetailleerd worden uiteengezet in de algemene voorwaarden van de onlineplatforms. De beslissingen die in dit verband door de onlineplatforms worden genomen, moeten altijd vatbaar zijn voor verhaal en moeten onder toezicht staan van de bevoegde coördinator voor digitale diensten. De regels van deze verordening inzake misbruik mogen niet verhinderen dat de onlineplatforms andere maatregelen nemen om de verstrekking van illegale inhoud door afnemers van hun diensten of ander misbruik van hun diensten aan te pakken, overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en het nationale recht. Deze regels doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om personen die zich schuldig maken aan misbruik aansprakelijk te stellen, ook voor schade, voor zover het Unierecht of het nationale recht daarin voorziet.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Overweging 48
(48) Een onlineplatform kan in sommige gevallen, bijvoorbeeld door een melding van een partij of door eigen vrijwillige maatregelen, kennis krijgen van informatie over bepaalde activiteiten van een afnemer van de dienst, zoals het verstrekken van bepaalde soorten illegale inhoud, die, gelet op alle relevante omstandigheden waarvan het onlineplatform op de hoogte is, redelijkerwijs het vermoeden rechtvaardigen dat de afnemer een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, mogelijkerwijs pleegt of waarschijnlijk zal plegen, dat een bedreiging vormt voor het leven of de veiligheid van personen, zoals de in Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad genoemde misdrijven. In dergelijke gevallen moet het onlineplatform de bevoegde rechtshandhavingsinstanties onverwijld in kennis stellen van een dergelijk vermoeden, waarbij het alle relevante informatie moet verstrekken waarover het beschikt, met inbegrip van, indien relevant, de betreffende inhoud en een verklaring van het vermoeden. Deze verordening biedt geen rechtsgrondslag voor de profilering van afnemers van de diensten met het oog op de mogelijke identificatie door onlineplatforms van gepleegde strafbare feiten. Onlineplatforms moeten eveneens andere toepasselijke regels van het Unierecht of van de lidstaten inzake de bescherming van de rechten en vrijheden van personen in acht nemen wanneer zij de rechtshandhavingsinstanties informeren.
Schrappen
___________
1 Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Overweging 49
(49) Om bij te dragen tot een veilige, betrouwbare en transparante onlineomgeving voor de consument en voor andere belanghebbende partijen zoals concurrerende handelaren en houders van intellectuele-eigendomsrechten, en om handelaren ervan te weerhouden producten of diensten te verkopen die in strijd zijn met de toepasselijke regels, moeten onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, ervoor zorgen dat deze handelaren traceerbaar zijn. De handelaar moet derhalve worden verplicht bepaalde essentiële informatie aan het onlineplatform te verstrekken, onder meer met het oog op het promoten van boodschappen over of het aanbieden van producten. Dit vereiste moet ook van toepassing zijn op handelaren die namens merken boodschappen over producten of diensten promoten op basis van onderliggende overeenkomsten. Die onlineplatforms moeten alle informatie op een veilige manier opslaan gedurende een redelijke periode die niet langer is dan nodig is, zodat de informatie overeenkomstig het toepasselijke recht, ook inzake de bescherming van persoonsgegevens, toegankelijk is voor overheidsinstanties en particuliere partijen met een gerechtvaardigd belang, onder meer door middel van de in deze verordening bedoelde bevelen tot het verstrekken van informatie.
(49) Om bij te dragen tot een veilige, betrouwbare en transparante onlineomgeving voor de consument en voor andere belanghebbende partijen zoals concurrerende handelaren en houders van intellectuele-eigendomsrechten, en om handelaren ervan te weerhouden producten of diensten te verkopen die in strijd zijn met de toepasselijke regels, moeten onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, aanvullende informatie inwinnen over de handelaar en de producten en diensten die hij voornemens is op het platform aan te bieden. Het onlineplatform moet daarom worden verplicht informatie in te winnen over de naam, het telefoonnummer en het e‑mailadres van de marktdeelnemer en het soort product of dienst dat de handelaar voornemens is op het onlineplatform aan te bieden. Alvorens zijn diensten aan de handelaar aan te bieden, moet de exploitant van het onlineplatform alles in het werk stellen om te beoordelen of de door de handelaar verstrekte informatie betrouwbaar is. Bovendien moet het platform passende maatregelen nemen, zoals, waar van toepassing, steekproefsgewijze controles, om illegale inhoud op te sporen en te voorkomen dat deze op zijn interface verschijnt. De nakoming van de verplichtingen inzake traceerbaarheid van de handelaren, producten en diensten moet de nakoming door platforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten vergemakkelijken van de verplichting na te komen om consumenten informatie te verstrekken over de identiteit van de partij waarmee een overeenkomst wordt gesloten, zoals vastgesteld bij Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en van de verplichtingen in Verordening (EU) nr. 1215/2012 ten aanzien van de lidstaat waarin consumenten hun consumentenrechten kunnen doen gelden. Het vereiste om essentiële informatie te verstrekken, moet ook van toepassing zijn op handelaren die namens merken boodschappen over producten of diensten promoten op basis van onderliggende overeenkomsten. Die onlineplatforms moeten alle informatie op een veilige manier opslaan gedurende een redelijke periode die niet langer is dan nodig is en uiterlijk zes maanden na het einde van een contractuele relatie met de handelaar, zodat de informatie overeenkomstig het toepasselijke recht, ook inzake de bescherming van persoonsgegevens, toegankelijk is voor overheidsinstanties en particuliere partijen met een rechtstreeks gerechtvaardigd belang, onder meer door middel van de in deze verordening bedoelde bevelen tot het verstrekken van informatie.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Overweging 50
(50) Om te zorgen voor een efficiënte en passende toepassing van die verplichting, zonder onevenredige lasten op te leggen, moeten de betrokken onlineplatforms redelijke inspanningen leveren om de betrouwbaarheid van de door de betrokken handelaren verstrekte informatie te controleren, met name door gebruik te maken van vrij beschikbare officiële onlinedatabanken en online-interfaces, zoals nationale handelsregisters en het btw-informatie-uitwisselingssysteem45, of door de betrokken handelaren te verzoeken om betrouwbare bewijsstukken te verstrekken, zoals kopieën van identiteitsdocumenten, gewaarmerkte bankafschriften, bedrijfscertificaten en certificaten van handelsregisters. Zij kunnen ook gebruik maken van andere bronnen die op afstand kunnen worden gebruikt en die een vergelijkbare mate van betrouwbaarheid bieden om aan deze verplichting te voldoen. Van de betrokken onlineplatforms mag echter niet worden verlangd dat zij buitensporige of dure onlineonderzoeken of controles ter plaatse uitvoeren. Evenmin mogen dergelijke onlineplatforms, die de door deze verordening vereiste redelijke inspanningen hebben geleverd, worden geacht de betrouwbaarheid van de informatie ten aanzien van de consument of andere belanghebbende partijen te garanderen. Dergelijke onlineplatforms moeten ook hun online-interface zodanig ontwerpen en organiseren dat handelaren kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het Unierecht, met name aan de vereisten van de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad46, artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad47 en artikel 3 van Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad48.
(50) Om te zorgen voor een efficiënte en passende toepassing van die verplichting, zonder onevenredige lasten op te leggen, moeten de betrokken onlineplatforms, alvorens toe te staan dat het product of de dienst op hun online-interface wordt geplaatst, redelijke inspanningen leveren om de betrouwbaarheid van de door de betrokken handelaren verstrekte informatie te beoordelen, met name door gebruik te maken van vrij beschikbare officiële onlinedatabanken en online-interfaces, zoals nationale handelsregisters en het btw-informatie-uitwisselingssysteem45, of door de betrokken handelaren te verzoeken om betrouwbare bewijsstukken te verstrekken, zoals kopieën van identiteitsdocumenten, gewaarmerkte bankafschriften, bedrijfscertificaten en certificaten van handelsregisters. Zij kunnen ook gebruik maken van andere bronnen die op afstand kunnen worden gebruikt en die een vergelijkbare mate van betrouwbaarheid bieden om aan deze verplichting te voldoen. Van de betrokken onlineplatforms mag echter niet worden verlangd dat zij buitensporige of dure onlineonderzoeken of controles ter plaatse uitvoeren. Evenmin mogen dergelijke onlineplatforms, die de door deze verordening vereiste beste inspanningen hebben geleverd, worden geacht de betrouwbaarheid van de informatie ten aanzien van de consument of andere belanghebbende partijen te garanderen. Dergelijke onlineplatforms moeten ook hun online-interface op gebruiksvriendelijke wijze ontwerpen en organiseren zodat handelaren kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het Unierecht, met name aan de vereisten van de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad46, artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad47 en artikel 3 van Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad48.
46 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
46 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
47 Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
47 Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
48 Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).
48 Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Overweging 50 bis (nieuw)
(50 bis) Onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, moeten aantonen dat zij alles in het werk stellen om te voorkomen dat handelaren illegale producten en diensten verspreiden, in overeenstemming met het beginsel “geen algemeen toezicht”. De betrokken onlineplatforms moeten de afnemers in kennis stellen wanneer de dienst of het product dat zij via hun diensten hebben verkregen, illegaal is.
Amendementen 57 en 498 Voorstel voor een verordening Overweging 52
(52) Onlinereclame speelt een belangrijke rol in de onlineomgeving, ook met betrekking tot de levering van de diensten van onlineplatforms. Onlinereclame kan echter aanzienlijke risico’s met zich meebrengen, gaande van reclame die op zichzelf illegale inhoud is, tot het bijdragen aan financiële stimulansen voor de publicatie of versterking van illegale of anderszins schadelijke inhoud en activiteiten online, of de discriminerende weergave van reclame met gevolgen voor de gelijke behandeling en gelijke kansen van burgers. Naast de eisen die voortvloeien uit artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG, moeten de onlineplatforms daarom worden verplicht ervoor te zorgen dat de afnemers van de dienst over bepaalde geïndividualiseerde informatie beschikken die zij nodig hebben om te begrijpen wanneer en in wiens naam de reclame wordt getoond. Bovendien moeten de afnemers van de dienst beschikken over informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen dat specifieke reclame aan hen moet worden getoond, waarbij een zinvolle uitleg wordt gegeven van de daartoe gebruikte logica, ook wanneer deze gebaseerd is op profilering. De vereisten van deze verordening inzake het verstrekken van informatie met betrekking tot reclame laten de toepassing van de relevante bepalingen van Verordening (EU) 2016/679 onverlet, met name die betreffende het recht van bezwaar, geautomatiseerde individuele besluitvorming, met inbegrip van profilering, en in het bijzonder de noodzaak om de toestemming van de betrokkene te verkrijgen voordat de persoonsgegevens voor gerichte reclame worden verwerkt. Evenzo doet zij geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG, met name die betreffende de opslag van informatie in eindapparatuur en de toegang tot de daarin opgeslagen informatie.
(52) Onlinereclame speelt een belangrijke rol in de onlineomgeving, ook met betrekking tot de levering van de diensten van onlineplatforms. Onlinereclame kan echter aanzienlijke risico’s met zich meebrengen, gaande van reclame die op zichzelf illegale inhoud is, tot het bijdragen aan financiële stimulansen voor de publicatie of versterking van illegale of anderszins schadelijke inhoud en activiteiten online, of de discriminerende weergave van reclame met gevolgen voor de gelijke behandeling en gelijke kansen van burgers. Nieuwe reclamemodellen hebben tot veranderingen geleid in de manier waarop informatie wordt gepresenteerd, alsook tot nieuwe patronen van gegevensverzameling en bedrijfsmodellen die gevolgen kunnen hebben voor de privacy, persoonlijke autonomie, democratie en hoogwaardige nieuwsgaring, en die manipulatie en discriminatie makkelijker kunnen maken. Er is daarom meer transparantie op de markt voor onlinereclame en meer onafhankelijk onderzoek nodig om de doeltreffendheid van reclame op basis van zoekgedrag te beoordelen. Naast de eisen die voortvloeien uit artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG, moeten de onlineplatforms daarom worden verplicht ervoor te zorgen dat de afnemers van de dienst over bepaalde geïndividualiseerde informatie beschikken die zij nodig hebben om te begrijpen wanneer en in wiens naam de reclame wordt getoond en welke natuurlijke of rechtspersoon de advertentie financiert. Bovendien moeten de afnemers van de dienst beschikken over gemakkelijk toegankelijke informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen dat specifieke reclame aan hen moet worden getoond, waarbij een zinvolle uitleg wordt gegeven van de daartoe gebruikte logica, ook wanneer deze gebaseerd is op profilering. De vereisten van deze verordening inzake het verstrekken van informatie met betrekking tot reclame laten de toepassing van de relevante bepalingen van Verordening (EU) 2016/679 onverlet, met name die betreffende het recht van bezwaar, geautomatiseerde individuele besluitvorming, met inbegrip van profilering, en in het bijzonder de noodzaak om de toestemming van de betrokkene te verkrijgen voordat de persoonsgegevens voor gerichte reclame worden verwerkt. Evenzo doet zij geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG, met name die betreffende de opslag van informatie in eindapparatuur en de toegang tot de daarin opgeslagen informatie. Naast deze informatieverplichtingen moeten onlineplatforms ervoor zorgen dat afnemers van de dienst hun toestemming voor gerichte reclame overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 kunnen weigeren of intrekken op een wijze die niet moeilijker of tijdrovender is dan het geven van toestemming. Onlineplatforms mogen ook geen persoonsgegevens gebruiken voor commerciële doeleinden die verband houden met direct marketing, profilering en op gedrag gerichte reclame naar minderjarigen toe. Het onlineplatform mag niet worden verplicht aanvullende informatie bij te houden, te verwerven of te verwerken om de leeftijd van de afnemer van de dienst te beoordelen. Weigering van toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens voor reclamedoeleinden mag er niet toe leiden dat de functies van het platform ontoegankelijk worden gemaakt. Alternatieve opties voor toegankelijkheid moeten zowel voor regelmatige als eenmalige gebruikers billijk en redelijk zijn, zoals opties op basis van “tracking-free” reclame. Het targeten van individuen op basis van specifieke gegevenscategorieën waardoor kwetsbare groepen getarget kunnen worden, mag niet worden toegestaan.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Overweging 52 bis (nieuw)
(52 bis) Een kernonderdeel van de activiteiten van een onlineplatform is de wijze waarop informatie wordt geprioriteerd en gepresenteerd op de online-interface van het platform om de toegang tot informatie voor de afnemers van de dienst gemakkelijker te maken en te optimaliseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het algoritmisch suggereren, rangschikken en prioriteren van informatie, het onderscheiden door middel van tekst of andere visuele weergaven, of het op een andere manier samenstellen van informatie die door de afnemers wordt verstrekt. Dergelijke aanbevelingssystemen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op het vermogen van de afnemers om informatie online op te vragen en ermee te interageren. Ook spelen zij een belangrijke rol bij de versterking van bepaalde boodschappen, de virale verspreiding van informatie en het stimuleren van onlinegedrag. Bijgevolg moeten onlineplatforms ervoor zorgen dat afnemers kunnen begrijpen hoe aanbevelingssystemen invloed hebben op de wijze waarop informatie wordt getoond, en kunnen beïnvloeden hoe informatie aan hen wordt getoond. Zij moeten de parameters voor dergelijke aanbevelingssystemen op een begrijpelijke wijze presenteren om ervoor te zorgen dat de afnemers begrijpen hoe prioriteit aan de voor hen bestemde informatie is gegeven.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Overweging 53
(53) Gezien het belang van zeer grote onlineplatforms vanwege hun bereik, dat met name wordt uitgedrukt in het aantal afnemers van de dienst, voor het bevorderen van het publieke debat, economische transacties en de verspreiding van informatie, meningen en ideeën, en voor het beïnvloeden van de wijze waarop afnemers informatie online verkrijgen en doorgeven, is het noodzakelijk deze platforms specifieke verplichtingen op te leggen, naast de verplichtingen die van toepassing zijn op alle onlineplatforms. Deze aanvullende verplichtingen voor zeer grote onlineplatforms zijn nodig om algemene beleidsbelangen aan te pakken, aangezien er geen alternatieve en minder beperkende maatregelen zijn waarmee hetzelfde resultaat daadwerkelijk zou kunnen worden bereikt.
(53) Gezien het belang van zeer grote onlineplatforms vanwege hun bereik, dat met name wordt uitgedrukt in het aantal afnemers van de dienst, voor het bevorderen van het publieke debat, economische transacties en de verspreiding van informatie, meningen en ideeën, en voor het beïnvloeden van de wijze waarop afnemers informatie online verkrijgen en doorgeven, is het noodzakelijk deze platforms specifieke verplichtingen op te leggen, naast de verplichtingen die van toepassing zijn op alle onlineplatforms. Deze aanvullende verplichtingen voor zeer grote onlineplatforms zijn nodig om algemene beleidsbelangen aan te pakken, aangezien er geen evenredige alternatieve en minder beperkende maatregelen zijn waarmee hetzelfde resultaat daadwerkelijk zou kunnen worden bereikt.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Overweging 54
(54) Zeer grote onlineplatforms kunnen risico’s voor de samenleving met zich meebrengen, die qua reikwijdte en impact verschillen van die van kleinere platforms. Zodra het aantal afnemers van een platform een aanzienlijk deel van de bevolking van de Unie bereikt, hebben de systeemrisico’s van het platform een onevenredig negatieve impact in de Unie. Er is sprake van een dergelijk aanzienlijk bereik wanneer het aantal afnemers een operationele drempel van 45 miljoen overschrijdt, d.w.z. een aantal dat overeenkomt met 10 % van de bevolking van de Unie. De operationele drempel moet worden geactualiseerd door middel van wijzigingen, die zo nodig bij gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. Dergelijke zeer grote onlineplatforms moeten derhalve voldoen aan de hoogste normen voor zorgvuldigheidsverplichtingen, die evenredig zijn aan hun impact op de samenleving en hun middelen.
(54) Zeer grote onlineplatforms kunnen risico’s voor de samenleving met zich meebrengen, die qua reikwijdte en impact verschillen van die van kleinere platforms. Zodra het aantal afnemers van een platform een aanzienlijk deel van de bevolking van de Unie bereikt, hebben de systeemrisico’s van het platform een onevenredig negatieve impact in de Unie. Er is sprake van een dergelijk aanzienlijk bereik wanneer het aantal afnemers een operationele drempel van 45 miljoen overschrijdt, d.w.z. een aantal dat overeenkomt met 10 % van de bevolking van de Unie. De operationele drempel moet worden geactualiseerd door middel van wijzigingen, die zo nodig bij gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. Dergelijke zeer grote onlineplatforms moeten derhalve voldoen aan de hoogste normen voor zorgvuldigheidsverplichtingen, die evenredig zijn aan hun impact op de samenleving en hun middelen. Bijgevolg moet het aantal gemiddelde maandelijkse afnemers van de dienst een weerspiegeling zijn van de daadwerkelijk door de dienst bereikte afnemers doordat zij worden blootgesteld aan inhoud ofwel doordat zij inhoud verstrekken die in die periode op de interface van het platform wordt verspreid.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Overweging 56
(56) Zeer grote onlineplatforms worden gebruikt op een manier die een sterke invloed heeft op de onlineveiligheid, de vorming van de publieke opinie en het publieke debat, alsook op de onlinehandel. De manier waarop zij hun diensten ontwerpen, is over het algemeen geoptimaliseerd ten behoeve van hun vaak op reclame gebaseerde bedrijfsmodellen en kan maatschappelijke bezorgdheid wekken. Bij gebrek aan doeltreffende regelgeving en handhaving kunnen zij de spelregels bepalen, zonder de risico’s en de maatschappelijke en economische schade die zij kunnen veroorzaken effectief in kaart te brengen en te beperken. Uit hoofde van deze verordening moeten zeer grote onlineplatforms daarom de systeemrisico’s beoordelen die voortvloeien uit de werking en het gebruik van hun dienst, alsook uit mogelijk misbruik door de afnemers van de dienst, en moeten zij passende maatregelen nemen om deze risico’s te beperken.
(56) Zeer grote onlineplatforms worden gebruikt op een manier die een sterke invloed heeft op de onlineveiligheid, de vorming van de publieke opinie en het publieke debat, alsook op de onlinehandel. De manier waarop zij hun diensten ontwerpen, is over het algemeen geoptimaliseerd ten behoeve van hun vaak op reclame gebaseerde bedrijfsmodellen en kan maatschappelijke bezorgdheid wekken. Bij gebrek aan doeltreffende regelgeving en handhaving kunnen zij de spelregels bepalen, zonder de risico’s en de maatschappelijke en economische schade die zij kunnen veroorzaken effectief in kaart te brengen en te beperken. Uit hoofde van deze verordening moeten zeer grote onlineplatforms daarom de systeemrisico’s beoordelen die voortvloeien uit de werking en het gebruik van hun dienst, alsook uit mogelijk misbruik door de afnemers van de dienst, en moeten zij passende maatregelen nemen om deze risico’s te beperken, voor zover dit mogelijk is zonder de grondrechten aan te tasten.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Overweging 57
(57) Drie categorieën systeemrisico’s moeten grondig worden beoordeeld. Een eerste categorie betreft de risico’s in verband met het misbruik van hun dienst door de verspreiding van illegale inhoud, zoals de verspreiding van materiaal over seksueel misbruik van kinderen of illegale haatzaaiende uitlatingen, en het uitvoeren van illegale activiteiten, zoals de verkoop van producten of diensten die door de wetgeving van de Unie of van de lidstaten verboden zijn, waaronder namaakproducten. Onverminderd de persoonlijke verantwoordelijkheid van de afnemer van de dienst van zeer grote onlineplatforms voor de mogelijke onrechtmatigheid van zijn activiteiten op grond van het toepasselijke recht, kan een dergelijke verspreiding of activiteit bijvoorbeeld een aanzienlijk systematisch risico vormen wanneer de toegang tot dergelijke inhoud kan worden uitgebreid via accounts met een bijzonder groot bereik. Een tweede categorie betreft de impact van de dienst op de uitoefening van de grondrechten, zoals die zijn beschermd door het Handvest van de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op een privéleven, het recht op non-discriminatie en de rechten van het kind. Dergelijke risico’s kunnen zich bijvoorbeeld voordoen met betrekking tot het ontwerp van de algoritmische systemen die door het zeer grote onlineplatform worden gebruikt of het misbruik van hun dienst door het indienen van onjuiste meldingen of andere methoden om de meningsuiting het zwijgen op te leggen of de concurrentie te belemmeren. Een derde categorie risico’s betreft de opzettelijke en vaak gecoördineerde manipulatie van de dienst van het platform, met een voorspelbaar effect op de gezondheid, het maatschappelijk debat, de verkiezingsprocessen, de openbare veiligheid en de bescherming van minderjarigen, rekening houdend met de noodzaak om de openbare orde te waarborgen, de privacy te beschermen en frauduleuze en bedrieglijke handelspraktijken te bestrijden. Dergelijke risico’s kunnen bijvoorbeeld ontstaan door het aanmaken van nepaccounts, het gebruik van bots en andere geautomatiseerde of gedeeltelijk geautomatiseerde hulpmiddelen, die kunnen leiden tot een snelle en wijdverbreide verspreiding van informatie die illegale inhoud bevat of onverenigbaar is met de algemene voorwaarden van een onlineplatform.
(57) Vier categorieën systeemrisico’s moeten grondig worden beoordeeld. Een eerste categorie betreft de risico’s in verband met het misbruik van hun dienst door de verspreiding en versterking van illegale inhoud, zoals de verspreiding van materiaal over seksueel misbruik van kinderen of illegale haatzaaiende uitlatingen, en het uitvoeren van illegale activiteiten, zoals de verkoop van producten of diensten die door de wetgeving van de Unie of van de lidstaten verboden zijn, waaronder gevaarlijke en namaakproducten en illegaal verhandelde dieren. Onverminderd de persoonlijke verantwoordelijkheid van de afnemer van de dienst van zeer grote onlineplatforms voor de mogelijke onrechtmatigheid van zijn activiteiten op grond van het toepasselijke recht, kan een dergelijke verspreiding of activiteit bijvoorbeeld een aanzienlijk systematisch risico vormen wanneer de toegang tot dergelijke inhoud kan worden uitgebreid via accounts met een bijzonder groot bereik. Een tweede categorie betreft de feitelijke en voorspelbare impact van de dienst op de uitoefening van de grondrechten, zoals die zijn beschermd door het Handvest van de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de persvrijheid, de menselijke waardigheid, het recht op een privéleven, het recht op gendergelijkheid, het recht op non-discriminatie en de rechten van het kind. Dergelijke risico’s kunnen zich bijvoorbeeld voordoen met betrekking tot het ontwerp van de algoritmische systemen die door het zeer grote onlineplatform worden gebruikt of het misbruik van hun dienst door het indienen van onjuiste meldingen of andere methoden om de meningsuiting het zwijgen op te leggen of de concurrentie te belemmeren. Een derde categorie risico’s betreft de opzettelijke en vaak gecoördineerde manipulatie van de dienst van het platform, met een voorspelbaar effect op het maatschappelijk debat, de verkiezingsprocessen, de openbare veiligheid en de bescherming van minderjarigen, rekening houdend met de noodzaak om de openbare orde te waarborgen, de privacy te beschermen en frauduleuze en bedrieglijke handelspraktijken te bestrijden. Dergelijke risico’s kunnen bijvoorbeeld ontstaan door het aanmaken van nepaccounts, het gebruik van bots en andere geautomatiseerde of gedeeltelijk geautomatiseerde hulpmiddelen, die kunnen leiden tot een snelle en wijdverbreide verspreiding van informatie die illegale inhoud bevat of onverenigbaar is met de algemene voorwaarden van een onlineplatform. Een vierde categorie risico’s betreft alle werkelijke en voorspelbare negatieve effecten op de bescherming van de volksgezondheid, inclusief verslavingsgedrag als gevolg van bovenmatig gebruik van een dienst of andere ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke, geestelijke, sociale en financiële welzijn van de betrokkene.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Overweging 58
(58) Zeer grote onlineplatforms moeten de nodige middelen inzetten om de bij de risicobeoordeling vastgestelde systeemrisico’s zorgvuldig te beperken. Deze onlineplatforms moeten in het kader van dergelijke beperkende maatregelen bijvoorbeeld overwegen het ontwerp en de werking van hun inhoudsmoderatie, algoritmische aanbevelingssystemen en online-interfaces te verbeteren of anderszins aan te passen, zodat zij de verspreiding van illegale inhoud ontmoedigen en beperken, door hun besluitvormingsprocessen of hun algemene voorwaarden aan te passen. Zij kunnen ook corrigerende maatregelen omvatten, zoals het stopzetten van reclame-inkomsten voor bepaalde inhoud, of andere acties, zoals het verbeteren van de zichtbaarheid van gezaghebbende informatiebronnen. Zeer grote onlineplatforms kunnen hun interne processen of het toezicht op een van hun activiteiten versterken, met name wat de detectie van systeemrisico’s betreft. Ook kunnen zij een samenwerking aangaan of versterken met betrouwbare flaggers, opleidingen en uitwisselingen organiseren met organisaties van betrouwbare flaggers, en samenwerken met andere dienstverleners, onder meer door bestaande gedragscodes of andere zelfregulerende maatregelen in gang te zetten of te onderschrijven. Alle vastgestelde maatregelen moeten voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van deze verordening en doeltreffend en passend zijn om de vastgestelde specifieke risico’s te beperken, in het belang van de bescherming van de openbare orde, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bestrijding van frauduleuze en misleidende handelspraktijken, en moeten evenredig zijn met het oog op de economische capaciteit van het zeer grote onlineplatform en de noodzaak om onnodige beperkingen op het gebruik van hun dienst te vermijden, waarbij terdege rekening moet worden gehouden met mogelijke negatieve gevolgen voor de grondrechten van de afnemers van de dienst.
(58) Zeer grote onlineplatforms moeten de nodige middelen inzetten om de bij de risicobeoordeling vastgestelde systeemrisico’s zorgvuldig te beperken, voor zover dit mogelijk is zonder de grondrechten aan te tasten. Deze onlineplatforms moeten in het kader van dergelijke beperkende maatregelen bijvoorbeeld overwegen het ontwerp en de werking van hun inhoudsmoderatie, algoritmische aanbevelingssystemen en online-interfaces te verbeteren of anderszins aan te passen, zodat zij de verspreiding van illegale inhoud en van inhoud die niet verenigbaar is met hun voorwaarden ontmoedigen en beperken. Zij moeten ook overwegen beperkende maatregelen te nemen in het geval de dienst slecht werkt of opzettelijk wordt gemanipuleerd en misbruikt, of in het geval van risico’s die inherent zijn aan de bedoelde werking van de dienst, inclusief de versterking van illegale inhoud, van inhoud die niet verenigbaar is met hun voorwaarden, of van enige andere inhoud die negatieve effecten heeft, door hun besluitvormingsprocessen of hun algemene voorwaarden aan te passen,en middels beleid voor inhoudsmoderatie en de handhaving daarvan, met inachtneming van volledige transparantie ten opzichte van de afnemers van de dienst. Zij kunnen ook corrigerende maatregelen omvatten, zoals het stopzetten van reclame-inkomsten voor bepaalde inhoud, of andere acties, zoals het verbeteren van de zichtbaarheid van gezaghebbende informatiebronnen. Zeer grote onlineplatforms kunnen hun interne processen of het toezicht op een van hun activiteiten versterken, met name wat de detectie van systeemrisico’s betreft. Ook kunnen zij een samenwerking aangaan of versterken met betrouwbare flaggers, opleidingen en uitwisselingen organiseren met organisaties van betrouwbare flaggers, en samenwerken met andere dienstverleners, onder meer door bestaande gedragscodes of andere zelfregulerende maatregelen in gang te zetten of te onderschrijven. Het besluit over de keuze van de maatregelen moet bij het zeer grote onlineplatform blijven berusten. Alle vastgestelde maatregelen moeten voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van deze verordening en doeltreffend en passend zijn om de vastgestelde specifieke risico’s te beperken, in het belang van de bescherming van de openbare orde, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bestrijding van frauduleuze en misleidende handelspraktijken, en moeten evenredig zijn met het oog op de economische capaciteit van het zeer grote onlineplatform en de noodzaak om onnodige beperkingen op het gebruik van hun dienst te vermijden, waarbij terdege rekening moet worden gehouden met mogelijke negatieve gevolgen voor de grondrechten van de afnemers van de dienst. De Commissie evalueert de uitvoering en doeltreffendheid van de risicobeperkingsmaatregelen en brengt aanbevelingen uit indien de genomen maatregelen niet-geëigend of ondoeltreffend worden geacht voor het aanpakken van de systeemrisico’s in kwestie.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Overweging 59
(59) Zeer grote onlineplatforms moeten, waar nodig, hun risicobeoordelingen uitvoeren en hun risicobeperkende maatregelen opstellen, waarbij vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, vertegenwoordigers van groepen die de gevolgen van hun diensten kunnen ondervinden, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken.
(59) Zeer grote onlineplatforms moeten, waar nodig, hun risicobeoordelingen uitvoeren en hun risicobeperkende maatregelen opstellen, waarbij vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Overweging 60
(60) Gezien de noodzaak om te zorgen voor een controle door onafhankelijke deskundigen, moeten zeer grote onlineplatforms door middel van onafhankelijke controles verantwoording afleggen over de naleving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen en, in voorkomend geval, over eventuele aanvullende toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van gedragscodes en crisisprotocollen. Zij moeten de controleur toegang geven tot alle relevante gegevens die nodig zijn om de controle naar behoren uit te voeren. De controleurs moeten ook gebruik kunnen maken van andere objectieve informatiebronnen, zoals studies van erkende onderzoekers. De controleurs moeten de vertrouwelijkheid, veiligheid en integriteit van de informatie, zoals bedrijfsgeheimen, die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen, waarborgen en over de nodige deskundigheid op het gebied van risicobeheer en technische bekwaamheid voor het controleren van algoritmen beschikken. De controleurs moeten onafhankelijk zijn, zodat zij hun taken op passende en betrouwbare wijze kunnen uitvoeren. Wanneer hun onafhankelijkheid niet onomstotelijk vaststaat, moeten zij aftreden of de controleopdracht weigeren.
(60) Gezien de noodzaak om te zorgen voor een controle door onafhankelijke deskundigen, moeten zeer grote onlineplatforms door middel van externe onafhankelijke controles verantwoording afleggen over de naleving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen. Bij de controles moet in het bijzonder een beoordeling plaatsvinden van de helderheid, de samenhang en de voorspelbare handhaving van de voorwaarden voor de levering van de dienst, de volledigheid, de methode en de consistentie van de transparantieverplichtingen, de nauwkeurigheid, de voorspelbaarheid en de helderheid van de follow-up die de aanbieder de afnemers van de dienst en de melders van illegale inhoud en van schendingen van de voorwaarden voor de levering van de dienst biedt, de nauwkeurigheid van de classificatie van verwijderde informatie, het interne klachtenmechanisme, de interactie met betrouwbare flaggers en de beoordeling van hun nauwkeurigheid, de zorgvuldigheid met betrekking tot de verificatie van de traceerbaarheid van handelaren, de adequaatheid en doeltreffendheid van de risicobeperkingsmaatregelen en, in voorkomend geval, van eventuele aanvullende toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van gedragscodes en crisisprotocollen. Zij moeten de erkende controleur toegang geven tot alle relevante gegevens die nodig zijn om de controle naar behoren uit te voeren. De controleurs moeten ook gebruik kunnen maken van andere objectieve informatiebronnen, zoals studies van erkende onderzoekers. De erkende controleurs moeten de vertrouwelijkheid, veiligheid en integriteit van de informatie, zoals bedrijfsgeheimen, die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen, waarborgen en over de nodige deskundigheid op het gebied van risicobeheer en technische bekwaamheid voor het controleren van algoritmen beschikken. Deze waarborg mag geen middel zijn voor het omzeilen van de toepasselijkheid van controleverplichtingen in deze verordening die van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms. De controleurs moeten wettelijk en financieel onafhankelijk zijn en geen belangenconflict met het zeer grote onlineplatform in kwestie en andere zeer grote onlineplatforms hebben, zodat zij hun taken op passende en betrouwbare wijze kunnen uitvoeren. Verder moeten erkende controleurs en hun werknemers gedurende het jaar voorafgaand aan de controle geen enkele dienst aan het gecontroleerde zeer grote onlineplatform hebben verleend. Zij moeten zich er ook toe verbinden gedurende een periode van een jaar na afloop van hun functie in de controleorganisatie niet voor het gecontroleerde zeer grote onlineplatform of een beroepsorganisatie of bedrijfsvereniging waarvan het platform lid is, te werken. Wanneer hun onafhankelijkheid niet onomstotelijk vaststaat, moeten zij aftreden of de controleopdracht weigeren.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Overweging 61
(61) Het controleverslag moet worden onderbouwd, zodat het een zinvolle rapportage geeft van de ondernomen activiteiten en de bereikte conclusies. Het moet helpen om informatie te verstrekken en, waar nodig, verbeteringen voor te stellen voor de maatregelen die het zeer grote onlineplatform heeft genomen om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen. Het verslag moet onverwijld aan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging en de raad worden toegezonden, samen met de risicobeoordeling en de risicobeperkende maatregelen, en met de plannen van het platform om de aanbevelingen van de controle op te volgen. Het verslag moet een controleoordeel bevatten dat gebaseerd is op de conclusies die uit het verkregen controlebewijs worden getrokken. Er moet een positief advies worden uitgebracht wanneer uit alle gegevens blijkt dat het zeer grote onlineplatform voldoet aan de verplichtingen van deze verordening of, in voorkomend geval, aan de toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van een gedragscode of een crisisprotocol, door met name de systeemrisico’s van zijn systeem en diensten op te sporen, te evalueren en te beperken. Een dergelijk positief advies moet vergezeld gaan van commentaar, wanneer de controleur opmerkingen wenst op te nemen die geen wezenlijke invloed hebben op het resultaat van de controle. Er moet een negatief advies worden gegeven wanneer de controleur van mening is dat het zeer grote onlineplatform niet voldoet aan deze verordening of aan de gedane toezeggingen.
(61) Het controleverslag moet worden onderbouwd, zodat het een zinvolle rapportage geeft van de ondernomen activiteiten en de bereikte conclusies. Het moet helpen om informatie te verstrekken en, waar nodig, verbeteringen voor te stellen voor de maatregelen die het zeer grote onlineplatform heeft genomen om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen. Het verslag moet onverwijld aan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging en de raad worden toegezonden, samen met de risicobeoordeling en de risicobeperkende maatregelen, en met de plannen van het platform om de aanbevelingen van de controle op te volgen. In voorkomend geval moet het verslag een beschrijving bevatten van specifieke elementen die niet gecontroleerd konden worden en een verklaring waarom dit zo was. Het verslag moet een controleoordeel bevatten dat gebaseerd is op de conclusies die uit het verkregen controlebewijs worden getrokken. Er moet een positief advies worden uitgebracht wanneer uit alle gegevens blijkt dat het zeer grote onlineplatform voldoet aan de verplichtingen van deze verordening of, in voorkomend geval, aan de toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van een gedragscode of een crisisprotocol, door met name de systeemrisico’s van zijn systeem en diensten op te sporen, te evalueren en te beperken. Een dergelijk positief advies moet vergezeld gaan van commentaar, wanneer de controleur opmerkingen wenst op te nemen die geen wezenlijke invloed hebben op het resultaat van de controle. Er moet een negatief advies worden gegeven wanneer de controleur van mening is dat het zeer grote onlineplatform niet voldoet aan deze verordening of aan de gedane toezeggingen. Indien in het controleadvies geen conclusies konden worden geformuleerd over specifieke te controleren elementen, moet in het controleadvies een verklaring worden opgenomen waarin wordt uiteengezet waarom dit niet mogelijk was.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Overweging 62
(62) Een kernonderdeel van de activiteiten van een zeer groot onlineplatform is de wijze waarop informatie wordt geprioriteerd en gepresenteerd op de online-interface van het platform om de toegang tot informatie voor de afnemers van de dienst gemakkelijker te maken en te optimaliseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het algoritmisch suggereren, rangschikken en prioriteren van informatie, het onderscheiden door middel van tekst of andere visuele weergaven, of het op een andere manier samenstellen van informatie die door de afnemers wordt verstrekt. Dergelijke aanbevelingssystemen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op het vermogen van de afnemers om informatie online op te vragen en ermee te interageren. Ook spelen zij een belangrijke rol bij de versterking van bepaalde boodschappen, de virale verspreiding van informatie en het stimuleren van onlinegedrag. Daarom moeten zeer grote onlineplatforms ervoor zorgen dat de afnemers op passende wijze worden geïnformeerd en de aan hen gepresenteerde informatie kunnen beïnvloeden. Zij moeten de belangrijkste parameters voor dergelijke aanbevelingssystemen op een begrijpelijke wijze presenteren om ervoor te zorgen dat de afnemers begrijpen hoe prioriteit aan de voor hen bestemde informatie is gegeven. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de afnemers alternatieve opties hebben wat betreft de belangrijkste parameters, waaronder opties die niet op de profilering van de afnemer zijn gebaseerd.
(62) Een kernonderdeel van de activiteiten van een zeer groot onlineplatform is de wijze waarop informatie wordt geprioriteerd en gepresenteerd op de online-interface van het platform om de toegang tot informatie voor de afnemers van de dienst gemakkelijker te maken en te optimaliseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het algoritmisch suggereren, rangschikken en prioriteren van informatie, het onderscheiden door middel van tekst of andere visuele weergaven, of het op een andere manier samenstellen van informatie die door de afnemers wordt verstrekt. Dergelijke aanbevelingssystemen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op het vermogen van de afnemers om informatie online op te vragen en ermee te interageren. Vaak vergemakkelijken zij de opzoeking van relevante inhoud voor afnemers van de dienst en dragen bij tot een verbeterde gebruikerservaring. Ook spelen zij een belangrijke rol bij de versterking van bepaalde boodschappen, de virale verspreiding van informatie en het stimuleren van onlinegedrag. Daarom moeten zeer grote onlineplatforms de afnemers laten beslissen of zij willen worden onderworpen aan aanbevelingssystemen op basis van profiling en ervoor zorgen dat er een optie is die niet op profiling is gebaseerd. Daarnaast moeten onlineplatforms ervoor zorgen dat de afnemers op passende wijze worden geïnformeerd over het gebruik van aanbevelingssystemen, en dat de afnemers de aan hen gepresenteerde informatie kunnen beïnvloeden middels het maken van actieve keuzes. Zij moeten de belangrijkste parameters voor dergelijke aanbevelingssystemen op een begrijpelijke en gebruiksvriendelijke wijze presenteren om ervoor te zorgen dat de afnemers begrijpen hoe prioriteit aan de voor hen bestemde informatie is gegeven, hoe tot die keuze gekomen is, en hoe zij de parameters die worden gebruikt om de aan de afnemers te tonen informatie te beheren, kunnen wijzigen. Zeer grote onlineplatforms moeten passende technische en organisatorische maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat aanbevelingssystemen op een consumentvriendelijke manier worden ontworpen en het gedrag van eindgebruikers niet beïnvloeden via dark patterns.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Overweging 63
(63) Reclamesystemen die door zeer grote onlineplatforms worden gebruikt, brengen bijzondere risico’s met zich mee en vereisen verder openbaar en regelgevend toezicht vanwege hun omvang en hun vermogen om de afnemers van de dienst aan te spreken en te bereiken op basis van hun gedrag binnen en buiten de online-interface van dat platform. Zeer grote onlineplatforms moeten zorgen voor publieke toegang tot de databanken van de op hun online-interfaces getoonde reclame, ter bevordering van het toezicht op en het onderzoek naar nieuwe risico’s als gevolg van de verspreiding van onlinereclame, bijvoorbeeld in verband met illegale reclame of manipulatieve technieken en desinformatie met een reële en voorspelbare negatieve impact op de volksgezondheid, de openbare veiligheid, het maatschappelijk debat, de politieke participatie en de gelijkheid. Deze databanken moeten de inhoud van de reclame en de bijbehorende gegevens over de adverteerder en de levering van de reclame bevatten, met name wanneer het gaat om gerichte reclame.
(63) Reclamesystemen die door zeer grote onlineplatforms worden gebruikt, brengen bijzondere risico’s met zich mee en vereisen verder openbaar en regelgevend toezicht vanwege hun omvang en hun vermogen om de afnemers van de dienst aan te spreken en te bereiken op basis van hun gedrag binnen en buiten de online-interface van dat platform. Zeer grote onlineplatforms moeten zorgen voor publieke toegang tot de databanken van de op hun online-interfaces getoonde reclame, ter bevordering van het toezicht op en het onderzoek naar nieuwe risico’s als gevolg van de verspreiding van onlinereclame, bijvoorbeeld in verband met illegale reclame of manipulatieve technieken en desinformatie met een reële en voorspelbare negatieve impact op de volksgezondheid, de openbare veiligheid, het maatschappelijk debat, de politieke participatie en de gelijkheid. Deze databanken moeten de inhoud van de reclame, inclusief de naam van het product, de dienst of het merk en het voorwerp van de reclame, en de bijbehorende gegevens over de adverteerder en, indien verschillend, de natuurlijke of rechtspersoon die voor de reclame heeft betaald, en de levering van de reclame bevatten, met name wanneer het gaat om gerichte reclame. Daarnaast moeten zeer grote onlineplatforms alle bekende deepfakevideo’s en -audiobestanden of overige deepfakebestanden labelen.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Overweging 64
(64) Om op passende wijze toezicht te houden op de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen door zeer grote onlineplatforms, kan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging of de Commissie toegang tot of rapportage over specifieke gegevens vereisen. Een dergelijke eis kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de gegevens die nodig zijn om de risico’s en mogelijke schade als gevolg van de systemen van het platform te beoordelen, op gegevens over de nauwkeurigheid, de werking en het testen van algoritmische systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen of reclamesystemen, of op gegevens over processen en resultaten van inhoudsmoderatie of van interne klachtenafhandelingssystemen in de zin van deze verordening. Door onderzoekers uitgevoerde studies naar de evolutie en de ernst van onlinesysteemrisico’s zijn met name belangrijk voor het overbruggen van informatieasymmetrieën en het opzetten van een veerkrachtig systeem voor risicobeperking, door de onlineplatforms, de coördinatoren voor digitale diensten, andere bevoegde autoriteiten, de Commissie en het publiek in te lichten. Deze verordening biedt daarom een kader voor dwingende toegang tot gegevens van zeer grote onlineplatforms voor erkende onderzoekers. Alle eisen voor toegang tot gegevens in dat kader moeten evenredig zijn en moeten de rechten en gerechtvaardigde belangen, waaronder handelsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie, van het platform en van alle andere betrokken partijen, waaronder van de afnemers van de dienst, op passende wijze beschermen.
(64) Om op passende wijze toezicht te houden op de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen door zeer grote onlineplatforms, kan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging of de Commissie toegang tot of rapportage over specifieke gegevens en algoritmen vereisen. Een dergelijke eis kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de gegevens die nodig zijn om de risico’s en mogelijke schade als gevolg van de systemen van het platform te beoordelen, op gegevens over de nauwkeurigheid, de werking en het testen van algoritmische systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen of reclamesystemen, of op gegevens over processen en resultaten van inhoudsmoderatie of van interne klachtenafhandelingssystemen in de zin van deze verordening. Door erkende onderzoekers, erkende instellingen, organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk uitgevoerde studies naar de evolutie en de ernst van onlinesysteemrisico’s zijn met name belangrijk voor het overbruggen van informatieasymmetrieën en het opzetten van een veerkrachtig systeem voor risicobeperking, door de onlineplatforms, de coördinatoren voor digitale diensten, andere bevoegde autoriteiten, de Commissie en het publiek in te lichten. Deze verordening biedt daarom een kader voor dwingende toegang tot gegevens van zeer grote onlineplatforms voor erkende onderzoekers, instellingen, organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk. Alle eisen voor toegang tot gegevens in dat kader moeten evenredig zijn en moeten de rechten en gerechtvaardigde belangen, waaronder persoonsgegevens, handelsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie, van het platform en van alle andere betrokken partijen, waaronder van de afnemers van de dienst, op passende wijze beschermen. Erkende onderzoekers, instellingen, organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk moeten de vertrouwelijkheid, de beveiliging en de integriteit garanderen van de informatie, zoals bedrijfsgeheimen, die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Overweging 66
(66) Om de doeltreffende en consistente toepassing van de verplichtingen in deze verordening, die mogelijkerwijs met technologische middelen moeten worden uitgevoerd, te vergemakkelijken, is het belangrijk vrijwillige sectornormen te bevorderen die bepaalde technische procedures bestrijken, waarbij de sector kan bijdragen aan de ontwikkeling van gestandaardiseerde middelen om aan deze verordening te voldoen, zoals het mogelijk maken van de indiening van meldingen, ook door middel van interfaces voor applicatieprogrammering, of de interoperabiliteit van de reclamedatabanken. Dergelijke normen kunnen met name nuttig zijn voor relatief kleine aanbieders van tussenhandelsdiensten. De normen zouden een onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten illegale inhoud of verschillende soorten tussenhandelsdiensten, naar gelang van het geval.
(66) Om de doeltreffende en consistente toepassing van de verplichtingen in deze verordening, die mogelijkerwijs met technologische middelen moeten worden uitgevoerd, te vergemakkelijken, is het belangrijk vrijwillige normen te bevorderen die bepaalde technische procedures bestrijken, waarbij de sector kan bijdragen aan de ontwikkeling van gestandaardiseerde middelen om aan deze verordening te voldoen, zoals het mogelijk maken van de indiening van meldingen, ook door middel van interfaces voor applicatieprogrammering, de interoperabiliteit van de reclamedatabanken, of over de voorwaarden. Dergelijke normen kunnen met name nuttig zijn voor relatief kleine aanbieders van tussenhandelsdiensten. De normen zouden een onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten illegale inhoud of verschillende soorten tussenhandelsdiensten, naar gelang van het geval. Indien binnen [24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] geen relevante normen worden overeengekomen, moet de Commissie in staat zijn middels uitvoeringshandelingen technische specificaties vast te stellen totdat overeenstemming over een vrijwillige norm wordt bereikt.
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Overweging 67
(67) De Commissie en de Raad voor digitale diensten moeten de opstelling van gedragscodes aanmoedigen om bij te dragen tot de toepassing van deze verordening. Hoewel de uitvoering van gedragscodes meetbaar moet zijn en onder publiek toezicht moet staan, mag dit geen afbreuk doen aan het vrijwillige karakter van dergelijke codes en aan de vrijheid van de betrokken partijen om te beslissen of zij al dan niet deelnemen. In bepaalde omstandigheden is het belangrijk dat zeer grote onlineplatforms samenwerken bij de opstelling en naleving van specifieke gedragscodes. Niets in deze verordening belet andere dienstverleners om dezelfde zorgvuldigheidsnormen in acht te nemen, beste praktijken vast te stellen en te profiteren van de richtsnoeren van de Commissie en de Raad voor digitale diensten, door deel te nemen aan dezelfde gedragscodes.
(67) De Commissie en de Raad voor digitale diensten moeten de opstelling van gedragscodes alsook de naleving van de bepalingen daarin aanmoedigen om bij te dragen tot de toepassing van deze verordening. De Commissie en de Raad voor digitale diensten moeten erop toezien dat in de gedragscodes de aard van de doelstellingen van openbaar belang die worden nagestreefd helder worden gedefinieerd, dat zij mechanismen bevatten voor een onafhankelijke beoordeling van de verwezenlijking van deze doelstellingen, en dat de rol van de bevoegde autoriteiten helder wordt omschreven. Hoewel de uitvoering van gedragscodes meetbaar moet zijn en onder publiek toezicht moet staan, mag dit geen afbreuk doen aan het vrijwillige karakter van dergelijke codes en aan de vrijheid van de betrokken partijen om te beslissen of zij al dan niet deelnemen. In bepaalde omstandigheden is het belangrijk dat zeer grote onlineplatforms samenwerken bij de opstelling en naleving van specifieke gedragscodes. Niets in deze verordening belet andere dienstverleners om dezelfde zorgvuldigheidsnormen in acht te nemen, beste praktijken vast te stellen en te profiteren van de richtsnoeren van de Commissie en de Raad voor digitale diensten, door deel te nemen aan dezelfde gedragscodes.
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Overweging 68
(68) In deze verordening zouden bepaalde aandachtsgebieden voor dergelijke gedragscodes moeten worden vastgesteld. Met name moeten risicobeperkende maatregelen met betrekking tot specifieke soorten illegale inhoud worden onderzocht via zelf- en coreguleringsovereenkomsten. Een ander aandachtspunt zijn de mogelijk negatieve gevolgen van systeemrisico’s voor de samenleving en de democratie, zoals desinformatie of manipulatieve activiteiten en misbruik. Hieronder vallen gecoördineerde acties die gericht zijn op het versterken van informatie, met inbegrip van desinformatie, zoals het gebruik van bots of nepaccounts voor het creëren van onjuiste of misleidende informatie, soms met het doel om economisch voordeel te behalen, die bijzonder schadelijk zijn voor kwetsbare afnemers van de dienst, zoals kinderen. Met betrekking tot dergelijke gebieden kan het aansluiten bij en naleven van een bepaalde gedragscode door een zeer groot onlineplatform worden beschouwd als een passende risicobeperkende maatregel. De weigering van een onlineplatform om deel te nemen aan de toepassing van een dergelijke gedragscode zonder dit naar behoren toe te lichten, kan in voorkomend geval in aanmerking worden genomen om te bepalen of het onlineplatform de bij deze verordening vastgestelde verplichtingen heeft geschonden.
(68) In deze verordening zouden bepaalde aandachtsgebieden voor dergelijke gedragscodes moeten worden vastgesteld. Met name moeten risicobeperkende maatregelen met betrekking tot specifieke soorten illegale inhoud worden onderzocht via zelf- en coreguleringsovereenkomsten. Een ander aandachtspunt zijn de mogelijk negatieve gevolgen van systeemrisico’s voor de samenleving en de democratie, zoals desinformatie, of manipulatieve activiteiten en misbruik. Hieronder vallen gecoördineerde acties die gericht zijn op het versterken van informatie, met inbegrip van desinformatie, zoals het gebruik van bots of nepaccounts voor het creëren van opzettelijkonnauwkeurige of misleidende informatie, soms met het doel om economisch voordeel te behalen, die bijzonder schadelijk zijn voor kwetsbare afnemers van de dienst, zoals kinderen. Met betrekking tot dergelijke gebieden kan het aansluiten bij en naleven van een bepaalde gedragscode door een zeer groot onlineplatform worden beschouwd als een passende risicobeperkende maatregel.
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Overweging 69
(69) De regels inzake gedragscodes in het kader van deze verordening zouden als basis kunnen dienen voor de reeds bestaande inspanningen op het gebied van zelfregulering op Unieniveau, met inbegrip van de productveiligheidsbelofte, het memorandum van overeenstemming tegen namaakproducten, de gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen en de praktijkcode betreffende desinformatie. Met name wat deze laatste betreft, zal de Commissie richtsnoeren geven voor het versterken van de praktijkcode betreffende desinformatie, zoals aangekondigd in het Europees actieplan voor de democratie.
(69) De regels inzake gedragscodes in het kader van deze verordening zouden als basis kunnen dienen voor de reeds bestaande inspanningen op het gebied van zelfregulering op Unieniveau, met inbegrip van de productveiligheidsbelofte, het memorandum van overeenstemming tegen namaakproducten, de gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen en de praktijkcode betreffende desinformatie. De Commissie moet daarnaast de ontwikkeling van gedragscodes aanmoedigen om de naleving van verplichtingen op gebieden als de bescherming van minderjarigen of kortetermijnverhuur te bevorderen. Daarnaast kan worden gestreefd naar bevordering van de diversiteit van informatie door ondersteuning van hoogwaardige journalistiek, en naar verbetering van de geloofwaardigheid van informatie, met inachtneming van de bescherming van journalistieke bronnen. Verder is het belangrijk dat wordt gezorgd voor consistentie met reeds bestaande handhavingsmechanismen, zoals die inzake elektronische communicatie of media, en met onafhankelijke regelgevende structuren op deze gebieden zoals vastgesteld door Unie- en nationale wetgeving.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Overweging 70
(70) Bij het aanbieden van onlinereclame zijn over het algemeen verschillende actoren betrokken, waaronder tussenhandelsdiensten die uitgevers van reclame in contact brengen met adverteerders. De gedragscodes moeten de in deze verordening vastgestelde transparantieverplichtingen met betrekking tot reclame voor onlineplatforms en zeer grote onlineplatforms ondersteunen en aanvullen, om te voorzien in flexibele en doeltreffende mechanismen om de naleving van deze verplichtingen te vergemakkelijken en te verbeteren, met name wat de wijze van doorgifte van de relevante informatie betreft. De betrokkenheid van een breed scala van belanghebbenden moet ervoor zorgen dat deze gedragscodes ruime bijval krijgen, technisch verantwoord en doeltreffend zijn en het hoogste niveau van gebruikersvriendelijkheid bieden om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de transparantieverplichtingen worden bereikt.
(70) Bij het aanbieden van onlinereclame zijn over het algemeen verschillende actoren betrokken, waaronder tussenhandelsdiensten die uitgevers van reclame in contact brengen met adverteerders. De gedragscodes moeten de in deze verordening vastgestelde transparantieverplichtingen met betrekking tot reclame voor onlineplatforms en zeer grote onlineplatforms ondersteunen en aanvullen, om te voorzien in flexibele en doeltreffende mechanismen om de naleving van deze verplichtingen te vergemakkelijken en te verbeteren, met name wat de wijze van doorgifte van de relevante informatie betreft. De betrokkenheid van een breed scala van belanghebbenden moet ervoor zorgen dat deze gedragscodes ruime bijval krijgen, technisch verantwoord en doeltreffend zijn en het hoogste niveau van gebruikersvriendelijkheid bieden om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de transparantieverplichtingen worden bereikt. De doeltreffendheid van de gedragscodes moet regelmatig worden beoordeeld. Anders dan bij wetgeving het geval is, wordt op gedragscodes geen democratisch toezicht uitgeoefend en vindt geen juridische toetsing plaats van de vraag of zij de grondrechten respecteren. Om de verantwoordingsplicht, participatie en transparantie te vergroten, zijn procedurele waarborgen voor het opstellen van gedragscodes nodig. Alvorens de opstelling of de herziening van gedragscodes te initiëren of te faciliteren, kan de Commissie, in voorkomend geval, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten of de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming om advies vragen.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Overweging 71
(71) In geval van buitengewone omstandigheden die van invloed zijn op de openbare veiligheid of de volksgezondheid, kan de Commissie het initiatief nemen tot het opstellen van crisisprotocollen om een snelle, collectieve en grensoverschrijdende reactie in de onlineomgeving te coördineren. Buitengewone omstandigheden kunnen onvoorziene gebeurtenissen inhouden, zoals aardbevingen, orkanen, pandemieën en andere ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid, oorlog en terroristische aanslagen, waarbij bijvoorbeeld onlineplatforms kunnen worden misbruikt voor de snelle verspreiding van illegale inhoud of desinformatie of waarbij de behoefte ontstaat aan een snelle verspreiding van betrouwbare informatie. In het licht van de belangrijke rol van zeer grote onlineplatforms bij de verspreiding van informatie in onze samenlevingen en over de grenzen heen, moeten dergelijke platforms worden aangemoedigd specifieke crisisprotocollen op te stellen en toe te passen. Dergelijke crisisprotocollen mogen slechts voor een beperkte periode worden geactiveerd en de vastgestelde maatregelen moeten daarnaast beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is om de buitengewone omstandigheid aan te pakken. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met deze verordening en mogen niet neerkomen op een algemene verplichting voor de deelnemende zeer grote onlineplatforms om toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale inhoud wijzen.
(71) In geval van buitengewone omstandigheden die van invloed zijn op de openbare veiligheid of de volksgezondheid, kan de Commissie het initiatief nemen tot het opstellen van vrijwillige crisisprotocollen om een snelle, collectieve en grensoverschrijdende reactie in de onlineomgeving te coördineren. Buitengewone omstandigheden kunnen onvoorziene gebeurtenissen inhouden, zoals aardbevingen, orkanen, pandemieën en andere ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid, oorlog en terroristische aanslagen, waarbij bijvoorbeeld onlineplatforms kunnen worden misbruikt voor de snelle verspreiding van illegale inhoud of desinformatie of waarbij de behoefte ontstaat aan een snelle verspreiding van betrouwbare informatie. In het licht van de belangrijke rol van zeer grote onlineplatforms bij de verspreiding van informatie in onze samenlevingen en over de grenzen heen, moeten dergelijke platforms worden aangemoedigd specifieke crisisprotocollen op te stellen en toe te passen. Dergelijke crisisprotocollen mogen slechts voor een beperkte periode worden geactiveerd en de vastgestelde maatregelen moeten daarnaast beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is om de buitengewone omstandigheid aan te pakken. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met deze verordening en mogen niet neerkomen op een algemene verplichting voor de deelnemende zeer grote onlineplatforms om toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale inhoud wijzen.
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Overweging 72
(72) De taak om te zorgen voor een passend toezicht op en de handhaving van de in deze verordening neergelegde verplichtingen moet in beginsel aan de lidstaten worden toevertrouwd. Daartoe moeten zij ten minste één autoriteit aanwijzen die tot taak heeft deze verordening toe te passen en te handhaven. De lidstaten moeten echter meer dan één bevoegde instantie kunnen belasten met specifieke toezicht- of handhavingstaken en -bevoegdheden met betrekking tot de toepassing van deze verordening, bijvoorbeeld voor specifieke sectoren, zoals regelgevende instanties voor elektronische communicatie, regelgevende instanties voor de media of instanties voor consumentenbescherming, die hun nationale constitutionele, organisatorische en bestuurlijke structuur weerspiegelen.
(72) De taak om te zorgen voor een passend toezicht op en de handhaving van de in deze verordening neergelegde verplichtingen moet in beginsel aan de lidstaten worden toevertrouwd. Daartoe moeten zij ten minste één autoriteit aanduiden die tot taak heeft deze verordening toe te passen en te handhaven. De lidstaten moeten echter meer dan één bevoegde instantie kunnen belasten met specifieke toezicht- of handhavingstaken en -bevoegdheden met betrekking tot de toepassing van deze verordening, bijvoorbeeld voor specifieke sectoren, zoals regelgevende instanties voor elektronische communicatie, regelgevende instanties voor de media of instanties voor consumentenbescherming, die hun nationale constitutionele, organisatorische en bestuurlijke structuur weerspiegelen.
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Overweging 73
(73) Gezien het grensoverschrijdende karakter van de betrokken diensten en de horizontale reeks verplichtingen die bij deze verordening wordt ingevoerd, moet de autoriteit die is aangewezen om toezicht te houden op de toepassing en, waar nodig, op de handhaving van deze verordening, in elke lidstaat worden aangewezen als de coördinator voor digitale diensten. Wanneer meer dan een bevoegde autoriteit wordt aangewezen om deze verordening toe te passen en te handhaven, moet in die lidstaat slechts één autoriteit als coördinator voor digitale diensten worden aangewezen. De coördinator voor digitale diensten moet voor alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze verordening optreden als enig contactpunt voor de Commissie, de Raad voor digitale diensten, de coördinatoren voor digitale diensten van andere lidstaten en voor andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Met name wanneer in een bepaalde lidstaat verschillende bevoegde autoriteiten belast zijn met taken in het kader van deze verordening, moet de coördinator voor digitale diensten met die autoriteiten coördineren en samenwerken overeenkomstig het nationale recht waarin hun respectieve taken zijn vastgesteld, en moet hij ervoor zorgen dat alle relevante autoriteiten daadwerkelijk betrokken worden bij het toezicht en de handhaving op het niveau van de Unie.
(73) Gezien het grensoverschrijdende karakter van de betrokken diensten en de horizontale reeks verplichtingen die bij deze verordening wordt ingevoerd, moet de autoriteit die is aangewezen om toezicht te houden op de toepassing en, waar nodig, op de handhaving van deze verordening, in elke lidstaat worden aangewezen als de coördinator voor digitale diensten. Wanneer meer dan een bevoegde autoriteit wordt aangewezen om deze verordening toe te passen en te handhaven, moet in die lidstaat slechts één autoriteit als coördinator voor digitale diensten worden aangeduid. De coördinator voor digitale diensten moet voor alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze verordening optreden als enig contactpunt voor de Commissie, de Raad voor digitale diensten, de coördinatoren voor digitale diensten van andere lidstaten en voor andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Met name wanneer in een bepaalde lidstaat verschillende bevoegde autoriteiten belast zijn met taken in het kader van deze verordening, moet de coördinator voor digitale diensten met die autoriteiten coördineren en samenwerken overeenkomstig het nationale recht waarin hun respectieve taken zijn vastgesteld, en moet hij ervoor zorgen dat alle relevante autoriteiten daadwerkelijk betrokken worden bij het toezicht en de handhaving op het niveau van de Unie.
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Overweging 74
(74) De coördinator voor digitale diensten en de andere bevoegde autoriteiten die in het kader van deze verordening zijn aangewezen, spelen een cruciale rol bij het waarborgen van de doeltreffendheid van de in deze verordening neergelegde rechten en verplichtingen en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Bijgevolg moet ervoor worden gezorgd dat deze autoriteiten volledig onafhankelijk van particuliere en openbare instanties handelen, zonder de verplichting of de mogelijkheid om instructies te vragen of te ontvangen, ook van de overheid, en zonder afbreuk te doen aan de specifieke taken om samen te werken met andere bevoegde autoriteiten, de coördinatoren voor digitale diensten, de Raad voor digitale diensten en de Commissie. Anderzijds mag de onafhankelijkheid van deze autoriteiten niet betekenen dat zij, overeenkomstig de nationale grondwetten en zonder de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening in gevaar te brengen, niet kunnen worden onderworpen aan nationale controle- of toezichtmechanismen met betrekking tot hun financiële uitgaven of aan rechterlijke toetsing, of dat zij niet de mogelijkheid hebben om andere nationale autoriteiten te raadplegen, met inbegrip van rechtshandhavingsinstanties of crisisbeheersingsautoriteiten, indien van toepassing.
(74) De coördinator voor digitale diensten en de andere bevoegde autoriteiten die in het kader van deze verordening zijn aangewezen, spelen een cruciale rol bij het waarborgen van de doeltreffendheid van de in deze verordening neergelegde rechten en verplichtingen en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Bijgevolg moet ervoor worden gezorgd dat deze autoriteiten de beschikking hebben over de noodzakelijke financiële en personele middelen om de in deze verordening bedoelde taken uit te voeren. Ook moet ervoor worden gezorgd dat deze autoriteiten volledig onafhankelijk van particuliere en openbare instanties handelen, zonder de verplichting of de mogelijkheid om instructies te vragen of te ontvangen, ook van de overheid, en zonder afbreuk te doen aan de specifieke taken om samen te werken met andere bevoegde autoriteiten, de coördinatoren voor digitale diensten, de Raad voor digitale diensten en de Commissie. Anderzijds mag de onafhankelijkheid van deze autoriteiten niet betekenen dat zij, overeenkomstig de nationale grondwetten en zonder de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening in gevaar te brengen, niet kunnen worden onderworpen aan nationale controle- of toezichtmechanismen met betrekking tot hun financiële uitgaven of aan rechterlijke toetsing, of dat zij niet de mogelijkheid hebben om andere nationale autoriteiten te raadplegen, met inbegrip van rechtshandhavingsinstanties of crisisbeheersingsautoriteiten, indien van toepassing.
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Overweging 75
(75) De lidstaten kunnen een bestaande nationale instantie aanwijzen die de functie van coördinator voor digitale diensten te vervult, of die specifieke taken heeft om deze verordening toe te passen en te handhaven, op voorwaarde dat een dergelijke aangewezen instantie voldoet aan de vereisten van deze verordening, bijvoorbeeld met betrekking tot haar onafhankelijkheid. Bovendien is het de lidstaten in beginsel niet verboden om functies binnen een bestaande instantie samen te voegen, overeenkomstig het Unierecht. De maatregelen daartoe kunnen onder meer inhouden dat de voorzitter of een bestuurslid van een collegiaal orgaan van een bestaande instantie niet vóór het verstrijken van zijn ambtstermijn mag worden ontslagen op de enkele grond dat een institutionele hervorming heeft plaatsgevonden waarbij verschillende functies binnen één instantie zijn samengevoegd, bij gebrek aan regels die waarborgen dat dergelijke ontslagen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van die leden niet in het gedrang brengen.
(75) De lidstaten kunnen een bestaande nationale instantie aanwijzen die de functie van coördinator voor digitale diensten te vervult, of die specifieke taken heeft om toezicht uit te oefenen op de toepassing van deze verordening en deze te handhaven, op voorwaarde dat een dergelijke aangewezen instantie voldoet aan de vereisten van deze verordening, bijvoorbeeld met betrekking tot haar onafhankelijkheid. Bovendien is het de lidstaten in beginsel niet verboden om functies binnen een bestaande instantie samen te voegen, overeenkomstig het Unierecht. De maatregelen daartoe kunnen onder meer inhouden dat de voorzitter of een bestuurslid van een collegiaal orgaan van een bestaande instantie niet vóór het verstrijken van zijn ambtstermijn mag worden ontslagen op de enkele grond dat een institutionele hervorming heeft plaatsgevonden waarbij verschillende functies binnen één instantie zijn samengevoegd, bij gebrek aan regels die waarborgen dat dergelijke ontslagen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van die leden niet in het gedrang brengen.
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Overweging 76
(76) Bij gebrek aan een algemene verplichting voor de aanbieders van tussenhandelsdiensten om een fysieke aanwezigheid op het grondgebied van een van de lidstaten te garanderen, moet duidelijk worden gemaakt onder de rechtsmacht van welke lidstaat deze aanbieders vallen voor de handhaving door de nationale bevoegde instanties van de in de hoofdstukken III en IV vastgestelde regels. Een aanbieder moet onder de rechtsmacht vallen van de lidstaat waar zich zijn hoofdvestiging bevindt, dat wil zeggen waar de aanbieder zijn hoofdkantoor of wettelijke zetel heeft en waar de belangrijkste financiële functies en operationele controle worden uitgeoefend. Ten aanzien van aanbieders die geen vestiging in de Unie hebben, maar die diensten in de Unie aanbieden en daarom binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moet de lidstaat waar deze aanbieders hun wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, rechtsmacht hebben, gelet op de functie van wettelijke vertegenwoordigers uit hoofde van deze verordening. Met het oog op de doeltreffende toepassing van deze verordening moeten alle lidstaten echter rechtsmacht hebben ten aanzien van aanbieders die geen wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, mits het ne bis in idem-beginsel in acht is genomen. Daartoe moet elke lidstaat die rechtsmacht ten aanzien van dergelijke aanbieders uitoefent, alle andere lidstaten onverwijld in kennis stellen van de maatregelen die hij in het kader van de uitoefening van die jurisdictie heeft genomen.
(76) Bij gebrek aan een algemene verplichting voor de aanbieders van tussenhandelsdiensten om een fysieke aanwezigheid op het grondgebied van een van de lidstaten te garanderen, moet duidelijk worden gemaakt onder de rechtsmacht van welke lidstaat deze aanbieders vallen voor de handhaving door de nationale bevoegde instanties van de in deze verordening vastgestelde regels. Een aanbieder moet onder de rechtsmacht vallen van de lidstaat waar zich zijn hoofdvestiging bevindt, dat wil zeggen waar de aanbieder zijn hoofdkantoor of wettelijke zetel heeft en waar de belangrijkste financiële functies en operationele controle worden uitgeoefend. Ten aanzien van aanbieders die geen vestiging in de Unie hebben, maar die diensten in de Unie aanbieden en daarom binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moet de lidstaat waar deze aanbieders hun wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, rechtsmacht hebben, gelet op de functie van wettelijke vertegenwoordigers uit hoofde van deze verordening. Met het oog op de doeltreffende toepassing van deze verordening moeten alle lidstaten echter rechtsmacht hebben ten aanzien van aanbieders die geen wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, mits het ne bis in idem-beginsel in acht is genomen. Daartoe moet elke lidstaat die rechtsmacht ten aanzien van dergelijke aanbieders uitoefent, alle andere lidstaten onverwijld in kennis stellen van de maatregelen die hij in het kader van de uitoefening van die jurisdictie heeft genomen.
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Overweging 77
(77) De lidstaten moeten de coördinator voor digitale diensten en alle andere bevoegde instanties die in het kader van deze verordening zijn aangewezen, voldoende bevoegdheden en middelen geven om een doeltreffend onderzoek en een doeltreffende handhaving te waarborgen. Coördinatoren voor digitale diensten moeten met name informatie kunnen zoeken en verkrijgen die zich op hun grondgebied bevindt, ook in het kader van gezamenlijke onderzoeken, met dien verstande dat de toezicht- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot een dienstverlener die onder de rechtsmacht van een andere lidstaat valt, door de coördinator voor digitale diensten van die andere lidstaat moeten worden vastgesteld, in voorkomend geval in overeenstemming met de procedures voor grensoverschrijdende samenwerking.
(77) De lidstaten moeten de coördinator voor digitale diensten en alle andere bevoegde instanties die in het kader van deze verordening zijn aangewezen, voldoende bevoegdheden en middelen geven om een doeltreffend onderzoek en een doeltreffende handhaving te waarborgen. Coördinatoren voor digitale diensten moeten met name evenredige voorlopige maatregelen kunnen treffen bij gevaar van ernstige schade,alsook informatie kunnen zoeken en verkrijgen die zich op hun grondgebied bevindt, ook in het kader van gezamenlijke onderzoeken, met dien verstande dat de toezicht- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot een dienstverlener die onder de rechtsmacht van een andere lidstaat valt, door de coördinator voor digitale diensten van die andere lidstaat moeten worden vastgesteld, in voorkomend geval in overeenstemming met de procedures voor grensoverschrijdende samenwerking.
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Overweging 78
(78) De lidstaten moeten in hun nationale wetgeving, in overeenstemming met het Unierecht en met name met deze verordening en het Handvest, de gedetailleerde voorwaarden en beperkingen vaststellen voor de uitoefening van de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden van hun coördinatoren voor digitale diensten en, in voorkomend geval, van andere bevoegde autoriteiten in het kader van deze verordening.
(78) De lidstaten moeten in hun nationale wetgeving, in overeenstemming met het Unierecht en met name met deze verordening en het Handvest, de gedetailleerde voorwaarden en beperkingen vaststellen voor de uitoefening van de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden van hun coördinatoren voor digitale diensten en, in voorkomend geval, van andere bevoegde autoriteiten in het kader van deze verordening. Om voor een consistente en uniforme toepassing van deze verordening te zorgen, moet de Commissie richtsnoeren aannemen voor de regels en procedures met betrekking tot de bevoegdheden van coördinatoren voor digitale diensten.
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Overweging 79
(79) Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten zich houden aan de toepasselijke nationale voorschriften inzake procedures en aangelegenheden, zoals de noodzaak van een voorafgaande toestemming van de rechter om bepaalde gebouwen te betreden en het wettelijk beroepsgeheim. Deze bepalingen moeten met name de eerbiediging van de grondrechten op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, met inbegrip van het recht op verdediging, en het recht op eerbiediging van het privéleven waarborgen. In dit verband kunnen de garanties die in verband met de procedures van de Commissie uit hoofde van deze verordening worden geboden, als een passend referentiepunt dienen. Een voorafgaande, eerlijke en onpartijdige procedure moet worden gewaarborgd voordat een definitieve beslissing wordt genomen, met inbegrip van het recht van de betrokken personen om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, met inachtneming van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en zakengeheim, alsmede de verplichting om de beslissingen op zinvolle wijze te motiveren. Dit belet echter niet dat in naar behoren gemotiveerde gevallen van urgentie en onder passende voorwaarden en procedurele regelingen, maatregelen kunnen worden genomen. De uitoefening van de bevoegdheden moet ook in verhouding staan tot, onder meer, de aard en de totale feitelijke of potentiële schade die door de inbreuk of de vermoedelijke inbreuk wordt veroorzaakt. De bevoegde autoriteiten moeten in beginsel rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden van de zaak, met inbegrip van de informatie die door de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten is verzameld.
(79) Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten zich houden aan de toepasselijke nationale voorschriften inzake procedures en aangelegenheden, zoals de noodzaak van een voorafgaande toestemming van de rechter om bepaalde gebouwen te betreden en het wettelijk beroepsgeheim. Deze bepalingen moeten met name de eerbiediging van de grondrechten op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, met inbegrip van het recht op verdediging, en het recht op eerbiediging van het privéleven waarborgen. In dit verband kunnen de garanties die in verband met de procedures van de Commissie uit hoofde van deze verordening worden geboden, als een passend referentiepunt dienen. Een voorafgaande, eerlijke en onpartijdige procedure moet worden gewaarborgd voordat een definitieve beslissing wordt genomen, met inbegrip van het recht van de betrokken personen om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, met inachtneming van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en zakengeheim, alsmede de verplichting om de beslissingen op zinvolle wijze te motiveren. Dit belet echter niet dat in naar behoren gemotiveerde gevallen van urgentie en onder passende voorwaarden en procedurele regelingen, maatregelen kunnen worden genomen. De uitoefening van de bevoegdheden moet ook in verhouding staan tot, onder meer, de aard en de totale feitelijke of potentiële schade die door de inbreuk of de vermoedelijke inbreuk wordt veroorzaakt. De bevoegde autoriteiten moeten rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden van de zaak, met inbegrip van de informatie die door de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten is verzameld.
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Overweging 80
(80) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat schendingen van de in deze verordening neergelegde verplichtingen kunnen worden bestraft op een wijze die doeltreffend, evenredig en ontradend is, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de schending, met het oog op het algemeen belang dat wordt nagestreefd, de omvang en het soort activiteiten dat wordt uitgevoerd, en met de economische capaciteit van de inbreukmaker. Bij de vaststelling van de sancties moet met name rekening worden gehouden met de vraag of de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten systematisch of herhaaldelijk zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomt, en, in voorkomend geval, met de vraag of hij in verschillende lidstaten actief is.
(80) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat schendingen van de in deze verordening neergelegde verplichtingen kunnen worden bestraft op een wijze die doeltreffend, evenredig en ontradend is, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de schending, met het oog op het algemeen belang dat wordt nagestreefd, de omvang en het soort activiteiten dat wordt uitgevoerd, en met de economische capaciteit van de inbreukmaker. Bij de vaststelling van de sancties moet met name rekening worden gehouden met de vraag of de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten systematisch of herhaaldelijk zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomt, en, in voorkomend geval, met het aantal getroffen afnemers, de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk en met de vraag of hij in verschillende lidstaten actief is. De Commissie moet de lidstaten richtsnoeren verstrekken met betrekking tot de criteria en de voorwaarden voor het opleggen van evenredige sancties.
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Overweging 81
(81) Met het oog op een doeltreffende handhaving van deze verordening moeten personen of vertegenwoordigende organisaties een klacht over de naleving van deze verordening kunnen indienen bij de coördinator voor digitale diensten op het grondgebied waar zij de dienst hebben ontvangen, onverminderd de regels inzake rechtsmacht van deze verordening. Klachten moeten een getrouw overzicht geven van de problemen in verband met de naleving van deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandelsdiensten en kunnen de coördinator voor digitale diensten ook op de hoogte brengen van eventuele andere transversale kwesties. De coördinator voor digitale diensten moet andere nationale bevoegde autoriteiten en de coördinator voor digitale diensten van een andere lidstaat betrekken, en met name die van de lidstaat waar de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten is gevestigd, indien de kwestie een grensoverschrijdende samenwerking vereist.
(81) Met het oog op een doeltreffende handhaving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen moeten personen of vertegenwoordigende organisaties een klacht over de naleving van deze verordening kunnen indienen bij de coördinator voor digitale diensten op het grondgebied waar zij de dienst hebben ontvangen, onverminderd de regels inzake rechtsmacht van deze verordening. Klachten moeten een getrouw overzicht geven van de problemen in verband met de naleving van deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandelsdiensten en kunnen de coördinator voor digitale diensten ook op de hoogte brengen van eventuele andere transversale kwesties. De coördinator voor digitale diensten moet andere nationale bevoegde autoriteiten en de coördinator voor digitale diensten van een andere lidstaat betrekken, en met name die van de lidstaat waar de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten is gevestigd, indien de kwestie een grensoverschrijdende samenwerking vereist. De coördinator voor digitale diensten van vestiging moet de klacht tijdig beoordelen en de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de afnemer verblijft of gevestigd is op de hoogte stellen van de wijze waarop de klacht is afgehandeld.
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Overweging 82
(82) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de coördinatoren voor digitale diensten maatregelen kunnen nemen die doeltreffend en evenredig zijn aan bepaalde bijzonder ernstige en aanhoudende inbreuken. Met name wanneer deze maatregelen van invloed kunnen zijn op de rechten en belangen van derden, zoals met name het geval kan zijn wanneer de toegang tot online-interfaces beperkt is, is het passend te eisen dat de maatregelen op verzoek van de coördinatoren voor digitale diensten door een bevoegde rechterlijke instantie worden bevolen en dat deze maatregelen aan aanvullende waarborgen worden onderworpen. Met name derden die mogelijkerwijs worden getroffen, moeten de mogelijkheid hebben om te worden gehoord en bevelen hiertoe mogen alleen worden uitgevaardigd wanneer de bevoegdheden om dergelijke maatregelen te nemen, zoals bepaald in andere besluiten van het Unierecht of in het nationale recht, bijvoorbeeld om de collectieve belangen van consumenten te beschermen, om ervoor te zorgen dat webpagina’s die kinderpornografie bevatten of verspreiden snel worden verwijderd of om diensten ontoegankelijk te maken die door een derde partij worden gebruikt om inbreuk te maken op een recht van intellectuele eigendom, niet redelijkerwijs beschikbaar zijn.
(82) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de coördinatoren voor digitale diensten maatregelen kunnen nemen die doeltreffend en evenredig zijn aan bepaalde bijzonder ernstige en aanhoudende inbreuken op deze verordening. Met name wanneer deze maatregelen van invloed kunnen zijn op de rechten en belangen van derden, zoals met name het geval kan zijn wanneer de toegang tot online-interfaces beperkt is, is het passend te eisen dat de maatregelen op verzoek van de coördinatoren voor digitale diensten door een bevoegde rechterlijke instantie worden bevolen en dat deze maatregelen aan aanvullende waarborgen worden onderworpen. Met name derden die mogelijkerwijs worden getroffen, moeten de mogelijkheid hebben om te worden gehoord en bevelen hiertoe mogen alleen worden uitgevaardigd wanneer de bevoegdheden om dergelijke maatregelen te nemen, zoals bepaald in andere besluiten van het Unierecht of in het nationale recht, bijvoorbeeld om de collectieve belangen van consumenten te beschermen, om ervoor te zorgen dat webpagina’s die kinderpornografie bevatten of verspreiden snel worden verwijderd of om diensten ontoegankelijk te maken die door een derde partij worden gebruikt om inbreuk te maken op een recht van intellectuele eigendom, niet redelijkerwijs beschikbaar zijn.
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Overweging 83 bis (nieuw)
(83 bis) Onverminderd de bepalingen van deze verordening inzake de vrijstelling van aansprakelijkheid wat de informatie betreft die op verzoek van een afnemer van de dienst wordt doorgegeven of opgeslagen, moeten de aanbieders van tussenhandelsdiensten aansprakelijk zijn voor inbreuken op hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening. De afnemers van de dienst en de organisaties die hen vertegenwoordigen, moeten het recht hebben op toegang tot evenredige en doeltreffende sancties. In het bijzonder moeten zij het recht hebben om, overeenkomstig het nationale of Uniale recht, schadevergoeding van die aanbieders van tussenhandelsdiensten te eisen voor alle directe schade of verliezen die zij hebben geleden als gevolg van een inbreuk door aanbieders van tussenhandelsdiensten op de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Overweging 84
(84) De coördinator voor digitale diensten moet regelmatig een verslag publiceren over de activiteiten die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd. Aangezien de coördinator voor digitale diensten ook via het gemeenschappelijke systeem voor informatie-uitwisseling op de hoogte wordt gesteld van bevelen om actie te nemen tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken die bij deze verordening worden geregeld, moet de coördinator voor digitale diensten in zijn jaarverslag het aantal en de categorieën van deze bevelen opnemen die door rechterlijke en administratieve instanties in zijn lidstaat aan de aanbieders van tussenhandelsdiensten zijn uitgegeven.
(84) De coördinator voor digitale diensten moet regelmatig in een standaard en machineleesbaar formaat een verslag publiceren over de activiteiten die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd. Aangezien de coördinator voor digitale diensten ook via het gemeenschappelijke systeem voor informatie-uitwisseling, op basis van het informatiesysteem interne markt, op de hoogte wordt gesteld van bevelen om actie te nemen tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken die bij deze verordening worden geregeld, moet de coördinator voor digitale diensten in zijn jaarverslag het aantal en de categorieën van deze bevelen opnemen die door rechterlijke en administratieve instanties in zijn lidstaat aan de aanbieders van tussenhandelsdiensten zijn uitgegeven.
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Overweging 86
(86) Om grensoverschrijdend toezicht en onderzoek waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, te bevorderen, moeten de coördinatoren voor digitale diensten permanent of tijdelijk kunnen deelnemen aan gezamenlijke toezicht- en onderzoeksactiviteiten met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen. Deze activiteiten kunnen andere bevoegde autoriteiten omvatten en kunnen betrekking hebben op uiteenlopende kwesties, gaande van de gecoördineerde verzameling van gegevens tot verzoeken om informatie of inspecties van gebouwen, binnen de grenzen en de reikwijdte van de bevoegdheden waarover elke deelnemende autoriteit beschikt. De Raad voor digitale diensten kan worden verzocht om advies te geven met betrekking tot deze activiteiten, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor routekaarten en tijdschema’s voor activiteiten of voor ad-hoctaskforces met deelname van de betrokken autoriteiten.
(86) Om grensoverschrijdend toezicht en onderzoek waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, te bevorderen, moeten de coördinatoren voor digitale diensten permanent of tijdelijk kunnen deelnemen aan gezamenlijke toezicht- en onderzoeksactiviteiten met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen, op basis van een overeenkomst tussen de betrokken lidstaten, en - bij het ontbreken van een dergelijke overeenkomst - onder auspiciën van de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging. Deze activiteiten kunnen andere bevoegde autoriteiten omvatten en kunnen betrekking hebben op uiteenlopende kwesties, gaande van de gecoördineerde verzameling van gegevens tot verzoeken om informatie of inspecties van gebouwen, binnen de grenzen en de reikwijdte van de bevoegdheden waarover elke deelnemende autoriteit beschikt. De Raad voor digitale diensten kan worden verzocht om advies te geven met betrekking tot deze activiteiten, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor routekaarten en tijdschema’s voor activiteiten of voor ad-hoctaskforces met deelname van de betrokken autoriteiten.
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Overweging 88
(88) Om een consistente toepassing van deze verordening te verzekeren, moet een onafhankelijke adviesgroep op EU-niveau worden opgericht, die aan de Commissie rapporteert en die helpt de acties van coördinatoren voor digitale diensten te coördineren. Die Europese Raad voor digitale diensten moet bestaan uit de coördinatoren voor digitale diensten, die de mogelijkheid hebben om ad-hocgedelegeerden van andere bevoegde autoriteiten die op grond van deze verordening specifieke taken hebben, op hun vergadering uit te nodigen of aan te stellen, wanneer dit vereist is krachtens de hun op nationaal niveau toegewezen taken en bevoegdheden. Wanneer er meerdere deelnemers uit één lidstaat zijn, moet het stemrecht beperkt blijven tot één vertegenwoordiger per lidstaat.
(88) Om een consistente toepassing van deze verordening te verzekeren, moet een onafhankelijke adviesgroep op EU-niveau worden opgericht, die aan de Commissie rapporteert en die helpt de acties van coördinatoren voor digitale diensten te coördineren. Die Europese Raad voor digitale diensten moet bestaan uit de coördinatoren voor digitale diensten, die de mogelijkheid hebben om ad-hocgedelegeerden van andere bevoegde autoriteiten die op grond van deze verordening specifieke taken hebben, op hun vergadering uit te nodigen of aan te stellen, wanneer dit vereist is krachtens de hun op nationaal niveau toegewezen taken en bevoegdheden. Wanneer er meerdere deelnemers uit één lidstaat zijn, moet het stemrecht beperkt blijven tot één vertegenwoordiger per lidstaat. Het reglement van de raad moet voorzien in de vertrouwelijkheid van de informatie.
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Overweging 90
(90) Hiertoe moet de raad adviezen, verzoeken en aanbevelingen aan coördinatoren voor digitale diensten of andere bevoegde nationale autoriteiten kunnen vaststellen. Hoewel het niet juridisch bindend is, moet het besluit om hiervan af te wijken naar behoren worden gemotiveerd en kan het door de Commissie in overweging worden genomen bij de beoordeling of de betrokken lidstaat deze verordening naleeft.
(90) Hiertoe moet de raad adviezen, verzoeken en aanbevelingen aan coördinatoren voor digitale diensten of andere bevoegde nationale autoriteiten kunnen vaststellen. Hoewel het niet juridisch bindend is, moet het besluit om hiervan af te wijken naar behoren worden gemotiveerd en kan het door de Commissie in overweging worden genomen bij de beoordeling of de betrokken lidstaat deze verordening naleeft. De raad moet een jaarverslag opstellen over zijn activiteiten.
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Overweging 91
(91) De raad moet de vertegenwoordigers van de coördinatoren voor digitale diensten en mogelijke andere bevoegde autoriteiten samenbrengen onder het voorzitterschap van de Commissie, met als doel bij hem ingediende kwesties te beoordelen in een volledig Europese dimensie. Met het oog op mogelijke horizontale elementen die relevant zijn voor de regelgevingskaders op EU-niveau moet de raad de bevoegdheid krijgen om samen te werken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de EU die verantwoordelijkheden hebben op gebieden zoals gelijkheid, waaronder gendergelijkheid, en non-discriminatie, gegevensbescherming, elektronische communicatie, audiovisuele diensten, detectie en onderzoek van fraude tegen de EU-begroting wat betreft douanerechten, of consumentenbescherming, wanneer dit nodig is om zijn taken uit te voeren.
(91) De raad moet de vertegenwoordigers van de coördinatoren voor digitale diensten en mogelijke andere bevoegde autoriteiten samenbrengen onder het voorzitterschap van de Commissie, met als doel bij hem ingediende kwesties te beoordelen in een volledig Europese dimensie. Met het oog op mogelijke horizontale elementen die relevant zijn voor de regelgevingskaders op EU-niveau moet de raad de bevoegdheid krijgen om samen te werken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de EU die verantwoordelijkheden hebben op gebieden zoals gelijkheid, waaronder gendergelijkheid, en non-discriminatie, de eliminatie van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes en andere vormen van geweld in verband met gender, gegevensbescherming, eerbiediging van intellectuele eigendom, mededinging, elektronische communicatie, audiovisuele diensten, markttoezicht, detectie en onderzoek van fraude tegen de EU-begroting wat betreft douanerechten, of consumentenbescherming, wanneer dit nodig is om zijn taken uit te voeren.
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Overweging 96
(96) Wanneer het platform de inbreuk op de bepaling die alleen van toepassing is op zeer grote onlineplatforms niet doeltreffend heeft aangepakt krachtens het actieplan, kan alleen de Commissie, op eigen initiatief of na advies van de raad, beslissen om de betrokken inbreuk verder te onderzoeken, alsook de maatregelen die het platform vervolgens heeft genomen, met uitsluiting van de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Nadat zij de nodige onderzoeken heeft uitgevoerd, moet de Commissie besluiten kunnen uitvaardigen die een inbreuk vaststellen en moet zij sancties kunnen opleggen met betrekking tot zeer grote onlineplatforms waar dit gerechtvaardigd is. Zij moet ook de mogelijkheid hebben om op te treden in grensoverschrijdende situaties waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging ondanks het verzoek van de Commissie geen maatregelen nam, of in situaties waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging de Commissie zelf heeft verzocht om tussen te komen, in verband met een door een zeer groot onlineplatform gepleegde inbreuk op enige andere bepaling van deze verordening.
(96) Wanneer het platform de inbreuk op de bepaling die alleen van toepassing is op zeer grote onlineplatforms niet doeltreffend heeft aangepakt krachtens het actieplan, moet alleen de Commissie, op eigen initiatief of na advies van de raad, een nader onderzoek naar de betrokken inbreuk alsook de maatregelen die het platform vervolgens heeft genomen, initiëren, met uitsluiting van de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Nadat zij de nodige onderzoeken heeft uitgevoerd, moet de Commissie besluiten kunnen uitvaardigen die een inbreuk vaststellen en moet zij sancties kunnen opleggen met betrekking tot zeer grote onlineplatforms waar dit gerechtvaardigd is. Zij moet ook optreden in grensoverschrijdende situaties waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging ondanks het verzoek van de Commissie geen maatregelen nam, of in situaties waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging de Commissie zelf heeft verzocht om tussen te komen, in verband met een door een zeer groot onlineplatform gepleegde inbreuk op enige andere bepaling van deze verordening. De Commissie moet procedures in gang zetten voor de mogelijke aanneming van besluiten ten aanzien van de relevante gedraging van het zeer grote onlineplatform, bijvoorbeeld wanneer het vermoeden bestaat dat het platform in kwestie inbreuk op deze verordening heeft gepleegd, inclusief situaties waarin is vastgesteld dat het platform geen uitvoering heeft gegeven aan de operationele aanbevelingen die in het kader van de onafhankelijke controle in opdracht van de coördinator voor digitale diensten van vestiging zijn geformuleerd, en waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging geen onderzoeks- of handhavingsmaatregelen heeft getroffen.
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Overweging 97
(97) De Commissie moet vrij kunnen beslissen of zij al dan niet wenst tussen te komen in een situatie waarin zij hiertoe krachtens deze verordening is gemachtigd. Zodra de Commissie de procedure heeft ingeleid, moeten de coördinatoren voor digitale diensten van vestiging worden uitgesloten van de uitoefening van hun onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden met betrekking tot het relevante gedrag van het betrokken zeer grote onlineplatform, om dubbel werk, inconsistenties en risico’s vanuit het oogpunt van het ne bis in idem-beginsel te vermijden. Omwille van de doeltreffendheid mogen deze coördinatoren voor digitale diensten evenwel niet worden uitgesloten van uitoefening van hun bevoegdheden, hetzij om de Commissie op haar verzoek bij te staan bij de uitvoering van haar toezichtstaken, hetzij met betrekking tot ander gedrag, waaronder gedrag door hetzelfde zeer grote onlineplatform dat vermoedelijk een nieuwe inbreuk vormt. Deze coördinatoren voor digitale diensten, alsook de raad en andere coördinatoren voor digitale diensten waar relevant, moeten de Commissie alle nodige informatie en bijstand verlenen zodat zij haar taken doeltreffend kan uitvoeren, terwijl de Commissie hen op haar beurt op de hoogte houdt van de uitoefening van haar bevoegdheden waar gepast. In dat opzicht moet de Commissie, waar gepast, rekening houden met door de raad of de betrokken coördinatoren voor digitale diensten uitgevoerde relevante beoordelingen en met door hen verzameld(e) relevant(e) bewijsmateriaal en informatie, onverminderd de bevoegdheden en verantwoordelijkheid van de Commissie om indien nodig bijkomende onderzoeken uit te voeren.
(97) Zodra de Commissie de procedure heeft ingeleid, moeten de coördinatoren voor digitale diensten van vestiging worden uitgesloten van de uitoefening van hun onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden met betrekking tot het relevante gedrag van het betrokken zeer grote onlineplatform, om dubbel werk, inconsistenties en risico’s vanuit het oogpunt van het ne bis in idem-beginsel te vermijden. Omwille van de doeltreffendheid mogen deze coördinatoren voor digitale diensten evenwel niet worden uitgesloten van uitoefening van hun bevoegdheden, hetzij om de Commissie op haar verzoek bij te staan bij de uitvoering van haar toezichtstaken, hetzij met betrekking tot ander gedrag, waaronder gedrag door hetzelfde zeer grote onlineplatform dat vermoedelijk een nieuwe inbreuk vormt. Deze coördinatoren voor digitale diensten, alsook de raad en andere coördinatoren voor digitale diensten waar relevant, moeten de Commissie alle nodige informatie en bijstand verlenen zodat zij haar taken doeltreffend kan uitvoeren, terwijl de Commissie hen op haar beurt op de hoogte houdt van de uitoefening van haar bevoegdheden waar gepast. In dat opzicht moet de Commissie, waar gepast, rekening houden met door de raad of de betrokken coördinatoren voor digitale diensten uitgevoerde relevante beoordelingen en met door hen verzameld(e) relevant(e) bewijsmateriaal en informatie, onverminderd de bevoegdheden en verantwoordelijkheid van de Commissie om indien nodig bijkomende onderzoeken uit te voeren.
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Overweging 97 bis (nieuw)
(97 bis) De Commissie moet garanderen dat zij onafhankelijk en onpartijdig is in haar besluitvorming met betrekking tot coördinatoren voor digitale diensten en dienstverleners in de zin van deze verordening.
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Overweging 99
(99) De Commissie moet met name toegang hebben tot alle relevante documenten, gegevens en informatie die nodig zijn om onderzoeken in te stellen en uit te voeren en om toezicht te houden op de naleving van de relevante in deze verordening vastgestelde verplichtingen, ongeacht wie de eigenaar is van de betrokken documenten, gegevens of informatie, en ongeacht hun vorm of formaat, hun opslagmedium of de precieze plaats waar zij worden bewaard. De Commissie moet rechtstreeks kunnen eisen dat het betrokken zeer grote onlineplatform of relevante derde partijen die geen personen zijn, alle relevante bewijsmateriaal, gegevens en informatie verstrekt of verstrekken. Bovendien moet de Commissie voor de toepassing van deze verordening alle relevante informatie kunnen opvragen bij overheidsinstanties, -organen of -agentschappen in de lidstaat of bij natuurlijke personen of rechtspersonen. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om toegang tot en verklaringen in verband met databanken en algoritmen van relevante personen te eisen, en om met hun toestemming personen te interviewen die in het bezit kunnen zijn van nuttige informatie en om de afgelegde verklaringen op te nemen. De Commissie moet tevens de bevoegdheid hebben om de inspecties te verrichten die noodzakelijk zijn om de relevante bepalingen van deze verordening te handhaven. Deze onderzoeksbevoegdheden zijn bedoeld als aanvulling op de mogelijkheid van de Commissie om coördinatoren voor digitale diensten en andere autoriteiten van de lidstaten om bijstand te vragen, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken of bij de uitoefening van deze bevoegdheden.
(99) De Commissie moet met name toegang hebben tot alle relevante documenten, gegevens en informatie die nodig zijn om onderzoeken in te stellen en uit te voeren en om toezicht te houden op de naleving van de relevante in deze verordening vastgestelde verplichtingen, ongeacht wie de eigenaar is van de betrokken documenten, gegevens of informatie, en ongeacht hun vorm of formaat, hun opslagmedium of de precieze plaats waar zij worden bewaard. De Commissie moet rechtstreeks kunnen eisen dat het betrokken zeer grote onlineplatform of relevante derde partijen die geen personen zijn, alle relevante bewijsmateriaal, gegevens en informatie verstrekt of verstrekken. Bovendien moet de Commissie voor de toepassing van deze verordening alle relevante informatie kunnen opvragen bij overheidsinstanties, -organen of -agentschappen in de lidstaat of bij natuurlijke personen of rechtspersonen. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om toegang tot en verklaringen in verband met databanken en algoritmen van relevante personen te eisen, en om met hun toestemming personen te interviewen die in het bezit kunnen zijn van nuttige informatie en om de afgelegde verklaringen op te nemen. De Commissie moet tevens de bevoegdheid hebben om de inspecties te verrichten die noodzakelijk zijn om de relevante bepalingen van deze verordening te handhaven. Deze onderzoeksbevoegdheden zijn bedoeld als aanvulling op de mogelijkheid van de Commissie om coördinatoren voor digitale diensten en andere autoriteiten van de lidstaten om bijstand te vragen, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken of bij de uitoefening van deze bevoegdheden.
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Overweging 100
(100) Naleving van de krachtens deze verordening opgelegde relevante verplichtingen moet kunnen worden gehandhaafd door boeten en dwangsommen. Hiertoe moeten gepaste niveaus van boeten en dwangsommen worden vastgesteld voor niet-naleving van de verplichtingen en voor inbreuk op de uitvoeringsbepalingen, op basis van gepaste verjaringstermijnen.
(100) Naleving van de krachtens deze verordening opgelegde relevante verplichtingen moet kunnen worden gehandhaafd door boeten en dwangsommen. Hiertoe moeten gepaste niveaus van boeten en dwangsommen worden vastgesteld voor niet-naleving van de verplichtingen en voor inbreuk op de uitvoeringsbepalingen, op basis van gepaste verjaringstermijnen. De Commissie moet er in het bijzonder voor zorgen dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de aard, de ernst, de frequentie en de duur van de inbreuk, tegen de achtergrond van het nagestreefde openbaar belang, de omvang en de aard van de verrichte activiteiten, het aantal getroffen afnemers, het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk, alsook de economische draagkracht van de inbreukmaker.
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Overweging 102
(102) Met het oog op doeltreffendheid en efficiëntie moet de Commissie, bovenop de algemene evaluatie van de verordening die zij uitvoert binnen de vijf jaar na inwerkingtreding, na de initiële beginfase en op basis van de eerste drie jaar waarin deze verordening van toepassing is, ook de activiteiten van de raad en zijn structuur evalueren.
(102) De Commissie moet een algemene evaluatie uitvoeren van deze verordening en een verslag voorleggen aan het Europees Parlement, de Raad, en het Europees Economisch en Sociaal Comité. In dit verslag moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan de definitie van zeer groot onlineplatform en het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers van de dienst. In het verslag moet ook aandacht worden besteed aan de toepassing van de gedragscodes, alsook van de verplichting om een in de Unie gevestigde vertegenwoordiger aan te duiden, en worden beoordeeld wat het effect van vergelijkbare verplichtingen is die door derde landen aan in het buitenland opererende Europese aanbieders van diensten worden opgelegd. De Commissie moet met name een beoordeling uitvoeren van de mogelijke gevolgen voor Europese dienstverleners van de kosten van eventuele soortgelijke door derde landen vastgestelde vereisten, bijvoorbeeld om een wettelijke vertegenwoordiger aan te duiden, alsook van eventuele nieuwe belemmeringen voor markttoegang buiten de EU na de vaststelling van deze verordening. De Commissie moet ook nagaan wat de gevolgen zijn voor de mogelijkheden van Europese bedrijven en consumenten om toegang te krijgen tot producten en diensten van buiten de Unie en om deze te kopen. Met het oog op doeltreffendheid en efficiëntie moet de Commissie, bovenop de algemene evaluatie van de verordening die zij uitvoert binnen de drie jaar na inwerkingtreding, na de initiële beginfase en op basis van de eerste drie jaar waarin deze verordening van toepassing is, ook de activiteiten van de raad en zijn structuur evalueren.
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – titel
Onderwerp en toepassingsgebied
Onderwerp
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – punt c
c) regels over de uitvoering en handhaving van deze verordening, ook met betrekking tot de samenwerking van en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten.
c) regels over de uitvoering en handhaving van de eisen die uiteengezet zijn in deze verordening, ook met betrekking tot de samenwerking van en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten.
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – punt b
b) uniforme regels vaststellen voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving, waar de in het Handvest verankerde grondrechten doeltreffend worden beschermd.
b) geharmoniseerde regels vaststellen voor een veilige, toegankelijke, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving, waar de in het Handvest verankerde grondrechten doeltreffend worden beschermd.
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
b bis) een hoog niveau van consumentenbescherming bevorderen en tot grotere keuzemogelijkheden voor de consument bijdragen, naast het faciliteren van innovatie, het ondersteunen van de digitale transitie, en het bevorderen van economische groei op de interne markt.
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3
3. Deze verordening is van toepassing op tussenhandelsdiensten die worden verleend aan afnemers van de dienst met vestigings- of woonplaats in de EU, ongeacht de vestigingsplaats van de aanbieders van die diensten.
Schrappen
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 4
4. Deze verordening is niet van toepassing op diensten die geen tussenhandelsdiensten zijn of op vereisten die zijn opgelegd met betrekking tot dergelijke diensten, ongeacht of de dienst wordt verleend via het gebruik van een tussenhandelsdienst.
Schrappen
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 5
5. Deze verordening is van toepassing onverminderd de regels die zijn vastgelegd door:
Schrappen
a) Richtlijn 2000/31/EG;
b) Richtlijn 2010/13/EG;
c) het EU-recht inzake auteursrechten en verwante rechten;
d) Verordening (EU) …/…. betreffende de preventie van de onlineverspreiding van terroristische inhoud [aan te vullen zodra zij is vastgesteld];
e) Verordening (EU) …./…. betreffende de Europese beschermings- en bewaringsregels voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en Richtlijn (EU) …./…. tot vaststelling van geharmoniseerde regels over de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers voor het verzamelen van bewijsmateriaal in strafprocedures [e-bewijsmateriaal zodra zij is vastgesteld];
f) Verordening (EU) 2019/1148;
g) Verordening (EU) 2019/1150;
h) het EU-recht betreffende consumentenbescherming en productveiligheid, met inbegrip van Verordening (EU) 2017/2394;
i) het EU-recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG.
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 1 bis (nieuw)
Artikel 1 bis
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op tussenhandelsdiensten die worden verleend aan afnemers van de dienst met vestigings- of woonplaats in de EU, ongeacht de vestigingsplaats van de aanbieders van die diensten.
2. Deze verordening is niet van toepassing op diensten die geen tussenhandelsdiensten zijn of op vereisten die zijn opgelegd met betrekking tot dergelijke diensten, ongeacht of de dienst wordt verleend via het gebruik van een tussenhandelsdienst.
3. Deze verordening is van toepassing onverminderd de regels die zijn vastgelegd door:
a) Richtlijn 2000/31/EG;
b) Richtlijn 2010/13/EG;
c) het EU-recht inzake auteursrecht en verwante rechten, in het bijzonder Richtlijn (EU) 2019/790 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt;
d) Verordening (EU) 2021/784 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud;
e) Verordening (EU) …. /…. betreffende de Europese beschermings- en bewaringsregels voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en Richtlijn (EU) …./…. tot vaststelling van geharmoniseerde regels over de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers voor het verzamelen van bewijsmateriaal in strafprocedures [e-bewijsmateriaal zodra zij is vastgesteld];
f) Verordening (EU) 2019/1148;
g) Verordening (EU) 2019/1150;
h) het EU-recht betreffende consumentenbescherming en productveiligheid, met inbegrip van Verordening (EU) 2017/2394, Verordening (EU) 2019/1020 en Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid;
i) het EU-recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG.
j) Richtlijn (EU) 2019/882;
k) Richtlijn (EU) 2018/1972;
l) Richtlijn 2013/11/EU.
4. Uiterlijk [12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] maakt de Commissie richtsnoeren bekend met betrekking tot het verband tussen deze verordening en de wetgevingshandelingen die zijn bedoeld in artikel 1bis, lid 3.
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt a
a) een dienst in de zin van artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;
a) een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt b
b) “afnemer van de dienst”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die gebruikmaakt van de betrokken tussenhandelsdienst;
b) “afnemer van de dienst”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die gebruikmaakt van de betrokken tussenhandelsdienst om informatie te zoeken of toegankelijk te maken;
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt c
c) “consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-, handels- of beroepsactiviteit vallen;
c) “consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-, handels-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen;
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt d – inleidende formule
d) “diensten aanbieden in de EU”: het in staat stellen van natuurlijke personen of rechtspersonen in een of meer lidstaten om gebruik te maken van de diensten van de aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij die een aanzienlijke band met de EU heeft; een dergelijke aanzienlijke band wordt verondersteld te bestaan wanneer de aanbieder in de EU is gevestigd; wanneer dit niet zo is, wordt de beoordeling van een aanzienlijke band gebaseerd op specifieke feitelijke criteria, zoals:
d) “diensten aanbieden in de EU”: het in staat stellen van natuurlijke personen of rechtspersonen in een of meer lidstaten om gebruik te maken van de diensten van een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij die een aanzienlijke band met de EU heeft;
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt d – streepje 1
— een groot aantal gebruikers in een of meerdere lidstaten; of
Schrappen
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt d – streepje 2
— activiteiten die gericht zijn op een of meerdere lidstaten;
Schrappen
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt d bis (nieuw)
d bis) “aanzienlijke band met de Unie”: de band van een aanbieder met een of meer lidstaten die voortvloeit uit zijn vestiging in de EU of, indien geen sprake is van vestiging in de Unie, uit het feit dat de aanbieder zijn activiteiten richt op een of meer lidstaten;
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt e
e) “handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke rechtspersoon die, ook via een andere persoon die in zijn naam of voor zijn rekening optreedt, handelt in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
e) “handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke rechtspersoon die, ook via een andere persoon die in zijn naam of voor zijn rekening optreedt, handelt voor doeleinden die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt f – streepje 1
— een “mere conduit”-dienst die bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verstrekken van toegang tot een communicatienetwerk;
— een “mere conduit”-dienst die bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verstrekken van toegang tot een communicatienetwerk, met inbegrip van een dienst voor technisch-functionele ondersteuning;
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt f – streepje 2
— een “caching”-dienst die bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, waarbij die informatie automatisch, tussentijds en tijdelijk wordt opgeslagen met als enige doel om de latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken;
— een “caching”-dienst die bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, waarbij die informatie automatisch, tussentijds en tijdelijk wordt opgeslagen met als enige doel om de latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken;
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt g
g) “illegale inhoud”: alle informatie die op zichzelf of door verwijzing naar een activiteit, met inbegrip van de verkoop van producten of het verlenen van diensten, niet in overeenstemming is met het EU-recht of met het recht van een lidstaat, ongeacht het precieze voorwerp of de precieze aard van die wet;
g) “illegale inhoud”: alle informatie of activiteiten, met inbegrip van de verkoop van producten of het verlenen van diensten, die niet in overeenstemming zijn met het EU-recht of met het recht van een lidstaat, ongeacht het precieze voorwerp of de precieze aard van die wet;
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt h
h) “onlineplatform”: een aanbieder van een hostingdienst die, op verzoek van een afnemer van de dienst, informatie opslaat en verspreidt bij het publiek, tenzij die activiteit een kleine en louter bijkomende functie van een andere dienst is en om objectieve en technische redenen niet kan worden gebruikt zonder die andere dienst, en de integratie van de functie in de andere dienst geen manier is om de toepasbaarheid van deze verordening te omzeilen;
h) “onlineplatform”: een aanbieder van een hostingdienst die, op verzoek van een afnemer van de dienst, informatie opslaat en verspreidt bij het publiek, tenzij die activiteit een kleine of een louter bijkomende functie van een andere dienst of functionaliteit van de hoofddienst is en om objectieve en technische redenen niet kan worden gebruikt zonder die andere dienst, en de integratie van de functie of functionaliteit in de andere dienst geen manier is om de toepasbaarheid van deze verordening te omzeilen;
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt k
k) “online-interface”: software, met inbegrip van een website of onderdeel ervan, en apps, met inbegrip van mobiele apps;
k) “online-interface”: software, met inbegrip van een website of onderdeel ervan, en apps, met inbegrip van mobiele apps, waarmee de afnemers van de dienst toegang kunnen krijgen tot en kunnen interageren met de betrokken tussenhandelsdienst;
Amendement 120 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt k bis (nieuw)
k bis) “betrouwbare flagger”: een entiteit waaraan een coördinator voor digitale diensten deze status heeft toegekend;
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt n
n) “reclame”: informatie die is ontworpen om het bericht van een rechtspersoon of natuurlijke persoon te promoten, ongeacht of dit om commerciële of niet-commerciële doeleinden is, en die door een onlineplatform tegen vergoeding op zijn online-interface wordt weergegeven, met als specifiek doel het promoten van die informatie;
n) “reclame”: informatie die is ontworpen en verspreid om het bericht van een rechtspersoon of natuurlijke persoon te promoten, ongeacht of dit om commerciële of niet-commerciële doeleinden is, en die door een onlineplatform tegen vergoeding op zijn online-interface wordt weergegeven, met als specifieke tegenprestatie het promoten van die boodschap;
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt n bis (nieuw)
n bis) “vergoeding”: een economische compensatie die bestaat in een directe of indirecte betaling voor de geleverde dienst, ook wanneer de aanbieder van tussenhandelsdiensten niet direct wordt vergoed door de afnemer van de dienst of wanneer de afnemer van de dienst gegevens verstrekt aan de aanbieder van de dienst, behalve wanneer die gegevens uitsluitend worden verzameld om aan wettelijke voorschriften te voldoen;
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt o
o) “aanbevelingssysteem”: een volledig of gedeeltelijk geautomatiseerd systeem dat door een onlineplatform wordt gebruikt om in zijn online-interface specifieke informatie aan afnemers van de dienst voor te stellen, onder meer als gevolg van een zoekopdracht die de afnemer heeft uitgevoerd of anderszins, en dat de relatieve volgorde of het belang van de weergegeven informatie bepaalt;
o) “aanbevelingssysteem”: een volledig of gedeeltelijk geautomatiseerd systeem dat door een onlineplatform wordt gebruikt om in zijn online-interface specifieke informatie aan afnemers van de dienst voor te stellen, te prioriteren of te beheren, onder meer als gevolg van een zoekopdracht die de afnemer heeft uitgevoerd of anderszins, en dat de relatieve volgorde of het belang van de weergegeven informatie bepaalt;
Amendement 124 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt p
p) “inhoudsmoderatie”: de door aanbieders van tussenhandelsdiensten uitgevoerde activiteiten die gericht zijn op het opsporen, identificeren en aanpakken van illegale inhoud of informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden, die wordt verstrekt door afnemers van de dienst, met inbegrip van maatregelen die gevolgen hebben voor de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van die illegale inhoud of die informatie, zoals demotie, uitschakeling van toegang ertoe, of verwijdering ervan, of voor de mogelijkheid van afnemers om die informatie te verstrekken, zoals de beëindiging of opschorting van een account van een afnemer;
p) “inhoudsmoderatie”: de door aanbieders van tussenhandelsdiensten uitgevoerde activiteiten, die geautomatiseerd of handmatig worden uitgevoerd, die gericht zijn op het opsporen, identificeren en aanpakken van illegale inhoud of informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden, die wordt verstrekt door afnemers van de dienst, met inbegrip van maatregelen die gevolgen hebben voor de beschikbaarheid, zichtbaarheid, monetisatie en toegankelijkheid van die illegale inhoud of die informatie, zoals demotie, uitschakeling van toegang ertoe, schrapping, demonetisatie of verwijdering ervan, of voor de mogelijkheid van afnemers om die informatie te verstrekken, zoals de beëindiging of opschorting van een account van een afnemer;
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt q
q) “algemene voorwaarden”: alle algemene voorwaarden of specificaties, ongeacht hun naam of vorm, die van toepassing zijn op de contractuele relatie tussen de aanbieder van tussenhandelsdiensten en de afnemers van de diensten.
q) “algemene voorwaarden”: alle algemene voorwaarden of specificaties, van de aanbieder van de dienst, ongeacht hun naam of vorm, die van toepassing zijn op de contractuele relatie tussen de aanbieder van tussenhandelsdiensten en de afnemers van de diensten.
Amendement 126 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt q bis (nieuw)
q bis) “personen met een handicap”: personen met een handicap in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/882.
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3
3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.
3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een gerechtelijke of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – inleidende formule
1. Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat:
1. Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender of veiliger te maken, op voorwaarde dat de dienstverlener:
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – punt a
a) de dienstverlener de informatie niet wijzigt;
a) de informatie niet wijzigt;
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – punt b
b) de dienstverlener de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
b) de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
Amendement 131 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – punt c
c) de dienstverlener de alom erkende en in de sector gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
c) de alom erkende en in de sector gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – punt d
d) de dienstverlener niets wijzigt aan het alom erkende en in de sector gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie; en
d) niets wijzigt aan het alom erkende en in de sector gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie, en
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – punt e
e) de dienstverlener prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of zodra een rechtbank of administratieve instantie heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
e) prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of zodra een rechtbank of administratieve instantie heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2
2. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.
2. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een gerechtelijke of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.
Amendement 135 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3
3. Lid 1 is niet van toepassing met betrekking tot aansprakelijkheid krachtens wetgeving inzake consumentenbescherming van onlineplatforms die consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, wanneer dit onlineplatform de specifieke informatie toont of anderszins de betrokken specifieke transactie mogelijk maakt op een wijze die een gemiddelde en redelijk geïnformeerde consument zou doen geloven dat de informatie, of het product dat of de dienst die het voorwerp van de transactie is, wordt verstrekt hetzij door het onlineplatform zelf, hetzij door een afnemer van de dienst die op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.
3. Lid 1 is niet van toepassing met betrekking tot aansprakelijkheid krachtens wetgeving inzake consumentenbescherming van onlineplatforms die consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, wanneer dit onlineplatform de specifieke informatie toont of anderszins de betrokken specifieke transactie mogelijk maakt op een wijze die een consument zou doen geloven dat de informatie, of het product dat of de dienst die het voorwerp van de transactie is, wordt verstrekt hetzij door het onlineplatform zelf, hetzij door een afnemer van de dienst die op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 4
4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.
4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een gerechtelijke of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1
Aanbieders van tussenhandelsdiensten worden niet geacht te zijn uitgesloten van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde vrijstellingen van aansprakelijkheid louter omdat zij vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief of andere activiteiten uitvoeren die zijn gericht op het opsporen, identificeren en verwijderen van, of het uitschakelen van de toegang tot, illegale inhoud, of omdat zij de nodige maatregelen nemen om de vereisten van het EU-recht na te leven, waaronder de in deze verordening vastgestelde vereisten.
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten worden niet geacht te zijn uitgesloten van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde vrijstellingen van aansprakelijkheid louter omdat zij vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief uitvoeren of andere maatregelen nemen die zijn gericht op het opsporen, identificeren en verwijderen van, of het uitschakelen van de toegang tot, illegale inhoud, of omdat zij de nodige maatregelen nemen om de vereisten van het nationale en het EU-recht na te leven, waaronder het Handvest en de in deze verordening vastgestelde vereisten.
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Aanbieders van tussenhandelsdiensten zorgen ervoor dat vrijwillige onderzoeken die op eigen initiatief worden uitgevoerd en de uit hoofde van lid 1 genomen maatregelen doeltreffend en specifiek zijn. Die onderzoeken op eigen initiatief en maatregelen moeten gepaard gaan met passende waarborgen, zoals menselijk toezicht, documentatie, of aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen en aan te tonen dat die onderzoeken en maatregelen accuraat, niet-discriminerend, evenredig en transparant zijn, en niet leiden tot bovenmatige verwijdering van inhoud. Aanbieders van tussenhandelsdiensten moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat wanneer geautomatiseerde middelen worden gebruikt, de technologie voldoende betrouwbaar is om het foutenpercentage waarbij informatie ten onrechte als illegale inhoud wordt aangemerkt, zo laag mogelijk te houden.
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1
Aan aanbieders van tussenhandelsdiensten wordt geen algemene verplichting opgelegd om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief op zoek te gaan naar feiten of omstandigheden die op illegale activiteiten duiden.
1. Aan aanbieders van tussenhandelsdiensten wordt geen algemene verplichting opgelegd, feitelijk noch rechtens,hetzij geautomatiseerd hetzij handmatig, om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief op zoek te gaan naar feiten of omstandigheden die op illegale activiteiten duiden, noch om het gedrag van natuurlijke personen te monitoren.
Amendement 140 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Aanbieders van tussenhandelsdiensten worden niet verplicht tot het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen voor inhoudsmoderatie of voor de gedragsmonitoring van natuurlijke personen.
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. De lidstaten beletten aanbieders van tussenhandelsdiensten evenmin diensten met eind-tot-eindversleuteling aan te bieden.
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater. De lidstaten leggen geen algemene verplichting aan aanbieders van tussenhandelsdiensten op om het anonieme gebruik van hun diensten te beperken. De lidstaten verplichten aanbieders van tussenhandelsdiensten niet om in het algemeen en zonder onderscheid persoonsgegevens van de afnemers van hun diensten te bewaren. Gerichte bewaring van de gegevens van een specifieke afnemer wordt door een gerechtelijke instantie overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht bevolen.
Amendement 520/rev Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 quinquies (nieuw)
1 quinquies. Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG leveren aanbieders redelijke inspanningen om het gebruik van en de betaling voor die dienst mogelijk maken zonder persoonsgegevens van de afnemer te verzamelen.
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 1
1. Bij ontvangst van een door de relevante nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten op basis van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht uitgegeven bevel om tegen specifieke illegale inhoud op te treden, brengen aanbieders van tussenhandelsdiensten de uitgevende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolgdat aan de bevelen is gegeven, met vermelding van de ondernomen actie en het ogenblik waarop de actie is ondernomen.
1. Bij ontvangst via een beveiligd communicatiekanaal van een door een nationale gerechtelijke autoriteit op basis van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht uitgegeven bevel om tegen een of meerdere specifieke gevallen van illegale inhoud op te treden, brengen aanbieders van tussenhandelsdiensten de uitgevende autoriteit onverwijld op de hoogte van de gevolgendie aan het bevel zijn gegeven, met vermelding van de ondernomen actie en het ogenblik waarop dit is gebeurd.
Amendement 144 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt a – streepje -1 (nieuw)
— een verwijzing naar de rechtsgrondslag voor het bevel;
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt a – streepje 1
— een motivering waarin wordt uitgelegd waarom de informatie illegale inhoud is, verwijzend naar de specifieke bepaling van het EU-recht of het intern recht die is overtreden;
— een voldoende gedetailleerde motivering waarin wordt uitgelegd waarom de informatie illegale inhoud is, verwijzend naar de specifieke bepaling van het EU-recht of het intern recht, in overeenstemming met het EU-recht;
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt a – streepje 1 bis (nieuw)
— de identificatiegegevens van de autoriteit in kwestie, met inbegrip van de datum, het tijdstempel en de elektronische handtekening van de autoriteit, aan de hand waarvan de ontvanger kan vaststellen dat het een authentiek bevel betreft, respectievelijk die het hem mogelijk maken zich in verbinding te stellen met een contactpersoon binnen de desbetreffende autoriteit;
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt a – streepje 2
— een of meerdere exacte uniforme internetadres(sen) en indien nodig bijkomende informatie die identificatie van de betrokken illegale inhoud mogelijk maakt;
— een duidelijke vermelding van de exacte elektronische locatie van die informatie, zoals de exacte URL of URL’s, in voorkomend geval, of wanneer de exacte elektronische locatie niet precies kan worden geïdentificeerd; een of meerdere exacte uniforme internetadres(sen) en indien nodig bijkomende informatie die identificatie van de betrokken illegale inhoud mogelijk maakt;
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt a – streepje 3
— informatie over beroepsmogelijkheden waarover de aanbieder en de afnemer van de dienst die de inhoud bevatte, beschikken;
— eenvoudig te begrijpen informatie over beroepsmechanismen waarover de aanbieder en de afnemer van de dienst die de inhoud bevatte, beschikken, met inbegrip van de termijnen voor het aantekenen van beroep;
Amendement 149 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt a – streepje 3 bis (nieuw)
— waar nodig en evenredig, de beslissing om geen informatie vrij te geven over de verwijdering of het ontoegankelijk maken van de inhoud om redenen van openbare veiligheid, zoals de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van ernstige misdrijven, niet langer dan zes weken vanaf die beslissing;
Amendement 150 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt b
b) het territoriale toepassingsgebied van het bevel, op basis van de van toepassing zijnde regels van EU-recht en intern recht, met inbegrip van het Handvest, en, waar relevant, algemene beginselen van internationaal recht, is niet groter dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstelling te halen;
b) het territoriale toepassingsgebied van het bevel, op basis van de van toepassing zijnde regels van EU-recht en intern recht, in overeenstemming met het EU-recht, met inbegrip van het Handvest, en, waar relevant, algemene beginselen van internationaal recht, is niet groter dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstelling te halen; het territoriale toepassingsgebied van het bevel is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat die het bevel uitgeeft, tenzij het illegale karakter van de inhoud rechtstreeks voortvloeit uit het recht van de Unie of de betroffen rechten een breder territoriaal toepassingsgebied vereisen, in overeenstemming met het Uniaal en internationaal recht;
Amendement 151 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt c
c) het bevel is opgesteld in de door de dienstverlener aangegeven taal en wordt verstuurd naar het door de dienstverlener vermelde contactpunt, overeenkomstig artikel 10.
c) het bevel is opgesteld in de door de dienstverlener aangegeven taal en wordt verstuurd naar het door de dienstverlener vermelde contactpunt, overeenkomstig artikel 10, of in een van de officiële talen van de lidstaat die het bevel uitgeeft tegen de specifieke illegale inhoud; in dat geval kan het contactpunt de aanbieder van de dienst de bevoegde autoriteit verzoeken een vertaling ter beschikking te stellen in de door de dienstverlener aangegeven taal;
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt c bis (nieuw)
c bis) het bevel is in overeenkomst met artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG;
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – punt c ter (nieuw)
c ter) wanneer meer dan één aanbieder van tussenhandelsdiensten verantwoordelijk is voor het hosten van de specifieke gevallen van illegale inhoud wordt het bevel uitgevaardigd aan de aanbieder die technisch en operationeel gezien het best in staat is om tegen die specifieke gevallen op te treden.
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 70 en na raadpleging van de raad uitvoeringshandelingen vast, met een specifiek model en een specifieke vorm voor deze in lid 1 bedoelde bevelen.
Amendement 155 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter. Aanbieders van tussenhandelsdiensten die een bevel hebben ontvangen, moeten over effectieve verhaalmogelijkheden beschikken. De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging kan ervoor kiezen om namens de aanbieder op te treden in verhaal-, beroeps- of andere juridische procedures in verband met het bevel.
De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging kan de autoriteit die het bevel heeft uitgegeven verzoeken het bevel in te trekken of het territoriale toepassingsgebied van het bevel aan te passen aan hetgeen strikt noodzakelijk is. Indien dit verzoek wordt afgewezen, heeft de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging het recht bij de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaat die het bevel heeft uitgegeven een verzoek in te dienen voor nietigverklaring, stopzetting of aanpassing van de werking van het bevel. Deze procedure moet zonder onnodige vertraging worden afgerond.
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 quater (nieuw)
2 quater. Indien de aanbieder het verwijderingsbevel niet kan opvolgen omdat het manifeste fouten of onvoldoende informatie voor de uitvoering ervan bevat, stelt hij de gerechtelijke of administratieve autoriteit die het bevel heeft uitgegeven daarvan onverwijld in kennis en vraagt hij de noodzakelijke verduidelijking.
Amendement 157 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 quinquies (nieuw)
2 quinquies. De uitvaardigende autoriteit doet het bevel in kwestie en de van de aanbieder van tussenhandelsdiensten ontvangen informatie over het aan het bevel gegeven gevolg toekomen aan de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van de uitvaardigende autoriteit.
Amendement 158 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4
4. De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan de vereisten krachtens intern strafprocesrecht overeenkomstig het EU-recht.
4. De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan de vereisten krachtens intern strafprocesrecht en administratief recht overeenkomstig het EU-recht, met inbegrip van het Handvest. Wanneer de autoriteiten overeenkomstig deze wetten handelen, gaan zij niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te bereiken.
Amendement 159 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten, op verzoek van een aanvrager wiens rechten door illegale inhoud worden geschonden, overeenkomstig dit artikel een bevel tegen de relevante aanbieder van tussenhandelsdiensten kunnen uitvaardigen om die inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken.
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1
1. Wanneer aanbieders van tussenhandelsdiensten een door de relevante nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten op basis van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht overeenkomstig het EU-recht uitgegeven bevel ontvangen om specifieke informatie te verstrekken over een of meerdere specifieke afnemers van de dienst, brengen zij de uitgevende autoriteit onmiddellijk op de hoogte van de ontvangst van het bevel en van het gevolg dat zij hieraan hebben gegeven.
1. Wanneer aanbieders van tussenhandelsdiensten via een beveiligd communicatiekanaal een door de relevante nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten op basis van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht overeenkomstig het EU-recht uitgegeven bevel ontvangen om specifieke informatie te verstrekken over een of meerdere specifieke afnemers van de dienst, brengen zij de uitgevende autoriteit onmiddellijk op de hoogte van de ontvangst van het bevel en van het gevolg dat zij hieraan hebben gegeven.
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje -1 (nieuw)
— de identificatiegegevens van de gerechtelijke of administratieve autoriteit die het bevel uitgeeft en een kenmerk waaruit blijkt dat het een authentiek bevel afkomstig van die autoriteit betreft, met inbegrip van de datum, het tijdstempel en de elektronische handtekening van de autoriteit die het bevel om informatie te verstrekken uitgeeft;
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje -1 bis (nieuw)
— een verwijzing naar de rechtsgrondslag voor het bevel;
Amendement 163 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje -1 ter (nieuw)
— een duidelijke vermelding van de exacte elektronische locatie, een rekeningnaam of een unieke identificatiecode van de ontvanger over wie informatie wordt gevraagd;
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje 1
— een motivering waarin de doelstelling wordt uitgelegd waarvoor de informatie is vereist en waarom het vereiste om de informatie te verstrekken nodig en evenredig is om naleving door de afnemers van de tussenhandelsdiensten van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht te bepalen, tenzij een dergelijke verklaring niet kan worden verstrekt om redenen met betrekking tot de preventie, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten;
— een voldoende gedetailleerde motivering waarin de doelstelling wordt uitgelegd waarvoor de informatie is vereist en waarom het vereiste om de informatie te verstrekken nodig en evenredig is om naleving door de afnemers van de tussenhandelsdiensten van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht te bepalen, tenzij een dergelijke verklaring niet kan worden verstrekt om redenen met betrekking tot de preventie, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten;
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje 1 bis (nieuw)
— indien de opgevraagde informatie persoonsgegevens zijn in de zin van artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2016/679 of artikel 3, punt 1),van Richtlijn (EU) 2016/680, een motivering dat het bevel in overeenstemming is met toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming;
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje 2
— informatie over beroepsmogelijkheden waarover de aanbieder en de afnemer van de betrokken dienst beschikken;
— informatie over beroepsmogelijkheden waarover de aanbieder en de afnemer van de betrokken dienst beschikken, inclusief over de termijnen voor het aantekenen van beroep;
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – punt a – streepje 2 bis (nieuw)
— een indicatie betreffende de vraag of de aanbieder de afnemer van de dienst in kwestie zonder onnodige vertraging in kennis moet stellen, inclusief informatie over de opgevraagde gegevens; indien om informatie wordt gevraagd in het kader van een strafrechtelijke procedure moet het verzoek om die informatie voldoen aan het bepaalde in Richtlijn (EU) 2016/680 en mag de informatieverstrekking aan de afnemer van de dienst in kwestie over dat verzoek zo lang worden vertraagd als noodzakelijk en evenredig is om belemmering van de bedoelde strafrechtelijke procedure te voorkomen, rekening houdende me de rechten van de verdachte en in beschuldiging gestelde personen, en onverminderd de rechten van de verdediging en effectieve verhaalmogelijkheden. Een dergelijk verzoek wordt naar behoren gemotiveerd, bevat een specificatie van de duur van de geheimhoudingsplicht en wordt periodiek getoetst.
Amendement 168 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 9 – punt c
c) het bevel is opgesteld in de door de dienstverlener aangegeven taal en wordt verstuurd naar het door die dienstverlener vermelde contactpunt, overeenkomstig artikel 10.
c) het bevel is opgesteld in de door de dienstverlener aangegeven taal en wordt verstuurd naar het door de dienstverlener vermelde contactpunt, overeenkomstig artikel 10, of in een van de officiële talen van de lidstaat die het bevel uitgeeft tegen de specifieke illegale inhoud;in dat geval kan het contactpunt de bevoegde autoriteit verzoeken een vertaling ter beschikking te stellen in de door de dienstverlener aangegeven taal;
Amendement 169 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 70 en na raadpleging van de raad uitvoeringshandelingen vast, met een specifiek model en een specifieke vorm voor deze in lid 1 bedoelde bevelen.
Amendement 170 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter. Aanbieders van tussenhandelsdiensten die een bevel hebben ontvangen, moeten over effectieve rechtsmiddelen beschikken. Dit recht omvat het recht om het bevel voor de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaat van de uitgevende bevoegde autoriteit aan te vechten, met name indien een dergelijk bevel niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG. De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging kan ervoor kiezen om namens de aanbieder op te treden in verhaal-, beroeps- of andere juridische procedures in verband met het bevel.
De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging kan de autoriteit die het bevel heeft uitgegeven verzoeken het bevel in te trekken. Indien dit verzoek wordt afgewezen, heeft de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging het recht bij de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaat die het bevel heeft uitgegeven een verzoek in te dienen voor nietigverklaring, stopzetting of aanpassing van het gevolg van het bevel. Deze procedures moeten zonder onnodige vertraging worden afgerond.
Amendement 171 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 quater (nieuw)
2 quater. Indien de aanbieder het bevel niet kan opvolgen omdat het manifeste fouten of onvoldoende informatie voor de uitvoering ervan bevat, stelt hij de gerechtelijke of administratieve autoriteit die het bevel tot informatieverstrekking heeft uitgegeven daarvan onverwijld in kennis en vraagt hij de noodzakelijke verduidelijking.
Amendement 172 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 quinquies (nieuw)
2 quinquies. De autoriteit die bevel tot verstrekking van specifieke informatie heeft uitgegeven, doet het bevel in kwestie en de van de aanbieder van tussenhandelsdiensten ontvangen informatie over het aan het bevel gegeven gevolg toekomen aan de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van de uitvaardigende autoriteit.
Amendement 173 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 4
4. De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan de vereisten krachtens intern strafprocesrecht overeenkomstig het EU-recht.
4. De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan de vereisten krachtens intern strafprocesrecht en administratief recht overeenkomstig het EU-recht.
Amendement 174 Voorstel voor een verordening Artikel 9 bis (nieuw)
Artikel 9 bis
Doeltreffende rechtsmiddelen voor afnemers van de dienst
1. Afnemers van de dienst van wie de inhoud overeenkomstig artikel 8 is verwijderd of van wie de gegevens overeenkomstig artikel 9 zijn verzocht, hebben recht op doeltreffende rechtsmiddelen tegen dergelijke bevelen, inclusief, waar toepasselijk, op herstel van de inhoud indien die inhoud voldeed aan de algemene voorwaarden maar door de dienstverlener onterecht als illegaal werd beschouwd, onverminderd de rechtsmiddelen die beschikbaar zijn uit hoofde van Richtlijn (EU) 2016/680 en Verordening (EU) 2016/679.
2. Dit recht op een doeltreffende voorziening in rechte wordt uitgeoefend voor een gerechtelijke instantie in de uitvaardigende lidstaat overeenkomstig het nationale recht van die staat en omvat de mogelijkheid om de rechtmatigheid van de maatregel aan te vechten, met inbegrip van de noodzaak en de evenredigheid daarvan.
3. Coördinatoren voor digitale diensten moeten nationale instrumenten en richtsnoeren uitwerken voor afnemers van de dienst met betrekking tot de klachten- en beroepsmechanismen die op hun respectieve grondgebied van toepassing zijn.
Amendement 175 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk III – titel
Verplichtingen inzake gepaste zorgvuldigheid voor een transparante en veilige onlineomgeving
Verplichtingen inzake gepaste zorgvuldigheid voor een transparante, toegankelijke en veilige onlineomgeving
Amendement 176 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – titel
Contactpunten
Contactpunten voor de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de raad
Amendement 177 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten voorzien in een centraal contactpunt dat rechtstreekse communicatie via elektronische weg met de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de in artikel 47 vermelde raad mogelijk maakt voor de toepassing van deze verordening.
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten benoemen in een centraal contactpunt dat hen in staat stelt om via elektronische weg rechtstreeks te communiceren met de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de in artikel 47 vermelde raad voor de toepassing van deze verordening.
Amendement 178 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 2
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten stellen de informatie ter beschikking die nodig is om hun centrale contactpunt gemakkelijk te identificeren en ermee te communiceren.
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten stellen de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de raad de informatie ter beschikking die nodig is om hun centrale contactpunten gemakkelijk te identificeren en ermee te communiceren, waaronder naam, e-mailadres, fysiek adres en telefoonnummer, en zorgen ervoor dat deze informatie actueel blijft.
Amendement 179 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Aanbieders van tussenhandelsdiensten kunnen voor deze verordening hetzelfde centrale contactpunt instellen en een ander centraal contactpunt wanneer dit vereist is uit hoofde van andere wetgeving van de Unie. Daarbij stelt de aanbieder de Commissie van dit besluit in kennis.
Amendement 180 Voorstel voor een verordening Artikel 10 bis (nieuw)
Artikel 10 bis
Contactpunten voor afnemers van diensten
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten wijzen één enkel contactpunt aan dat afnemers van diensten in staat stelt rechtstreeks met hen te communiceren.
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten stellen afnemers van diensten met name in staat met hen te communiceren door op gebruiksvriendelijke en eenvoudig toegankelijke wijze snelle, directe en efficiënte communicatiemiddelen ter beschikking te stellen, zoals telefoonnummers, e-mailadressen, elektronische contactformulieren, chatbots en instantberichtendiensten, en door het fysieke adres van hun vestiging bekend te maken. Aanbieders van tussenhandelsdiensten stellen ontvangers van diensten eveneens in staat het gewenste middel voor rechtstreekse communicatie te kiezen en mogen hierbij niet uitsluitend geautomatiseerde instrumenten aanbieden.
3. Aanbieders van tussenhandelsdiensten garanderen middels de nodige redelijke inspanningen dat er voldoende personele en financiële middelen beschikbaar zijn om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde communicatie snel en efficiënt verloopt.
Amendement 181 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten die geen vestiging in de EU hebben maar die diensten in de EU aanbieden, stellen schriftelijk een rechtspersoon of natuurlijke persoon aan als hun wettelijke vertegenwoordiger in een van de lidstaten waar de verlener zijn diensten aanbiedt.
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten die geen vestiging in de EU hebben maar die diensten in de EU aanbieden, stellen schriftelijk een rechtspersoon of natuurlijke persoon aan die als hun wettelijke vertegenwoordiger optreedt in een van de lidstaten waar de verlener zijn diensten aanbiedt.
Amendement 182 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 2
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten geven hun wettelijke vertegenwoordiger de bevoegdheid om naast of in plaats van de aanbieder te worden geraadpleegd door de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de raad over alle kwesties die nodig zijn voor de ontvangst, naleving en handhaving van besluiten die krachtens deze verordening zijn uitgegeven. Aanbieders van tussenhandelsdiensten verlenen hun wettelijke vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en middelen om samen te werken met de autoriteiten van lidstaten, de Commissie en de raad en om deze besluiten na te leven.
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten geven hun wettelijke vertegenwoordiger de bevoegdheid om naast of in plaats van de aanbieder te worden geraadpleegd door de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de raad over alle kwesties die nodig zijn voor de ontvangst, naleving en handhaving van besluiten die krachtens deze verordening zijn uitgegeven. Aanbieders van tussenhandelsdiensten verlenen hun wettelijke vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en afdoende middelen voor het garanderen van hun efficiënte en snelle medewerking met de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de raad en voor het naleven van al deze besluiten.
Amendement 183 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 4
4. Aanbieders van tussenhandelsdiensten delen de naam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van hun wettelijke vertegenwoordiger mee aan de coördinator voor digitale diensten in de lidstaat waar die wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.Zij zorgen ervoor dat die informatie actueel is.
4. Aanbieders van tussenhandelsdiensten delen de naam, het postadres, het e-mailadres en het telefoonnummer van hun wettelijke vertegenwoordiger mee aan de coördinator voor digitale diensten in de lidstaat waar die wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd. Zij zorgen ervoor dat die informatie actueel blijft. De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd, levert bij ontvangst van die informatie alle redelijke inspanningen om de geldigheid ervan te beoordelen.
Amendement 477 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis. Aanbieders van tussenhandelsdiensten die een micro-, kleine of middelgrote onderneming (kmo) zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG en die er na redelijke inspanningen niet in zijn geslaagd een wettelijke vertegenwoordiger in de arm te nemen, kunnen de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de onderneming voornemens is een wettelijke vertegenwoordiger te vestigen, verzoeken verdere samenwerking te bevorderen en mogelijke oplossingen aan te bevelen, met inbegrip van mogelijkheden voor collectieve vertegenwoordiging.
Amendement 513 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten nemen informatie over eventuele beperkingen die zij aan het gebruik van hun dienst opleggen met betrekking tot door de afnemers van de dienst verstrekte informatie, op in hun algemene voorwaarden.Die informatie omvat gegevens over eventuele beleidsmaatregelen, procedures, maatregelen en instrumenten die worden ingezet voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van algoritmische besluitvorming en menselijke controle. De informatie wordt in duidelijke en ondubbelzinnige taal beschreven en is openbaar beschikbaar in een gemakkelijk toegankelijk formaat.
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten maken gebruik van eerlijke, niet-discriminerende en transparante algemene voorwaarden. Zij stellen deze algemene voorwaarden op in duidelijke, eenvoudige, gebruikersvriendelijke en ondubbelzinnige taal beschreven en maken ze openbaar beschikbaar in een gemakkelijk toegankelijk en machineleesbaar formaat in de officiële talen van de lidstaat waar de dienst wordt aangeboden.In hun algemene voorwaarden eerbiedigen aanbieders van tussenhandelsdiensten de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid en pluriformiteit van de media, en de andere grondrechten en fundamentele vrijheden, zoals verankerd in het Handvest, alsook de regels die van toepassing zijn op de media in de Unie.
Amendement 186 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Aanbieders van tussenhandelsdiensten nemen in hun algemene voorwaarden informatie op over eventuele beperkingen of wijzigingen die zij aan het gebruik van hun dienst opleggen met betrekking tot door de afnemers van de dienst verstrekte inhoud. Aanbieders van tussenhandelsdiensten nemen ook eenvoudig toegankelijke informatie op over het recht van de afnemers om niet langer gebruik te maken van hun dienst. Aanbieders van tussenhandelsdiensten zorgen eveneens voor informatie over eventuele beleidsmaatregelen, procedures, maatregelen en instrumenten die door de aanbieder van de tussenhandelsdienst worden ingezet voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van algoritmische besluitvorming en menselijke controle.
Amendement 187 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Aanbieders van tussenhandelsdiensten stellen afnemers van de dienst snel in kennis van belangrijke wijzigingen in de algemene voorwaarden en verstrekken hierover uitleg.
Amendement 188 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater. Wanneer een tussenhandelsdienst in de eerste plaats op minderjarigen is gericht of overwegend door minderjarigen wordt gebruikt, legt de aanbieder de voorwaarden voor en beperkingen op het gebruik van de dienst uit op een manier die minderjarigen kunnen begrijpen.
Amendement 189 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten handelen op een voorzichtige, objectieve en evenredige wijze bij de toepassing en handhaving van de in lid 1 vermelde beperkingen, met gepaste aandacht voor de rechten en gewettigde belangen van alle betrokken partijen, waaronder de van toepassing zijnde, in het Handvest verankerde grondrechten van de afnemers van de dienst.
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten handelen op een eerlijke, transparante, samenhangende, voorzichtige, snelle, niet-willekeurige, niet-discriminerende en evenredige wijze bij de toepassing en handhaving van de in lid 1 vermelde beperkingen, met gepaste aandacht voor de rechten en gewettigde belangen van alle betrokken partijen, waaronder de van toepassing zijnde, in het Handvest verankerde grondrechten van de afnemers van de dienst.
Amendement 190 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Aanbieders van tussenhandelsdiensten verstrekken afnemers van hun diensten een beknopte en gemakkelijk toegankelijke samenvatting van de algemene voorwaarden in een machineleesbaar formaat en in duidelijke, gebruikersvriendelijke en ondubbelzinnige taal. In de samenvatting worden de belangrijkste elementen van de informatievereisten beschreven, inclusief de mogelijkheid om gemakkelijk van optionele clausules af te zien en de beschikbare rechtsmiddelen en beroepsmechanismen.
Amendement 191 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter. Aanbieders van tussenhandelsdiensten mogen grafische elementen gebruiken zoals pictogrammen of afbeeldingen om de belangrijkste elementen van de informatievereisten weer te geven.
Amendement 192 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 quater (nieuw)
2 quater. Zoals bepaald in artikel 25, stellen zeer grote onlineplatforms hun algemene voorwaarden beschikbaar in alle officiële talen van de lidstaten waar zij hun diensten aanbieden.
Amendement 193 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 quinquies (nieuw)
2 quinquies. Aanbieders van tussenhandelsdiensten mogen afnemers van de dienst, met uitzondering van handelaren, niet verplichten hun wettelijke identiteit openbaar te maken om van de dienst gebruik te kunnen maken.
Amendement 538 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 sexies (nieuw)
2 sexies. De algemene voorwaarden van aanbieders van tussenhandelsdiensten zijn in overeenstemming met de essentiële beginselen van de grondrechten, zoals verankerd in het Handvest.
Amendement 539 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 septies (nieuw)
2 septies. Voorwaarden die niet aan het bepaalde in dit artikel voldoen, zijn niet bindend voor de afnemers.
Amendement 194 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – inleidende formule
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten publiceren, ten minste een keer per jaar, duidelijke, gemakkelijk te begrijpen en gedetailleerde rapporten over eventuele inhoudsmoderatie die zij tijdens de betrokken periode hebben uitgevoerd. Deze rapporten bevatten met name informatie over het volgende, waar van toepassing:
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten publiceren in een gestandaardiseerd en machineleesbaar formaat en op eenvoudig toegankelijke wijze ten minste een keer per jaar duidelijke, gemakkelijk te begrijpen en gedetailleerde rapporten over eventuele inhoudsmoderatie die zij tijdens de betrokken periode hebben uitgevoerd. Deze rapporten bevatten met name informatie over het volgende, waar van toepassing:
Amendement 195 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – punt a
a) het aantal bevelen dat zij van autoriteiten van lidstaten hebben gekregen, ingedeeld volgens de soort betrokken illegale inhoud, met inbegrip van overeenkomstig de artikelen 8 en 9 uitgegeven bevelen, en de gemiddelde tijd die nodig is om de in die bevelen vermelde actie te ondernemen;
a) het aantal bevelen dat zij van autoriteiten van lidstaten hebben gekregen, ingedeeld volgens de soort betrokken illegale inhoud, met inbegrip van overeenkomstig de artikelen8 en 9 uitgegeven bevelen, en de gemiddelde tijd die nodig is om de uitgevende autoriteit op de hoogte te stellen van de ontvangst van het bevel en het gevolg dat aan het bevel is gegeven;
Amendement 196 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – punt a bis (nieuw)
a bis) waar toepasselijk, het volledige aantal inhoudsmoderatoren die voor elke officiële taal per lidstaat zijn aangewezen en een kwalitatieve beschrijving van de vraag of en hoe geautomatiseerde hulpmiddelen voor inhoudsmoderatie worden gebruikt voor inhoudsmoderatie in elke officiële taal;
Amendement 197 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – punt b
b) het aantal overeenkomstig artikel 14 ingediende berichten, ingedeeld volgens de soort vermeende illegale inhoud, de actie die is ondernomen als gevolg van de berichten waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen actie die is ondernomen op basis van de wet dan wel de algemene voorwaarden van de aanbieder, en de gemiddelde tijd die nodig is om de actie te ondernemen;
b) het aantal overeenkomstig artikel14 ingediende berichten, ingedeeld volgens de soort vermeende illegale inhoud, het aantal door betrouwbare flaggers ingediende berichten, de actie die is ondernomen als gevolg van de berichten waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen actie die is ondernomen op basis van de wet dan wel de algemene voorwaarden van de aanbieder, en de gemiddelde en mediane tijd die nodig is om de actie te ondernemen; aanbieders van tussenhandelsdiensten kunnen aanvullende informatie toevoegen als redenen voor de gemiddelde termijn voor het nemen van maatregelen;
Amendement 198 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – punt c
c) de inhoudsmoderatie die is uitgevoerd op eigen initiatief van de dienstverleners, met inbegrip van het aantal en de soort genomen maatregelen die een invloed hebben op de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van door de afnemers van de dienst verstrekte informatie en de mogelijkheid van de afnemers om informatie te verstrekken, ingedeeld per soort reden en grondslag om deze maatregelen te nemen;
c) zinvolle en begrijpelijke informatie over de inhoudsmoderatie die wordt uitgevoerd op eigen initiatief van de dienstverleners, met inbegrip van het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen, het aantal en de soort genomen maatregelen die een invloed hebben op de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van door de afnemers van de dienst verstrekte informatie en de mogelijkheid van de afnemers om informatie te verstrekken, ingedeeld per soort reden en grondslag om deze maatregelen te nemen, alsook, waar toepasselijk, de maatregelen die worden getroffen om personeelsleden die inhoudsmoderatie uitvoeren, opleiding en ondersteuning te bieden, en om te waarborgen dat de moderatie geen impact heeft op niet-inbreukmakende inhoud;
Amendement 199 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – punt d
d) het aantal ontvangen klachten via het in artikel 17 genoemde interne klachtenafhandelingssysteem, de basis voor deze klachten, de met betrekking tot deze klachten genomen besluiten, de gemiddelde tijd die nodig is om deze besluiten te nemen en het aantal gevallen waarin deze besluiten werden teruggedraaid.
d) het aantal ontvangen klachten via het in artikel 17 genoemde interne klachtenafhandelingssysteem, de basis voor deze klachten, met betrekking tot deze klachten genomen besluiten, de gemiddelde en mediane tijd die nodig is om deze besluiten te nemen en het aantal gevallen waarin deze besluiten werden teruggedraaid.
Amendement 200 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De verstrekte informatie wordt uitgesplitst per lidstaat waar diensten worden aangeboden en wordt ook voor de Unie als geheel verstrekt.
Amendement 201 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 2
2. Lid 1 is niet van toepassing op aanbieders van tussenhandelsdiensten die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.
2. Lid1 is niet van toepassing op aanbieders van tussenhandelsdiensten die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling2003/361/EG en die niet als zeer grote onlineplatforms kunnen worden aangemerkt.
Amendement 202 Voorstel voor een verordening Artikel 13 bis (nieuw)
Artikel 13 bis
Vormgeving en organisatie van online-interfaces
1. Aanbieders van tussenhandelsdiensten gebruiken de structuur, functie of werking van hun online-interface of een deel daarvan niet om het vermogen van afnemers van diensten om een vrije, zelfstandige en weloverwogen beslissing of keuze te nemen of te maken, te ondermijnen of te verhinderen. Aanbieders van tussenhandelsdiensten zien in het bijzonder af van de volgende praktijken:
a) visueel meer nadruk leggen op een van de toestemmingsopties wanneer zij de afnemers van de dienst vragen een beslissing te nemen;
b) een afnemer van de dienst herhaaldelijk vragen om toestemming voor gegevensverwerking indien de afnemer deze toestemming conform artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) 2016/679 heeft geweigerd, ongeacht de reikwijdte of het doeleinde van dergelijke verwerking, in het bijzonder door een pop-upvenster weer te geven dat afbreuk doet aan de gebruikerservaring;
c) bij een afnemer van de dienst aandringen op een wijziging van de instellingen of configuratie van de dienst nadat de afnemer van de dienst reeds een keuze heeft gemaakt;
d) de procedure voor het stopzetten van een dienst aanzienlijk omslachtiger maken dan de aanmeldingsprocedure; of
e) toestemming eisen wanneer de afnemer van de dienst zijn of haar recht van bezwaar uitoefent op geautomatiseerde wijze aan de hand van technische specificaties, in overeenstemming met artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) 2016/679.
Dit lid doet geen afbreuk aan Verordening (EU) 2016/679.
2. De Commissie is bevoegd een gedelegeerde handeling vast te stellen tot actualisering van de in lid 1 bedoelde lijst met praktijken.
3. Indien toepasselijk passen aanbieders van tussenhandelsdiensten de ontwerpkenmerken van deze diensten aan om een hoog niveau van privacy, veiligheid en ingebouwde beveiliging voor minderjarigen te waarborgen.
Amendement 203 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – inleidende formule
2. De in lid 1 bedoelde mechanismen vergemakkelijken de indiening van voldoende nauwkeurige en gepast omschreven berichten, op basis waarvan een zorgvuldige marktdeelnemer de onwettigheid van de betrokken inhoud kan identificeren. Hiertoe nemen de dienstverleners de nodige maatregelen om de indiening mogelijk te maken en te vergemakkelijken van berichten die elk van de volgende elementen bevatten:
2. De in lid 1 bedoelde mechanismen vergemakkelijken de indiening van voldoende nauwkeurige en gepast omschreven berichten. Hiertoe nemen de dienstverleners de nodige maatregelen om de indiening mogelijk te maken en te vergemakkelijken van valide berichten die elk van de volgende elementen bevatten:
Amendement 204 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – punt a bis (nieuw)
a bis) indien mogelijk, bewijsmateriaal dat de bewering staaft;
Amendement 205 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 – punt b
b) een duidelijke vermelding van de elektronische locatie van die informatie, met name de exacte URL of URL’s, en, waar nodig, bijkomende informatie die de identificatie van de illegale inhoud mogelijk maakt;
b) waar relevant, een duidelijke vermelding van de elektronische locatie van die informatie, bijvoorbeeld de exacte URL of URL’s, of, waar nodig, bijkomende informatie waarmee de illegale inhoud kan worden geïdentificeerd als van toepassing op het type inhoud en de specifieke soort hostingdienst;
Amendement 206 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3
3. Berichten die de in lid 2 genoemde elementen bevatten, worden verondersteld aanleiding te geven tot werkelijke kennis of bekendheid van die specifieke informatie voor de toepassing van artikel 5.
3. Berichten die de in lid 2 genoemde elementen bevatten en op basis waarvan een zorgvuldige aanbieder van hostingdiensten de onwettigheid van de inhoud in kwestie kan beoordelen zonder de uitvoering van een gerechtelijk of feitelijk onderzoek, worden verondersteld aanleiding te geven tot werkelijke kennis of bekendheid van die specifieke informatie voor de toepassing van artikel 5.
Amendement 207 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Informatie die het voorwerp is geweest van een kennisgeving, blijft toegankelijk zolang de beoordeling van de wettigheid ervan hangende is, onverminderd het recht van aanbieders van hostingdiensten om hun algemene voorwaarden toe te passen. Aanbieders van hostingdiensten worden niet aansprakelijk gesteld voor het niet verwijderen van gemelde informatie wanneer de beoordeling van de wettigheid nog hangende is.
Amendement 208 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 4
4. Wanneer het bericht de naam en een e-mailadres bevat van de persoon of entiteit die het heeft ingediend, stuurt de aanbieder van hostingdiensten die persoon of entiteit onmiddellijk een ontvangstbevestiging van het bericht.
4. Wanneer het bericht de naam en een e-mailadres bevat van de persoon of entiteit die het heeft ingediend, stuurt de aanbieder van hostingdiensten die persoon of entiteit onverwijld een ontvangstbevestiging van het bericht.
Amendement 209 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 5
5. De dienstverlener brengt die persoon of entiteit ook onverwijld op de hoogte van zijn besluit met betrekking tot de informatie waarop het bericht betrekking heeft, met informatie over de beroepsmogelijkheden in verband met dat besluit.
5. De dienstverlener brengt die persoon of entiteit ook onverwijld op de hoogte van zijn optreden met betrekking tot de informatie waarop het bericht betrekking heeft, met informatie over de beroepsmogelijkheden.
Amendement 210 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis. De anonimiteit van personen die een bericht hebben ingediend, wordt ten aanzien van de afnemer van de dienst die de inhoud heeft verstrekt, gewaarborgd, behalve in gevallen van vermeende schendingen van persoonlijkheidsrechten of intellectuele-eigendomsrechten.
Amendement 211 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 6
6. Aanbieders van hostingdiensten verwerken alle berichten die zij via de in lid 1 vermelde mechanismen ontvangen en nemen hun besluiten over de informatie waarop het bericht betrekking heeft op een tijdige, zorgvuldige en objectieve wijze. Wanneer zij voor die verwerking of besluitvorming gebruikmaken van geautomatiseerde wijzen, geven zij in de in lid 4 vermelde kennisgeving informatie over dit gebruik.
6. Aanbieders van hostingdiensten verwerken alle berichten die zij via de in lid 1 vermelde mechanismen ontvangen en nemen hun besluiten over de informatie waarop het bericht betrekking heeft op een tijdige, zorgvuldige, niet-discriminerende en niet-willekeurige wijze. Wanneer zij voor die verwerking of besluitvorming gebruikmaken van geautomatiseerde wijzen, geven zij in de in lid 4 vermelde kennisgeving informatie over dit gebruik. Indien de aanbieder niet over de technische, operationele of contractuele capaciteiten beschikt om op te treden tegen de specifieke illegale inhoud in kwestie, mag hij het bericht doorsturen naar de aanbieder die rechtstreekse controle heeft over deze inhoud. Hij brengt de persoon of entiteit die melding heeft gemaakt en de relevante coördinator voor digitale diensten hiervan op de hoogte.
Amendement 212 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1
1. Wanneer een aanbieder van hostingdiensten besluit toegang tot specifieke, door de afnemers van de dienst verstrekte informatie te verwijderen of uit te schakelen, ongeacht de middelen die worden gebruikt voor het opsporen, identificeren of verwijderen van of het uitschakelen van toegang tot die informatie en van de reden voor zijn besluit, brengt hij de afnemer, ten laatste op het ogenblik van de verwijdering of uitschakeling van toegang, op de hoogte van het besluit en geeft hij een duidelijke en specifieke motivering voor dat besluit.
1. Wanneer een aanbieder van hostingdiensten besluit specifieke, door de afnemers van de dienst verstrekte informatie te verwijderen, te degraderen, de toegang ertoe uit te schakelen of andere maatregelen betreffende de informatie te nemen, ongeacht de middelen die worden gebruikt voor het opsporen, identificeren of verwijderen van of het uitschakelen van toegang tot die informatie en van de reden voor zijn besluit, brengt hij de afnemer, ten laatste op het ogenblik van de verwijdering of uitschakeling van toegang, op de hoogte van het besluit en geeft hij een duidelijke en specifieke motivering voor dat besluit.
Deze verplichting geldt niet wanneer het gaat om grootschalige misleidende commerciële inhoud, of wanneer een justitiële of rechtshandhavingsautoriteit op grond van een lopend strafrechtelijk onderzoek heeft verzocht de ontvanger niet te informeren totdat het strafrechtelijk onderzoek is afgesloten.
Amendement 213 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – punt a
a) of het besluit de verwijdering van of de uitschakeling van toegang tot de informatie met zich meebrengt, en waar relevant, het territoriale toepassingsgebied van de uitschakeling van toegang;
a) of het optreden de verwijdering, degradatie of het ontoegankelijk maken van informatie met zich meebrengt of andere maatregelen oplegt betreffende de informatie, en, waar relevant, het territoriale toepassingsgebied van het optreden en de duur ervan, inclusief, indien er werd opgetreden uit hoofde van artikel 14, een motivering waarom dit optreden niet verder ging dan hetgeen strikt noodzakelijk was om het doel ervan te bereiken;
Amendement 214 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – punt b
b) de feiten en omstandigheden die in aanmerking zijn genomen bij het nemen van het besluit, onder meer — indien relevant — of het besluit is genomen krachtens een overeenkomstig artikel 14 ingediend bericht;
b) de feiten en omstandigheden die in aanmerking zijn genomen bij het optreden, onder meer – indien relevant – of dit optreden plaatsvond naar aanleiding van een overeenkomstig artikel 14 ingediend bericht, op basis van vrijwillig verricht eigen onderzoek of naar aanleiding van een overeenkomstig artikel 8 uitgegeven bevel, en – indien toepasselijk – de identiteit van de kennisgever;
Amendement 215 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – punt c
c) waar van toepassing, informatie over het gebruik van geautomatiseerde middelen bij het nemen van het besluit, onder meer wanneer het besluit is genomen met betrekking tot inhoud die op geautomatiseerde wijze is opgespoord of geïdentificeerd;
c) waar van toepassing, informatie over het gebruik van geautomatiseerde middelen bij het optreden, onder meer wanneer dit optreden plaatsvindt met betrekking tot inhoud die op geautomatiseerde wijze is opgespoord of geïdentificeerd;
Amendement 216 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – punt d
d) wanneer het besluit betrekking heeft op vermeend illegale inhoud, een verwijzing naar de rechtsgrond waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie op basis hiervan als illegale inhoud wordt beschouwd;
d) wanneer het optreden betrekking heeft op vermeend illegale inhoud, een verwijzing naar de rechtsgrond waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie op basis hiervan als illegale inhoud wordt beschouwd;
Amendement 217 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – punt e
e) wanneer het besluit is gebaseerd op de vermeende onverenigbaarheid van de informatie met de algemene voorwaarden van de dienstverlener, een verwijzing naar de overeenkomst waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie wordt beschouwd als onverenigbaar met die grondslag;
e) wanneer het optreden is gebaseerd op de vermeende onverenigbaarheid van de informatie met de algemene voorwaarden van de dienstverlener, een verwijzing naar de overeenkomst waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie wordt beschouwd als onverenigbaar met die grondslag;
Amendement 218 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – punt f
f) informatie over de beroepsmogelijkheden waarover de afnemer van de dienst met betrekking tot het besluit beschikt, met name via interne klachtenafhandelingsmechanismen, buitengerechtelijke geschillenbeslechting en hoger beroep.
f) duidelijke, gebruikersvriendelijke informatie over de beroepsmogelijkheden waarover de afnemer van de dienst met betrekking tot het optreden beschikt, met name, waar toepasselijk, via interne klachtenafhandelingsmechanismen, buitengerechtelijke geschillenbeslechting en hoger beroep.
Amendement 219 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 4
4. Aanbieders van hostingdiensten maken de in lid 1 bedoelde besluiten en de motiveringen bekend in een openbaar toegankelijke, door de Commissie beheerde databank. Deze informatie bevat geen persoonsgegevens.
4. Aanbieders van hostingdiensten maken de in lid 1 bedoelde optredens en de motiveringen ten minste een keer per jaar bekend in een openbaar toegankelijke, machineleesbare, door de Commissie beheerde en gepubliceerde databank. Deze informatie bevat geen persoonsgegevens.
Amendement 220 Voorstel voor een verordening Artikel 15 bis (nieuw)
Artikel 15 bis
Kennisgeving van vermoedens van strafbare feiten
1. Wanneer een aanbieder van hostingdiensten op de hoogte wordt gesteld van informatie die aanleiding geeft tot een vermoeden dat er een ernstig strafbaar feit heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of waarschijnlijk zal plaatsvinden dat een onmiddellijke bedreiging inhoudt voor het leven of de veiligheid van personen, brengt hij de rechtshandhavings- of gerechtelijke autoriteiten van de betrokken lidstaat of lidstaten op de hoogte van zijn vermoeden en verstrekt hij op hun verzoek alle relevante informatie waarover hij beschikt.
2. Wanneer de aanbieder van hostingdiensten de betrokken lidstaat niet met redelijke zekerheid kan identificeren, brengt hij de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaat waar hij is gevestigd of waar hij zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft op de hoogte, en kan hij ook Europol inlichten.
Voor de toepassing van dit artikel is de betrokken lidstaat de lidstaat waar de overtreding is begaan, wordt begaan of waarschijnlijk zal worden begaan, de lidstaat waar de vermoedelijke overtreder verblijft of zich bevindt, of de lidstaat waar het slachtoffer van de vermoedelijke overtreder verblijft of zich bevindt. Voor de toepassing van dit artikel stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de lijst van hun bevoegde rechtshandhavings- of rechterlijke autoriteiten.
3. Tenzij de in kennis gestelde autoriteit andere instructies heeft gegeven, moet de aanbieder de inhoud verwijderen of ontoegankelijk maken.
4. De uit hoofde van lid 1 door een rechtshandhavings- of gerechtelijke autoriteit van een lidstaat verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor doeleinden die in rechtstreeks verband staan met het gemelde individuele ernstige strafbare feit.
5. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een model voor de in lid 1 bedoelde kennisgevingen vast.
Amendement 221 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – alinea 1
Deze afdeling is niet van toepassing op onlineplatforms die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.
1. Deze afdeling is niet van toepassing op onlineplatforms die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG en niet kunnen worden beschouwd als zeer grote onlineplatforms in de zin van artikel 25 van deze verordening.
2. Aanbieders van tussenhandelsdiensten kunnen bij de Commissie een gemotiveerd verzoek indienen om vrijstelling van de vereisten van deze afdeling, op voorwaarde dat zij:
a) geen significante systeemrisico’s vertonen en slechts in beperkte mate aan illegale inhoud worden blootgesteld; alsmede
b) kunnen worden beschouwd als ondernemingen zonder winstoogmerk of middelgrote ondernemingen in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.
3. De aanvraag wordt ingediend bij de coördinator voor digitale diensten van vestiging, die een eerste beoordeling uitvoert. De coördinator voor digitale diensten van vestiging doet de aanvraag samen met zijn beoordeling en eventueel een aanbeveling betreffende het door de Commissie te nemen besluit toekomen aan de Commissie. De Commissie bestudeert het verzoek en kan na raadpleging van de raad een volledige of gedeeltelijke vrijstelling verlenen voor de vereisten van deze afdeling.
4. Wanneer de Commissie een dergelijke vrijstelling verleent, moet zij toezicht houden op het gebruik van de vrijstelling door de aanbieder van tussenhandelsdiensten, met als doel te garanderen dat de voorwaarden voor het gebruik van de vrijstelling worden nageleefd.
5. De Commissie kan een verleende vrijstelling op verzoek van de raad, de coördinator voor digitale diensten van vestiging, de aanbieder of op eigen initiatief opnieuw beoordelen en de vrijstelling volledig of gedeeltelijk intrekken.
6. De Commissie houdt een lijst bij van alle verleende vrijstellingen en de daaraan verbonden voorwaarden, en maakt deze lijst openbaar.
7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 69 een gedelegeerde handeling vast te stellen met betrekking tot de procedure voor de toepassing van het vrijstellingssysteem in verband met dit artikel.
Amendement 222 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 – punt a
a) besluiten om toegang tot de informatie te verwijderen of uit te schakelen;
a) besluiten om de informatie te verwijderen, te degraderen of ontoegankelijk te maken, of andere maatregelen op te leggen die de zichtbaarheid, beschikbaarheid of toegankelijkheid van de informatie beperken;
Amendement 223 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 – punt b
b) besluiten om de verstrekking van de dienst aan de afnemers geheel of gedeeltelijk op te schorten of te beëindigen;
b) besluiten om de verstrekking van de dienst aan de afnemers al dan niet geheel of gedeeltelijk op te schorten, te beëindigen of te beperken;
Amendement 224 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) besluiten om de mogelijkheid om door de ontvangers verstrekte inhoud te gelde te maken, te beperken.
Amendement 225 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De in lid 1 bedoelde termijn van ten minste zes maanden wordt geacht te beginnen op de dag waarop de afnemer van de dienst overeenkomstig artikel 15 van het besluit in kennis is gesteld.
Amendement 226 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2
2. Onlineplatforms zorgen ervoor dat hun intern klachtenafhandelingssysteem gemakkelijk toegankelijk en gebruikersvriendelijk is en de indiening van voldoende nauwkeurige en gepast gemotiveerde klachten mogelijk maakt en vergemakkelijkt.
2. Onlineplatforms zorgen ervoor dat hun intern klachtenafhandelingssysteem gemakkelijk toegankelijk, niet-discriminerend en gebruikersvriendelijk is, ook voor personen met een handicap en minderjarigen, en de indiening van voldoende nauwkeurige en gepast gemotiveerde klachten mogelijk maakt en vergemakkelijkt. Onlineplatforms zorgen ervoor dat de regels van hun intern klachtenafhandelingssysteem op duidelijke, gebruiksvriendelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze in hun voorwaarden vermeld worden.
Amendement 227 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 3
3. Onlineplatforms behandelen klachten die via hun intern klachtenafhandelingssysteem zijn ingediend op een tijdige, zorgvuldige en objectieve wijze. Wanneer een klacht voldoende redenen bevat opdat het onlineplatform van mening is dat de informatie waarop de klacht betrekking heeft, niet illegaal is en niet onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden, of informatie bevat die erop wijst dat het gedrag van de klager de opschorting of beëindiging van de dienst of het account niet rechtvaardigt, moet het zijn in lid 1 genoemde besluit onverwijld ongedaan maken.
3. Onlineplatforms behandelen klachten die via hun intern klachtenafhandelingssysteem zijn ingediend op een tijdige, niet-discriminerende, zorgvuldige en niet-arbitraire wijze en binnen tien dagen na de datum waarop het onlineplatform de klacht heeft ontvangen. Wanneer een klacht voldoende redenen bevat opdat het onlineplatform van mening is dat de informatie waarop de klacht betrekking heeft, niet illegaal is en niet onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden, of informatie bevat die erop wijst dat het gedrag van de klager de opschorting of beëindiging van de dienst of het account niet rechtvaardigt, moet het zijn in lid 1 genoemde besluit onverwijld ongedaan maken.
Amendement 228 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 5
5. Onlineplatforms zorgen ervoor dat de in lid 4 omschreven besluiten niet louter op basis van geautomatiseerde middelen worden genomen.
5. Onlineplatforms zorgen ervoor dat de afnemers van de dienst in de gelegenheid worden gesteld om, indien nodig, contact op te nemen met een medewerker op het moment dat de klacht wordt ingediend en dat de in lid 4 omschreven besluiten niet louter op basis van geautomatiseerde middelen worden genomen. Het onlineplatform zorgt ervoor dat besluiten worden genomen door gekwalificeerd personeel.
Amendement 229 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis. Afnemers van de dienst hebben de mogelijkheid snel een beroep bij de rechter in stellen, overeenkomstig het recht van de lidstaten in kwestie.
Amendement 230 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – inleidende formule
1. Afnemers van de in artikel 17, lid 1, bedoelde diensten mogen een overeenkomstig lid 2 gecertificeerd orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting kiezen om geschillen met betrekking tot deze besluiten op te lossen, waaronder klachten die niet konden worden opgelost via het in dat artikel bedoelde interne klachtenafhandelingssysteem. Onlineplatforms werken te goeder trouw samen met het gekozen orgaan om het geschil op te lossen en zijn gebonden door het door dat orgaan genomen besluit.
1. Afnemers van de dienst waarop de in artikel 17, lid 1, bedoelde besluiten, die zijn genomen door het onlineplatform omdat de door de afnemers verstrekte informatie illegale inhoud vormt of niet in overeenstemming is met de algemene voorwaarden van het platform, betrekking hebben, mogen een overeenkomstig lid 2 gecertificeerd orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting kiezen om geschillen met betrekking tot deze besluiten op te lossen, waaronder klachten die niet konden worden opgelost via het in dat artikel bedoelde interne klachtenafhandelingssysteem.
Amendement 231 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Beide partijen werken te goeder trouw samen met het gekozen onafhankelijke, extern gecertificeerde orgaan om het geschil op te lossen en zijn gebonden door het door dat orgaan genomen besluit. De mogelijkheid om gelijk welk orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting te kiezen, moet op duidelijke en gebruikersvriendelijke wijze eenvoudig toegankelijk zijn gemaakt op de online-interface van het onlineplatform.
Amendement 232 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – inleidende formule
2. De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar het orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gevestigd moet dit orgaan, op zijn verzoek, certificeren wanneer het heeft aangetoond dat het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:
2. De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar het orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gevestigd moet dit orgaan, op zijn verzoek, certificeren voor een periode van ten hoogste drie jaar, die kan worden hernieuwd, wanneer het orgaan en de personen die voor het orgaan verantwoordelijk zijn, hebben aangetoond dat het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:
Amendement 233 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – punt a
a) het is onpartijdig en onafhankelijk van onlineplatforms en afnemers van de door de onlineplatforms aangeboden dienst;
a) het is onafhankelijk, onder meer vanuit financieel oogpunt, en onpartijdig ten opzichte van onlineplatforms, afnemers van de door de onlineplatforms aangeboden dienst en personen of entiteiten die berichten hebben ingediend;
Amendement 234 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
b bis) de leden van het orgaan ontvangen een vergoeding die losstaat van de uitkomst van de procedure;
Amendement 235 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – punt b ter (nieuw)
b ter) de met geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen verbinden zich ertoe niet te werken voor het onlineplatform noch voor een beroeps- of bedrijfsorganisatie waarvan het onlineplatform lid is gedurende drie jaar nadat hun ambt in het orgaan een einde heeft genomen, en hebben gedurende de twee jaar voorafgaand aan het begin van hun ambt in het orgaan niet voor een dergelijke organisatie gewerkt;
Amendement 236 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – punt c
c) de geschillenbeslechting is gemakkelijk toegankelijk via elektronische communicatietechnologie;
c) de geschillenbeslechting is gemakkelijk toegankelijk via elektronische communicatietechnologie, ook voor personen met een handicap, en biedt de mogelijkheid een klacht en de vereiste stukken en bijlagen online in te dienen;
Amendement 237 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – punt e
e) de geschillenbeslechting verloopt volgens duidelijke en eerlijke regels.
e) de geschillenbeslechting verloopt volgens duidelijke en eerlijke regels die duidelijk zichtbaar en gemakkelijk en openbaar toegankelijk zijn.
Amendement 238 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De coördinator voor digitale diensten beoordeelt eens per jaar opnieuw of het gecertificeerde orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting nog steeds aan de in lid 2 genoemde voorwaarden voldoet. Als dit niet het geval is, trekt de coördinator voor digitale diensten de status van het orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting in.
Amendement 239 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter. De coördinator voor digitale diensten stelt om het jaar een verslag op met een lijst van alle klachten die het orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting per jaar heeft ontvangen, de uitkomsten van de uitgevaardigde besluiten, eventuele geconstateerde systematische of sectorale problemen en de gemiddelde tijd die nodig was om de geschillen te beslechten. Het verslag omvat met name:
a) een overzicht van beste praktijken van organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting;
b) indien toepasselijk, informatie, gestaafd door statistieken, over eventuele tekortkomingen die de werking van de organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting bij zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen belemmeren;
c) indien toepasselijk, aanbevelingen over de wijze waarop de doelmatig- en doeltreffendheid van de werking van organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan worden verbeterd.
Amendement 240 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 quater (nieuw)
2 quater. Gecertificeerde organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting ronden geschillenbeslechtingsprocedures binnen een redelijke termijn en uiterlijk negentig kalenderdagen na de datum waarop het gecertificeerde orgaan de klacht heeft ontvangen af. De procedure voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting wordt geacht te zijn afgesloten op de datum waarop het gecertificeerde orgaan het besluit van het orgaan bekend heeft gemaakt.
Amendement 241 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 3 – inleidende formule
3. Als het orgaan het geschil in het voordeel van de afnemer van de dienst beslecht, betaalt het onlineplatform de afnemer alle vergoedingen en andere redelijke uitgaven terug die de afnemer heeft betaald of moet betalen in verband met de geschillenbeslechting. Als het orgaan het geschil in het voordeel van het onlineplatform beslecht, hoeft de afnemer vergoedingen en andere redelijke uitgaven die het onlineplatform heeft betaald of moet betalen in verband met de geschillenbeslechting, niet terug te betalen.
3. Als het orgaan het geschil beslecht in het voordeel van de afnemer van de dienst of van personen of uit hoofde van artikel 68 gemachtigde entiteiten die berichten hebben ingediend, betaalt het onlineplatform de afnemer alle vergoedingen en andere redelijke uitgaven terug die de afnemer of personen of entiteiten die berichten hebben ingediend, hebben betaald of nog moeten betalen in verband met de geschillenbeslechting. Als het orgaan het geschil in het voordeel van het onlineplatform beslecht en het orgaan niet constateert dat de afnemer in het geschil te kwader trouw handelde, hoeven de afnemer of de personen of entiteiten die berichten hebben ingediend, vergoedingen en andere uitgaven die het onlineplatform heeft betaald of moet betalen in verband met de geschillenbeslechting, niet terug te betalen.
Amendement 242 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 3 – alinea 1
De vergoedingen die het orgaan voor de geschillenbeslechting aanrekent, zijn redelijk en overschrijden in geen geval de kosten hiervan.
De vergoedingen die het orgaan voor de geschillenbeslechting aanrekent, zijn redelijk en overschrijden in geen geval de kosten hiervan voor onlineplatforms.Procedures voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting zijn kosteloos of tegen een forfaitaire vergoeding beschikbaar voor afnemers van de dienst.
Amendement 243 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 5
5. Coördinatoren voor digitale diensten melden de organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting die zij overeenkomstig lid 2 hebben gecertificeerd aan bij de Commissie, met inbegrip van de eventuele in de tweede alinea van dat lid bedoelde specificaties. De Commissie publiceert een lijst van die organen en specificaties op een afzonderlijke website en werkt deze bij.
5. Coördinatoren voor digitale diensten melden de organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting die zij overeenkomstig lid 2 hebben gecertificeerd aan bij de Commissie, met inbegrip van de eventuele in de tweede alinea van dat lid bedoelde specificaties, en verstrekken ook informatie aan de Commissie over organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting waarvan de status is ingetrokken. De Commissie publiceert een lijst van die organen en specificaties op een afzonderlijke website en werkt deze bij.
Amendement 244 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 1
1. Onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat via de in artikel14 genoemde mechanismen door betrouwbare flaggers ingediende berichten prioritair en onmiddellijk worden verwerkt en afgehandeld.
1. Onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat via de in artikel 14 genoemde mechanismen door betrouwbare flaggers binnen hun aangewezen vakgebied ingediende berichten, prioritair en snel worden verwerkt en afgehandeld, met inachtneming van een eerlijk proces.
Amendement 245 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat betrouwbare flaggers corrigerende berichten kunnen indienen betreffende de onterechte verwijdering of beperking van inhoud of het onterecht ontoegankelijk maken van inhoud, en betreffende de opschorting of beëindiging van accounts, en dat deze verzoeken om herstel van inhoud prioritair en onmiddellijk worden verwerkt en afgehandeld.
Amendement 246 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 – inleidende formule
2. De status van betrouwbare flagger krachtens deze verordening wordt, na aanvraag door een entiteit, toegekend door de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd, wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat hij aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)
Amendement 247 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 – punt c
c) hij voert zijn activiteiten uit met als doel berichten tijdig, zorgvuldig en objectief in te dienen.
c) hij voert zijn activiteiten uit met als doel berichten correct en objectief in te dienen.
Amendement 248 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 – punt c bis (nieuw)
c bis) hij heeft een transparante financieringsstructuur, in het kader waarvan jaarlijks de inkomstenbronnen en -bedragen worden gepubliceerd;
Amendement 249 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 – punt c ter (nieuw)
c ter) hij publiceert, ten minste een keer per jaar, duidelijke, gedetailleerde en gestandaardiseerde verslagen over alle gedurende de desbetreffende periode overeenkomstig artikel 14 ingediende berichten. In het verslag wordt het volgende vermeld:
— berichten, ingedeeld volgens de identiteit van de aanbieder van hostingdiensten;
— het type inhoud waarop de berichten betrekking hebben;
— de wettelijke bepalingen die door de gemelde inhoud zouden zijn geschonden;
— de door de aanbieder getroffen maatregelen;
— potentiële belangenconflicten en bronnen van financiering, en een toelichting bij de procedures die zijn ingevoerd om te waarborgen dat de betrouwbare flagger onafhankelijk blijft.
De onder c ter) bedoelde verslagen worden toegezonden aan de Commissie, die ze openbaar maakt.
Amendement 250 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 3
3. Coördinatoren voor digitale diensten delen aan de Commissie en de raad de namen, adressen en e-mailadressen mee van de entiteiten waaraan zij de status van betrouwbare flagger overeenkomstig lid 2 hebben toegekend.
3. Coördinatoren voor digitale diensten kennen de status van betrouwbare flagger toe voor een periode van twee jaar. Hierna kan de status worden verlengd wanneer de betrouwbare flagger in kwestie nog steeds aan de eisen van deze verordening voldoet. De coördinatoren voor digitale diensten delen aan de Commissie en de raad de namen, adressen en e-mailadressen mee van de entiteiten waaraan zij de status van betrouwbare flagger overeenkomstig lid 2 hebben toegekend of waarvan de status overeenkomstig lid 6 is ingetrokken.De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van vestiging van het platform gaan het gesprek aan met platforms en belanghebbenden teneinde de nauwkeurigheid en doelmatigheid van het systeem van betrouwbare flaggers te waarborgen.
Amendement 251 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 4
4. De Commissie publiceert de in lid 3 bedoelde informatie in een openbaar toegankelijke databank en werkt de databank bij.
4. De Commissie publiceert de in lid 3 bedoelde informatie in een openbaar toegankelijke databank in een gemakkelijk toegankelijk en machineleesbaar formaat en werkt de databank bij.
Amendement 252 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 5
5. Wanneer een onlineplatform over informatie beschikt die erop wijst dat een betrouwbare flagger via de in artikel 14 bedoelde mechanismen een aanzienlijk aantal onvoldoende nauwkeurige of niet voldoende gemotiveerde berichten heeft ingediend, waaronder informatie die is verzameld in verband met de verwerking van klachten via het in artikel 17, lid 3, bedoelde intern klachtenafhandelingssysteem, deelt het deze informatie mee aan de coördinator voor digitale diensten die de status van betrouwbare flagger aan de betrokken entiteit heeft toegekend en verstrekt het hierbij de nodige verklaringen en ondersteunende documenten.
5. Wanneer een onlineplatform over informatie beschikt die erop wijst dat een betrouwbare flagger via de in artikel 14 bedoelde mechanismen een aanzienlijk aantal onvoldoende nauwkeurige, onjuiste of niet voldoende gemotiveerde berichten heeft ingediend, waaronder informatie die is verzameld in verband met de verwerking van klachten via het in artikel 17, lid 3, bedoelde intern klachtenafhandelingssysteem, deelt het deze informatie mee aan de coördinator voor digitale diensten die de status van betrouwbare flagger aan de betrokken entiteit heeft toegekend en verstrekt het hierbij de nodige verklaringen en ondersteunende documenten. Na ontvangst van de informatie van de onlineplatforms en indien de coördinator voor digitale diensten van oordeel is dat er legitieme redenen zijn om een onderzoek in te stellen, wordt de status van betrouwbare flagger voor de duur van het onderzoek geschorst.
Amendement 253 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 6
6. De coördinator voor digitale diensten die de status van betrouwbare flagger aan een entiteit heeft toegekend, trekt die status in als hij, na een onderzoek hetzij op eigen initiatief hetzij op basis van van derden verkregen informatie, met inbegrip van de informatie die krachtens lid 5 door een onlineplatform is verstrekt, bepaalt dat de entiteit niet langer voldoet aan de in lid 2 vermelde voorwaarden. Alvorens hij die status intrekt, biedt de coördinator voor digitale diensten de entiteit de kans om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en zijn intentie om de status van betrouwbare flagger van de entiteit in te trekken.
6. De coördinator voor digitale diensten die de status van betrouwbare flagger aan een entiteit heeft toegekend, trekt die status in als hij, na een onverwijld uitgevoerd onderzoek hetzij op eigen initiatief hetzij op basis van van derden verkregen informatie, met inbegrip van de informatie die krachtens lid 5 door een onlineplatform is verstrekt, bepaalt dat de entiteit niet langer voldoet aan de in lid 2 vermelde voorwaarden. Alvorens hij die status intrekt, biedt de coördinator voor digitale diensten de entiteit de kans om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en zijn intentie om de status van betrouwbare flagger van de entiteit in te trekken.
Amendement 254 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 7
7. Na raadpleging van de raad kan de Commissie onlineplatforms en coördinatoren voor digitale diensten bijstaan bij de toepassing van de leden 5 en 6.
7. Na raadpleging van de raad staat de Commissie onlineplatforms en coördinatoren voor digitale diensten bij bij de toepassing van de leden 2, 5 en6.
Amendement 255 Voorstel voor een verordening Artikel 19 bis (nieuw)
Artikel 19 bis
Toegankelijkheidsvoorschriften voor onlineplatforms
1. Aanbieders van onlineplatforms die diensten in de Unie aanbieden, zorgen ervoor dat zij diensten ontwerpen en verlenen overeenkomstig de toegankelijkheidsvoorschriften van de afdelingen III, IV, VI en VII van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882.
2. Aanbieders van onlineplatforms stellen de nodige informatie op overeenkomstig bijlage V bij Richtlijn (EU) 2019/882 en leggen uit hoe de diensten aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen. De informatie wordt aan het publiek ter beschikking gesteld in een vorm die toegankelijk is voor personen met een handicap. Aanbieders van onlineplatforms bewaren die informatie zolang de dienst in werking is.
3. Aanbieders van onlineplatforms zien erop toe dat informatie, formulieren en maatregelen uit hoofde van deze verordening zodanig beschikbaar worden gesteld dat zij gemakkelijk te vinden, te begrijpen en toegankelijk zijn voor personen met een handicap.
4. Aanbieders van onlineplatforms die in de Unie diensten aanbieden, zorgen ervoor dat er procedures worden toegepast die garanderen dat de dienstverlening in overeenstemming met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften blijft. Aanbieders van tussenhandelsdiensten houden op gepaste wijze rekening met veranderingen in de dienstverlening, veranderingen in de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften en veranderingen in de geharmoniseerde normen of in technische specificaties op basis waarvan wordt verklaard dat een dienst aan de toegankelijkheidsvoorschriften voldoet.
5. Indien de dienst hiermee niet in overeenstemming is, treffen aanbieders van onlineplatforms onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de dienst in overeenstemming met de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften te brengen.
6. Zij verlenen op verzoek van deze autoriteit medewerking aan alle maatregelen die worden getroffen om de conformiteit met die voorschriften te waarborgen.
7. Onlineplatforms die voldoen aan geharmoniseerde normen of delen daarvan die zijn afgeleid van richtlijn (EU) 2019/882 en waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften van deze verordening voor zover deze normen of delen daarvan die voorschriften bestrijken.
8. Onlineplatforms die in overeenstemming zijn met de technische specificaties of delen daarvan die zijn vastgesteld ten behoeve van Richtlijn (EU) 2019/882, worden geacht in overeenstemming te zijn met de toegankelijkheidsvoorschriften van deze verordening, voor zover deze technische specificaties of delen daarvan die voorschriften bestrijken.
Amendement 256 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 1
1. Onlineplatforms schorten, voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing, de verlening van hun diensten op aan afnemers van de dienst die frequent manifest illegale inhoud verstrekken.
1. Onlineplatforms mogen, voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing, overgaan tot opschorting van de verlening van hun diensten aan afnemers van de dienst die frequent illegale inhoud verstrekken, zoals kan worden vastgesteld zonder de uitvoering van een gerechtelijk of feitelijk onderzoek, of ten aanzien waarvan zij in de voorgaande twaalf maanden twee of meer bevelen tot het nemen van maatregelen wegens illegale inhoud hebben ontvangen, tenzij deze bevelen later weer zijn ingetrokken.
Amendement 257 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 2
2. Onlineplatforms schorten, voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing, de verwerking op van berichten en klachten die via de in artikelen 14 en 17 bedoelde berichten- en actiemechanismen en interne klachtenafhandelingssystemen zijn ingediend door personen of entiteiten of door klagers die regelmatig berichten of klachten indienen die manifest ongegrond zijn.
2. Onlineplatforms mogen, voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing, de verwerking van berichten en klachten opschorten die via de in artikelen 14 en 17 bedoelde berichten- en actiemechanismen en interne klachtenafhandelingssystemen zijn ingediend door personen of entiteiten of door klagers die herhaaldelijk berichten of klachten indienen die manifest ongegrond zijn.
Amendement 258 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 – inleidende formule
3. Onlineplatforms beoordelen geval per geval en tijdig, zorgvuldig en objectief of een afnemer, persoon, entiteit of klager zich schuldig maakt aan het in de leden 1 en 2 vermelde misbruik, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden die blijken uit de op het onlineplatform beschikbare informatie. Die omstandigheden omvatten ten minste het volgende:
3. Wanneer zij een opschorting overwegen, beoordelen aanbieders van onlineplatforms geval per geval en tijdig, zorgvuldig en objectief of een afnemer, een persoon, een entiteit of een klager zich schuldig maakt aan het in de leden 1 en 2 vermelde misbruik, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden die blijken uit de informatie waarover de aanbieders van onlineplatforms beschikken. Die omstandigheden omvatten ten minste het volgende:
Amendement 259 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 – punt a
a) de absolute aantallen manifest illegale inhoud of manifest ongefundeerde berichten of klachten die het voorbije jaar zijn ingediend;
a) de absolute aantallen illegale inhoud of manifest ongefundeerde berichten of klachten die het voorbije jaar zijn ingediend;
Amendement 260 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 – punt d
d) de intentie van de afnemer, persoon, entiteit of klager.
d) de intentie van de afnemer, persoon, entiteit of klager, indien die kan worden vastgesteld.
Amendement 261 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 – punt d bis (nieuw)
d bis) de vraag of het bericht is ingediend door een individuele gebruiker of een entiteit of personen die over specifieke deskundigheid beschikken ten aanzien van de betreffende inhoud, of via een geautomatiseerd systeem voor de herkenning van inhoud.
Amendement 262 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De in de leden 1 en 2 bedoelde opschortingen kunnen als permanent worden bestempeld indien:
a) er dwingende redenen van recht of openbare orde bestaan, zoals lopende strafrechtelijke onderzoeken;
b) de verwijderde informatie deel uitmaakte van grootschalige campagnes die erop gericht zijn gebruikers te misleiden of de inspanningen door platforms op het gebied van inhoudsmoderatie te dwarsbomen;
c) een handelaar herhaaldelijk goederen en diensten heeft aangeboden die niet in overeenstemming zijn met het Unierecht of het nationale recht;
d) de verwijderde informatie verband hield met ernstige misdrijven.
Amendement 263 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 4
4. Onlineplatforms vermelden op een duidelijke en gedetailleerde wijze hun beleid bij misbruik zoals bedoeld in de leden 1 en 2 in hun algemene voorwaarden, ook met betrekking tot de feiten en omstandigheden waarmee zij rekening houden bij de beoordeling of bepaald gedrag misbruik vormt alsook de duur van de opschorting.
4. Aanbieders van onlineplatforms vermelden op een duidelijke, gebruikersvriendelijke en gedetailleerde wijze, met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 12, lid 2, hun beleid bij misbruik zoals bedoeld in de leden 1 en 2 in hun algemene voorwaarden, en geven ook voorbeelden van de feiten en omstandigheden waarmee zij rekening houden bij de beoordeling of bepaald gedrag misbruik vormt, alsmede de duur van de opschorting.
Amendement 264 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 – inleidende formule
1. Wanneer een onlineplatform consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, zorgt het ervoor dat handelaren zijn diensten alleen kunnen gebruiken ter promotie van berichten over of voor het aanbieden van producten of diensten aan consumenten in de EU als het onlineplatform vóór het gebruik van zijn diensten de volgende informatie heeft verkregen:
1. Wanneer een onlineplatform consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, zorgt het ervoor dat handelaren zijn diensten alleen kunnen gebruiken ter promotie van berichten over of voor het aanbieden van producten of diensten aan consumenten in de EU, als het onlineplatform vóór het gebruik van zijn diensten voor deze doeleinden de volgende informatie heeft ontvangen:
Amendement 265 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 – punt d
d) naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de marktdeelnemer, in de betekenis van artikel 3, lid 13, en artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad of van een relevante EU-rechtshandeling;
d) naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de marktdeelnemer, in de betekenis van artikel 3, lid 13, en artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad51 of van een relevante EU-rechtshandeling, onder meer op het gebied van productveiligheid;
__________________
__________________
51 Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
51 Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
Amendement 266 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 – punt f
f) een zelfcertificering door de handelaar waardoor hij zich ertoe verbindt alleen producten of diensten aan te bieden die voldoen aan de van toepassing zijnde regels van het EU-recht.
f) een zelfcertificering door de handelaar waardoor hij zich ertoe verbindt alleen producten of diensten aan te bieden die voldoen aan de van toepassing zijnde regels van het EU-recht, en in voorkomend geval bevestigt dat alle producten zijn gecontroleerd met behulp van de beschikbare gegevensbanken, zoals het systeem voor snelle uitwisseling van gegevens over gevaren bij het gebruik van verbruiks- en gebruiksartikelen (Rapex);
Amendement 267 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 – punt f bis (nieuw)
f bis) het soort producten of diensten dat de handelaar op het onlineplatform wil aanbieden.
Amendement 268 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 2
2. Na ontvangst van die informatie doet het onlineplatform alle redelijke inspanningen om te beoordelen of de in lid 1, punten a), d) en e), bedoelde informatie betrouwbaar is door het gebruik van een vrij toegankelijke officiële onlinedatabank of een door een lidstaat of de EU beschikbaar gestelde online-interface of via verzoeken aan de handelaar om ondersteunende documenten van betrouwbare bronnen te verstrekken.
2. Na ontvangst van die informatie, vóór het verlenen van toestemming voor het plaatsen van het product of de dienst op hun online-interface, en tot het einde van de contractuele verhouding doen onlineplatforms die consumenten in staat stellen op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, alles wat in hun vermogen ligt om te beoordelen of de in lid 1, punten a) tot f bis), bedoelde informatie betrouwbaar en volledig is. De onlineplatforms doen hun uiterste best om de door de handelaren verstrekte informatie te controleren. Hiertoe gebruiken zij een vrij toegankelijke officiële onlinedatabank of een door een bevoegde beheerder, een lidstaat of de EU beschikbaar gestelde online-interface, of verzoeken zij de handelaren rechtstreeks om ondersteunende documenten afkomstig van betrouwbare bronnen.
Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening publiceert de Commissie de in het vorige lid bedoelde lijst van onlinedatabanken en -interfaces. Zij werkt deze lijst ook bij. De in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen voor onlineplatforms zijn van toepassing op nieuwe en bestaande handelaren.
Amendement 269 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Het onlineplatform doet al het mogelijke om aanbiedingen voor producten of diensten die niet in overeenstemming zijn met het Unierecht of het nationale recht door handelaren die gebruikmaken van zijn dienst, te identificeren en de verspreiding van deze aanbiedingen te verhinderen, aan de hand van onder meer steekproefsgewijze controles van de aan consumenten aangeboden producten en diensten, naast de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde verplichtingen.
Amendement 270 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 – inleidende formule
3. Wanneer het onlineplatform aanwijzingen verkrijgt dat in lid 1 bedoelde, van de betrokken handelaar verkregen informatie onjuist of onvolledig is, verzoekt dit platform de handelaar de informatie te verbeteren voor zover dit nodig is om te verzekeren dat alle informatie nauwkeurig en volledig is, onmiddellijk of binnen de door EU-recht en intern recht vastgestelde termijn.
3. Wanneer het onlineplatform voldoende aanwijzingen verkrijgt of redenen heeft om aan te nemen dat in lid 1 bedoelde, van de betrokken handelaar verkregen informatie onjuist of onvolledig is, verzoekt dit platform de handelaar de informatie te verbeteren voor zover dit nodig is om te verzekeren dat alle informatie nauwkeurig en volledig is, onmiddellijk of binnen de door EU-recht en intern recht vastgestelde termijn.
Amendement 271 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 – alinea 1
Wanneer de handelaar die informatie niet verbetert of aanvult, schort het onlineplatform het aanbieden van zijn dienst aan de handelaar op totdat aan het verzoek is voldaan.
Wanneer de handelaar die informatie niet verbetert of aanvult, schort het onlineplatform het aanbieden van zijn dienst aan de handelaar onverwijld op voor wat betreft het aanbieden van producten of diensten aan consumenten in de EU, totdat volledig aan het verzoek is voldaan.
Amendement 272 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Indien een onlineplatform een verzoek tot het leveren van diensten afwijst of de diensten aan een handelaar opschort, kan de handelaar een beroep doen op de in artikel 17 en artikel 43 van deze verordening bedoelde mechanismen.
Amendement 273 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 ter (nieuw)
3 ter. Onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten aan te gaan met handelaren, moeten ervoor zorgen dat de identiteit, zoals het handelsmerk of logo, van de zakelijke gebruikers die inhoud, goederen of diensten verstrekken, duidelijk zichtbaar is naast de geboden inhoud, goederen of diensten. Hiertoe ontwikkelen de onlineplatforms een gestandaardiseerde interface voor zakelijke gebruikers.
Amendement 274 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 quater (nieuw)
3 quater. Enkel handelaren zijn verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de verstrekte informatie en zij moeten het onlineplatform onverwijld in kennis stellen van eventuele wijzigingen ten aanzien van de verstrekte informatie.
Amendement 275 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 4
4. Het onlineplatform slaat de krachtens leden 1 en 2 verkregen informatie op beveiligde wijze op voor de duur van zijn contractuele verhouding met de betrokken handelaar. Daarna moet het de informatie vernietigen.
4. Het onlineplatform slaat de krachtens leden 1 en 2 verkregen informatie op beveiligde wijze op voor de duur van zijn contractuele verhouding met de betrokken handelaar. Daarna moet het de informatie vernietigen, en wel uiterlijk zes maanden na het definitief afsluiten van een overeenkomst op afstand.
Amendement 276 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 6
6. Het onlineplatform stelt de in de lid 1, punten a), d), e) en f), bedoelde informatie beschikbaar voor de afnemers van de dienst, op een heldere, gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke wijze.
6. Het onlineplatform maakt de in de lid 1, punten a), d), e), f) en f bis), bedoelde informatie gemakkelijk toegankelijk voor de afnemers van de dienst, op een heldere, gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke wijze, conform de vereisten inzake toegankelijkheid in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882.
Amendement 277 Voorstel voor een verordening Artikel 22 bis (nieuw)
Artikel 22 bis
Verplichting tot het in kennis stellen van consumenten en autoriteiten van illegale producten en diensten
1. Wanneer een onlineplatform dat consumenten in staat stelt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, constateert, ongeacht de hiertoe gebruikte middelen, dat een product of een dienst die door een handelaar op zijn interface wordt aangeboden, illegaal is in het licht van de toepasselijke vereisten van het Unierecht of het nationale recht:
a) verwijdert het dit illegale product of deze illegale dienst onverwijld uit zijn interface verwijderen en, waar toepasselijk, stelt het de bevoegde autoriteiten, bijvoorbeeld de markttoezichtautoriteit of de douaneautoriteit, in kennis van het genomen besluit;
b) stelt het – indien het over de contactgegevens van de afnemers van de diensten beschikt – deze afnemers die het product of de dienst in kwestie hebben gekocht, in kennis van het illegale karakter van het product of de dienst, de identiteit van de handelaar en de verhaalmogelijkheden;
c) richt het door middel van interfaces voor applicatieprogrammering een databank in met informatie over illegale producten en diensten die in de voorgaande twaalf maanden van zijn platform zijn verwijderd, inclusief informatie over de betreffende handelaar en verhaalmogelijkheden, en maakt het deze databank openbaar toegankelijk.
2. Onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, houden overeenkomstig artikel 20 een interne databank bij van verwijderde illegale producten en diensten en/of opgeschorte afnemers.
Amendement 278 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – punt a bis (nieuw)
a bis) het aantal ontvangen klachten via het in artikel 17 genoemde interne klachtenafhandelingssysteem, de basis voor deze klachten, met betrekking tot deze klachten genomen besluiten, de gemiddelde en mediane tijd die nodig is om deze besluiten te nemen en het aantal gevallen waarin deze besluiten werden teruggedraaid;
Amendement 279 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – punt b
b) het aantal opschortingen dat krachtens artikel 20 is opgelegd, met een onderscheid tussen opschortingen die zijn opgelegd voor de verstrekking van manifest illegale inhoud, de indiening van manifest ongefundeerde berichten en de indiening van manifest ongefundeerde klachten;
b) het aantal opschortingen dat krachtens artikel 20 is opgelegd, met een onderscheid tussen opschortingen die zijn opgelegd voor de verstrekking van illegale inhoud, de indiening van manifest ongefundeerde berichten en de indiening van manifest ongefundeerde klachten;
Amendement 280 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) het aantal advertenties dat door het onlineplatform is verwijderd, geëtiketteerd of waarvan de toegang is geblokkeerd, alsmede de redenen voor de beslissing.
Amendement 281 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 2
2. Onlineplatforms maken ten minste elke zes maanden informatie bekend over het gemiddelde aantal actieve afnemers van de dienst in elke lidstaat, berekend als een gemiddelde over de periode van de voorbije zes maanden, overeenkomstig de methodologie die is vastgelegd in de krachtens artikel 25, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen.
2. Onlineplatforms maken ten minste elke twaalf maanden informatie bekend over het gemiddelde aantal actieve afnemers van de dienst in elke lidstaat, berekend als een gemiddelde over de periode van de voorbije zes maanden, overeenkomstig de methodologie die is vastgelegd in de krachtens artikel 25, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Amendement 282 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De lidstaten leggen de onlineplatforms geen aanvullende transparantieverplichtingen op, met uitzondering van specifieke verzoeken in het kader van de uitoefening van hun toezichthoudende bevoegdheden.
Amendement 283 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 4
4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor de opstelling van modellen voor het formulier, de inhoud en andere gegevens van rapporten krachtens lid 1.
4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast voor de opstelling van een reeks kernprestatie-indicatoren en modellen voor het formulier, de inhoud en andere gegevens van rapporten krachtens lid 1.
Amendement 284 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 – inleidende formule
Onlineplatforms die op hun online-interfaces reclame weergeven, zorgen ervoor dat de afnemers van de dienst voor elke reclame die aan elke individuele afnemer wordt getoond, op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze en in reële tijd het volgende kunnen vaststellen:
1. Onlineplatforms die op hun online-interfaces reclame weergeven, zorgen ervoor dat de afnemers van de dienst voor elke reclame die aan elke individuele afnemer wordt getoond, op een duidelijke, beknopte en ondubbelzinnige wijze en in reële tijd het volgende kunnen vaststellen:
Amendement 285 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 – punt a
a) dat de weergegeven informatie reclame is;
a) dat de op de interface getoonde informatie of delen daarvan onlinereclame is, waaronder aan de hand van duidelijke en geharmoniseerde markering;
Amendement 286 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 – punt b bis (nieuw)
b bis) de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de reclame financiert, als deze verschilt van de in punt b) bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon;
Amendement 287 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 – punt c
c) nuttige informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen aan welke afnemers de reclame wordt getoond.
c) duidelijke, nuttige en uniforme informatie over de parameters die worden gebruikt om te bepalen aan welke afnemers de reclame wordt getoond, en indien toepasselijk over hoe deze parameters kunnen worden gewijzigd.
Amendement 499 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Onlineplatforms zorgen ervoor dat afnemers van de dienst gemakkelijk een weloverwogen keuze kunnen maken om, overeenkomstig artikel 4, lid 11, en artikel 7 van Verordening (EG) 2016/679, al dan niet toestemming te verlenen voor de verwerking van hun persoonsgegevens voor reclamedoeleinden door hen nuttige informatie te verstrekken, inclusief informatie over de wijze waarop aan hun gegevens geld zal worden verdiend. Onlineplatforms moeten garanderen dat het weigeren van toestemming voor de afnemers niet lastiger of tijdrovender is dan het geven van toestemming. Indien afnemers geen toestemming verlenen, of hun toestemming intrekken, krijgen zij andere billijke en redelijke opties voor toegang tot het onlineplatform.
Amendement 500 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Targeting- of amplificatietechnieken waarbij persoonsgegevens van minderjarigen of persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 worden verwerkt, bekendgemaakt of geïnfereerd met het oog op het tonen van reclame, zijn verboden.
Amendement 290 Voorstel voor een verordening Artikel 24 bis (nieuw)
Artikel 24 bis
Transparantie van aanbevelingssystemen
1. Onlineplatforms die gebruikmaken van aanbevelingssystemen, vermelden in hun algemene voorwaarden en via een hiervoor bedoelde webpagina die rechtstreeks kan worden bereikt en gemakkelijk te vinden is via hun online-interface, op een duidelijke, toegankelijke en gemakkelijk te begrijpen wijze de belangrijkste parameters die in hun aanbevelingssystemen worden gebruikt, alsook eventuele opties voor de afnemers van de dienst om deze beschikbare belangrijkste parameters te wijzigen of te beïnvloeden.
2. De in lid 1 bedoelde belangrijkste parameters omvatten ten minste:
a) de belangrijkste criteria die door het betrokken systeem worden gehanteerd en die afzonderlijk of collectief het belangrijkst zijn voor het bepalen van aanbevelingen;
b) het relatieve belang van deze parameters;
c) de doelstellingen waarvoor het betrokken systeem is geoptimaliseerd; alsmede
d) indien van toepassing, een toelichting op de rol die het gedrag van de afnemers van de dienst speelt bij de wijze waarop het betrokken systeem zijn output produceert.
De voorschriften van lid 2 laten de regels inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen en intellectuele-eigendomsrechten onverlet.
3. Wanneer krachtens lid 1 diverse opties beschikbaar zijn, verstrekken onlineplatforms op hun online-interface een duidelijke en gemakkelijk toegankelijke functionaliteit waarmee de afnemer van de dienst zijn voorkeursoptie voor elk van de aanbevelingssystemen die de relatieve volgorde bepalen van informatie die hij gepresenteerd krijgt, te allen tijde kan selecteren en wijzigen.
Amendement 291 Voorstel voor een verordening Artikel 24 ter (nieuw)
Artikel 24 ter
Aanvullende verplichtingen voor platforms die voornamelijk worden gebruikt voor de verspreiding van door gebruikers gegenereerde pornografische inhoud
Wanneer een onlineplatform voornamelijk wordt gebruikt voor de verspreiding van door gebruikers gegenereerde pornografische inhoud, neemt het platform de nodige technische en organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat:
a) gebruikers die inhoud verspreiden hun identiteit hebben bevestigd in de vorm van een dubbele e-mail voor registratie en registratie van het nummer van hun mobiele telefoon;
b) er sprake is van door mensen uitgevoerde professionele inhoudsmoderatie, en dat deze personen zijn opgeleid voor het op basis van afbeeldingen herkennen van seksueel misbruik, inclusief inhoud waarvoor een groot risico bestaat dat deze illegaal is;
c) er een geschikte kennisgevingsprocedure beschikbaar is, naast het in artikel 14 bedoelde mechanisme, met behulp waarvan personen het platform in kennis kunnen stellen van het feit dat er zonder hun toestemming beelden van hen worden verspreid, of materiaal dat ogenschijnlijk beelden van hen betreft, en het platform voorlopig bewijs van hun fysieke identiteit kunnen doen toekomen. Inhoud die via deze procedure wordt gemeld, moet onverwijld worden opgeschort.
Amendement 292 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 1
1. Deze afdeling is van toepassing op onlineplatforms die hun diensten aanbieden aan een gemiddeld aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU dat gelijk aan of groter dan 45 miljoen is, berekend overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen vastgestelde methodologie.
1. Deze afdeling is van toepassing op onlineplatforms die:
a) gedurende ten minste vier maanden op rij hun diensten aanbieden aan een gemiddeld aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU dat gelijk aan of groter dan 45 miljoen is, berekend overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen vastgestelde methodologie.Bij een dergelijke methodologie wordt met name rekening gehouden met de volgende elementen:
i) het aantal actieve afnemers is gebaseerd op iedere individuele dienst;
ii) afnemers die op meerdere apparaten actief zijn, worden als één afnemer geteld;
iii) het indirecte gebruik van een dienst via een derde of via doorlinken, wordt niet meegeteld;
iv) indien sprake is van een onlineplatform dat wordt gehost door een andere aanbieder van tussenhandelsdiensten, worden de actieve afnemers uitsluitend toegewezen aan het dichtstbijzijnde onlineplatform;
v) geautomatiseerde interacties, accounts of gegevensscans door niet-menselijke middelen (“bots”) worden niet meegerekend.
Amendement 293 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – lid 3
3. De Commissie stelt voor de toepassing van lid 1 overeenkomstig artikel 69 gedelegeerde handelingen vast, na raadpleging van de raad, om een specifieke methodologie vast te leggen voor de berekening van het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU. In de methodologie wordt met name gespecificeerd hoe de EU-bevolking wordt bepaald alsook criteria om het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU te bepalen, rekening houdend met verschillende toegankelijkheidskenmerken.
3. De Commissie stelt voor de toepassing van lid 1 bis overeenkomstig artikel 69 gedelegeerde handelingen vast, na raadpleging van de raad, om een specifieke methodologie vast te leggen voor de berekening van het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU. In de methodologie wordt met name gespecificeerd hoe de EU-bevolking wordt bepaald alsook criteria om het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU te bepalen, rekening houdend met verschillende toegankelijkheidskenmerken.
Amendement 294 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 1 – inleidende formule
1. Zeer grote onlineplatforms identificeren, analyseren en beoordelen, vanaf de in de tweede alinea van artikel 25, lid 4, bedoelde datum, ten minste één keer per jaar hierna, alle aanzienlijke systemische risico’s die voortvloeien uit de werking van de dienst en het gebruik dat ervan wordt gemaakt in de EU. Deze risicobeoordeling is specifiek voor hun diensten en omvat de volgende systemische risico’s:
1. Zeer grote onlineplatforms identificeren, analyseren en beoordelen op doeltreffende en zorgvuldige wijze vanaf de in de tweede alinea van artikel 25, lid 4, bedoelde datum, ten minste één keer per jaar hierna en in ieder geval voordat zij een nieuwe dienst starten, de waarschijnlijkheid en ernst van alle aanzienlijke systemische risico’s die voortvloeien uit het ontwerp, de algoritmen, intrinsieke kenmerken en werking van de dienst en het gebruik dat ervan wordt gemaakt in de EU. De risicobeoordeling wordt uitgesplitst per lidstaat waar diensten worden aangeboden en wordt ook verstrekt voor de Unie als geheel, en houdt in het bijzonder rekening met de risico’s van specifieke talen en regio’s. Deze risicobeoordeling is specifiek voor hun diensten en activiteiten, met inbegrip van het technologische ontwerp en de geselecteerde bedrijfsmodellen hiervan, en omvat de volgende systemische risico’s:
Amendement 295 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 1 – punt a
a) de verspreiding van illegale inhoud via hun diensten;
a) de verspreiding van illegale inhoud via hun diensten of van inhoud die in strijd is met hun algemene voorwaarden;
Amendement 296 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 1 – punt b
b) eventuele negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten inzake de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, non-discriminatie en de rechten van het kind, zoals verankerd in respectievelijk de artikelen 7, 11, 21 en 24 van het Handvest;
b) eventuele reële en te verwachten negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten, consumentenbescherming, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, privéleven en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid en de pluriformiteit van de media, non-discriminatie, gendergelijkheid en de rechten van het kind, zoals verankerd in respectievelijk de artikelen 1, 7, 8, 11, 21, 23, 24 en 38 van het Handvest;
Amendement 297 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 1 – punt c
c) opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door het niet-authentieke gebruik of de geautomatiseerde exploitatie van de dienst, met een werkelijk of voorzienbaar negatief effect op de bescherming van de volksgezondheid, minderjarigen, de burgerdialoog, of werkelijke of voorzienbare effecten met betrekking tot verkiezingsprocessen en openbare veiligheid.
c) slechte werking of opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door het niet-authentieke gebruik of de geautomatiseerde exploitatie van de dienst of door risico’s die inherent zijn aan het bedoelde gebruik van de dienst, zoals de versterking van illegale inhoud, inhoud die in strijd is met de algemene voorwaarden en gelijk welke andere inhoud met een werkelijk of voorzienbaar negatief effect op de bescherming van minderjarigen en andere kwetsbare afnemers van de dienst, op democratische waarden, de vrijheid van de media en van meningsuiting en de burgerdialoog, alsook werkelijke of voorzienbare effecten met betrekking tot verkiezingsprocessen en openbare veiligheid;
Amendement 298 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) alle werkelijke en te verwachten negatieve effecten op de bescherming van de volksgezondheid, inclusief verslavingsgedrag en andere ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke, geestelijke, sociale en financiële welzijn van de betrokkene.
Amendement 299 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 2
2. Bij de uitvoering van risicobeoordelingen houden zeer grote onlineplatforms met name rekening met hoe hun inhoudsmoderatiesystemen, aanbevelingssystemen en systemen voor selectie en weergave van reclame de in lid 1 bedoelde systemische risico’s beïnvloeden, met inbegrip van de mogelijk snelle en wijde verspreiding van illegale inhoud en van informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden.
2. Bij de uitvoering van risicobeoordelingen houden zeer grote onlineplatforms met name rekening met of en hoe hun inhoudsmoderatiesystemen, algemene voorwaarden, gemeenschapsnormen, algoritmen, aanbevelingssystemen en systemen voor de selectie en weergave van reclame, alsook de verzameling, verwerking en profilering van de onderliggende gegevens, invloed hebben op de in lid 1 bedoelde systemische risico’s, inclusief de mogelijk snelle en wijde verspreiding van illegale inhoud en van inhoud die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden.
Amendement 300 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Bij het uitvoeren van risicobeoordelingen raadplegen zeer grote onlineplatforms waar nodig vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, vertegenwoordigers van groepen die de gevolgen van hun diensten kunnen ondervinden, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Hun betrokkenheid wordt afgestemd op de specifieke systemische risico’s die de zeer grote onlineplatforms beogen te beoordelen.
Amendement 301 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 2 ter (nieuw)
2 ter. De ondersteunende documenten van de risicobeoordeling worden meegedeeld aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging en aan de Commissie.
Amendement 302 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 2 quater (nieuw)
2 quater. De in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen mogen in geen geval tot een algemene toezichtverplichting leiden.
Amendement 303 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 – inleidende formule
1. Zeer grote onlineplatforms nemen redelijke, evenredige en doeltreffende risicobeperkingsmaatregelen, op maat van de specifieke systemische risico’s die overeenkomstig artikel 26 zijn geïdentificeerd. Dergelijke maatregelen omvatten waar van toepassing:
1. Zeer grote onlineplatforms nemen redelijke, transparante, evenredige en doeltreffende risicobeperkingsmaatregelen, op maat van de specifieke systemische risico’s die overeenkomstig artikel 26 zijn geïdentificeerd. Dergelijke maatregelen omvatten waar van toepassing:
Amendement 304 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 – punt a
a) aanpassing van inhoudsmoderatie- of aanbevelingssystemen, de besluitvormingsprocessen ervan, de kenmerken of werking van hun diensten, of hun algemene voorwaarden;
a) aanpassing van inhoudsmoderatie-, algoritmische of aanbevelingssystemen en online-interfaces, de besluitvormingsprocessen ervan, het ontwerp, de kenmerken of werking van hun diensten, hun model voor reclame of hun algemene voorwaarden;
Amendement 305 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 – punt a bis (nieuw)
a bis) zorg voor passende middelen om berichten en interne klachten af te handelen, met inbegrip van passende technische en operationele maatregelen of capaciteiten;
Amendement 306 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 – punt b
b) maatregelen op maat die gericht zijn op het beperken van de weergave van reclame in verband met de dienst die zij aanbieden;
b) maatregelen op maat die gericht zijn op het beperken van de weergave van reclame in verband met de dienst die zij aanbieden, of de alternatieve plaatsing en weergave van reclame voor openbare diensten of andere daarmee verband houdende feitelijke informatie;
Amendement 307 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 – punt b bis (nieuw)
b bis) in voorkomend geval, maatregelen op maat die gericht zijn op het aanpassen van online-interfaces en functies om minderjarigen te beschermen;
Amendement 308 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 – punt c
c) versterking van de interne processen of het toezicht op hun activiteiten, met name betreffende de detectie van systemische risico’s;
c) versterking van de interne processen, en de middelen, het testen, de documentatie, of het toezicht op hun activiteiten, met name betreffende de detectie van systemische risico’s;
Amendement 309 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Zeer grote onlineplatforms stellen, waar nodig, risicobeperkende maatregelen op in samenwerking met vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Wanneer niet in dergelijke samenwerking wordt voorzien, wordt dit duidelijk gemaakt in het in artikel 33 bedoelde transparantierapport.
Amendement 310 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Zeer grote onlineplatforms verstrekken de onafhankelijke controleurs een gedetailleerde lijst van de genomen risicobeperkende maatregelen en de motivering ervan om het in artikel 28 bedoelde controlerapport op te stellen.
Amendement 311 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater. De Commissie evalueert de uitvoering en doeltreffendheid van de door zeer grote onlineplatforms genomen risicobeperkingsmaatregelen als bedoeld in artikel 27, lid 1, en kan indien nodig aanbevelingen uitbrengen.
Amendement 312 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 – inleidende formule
2. In samenwerking met de Commissie publiceert de raad één keer per jaar uitvoerige rapporten die het volgende bevatten:
2. In samenwerking met de Commissie publiceert de raad één keer per jaar uitvoerige rapporten. De rapporten bevatten het volgende:
Amendement 313 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 – punt a
a) identificatie en beoordeling van de meest prominente en terugkerende systemische risico’s die zeer grote onlineplatforms hebben gemeld of die via andere informatiebronnen zijn geïdentificeerd, met name degene die overeenkomstig de artikelen 31 en 33 zijn verstrekt;
a) identificatie en beoordeling van de meest prominente en terugkerende systemische risico’s die zeer grote onlineplatforms hebben gemeld of die via andere informatiebronnen zijn geïdentificeerd, met name degene die overeenkomstig de artikelen 30, 31 en 33 zijn verstrekt;
Amendement 314 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)
De rapporten van de raad worden uitgesplitst per lidstaat waar de systemische risico’s zich hebben voorgedaan en worden ook voor de Unie als geheel verstrekt. De rapporten worden gepubliceerd in alle officiële talen van de lidstaten van de Unie.
Amendement 315 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 3
3. In samenwerking met de coördinatoren voor digitale diensten kan de Commissie algemene richtsnoeren uitgeven over de toepassing van lid 1 met betrekking tot specifieke risico’s, met name om beste praktijken te presenteren en mogelijke maatregelen aan te bevelen, terwijl rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de maatregelen op de in het Handvest verankerde grondrechten van alle betrokken partijen. Bij de voorbereiding van die richtsnoeren organiseert de Commissie openbare raadplegingen.
3. In samenwerking met de coördinatoren voor digitale diensten en na openbare raadpleging geeft de Commissie algemene richtsnoeren uit over de toepassing van lid1 met betrekking tot specifieke risico’s, met name om beste praktijken te presenteren en mogelijke maatregelen aan te bevelen, terwijl rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de maatregelen op de in het Handvest verankerde grondrechten van alle betrokken partijen.
Amendement 316 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Het vereiste om risicobeperkingsmaatregelen te nemen mag niet leiden tot een algemene toezichtverplichting of een verplichting om actief naar feiten te zoeken.
Amendement 317 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 1 – inleidende formule
1. Zeer grote onlineplatforms worden, op hun kosten en ten minste één keer per jaar, onderworpen aan controles om de naleving te beoordelen van:
1. Zeer grote onlineplatforms worden, op hun kosten en ten minste één keer per jaar, onderworpen aan onafhankelijke controles om de naleving te beoordelen van:
Amendement 318 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Zeer grote onlineplatforms zorgen ervoor dat de controleurs toegang hebben tot alle relevante gegevens die nodig zijn om de controle naar behoren uit te voeren.
Amendement 319 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 – inleidende formule
2. Controles krachtens lid 1 worden uitgevoerd door organisaties die:
2. Controles krachtens lid1 worden uitgevoerd door organisaties die door de Commissie zijn erkend en die:
Amendement 320 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 – punt a
a) onafhankelijk zijn van het betrokken zeer grote onlineplatform;
a) juridisch en financieel onafhankelijk zijn van en geen belangenconflicten hebben in verband met het betrokken zeer grote onlineplatform of andere zeer grote onlineplatforms;
Amendement 321 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 – punt a bis (nieuw)
a bis) controleurs en werknemers inzetten die gedurende twaalf maanden vóór de controle geen andere diensten hebben verleend aan het zeer grote onlineplatform dat wordt gecontroleerd en die zich ertoe verbinden gedurende twaalf maanden nadat zij de controleorganisatie verlaten niet voor het zeer grote onlineplatform dat wordt gecontroleerd, noch voor een beroepsorganisatie of bedrijfsvereniging waar het platform lid van is, te werken;
Amendement 322 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 3 – inleidende formule
3. De organisaties die de controles uitvoeren, stellen van elke controle een controlerapport op. Het rapport is schriftelijk en bevat ten minste het volgende:
3. De organisaties die de controles uitvoeren, stellen voor elk in lid 1 bedoeld controleonderwerp een controlerapport op. Het rapport is schriftelijk en bevat ten minste het volgende:
Amendement 323 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 3 – punt b bis (nieuw)
b bis) een belangenverklaring;
Amendement 324 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 3 – punt d
d) een beschrijving van de belangrijkste bevindingen van de controle;
d) een beschrijving van de belangrijkste bevindingen van de controle en een samenvatting van de belangrijkste bevindingen;
Amendement 325 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 3 – punt d bis (nieuw)
d bis) een beschrijving van de derden die geraadpleegd zijn in het kader van de controle;
Amendement 326 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 3 – punt f bis (nieuw)
f bis) een beschrijving van specifieke elementen die niet kunnen worden gecontroleerd, en een verklaring waarom zij niet kunnen worden gecontroleerd;
Amendement 327 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 3 – punt f ter (nieuw)
f ter) indien in het controleadvies geen conclusies kunnen worden geformuleerd over specifieke te controleren elementen, een verklaring waarin wordt uiteengezet waarom dit niet mogelijk is.
Amendement 328 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De Commissie publiceert een lijst van erkende organisaties en werkt deze regelmatig bij.
Amendement 329 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 4 ter (nieuw)
4 ter. Wanneer een zeer groot onlineplatform een positief controleverslag ontvangt, heeft het het recht de Commissie om toekenning van een excellentiekeurmerk te verzoeken.
Amendement 330 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 1
1. Zeer grote onlineplatforms die gebruikmaken van aanbevelingssystemen, vermelden in hun algemene voorwaarden op een duidelijke, toegankelijke en gemakkelijk te begrijpen wijze de belangrijkste parameters die in hun aanbevelingssystemen worden gebruikt, alsook eventuele opties voor de afnemers van de dienst om deze beschikbaar gestelde belangrijkste parameters te wijzigen of te beïnvloeden, met inbegrip van ten minste één optie die niet is gebaseerd op profilering, in de zin van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2016/679.
1. In aanvulling op de vereisten van artikel 24 bis verstrekken zeer grote onlineplatforms die gebruikmaken van aanbevelingssystemen ten minste één aanbevelingssysteem dat niet is gebaseerd op profilering, in de zin van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2016/679, alsook een gemakkelijk toegankelijke functionaliteit op hun online-interface waarmee de afnemer van de dienst zijn voorkeursoptie voor elk van de aanbevelingssystemen die de relatieve volgorde bepalen van informatie die hij gepresenteerd krijgt, te allen tijde kan selecteren en wijzigen.
Amendement 331 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 2
2. Wanneer krachtens lid 1 diverse opties beschikbaar zijn, verstrekken zeer grote onlineplatforms op hun online-interface een gemakkelijk toegankelijke functionaliteit waarmee de afnemer van de dienst zijn voorkeursoptie voor elk van de aanbevelingssystemen die de relatieve volgorde bepalen van informatie die hij gepresenteerd krijgt, te allen tijde kan selecteren en wijzigen.
Schrappen
Amendement 332 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 1
1. Zeer grote onlineplatforms die op hun online-interface reclame weergeven, stellen een register met de in lid 2 vermelde informatie op en maken dit bekend via interfaces voor applicatieprogrammering, tot een jaar nadat de reclame voor het laatst op hun online-interface te zien was. Zij zorgen ervoor dat het register geen persoonsgegevens bevat van de afnemers van de dienst aan wie de reclame is of had kunnen worden getoond.
1. Zeer grote onlineplatforms die op hun online-interface reclame weergeven, stellen een register met de in lid 2 vermelde informatie op en maken dit bekend en doorzoekbaar met gemakkelijk toegankelijke, efficiënte en betrouwbare instrumenten via interfaces voor applicatieprogrammering, tot een jaar nadat de reclame voor het laatst op hun online-interface te zien was. Zij zorgen ervoor dat zoekopdrachten op basis van meerdere criteria kunnen worden uitgevoerd per adverteerder en per gegevenspunt van de reclame, doel van de reclame en publiek dat de adverteerder wenst te bereiken. Zij zorgen ervoor dat het register geen persoonsgegevens bevat van de afnemers van de dienst aan wie de reclame is of had kunnen worden getoond en doen alle redelijke inspanningen om ervoor te zorgen dat de informatie nauwkeurig en volledig is.
Amendement 333 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 – punt a
a) de inhoud van de reclame;
a) de inhoud van de reclame, met inbegrip van de naam van het product, de dienst of het merk, alsmede het onderwerp van de reclame;
Amendement 334 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
b bis) de natuurlijke of rechtspersoon die voor de reclame heeft betaald, indien die persoon verschilt van de in punt b) bedoelde persoon;
Amendement 335 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 – punt d
d) of de reclame specifiek bedoeld was om te worden getoond aan een of meer bepaalde groepen afnemers van de dienst en indien dit zo is, de belangrijke parameters die hiervoor zijn gebruikt;
d) of de reclame specifiek bedoeld was om te worden getoond aan een of meer bepaalde groepen afnemers van de dienst en indien dit zo is, de belangrijke parameters die hiervoor zijn gebruikt, met inbegrip van de parameters die werden gebruikt om bepaalde groepen uit te sluiten;
Amendement 336 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 – punt d bis (nieuw)
d bis) indien deze is bekendgemaakt, een kopie van de inhoud van commerciële communicatie die op het zeer grote onlineplatform is gepubliceerd, maar die het zeer grote onlineplatform niet in de handel heeft gebracht, noch heeft verkocht of georganiseerd, en die via de passende kanalen als dusdanig aan het zeer grote onlineplatform is aangegeven;
Amendement 337 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 – punt e bis (nieuw)
e bis) gevallen waarin de reclame is verwijderd op basis van een overeenkomstig artikel 14 ingediend bericht of een overeenkomstig artikel 8 uitgegeven bevel.
Amendement 338 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Na raadpleging van erkende onderzoekers publiceert de raad richtsnoeren over de structuur en organisatie van de op grond van lid 1 opgestelde registers.
Amendement 339 Voorstel voor een verordening Artikel 30 bis (nieuw)
Artikel 30 bis
Deepfakes
Wanneer een zeer groot onlineplatform vaststelt dat inhoud gegenereerd of gemanipuleerd beeld-, audio- of videomateriaal is dat een merkbare gelijkenis vertoont met bestaande personen, voorwerpen, plaatsen of andere entiteiten of gebeurtenissen, en door een persoon ten onrechte voor authentiek of waarheidsgetrouw wordt aangezien (deepfakes), labelt de aanbieder de inhoud op een manier die aangeeft dat de inhoud niet authentiek is en die duidelijk zichtbaar is voor de afnemer van de diensten.
Amendement 340 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 1
1. Zeer grote onlineplatforms verlenen de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie, op hun gemotiveerd verzoek en binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, toegang tot gegevens die nodig zijn om toezicht te houden op de naleving van deze verordening en ze te beoordelen. Die coördinator voor digitale diensten en de Commissie gebruiken deze gegevens alleen voor die doeleinden.
1. Zeer grote onlineplatforms verlenen de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie, op hun gemotiveerd verzoek onverwijld en binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, toegang tot gegevens die nodig zijn om toezicht te houden op de naleving van deze verordening en ze te beoordelen. Alleen voor die doeleinden vragen die coördinator voor digitale diensten en de Commissie deze gegevens op, zien zij deze in en gebruiken zij deze.
Amendement 341 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Het zeer grote onlineplatform is verplicht het ontwerp, de logica en de werking van de algoritmen toe te lichten indien de coördinator voor digitale diensten van vestiging daarom verzoekt.
Amendement 342 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 2
2. Na een gemotiveerd verzoek van de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie bieden zeer grote onlineplatforms, binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, erkende onderzoekers die voldoen aan de vereisten in lid 4 van dit artikel, toegang tot gegevens met als enige doel onderzoek uit te voeren dat bijdraagt tot de identificatie en het begrip van systemische risico’s als bedoeld in artikel 26, lid 1.
2. Na een gemotiveerd verzoek van de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie bieden zeer grote onlineplatforms, binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, erkende onderzoekers en erkende organen, organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk die voldoen aan de vereisten in lid4 van dit artikel, toegang tot gegevens met als enige doel onderzoek uit te voeren dat bijdraagt tot de identificatie, de beperking en het begrip van systemische risico’s als bedoeld in artikel26, lid 1, enartikel 27, lid 1.
Amendement 343 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Erkende onderzoekers en erkende organen, organisaties en verenigingen zonder winstoogmerk krijgen toegang tot het totale aantal views en het kijkpercentage van inhoud vóór deze wordt verwijderd op grond van overeenkomstig artikel 8 uitgegeven bevelen of inhoudsmoderatie die op eigen initiatief van de aanbieder en overeenkomstig zijn algemene voorwaarden wordt uitgevoerd.
Amendement 344 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 3
3. Zeer grote onlineplatforms bieden toegang tot gegevens krachtens leden 1 en 2 via onlinedatabanken of interfaces voor applicatieprogrammering, al naargelang van het geval.
3. Zeer grote onlineplatforms bieden toegang tot gegevens krachtens leden 1 en 2 via onlinedatabanken of interfaces voor applicatieprogrammering, al naargelang van het geval, en met een gemakkelijk toegankelijk en gebruikersvriendelijk mechanisme om op basis van meerdere criteria te zoeken.
Amendement 345 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 4
4. Om te worden erkend, moeten onderzoekers verbonden zijn aan academische instellingen, mogen zij geen commerciële belangen hebben, moeten zij beschikken over bewezen expertise op de gebieden die verband houden met de onderzochte risico’s of verwante onderzoeksmethodologieën, en verbinden zij zich ertoe en zijn zij in staat om de specifieke gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsvereisten die overeenstemmen met elk verzoek, na te leven.
4. Om door de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie te worden erkend, moeten onderzoekers en organen, organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) zij zijn verbonden aan academische instellingen of organisaties uit het maatschappelijk middenveld die het openbaar belang vertegenwoordigen en voldoen aan de vereisten van artikel 68;
b) zij hebben geen commerciële belangen en zijn ook onafhankelijk van zeer grote onlineplatforms;
c) zij maken de financieringsmiddelen van het onderzoek bekend;
d) zij zijn onafhankelijk van de overheid en bestuurs- of andere overheidsorganen, buiten de academische instelling waaraan zij verbonden zijn, indien het daarbij gaat om een openbare instelling;
e) zij beschikken over bewezen expertise op de gebieden die verband houden met de onderzochte risico’s of verwante onderzoeksmethodologieën; en
f) zij leven de specifieke gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsvereisten na die overeenstemmen met elk verzoek.
Amendement 346 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. Wanneer een zeer groot onlineplatform redenen heeft om aan te nemen dat een onderzoeker of orgaan, organisatie of vereniging zonder winstoogmerk buiten de doelstelling van lid 2 handelt of niet langer voldoet aan de voorwaarden van lid 4, stelt het de relevante autoriteit, hetzij de coördinator voor digitale diensten van vestiging, hetzij de Commissie, daarvan onmiddellijk in kennis en besluit deze zonder onnodige vertraging of de toegang wordt ingetrokken en wanneer en onder welke voorwaarden de toegang wordt hersteld.
Amendement 347 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 4 ter (nieuw)
4 ter. Wanneer de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat een onderzoeker of orgaan, organisatie of vereniging zonder winstoogmerk buiten de doelstelling van lid 2 handelt of niet langer voldoet aan de voorwaarden van lid 4, stelt deze het zeer grote onlineplatform daarvan onmiddellijk in kennis. Na ontvangst van de informatie heeft het zeer grote onlineplatform het recht de toegang tot gegevens in te trekken. De coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie besluit of, wanneer en onder welke voorwaarden de toegang wordt hersteld.
Amendement 348 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 5
5. Na raadpleging van de raad stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast waarin de technische voorwaarden worden vastgelegd waaronder zeer grote onlineplatforms krachtens de leden 1 en2 gegevens moeten delen en de doeleinden waarvoor de gegevens mogen worden gebruikt. In deze gedelegeerde handelingen worden de specifieke voorwaarden vastgelegd waaronder dit delen van gegevens met erkende onderzoekers kan plaatsvinden met naleving van Verordening (EU) 2016/679, rekening houdend met de rechten en belangen van de zeer grote onlineplatforms en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen, en met behoud van de beveiliging van hun dienst.
5. Na raadpleging van de raad en uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast waarin de technische voorwaarden worden vastgelegd waaronder zeer grote onlineplatforms krachtens de leden 1 en 2 gegevens moeten delen en de doeleinden waarvoor de gegevens mogen worden gebruikt. In deze gedelegeerde handelingen worden de specifieke voorwaarden vastgelegd waaronder dit delen van gegevens met erkende onderzoekers of organen, organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk kan plaatsvinden met naleving van Verordening (EU) 2016/679, rekening houdend met de rechten en belangen van de zeer grote onlineplatforms en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van vertrouwelijke informatie, en met behoud van de beveiliging van hun dienst.
Amendement 349 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 6 – punt b
b) het bieden van toegang tot de gegevens zal leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst of voor de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen.
b) het bieden van toegang tot de gegevens zal leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst of voor de bescherming van vertrouwelijke informatie.
Amendement 350 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 7 bis (nieuw)
7 bis. De coördinatoren voor digitale diensten en de Commissie rapporteren eenmaal per jaar de volgende informatie:
a) het aantal bij hen ingediende verzoeken als bedoeld in de leden 1, 2 en 6;
b) het aantal van die verzoeken dat is afgewezen of door de coördinator voor digitale diensten of de Commissie is ingetrokken, en de redenen waarom deze zijn afgewezen of ingetrokken, onder meer naar aanleiding van de vraag van een zeer groot onlineplatform aan de coördinator voor digitale diensten of de Commissie om een verzoek als bedoeld in de leden 1, 2 en 6 te wijzigen.
Amendement 351 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 7 ter (nieuw)
7 ter. Na voltooiing van hun onderzoek publiceren de erkende onderzoekers aan wie toegang tot gegevens is verleend, hun bevindingen zonder vertrouwelijke gegevens bekend te maken en in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679.
Amendement 352 Voorstel voor een verordening Artikel 32 – lid 2
2. Zeer grote onlineplatforms duiden alleen personen met de nodige beroepskwalificaties, kennis, ervaring en bekwaamheden om de in lid 3 genoemde taken uit te voeren aan als nalevingsfunctionarissen. Nalevingsfunctionarissen kunnen werknemers van het betrokken zeer grote onlineplatform zijn of deze taken uitvoeren op basis van een overeenkomst met het platform.
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)
Amendement 353 Voorstel voor een verordening Artikel 32 – lid 3 – punt a
a) samenwerken met de coördinator voor digitale diensten van vestiging en met de Commissie voor de toepassing van deze verordening;
a) samenwerken met de coördinator voor digitale diensten van vestiging, met de raad en met de Commissie voor de toepassing van deze verordening;
Amendement 354 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 1
1. Zeer grote onlineplatforms maken de in artikel 13 bedoelde rapporten bekend binnen de zes maanden na de in artikel 25, lid 4, bedoelde datum van toepassing en daarna elke zes maanden.
1. Zeer grote onlineplatforms maken de in artikel 13 bedoelde rapporten in een gestandaardiseerd, machinaal leesbaar en gemakkelijk toegankelijk formaat bekend binnen de zes maanden na de in artikel 25, lid 4, bedoelde datum van toepassing en daarna om de zes maanden.
Amendement 355 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Die rapporten bevatten informatie over inhoudsmoderatie, afzonderlijk uitgesplitst per lidstaat waar de diensten worden aangeboden en voor de Unie als geheel. De rapporten worden gepubliceerd in ten minste een van de officiële talen van de lidstaten van de Unie waar de diensten worden aangeboden.
Amendement 356 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 2 – punt b
b) de hiermee verbonden krachtens artikel 27 geïdentificeerde en uitgevoerde risicobeperkingsmaatregelen;
b) de specifieke krachtens artikel 27 geïdentificeerde en uitgevoerde risicobeperkingsmaatregelen;
Amendement 357 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 2 – punt d bis (nieuw)
d bis) in voorkomend geval, informatie over de vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld die overeenkomstig artikel 26 voor de risicobeoordeling zijn geraadpleegd.
Amendement 358 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 3
3. Wanneer een zeer groot onlineplatform van mening is dat de bekendmaking van informatie krachtens lid 2 kan leiden tot de onthulling van vertrouwelijke informatie van dat platform of van de afnemers van de dienst, kan leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst, de openbare veiligheid kan ondermijnen of afnemers kan schaden, kan het platform dergelijke informatie uit de rapporten verwijderen. In dat geval stuurt het platform de volledige rapporten naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging en de Commissie, vergezeld van een verklaring van de redenen waarom de informatie uit de openbare rapporten is verwijderd.
3. Wanneer een zeer groot onlineplatform van mening is dat de bekendmaking van informatie krachtens lid 2 kan leiden tot de onthulling van vertrouwelijke informatie van dat platform of van de afnemers van de dienst, kan leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst, de openbare veiligheid kan ondermijnen of afnemers kan schaden, kan het platform dergelijke informatie uit de rapporten verwijderen. In dat geval stuurt het platform de volledige rapporten naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging en de Commissie, vergezeld van een verklaring van de redenen waarom de informatie uit de openbare rapporten is verwijderd, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
Amendement 359 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – inleidende formule
1. De Commissie ondersteunt en bevordert de ontwikkeling en uitvoering van vrijwillige sectornormen door relevante Europese en internationale normalisatie-instanties voor ten minste:
1. De Commissie ondersteunt en bevordert de ontwikkeling en uitvoering van vrijwillige normen door relevante Europese en internationale normalisatie-instanties, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012, voor ten minste:
Amendement 360 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – punt a bis (nieuw)
a bis) de in artikel 12 bedoelde algemene voorwaarden, evenals de aanvaarding en wijziging van die algemene voorwaarden;
Amendement 361 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – punt a ter (nieuw)
a ter) informatie over de traceerbaarheid van handelaren overeenkomstig artikel 22;
Amendement 362 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – punt a quater (nieuw)
a quater) reclamepraktijken als bedoeld in artikel 24 en aanbevelingssystemen als bedoeld in artikel 24 bis;
Amendement 363 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – punt f bis (nieuw)
f bis) rapportageverplichtingen inzake transparantie krachtens artikel 13;
Amendement 364 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – punt f ter (nieuw)
f ter) technische specificaties om ervoor te zorgen dat tussenhandelsdiensten toegankelijk worden gemaakt voor personen met een handicap overeenkomstig de toegankelijkheidsvoorschriften van Richtlijn (EU) 2019/882.
Amendement 365 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De Commissie ondersteunt en bevordert de ontwikkeling en uitvoering van vrijwillige, op de bescherming van minderjarigen gerichte normen door relevante Europese en internationale normalisatie-instanties.
Amendement 366 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen ter bepaling van gemeenschappelijke specificaties voor de in lid 1, punten a) tot en met f ter), vermelde elementen indien de Commissie een of meer Europese normalisatie-instanties heeft verzocht een geharmoniseerde norm op te stellen en de referentie van die norm niet binnen [24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt of het verzoek door geen van de Europese normalisatie-instanties is aanvaard.
Amendement 367 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 1
1. De Commissie en de raad stimuleren en vergemakkelijken het opstellen van gedragscodes op EU-niveau om bij te dragen tot de correcte toepassing van deze verordening, met name rekening houdend met de specifieke uitdagingen om diverse soorten illegale inhoud en systemische risico’s aan te pakken, met betrekking tot EU-recht, met name betreffende mededinging en de bescherming van persoonsgegevens.
1. De Commissie en de raad stimuleren en vergemakkelijken het opstellen van vrijwillige gedragscodes op EU-niveau om bij te dragen tot de correcte toepassing van deze verordening, met name rekening houdend met de specifieke uitdagingen om diverse soorten illegale inhoud en systemische risico’s aan te pakken, in overeenstemming met het EU-recht.Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het vermijden van negatieve effecten op eerlijke mededinging, toegang tot en beveiliging van gegevens, het verbod op algemeen toezicht en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. De Commissie en de raad stimuleren en bevorderen ook dat de gedragscodes regelmatig worden geëvalueerd en aangepast om ervoor te zorgen dat deze geschikt zijn voor het beoogde doel.
Amendement 368 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 2
2. Wanneer aanzienlijke systemische risico’s in de zin van artikel 26, lid 1, optreden en betrekking hebben op meerdere zeer grote onlineplatforms, kan de Commissie de betrokken zeer grote onlineplatforms, andere zeer grote onlineplatforms, andere onlineplatforms en andere aanbieders van tussenhandelsdiensten, waar van toepassing, alsook organisaties van het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, verzoeken mee te werken aan de opstelling van gedragscodes, onder meer door toezeggingen op te stellen om specifieke risicobeperkende maatregelen te nemen, alsook een kader voor regelmatige rapportage over genomen maatregelen en de resultaten ervan.
2. Wanneer aanzienlijke systemische risico’s in de zin van artikel 26, lid 1, optreden en betrekking hebben op meerdere zeer grote onlineplatforms, kan de Commissie de betrokken zeer grote onlineplatforms, andere zeer grote onlineplatforms, andere onlineplatforms en andere aanbieders van tussenhandelsdiensten, waar van toepassing, alsook relevante bevoegde autoriteiten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden, verzoeken mee te werken aan de opstelling van gedragscodes, onder meer door toezeggingen op te stellen om specifieke risicobeperkende maatregelen te nemen, alsook een kader voor regelmatige rapportage over genomen maatregelen en de resultaten ervan.
Amendement 369 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 3
3. Bij de uitvoering van de leden 1 en 2 streven de Commissie en de raad ernaar te verzekeren dat hun doelstellingen duidelijk beschreven zijn in de gedragscodes, dat er kernprestatie-indicatoren zijn opgenomen om de verwezenlijking van deze doelstellingen te meten en dat er terdege rekening wordt gehouden met de behoeften en belangen van alle belanghebbenden, ook burgers, op EU-niveau. De Commissie en de raad streven er ook naar te verzekeren dat deelnemers regelmatig rapporteren aan de Commissie en aan hun respectieve coördinator voor digitale diensten van vestiging over alle genomen maatregelen en de resultaten ervan, ten opzichte van de kernprestatie-indicatoren die zij bevatten.
3. Bij de uitvoering van de leden 1 en 2 streven de Commissie en de raad ernaar te verzekeren dat hun specifieke doelstellingen duidelijk beschreven zijn in de gedragscodes, dat de aard van de nagestreefde doelstelling van het overheidsbeleid en, in voorkomend geval, de rol van de bevoegde autoriteiten worden omschreven, dat er kernprestatie-indicatoren zijn opgenomen om de verwezenlijking van deze doelstellingen te meten en dat er ten volle rekening wordt gehouden met de behoeften en belangen van alle belanghebbenden, en met name van de burgers, op EU-niveau. De Commissie en de raad streven er ook naar te verzekeren dat deelnemers regelmatig rapporteren aan de Commissie en aan hun respectieve coördinator voor digitale diensten van vestiging over alle genomen maatregelen en de resultaten ervan, ten opzichte van de kernprestatie-indicatoren die zij bevatten. In de kernprestatie-indicatoren en de rapportageverplichtingen wordt rekening gehouden met de verschillen in omvang en capaciteit tussen de verschillende deelnemers.
Amendement 370 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 4
4. De Commissie en de raad beoordelen of de gedragscodes voldoen aan de in de leden 1 en 3 beschreven doelen, en houden regelmatig toezicht op en beoordelen het behalen van hun doelstellingen. Zij maken hun conclusies bekend.
4. De Commissie en de raad beoordelen of de gedragscodes voldoen aan de in de leden 1 en 3 beschreven doelen, en houden regelmatig toezicht op en beoordelen het behalen van hun doelstellingen. Zij maken hun conclusies bekend en verzoeken de betrokken organisaties hun gedragscode dienovereenkomstig aan te passen.
Amendement 371 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 5
5. De raad houdt regelmatig toezicht op en evalueert het behalen van de doelstellingen van de gedragscodes, rekening houdend met de kernprestatie-indicatoren die zij eventueel bevatten.
5. De Commissie en de raad houden regelmatig toezicht op en evalueren het behalen van de doelstellingen van de gedragscodes, rekening houdend met de kernprestatie-indicatoren die zij eventueel bevatten. In geval van systematische niet-naleving van de gedragscodes kunnen de Commissie en de raad besluiten platforms die hun verbintenissen als ondertekenaars van de gedragscodes niet nakomen, tijdelijk te schorsen of definitief uit te sluiten.
Amendement 372 Voorstel voor een verordening Artikel 36 – lid 1
1. De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de opstelling van gedragscodes op EU-niveau tussen onlineplatforms en andere relevante aanbieders, zoals aanbieders van tussenhandelsdiensten voor onlinereclame of organisaties die afnemers van de dienst vertegenwoordigen en organisaties van het maatschappelijk middenveld of relevante autoriteiten, om bij te dragen tot meer transparantie in onlinereclame, ruimer dan de vereisten van de artikelen 24 en 30.
1. De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de opstelling van vrijwillige gedragscodes op EU-niveau tussen onlineplatforms en andere relevante aanbieders, zoals aanbieders van tussenhandelsdiensten voor onlinereclame of organisaties die afnemers van de dienst vertegenwoordigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld of relevante autoriteiten, om bij te dragen tot meer transparantie voor alle actoren in het ecosysteem voor onlinereclame, ruimer dan de vereisten van de artikelen 24 en 30.
Amendement 373 Voorstel voor een verordening Artikel 36 – lid 2 – inleidende formule
2. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat de gedragscodes leiden tot het doeltreffend doorgeven van informatie, met volledige naleving van de rechten en belangen van alle betrokken partijen, en tot een concurrerende, transparante en eerlijke omgeving in onlinereclame, overeenkomstig het EU-recht en het intern recht, met name inzake mededinging en de bescherming van persoonsgegevens. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de gedragscodes ten minste het volgende wordt vermeld:
2. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat de gedragscodes leiden tot het doeltreffend doorgeven van informatie, met volledige naleving van de rechten en belangen van alle betrokken partijen, en tot een concurrerende, transparante en eerlijke omgeving in onlinereclame, overeenkomstig het EU-recht en het intern recht, met name inzake mededinging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de gedragscodes ten minste het volgende wordt vermeld:
Amendement 374 Voorstel voor een verordening Artikel 36 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
b bis) de verschillende soorten gegevens die kunnen worden gebruikt.
Amendement 375 Voorstel voor een verordening Artikel 36 – lid 3
3. De Commissie stimuleert de opstelling van de gedragscode binnen een jaar na de datum van toepassing van deze verordening en de toepassing ervan uiterlijk zes maanden na die datum.
3. De Commissie stimuleert de opstelling van de gedragscode binnen een jaar na de datum van toepassing van deze verordening en de toepassing ervan uiterlijk zes maanden na die datum. De Commissie evalueert de toepassing van de gedragscode drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening.
Amendement 376 Voorstel voor een verordening Artikel 36 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De Commissie spoort alle actoren in het in lid 1 bedoelde ecosysteem voor onlinereclame aan om de in de gedragscode vermelde verbintenissen te onderschrijven en na te leven.
Amendement 377 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 1
1. De raad kan de Commissie aanbevelen te beginnen met de opstelling, overeenkomstig de leden 2, 3 en 4, van crisisprotocollen voor de aanpak van crisissituaties die strikt beperkt zijn tot uitzonderlijke omstandigheden die de openbare veiligheid of de volksgezondheid aantasten.
1. De raad kan de Commissie aanbevelen te beginnen met de opstelling, overeenkomstig de leden 2, 3 en 4, van vrijwillige crisisprotocollen voor de aanpak van crisissituaties die strikt beperkt zijn tot uitzonderlijke omstandigheden die de openbare veiligheid of de volksgezondheid aantasten.
Amendement 378 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 4 – punt f bis (nieuw)
f bis) maatregelen om bij de uitvoering van crisisprotocollen de toegankelijkheid voor personen met een handicap te garanderen, onder meer door te voorzien in een toegankelijke beschrijving van deze protocollen.
Amendement 379 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 5
5. Als de Commissie van mening is dat een crisisprotocol de crisissituatie niet doeltreffend aanpakt, of om de uitoefening van grondrechten als bedoeld in lid 4, punt e), te vrijwaren, kan zij de deelnemers vragen het crisisprotocol te herzien, onder meer door bijkomende maatregelen te nemen.
5. Als de Commissie van mening is dat een crisisprotocol de crisissituatie niet doeltreffend aanpakt, of om de uitoefening van grondrechten als bedoeld in lid 4, punt e), te vrijwaren, vraagt zij de deelnemers het crisisprotocol te herzien, onder meer door bijkomende maatregelen te nemen.
Amendement 380 Voorstel voor een verordening Artikel 38 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten en met name hun coördinatoren voor digitale diensten beschikken over de gepaste technische, financiële en personele middelen om hun taken krachtens deze verordening uit te voeren.
Amendement 381 Voorstel voor een verordening Artikel 39 – lid 1
1. De lidstaten verzekeren dat hun coördinatoren voor digitale diensten hun taken krachtens deze verordening op een onpartijdige, transparante en tijdige wijze uitvoeren. De lidstaten zorgen ervoor dat hun coördinatoren voor digitale diensten beschikken over de gepaste technische, financiële en personele middelen om hun taken uit te voeren.
1. De lidstaten verzekeren dat hun coördinatoren voor digitale diensten hun taken krachtens deze verordening op een onpartijdige, transparante en tijdige wijze uitvoeren.
Amendement 382 Voorstel voor een verordening Artikel 40 – lid 1
1. De lidstaat waarin de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandelsdiensten is gevestigd, heeft rechtsmacht voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV van deze verordening.
1. De lidstaat waarin de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandelsdiensten is gevestigd, heeft rechtsmacht voor het toezicht op en de handhaving van de uit hoofde van deze verordening aan tussenpersonen opgelegde verplichtingen door de nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig dit hoofdstuk.
Amendement 383 Voorstel voor een verordening Artikel 40 – lid 2
2. Een aanbieder van tussenhandelsdiensten die geen vestiging in de EU heeft maar wel diensten in de EU aanbiedt, wordt voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV verondersteld onder de rechtsmacht te vallen van de lidstaat waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.
2. Een aanbieder van tussenhandelsdiensten die geen vestiging in de EU heeft maar wel diensten in de EU aanbiedt, wordt voor de toepassing van dit artikel verondersteld onder de rechtsmacht te vallen van de lidstaat waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.
Amendement 384 Voorstel voor een verordening Artikel 40 – lid 3
3. Wanneer een aanbieder van tussenhandelsdiensten geen wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 11 aanduidt, hebben alle lidstaten rechtsmacht voor de toepassing van de hoofdstukkenIII en IV. Wanneer een lidstaat beslist rechtsmacht krachtens dit lid uit te oefenen, brengt hij alle andere lidstaten hiervan op de hoogte en verzekert hij dat het ne bis in idem-beginsel wordt nageleefd.
3. Alle lidstaten hebben rechtsmacht voor de toepassing van dit artikel, wanneer een aanbieder van tussenhandelsdiensten geen wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel11 aanduidt. Wanneer een lidstaat beslist rechtsmacht krachtens dit lid uit te oefenen, brengt hij alle andere lidstaten hiervan op de hoogte en verzekert hij dat het ne bis in idem-beginsel wordt nageleefd.
Amendement 385 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 1 – punt a
a) de bevoegdheid om van deze dienstverleners, alsook van andere personen die handelen voor doeleinden die verband houden met hun handel, activiteit, ambacht of beroep en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie die verband houdt met een vermoedelijke inbreuk op deze verordening, met inbegrip van organisaties die de in artikel 28 en artikel 50, lid 3, bedoelde controles uitvoeren, te vragen om deze informatie binnen een redelijke termijn te verstrekken;
a) de bevoegdheid om van deze dienstverleners, alsook van andere personen die handelen voor doeleinden die verband houden met hun handel, activiteit, ambacht of beroep en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie die verband houdt met een vermoedelijke inbreuk op deze verordening, met inbegrip van organisaties die de in artikel 28 en artikel 50, lid 3, bedoelde controles uitvoeren, te vragen om deze informatie zonder onnodige vertraging, of uiterlijk binnen drie maanden, te verstrekken;
Amendement 386 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 – punt e
e) de bevoegdheid om tijdelijke maatregelen te nemen om het gevaar van ernstige schade te voorkomen.
e) de bevoegdheid om evenredige voorlopige maatregelen te nemen of om de relevante gerechtelijke autoriteit te verzoeken dit te doen, teneinde het gevaar van ernstige schade te voorkomen.
Amendement 387 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 – alinea 1
Wat de punten c) en d) van de eerste alinea betreft, hebben de coördinatoren voor digitale diensten de in deze punten vermelde handhavingsbevoegdheden ook ten opzichte van de andere in lid 1 genoemde personen voor niet-naleving van een van de bevelen die hen krachtens dat lid zijn gegeven. Zij oefenen deze handhavingsbevoegdheden pas uit nadat zij deze andere personen tijdelijk alle relevante informatie met betrekking tot die bevelen hebben bezorgd, waaronder de van toepassing zijnde termijn, de boeten of dwangsommen die kunnen worden opgelegd voor niet-naleving en de beroepsmogelijkheden.
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)
Amendement 388 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 3 – inleidende formule
3. Wanneer dit nodig is voor de uitvoering van hun taken, hebben coördinatoren voor digitale diensten, met betrekking tot aanbieders van tussenhandelsdiensten onder de rechtsmacht van hun lidstaat, wanneer alle andere bevoegdheden krachtens dit artikel om de inbreuk te beëindigen zijn uitgeput en de inbreuk blijft bestaan en ernstige schade kan toebrengen die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere bevoegdheden die beschikbaar zijn volgens EU-recht of intern recht, de bevoegdheid om de volgende maatregelen te nemen:
3. Wanneer dit nodig is voor de uitvoering van hun taken, hebben coördinatoren voor digitale diensten, met betrekking tot aanbieders van tussenhandelsdiensten onder de rechtsmacht van hun lidstaat, wanneer alle andere bevoegdheden krachtens dit artikel om de inbreuk te beëindigen zijn uitgeput en de inbreuk blijft bestaan of voortdurend wordt herhaald en ernstige schade kan toebrengen die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere bevoegdheden die beschikbaar zijn volgens EU-recht of intern recht, de bevoegdheid om de volgende maatregelen te nemen:
Amendement 389 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 3 – punt a
a) van de beheerinstantie van de dienstverleners, binnen een redelijke termijn, eisen dat zij de situatie onderzoeken, een actieplan vaststellen en indienen met de nodige maatregelen om de inbreuk te beëindigen, verzekeren dat de dienstverlener deze maatregelen neemt en rapporteren over de genomen maatregelen;
a) van de beheerinstantie van de dienstverleners, binnen een redelijke termijn, die in geen geval meer dan drie maanden bedraagt, eisen dat zij de situatie onderzoeken, een actieplan vaststellen en indienen met de nodige maatregelen om de inbreuk te beëindigen, verzekeren dat de dienstverlener deze maatregelen neemt en rapporteren over de genomen maatregelen;
Amendement 390 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 3 – punt b
b) wanneer de coördinator voor digitale diensten van mening is dat de aanbieder de vereisten van het eerste punt niet voldoende heeft nageleefd, dat de inbreuk blijft bestaan en ernstige schade veroorzaakt, en dat de inbreuk een ernstig strafbaar feit vormt met een bedreiging van het leven of de veiligheid van personen, de bevoegde gerechtelijke autoriteit van die lidstaat verzoeken de tijdelijke beperking van toegang van ontvangers tot de bij de inbreuk betrokken dienst op te leggen of, alleen wanneer dit technisch niet haalbaar is, tot de online-interface van de aanbieder van tussenhandelsdiensten waarop de inbreuk plaatsvindt.
b) wanneer de coördinator voor digitale diensten van mening is dat de aanbieder de vereisten van het eerste punt niet heeft nageleefd, dat de inbreuk blijft bestaan of voortdurend wordt herhaald en ernstige schade veroorzaakt, en dat de inbreuk een ernstig strafbaar feit vormt met een bedreiging van het leven of de veiligheid van personen, de bevoegde gerechtelijke autoriteit van die lidstaat verzoeken de tijdelijke beperking van toegang van ontvangers tot de bij de inbreuk betrokken dienst op te leggen of, alleen wanneer dit technisch niet haalbaar is, tot de online-interface van de aanbieder van tussenhandelsdiensten waarop de inbreuk plaatsvindt.
Amendement 391 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis. De Commissie publiceert uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] richtsnoeren over de bevoegdheden van en de procedures die van toepassing zijn op de coördinatoren voor digitale diensten.
Amendement 392 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 2
2. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.
2. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie en de raad van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen hieraan onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.
Amendement 393 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 3
3. De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van de sancties die worden opgelegd voor niet-naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen, niet meer bedraagt dan 6 % van de jaarlijkse inkomsten of de omzet van de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten. Sancties voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie, het niet beantwoorden of corrigeren van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie en het niet onderwerpen aan een inspectie ter plaatse mogen niet meer bedragen dan 1 % van de jaarlijkse inkomsten of de omzet van de betrokken dienstverlener.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van de sancties die worden opgelegd voor niet-naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen, niet meer bedraagt dan 6 % van de jaarlijkse wereldwijde omzet van de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten. Sancties voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie, het niet beantwoorden of corrigeren van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie en het niet onderwerpen aan een inspectie ter plaatse mogen niet meer bedragen dan 1 % van de jaarlijkse wereldwijde omzet van de betrokken dienstverlener.
Amendement 394 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 4
4. De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van een dwangsom niet meer bedraagt dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet van de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten in het voorgaande boekjaar, berekend vanaf de in het desbetreffende besluit vermelde datum.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van een dwangsom niet meer bedraagt dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet van de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten in het voorgaande boekjaar, berekend vanaf de in het desbetreffende besluit vermelde datum.
Amendement 395 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 4 bis (nieuw)
4 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de gerechtelijke of administratieve autoriteiten die bevelen uitgeven op basis van de artikelen 8 en 9, alleen sancties of boeten opleggen overeenkomstig dit artikel.
Amendement 396 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 1
Afnemers van de dienst hebben het recht om een klacht in te dienen tegen aanbieders van tussenhandelsdiensten wegens vermeende inbreuk op deze verordening bij de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de afnemer verblijft of gevestigd is. De coördinator voor digitale diensten beoordeelt de klacht en stuurt deze, indien van toepassing, door naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Indien de klacht onder de verantwoordelijkheid van een andere bevoegde autoriteit in haar lidstaat valt, stuurt de coördinator voor digitale diensten die de klacht ontvangt, deze door naar die autoriteit.
1. Afnemers van de dienst hebben het recht om een klacht in te dienen tegen aanbieders van tussenhandelsdiensten wegens vermeende inbreuk op deze verordening bij de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de afnemer verblijft of gevestigd is. Tijdens deze procedure hebben beide partijen het recht om te worden gehoord en passende informatie te ontvangen over de stand van zaken van de procedure. De coördinator voor digitale diensten beoordeelt de klacht en stuurt deze, indien van toepassing, zonder onnodige vertraging door naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Indien de klacht onder de verantwoordelijkheid van een andere bevoegde autoriteit in haar lidstaat valt, stuurt de coördinator voor digitale diensten die de klacht ontvangt, deze zonder onnodige vertraging door naar die autoriteit.
Amendement 397 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Na ontvangst van de overeenkomstig lid 1 doorgestuurde klacht beoordeelt de coördinator voor digitale diensten van vestiging de zaak tijdig en deelt hij de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de afnemer verblijft of gevestigd is, binnen zes maanden mee of hij een onderzoek zal instellen. Indien hij een onderzoek opent, verstrekt hij ten minste om de drie maanden een overzicht van de stand van zaken. Vervolgens stelt de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de afnemer verblijft of gevestigd is, de afnemer hiervan in kennis.
Amendement 398 Voorstel voor een verordening Artikel 43 bis (nieuw)
Artikel 43 bis
Schadevergoeding
Onverminderd artikel 5 hebben afnemers van de dienst het recht om voor alle directe schade of verliezen die zij hebben geleden als gevolg van een inbreuk door aanbieders van tussenhandelsdiensten op de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, schadevergoeding te eisen van die aanbieders van tussenhandelsdiensten overeenkomstig het toepasselijke EU- en nationale recht.
Amendement 399 Voorstel voor een verordening Artikel 44 – lid 1
1. Coördinatoren voor digitale diensten stellen in het kader van deze verordening een jaarverslag over hun activiteiten op. Zij stellen de jaarverslagen ter beschikking van het publiek en delen deze mee aan de Commissie en de raad.
1. Coördinatoren voor digitale diensten stellen in het kader van deze verordening een jaarverslag over hun activiteiten op. Zij stellen de jaarverslagen in een gestandaardiseerd en machinaal leesbaar formaat ter beschikking van het publiek en delen deze mee aan de Commissie en de raad.
Amendement 400 Voorstel voor een verordening Artikel 44 – lid 2 – punt a
a) het aantal en het onderwerp van de bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en de bevelen om informatie te verstrekken die zijn uitgevaardigd in overeenstemming met de artikelen 8 en 9 door een nationale gerechtelijke of administratieve autoriteit van de lidstaat van de betrokken coördinator voor digitale diensten;
a) het aantal en het onderwerp van de bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en de bevelen om informatie te verstrekken die zijn uitgevaardigd in overeenstemming met de artikelen 8 en 9 door een nationale gerechtelijke of administratieve autoriteit van de lidstaat van de betrokken coördinator voor digitale diensten, met inbegrip van informatie over de naam van de uitvaardigende autoriteit, de naam van de aanbieder en de in het bevel vermelde soort actie, alsook een motivering dat het bevel in overeenstemming is met artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG;
Amendement 401 Voorstel voor een verordening Artikel 44 – lid 2 – punt b
b) de gevolgen die aan deze bevelen zijn gegeven, zoals meegedeeld aan de coördinator voor digitale diensten overeenkomstig de artikelen 8 en 9.
b) de gevolgen die aan deze bevelen zijn gegeven, zoals meegedeeld aan de coördinator voor digitale diensten overeenkomstig de artikelen 8 en 9, het aantal beroepen dat tegen die bevelen is ingesteld, alsmede de uitkomst van die beroepen.
Amendement 402 Voorstel voor een verordening Artikel 44 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De Commissie maakt een tweejaarlijks verslag openbaar waarin de overeenkomstig lid 1 meegedeelde jaarverslagen worden geanalyseerd, en dient dit in bij het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 403 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 1 – punt 1
Wanneer de raad redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van tussenhandelsdiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze waarbij ten minste drie lidstaten zijn betrokken, kan hij de coördinator voor digitale diensten van vestiging adviseren om de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
Wanneer de raad redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van tussenhandelsdiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze waarbij ten minste drie lidstaten zijn betrokken, kan hij de coördinator voor digitale diensten van vestiging verzoeken om de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
Amendement 404 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 2 – inleidende formule
2. In een verzoek of aanbeveling op grond van lid 1 wordt ten minste het volgende vermeld:
2. In een verzoek op grond van lid 1 wordt ten minste het volgende vermeld:
Amendement 405 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Een verzoek op grond van lid 1 wordt tegelijkertijd meegedeeld aan de Commissie. Indien de Commissie van mening is dat het verzoek niet gegrond is of indien de Commissie al actie onderneemt naar aanleiding van de desbetreffende zaak, kan de Commissie vragen om intrekking van het verzoek.
Amendement 406 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 3
3. De coördinator voor digitale diensten van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek of de aanbeveling ingevolge lid 1. Als hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek of de aanbeveling en redenen heeft om aan te nemen dat de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan hij om deze informatie verzoeken. De in lid 4 vastgestelde termijn wordt gestuit totdat deze aanvullende informatie is verstrekt.
3. De coördinator voor digitale diensten van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek ingevolge lid 1. Als hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek en redenen heeft om aan te nemen dat de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan hij om deze informatie verzoeken. De in lid 4 vastgestelde termijn wordt gestuit totdat deze aanvullende informatie is verstrekt.
Amendement 407 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 4
4. De coördinator voor digitale diensten van vestiging zal, zonder onnodige vertraging en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek of de aanbeveling, zijn beoordeling van de vermoedelijke inbreuk meedelen aan de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of aan de raad, of die van een andere bevoegde autoriteit overeenkomstig het interne recht, indien relevant, en een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
4. De coördinator voor digitale diensten van vestiging zal, zonder onnodige vertraging en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek, zijn beoordeling van de vermoedelijke inbreuk meedelen aan de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of aan de raad, of die van een andere bevoegde autoriteit overeenkomstig het interne recht, indien relevant, en een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
Amendement 408 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 5
5. Indien de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of, in voorkomend geval, de raad, geen antwoord heeft ontvangen binnen de in lid 4 vastgestelde termijn of indien hij het niet eens is met de beoordeling van de coördinator voor digitale diensten van vestiging, kan hij de zaak voorleggen aan de Commissie en alle relevante informatie verstrekken. Die informatie omvat ten minste het verzoek of de aanbeveling die naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging wordt gestuurd, eventuele aanvullende informatie die is verstrekt op grond van lid 3 en de communicatie waarnaar wordt verwezen in lid 4.
5. Indien de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of, in voorkomend geval, de raad, geen antwoord heeft ontvangen binnen de in lid 4 vastgestelde termijn of indien hij het niet eens is met de beoordeling van de coördinator voor digitale diensten van vestiging, kan hij de zaak voorleggen aan de Commissie en alle relevante informatie verstrekken. Die informatie omvat ten minste het verzoek dat naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging wordt gestuurd, eventuele aanvullende informatie die is verstrekt op grond van lid 3 en de communicatie waarnaar wordt verwezen in lid 4.
Amendement 409 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 7
7. Indien de Commissie op grond van lid 6 tot de conclusie komt dat de beoordeling of de onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die overeenkomstig lid 4 zijn genomen of overwogen, onverenigbaar zijn met deze verordening, verzoekt zij de coördinator voor digitale diensten van vestiging de zaak nader te beoordelen en de nodige onderzoeks- of handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen, en om haar binnen twee maanden na dat verzoek op de hoogte te brengen van de genomen maatregelen.
7. Indien de Commissie op grond van lid 6 tot de conclusie komt dat de beoordeling of de onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die overeenkomstig lid 4 zijn genomen of overwogen, onverenigbaar zijn met deze verordening, verzoekt zij de coördinator voor digitale diensten van vestiging de zaak nader te beoordelen en de nodige onderzoeks- of handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen, en om haar binnen twee maanden na dat verzoek op de hoogte te brengen van de genomen maatregelen. Deze informatie wordt ook doorgegeven aan de coördinator voor digitale diensten of de raad die de procedure overeenkomstig lid 1 heeft ingeleid.
Amendement 410 Voorstel voor een verordening Artikel 46 – lid 1 – alinea 1
Deze gezamenlijke onderzoeken laten de taken en bevoegdheden van de deelnemende coördinatoren voor digitale diensten en de eisen die gelden voor de uitvoering van die taken en de uitoefening van de bevoegdheden waarin deze verordening voorziet, onverlet. De deelnemende coördinatoren voor digitale diensten stellen de resultaten van de gezamenlijke onderzoeken ter beschikking van andere coördinatoren voor digitale diensten, de Commissie en de raad via het in artikel 67 bedoelde systeem voor de vervulling van hun respectieve taken uit hoofde van deze verordening.
Schrappen
Amendement 411 Voorstel voor een verordening Artikel 46 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Wanneer een coördinator voor digitale diensten van vestiging redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van tussenhandelsdiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze waarbij ten minste één andere lidstaat is betrokken, kan hij de coördinator voor digitale diensten van bestemming voorstellen een gezamenlijk onderzoek te openen. Het gezamenlijk onderzoek berust op een overeenkomst tussen de betrokken lidstaten.
Amendement 412 Voorstel voor een verordening Artikel 46 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Op verzoek van de coördinator voor digitale diensten van bestemming die redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van tussenhandelsdiensten deze verordening in zijn lidstaat heeft geschonden, kan de raad de coördinator voor digitale diensten van vestiging aanbevelen met de coördinator voor digitale diensten van bestemming een gezamenlijk onderzoek te openen. Het gezamenlijk onderzoek berust op een overeenkomst tussen de betrokken lidstaten.
Indien er binnen een maand geen overeenstemming is bereikt, staat het gezamenlijk onderzoek onder toezicht van de coördinator voor digitale diensten van vestiging.
Deze gezamenlijke onderzoeken laten de taken en bevoegdheden van de deelnemende coördinatoren voor digitale diensten en de eisen die gelden voor de uitvoering van die taken en de uitoefening van die bevoegdheden, als voorzien in deze verordening, onverlet. De deelnemende coördinatoren voor digitale diensten stellen de resultaten van de gezamenlijke onderzoeken ter beschikking van andere coördinatoren voor digitale diensten, de Commissie en de raad via het in artikel 67 bedoelde systeem voor de vervulling van hun respectieve taken uit hoofde van deze verordening.
Amendement 413 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – lid 2 – punt b
b) het coördineren van en bijdragen aan de begeleiding en analyse van de Commissie en de coördinatoren voor digitale diensten en andere bevoegde autoriteiten over nieuwe kwesties op de interne markt met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen;
b) het coördineren en verstrekken van begeleiding en analyses aan de Commissie en de coördinatoren voor digitale diensten en andere bevoegde autoriteiten over nieuwe kwesties op de interne markt met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen;
Amendement 414 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – lid 2 – punt b bis (nieuw)
b bis) bijdragen aan de doeltreffende toepassing van artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG om versplintering van de digitale eengemaakte markt te vermijden;
Amendement 415 Voorstel voor een verordening Artikel 47 – lid 2 – punt c bis (nieuw)
c bis) bijdragen tot doeltreffende samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties.
Amendement 416 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 1
1. De raad is samengesteld uit de coördinatoren voor digitale diensten, die worden vertegenwoordigd door hoge ambtenaren. Indien het nationale recht hierin voorziet, nemen andere bevoegde autoriteiten die naast de coördinator voor digitale diensten met specifieke operationele verantwoordelijkheden voor de toepassing en handhaving van deze verordening zijn belast, deel aan de raad. Andere nationale autoriteiten kunnen voor de bijeenkomsten worden uitgenodigd als de besproken onderwerpen relevant zijn voor hen.
1. De raad is samengesteld uit de coördinatoren voor digitale diensten, die worden vertegenwoordigd door hoge ambtenaren. Indien het nationale recht hierin voorziet, kunnen andere bevoegde autoriteiten die naast de coördinator voor digitale diensten met specifieke operationele verantwoordelijkheden voor de toepassing en handhaving van deze verordening zijn belast, deelnemen aan de raad. Andere nationale autoriteiten kunnen voor de bijeenkomsten worden uitgenodigd als de besproken onderwerpen relevant zijn voor hen. De vergadering wordt geldig geacht indien ten minste twee derde van de leden aanwezig is.
Amendement 417 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De raad wordt voorgezeten door de Commissie. De Commissie roept de vergaderingen bijeen en stelt de agenda op in overeenstemming met de taken van de raad uit hoofde van deze verordening en het reglement van orde ervan.
Amendement 418 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 2 – inleidende formule
2. Elke lidstaat heeft één stem. De Commissie heeft geen stemrecht.
2. Elke lidstaat heeft één stem, die wordt uitgebracht door de coördinator voor digitale diensten. De Commissie heeft geen stemrecht.
Amendement 419 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 3
3. De raad wordt voorgezeten door de Commissie. De Commissie roept de vergaderingen bijeen en stelt de agenda op in overeenstemming met de taken van de raad uit hoofde van deze verordening en het reglement van orde ervan.
Schrappen
Amendementen 420 en 562/rev Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 5
5. De raad kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen, en kan samenwerken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de Unie, en in voorkomend geval met externe deskundigen. De raad maakt de resultaten van deze samenwerking openbaar.
5. De raad kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen, en werkt samen met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de Unie, en in voorkomend geval met externe deskundigen. De raad maakt de resultaten van deze samenwerking openbaar.
Amendement 421 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis. De raad raadpleegt, in voorkomend geval, belanghebbenden en maakt de resultaten van die raadpleging openbaar.
Amendement 422 Voorstel voor een verordening Artikel 48 – lid 6
6. De raad stelt zijn reglement van orde vast na goedkeuring door de Commissie.
6. De raad stelt zijn reglement van orde bij tweederde meerderheid van zijn leden vast na goedkeuring door de Commissie.
Amendement 423 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) specifieke aanbevelingen doen voor de uitvoering van artikel 13 bis;
Amendement 424 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 1 – punt d
d) de Commissie adviseren om de in artikel 51 bedoelde maatregelen te nemen en, op verzoek van de Commissie, adviezen aan te nemen over ontwerpmaatregelen van de Commissie betreffende zeer grote onlineplatforms in overeenstemming met deze verordening;
d) de Commissie adviseren om de in artikel 51 bedoelde maatregelen te nemen en adviezen aannemen over ontwerpmaatregelen van de Commissie betreffende zeer grote onlineplatforms in overeenstemming met deze verordening;
Amendement 425 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 1 – punt d bis (nieuw)
d bis) controleren of door een lidstaat genomen maatregelen die de vrijheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten uit een andere lidstaat om diensten te verrichten beperken, in overeenstemming zijn met artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG, en erop toezien dat die maatregelen strikt noodzakelijk zijn en de toepassing van deze verordening niet beperken;
Amendement 426 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 1 – punt e
e) ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling en uitvoering van Europese normen, richtsnoeren, verslagen, sjablonen en gedragscodes, zoals bepaald in deze verordening, en signaleren van opkomende kwesties met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen.
e) ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling en uitvoering van Europese normen, richtsnoeren, verslagen, sjablonen en gedragscodes, in nauwe samenwerking met de relevante belanghebbenden, zoals bepaald in deze verordening, onder meer door standpunten, aanbevelingen of adviezen uit te brengen over aangelegenheden die verband houden met artikel 34, en signaleren van opkomende kwesties met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen.
Amendement 427 Voorstel voor een verordening Artikel 49 – lid 2
2. Coördinatoren voor digitale diensten en andere nationale bevoegde autoriteiten die de aan hen gerichte adviezen, verzoeken of aanbevelingen die door de raad zijn goedgekeurd, niet opvolgen, vermelden de redenen voor deze keuze bij de rapportage op grond van deze verordening of bij het nemen van hun relevante besluiten, naargelang het geval.
2. Coördinatoren voor digitale diensten en andere nationale bevoegde autoriteiten die de aan hen gerichte adviezen, verzoeken of aanbevelingen die door de raad zijn goedgekeurd, niet opvolgen, vermelden bij de rapportage op grond van deze verordening of bij het nemen van hun relevante besluiten, naargelang het geval, de redenen voor deze keuze en verstrekken hierbij een verklaring over de onderzoeken, acties en maatregelen die zij hebben uitgevoerd.
Amendement 428 Voorstel voor een verordening Artikel 49 bis (nieuw)
Artikel 49 bis
Verslagen
1. De raad stelt een jaarverslag op over zijn activiteiten. Het verslag wordt in alle officiële talen van de Unie openbaar gemaakt en toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
2. Het jaarverslag omvat onder meer een evaluatie van de praktische toepassing van de standpunten, richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen en alle andere krachtens artikel 49, lid 1, genomen maatregelen.
Amendement 429 Voorstel voor een verordening Artikel 50 – lid 1 – alinea 1
De Commissie die op eigen initiatief handelt, of de raad die op eigen initiatief of op verzoek van ten minste drie coördinatoren voor digitale diensten van vestiging handelt, kan, wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat een zeer groot onlineplatform een van deze bepalingen heeft geschonden, de coördinator voor digitale diensten van vestiging aanbevelen om de vermoedelijke inbreuk te onderzoeken met het oog op het nemen van een dergelijk besluit door die coördinator voor digitale diensten binnen een redelijke termijn.
De Commissie die op eigen initiatief handelt, of de raad die op eigen initiatief of op verzoek van ten minste drie coördinatoren voor digitale diensten van bestemming handelt, kan, wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat een zeer groot onlineplatform een van de bepalingen van afdeling 4 van hoofdstuk III heeft geschonden, de coördinator voor digitale diensten van vestiging aanbevelen om de vermoedelijke inbreuk te onderzoeken met het oog op het nemen van een dergelijk besluit door die coördinator voor digitale diensten binnen een redelijke termijn, die niet meer dan drie maanden bedraagt.
Amendement 430 Voorstel voor een verordening Artikel 50 – lid 2
2. Bij het meedelen van het besluit als bedoeld in de eerste alinea van lid 1 aan het betrokken zeer grote onlineplatform, verzoekt de coördinator voor digitale diensten van vestiging dat platform om binnen een maand na dat besluit een actieplan op te stellen en dit mede te delen aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging, de Commissie en de raad, waarin wordt aangegeven hoe dat platform van plan is de inbreuk te beëindigen of verhelpen. De maatregelen die in het actieplan worden uiteengezet, kunnen in voorkomend geval de deelname aan een gedragscode als bedoeld in artikel 35 omvatten.
2. Bij het meedelen van het besluit als bedoeld in de eerste alinea van lid 1 aan het betrokken zeer grote onlineplatform, verzoekt de coördinator voor digitale diensten van vestiging dat platform om binnen een maand na dat besluit een actieplan op te stellen en dit mede te delen aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging, de Commissie en de raad, waarin wordt aangegeven hoe dat platform van plan is de inbreuk te beëindigen of verhelpen. In de maatregelen die in het actieplan worden uiteengezet, kan in voorkomend geval de deelname aan een gedragscode als bedoeld in artikel 35 worden aanbevolen.
Amendement 431 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – titel
Tussenkomst van de Commissie en de inleiding van procedures
Inleiding van procedures door de Commissie
Amendement 432 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 1 – inleidende formule
1. De Commissie kan, hetzij op aanbeveling van de raad, hetzij op eigen initiatief na raadpleging van de raad, een procedure inleiden met het oog op de mogelijke vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 58 en 59 met betrekking tot het relevante gedrag van het zeer grote onlineplatform dat:
1. De Commissie leidt, hetzij op aanbeveling van de raad, hetzij op eigen initiatief na raadpleging van de raad, een procedure in met het oog op de mogelijke vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 58 en 59 met betrekking tot het relevante gedrag van het zeer grote onlineplatform dat:
Amendement 433 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 2 – inleidende formule
2. Wanneer de Commissie besluit een procedure overeenkomstig lid 1 in te leiden, stelt zij alle coördinatoren voor digitale diensten, de raad en het betrokken zeer grote onlineplatform daarvan in kennis.
2. Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 1 een procedure inleidt, stelt zij alle coördinatoren voor digitale diensten, de raad en het betrokken zeer grote onlineplatform daarvan in kennis.
Amendement 434 Voorstel voor een verordening Artikel 52 – lid 1
1. Om de taken uit te voeren die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie met een eenvoudig verzoek of bij besluit eisen dat de betrokken zeer grote onlineplatforms, evenals alle andere personen die handelen voor doeleinden die verband houden met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie met betrekking tot de vermoedelijke inbreuk of de inbreuk, al naargelang het geval, met inbegrip van organisaties die de in artikel 28 en artikel 50, lid 3, bedoelde controles uitvoeren, dergelijke informatie binnen een redelijke termijn verstrekken.
1. Om de taken uit te voeren die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie bij gemotiveerd verzoek of bij besluit eisen dat de betrokken zeer grote onlineplatforms, hun wettelijke vertegenwoordigers, evenals alle andere personen die handelen voor doeleinden die verband houden met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie met betrekking tot de vermoedelijke inbreuk of de inbreuk, al naargelang het geval, met inbegrip van organisaties die de in artikel 28 en artikel 50, lid 3, bedoelde controles uitvoeren, dergelijke informatie binnen een redelijke termijn verstrekken.
Amendement 435 Voorstel voor een verordening Artikel 52 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De doelstelling van het verzoek bevat een motivering van de redenen waarom en de wijze waarop de informatie noodzakelijk is en in verhouding staat tot het nagestreefde doel, evenals de redenen waarom zij niet op andere wijze kan worden ingewonnen.
Amendement 436 Voorstel voor een verordening Artikel 52 – lid 4
4. De eigenaren van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen, bedrijven of firma’s, of wanneer ze geen rechtspersoonlijkheid hebben, de personen die gemachtigd zijn om hen krachtens de wet of hun statuten te vertegenwoordigen, verstrekken de gevraagde informatie namens het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig aansprakelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
4. De eigenaren van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen, bedrijven of firma’s, of wanneer ze geen rechtspersoonlijkheid hebben, de personen die gemachtigd zijn om hen krachtens de wet of hun statuten te vertegenwoordigen, verstrekken de gevraagde informatie namens het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1.
Amendement 437 Voorstel voor een verordening Artikel 55 – lid 1
1. In het kader van procedures die kunnen leiden tot de aanneming van een besluit van niet-naleving overeenkomstig artikel 58, lid 1, kan de Commissie, indien er sprake is van urgentie vanwege het risico van ernstige schade voor de afnemers van de dienst, bij besluit voorlopige maatregelen gelasten tegen het betrokken zeer grote onlineplatform op basis van een bevinding van een inbreuk op het eerste gezicht.
1. In het kader van procedures die kunnen leiden tot de aanneming van een besluit van niet-naleving overeenkomstig artikel 58, lid 1, kan de Commissie, indien er sprake is van urgentie vanwege het risico van ernstige schade voor de afnemers van de dienst, bij besluit en met inachtneming van de grondrechten evenredige voorlopige maatregelen gelasten tegen het betrokken zeer grote onlineplatform op basis van een bevinding van een inbreuk op het eerste gezicht.
Amendement 438 Voorstel voor een verordening Artikel 56 – lid 2 – inleidende formule
2. De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, de procedure heropenen:
2. De Commissie heropent de procedure:
Amendement 439 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – lid 1 – punt b
b) alle overeenkomstig artikel 55 gelaste voorlopige maatregelen;
b) alle overeenkomstig artikel 55 gelaste voorlopige maatregelen; of
Amendement 440 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – lid 3
3. In het op grond van lid 1 vastgestelde besluit gelast de Commissie het betrokken zeer grote onlineplatform de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het besluit overeenkomstig lid 1 binnen een redelijke termijn wordt nageleefd en om informatie te verstrekken over de maatregelen die dat platform voornemens is te nemen om aan het besluit te voldoen.
3. In het op grond van lid 1 vastgestelde besluit gelast de Commissie het betrokken zeer grote onlineplatform de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het besluit overeenkomstig lid 1 binnen een maand wordt nageleefd en om informatie te verstrekken over de maatregelen die dat platform voornemens is te nemen om aan het besluit te voldoen.
Amendement 441 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – lid 5
5. Indien de Commissie constateert dat niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, sluit zij het onderzoek bij besluit af.
5. Indien de Commissie constateert dat niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, sluit zij het onderzoek bij besluit af. Het besluit is onmiddellijk van toepassing.
Amendement 442 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 1 – inleidende formule
1. In het besluit op grond van artikel 58 kan de Commissie aan het betrokken zeer grote onlineplatform boeten opleggen die niet meer dan 6 % bedragen van zijn totale omzet in het voorgaande boekjaar, indien zij vaststelt dat dat platform opzettelijk of uit onachtzaamheid:
1. In het besluit op grond van artikel 58 kan de Commissie aan het betrokken zeer grote onlineplatform boeten opleggen die niet meer dan 6 % bedragen van zijn totale wereldwijde omzet in het voorgaande boekjaar, indien zij vaststelt dat het platform opzettelijk of uit onachtzaamheid:
Amendement 443 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 2 – inleidende formule
2. De Commissie kan bij besluit aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, boeten opleggen van maximaal 1 % van de totale omzet in het voorgaande boekjaar, indien dat platform opzettelijk of uit onachtzaamheid:
2. De Commissie kan bij besluit en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, boeten opleggen van maximaal 1 % van de totale wereldwijde omzet in het voorgaande boekjaar, indien dat platform of die andere persoon opzettelijk of uit onachtzaamheid:
Amendement 444 Voorstel voor een verordening Artikel 59 – lid 4
4. Bij het bepalen van het bedrag van de geldboete houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de inbreuk en, voor de overeenkomstig lid 2 opgelegde geldboeten, met de vertraging die in de procedure is ontstaan.
4. Bij het bepalen van het bedrag van de geldboete houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de inbreuk en met eventuele uit hoofde van artikel 42 voor dezelfde inbreuk opgelegde geldboeten en, voor de overeenkomstig lid 2 opgelegde geldboeten, met de vertraging die in de procedure is ontstaan.
Amendement 445 Voorstel voor een verordening Artikel 60 – lid 1 – inleidende formule
1. De Commissie kan bij besluit aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, naargelang het geval dwangsommen opleggen die niet hoger zijn dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorgaande boekjaar per dag, berekend vanaf de in het besluit gestelde datum om hen te verplichten om:
1. De Commissie kan bij besluit aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, naargelang het geval, dwangsommen opleggen die niet hoger zijn dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet in het voorgaande boekjaar per dag, berekend vanaf de in het besluit gestelde datum om hen te verplichten om:
Amendement 446 Voorstel voor een verordening Artikel 64 – lid 1
1. De Commissie maakt de besluiten die zij op grond van artikel 55, lid 1, artikel 56, lid 1, en de artikelen 58, 59 en 60 neemt, bekend. In de bekendmaking worden de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de het besluit, waaronder de opgelegde sancties, vermeld.
1. De Commissie maakt de besluiten die zij op grond van artikel 55, lid 1, artikel 56, lid 1, en de artikelen 58, 59 en 60 neemt, bekend. In de bekendmaking worden de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, vermeld, waar mogelijk en gerechtvaardigd samen met niet-vertrouwelijke documenten of andere vormen van informatie waarop het besluit gebaseerd is.
Amendement 447 Voorstel voor een verordening Artikel 65 – lid 1 – alinea 1
Alvorens een dergelijk verzoek bij de coördinator voor digitale diensten in te dienen, nodigt de Commissie belanghebbenden uit om binnen een termijn van niet minder dan twee weken schriftelijke opmerkingen in te dienen, waarin de maatregelen worden beschreven die zij voornemens zijn om aan te vragen en de beoogde geadresseerde of geadresseerden daarvan te identificeren.
Alvorens een dergelijk verzoek bij de coördinator voor digitale diensten in te dienen, nodigt de Commissie belanghebbenden uit om binnen een termijn van niet minder dan 14 werkdagen schriftelijke opmerkingen in te dienen, waarin de maatregelen worden beschreven die zij voornemens zijn om aan te vragen en de beoogde geadresseerde of geadresseerden daarvan te identificeren.
Amendement 448 Voorstel voor een verordening Artikel 66 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) de ontwikkeling en toepassing van normen als bedoeld in artikel 34.
Amendement 449 Voorstel voor een verordening Artikel 68 – alinea 1 – inleidende formule
Onverminderd Richtlijn 2020/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad52 hebben afnemers van tussenhandelsdiensten het recht een orgaan, organisatie of vereniging te machtigen namens hen de in de artikelen 17, 18 en 19 bedoelde rechten uit te oefenen, op voorwaarde dat het orgaan, de organisatie of vereniging aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:
Onverminderd Richtlijn (EU) 2020/1818 van het Europees Parlement en de Raad52 hebben afnemers van tussenhandelsdiensten het recht een orgaan, organisatie of vereniging te machtigen namens hen de in de artikelen 8, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 43 en 43 bis bedoelde rechten uit te oefenen, op voorwaarde dat het orgaan, de organisatie of vereniging aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:
__________________
__________________
52 [Referentie].
52 [Referentie].
Amendement 450 Voorstel voor een verordening Artikel 69 – lid 2
2. De in de artikelen 23, 25, en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van de verwachte goedkeuring van de verordening].
2. De in de artikelen 13 bis, 16, 23, 25 en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor vijf jaar met ingang van [datum van de verwachte goedkeuring van de verordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie op. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
Amendement 451 Voorstel voor een verordening Artikel 69 – lid 3
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 23, 25 en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 13 bis, 16, 23, 25 en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
Amendement 452 Voorstel voor een verordening Artikel 69 – lid 5
5. Een overeenkomstig de artikelen 23, 25 en 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met drie maanden verlengd.
5. Een overeenkomstig de artikelen 13 bis, 16, 23, 25 of 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van vier maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met drie maanden verlengd.
Amendement 453 Voorstel voor een verordening Artikel 70 – lid 1
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake digitale diensten. Dat Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité inzake digitale diensten. Dat Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Amendement 454 Voorstel voor een verordening Artikel 73 – lid 1
1. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Verordening en vervolgens om de vijf jaar evalueert de Commissie deze Verordening en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.
1. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de drie jaar evalueert de Commissie deze verordening en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. In dit verslag wordt meer in het bijzonder ingegaan op:
a) de toepassing van artikel 25, ook met betrekking tot het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst;
b) de toepassing van artikel 11;
c) de toepassing van artikel 14;
d) de toepassing van de artikelen 35 en 36.
Amendement 455 Voorstel voor een verordening Artikel 73 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Het in lid 1 bedoelde verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.
Amendement 456 Voorstel voor een verordening Artikel 73 – lid 3
3. Bij de uitvoering van de in de lid 1 vermelde evaluaties neemt de Commissie de standpunten en bevindingen van het Europees Parlement, de Raad, en van andere relevante instanties of bronnen in aanmerking.
3. Bij de uitvoering van de in de lid 1 vermelde evaluaties neemt de Commissie de standpunten en bevindingen van het Europees Parlement, de Raad, en van andere relevante instanties of bronnen in aanmerking en besteedt zij bijzondere aandacht aan kleine en middelgrote ondernemingen en de positie van nieuwe concurrenten.
Amendement 457 Voorstel voor een verordening Artikel 74 – lid 2 – inleidende formule
2. Zij is van toepassing met ingang van [datum – drie maanden na de datum van inwerkingtreding].
2. Zij is van toepassing met ingang van [datum – zes maanden na de datum van inwerkingtreding].
De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0356/2021).
Bescherming van dieren tijdens het vervoer
201k
62k
Aanbeveling van het Europees Parlement van 20 januari 2022 aan de Raad en de Commissie naar aanleiding van het onderzoek van vermeende inbreuken op of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Unierecht in verband met de bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie (2021/2736(RSP))
– gezien de artikelen 13 en 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement(1),
– gezien Besluit (EU) 2020/1089 van het Europees Parlement van 19 juni 2020 over de instelling van een enquêtecommissie die onderzoek moet doen naar vermeende inbreuken op of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Unierecht in verband met de bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie, en de vaststelling van haar bevoegdheden, het aantal leden en de duur van het mandaat(2),
– gezien Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten(3),
– gezien hoofdstuk 7.2 van de Gezondheidscode voor waterdieren 2015 van de Wereldorganisatie voor diergezondheid over het welzijn van kweekvissen tijdens het vervoer,
– gezien de richtsnoeren van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” van 3 november 2020 over het commerciële verkeer van katten en honden over land,
– gezien de ontwerpaanbeveling van de Enquêtecommissie bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie,
– gezien het eindverslag van de Enquêtecommissie bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie (A9-0350/2021),
– gezien artikel 208, lid 12, van zijn Reglement,
Algemene bevindingen
1. wijst erop dat voor alle te vervoeren dieren te allen tijde moet zijn voldaan aan alle voorwaarden die nodig zijn om het dierenwelzijn tijdens het vervoer te garanderen, ongeacht de soort, leeftijd, categorie of fysieke conditie van de dieren, de gebruikte vervoermiddelen, de duur van het vervoer of de plaats van bestemming, met inbegrip van derde landen; merkt op dat veehouders er in het algemeen concreet belang bij hebben dat dieren in de best mogelijke staat hun bestemming bereiken;
2. verzoekt de Commissie rekening te houden met het verslag en de aanbevelingen van de Enquêtecommissie bescherming van dieren tijdens het vervoer wanneer zij de wetgeving inzake dierenwelzijn, en met name Verordening (EG) nr. 1/2005, op haar geschiktheid toetst;
3. benadrukt dat de Unie en haar lidstaten ervan overtuigd zijn dat dieren wezens met gevoel zijn en dat rekening moet worden gehouden met hun specifieke behoeften, overeenkomstig artikel 13 VWEU;
4. stelt vast dat jaarlijks miljoenen levende dieren over lange afstanden worden vervoerd, binnen de lidstaten en naar derde landen, om te worden opgefokt, vetgemest en geslacht;
5. benadrukt dat EU-burgers steeds meer hun wens laten blijken dat de normen inzake dierenwelzijn worden nageleefd, met name in het kader van het vervoer van levende dieren;
6. is het met de Europese Rekenkamer eens dat de EU weliswaar een aantal van de strengste dierenwelzijnsnormen ter wereld heeft, maar dat deze niet in alle lidstaten naar behoren worden toegepast(4); beklemtoont dat deze normen alleen doeltreffend zijn als ze volledig worden gehandhaafd, op geharmoniseerde wijze worden toegepast en gebaseerd zijn op de meest recente wetenschappelijke kennis; is van mening dat de EU haar inspanningen moet opvoeren om te garanderen dat in elke lidstaat het dierenwelzijn tijdens het vervoer altijd en door elke betrokken partij, vanaf de plaats van vertrek tot de eindbestemming, volledig wordt geëerbiedigd; benadrukt dat niet in de hele sector sprake is van wanpraktijken; erkent dat het vervoer van levende dieren momenteel een vitale rol speelt in de economische en sociale dimensie van sommige plattelandsgebieden, met name die welke overwegend agrarisch, meer afgelegen of ontvolkt zijn;
7. benadrukt dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) de schaarste aan wetenschappelijke literatuur over dierenwelzijn heeft erkend(5), en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan wetenschappelijke studies te bevorderen die de kennis hierover vergroten en betere waarborgen voor dierenwelzijn in Europa mogelijk maken;
8. benadrukt dat de EU zich moet beijveren om de nodige voorwaarden te scheppen voor een billijke en adequate overgangsperiode naar een efficiënter, zuiniger en ethischer systeem, dat waar mogelijk voorrang geeft aan het vervoer van sperma of embryo’s boven fokdieren, en aan kadavers en vlees boven het vervoer van dieren naar de slacht;
9. constateert dat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 niet zijn afgestemd op de “van boer tot bord”-strategie, en is ingenomen met de door de Commissie voorgestelde geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving als onderdeel van die strategie; benadrukt dat de herziene Verordening (EG) nr. 1/2005 in overeenstemming moet worden gebracht met de “van boer tot bord”-strategie; onderstreept dat het streven om het vervoer van levende dieren zoveel mogelijk te vervangen door het vervoer van karkassen, vleesproducten en genetisch materiaal zou stroken met de hoofddoelstelling van de strategie, namelijk de totstandbrenging van veerkrachtigere en duurzamere korte voedselvoorzieningsketens die minder afhankelijk zijn van dierenvervoer over lange afstanden; is voorts van mening dat het vervoer van levende producten die minder ruimte in beslag nemen, de milieu-impact in termen van CO2-uitstoot en brandstofverbruik kan verminderen; meent bovendien dat aandacht voor kleine landbouwbedrijven en regionale netwerken van slachthuizen kan bijdragen tot het verminderen van diertransporten in het kader van de doelstelling om een veerkrachtig, duurzaam voedselsysteem tot stand te brengen dat landbouwers een fatsoenlijke levensstandaard biedt; merkt op dat in de “van boer tot bord”-strategie wordt gewezen op het belang om over te stappen op een gezondere, meer plantaardige, evenwichtige en duurzame voedselconsumptie;
10. verzoekt de Commissie dringend om uiterlijk in 2023 een actieplan in te dienen waarin de drijvende krachten achter diertransporten duidelijk in kaart worden gebracht en concrete beleidsmaatregelen worden voorgesteld, waaronder regelgevende maatregelen, met een nauwkeurig tijdschema en mijlpalen, teneinde deze krachten te temperen en de noodzaak van het vervoer van levende dieren te verminderen, zodat het vervoer van levende dieren zoveel mogelijk kan worden vervangen door de handel in vlees, karkassen en genetisch materiaal; wijst erop dat de sociaal-economische gevolgen van een dergelijke omschakeling zoveel mogelijk moeten worden beperkt, door verschillende middelen, onder meer uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), voor deze doelstelling te bestemmen en door de juiste stimulansen te bieden om landbouwers en vervoerders aan te moedigen en in staat te stellen deze omschakeling efficiënt uit te voeren; benadrukt dat deze overgang alleen mogelijk is indien er multidisciplinaire maatregelen die verder gaan dan Verordening (EG) nr. 1/2005 worden genomen om de overgang te vergemakkelijken en te ondersteunen, zodat deze soepel en op een sociaal bewuste manier kan verlopen;
11. benadrukt de voordelen van het vervoer van genetisch materiaal (sperma en embryo’s) voor het verspreiden van genetische verbeteringen van sommige soorten; herinnert er evenwel aan dat het vervoer van dieren kan bijdragen tot een ruimere genetische pool op landbouwbedrijven, bijvoorbeeld in derde landen, en merkt op dat in sommige gevallen de natuurlijke voortplantings- en/of moederlijnen van soorten van een nucleus (fokunits en -bedrijven) naar andere landbouwbedrijven moeten worden vervoerd; herinnert eraan dat dit vervoer nog steeds belangrijk is voor de bestaanszekerheid van kleinschalige en familiebedrijven in de EU; wijst er voorts op dat GLB-middelen en andere fondsen moeten worden gebruikt om nieuwe technologieën en innovaties op het gebied van de behandeling en het vervoer van genetisch materiaal te ontwikkelen en te stimuleren en om fokbedrijven te ondersteunen;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten strategieën te ontwikkelen ten aanzien van de vraag hoe kan worden gezorgd voor minder vervoersfasen in het leven van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren, door te zorgen dat de opsplitsing in fok-, mest- en slachtbedrijven wordt beperkt, dat zogenaamde gesloten houderijsystemen worden opgericht en dat de fysieke afstand tussen deze bedrijven wordt beperkt en wordt gezorgd voor een meer regionale benadering van de veehouderij;
13. herinnert de lidstaten eraan dat zij volgens vaste rechtspraak(6) strengere nationale regels voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer mogen invoeren, mits deze in overeenstemming zijn met het hoofddoel van Verordening (EG) nr. 1/2005;
14. is van mening dat de marktdeelnemers in de sector en alle partijen die betrokken zijn bij het vervoer van levende dieren, waaronder veehouders, moeten kunnen vertrouwen op duidelijke regels en definities in een voorspelbaar kader, en een toereikende overgangsperiode nodig hebben om zich aan de veranderingen te kunnen aanpassen; verzoekt de Commissie daarmee rekening te houden wanneer zij de bestaande regelgeving herziet of nieuwe regelgeving voorstelt;
15. verzoekt de Commissie om de definities van de plaats van vertrek en de plaats van bestemming zorgvuldig te herzien, zodat de werkelijke tijden van de gehele vervoersoperatie van het bedrijf van oorsprong naar het bedrijf van bestemming of de slachtplaats, inclusief de tijd die in verzamelcentra wordt doorgebracht, in aanmerking worden genomen en wordt voorkomen dat specifieke regels inzake reistijden en het verbod op vervoer naar bepaalde landen worden omzeild door het vervoer om te leiden via andere lidstaten of derde landen;
16. is van mening dat een duidelijkere en meer expliciete verantwoordelijkheid ten aanzien van dierenwelzijn in de EU-instellingen van groot belang is om de handhaving van de bestaande wetgeving inzake dierenwelzijn te verbeteren, relevante leemten in kaart te brengen en de nodige voorstellen uit te werken om indien nodig doeltreffend te kunnen reageren;
17. verzoekt de Commissie middelen uit bestaande programma’s, met inbegrip van middelen van de tweede pijler van het GLB, in te ruimen, en te overwegen in toekomstige financiële instrumenten nieuwe financieringsinstrumenten op te nemen die specifieker gericht zijn op wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk bewijs, het bieden van gepaste opleidingen aan allen die betrokken zijn bij diertransporten, met inbegrip van ambtenaren en chauffeurs, ter verbetering van het welzijn van dieren tijdens het vervoer, alsook voor de bouw van slachtinstallaties, waaronder mobiele installaties, in regio’s met hoge concentraties dieren, ter verbetering van de vervoersduur en -kwaliteit en de levensomstandigheden in plattelandsgebieden, en voor maatregelen ter bevordering van de omschakeling naar het vervoer van vlees, karkassen en genetisch materiaal; wijst nogmaals op het belang van regionale waardeketens voor het welzijn van dieren;
18. roept ertoe op bij de komende hervorming van het GLB de koppeling tussen toegenomen GLB-betalingen en verbeterde dierenwelzijnsomstandigheden die volledig voldoen aan of verder gaan dan de normen van Verordening (EG) nr. 1/2005, te handhaven en te versterken;
19. verzoekt de Commissie campagnes en initiatieven te ontwikkelen om EU-burgers naar behoren te informeren en bewuster te maken van het welzijn van dieren op boerderijen en tijdens het vervoer, van de noodzaak de EU-normen te verbeteren en naar behoren te handhaven, en degenen die in de diertransportsector werkzaam zijn te ondersteunen om hen te helpen hogere normen te hanteren, en van de economische en sociale implicaties van het vervoer van levende dieren; is van mening dat het hoofddoel daarvan moet zijn het vertrouwen van de consument in de hoge waarde en kwaliteit van de Europese landbouw- en voedselsector te vergroten door middel van betere en transparante communicatie, hetzij rechtstreeks door de veehouders, hetzij onrechtstreeks via de EU‑instellingen;
20. benadrukt dat de bewustwording en het begrip van het publiek omtrent het welzijn van dieren bij de voedselproductie aanzienlijk zullen worden verbeterd door voorlichting op scholen en publiciteitscampagnes;
21. waarschuwt ervoor dat wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1/2005 zwaardere gevolgen hebben voor regio’s zoals de ultraperifere gebieden, met name vanwege hun afgelegen ligging, het insulaire karakter en/of de geringe oppervlakte van deze regio’s, naast andere factoren; dringt erop aan dat overeenkomstig artikel 349 VWEU bij de toepassing van het gemeenschappelijk beleid op de ultraperifere gebieden, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 1/2005, rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken en beperkingen van deze gebieden;
22. roept de Commissie en de lidstaten op bijzondere bescherming te bieden aan personen die werkzaam zijn in de vervoerssector of veterinaire controles uitvoeren, omdat zij in het kader van hun werkzaamheden inbreuken op de wetgeving inzake de bescherming van dieren zouden moeten vaststellen en melden;
23. is ingenomen met de inspanningen om een uniform EU-keurmerk op het gebied van dierenwelzijn te ontwikkelen, dat ook het aspect vervoer moet omvatten en gebaseerd moet zijn op geharmoniseerde en technisch verantwoorde criteria;
24. eist dat het keurmerk op het gebied van dierenwelzijn informatie moet bevatten over productiemethoden, alsook een selectie van wetenschappelijk onderbouwde dierenwelzijnsindicatoren over onder meer houderijsystemen en transport;
25. verzoekt de Commissie de lijst van milieudelicten uit te breiden met overtredingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 die leiden tot wreedheid, ernstig letsel en achterlating;
26. verzoekt de Commissie en de lidstaten Verordening (EG) nr. 1/2005 zodanig aan te passen dat bestuurders niet hoeven te kiezen tussen naleving van de regels en waarborging van het welzijn van dieren, namelijk de plicht om te stoppen en te rusten, wat soms nadelig kan zijn voor het welzijn van de dieren;
27. dringt erop aan dat de verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn expliciet wordt opgenomen in de titel van de bevoegde EU-commissaris en de naam van het bevoegde directoraat-generaal van de Commissie, teneinde het belang van deze kwestie voor de Europese burgers tot uiting te laten komen en ervoor te zorgen dat er voldoende politieke aandacht aan wordt besteed;
28. herinnert eraan dat dierenwelzijn verbonden is met voedselveiligheid op middellange en lange termijn doordat het bijdraagt aan veerkracht, hulpbronnenefficiëntie en sociale gelijkheid;
29. verzoekt de Commissie en de lidstaten te onderzoeken of het mogelijk is een transparant en geharmoniseerd etiketteringssysteem voor dierenwelzijn voor dierlijke en van dieren afgeleide producten in te voeren dat ook rekening houdt met vervoer en slachtomstandigheden;
Handhaving van Verordening (EG) nr. 1/2005
30. spoort alle lidstaten, met name die waar de handhaving van de regelgeving tekortschiet, en de Commissie ertoe aan alle nodige stappen te ondernemen om de uitvoering en handhaving te verbeteren en de volledige toepassing van het bestaande regelgevingskader te waarborgen, onder meer door op EU-niveau een strenge en geharmoniseerde controleprocedure in te stellen; constateert dat de bestaande wetgeving inzake het vervoer van dieren per lidstaat verschillend wordt uitgevoerd; is van mening dat de voornaamste manier om een aantal dierenwelzijnsproblemen tijdens het vervoer op een geharmoniseerde manier in de hele EU aan te pakken, met inachtneming van het meest recente wetenschappelijk onderzoek, de meest recente kennis en de meest recente aanbevelingen, bestaat in een herziening van Verordening (EG) nr. 1/2005, waarbij gestreefd moet worden naar uitvoerbare en afdwingbare bepalingen voor alle dieren die worden vervoerd;
31. stelt vast dat de strenge controle van dierenvervoer uit derde landen oneerlijke concurrentie ten nadele van onze producenten kan verminderen en derde landen kan stimuleren hun normen inzake dierenvervoer te verbeteren;
32. verzoekt alle lidstaten strengere nationale maatregelen vast te stellen teneinde het dierenwelzijn tijdens het vervoer te verbeteren;
33. erkent de toezegging van de Commissie om de wetgeving inzake het dierenwelzijn, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 1/2005, te herzien om deze in overeenstemming te brengen met de laatste wetenschappelijke kennis, aanbevelingen en bevindingen, en om de werkingssfeer ervan te verruimen, de handhaving ervan te vergemakkelijken en uiteindelijk een hoger niveau van dierenwelzijn te waarborgen; benadrukt dat het welzijn van dieren zou verbeteren indien de wetgeving inzake het vervoer van levende dieren naar behoren wordt uitgevoerd;
34. onderstreept dat veel van de huidige problemen met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1/2005 te wijten zijn aan uiteenlopende interpretaties, en verzoekt de Commissie om, wanneer zij een herziening van de verordening voorstelt, duidelijke, meetbare en kwantificeerbare normen vast te stellen met het oog op een geharmoniseerde handhaving in de hele EU, alsook innovatieve indicatoren die gebaseerd zijn op dierenwelzijn; verzoekt de Commissie in dit verband rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke kennis, waaronder de verwachte EFSA‑evaluatie inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer in de EU;
35. dringt er bij de Commissie op aan haar herziening van Verordening (EG) nr. 1/2005 vergezeld te doen gaan van een effectbeoordeling vooraf die gebaseerd is op een degelijk wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van het vervoer voor dieren van alle soorten en leeftijden en op een grondige evaluatie van de sociaaleconomische, milieu- en gezondheidseffecten, rekening houdend met de verschillende geografische omstandigheden en specifieke kenmerken, waaronder die van eilanden, afgelegen en ultraperifere gebieden, en de verschillende landbouwmodellen in de Unie; verzoekt de Commissie de resultaten van deze beoordelingen snel openbaar te maken, zodat veehouders de zekerheid en voorspelbaarheid wordt geboden die zij nodig hebben om te plannen en zij de tijd krijgen om te leren hoe zij zich aan de nieuwe regelgeving kunnen aanpassen, zonder dat het dierenwelzijn in het gedrang komt;
36. dringt aan op de invoering van een transparant EU-monitoring- en rapportagesysteem om zowel de lidstaten als de Commissie volledig verantwoordelijk te kunnen houden voor de uitvoering en handhaving van Verordening (EG) nr. 1/2005 en ervoor te zorgen dat inbreuken doeltreffend worden aangepakt en beperkt;
37. stelt vast dat het slachten van dieren en de verwerking van vlees dichtbij de plaats waar het dier is gehouden niet alleen bijdragen aan het dierenwelzijn, door de duur van het vervoer te beperken, maar ook de uitstoot van broeikasgassen vermindert;
38. stelt vast dat de verdwijning van lokale slachthuizen, een factor die bijdraagt aan een langere transporttijd, een uitdaging is die de Unie en haar lidstaten moeten aanpakken; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor financieringsmechanismen teneinde lokale slachthuizen economisch levensvatbaar te maken die zich dichtbij fokkerijen bevinden en geografisch gelijk zijn verspreid;
39. verzoekt de Commissie en de lidstaten om via mobiele slachthuizen de ontwikkeling van slacht op het bedrijf te bevorderen, zodat het vervoer van levende dieren indien mogelijk achterwege kan worden gelaten;
40. is zich bewust van de schaarste aan wetenschappelijke literatuur over het welzijn van dieren tijdens het vervoer en dringt er bij de Commissie en de lidstaten sterk op aan de actualisering van wetenschappelijke kennis over dit onderwerp te faciliteren;
41. roept de Commissie op om bij de herziening van de regels aandacht te schenken aan het probleem omtrent dieren die niet langer geschikt zijn voor vervoer, en deskundigheid in te winnen om oplossingen te vinden voor de manier waarop hiermee moet worden omgegaan;
42. verzoekt de Commissie en de lidstaten geharmoniseerde procedures voor de goedkeuring van transporten te ontwikkelen en maatregelen te nemen teneinde de verspreiding van besmettelijke dierziekten tijdens het vervoer te voorkomen, zowel binnen de Unie als vanuit derde landen;
43. verzoekt de Commissie de handhaving sterker af te dwingen wanneer er sprake is van herhaaldelijke inbreuken op Verordening (EG) nr. 1/2005, en inbreukprocedures in te leiden tegen en doeltreffende sancties toe te passen op lidstaten die verzuimen de verordening correct toe te passen; is van oordeel dat sancties het hoofddoel moeten hebben bestaande problemen te corrigeren en een afschrikkend effect moeten hebben om toekomstige inbreuken te voorkomen;
44. verzoekt de lidstaten om voldoende officiële dierenartsen en politieagenten op te leiden en in dienst te nemen met het oog op de uitvoering van doeltreffende en frequente controles langs de weg, en te garanderen dat er vóór elke reis een dierenarts bij het laden aanwezig is;
45. verzoekt de lidstaten en vervoerders vóór de inwerkingtreding van de herziene Verordening (EG) nr. 1/2005 de door de Commissie bevorderde gidsen voor dierenvervoer van de EU te verspreiden en volledig toe te passen, aangezien daarin de beste praktijken zijn vastgesteld om de sector te ondersteunen bij de verbetering van het dierenwelzijn tijdens het vervoer; verzoekt de Commissie werk te maken van de vertaling van de gidsen in alle officiële talen van de EU, de uitwisseling van ervaringen op dit gebied aan te moedigen en de bestaande beste praktijken en richtsnoeren te bevorderen om de bevoegde autoriteiten en de actoren die bij het vervoer van levende dieren betrokken zijn te helpen de dierenwelzijnsnormen beter toe te passen en na te leven;
46. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de richtsnoeren worden bijgewerkt aan de hand van de meest recente wetenschappelijke inzichten en in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1/2005; wijst er echter op dat richtsnoeren die bedoeld zijn om leemten in de wetgeving op te vullen niet juridisch bindend zijn, en verzoekt de Commissie bepalingen op te nemen om soorten die weinig aandacht krijgen in de wetgeving, zoals pluimvee, konijnen en vissen, naar behoren te beschermen;
47. acht passende opleiding en permanente educatie voor bevoegd personeel in de sector dierenvervoer essentieel teneinde het welzijn van de dieren tijdens het vervoer te waarborgen; dringt derhalve aan op de ontwikkeling van een verplicht geharmoniseerd opleidingssysteem voor alle personen die betrokken zijn bij het vervoer van dieren, dat een voorwaarde moet zijn voor de verlening van een vervoersvergunning; eist verder dat deze opleiding alle aspecten van het vervoersproces omvat, zoals het vervoermiddel, het type en de aard van de reis, de passende behandeling van dieren en het besluitvormingsproces betreffende de beoordeling van de geschiktheid voor vervoer, alsook de eisen die verband houden met de soort, de categorie, de leeftijd, de lichamelijke toestand, het gedrag, de fysiologie en de mechanismen van dieren om met stress om te gaan;
48. dringt er bij de lidstaten op aan te waarborgen dat de opleiding om het getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen soort-, categorie- en leeftijdsspecifiek is, gedurende een periode van maximaal vijf jaar geldig is en dat een opfriscursus verplicht wordt gesteld teneinde de geldigheid ervan te kunnen verlengen;
49. dringt er bij de lidstaten op aan reddingswerkers specifiek op te leiden voor het redden van dieren en ervoor te zorgen dat reddingswerkers bij ongevallen toegang tot locaties, voertuigen en vaartuigen wordt verschaft om hun werk uit te voeren;
50. verzoekt de Commissie om er bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen uit hoofde van Verordening (EU) 2017/625(7) voor te zorgen dat de handhavingsbepalingen waarin de verordening en de gedelegeerde handelingen voorzien, ten minste even streng zijn als die welke moeten worden ingetrokken;
Vergunningsprocedures en goedkeuring van het vervoermiddel
51. dringt erop aan dat in de bepalingen inzake de vervoertijden en -middelen altijd de soorteigen en fysiologische toestand van het dier in aanmerking moet worden genomen, evenals het aantal te vervoeren dieren en de rasvariant binnen de soort, het geslacht en de leeftijd van de dieren; wijst erop dat de gebruikte vervoermiddelen altijd moeten zijn afgestemd op de fysiologische, gedragsmatige en mentale behoeften en het welzijn van het dier;
52. pleit ervoor de eisen van de Internationale Luchtvaartorganisatie voor het vervoer van dieren, met inbegrip van dierentuindieren, binnen en buiten de EU in Verordening (EG) nr. 1/2005 op te nemen;
53. dringt erop aan om de bepalingen in verband met de beschikbare ruimte, de bezettingsdichtheid en de stahoogte af te stemmen op de recentste wetenschappelijke gegevens en de toepasselijke EU-regelgeving inzake het maximumgewicht en de maximumhoogte van vrachtwagens, en om in de verordening nauwkeurige regels vast te stellen die onduidelijkheden wegnemen, geen ruimte laten voor uiteenlopende interpretaties en rekening houden met soortspecifieke behoeften; pleit voor meer onderzoek naar deze kwesties; roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat de hoogte aan de binnenkant van transportvoertuigen aan de minimumnormen voldoet;
54. herinnert aan de aanbeveling van de EFSA om allometrische vergelijkingen te gebruiken bij de vaststelling van de beschikbare ruimte voor runderen, schapen en varkens en van de oppervlakte per kg voor paarden; is van mening dat het gebruik van deze objectievere wijze van berekenen de normen inzake dierenwelzijn zal verbeteren en een meer consistente interpretatie door vervoerders en controlerende autoriteiten zal bevorderen;
55. is van oordeel dat er meer wetenschappelijk bewijs nodig is om tot betere oplossingen te komen en verbeteringen aan te brengen in het ontwerp van vervoermiddelen, met inbegrip van de laad- en losapparatuur, rekening houdend met soort- en categoriespecifieke vereisten, alsook met fysiologische, gedragsmatige en leeftijdsvereisten en de rasvarianten binnen soorten; is van mening dat bij een dergelijk vervoersontwerp ook rekening moet worden gehouden met de geografische ligging van een gebied en met het feit dat kleine landbouwbedrijven vaak één of meer dieren van verschillende soorten tegelijk moeten vervoeren; benadrukt dat de kwaliteit van het binnenmilieu in dierenvervoermiddelen van groot belang is voor het dierenwelzijn;
56. is van oordeel dat een beter ontwerp van de vervoermiddelen en kortere vervoersafstanden nodig zijn om de overdracht van ziekten te voorkomen, rekening houdend met de ernstige dreiging van antimicrobiële resistentie;
57. verzoekt de Commissie om samen met een EU-breed panel van deskundigen, bestaande uit dierenartsen – waaronder gekwalificeerde vakkrachten van relevante niet-gouvernementele organisaties – technisch ingenieurs, maritieme instanties, wegvervoerders, fabrikanten en leden van de bevoegde autoriteiten, een reeks geharmoniseerde criteria en minimumnormen uit te werken en voor te stellen die de bevoegde nationale autoriteiten kunnen gebruiken bij de goedkeuring van alle vervoermiddelen en containers voor dieren;
58. pleit voor de invoering van een voor de gehele EU geldend gecentraliseerd systeem voor de goedkeuring van vaartuigen op basis van een uniforme procedure, gelet op het multidisciplinaire karakter van de certificering van vaartuigen, waarbij zowel ingenieurs als dierenartsen betrokken zijn; acht het van fundamenteel belang dat de aanbevelingen uit het netwerkdocument inzake de goedkeuring en inspectie van veeschepen(8) in alle lidstaten worden uitgevoerd; acht het dringend noodzakelijk te voorkomen dat vaartuigen onder een andere naam gaan varen en aldus nieuwe vergunningen aanvragen, vooral wanneer zij betrokken zijn geweest bij ernstige overtredingen van Verordening (EG) nr. 1/2005;
59. verzoekt de Commissie en de lidstaten het toezicht op de naleving van de maritieme veiligheidsnormen door schepen voor dierenvervoer te versterken; vraagt de lidstaten met name nauwgezetter te werk te gaan tijdens hun procedures voor de certificering van vaartuigen;
60. merkt op dat de lidstaten geen vergunning mogen afgeven voor het gebruik van voertuigen en vaartuigen voor het vervoer van dieren die niet voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005; dringt er bij de lidstaten op aan strenger te zijn zowel bij de certificerings- en goedkeuringsprocedures van voertuigen en vaartuigen als bij het verlenen van getuigschriften van vakbekwaamheid aan bestuurders; verzoekt de lidstaten om strenger te zijn bij het afwijzen van certificeringen en goedkeuringen in geval van niet-naleving en om, waar nodig, reeds afgegeven vergunningen in te trekken; verzoekt de Commissie strenger te zijn bij het opleggen van sancties aan lidstaten die vervoermiddelen goedkeuren die niet in overeenstemming zijn met de welzijnsbehoeften van dieren;
61. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat er in de vervoermiddelen geen sprake is van gaten tussen de bodem of wand van het voertuig en de tussenschotten;
62. verzoekt de lidstaten te voorzien in voorwaarden op basis waarvan ingenieurs tijdens de goedkeuring van vervoermiddelen medewerkers van veterinaire diensten of andere bevoegde personen bij de certificering kunnen ondersteunen in verband met specifieke onderdelen, zoals ventilatiesystemen, airconditioning en verwarming, water- en voedselvoorziening, apparatuur voor de meting en het behoud van de waterkwaliteit en noodsystemen voor vaartuigen, alsook de bijbehorende vereiste primaire energiebronnen;
63. is van mening dat de uitrusting van vervoermiddelen met een camerasysteem voor lange transporten, dat specifiek gericht is op het laden en lossen, verplicht moet worden gesteld met het oog op de bescherming van het dierenwelzijn en om marktdeelnemers die zich aan de regels houden te behoeden voor oneerlijke concurrentie; wijst erop dat de bevoegde autoriteiten tijdens het gehele proces de gegevensbescherming en het recht op privacy moeten waarborgen, met inbegrip van de rechten van personen die niet bij het dierenvervoer betrokken zijn en onbewust zijn gefilmd; is van mening dat vervoerders de opgenomen videobeelden gedurende een vastgestelde periode moeten bewaren en deze op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking moeten stellen;
64. vindt dat door vervoerders voorgelegde noodplannen alle soorten incidenten en noodscenario’s moeten bestrijken die zich tijdens het vervoer kunnen voordoen, hetzij als gevolg van natuurlijke oorzaken, hetzij als gevolg van menselijke handelingen, met inbegrip van het verhelpen van mechanische problemen, het beheer van vertragingen, het zo nodig vaststellen van alternatieve routes, een noodzakelijke voorraad voer en water, naast andere maatregelen; is van mening dat de noodplannen moeten worden aangepast aan de specifieke kenmerken van elke reis; acht het essentieel dat er duidelijke regels worden vastgesteld die het verbieden om vervoersvergunningen te verlenen wanneer er onrealistische, ongeloofwaardige of in het geheel geen noodplannen worden ingediend, en verzoekt de lidstaten elk journaal te weigeren dat geen geloofwaardig of volledig noodplan bevat;
65. verzoekt de Commissie transporten te verbieden wanneer het lossen, opvangen, voederen en drenken van de dieren bij grensovergangen, havens en andere kritieke punten niet mogelijk is;
66. roept de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten op de laadwerkzaamheden naar behoren te inspecteren, zoals vereist bij artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1/2005;
Controles en gegevensverzameling en -uitwisseling
67. dringt er bij de Commissie op aan snel een centrale databank van erkende vervoerders en getuigschriften van vakbekwaamheid in de EU op te zetten; dringt aan op publicatie van een jaarlijks verslag over de inbreuken op Verordening (EG) nr. 1/2005 en de toegepaste sancties, waarmee ook bij de toekomstige verordening rekening moet worden gehouden; is van mening dat de getuigschriften van vakbekwaamheid een eenvormig, meertalig, bij EU-recht vast te stellen model moeten hebben; verzoekt de Commissie een Europees certificeringssysteem voor vrachtschepen en hun bemanningen op te zetten om ervoor te zorgen dat de eerstgenoemde voldoende zijn uitgerust en de laatstgenoemden voldoende zijn opgeleid voor het vervoer van levende dieren; verzoekt de Commissie een lijst op te stellen van marktdeelnemers die zich schuldig maken aan ernstige en veelvuldige overtredingen van de verordening, die regelmatig moet worden bijgewerkt en met de nationale autoriteiten moet worden gedeeld;
68. verzoekt de lidstaten om een doeltreffender, transparanter en systematischer gebruik van het geïntegreerd veterinair computersysteem (Traces) te waarborgen en de nieuwe kenmerken ervan te benutten teneinde hun inspecties en/of controles doelgerichter te maken op basis van een risicobeoordeling, om het uitvoeren van risicoanalyses voor controles op het vervoer van levende dieren door de lidstaten te ondersteunen en om de doeltreffendheid van hun aanvaardbaarheidscontroles te waarborgen wanneer zij journaals goedkeuren en retrospectieve controles verrichten; verzoekt de Commissie te zorgen voor gemakkelijke toegang tot het Traces-platform door ruimere toegang te verlenen aan alle gemachtigde gebruikers en het platform gemakkelijk toegankelijk te maken voor de bevoegde autoriteiten, en bij te dragen tot de harmonisatie van de procedures tussen de lidstaten; verzoekt de lidstaten te voorzien in een betere opleiding van de marktdeelnemers die het systeem gebruiken; is van mening dat Traces moet worden gebruikt voor al het vervoer dat over zee plaatsvindt;
69. wijst op de noodzaak om de planning van journaals te vereenvoudigen; dringt aan op een snelle overgang van papieren naar digitale journaals, die na goedkeuring door een officiële dierenarts aan de bevoegde autoriteiten moeten worden toegezonden en toegankelijk moeten zijn voor de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten nagaan of de journaals realistische informatie bevatten, en aldus voldoen aan artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2005, en ervoor te zorgen dat de vervoersplanning bewijs bevat van een reservering bij een controlepost, met inbegrip van voeder en water;
70. verzoekt de Commissie een gemeenschappelijk minimumkader vast te stellen voor het aantal controles op diertransporten, en ervoor te zorgen dat het aantal nationale en EU‑controles in verhouding staat tot het aantal dieren dat uit elke lidstaat vertrekt; verzoekt de Commissie voorts controlemogelijkheden voor te stellen die geen extra bureaucratische belemmeringen met zich meebrengen die het welzijn van de voor vervoer bestemde dieren of de uniformiteit van de controles in de gehele Unie in gevaar zouden kunnen brengen; is van mening dat de lidstaten controlesystemen moeten opzetten waarmee zij het bestaan, de kwaliteit en de uitvoering van risicoanalyses kunnen verifiëren wanneer zij controles aan andere autoriteiten delegeren;
71. benadrukt dat, om het welzijn van landbouwhuisdieren verder te verbeteren, de uitbreiding van regionale slachthuizen moet worden bevorderd en het slachten op boerderijen en in weiden moet worden toegestaan om zo lange transportafstanden te vermijden;
72. wijst erop dat de door de lidstaten voorgestelde actieplannen om tekortkomingen die bij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1/2005 aan het licht zijn gekomen aan te pakken, concrete initiatieven moeten bevatten en strikte termijnen voor de uitvoering van die initiatieven; verzoekt de Commissie een grondige follow-up van de plannen uit te voeren, teneinde te garanderen dat de acties worden voltooid en de doelstellingen volledig worden verwezenlijkt; onderstreept dat de lidstaten de mogelijkheid hebben strenge regels op te leggen om het welzijn van levende dieren tijdens het vervoer te waarborgen;
73. vraagt de Commissie om een geharmoniseerd en doeltreffend EU-breed sanctiesysteem voor te stellen en vast te stellen, met een definitie van gemeenschappelijke minimumcriteria voor sancties ten gevolge van inbreuken op de verordening, teneinde de grondslag te leggen voor een doeltreffend, evenredig en afschrikkend systeem in de hele EU, en om in het sanctiesysteem rekening te houden met de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk, alsook met eventuele eerdere inbreuken;
74. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat hun nationale politiediensten worden opgeleid om alle inbreuken op de EU-wetgeving inzake dierenvervoer actief te kunnen vaststellen;
75. benadrukt de noodzaak van een uniforme opleiding van de politiediensten in alle lidstaten, zodat in alle fasen van de reis passende controles kunnen worden uitgevoerd;
76. verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen om te kunnen zorgen voor een alomvattende en uniforme controle van de naleving van de vervoersvoorschriften teneinde “dumping van dierenwelzijn” in de Unie te voorkomen;
77. verzoekt de Commissie en de lidstaten een procedure op te stellen voor het snel kunnen intrekken van hun vergunningen aan ondernemingen die Verordening (EG) nr. 1/2005 ernstig en herhaaldelijk schenden en die bovendien oneerlijke concurrentie in de hand werken;
78. pleit ervoor in Verordening (EG) nr. 1/2005 diergebonden welzijnsindicatoren zoals fysieke, fysiologische en gedragsindices (d.w.z. gebaseerd op waarneming van de dieren), op te nemen, alsook het mogelijke gebruik van draagbare monitoren en biochemische markers, die door de bevoegde autoriteiten en de Commissie moeten worden gebruikt voor gegevensverzamelingsdoeleinden en door veterinair inspecteurs, vervoerders en marktdeelnemers in commerciële omstandigheden; is van mening dat dergelijke instrumenten nodig zijn om het welzijn van dieren vóór, tijdens en na het vervoer te beoordelen; merkt op dat sommige van die indicatoren al bestaan, terwijl andere momenteel door Europese referentiecentra worden ontwikkeld, maar beklemtoont dat verder onderzoek en gegevensverzameling in het veld nodig zijn;
79. is van oordeel dat realtime toegang tot satellietnavigatiesystemen en temperatuurmetingen op elk moment van de reis van fundamenteel belang is voor de bevoegde autoriteiten en vervoerders; is van mening dat vervoermiddelen moeten worden uitgerust met modernere controlesystemen die door de bevoegde autoriteiten worden gemonitord, met inbegrip van metingen van de temperatuur- en vochtigheidsindex binnen en buiten het voertuig, informatie over de watervoorziening en opnames van het laden en lossen; herinnert eraan dat de bevoegde autoriteiten tijdens het gehele proces de gegevensbescherming en het recht op privacy moeten waarborgen;
80. dringt erop aan dat de bevoegde autoriteiten realtime toegang tot originele elektronische gegevens moet worden verschaft door de organisator of vervoerder, vanaf de verzending van de partij dieren op de plaats van vertrek tot het lossen van de dieren op de plaats van bestemming, om te verzekeren dat de toegang tot de gegevens niet kan worden gemanipuleerd;
81. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten onaangekondigde inspecties uitvoeren bij de planning en uitvoering van dierenvervoer;
82. benadrukt dat zendingen binnen de EU ook bij het laden moeten worden geïnspecteerd; eist dat de bevoegde autoriteiten bij het laden controleren of de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 betreffende vloeroppervlakte en vrije ruimte boven de dieren worden nageleefd, dat de ventilatie- en watersystemen goed werken, dat de drinkautomaten goed werken en geschikt zijn voor de vervoerde diersoort, dat er geen ongeschikte dieren worden geladen, en dat er voldoende voeder en strooisel wordt verstrekt;
83. dringt er bij de lidstaten op aan, om redenen in verband met dierenwelzijn, controles achteraf uit te voeren om na te gaan of de dieren voor de hele rusttijd zijn gelost, zoals voorgeschreven door de EU-wetgeving; verzoekt de Commissie de lidstaten duidelijk op te dragen hun bevoegde autoriteiten op geharmoniseerde wijze te laten handelen, zodat er geen vergunningen worden afgegeven voor vervoer waarbij geen regelmatige controles achteraf worden uitgevoerd;
Duur van transporten en rustperiodes
84. beveelt de invoering aan van een voor de gehele EU geldende, op soorten gebaseerde procedure voor het registreren van de voeder- en drenkfrequentie vanaf de laatste voedering vóór het laden bij het bedrijf van oorsprong tot het einde van het vervoer, zonder dat dit extra oponthoud of extra stress veroorzaakt, hetzij op halteplaatsen, hetzij tijdens het laden of lossen; dringt er bij de Commissie op aan maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de lidstaten inbreuken waarbij de reistijden worden overschreden naar behoren bestraffen;
85. verzoekt de lidstaten inspecties uit te voeren van transporten binnen de EU op het moment dat de dieren in voertuigen worden geladen, om te controleren of de vereisten van Verordening (EG) nr. 1/2005 worden nageleefd;
86. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat een toereikend aantal toegankelijke, schone, werkende en op de diersoort afgestemde drinkautomaten beschikbaar is, dat de watertank gevuld is en dat er voldoende vers strooisel beschikbaar is;
87. beveelt aan dat in de toekomstige wetgeving de reistijd voor landbouwhuisdieren die naar de slacht worden gebracht in principe niet meer dan acht uur mag bedragen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke geografische kenmerken van bepaalde regio’s, zoals eilanden, ultraperifere gebieden, afgelegen gebieden en gebieden met een onderontwikkelde infrastructuur; benadrukt dat de maximale reistijd moet gelden voor alle vervoermiddelen, behalve voor vervoer over zee;
88. dringt erop aan dat de bepalingen in verband met de maximale lengte van het vervoer opnieuw worden bezien, teneinde rekening te houden met bewijsmateriaal uit bestaande en lopende wetenschappelijke studies en met op dieren gebaseerd bewijsmateriaal en met de specifieke behoeften van de dieren naargelang van soort, leeftijd en categorie;
89. pleit ervoor de bestaande EU-middelen te reserveren om financiële steun te verlenen aan kleinschalige, lokale en gemeenschappelijke mobiele slachthuizen en verwerkingseenheden, zodat dieren op de boerderij of zo dicht mogelijk bij de plaats waar zij worden gehouden, kunnen worden geslacht; is een groot voorstander van alternatieve strategieën voor vervoer over lange afstanden, zoals het bouwen van lokale en economisch rendabele slacht- en verwerkingsvoorzieningen op meer locaties, waar gepast met stimulansen en steun uit EU-fondsen, alsook wetgevingsinitiatieven in de lidstaten om slachten op de boerderij te bevorderen; roept de lidstaten op om, indien nodig, noodslachtingen rechtstreeks op veehouderij- en mestbedrijven toe te staan wanneer een dier ongeschikt wordt bevonden om te worden vervoerd;
90. beveelt de lidstaten aan om aan de grenzen binnen de EU te voorzien in snelle rijstroken voor het vervoer van levende dieren om de transporttijden te verkorten;
91. dringt aan op een definitie van “transporttijd” als de totale duur van de verplaatsing, uitgezonderd de tijd voor het laden in een vervoermiddel en het lossen uit het vervoermiddel na aankomst op de eindbestemming; verzoekt de bevoegde autoriteiten na te gaan of de geplande laad-/lostijden realistisch zijn, in verhouding staan tot het aantal te laden of te lossen dieren en nauwkeurig zijn aangegeven in het journaal; acht het verder van belang dat er maatregelen worden genomen ter voorkoming van “verzamelcentrum-estafettes”, waarmee wordt beoogd de reisbeperkingen tot aan de eindbestemming te omzeilen;
92. beveelt de Commissie aan rekening te houden met wetenschappelijk onderbouwde gegevens om de kwaliteit van al het vervoer van levende dieren te verbeteren, en zich daarbij te concentreren op de daarmee samenhangende negatieve aspecten die de oorzaak zijn van welzijnsproblemen, zoals geschiktheid voor vervoer, voedering en drenken, rustperioden en omgevingstemperatuur, en daarbij waar nodig onderscheid te maken tussen vervoermiddelen;
93. verzoekt de Commissie bij de herziening van Verordening (EG) nr. 1/2005 bepalingen inzake de selectie van de kortste en meest geschikte route naar de eindbestemming in te voeren;
Temperatuur tijdens het vervoer
94. verzoekt de lidstaten te zorgen voor een optimale temperatuur voor de vervoerde soort binnen het voertuig gedurende de hele reis, ongeacht of het vervoermiddel stilstaat of beweegt en ongeacht de buitentemperatuur; verzoekt de lidstaten verder de minimum- en maximumtemperatuur binnen de vervoermiddelen, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1/2005, strikt toe te passen; verzoekt de lidstaten slechts toestemming te verlenen voor een transport, een journaal en reisplannen wanneer het weerbericht voor de gehele duur van dat vervoer geen temperaturen voorspelt die buiten het bereik van 5 °C en 30 °C vallen, ongeacht het gebruikte vervoermiddel, tenzij het vervoermiddel is uitgerust met klimaatregelingssystemen waarmee de temperatuur binnen het passende bereik kunnen worden gehouden;
95. erkent dat de lichaamswarmte van dieren de temperatuur in een vervoermiddel kan doen stijgen, waardoor de temperatuur binnen hoger kan zijn dan buiten;
96. verzoekt de lidstaten om tijdens hittegolven aanvullende en adequate controles uit te voeren, en dringt aan op nader onderzoek om leemten in de kennis omtrent de gevolgen van temperatuur voor het welzijn van dieren weg te nemen;
97. verzoekt de Commissie duidelijk te maken dat de regel inzake de temperatuur in het voertuig voor elk moment van de reis geldt, tot aan de eindbestemming; dringt erop aan dat de Commissie, ook door middel van juridische stappen, waarborgt dat de lidstaten deze regel niet naast zich neerleggen;
98. verzoekt om ontwikkeling van een uniform weerberichtensysteem op basis van gegevens van het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn om de aanvaardbaarheidscontroles te vereenvoudigen die door officiële dierenartsen worden uitgevoerd;
99. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de vrachtwagens voldoen aan de minimumruimte overeenkomstig hoofdstuk VII van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1/2005 en dat dieren dienovereenkomstig bij hoge temperaturen meer ruimte krijgen;
100. acht het essentieel dat in de toekomst meer specifieke regels inzake het optimale temperatuurbereik in transportvoertuigen worden ontwikkeld, waarbij rekening moet worden gehouden met de behoeften naargelang van soort, leeftijd en categorie, alsook met de fysiologische toestand van het dier, de rasvarianten binnen soorten, de leeftijd en het geslacht van de dieren en hun thermoregulatie; is van mening dat het goedgekeurde temperatuurbereik moet worden gebaseerd op de effectieve temperatuur, te weten de combinatie van temperatuur en vochtigheid; beveelt bovendien aan de temperatuur, het vochtigheidsniveau en de ammoniakconcentraties te registreren door middel van controleapparatuur die in de verschillende compartimenten van het vervoermiddel is aangebracht, ongeacht of het vervoer over zee, door de lucht of over de weg plaatsvindt; benadrukt dat de temperatuurbewakingsinstrumenten door de bevoegde nationale autoriteiten moeten worden geïnspecteerd, gekalibreerd en gecertificeerd;
Geschiktheid voor vervoer en categorieën van kwetsbare dieren: niet‑gespeende dieren, drachtige dieren en dieren op het einde van hun productieve leven
101. is van mening dat er meer onderzoek moet worden gedaan teneinde het passende voer, de tussenpozen voor het voederen en herkauwen, de thermoregulatie en de rustbehoeften van alle vervoerde diersoorten en -categorieën vast te stellen, alsook hun vermogen om het vervoer ongedeerd te doorstaan; is van mening dat dierenwelzijn de eerste zorg moet zijn en dat kennislacunes moeten worden opgevuld door meer wetenschappelijk onderzoek;
102. is van mening dat er meer onderzoek moet worden gedaan om de kennis te verbeteren van de speciale en specifieke vervoersbehoeften van jonge en nog niet gespeende dieren, met name wat betreft de optimale reistijd naargelang het gebruikte vervoermiddel, de optimale beschikbare ruimte, de juiste leeftijd, de passende drinkautomaten, de passende melkvervangers, degelijk voederbeheer in verzamelcentra, tussenpozen voor het voederen tijdens het vervoer, de optimale omstandigheden voor het fokken van de dieren op het bedrijf van oorsprong en de beoordeling van de geschiktheid van dieren voor het vervoer die op passende wijze moet worden gewaarborgd;
103. pleit voor verduidelijking van de definitie van niet-gespeende dieren, zodat dieren die niet in staat zijn zelfstandig voldoende vast voeder en water tot zich te nemen beter worden gespecificeerd, met een duidelijke minimumleeftijd in weken, afhankelijk van de soort en rekening houdend met de meest recente wetenschappelijke kennis over het immuunsysteem en de voedingsbehoeften van deze dieren;
104. verzoekt de Commissie om, ondersteund door intercollegiaal getoetste wetenschappelijke studies, reisduurbeperkingen in te voeren voor niet-gespeende dieren; is van mening dat het vervoer van niet-gespeende dieren moet worden vermeden en niet mag worden toegestaan voor kalveren jonger dan vier weken, behalve in geval van vervoer door landbouwers over een afstand van minder dan 50 km; is van oordeel dat beperking van het vervoer van deze dieren in de toekomstige verordening nadrukkelijk moet worden overwogen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de noodzaak van maatregelen om ervoor te zorgen dat alle dieren op het bedrijf van herkomst goed verzorgd worden;
105. verzoekt de lidstaten om mobiele slachthuizen te bevorderen in afgelegen gebieden, met name in berg- en eilandgebieden; herinnert eraan dat deze mobiele slachthuizen het welzijn van gewonde dieren die niet naar slachthuizen kunnen worden vervoerd, zouden verbeteren en de rechtstreekse verkoop zouden bevorderen;
106. beveelt de Commissie aan de EFSA een mandaat te verlenen om gemeenschappelijke verplichte EU-richtsnoeren te ontwikkelen voor de beoordeling of dieren geschikt zijn voor vervoer, teneinde tot een geharmoniseerde aanpak in de hele EU te komen; is bovendien van mening dat het gebruik van deze richtsnoeren moet worden gecontroleerd en moet worden verbonden met sanctiesystemen;
107. erkent de verschillen tussen het vervoer van dieren over de weg en over zee; verzoekt om nader onderzoek om de effecten van elke vervoerswijze op het dierenwelzijn beter te begrijpen;
108. is van mening dat de bijzonder moeilijke geografische situatie van eilanden en ultraperifere gebieden het noodzakelijk maakt de lokale veehouderij en korte ketens te bevorderen teneinde de vervoerstijden voor dieren te verkorten;
109. verzoekt de lidstaten mobiele slachthuizen in eilandgebieden te bevorderen, in het bijzonder in de ultraperifere gebieden; herinnert eraan dat het gebruik van die mobiele slachthuizen het vervoer van levende dieren over de weg en over zee in die gebieden aanzienlijk zou verminderen;
110. benadrukt de kwetsbaarheid van drachtige dieren, die zeer specifieke biologische behoeften hebben en bijzonder kwetsbaar zijn tijdens vervoer, dat kan leiden tot miskramen of geboortes onderweg, met het risico dat de moeder of het jong overlijdt; is van oordeel dat het vervoer van drachtige dieren moet worden vermeden en meent dat het vervoer van drachtige dieren die zich in het laatste derde van de draagtijd bevinden tot een maximum van vier uur moet worden beperkt, aangezien zij tijdens het vervoer een groter risico lopen op welzijnsproblemen; dringt aan op meer onderzoek voor het ontwikkelen van nauwkeuriger methoden voor de bepaling van de drachtduur en voor de beoordeling van de geschiktheid voor vervoer naargelang de drachtfase; verzoekt de autoriteiten van de lidstaten zeer waakzaam te zijn om ervoor te zorgen dat er geen ongeschikte dieren worden vervoerd, met name drachtige dieren die de bij Verordening (EG) nr. 1/2005 toegestane maximale draagtijd al zijn gepasseerd;
111. is van mening dat het risico van een lager beschermingsniveau voor kwetsbare dieren met een geringere economische waarde, met name dieren aan het eind van hun productieve leven, zeer reëel is en dat hiermee derhalve rekening moet worden gehouden bij de herziening van de bepalingen, samen met de noodzaak om langeafstandsvervoer van deze dieren te vermijden, omdat het moeilijk is om te bepalen of deze dieren geschikt zijn om te worden vervoerd en de reis aankunnen; is van mening dat het vervoer van dieren op het einde van hun productieve leven alleen mag worden toegestaan indien dit plaatsvindt naar het dichtstbijzijnde slachthuis dat voor de betrokken diersoort geschikt is; verzoekt de Commissie steun te verlenen aan initiatieven en investeringen om het netwerk van mobiele, lokale en regionale slachthuizen uit te breiden, zodat in de toekomst een maximumduur van vier uur voor het vervoer van dieren op het einde van hun productieve leven kan worden gewaarborgd;
112. dringt erop aan dat wanneer dieren tijdens het vervoer ziek worden of gewond raken, de bestuurder onmiddellijk een dierenarts moet laten komen en de betroffen dieren als ongeschikt voor vervoer moeten worden beschouwd, van de andere dieren moeten worden gescheiden en eerste hulp moeten krijgen;
Soorten waar in Verordening (EG) nr. 1/2005 onvoldoende aandacht aan wordt besteed
113. beveelt de Commissie aan wetgevingsvoorstellen uit te werken op basis van de meest recente wetenschappelijke kennis over de behoeften van vissen en andere waterdieren en over de methoden voor het vervoer daarvan, teneinde hun lijden tijdens het vervoer tot een minimum te beperken; benadrukt dat de nieuwe bepalingen moeten voorzien in een gedetailleerde checklist voor de planning en voorbereiding van transporten, specifieke bepalingen betreffende waterkwaliteitsparameters, dichtheid, behandeling tijdens het laden en lossen en dierenwelzijnsinspecties na aankomst; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de richtsnoeren die zij publiceert, worden bijgewerkt op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens en in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1/2005, en dringt aan op specifieke voorschriften voor het commerciële verkeer van vis; benadrukt verder dat moet worden voorzien in specifieke opleiding en certificering met betrekking tot het vervoer van vis;
114. verzoekt de Commissie in Verordening (EG) nr. 1/2005 bepalingen op te nemen om soorten die in de wetgeving nog onvoldoende aandacht krijgen toereikend te beschermen; herinnert eraan dat richtsnoeren om lacunes in de wetgeving op te vullen, zoals met betrekking tot specifieke soorten, niet juridisch bindend zijn, en verzoekt de Commissie bepalingen op te nemen om soorten die weinig aandacht krijgen in de wetgeving, zoals pluimvee en konijnen, naar behoren te beschermen; pleit verder voor soortspecifieke bepalingen in de volgende gevallen, met inbegrip van maximale reistijden naargelang de reden voor het vervoer, voor zover relevant; is van mening dat er specifieke containers voor pluimvee nodig zijn, waarin de vogels in hun natuurlijke houding kunnen staan en voldoende lucht boven hen kan circuleren, met inbegrip van voorschriften voor een correcte behandeling, vooral wanneer zij vóór het vervoer worden gevangen; merkt op dat het gebrek aan bepalingen betreffende konijnen in de verordening er soms toe leidt dat voor het vervoer van konijnen daarvoor ongeschikte pluimveecontainers worden gebruikt; is van mening dat het vervoer van pluimvee en konijnen alleen mag worden toegestaan indien dit plaatsvindt naar het dichtstbijzijnde slachthuis dat voor de betrokken diersoort geschikt is; verzoekt de Commissie steun te verlenen aan initiatieven en investeringen om het netwerk van mobiele, lokale en regionale slachthuizen uit te breiden, zodat in de toekomst een maximumduur van vier uur voor het vervoer van deze dieren kan worden gewaarborgd;
115. benadrukt dat het dringend noodzakelijk is de meest recente wetenschappelijke informatie over het welzijn van gezelschapsdieren tijdens vervoer te evalueren; is van mening dat er meer onderzoek nodig is naar de behoeften van gezelschapsdieren, overeenkomstig de bepaling in Verordening (EG) nr. 1/2005 betreffende de publicatie van EFSA-adviezen over de behoeften van katten en honden; verzoekt de Commissie om op basis van de huidige wetenschappelijke kennis gedetailleerde bepalingen voor het commerciële verkeer van gezelschapsdieren in te voeren, met bijzondere aandacht voor de scheiding van dieren en de beschikbare ruimte, de stapeling, het beddingmateriaal, een temperatuur- en vochtigheidsbereik dat geschikt is om het welzijn van de dieren te waarborgen, alsook een passende opleiding voor het personeel dat de dieren moet behandelen en vervoeren;
116. wijst op de dringende noodzaak om de meest recente wetenschappelijke informatie over de behoeften en het welzijn van paarden tijdens het vervoer te evalueren; verwacht dat de Commissie rekening houdt met deze soorten door soortspecifieke voorschriften voor te stellen in de herziene Verordening (EG) nr. 1/2005;
Specifieke bepalingen inzake vervoer over zee
117. dringt aan op maatregelen die waar gepast een verschuiving mogelijk maken naar de handel in vlees, karkassen en genetisch materiaal, waarmee de behoefte aan vervoer over zee kan worden vervangen; roept de Commissie dringend op de bepalingen in verband met het zeevervoer te verbeteren en te verduidelijken, met name het vergunningsproces, de definitie en identificatie van organisatoren en vervoerders en hun verplichtingen, teneinde een duidelijke verantwoordelijkheidsketen en een transparante communicatie van veehouders, vervoerders en dierenartsen met de bevoegde autoriteiten vast te stellen; dringt aan op de invoering van afschrikkende maatregelen, met inbegrip van geldboetes, om te voorkomen dat dode dieren in zee worden geworpen of langs transportroutes worden achtergelaten, overeenkomstig het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (het Marpol-Verdrag);
118. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat er binnen 30 km van grenzen of havens behoorlijke en toereikende voorzieningen zijn om dieren uit te laden, te voederen en te drenken en naar behoren te laten rusten, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd wanneer zich vertragingen voordoen; verzoekt de lidstaten het vervoer niet goed te keuren indien dergelijke voorzieningen ontbreken;
119. verzoekt de Commissie een lijst op te stellen van havens met passende voorzieningen voor de inspectie van dieren, die gebaseerd is op informatie van de lidstaten en toereikend toezicht door de Commissie;
120. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat deze voorzieningen, indien de dieren moeten worden uitgeladen, daadwerkelijk worden gebruikt voordat de dieren op schepen worden geladen en dat de dieren in afwachting om op een schip te worden geladen, niet gedurende lange perioden binnen veewagens worden gehouden;
121. verzoekt de lidstaten verder om beter samen te werken bij de planning van veevervoer, teneinde buitensporige opstoppingen bij grenscontroles te voorkomen;
122. merkt op dat moet worden gekeken naar mogelijkheden om de kwaliteit van het vervoer over zee van gezonde fokdieren te verbeteren en deze dieren in het voertuig te laten rusten wanneer lossen nadelig kan zijn voor hun gezondheidstoestand;
123. verzoekt de grens- en havenlidstaten, die verantwoordelijk zijn voor de controle van het weg- en zeevervoer naar derde landen, alle inbreuken op de Europese wetgeving te bestraffen;
124. acht de verplichte aanwezigheid van onafhankelijke dierenartsen, in verhouding tot het aantal dieren, tijdens rustperioden op officiële stallingslocaties en bij het laden en lossen, met name in het geval van langeafstandsvervoer, van essentieel belang; verzoekt de lidstaten verplichte voorschriften voor zeevervoer in te voeren, die de aanwezigheid aan boord van dierenartsen of, in laatste instantie, van erkende deskundigen met passende vaardigheden gedurende de hele zeereis waarborgen, om de toepassing van de relevante normen inzake diergezondheid en dierenwelzijn te controleren en zieke of gewonde dieren op schepen onverwijld hulp te bieden, alsook de toediening van water en voedsel aan de dieren aan hun onmiddellijke behoeften aan te passen;
125. pleit ervoor het uitvoeren van inspecties na het laden van een schip te verplichten om ongevallen te voorkomen;
126. acht de verplichte aanwezigheid van een onafhankelijke dierenarts bij het laden en bij aankomst op de eindbestemming in het geval van lange transporten naar derde landen van fundamenteel belang; benadrukt dat de aanwezigheid van een dierenarts een nieuwe beoordeling van de geschiktheid voor vervoer mogelijk maakt en kan bijdragen tot de naleving van de EU-wetgeving en de handhaving van het desbetreffende arrest van het HvJ-EU;
Vervoer van levende dieren naar derde landen
127. verzoekt de lidstaten alle partijen dieren te inspecteren op de plaats van lading en bij het bereiken van de eindbestemming in het geval van lange transporten naar landen buiten de EU en zorgvuldige beoordelingen uit te voeren om procedures op te stellen voor de inspecties, waarbij onderwerpen worden behandeld zoals de hoeveelheid voer en water voor de duur van het vervoer, ruimte en stahoogte voor de dieren, de kwaliteit, plaatsing en goede werking van de drinkautomaten volgens de behoefte van de dieren die worden vervoerd, de kwaliteit van het beddingmateriaal en ervoor te zorgen dat dieren die ongeschikt zijn voor vervoer niet worden geladen; verzoekt de Commissie op te treden tegen lidstaten die de uitvoer van levende dieren goedkeuren wanneer de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-424/13(9) niet kan worden gegarandeerd;
128. verzoekt de Commissie en de lidstaten omvattende gegevens te verzamelen en bij de herziening van Verordening (EG) nr. 1/2005 een verplichting in te voeren om verslagen op te stellen over de gezondheidstoestand van de dieren en de sterfte bij aankomst op de plaats van bestemming;
129. dringt erop aan dat aan alle buiten- en binnengrenzen van de EU een speciaal voor dierenvervoer bestemde prioritaire rijstrook wordt aangelegd, met passende rustfaciliteiten naargelang de behoeften van de vervoerde dieren, teneinde de duur van de reis te verkorten en wachttijden weg te werken, eventuele vertragingen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het welzijn van de dieren zoveel mogelijk te beperken en zo de totale duur van de reis te verkorten; beveelt aan ervoor te zorgen dat documenten vooraf in elektronische vorm aan de ontvangende autoriteiten worden gezonden;
130. dringt erop aan dat, wat het vervoer van levende dieren naar derde landen betreft, de zendingen pas worden toegestaan partijen dieren uitsluitend mogen worden goedgekeurd wanneer de bevoegde autoriteit de verzekering heeft gekregen dat het ingediende journaal volledig is ingevuld, realistisch is en van bewijsstukken is voorzien, en de zekerheid biedt dat Verordening (EG) nr. 1/2005 daadwerkelijk zal worden toegepast tot aan de eindbestemming, ook tijdens de fasen van het vervoer die buiten de EU plaatsvinden, overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-424/13; dringt er derhalve bij de Commissie en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de regels die binnen de EU gelden, ook van toepassing zijn op diertransporten die de Unie verlaten; merkt op dat sommige landen/regio’s onlangs hun besluit hebben verdedigd om het langeafstandsvervoer van dieren te beperken in het geval van de uitvoer van levende dieren en het vervoer van specifieke categorieën dieren, met name wanneer voor de reis een tussenstop van 24 uur vereist is wegens het ontbreken van controleposten in derde landen;
131. verzoekt de Commissie een lijst op te stellen van derde landen die voorschriften toepassen die minstens even beschermend zijn als die in de EU, waarheen de uitvoer van levende landbouwhuisdieren direct kan worden toegestaan op basis van een internationale overeenkomst; roept de Commissie tevens op maatregelen te nemen tegen het probleem dat landen buiten de EU hun certificering gebruiken om te fungeren als overslagplaats voor het vervoer van dieren naar niet-gecertificeerde derde landen; verzoekt de Commissie voor andere gevallen een gecertificeerd controlesysteem in te stellen dat de naleving van de EU-wetgeving tijdens elk deel van het traject garandeert in het geval van vervoer naar derde landen; verzoekt de Commissie in dit verband voorbeelden van beste praktijken met betrekking tot certificerings- en controle-instrumenten te evalueren om de traceerbaarheid en het welzijn tijdens het vervoer van levende dieren naar derde landen te waarborgen;
132. erkent dat er momenteel geen controlesysteem bestaat voor het vervoer naar derde landen, hetgeen leidt tot situaties waarin de uitvoer van dieren naar derde landen vaak niet in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1/2005 en vaak in strijd met het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-424/13 over dit onderwerp; dringt erop aan dat het vervoer van dieren tussen de EU en derde landen alleen wordt toegestaan als de naleving van de Europese normen, zoals vastgesteld in arrest C-424/13 van het Hof van Justitie, kan worden gewaarborgd;
133. verzoekt de Commissie om in bilaterale handelsbesprekingen te streven naar uniforme dierenwelzijnsnormen tijdens het vervoer van dieren tussen EU- en derde landen, om te voorkomen dat Europese veehouders het slachtoffer van oneerlijke concurrentie worden;
134. dringt aan op de versterking van de samenwerking en communicatie met derde landen, voornamelijk betreffende wederzijdse bijstand en de snelle uitwisseling van informatie, en betreffende de uitvoering van verschillende initiatieven met het oog op bewustmaking en de bevordering van de uitvoering van EU-normen in derde landen, met name voor vlees of dierlijke producten die in de EU worden ingevoerd;
135. beveelt de Commissie aan haar controleurs, bestaande uit dierenartsen en technisch ingenieurs, te belasten met de uitvoering van grondige inspecties en beoordelingen, teneinde een gecentraliseerde, gecontroleerde en geaccrediteerde lijst op te stellen van de in derde landen beschikbare rustfaciliteiten, overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005; verzoekt de lidstaten in de toekomst geen journaals meer goed te keuren, tenzij bevestigd is dat de voorgestelde rustfaciliteiten daadwerkelijk op bovengenoemde lijst staan en derhalve aan de vereiste voorwaarden voor het lossen van de dieren voldoen; benadrukt bovendien dat de bevestiging van een reservering voor elke rustplaats van essentieel belang is om te garanderen dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor alle in het vervoersplan vermelde dieren;
136. merkt op dat moet worden gekeken naar mogelijkheden om de kwaliteit van het vervoer van gezonde fokdieren te verbeteren en deze dieren in het voertuig te laten rusten wanneer lossen nadelig kan zijn voor hun gezondheidstoestand;
137. acht het essentieel om de financiële steun voor buitenlandse hulp en internationale samenwerking op te voeren, met name voor derde landen die grotere investeringen nodig hebben met betrekking tot, bijvoorbeeld, het koel bewaren van karkassen of het behandelen van levende producten;
138. herhaalt het belang van afdwingbare hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling in alle handelsovereenkomsten van de EU, als middel om te waarborgen dat de voorgestelde hogere regelgevingsambities in overeenstemming zijn met het handelsbeleid van de EU en worden nageleefd door derde landen die handelsovereenkomsten met de EU hebben ondertekend; benadrukt dat in de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling ook rekening moet worden gehouden met equivalente productienormen, met name op het gebied van dierenwelzijn;
139. verzoekt de Commissie het handelsbeleid van de EU in te zetten als stimulans voor een betere naleving van Verordening (EG) nr. 1/2005 buiten de EU, maar tegelijkertijd de doelstelling van economische groei en het scheppen van banen te blijven nastreven en te garanderen dat deze nalevingskosten geen onevenredige last vormen voor EU-ondernemingen;
140. dringt erop aan dat ook bij de invoer uit derde landen rekening moet worden gehouden met de EU-normen inzake dierenbescherming en -welzijn, teneinde het concurrentievermogen van de Europese veehouders te waarborgen;
Verslaglegging
141. eist dat alle lidstaten ieder jaar verslag uitbrengen aan de Commissie over het aantal dieren per soort dat binnen de EU wordt vervoerd en naar derde landen wordt uitgevoerd, de controles die tijdens deze transporten worden uitgevoerd, vergezeld van bewijzen, de geconstateerde overtredingen tijdens deze transporten, vergezeld van bewijzen, en de follow-upmaatregelen die de lidstaten hebben genomen, en dat de Commissie deze verslagen binnen twee maanden na indiening door de lidstaten openbaar toegankelijk maakt;
142. verzoekt de Commissie en de lidstaten om jaarlijks verslag te doen aan het Parlement over de maatregelen die zij hebben genomen om de bescherming van het welzijn van dieren tijdens het vervoer te verbeteren;
o o o
143. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling en het eindverslag van de enquêtecommissie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Speciaal verslag nr. 31/2018 van de Rekenkamer van 14 november 2018, getiteld “Dierenwelzijn in de EU: het dichten van de kloof tussen ambitieuze doelstellingen en praktische uitvoering”.
Zie het arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 oktober 2004, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden, zaak C-113/02, ECLI:EU:C:2004:616, en het arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 mei 2008, Danske Svineproducenter tegen Justitsministeriet, zaak C-491/06, ECLI:EU:C:2008:263.
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid van de Commissie, Audits en analyse inzake gezondheid en voedsel, Eenheid F2: Dieren, netwerkdocument van de nationale contactpunten getiteld “Netwerkdocument over veeschepen”, 2020.