Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/0202(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0045/2022

Ingediende teksten :

A9-0045/2022

Debatten :

PV 04/04/2022 - 15
CRE 04/04/2022 - 15
PV 13/03/2023 - 15
CRE 13/03/2023 - 15

Stemmingen :

PV 05/04/2022 - 7.6
CRE 05/04/2022 - 7.6
Stemverklaringen
PV 14/03/2023 - 7.8

Aangenomen teksten :

P9_TA(2022)0101
P9_TA(2023)0067

Aangenomen teksten
PDF 176kWORD 53k
Dinsdag 5 april 2022 - Straatsburg
Herziening van de marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in emissierechten ***I
P9_TA(2022)0101A9-0045/2022

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 5 april 2022 op het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1814 wat betreft de hoeveelheid emissierechten die tot 2030 in de marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten moet worden opgenomen (COM(2021)0571 – C9-0325/2021 – 2021/0202(COD))(1)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een besluit
Overweging 1
(1)  De Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is in november 2016 in werking getreden3. De partijen bij de Overeenkomst van Parijs zijn overeengekomen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 °C boven het niveau van het pre-industriële tijdperk te houden, en te streven naar een maximale temperatuurstijging van 1,5 °C boven dit pre-industriële niveau.
(1)  De Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is in november 2016 in werking getreden3. De partijen bij de Overeenkomst van Parijs zijn overeengekomen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 °C boven het niveau van het pre-industriële tijdperk te houden, en te streven naar een maximale temperatuurstijging van 1,5 °C boven dit pre-industriële niveau. Door het klimaatpact van Glasgow te onderschrijven hebben de partijen bij de Overeenkomst van Parijs erkend dat beperking van de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur tot maximaal 1,5 °C boven het pre-industriële niveau de risico’s en gevolgen van klimaatverandering aanzienlijk zou verminderen, en hebben zij zich ertoe verbonden om hun doelstellingen voor 2030 tegen eind 2022 aan te scherpen om de ambitiekloof te dichten, overeenkomstig de bevindingen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC). Dit moet worden gedaan op een rechtvaardige manier en met inachtneming van het beginsel van gezamenlijke, doch verschillende verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden in het licht van uiteenlopende nationale omstandigheden. De herziening van het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS), met inbegrip van de marktstabiliteitsreserve, biedt een unieke kans om bij te dragen aan intensivering van de klimaatactie van de Unie vóór de 27e zitting van de Conferentie van de Partijen (COP27) bij het UNFCCC in Egypte.
__________________
__________________
3 Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).
3 Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).
Amendement 2
Voorstel voor een besluit
Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis)  De noodzaak om de doelstelling van 1,5 °C klimaatopwarming – zoals vastgelegd in de Overeenkomst van Parijs – te respecteren, is eens te meer onderstreept door de bevindingen van de IPCC in haar rapport van 7 augustus 2021 getiteld “Climate Change 2021: The Physical Science Basis”. De IPCC stelt daarin vast dat de mondiale temperatuur eerder dan aanvankelijk gedacht met 1,5 °C of méér zal opwarmen, namelijk binnen de komende 20 jaar. Tevens constateert de ICCP dat het, tenzij we erin slagen de emissies van broeikasgassen onmiddellijk en aanzienlijk te reduceren, niet langer mogelijk zal zijn de mondiale klimaatopwarming tot dicht in de buurt van 1,5 °C of zelfs 2 °C te beperken.
Amendement 3
Voorstel voor een besluit
Overweging 1 ter (nieuw)
(1 ter)  In zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu1 bis heeft het Europees Parlement er bij de Commissie op aangedrongen onmiddellijke en ambitieuze actie te ondernemen om de opwarming van de aarde onder 1,5 °C te houden en een enorm verlies aan biodiversiteit te vermijden, onder meer door tegenstrijdigheden van het huidige EU-beleid met betrekking tot de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu weg te werken en te waarborgen dat alle relevante wetgevings- en begrotingsvoorstellen volledig in overeenstemming zijn met de doelstelling om de opwarming van de aarde onder 1,5 °C te houden en niet bijdragen aan het verlies aan biodiversiteit.
__________________
1 bis PB C 232 van 16.6.2021, blz. 28.
Amendement 4
Voorstel voor een besluit
Overweging 1 quater (nieuw)
(1 quater)  De noodzaak om snel te handelen, wordt daarnaast bovendien ingegeven door de toename van de frequentie en de intensiteit van extreme weersverschijnselen als direct gevolg van de klimaatverandering. Volgens het Bureau van de Verenigde Naties voor rampenrisicovermindering zijn het aantal in de wereld geregistreerde rampen en de omvang van de wereldwijde economische schade de afgelopen 20 jaar bijna verdubbeld, en is een groot deel daarvan toe te schrijven aan de significante stijging van het aantal klimaatgerelateerde rampen.
Amendement 5
Voorstel voor een besluit
Overweging 1 quinquies (nieuw)
(1 quinquies)  De Unie moet deze noodsituatie derhalve het hoofd bieden door haar inspanningen op te voeren en zich op te werpen als internationale leider in de strijd tegen klimaatverandering, met inachtneming van de beginselen van billijkheid en het beginsel van gezamenlijke, doch verschillende, verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst van Parijs.
Amendement 6
Voorstel voor een besluit
Overweging 2
(2)  Het aanpakken van uitdagingen met betrekking tot het klimaat en het milieu en het verwezenlijken van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs staan centraal in de mededeling over de Europese Green Deal4, die de Commissie op 11 december 2019 heeft goedgekeurd.
(2)  Het aanpakken van uitdagingen met betrekking tot het klimaat en het milieu en het verwezenlijken van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs staan dan ook centraal in de mededeling over de Europese Green Deal4, die de Commissie op 11 december 2019 heeft goedgekeurd.
__________________
__________________
4 COM(2019)0640.
4 COM(2019)0640.
Amendement 7
Voorstel voor een besluit
Overweging 3
(3)  De Europese Green Deal omvat een uitgebreide reeks elkaar versterkende maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het verwezenlijken van klimaatneutraliteit in de EU in 2050, en er wordt een nieuwe groeistrategie in vastgesteld die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waarin economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal moet daarnaast het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Tegelijkertijd treft deze transitie vrouwen en mannen anders en heeft deze een bijzonder effect op bepaalde achtergestelde groepen, zoals ouderen, personen met een handicap en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is en niemand aan zijn lot wordt overgelaten.
(3)  De Europese Green Deal vormt het uitgangspunt voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies te bereiken, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad1 bis. Er wordt een nieuwe groeistrategie in vastgesteld die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, en daarbij in het kader van een rechtvaardige transitie, waarmee tevens de energiearmoede wordt aanpakt, niemand aan zijn lot over te laten. De Green Deal moet daarnaast het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. De gevolgen van deze transitie voor werknemers in diverse sectoren en voor elk gender lopen uiteen, waarbij de transitie een bijzonder effect heeft op bepaalde achtergestelde en kwetsbare groepen, zoals ouderen, personen met een handicap, personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren, en personen en huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen. De transitie brengt ook grotere uitdagingen mee voor bepaalde regio’s, met name voor regio’s met een structurele achterstand en perifere regio’s, alsook voor eilanden. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is.
_______________
1 bis Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
Amendement 8
Voorstel voor een besluit
Overweging 4
(4)  In het licht van de zeer ernstige gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de gezondheid, de levens- en arbeidsomstandigheden en het welzijn van de burgers van de Unie, waaruit is gebleken dat onze samenleving en onze economie weerbaarder moeten worden tegen externe schokken en vroegtijdig moeten optreden om deze te voorkomen of te beperken, zijn de noodzaak en de waarde van de Europese Green Deal alleen maar toegenomen. De Europese burgers zijn nog steeds duidelijk van mening dat dit met name van toepassing is op de klimaatverandering5.
(4)  De noodzaak en de waarde van een goed uitgevoerde Europese Green Deal zijn alleen maar toegenomen in het licht van de zeer ernstige gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de gezondheid, de levens- en arbeidsomstandigheden en het welzijn van de burgers van de Unie, waaruit is gebleken dat onze samenleving en onze economie weerbaarder moeten worden tegen externe schokken en vroegtijdig moeten optreden om deze te voorkomen of te beperken, en wel op een rechtvaardige manier waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten, ook niet de burgers die door energiearmoede worden bedreigd. De Europese burgers zijn nog steeds duidelijk van mening dat dit met name van toepassing is op de klimaatverandering5.
__________________
__________________
5 Speciale Eurobarometer 513 over klimaatverandering, 2021 (https://ec.europa.eu/clima/citizens/citizen-support-climate-action_nl).
5 Speciale Eurobarometer 513 over klimaatverandering, 2021 (https://ec.europa.eu/clima/citizens/citizen-support-climate-action_nl).
Amendement 9
Voorstel voor een besluit
Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)  Het intergouvernementeel platform voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) heeft er in zijn rapport van 29 oktober 2020 getiteld “Biodiversity and Pandemics” (Biodiversiteit en pandemieën) op gewezen dat de onderliggende oorzaken van pandemieën dezelfde wereldwijde milieuveranderingen zijn als degene die het verlies aan biodiversiteit en de klimaatverandering veroorzaken. De klimaatverandering moet dus beperkt worden teneinde de gezondheid van onze biodiversiteit te behouden en te vergroten, en daarmee de gezondheid van de mens te beschermen.
Amendement 10
Voorstel voor een besluit
Overweging 6
(6)  Bij Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de hele economie te verwezenlijken in wetgeving vastgelegd. Bij die verordening is ook de bindende toezegging van de Unie vastgesteld om tegen 2030 de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) met ten minste 55 % te reduceren ten opzichte van de niveaus van 1990.
(6)  Bij Verordening (EU) 2021/1119 heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit in de hele economie en vervolgens negatieve emissies te verwezenlijken in wetgeving vastgelegd. Bij die verordening is ook de bindende toezegging van de Unie vastgesteld om tegen 2030 de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) met ten minste 55 % te reduceren ten opzichte van de niveaus van 1990. Dit dient te worden uitgevoerd in het kader van een rechtvaardige transitie, waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten.
__________________
7 Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
Amendement 11
Voorstel voor een besluit
Overweging 7
(7)  Alle economische sectoren moeten een bijdrage leveren om die emissiereducties te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS) als vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad8, worden aangepast aan de verbintenis voor 2030 inzake nettobroeikasgasemissiereductie in de hele economie.
(7)  Alle economische sectoren moeten een bijdrage leveren om die emissiereducties te verwezenlijken. Daarom moet de ambitie van het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS) als vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad8 worden aangepast aan de verbintenis voor 2030 inzake nettobroeikasgasemissiereductie in de hele economie, alsook aan het streven om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies in de Unie te bereiken, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119.
__________________
__________________
8 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
8 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
Amendement 12
Voorstel voor een besluit
Overweging 8
(8)  Om de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod van de op de markt verkrijgbare rechten aan te pakken, is in 2018 bij Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad9 een marktstabiliteitsreserve (hierna “de reserve” genoemd) vastgesteld, die sinds 2019 operationeel is.
(8)  Om de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod van de op de markt verkrijgbare rechten aan te pakken waardoor het EU-ETS door lagere koolstofprijzen is verzwakt en het geen sterke stimulansen tot emissiereductie kon geven – is in 2018 bij Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad9 een marktstabiliteitsreserve (hierna “de reserve” genoemd) vastgesteld, die sinds 2019 operationeel is. Het scheppen van de reserve heeft ertoe bijgedragen het overschot aan in 2019 in omloop zijnde emissierechten met 29 % te verminderen vergeleken met het recordniveau in 2013. Uit het koolstofmarktverslag 2021 blijkt evenwel dat het totale aantal in 2020 in omloop zijnde emissierechten weer is gestegen tot 1 579 miljard, vergeleken met 1 385 miljard in 2019. Deze sterke stijging van het totale overschot hing samen met een geringere vraag als gevolg van de COVID-19-crisis. De Commissie schat dat het tot wel vier jaar zal duren voordat het extra overschot van 2020 is geabsorbeerd, waardoor de dringend noodzakelijke maatregelen om het historische overschot te absorberen en het EU-ETS doelmatig te maken, verdere vertraging oplopen. Daarom, en onverminderd verdere herzieningen van de reserve in het kader van de algemene herziening van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814 in 2022, moet de Commissie de werking van de reserve voortdurend monitoren en ervoor zorgen dat de reserve doelmatig blijft indien zich in de toekomst onvoorziene externe schokken voordoen.
__________________
__________________
9 Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).
9 Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).
Amendement 13
Voorstel voor een besluit
Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)  Een robuuste en toekomstgerichte reserve is van essentieel belang om de integriteit van het EU-ETS te waarborgen en er effectief sturing aan te geven, zodat het als beleidsinstrument kan bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies te bereiken, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119. Het EU-ETS, en bijgevolg de reserve, moet ook worden afgestemd op de inspanningen om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau, in de wetenschap dat dit de risico’s en gevolgen van klimaatverandering aanzienlijk zal verminderen, en tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met billijkheid en het beginsel van gezamenlijke, doch verschillende verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden in het licht van uiteenlopende nationale omstandigheden, zoals vastgesteld in artikel 2 van de Overeenkomst van Parijs.
Amendement 14
Voorstel voor een besluit
Overweging 10
(10)  Indien het aantal in omloop zijnde emissierechten hoger is dan de vastgestelde bovengrens, wordt een aantal emissierechten dat overeenkomt met een bepaald percentage van die emissierechten afgetrokken van de hoeveelheid te veilen emissierechten en opgenomen in de reserve. Indien het totale aantal in omloop zijnde emissierechten daarentegen lager is dan de vastgestelde ondergrens wordt een overeenkomstig aantal emissierechten van de reserve vrijgegeven aan de lidstaten, en toegevoegd aan de hoeveelheid te veilen emissierechten.
(10)  Indien het aantal in omloop zijnde emissierechten hoger is dan de vastgestelde bovengrens, wordt momenteel een aantal emissierechten dat overeenkomt met een bepaald percentage van die emissierechten afgetrokken van de hoeveelheid te veilen emissierechten en opgenomen in de reserve. Indien het totale aantal in omloop zijnde emissierechten daarentegen lager is dan de vastgestelde ondergrens wordt een overeenkomstig aantal emissierechten van de reserve vrijgegeven aan de lidstaten, en toegevoegd aan de hoeveelheid te veilen emissierechten.
Amendement 15
Voorstel voor een besluit
Overweging 11
(11)  Bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad10 is Besluit (EU) 2015/1814 gewijzigd door het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat elk jaar in de reserve moet worden opgenomen tot 31 december 2023 te verdubbelen van 12 % naar 24 %.
(11)  Bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad10 is Besluit (EU) 2015/1814 gewijzigd door het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat elk jaar in de reserve moet worden opgenomen tot 31 december 2023 te verdubbelen van 12 % naar 24 %, om het historische overschot snel te absorberen en zo een krachtiger prijssignaal af te geven met het oog op kostenefficiënte vermindering van de broeikasgasemissies. Dat besluit werd genomen in het kader van de vroegere klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 om de broeikasgasemissies in de hele economie met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990.
__________________
__________________
10 Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).
10 Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).
Amendement 16
Voorstel voor een besluit
Overweging 14
(14)  Uit de uitgevoerde analyse in het kader van de evaluatie van de reserve en de verwachte ontwikkelingen die relevant zijn voor de koolstofmarkt, is gebleken dat in elk jaar na 2023 een percentage van 12 % van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten in de reserve opnemen onvoldoende is om een aanzienlijke toename van het overschot aan emissierechten in het EU-ETS te voorkomen. Daarom moet het percentage ook na 2023 24 % bedragen, en moet ook het minimumaantal emissierechten dat in de reserve wordt opgenomen 200 miljoen blijven.
(14)  Uit de uitgevoerde analyse in het kader van de evaluatie van de reserve en de verwachte ontwikkelingen die relevant zijn voor de koolstofmarkt, is gebleken dat in elk jaar na 2023 een percentage van 12 % van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten in de reserve opnemen onvoldoende is om een aanzienlijke toename van het overschot aan emissierechten in het EU-ETS te voorkomen. Wanneer het percentage van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten dat jaarlijks in de reserve moet worden opgenomen na 2023 weer 12 % zou worden, kan een omvangrijk en schadelijk overschot aan emissierechten in het EU-ETS de stabiliteit van de markt en de goede werking van het EU-ETS verstoren en daarmee de verwezenlijking van broeikasgasemissiereducties in gevaar brengen, die nodig is om de juridisch bindende klimaatstreefdoelen te halen, zoals wordt benoemd in de door de Commissie ten behoeve van dit besluit uitgevoerde effectbeoordeling.
Amendement 17
Voorstel voor een besluit
Overweging 15
(15)  Als het percentage van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten dat jaarlijks in de reserve moet worden opgenomen na 2023 weer 12 % zou worden, kan een mogelijk schadelijk overschot aan emissierechten in het EU-ETS de stabiliteit van de markt verstoren. Daarnaast moet het percentage van 24 % na 2023 onafhankelijk van de algemene evaluatie van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814 worden vastgesteld om het EU-emissiehandelssysteem in overeenstemming te brengen met de verhoogde klimaatambitie van de Unie voor 2030 en voor een voorspelbare markt te zorgen.
(15)   Daarom is het belangrijk erop toe te zien dat het percentage na 2023 niet opnieuw minder dan 24 % wordt en dat het minimumaantal in de reserve op te nemen emissierechten niet onder de 200 miljoen zakt. Dit moet onafhankelijk van de algemene evaluatie van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814 gebeuren om het EU-emissiehandelssysteem in overeenstemming te brengen met de verhoogde klimaatambitie van de Unie voor 2030 en zo de tijdige inwerkingtreding ervan te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor een voorspelbare markt door het risico weg te nemen dat het percentage opnieuw onder de 24 % zou zakken. Handhaving van het percentage van 24 % in deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan verdere herzieningen van de reserve, in voorkomend geval met inbegrip van het percentage in de reserve op te nemen emissierechten, als onderdeel van de algemene herziening van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814, die in 2022 zal plaatsvinden.
Amendement 18
Voorstel voor een besluit
Overweging 15 bis (nieuw)
(15 bis)  Het percentage van 24 % na 2023 moet onafhankelijk van de algemene evaluatie van Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814 worden vastgesteld om het EU-ETS in overeenstemming te brengen met de aangescherpte klimaatambitie van de Unie voor 2030 en voor een voorspelbare markt te zorgen.
Amendement 19
Voorstel voor een besluit
Overweging 15 ter (nieuw)
(15 ter)  Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk de continuering van de huidige parameters van de marktstabiliteitsreserve zoals vastgesteld in Richtlijn (EU) 2018/410, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de werkingssfeer en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dit artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0045/2022).

Laatst bijgewerkt op: 26 augustus 2022Juridische mededeling - Privacybeleid