Resolutie van het Europees Parlement van 9 juni 2022 over de mensenrechtensituatie in Xinjiang, inclusief de politiedossiers van Xinjiang (2022/2700(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties en verslagen over de situatie in China, met name die van 17 december 2020 over dwangarbeid en de situatie van de Oeigoeren in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang(1) en die van 19 december 2019 over de situatie van de Oeigoeren in China (China Cables)(2),
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966,
– gezien Verordening (EU) 2020/1998 van de Raad(3) en Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad van 7 december 2020(4) betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 1989,
– gezien artikel 36 van de grondwet van de Volksrepubliek China, waarin het recht van alle burgers op vrijheid van religie en geloof wordt gewaarborgd, en artikel 4 van diezelfde grondwet, waarin de rechten van etnische minderheden worden gegarandeerd,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de bevordering en eerbiediging van mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat de kern moeten uitmaken van de betrekkingen die de EU met China onderhoudt, in overeenstemming met het engagement van de EU om deze waarden in haar extern optreden uit te dragen en de toezegging van China om zich bij zijn eigen ontwikkeling en in het kader van internationale samenwerking aan deze waarden te zullen houden;
B. overwegende dat het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten en een aantal internationale media, waaronder de BBC, El Pais uit Spanje, Le Monde uit Frankrijk, en Der Spiegel uit Duitsland, de politiedossiers van Xinjiang hebben kunnen inzien;
C. overwegende dat de verantwoordelijke Chinese autoriteiten de beschuldigingen van grootschalige en stelselmatige mensenrechtenschendingen in Xinjiang hebben ontkend;
D. overwegende dat de politiedossiers van Xinjiang in detail – en, voor het eerst, mét talrijke foto’s – de omvang van de stelselmatige, gewelddadige en willekeurige onderdrukking in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang documenteren;
E. overwegende dat dit materiaal de geïnformeerde rol, de actieve steun en de directe betrokkenheid van de centrale regering in Beijing, met inbegrip van Xi Jinping en Li Keqiang, en van hooggeplaatste functionarissen van de Oeigoerse autonome regio Xinjiang bij het aansturen van het massale interneringsbeleid in Xinjiang blootlegt; overwegende dat uit de documenten ook de geïnformeerde en actieve steun van president Xi Jinping voor de heropvoedings-, lik op stuk- en deradicaliseringscampagnes blijkt, alsook voor de niet-aflatende toekenning van financiering voor de bouw van nog meer detentiecentra en personeel in verband met de instroom van gedetineerden;
F. overwegende dat zowel het Oeigoerentribunaal als andere geloofwaardige en onafhankelijke onderzoeksinstanties hebben geconcludeerd dat de ernstige en stelselmatige mensenrechtenschendingen van China tegen de Oeigoeren en andere etnisch Turkse bevolkingsgroepen neerkomen op foltering, misdaden tegen de menselijkheid en genocide(5); overwegende dat de Amerikaanse regering en wetgevende organen in de VS, Canada, het VK, Nederland, België, Frankrijk, Litouwen, Tsjechië en Ierland vergelijkbare conclusies hebben getrokken;
G. overwegende dat – sinds 2017 – meerdere ngo’s bij herhaling hebben gemeld dat China zich schuldig maakt aan de grootschalige detentie van Oeigoeren, Kazachen en andere overwegend islamitische etnische groepen in Xinjiang;
H. overwegende dat de wreedheden tegen de Oeigoeren moeten worden gezien in de context van het algemenere repressieve en agressieve interne en externe beleid van China;
1. veroordeelt in de meest scherpe bewoordingen het feit dat de Oeigoerse gemeenschap in de Volksrepubliek China stelselmatig en gewelddadig wordt onderdrukt, waaronder middels grootschalige deportatie, politieke indoctrinatie, het scheiden van gezinnen, inperking van de godsdienstvrijheid, culturele vernietiging, en de brede inzet van surveillance;
2. stelt dat het geloofwaardige bewijs van geboortepreventiemaatregelen en van de scheiding van Oeigoerse kinderen van hun ouders duidt op misdaden tegen de menselijkheid en betekent dat er een groot risico op genocide bestaat; verzoekt de Chinese autoriteiten een eind te maken aan alle door de regering gesponsorde programma’s voor dwangarbeid en grootschalige gedwongen sterilisatie, en onmiddellijk te stoppen met alle maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van zwangerschappen onder de Oeigoerse bevolking, waaronder gedwongen abortussen en sancties voor het overtreden van de regels inzake geboortebeperking;
3. maakt zich grote zorgen over de buitensporige en willekeurige gevangenisstraffen die voor vermeende gevallen van terrorisme en extremisme worden opgelegd, als gevolg waarvan, volgens de politiedossiers van Xinjiang, in 2018 22 000 personen, oftewel 12 % van de volwassen Oeigoeren in Konasheher, gevangen zaten(6); maakt zich zorgen over de beschuldigingen van stelselmatige verkrachting, seksueel misbruik en foltering van vrouwen in de Chinese heropvoedingskampen;
4. verzoekt de Chinese regering onmiddellijk een eind te maken aan de praktijk van willekeurige detentie zonder inbeschuldigingstelling, rechtszaak of veroordeling in verband met misdrijven van Oeigoeren en andere etnisch Turkse bevolkingsgroepen, alle kampen en detentiecentra te sluiten, alle gedetineerden onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, en de Oeigoerse kinderen die in staatstehuizen zijn geplaatst te herenigen met hun ouders;
5. herinnert eraan dat China het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing heeft geratificeerd, dat voorziet in een absoluut en onaantastbaar verbod op foltering en andere vormen van wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;
6. verzoekt de Chinese autoriteiten de Oeigoerse wetenschapper en winnaar van de Sacharovprijs 2019 Ilham Tohti onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, en er in de tussentijd zorg voor te dragen dat hij regelmatig en onbeperkt toegang heeft tot zijn familie en de advocaten van zijn keuze;
7. herhaalt zijn verzoek aan de Chinese autoriteiten om vrije, betekenisvolle en onbelemmerde toegang tot de Oeigoerse autonome regio Xinjiang toe te staan, alsook onbeperkte toegang tot de interneringskampen voor onafhankelijke journalisten, internationale waarnemers en onderzoeksorganen, waaronder – in het bijzonder – de mandaathouders van de speciale procedures van de VN-Mensenrechtenraad en de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, alsook tot de detentiecentra, teneinde te controleren of deze daadwerkelijk niet langer bestaan, zoals China beweert;
8. herinnert aan de voorstellen voor een speciale sessie van (of een urgent debat in) de VN-Mensenrechtenraad over de verslechterende mensenrechtensituatie in China en over de aanneming van een resolutie voor de oprichting van een monitoring- en rapportagemechanisme, overeenkomstig een wereldwijde oproep van honderden maatschappelijke organisaties uit alle windstreken;
9. betreurt het feit dat de Chinese autoriteiten de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten tijdens haar bezoek aan China en de Oeigoerse autonome regio Xinjiang geen onbelemmerde toegang hebben toegestaan tot onafhankelijke maatschappelijke organisaties, mensenrechtenactivisten en de detentiecentra, waardoor zij de omvang van de politieke heropvoedingskampen in Xinjiang niet met eigen ogen heeft kunnen vaststellen; betreurt het feit dat de Commissaris van de VN voor de mensenrechten, mevrouw Bachelet, de Chinese regering tijdens haar bezoek niet onomwonden ter verantwoording heeft geroepen voor de mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren;
10. verzoekt de Hoge Commissaris met klem nu onverwijld het langverwachte rapport over mensenrechtenschendingen in Xinjiang te publiceren, dat stoelt op de beschikbare, brede en steeds verder in omvang toenemende bewijzen van de schaal en de ernst van de mensenrechtenschendingen die door de Chinese autoriteiten worden begaan;
11. verzoekt de lidstaten en de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid met klem snel aanvullende sancties op te leggen aan de hoge Chinese functionarissen, zoals Chen Quanguo, Zhao Kezhi, Guo Shengkun en Hu Lianhe, alsook de andere functionarissen die in de politiedossiers van Xinjiang worden geïdentificeerd, en de andere personen en entiteiten die betrokken zijn bij de stelselmatige mensenrechtenschendingen in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang;
12. verzoekt de Raad de mensenrechtenschendingen in Xinjiang op de agenda van de volgende Europese Raad te zetten en de leden van de G7 en de G20 te verzoeken dit onderwerp ook te behandelen;
13. verzoekt de EU en haar lidstaten alle noodzakelijke stappen te ondernemen, overeenkomstig het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide, om een eind te maken aan deze wreedheden en ervoor te zorgen dat de daders ter verantwoording worden geroepen, waaronder via internationale verantwoordingsmechanismen;
14. onderkent dat de betrekkingen tussen de EU en China in steeds grotere mate worden gekenmerkt door economische concurrentie en stelselmatige rivaliteit; onderkent het feit dat de EU-leiders de grove mensenrechtenschendingen in Xinjiang tijdens de recente top EU-China ter tafel hebben gebracht, en benadrukt dat het belangrijk is dit bij elke gelegenheid en op de hoogste niveaus te blijven doen;
15. spoort de EU en de lidstaten aan onverwijld de risico’s in verband met Chinese buitenlandse inmenging in kaart te brengen en in te dammen; veroordeelt met klem alle vormen van transnationale onderdrukking en pogingen om Chinese dissidenten of vertegenwoordigers van de Oeigoerse gemeenschap die in het buitenland wonen, het zwijgen op te leggen;
16. verzoekt de EU en de lidstaten hun uitleveringsverdragen met China en Hongkong op te schorten;
17. verzoekt de Chinese autoriteiten om alle Oeigoeren die de Volksrepubliek China willen verlaten, toe te staan dat te doen;
18. verzoekt de Commissie een voorstel te presenteren voor een verbod op de invoer van alle producten die met dwangarbeid worden gemaakt, alsook van producten die worden gemaakt door alle Chinese bedrijven waarvan bekend is dat ze dwangarbeiders gebruiken; herhaalt voorstander te zijn van een ambitieuze richtlijn inzake zorgvuldigheid in verband met ‘duurzaam ondernemen’;
19. verzoekt de EU en de lidstaten nogmaals na te gaan of entiteiten die actief zijn op de interne markt van de EU direct dan wel indirect betrokken zijn bij het opzetten van grootschalige surveillancesystemen in Xinjiang, bij het exploiteren of bouwen van detentiecentra voor minderheden in Xinjiang, of bij het uitvoeren van transacties met personen die gesanctioneerd zijn wegens de vervolging van de Oeigoeren en andere minderheidsgroepen in Xinjiang; benadrukt dat de vaststelling van deze feiten handelsgerelateerde maatregelen, uitsluiting van overheidsopdrachten en sancties in gang moet zetten;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, en de regering en het parlement van de Volksrepubliek China.