Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2022/2734(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B9-0339/2022

Debatten :

Stemmingen :

PV 06/07/2022 - 11.12
CRE 06/07/2022 - 11.12

Aangenomen teksten :

P9_TA(2022)0290

Aangenomen teksten
PDF 151kWORD 49k
Woensdag 6 juli 2022 - Straatsburg
Nationale veto’s om de wereldwijde belastingovereenkomst te ondermijnen
P9_TA(2022)0290RC-B9-0339/2022

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2022 over nationale veto’s die de wereldwijde belastingovereenkomst ondermijnen (2022/2734(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien Titel III en de artikelen 113, 115, 116 en 326 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien de artikelen 4 en 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien de verklaring van het inclusief kader inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)/G20 getiteld “Verklaring over een tweepijleroplossing om de belastingproblematiek als gevolg van de digitalisering van de economie aan te pakken”, die op 4 november 2021 door 137 van de 141 leden is onderschreven en goedgekeurd,

–  gezien de modelvoorschriften voor de binnenlandse uitvoering van pijler 2 van het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20,

–  gezien het voorstel van de Commissie van 22 december 2021 voor een richtlijn van de Raad tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing van multinationale groepen in de Unie (COM(2021)0823),

–  gezien zijn standpunt van 19 mei 2022 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing van multinationale groepen in de Unie(1),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 15 januari 2019 getiteld “Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU” (COM(2019)0008),

–  gezien de analyse van de EU-waarnemingspost voor belastingheffing van 25 oktober 2021 getiteld “Revenue effects of the global minimum tax: country-by-country estimates”,

–  gezien de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 5 april 2022 en het resultaat van de vergadering van 17 juni 2022,

–  gezien het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa en zijn resolutie van 4 mei 2022 over de follow-up van de Conferentie over de toekomst van Europa(2),

–  gezien zijn resolutie van 29 april 2021 over belastingheffing van de digitale economie: OESO-onderhandelingen, fiscaal “inwonerschap” van digitale ondernemingen, en een mogelijke Europese digitale belasting(3),

–  gezien zijn resolutie van 10 maart 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (follow-up door het EP van het actieplan van de Commissie van juli en de daarin vervatte 25 initiatieven op het gebied van btw, vennootschapsbelasting en personenbelasting)(4),

–  gezien de studie van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van 25 mei 2021 getiteld “Taxing Multinationals in Europe”,

–  gezien de jongste ramingen van het IMF in de Fiscal Monitor van april 2022,

–  gezien zijn resolutie van 19 mei 2022 over de sociale en economische gevolgen voor de EU van de Russische oorlog in Oekraïne – versterking van het vermogen van de EU om op te treden(5),

–  gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat 137 van de 141 leden van het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20, waaronder alle EU-lidstaten, op 4 november 2021 overeenstemming hebben bereikt over de hervorming van het internationale belastingstelsel door een tweepijleroplossing om de belastingproblematiek als gevolg van de digitalisering van de economie aan te pakken, onder meer door multilateraal overeengekomen beperkingen vast te stellen voor winstverschuiving en belastingconcurrentie met de invoering van een mondiaal minimumtarief van 15 %; overwegende dat de overeenkomst het resultaat is van een breed compromis en de uitkomst van verschillende onderhandelingsronden die meerdere jaren hebben geduurd;

B.  overwegende dat de invoering van het wereldwijde minimumbelastingtarief in het kader van deze tweepijlerhervorming de landen jaarlijks ongeveer 150 miljard USD aan nieuwe inkomsten zou opleveren(6); overwegende dat de historische overeenkomst die in oktober 2021 werd bereikt tijdens de bijeenkomst van het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20 en brede steun geniet van landen die goed zijn voor meer dan 90 % van de wereldeconomie, een groot politiek succes is dat snel en breed moet worden uitgevoerd om er ook een sociaal en economisch succes van te maken en eerlijke belastingheffing te bevorderen;

C.  overwegende dat volgens de meest recente ramingen van het IMF de minimumbelasting de wereldwijde inkomsten uit vennootschapsbelasting met naar schatting 5,7 % zal verhogen door de bijheffing en mogelijk met nog eens 8,1 % door de overeengekomen beperkingen op winstverschuiving en belastingconcurrentie(7);

D.  overwegende dat alleen al de EU haar inkomsten uit de vennootschapsbelasting jaarlijks met ongeveer 64 miljard EUR zou kunnen verhogen door overeenkomstig pijler 2 van deze wereldwijde overeenkomst een effectief minimumtarief voor vennootschapsbelasting van 15 % te heffen(8);

E.  overwegende dat belastingaangelegenheden in de Unie onderworpen zijn aan een bijzondere wetgevingsprocedure en dat de Raad hierover met eenparigheid van stemmen besluit; overwegende dat het voorstel van de Commissie van 22 december 2021 voor een richtlijn van de Raad ter uitvoering van pijler 2 van het inclusief kader gebaseerd is op artikel 115, VWEU;

F.  overwegende dat alle landen van de OESO/G20, met inbegrip van alle 27 EU-lidstaten, de overeenkomst over de hervorming van de internationale belastingregels in oktober 2021 hebben ondersteund;

G.  overwegende dat de vaststelling van een EU-richtlijn om pijler 2 van deze internationale overeenkomst (de “pijler 2-richtlijn”) te handhaven en uit te voeren, ondanks deze toezegging tot drie keer toe in de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) van de Europese Unie is mislukt omdat er geen unanimiteit kon worden bereikt;

H.  overwegende dat Polen tijdens de onderhandelingen in de Raad gebruik heeft gemaakt van zijn nationale veto om te voorkomen dat de pijler 2-richtlijn in de hele Unie wordt aangenomen, hoewel deze richtlijn door alle andere 26 andere lidstaten werd ondersteund; overwegende dat Polen zijn verzet later heeft gestaakt;

I.  overwegende dat Hongarije, ondanks het feit dat het tijdens eerdere Ecofin-bijeenkomsten met de uitvoering van de richtlijn had ingestemd, tijdens de Ecofin-Raad van juni 2022 gebruik heeft gemaakt van zijn vetorecht nadat Polen zijn veto had ingetrokken;

J.  overwegende dat de overheidsinkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van de pijler 2-richtlijn in de EU bijzonder belangrijk zouden zijn, gezien de ongekende gevolgen van de combinatie van de Russische agressie in Oekraïne, de verstoring van de mondiale toeleveringsketens en de noodzaak om het economisch herstel na de pandemie en de investeringen die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen van de EU te verwezenlijken, te waarborgen;

K.  overwegende dat in de afgelopen decennia vele pogingen zijn ondernomen om in de Unie een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting vast te stellen;

L.  overwegende dat het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa voorstellen over begrotings- en belastingbeleid omvatte, die in het verslag daarover van 9 mei 2022 zijn gepresenteerd;

M.  overwegende dat het betrekken van het Europees Parlement via de gewone wetgevingsprocedure de besluitvorming op belastinggebied zou verbeteren en zou leiden tot doeltreffendere, relevantere en ambitieuzere resultaten voor het belastingbeleid van de EU;

Algemene overwegingen

1.  stelt dat de bestaande internationale belastingregels grotendeels achterhaald zijn en niet gebruikt kunnen worden om de toenemende digitalisering van de economie aan te pakken en belastingontduiking en -ontwijking doeltreffend tegen te gaan; wijst erop dat de regels dringend moeten worden hervormd door de goedkeuring van de wereldwijde belastingovereenkomst van de OESO/G20, om ervoor te zorgen dat de internationale, Europese en nationale belastingstelsels aangepast zijn aan de nieuwe economische, sociale en technologische uitdagingen van de 21e eeuw;

2.  neemt met grote bezorgdheid kennis van de versnippering van de nationale vennootschapsbelastingtarieven binnen de EU, die een verstorend effect kan hebben op de eengemaakte markt en schadelijk kan zijn voor de economie van de EU; neemt daarnaast kennis van de aanhoudende daling van de gemiddelde vennootschapsbelastingtarieven in de EU in de afgelopen decennia; herhaalt dat het dringend noodzakelijk is een brede belastinggrondslag tot stand te brengen en de ruimte voor belastingontduiking, belastingfraude en agressieve fiscale planning te beperken, onder meer door de uitvoering van de OESO/G20-overeenkomst op EU-niveau;

3.  wijst erop dat de bestaande belastingregels en het feit dat de belastingregels tussen de lidstaten en daarbuiten niet op elkaar afgestemd zijn, in combinatie met onder meer een gebrek aan internationale samenwerking, multinationals in staat stellen om een agressieve belastingstrategie te volgen, waardoor hun effectieve belastingtarieven aanzienlijk worden verlaagd; herinnert eraan dat deze situatie tevens een aanzienlijk concurrentienadeel oplevert voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), aangezien zij aanzienlijk hogere effectieve belastingtarieven betalen dan multinationals, wat onaanvaardbaar is;

4.  wijst op zijn onlangs aangenomen standpunt over de pijler-2-richtlijn, waarin wordt opgeroepen tot een snelle uitvoering uiterlijk in januari 2023;

5.  onderstreept dat de door Hongarije gemelde eisen, met name met betrekking tot op substance gebaseerde uitzonderingen, reeds grotendeels in aanmerking zijn genomen in de internationale overeenkomst;

6.  herinnert alle lidstaten in dit verband aan hun toezegging met betrekking tot de wereldwijde belastingovereenkomst van de OESO; benadrukt dat een snelle en uitgebreide uitvoering van de overeenkomst van doorslaggevend belang zal zijn voor het wereldwijde welslagen van het proces; benadrukt dat het belangrijk is dat de EU wereldwijd het voortouw neemt bij de bestrijding van belastingparadijzen door als eerste regio de OESO-overeenkomst uit te voeren; benadrukt de risico’s van en in verband met de niet-uitvoering van de pijler 2-richtlijn in de EU; onderstreept dat de niet-uitvoering van de pijler 2-richtlijn door de EU de uitvoering van pijler 2 door de VS en andere rechtsgebieden in gevaar kan brengen;

Huidig besluitvormingsproces en gevolgen van nationale veto’s

7.  herinnert de lidstaten eraan dat de in de Verdragen genoemde unanimiteit moet worden gecompenseerd door een zeer hoog niveau van verantwoordelijkheid en in overeenstemming moet zijn met het beginsel van loyale samenwerking op grond van artikel 4, lid 3, VEU;

8.  benadrukt dat eenparigheid van stemmen in de Raad over belastingbeleid niet bevorderlijk is voor de veranderingen die nodig zijn om de huidige uitdagingen het hoofd te bieden; betreurt het dat de huidige situatie vaak leidt tot vertragingen en tot een gebrek aan vooruitgang bij de harmonisatie en coördinatie van de belastingregels in de Unie, waar iedereen baat bij zou hebben;

9.  onderstreept dat nationale veto’s de vooruitgang op veel belangrijke belastinggebieden consequent hebben belemmerd; betreurt het dat voorstellen zoals de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), de herziening van de richtlijn interest en royalty’s en de hervorming van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen in de Raad zijn tegengehouden;

10.  veroordeelt het feit dat bepaalde lidstaten misbruik hebben gemaakt van nationale veto’s in belastingzaken om concessies op andere beleidsterreinen te bewerkstelligen; benadrukt dat deze veto’s schadelijke belastingpraktijken en sociale onrechtvaardigheid dreigen te bestendigen, die het vermogen van de Unie ondermijnen om doeltreffend te functioneren, een gelijk speelveld te bevorderen en de belangen van haar burgers en kmo’s te beschermen;

Aanbevelingen voor maatregelen en gebieden waarop hervorming nodig is

11.  roept de Raad opnieuw op om het voorstel voor de pijler 2-richtlijn snel goed te keuren om ervoor te zorgen dat de overeenkomst uiterlijk in januari 2023 van kracht wordt;

12.  dringt er bij Hongarije op aan zijn blokkering van de wereldwijde belastingovereenkomst in de Raad te beëindigen; betreurt het dat één enkele lidstaat de mogelijkheid heeft om zowel de uitvoering van een dergelijke historische overeenkomst als de 26 andere lidstaten tot stilstand te brengen;

13.  dringt er bij de Commissie en de Raad op aan geen politieke onderhandelingen aan te gaan met lidstaten die misbruik maken van hun nationale veto;

14.  roept de Commissie en de Raad nogmaals op om vast te houden aan de overeengekomen conditionaliteit van het EU-beleid en transparantie in de besluitvorming, en om het Hongaarse nationale plan voor herstel en veerkracht niet goed te keuren tot Hongarije volledig heeft voldaan aan alle in de verordening uiteengezette criteria, met name de landspecifieke aanbevelingen op het gebied van de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de preventie, opsporing en bestrijding van fraude, belangenconflicten en corruptie;

15.  benadrukt dat alle mogelijke scenario’s in de huidige context op tafel moeten blijven liggen en dat er snel actie moet worden ondernomen als Hongarije de komende maanden blijft vasthouden aan zijn nationale veto; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan alternatieve opties te onderzoeken om de EU in staat te stellen haar op het niveau van de OESO/G20 aangegane verplichtingen na te komen;

16.  verzoekt de Commissie en de lidstaten na te denken over mogelijke kortetermijnmaatregelen die de EU in staat stellen om te voldoen aan haar internationale verplichtingen, bijvoorbeeld door na te gaan of het passend zou zijn om, als laatste redmiddel, de wereldwijde belastingovereenkomst uit te voeren in het kader van de in artikel 20 VEU vastgestelde procedure voor nauwere samenwerking; is van mening dat als er geen overeenstemming kan worden bereikt over andere alternatieven voor de uitvoering op EU-niveau, de eenzijdige uitvoering van de pijler 2-richtlijn door alle lidstaten aanvaardbare resultaten zou opleveren;

17.  verzoekt de Commissie in voorkomend geval gebruik te maken van de in artikel 116 VWEU vastgelegde procedure voor bepaalde belastingbeleidsmaatregelen; herinnert in dit verband aan het manifest van Ursula von der Leyen als kandidaat-voorzitter van de Commissie, waarin de toezegging was opgenomen om “gebruik te maken van de bepalingen in de Verdragen die het mogelijk maken dat voorstellen inzake belastingen via de medebeslissingsprocedure worden aangenomen en in de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden goedgekeurd”;

18.  herinnert tevens aan de toespraak van voormalig Commissievoorzitter Jean Claude Juncker over de staat van de Unie 2018, waarin werd opgeroepen tot besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor bepaalde belastingaangelegenheden;

19.  benadrukt dat de lidstaten voor de lange termijn moeten nadenken over de meerwaarde van de overgang naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, zoals aanbevolen door de Conferentie over de toekomst van Europa; verzoekt de Commissie in dit verband het debat over het gebruik van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen in sommige belastingaangelegenheden weer aan te zwengelen op basis van een gefaseerde aanpak, als follow-up van haar mededeling van 2019 over deze kwestie en als antwoord op de uitkomst van de Conferentie over de toekomst van Europa;

o
o   o

20.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0216.
(2) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0141.
(3) PB C 506 van 15.12.2021, blz. 54.
(4) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0082.
(5) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0219.
(6) https://www.oecd.org/tax/international-community-strikes-a-ground-breaking-tax-deal-for-the-digital-age.htm
(7) IMF, Fiscal Policy from Pandemic to War, blz. 28, https://www.imf.org/en/Publications/FM/Issues/2022/04/12/fiscal-monitor-april-2022
(8) https://www.taxobservatory.eu/wp-content/uploads/2021/10/Note-2-November-2021-1.pdf

Laatst bijgewerkt op: 30 november 2022Juridische mededeling - Privacybeleid