Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2022 met aanbevelingen aan de Commissie over verantwoorde particuliere procesfinanciering (2020/2130(INL))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 5 van het Besluit van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement(1),
– gezien Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG(2),
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten,
– gezien de door de onderzoeksdienst van het Europees Parlement uitgevoerde studie getiteld “Responsible Private Funding of Litigation” van maart 2021,
– gezien de artikelen 47 en 54 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9-0218/2022),
A. overwegende dat de lidstaten de primaire verantwoordelijkheid hebben om gepaste rechtsbijstand beschikbaar te stellen aan personen die over onvoldoende middelen beschikken, teneinde te waarborgen dat iedereen toegang heeft tot de rechter, overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; overwegende dat publieke rechtsbijstand en openbare rechtsvervolging de voornaamste mechanismen zijn en moeten blijven om het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en een onpartijdig gerecht te waarborgen;
B. overwegende dat commerciële procesfinanciering door derden (third-party litigation funding – TPLF) een praktijk is die steeds vaker wordt toegepast, waarbij particuliere investeerders (“procesfinanciers”) die geen partij zijn bij een geschil, uit winstoogmerk in gerechtelijke procedures investeren en de juridische en andere kosten daarvan voor hun rekening nemen in ruil voor een deel van de uiteindelijke schadevergoeding; overwegende dat collectieve vorderingen slechts een van de verschillende soorten rechtszaken zijn waarbij momenteel gebruik wordt gemaakt van TPLF, naast onder meer arbitrage, insolventieprocedures, terugvordering van investeringen en antitrustvorderingen;
C. overwegende dat TPLF, indien zij naar behoren zou worden gereguleerd, vaker gebruikt zou kunnen worden als instrument om de toegang tot de rechter te ondersteunen, met name in landen waar de proceskosten zeer hoog zijn of voor vrouwen en gemarginaliseerde groepen die met aanvullende financieringsbelemmeringen kampen; overwegende dat TPLF tevens steeds meer zou kunnen helpen ervoor te zorgen dat zaken van algemeen belang voor de rechter worden gebracht en de aanzienlijke economische onevenwichtigheden tussen ondernemingen en mensen die trachten verhaal te halen, zou kunnen helpen verminderen, en daarmee een passende verantwoordingsplicht voor ondernemingen zou waarborgen;
D. overwegende dat het Brits Instituut voor internationaal en vergelijkend recht (British Institute of International and Comparative Law – BIICL) in zijn verslag getiteld “State of Collective Redress in the EU in the context of the Commission Recommendation” benadrukt dat procesfinanciering door derden in sommige lidstaten een essentiële factor is geworden bij de verwezenlijking van collectieve vorderingen(3); overwegende dat in het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de niet-bindende aanbevelingen van 2013 over collectieve vorderingen (COM(2018)0040) wordt benadrukt dat TPLF een belangrijk aspect van collectieve vorderingen is met een belangrijke grensoverschrijdende dimensie(4);
E. overwegende dat bij gerechtelijke procedures betrokken procesfinanciers in hun eigen economisch belang kunnen handelen, en niet in het belang van de eisers; overwegende dat zij kunnen proberen de rechtszaak te sturen en een uitspraak kunnen verlangen die hen het meeste oplevert, op de kortst mogelijk termijn(5); overwegende dat het van cruciaal belang is een toereikende schadevergoeding voor slachtoffers te waarborgen;
F. overwegende dat TPLF in Europa vrijwel onbestaand is, maar niettemin een snelgroeiend verschijnsel is op het gebied van investeringsarbitrage, waardoor het aantal vorderingen van particuliere investeerders tegen staten, alsmede de omvang daarvan, is verveelvoudigd;
G. overwegende dat procesfinanciers volgens de beschikbare gegevens in bepaalde lidstaten een onevenredig deel van de opbrengst kunnen eisen dat groter is dan het rendement dat gebruikelijk is bij andere soorten investeringen; overwegende dat de door procesfinanciers gevorderde bedragen in de Unie normaliter variëren van 20 % tot 50 % van de toegekende schadevergoeding(6), maar dat het rendement op investeringen buiten de Unie in sommige gevallen kan oplopen tot 300 %; overwegende dat er voorschriften moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de kosten die aan procesfinanciers worden betaald in verhouding staan tot de toegekende schadevergoeding en dat de vergoeding eerst aan de eisers wordt uitbetaald voordat de procesfinancier wordt betaald;
H. overwegende dat TPLF niet de enige manier is om de toegang tot de rechter te vergemakkelijken en dat er andere instrumenten, zoals rechtsbijstand of een rechtskostenverzekering, bestaan die de toegang kunnen vergemakkelijken, alsmede buitengerechtelijke rechtsmiddelen voor het halen van verhaal, zoals bemiddeling, alternatieve en onlinegeschillenbeslechting, ombudsmannen en klachtenmechanismen van ondernemingen; overwegende dat deze alternatieven een snellere en gepastere vergoeding voor eisers kunnen voortbrengen, maar niet noodzakelijkerwijs altijd doeltreffend genoeg zijn om adequaat verhaal te halen; overwegende dat eisers altijd de mogelijkheid moeten krijgen om rechtstreeks beroep in te stellen;
I. overwegende dat TPLF gangbaar is in Australië, de Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, en door sommigen wordt beschouwd als belangrijke factor voor de waarborging van toegang tot de rechter(7), maar dat er evenwel bezorgdheid bestaat over misbruik in bepaalde rechtsgebieden; overwegende dat uit empirische gegevens(8) blijkt dat procesfinanciers meestal zaken kiezen die het meeste kunnen opleveren en niet investeren in zaken die zij te riskant of niet rendabel genoeg vinden;
J. overwegende dat bekend is dat er in de Unie ten minste 45 procesfinanciers actief zijn, maar dat moeilijk te achterhalen is hoeveel procesfinanciers er in totaal zijn; overwegende dat TPLF in de meeste lidstaten tot dusver slechts in beperkte mate wordt toegepast, maar in de komende jaren naar verwachting een steeds grotere rol zal gaan spelen; overwegende dat de praktijk in de Unie echter nog grotendeels ongereguleerd is, ondanks het feit dat zij niet alleen voordelen, maar ook wezenlijke risico’s voor de rechtspleging met zich mee kan brengen die moeten worden aangepakt;
K. overwegende dat er vanwege het huidige gebrek aan regelgeving een risico bestaat dat procesfinanciers op niet-transparante wijze te werk te gaan, als gevolg waarvan het kan voorkomen dat rechtbanken vergoedingen aan eisers toekennen zonder te beseffen dat een deel van de vergoeding, dat soms niet in verhouding staat tot de vergoeding, vervolgens naar procesfinanciers zal gaan, ten koste van de eisers; overwegende dat dit gebrek aan transparantie zou kunnen betekenen dat zelfs de potentiële begunstigden weinig of geen inzicht hebben in de verdeling van de vergoedingen of de financieringsovereenkomsten, met name indien er sprake is van een “opt out”-mechanisme binnen het systeem voor collectieve vorderingen; overwegende dat het gebrek aan gemeenschappelijke minimumnormen op EU-niveau kan leiden tot versnippering en onevenwichtigheden in de regelgeving op het gebied van procesfinanciering;
L. overwegende dat in Richtlijn (EU) 2020/1828 mogelijkheden worden vastgesteld en waarborgen worden neergelegd met betrekking tot procesfinanciering, die niettemin beperkt blijven tot binnen het toepassingsgebied van de richtlijn namens consumenten ingestelde representatieve vorderingen, waardoor andere soorten vorderingen, zoals zakelijke vorderingen en vorderingen betreffende mensenrechten, en andere categorieën eisers, zoals mensenrechtenorganisaties of werknemers, niet gereguleerd worden; overwegende dat er voor alle soorten vorderingen doeltreffende maatregelen en waarborgen zouden moeten gelden;
Inleiding
1. merkt op dat procesfinanciering door derden (third-party litigation funding – TPLF) nog altijd slechts in beperkte mate wordt toegepast, maar niettemin steeds vaker in de Unie voorkomt en een steeds grotere rol speelt in de rechtspraak van bepaalde lidstaten, alsmede bij de manier waarop Europese burgers toegang tot de rechter krijgen, met name in grensoverschrijdende zaken; merkt op dat procesfinanciering tot dusver grotendeels ongereguleerd is op EU-niveau;
2. merkt op dat de regulering van TPLF vergezeld moet gaan van beleidsmaatregelen om de toegang van eisers tot de rechter te verbeteren, bijvoorbeeld door de proceskosten te verlagen of passende overheidsfinanciering te verstrekken aan maatschappelijke organisaties, waaronder organisaties voor consumentenbescherming, of door andere maatregelen zoals rechtsbijstand of crowdfunding te bevorderen; verzoekt de lidstaten optimale werkmethoden op dit gebied uit te wisselen en voort te bouwen op de in artikel 20 van Richtlijn (EU) 2020/1828 opgenomen maatregelen om de toegang tot de rechter op doeltreffende wijze te waarborgen;
3. is ervan overtuigd dat er, om te waarborgen dat iedereen toegang heeft tot de rechter en rechtsstelsels niet de belangen van particuliere investeerders, die mogelijk enkel profijt proberen te halen uit rechtsgeschillen, maar de schadeloosstelling van benadeelde partijen vooropstellen, gemeenschappelijke minimumnormen moeten worden vastgesteld op EU-niveau ter regulering van belangrijke aspecten van TPLF, waaronder transparantie, billijkheid en evenredigheid;
4. beklemtoont dat dit regelgevingskader tot doel zou hebben de procesfinancieringsactiviteiten van procesfinanciers te reguleren; wijst erop dat dit kader financieringsactiviteiten moet reguleren met betrekking tot alle soorten vorderingen, ongeacht de aard van de desbetreffende vorderingen, en bestaande internationale, Unie- en nationale wetgeving op grond waarvan vorderingen kunnen worden ingesteld, en met name wetgeving inzake de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, milieubescherming, insolventieprocedures of aansprakelijkheid, onverlet moet laten;
5. is van mening dat de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen voor TPLF op EU-niveau wetgevers in staat zal stellen doeltreffend toezicht te houden en naar behoren te waarborgen dat de belangen van eisers worden beschermd; wijst erop dat vrijwillige reguleringsmechanismen of gedragscodes een positieve rol kunnen vervullen, maar nog niet door het merendeel van de financiers zijn onderschreven, waardoor eisers behoorlijk kwetsbaar zijn;
Regulering van en toezicht op procesfinanciers
6. beveelt aan een vergunningssysteem voor procesfinanciers tot stand te brengen om ervoor te zorgen dat eisers doeltreffende mogelijkheden wordt geboden om gebruik te maken van TPLF, alsook dat passende waarborgen worden ingesteld, onder meer door vereisten inzake corporate governance in te voeren en toezichthoudende machten in te stellen om eisers te beschermen en te waarborgen dat er alleen financiering wordt verstrekt door entiteiten die zich ertoe verbinden aan minimumnormen voor transparantie, onafhankelijkheid, governance en kapitaaltoereikendheid te voldoen en een fiduciaire relatie te onderhouden met eisers en beoogde begunstigden; beklemtoont dat moet worden gegarandeerd dat dit systeem geen buitensporige administratieve lasten met zich meebrengt voor de lidstaten of procesfinanciers;
Ethische kwesties
7. beveelt aan procesfinanciers te verplichten een fiduciaire zorgplicht in acht te nemen op grond waarvan zij gehouden zijn in het belang van een eiser te handelen; is van mening dat procesfinanciers geen ongepaste controle mogen uitoefenen op door hen gefinancierde gerechtelijke procedures; meent dat de eisers en hun wettelijke vertegenwoordigers hiervoor verantwoordelijk moeten zijn; is van oordeel dat deze controle over gefinancierde gerechtelijke procedures zowel kan bestaan uit formele controle, bijvoorbeeld door middel van een contractuele regeling, als informele controle, bijvoorbeeld door middel van dreigingen om de financiering in te trekken;
8. onderstreept dat zich belangenconflicten kunnen voordoen wanneer er sprake is van ongepaste relaties tussen procesfinanciers, vertegenwoordigende entiteiten, advocatenkantoren, vorderingsaggregatoren, zoals platforms die vorderingen innen en schadevergoedingen verdelen, en andere entiteiten die bij vorderingen betrokken kunnen zijn en mogelijk een belang hebben bij de uitkomst van rechtszaken; merkt op dat procesfinanciers steeds vaker met advocatenkantoren afspreken een reeks toekomstige zaken te zullen financieren (portefeuillefinanciering)(9); beveelt aan waarborgen vast te stellen om potentiële belangenconflicten te voorkomen, de rechten van eisers neer te leggen en te eisen dat relaties tussen procesfinanciers en andere betrokken partijen openbaar worden gemaakt;
9. is van mening dat het procesfinanciers, behalve in uitzonderlijke en strikt gereguleerde gevallen, niet mag worden toegestaan gefinancierde partijen tijdens eender welk stadium van een procedure in de steek te laten, met als gevolg dat eisers geheel aansprakelijk worden gesteld voor alle kosten van de rechtszaak, die mogelijk enkel vanwege de betrokkenheid van de financier is aangespannen; wijst er derhalve op dat contractuele regelingen op basis van voorwaardelijke financiering als nietig moeten worden beschouwd;
10. is van mening dat procesfinanciers, net als eisers, de kosten van de verweerder op zich moeten nemen indien de eiser het proces verliest, zoals bij een kostenveroordeling; wijst erop dat met regelgeving moet worden voorkomen dat procesfinanciers in geval van een ongunstige uitspraak hun aansprakelijkheid kunnen beperken tot de kosten;
Stimulansen en limieten met betrekking tot het aandeel
11. is van mening dat er wettelijke limieten moeten worden gesteld aan het deel van de toegewezen vergoeding waarop procesfinanciers recht hebben in geval van een gunstige uitspraak of schikking en op basis van een contractuele regeling; is van oordeel dat de afspraken tussen financiers en eisers enkel in uitzonderlijke gevallen mogen afwijken van de algemene regel dat minimaal 60 % van het bruto schikkingsbedrag of de bruto schadevergoeding aan de eisers wordt uitbetaald;
Openbaarmaking en transparantie
12. is van mening dat er transparantie moet worden betracht wat de betrokkenheid van procesfinanciers bij gerechtelijke procedures betreft en dat eisers en hun advocaten onder meer moeten worden verplicht financieringsovereenkomsten aan de rechtbank openbaar te maken op verzoek van de rechtbank of naar aanleiding van een door de verweerder bij de rechtbank ingediend verzoek, en de rechtbank in kennis te stellen van het feit dat er sprake is van commerciële financiering, alsook van de identiteit van de financier van de zaak in kwestie; meent dat de rechtbank de verweerder in kennis moet stellen van het feit dat er sprake is van TPLF en van de identiteit van de financier; merkt op dat rechtbanken of administratieve autoriteiten en verweerders momenteel vaak niet beseffen dat een vordering door een commerciële actor wordt gefinancierd;
Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten en toetsing door rechtbanken en administratieve autoriteiten
13. is van mening dat toezichthoudende autoriteiten, rechtbanken en administratieve autoriteiten, waar gepast volgens het nationale procesrecht, bevoegd moeten zijn om de handhaving van de vastgestelde wetgeving te vergemakkelijken teneinde de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken; beveelt aan een klachtenmechanisme in het leven te roepen dat niet tot buitensporige kosten en administratieve lasten voor de lidstaten leidt; is van oordeel dat toezichthoudende autoriteiten, rechtbanken en administratieve autoriteiten, waar gepast volgens het nationale procesrecht, bevoegd moeten zijn om misbruik door erkende procesfinanciers aan te pakken zonder daarbij de toegang van eisers en beoogde begunstigden tot de rechter te belemmeren;
Overige aspecten
14. verzoekt de Commissie de ontwikkeling van TPLF in de lidstaten nauwlettend te volgen en te analyseren, zowel wat het rechtskader als de praktijk betreft, en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan de uitvoering van Richtlijn (EU) 2020/1828; verzoekt de Commissie voorts, na het verstrijken van de termijn voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2020/1828, te weten 25 juni 2023, en rekening houdend met de gevolgen van de desbetreffende richtlijn, op grond van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een voorstel in te dienen voor een richtlijn tot vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen op EU-niveau voor commerciële procesfinanciering door derden, naar aanleiding van de in de bijlage opgenomen aanbevelingen;
15. is van oordeel dat het verlangde voorstel geen financiële gevolgen zal hebben;
o o o
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.
Het Australische parlement concludeerde dat de macht en invloed die procesfinanciers hebben in collectieve processen leidt tot situaties waarin hun financiële belangen zwaarder wegen dan die van de representatieve eiser en de overige deelnemers. Zie Australian Law Reform Commission, “Inquiry into Class Action Proceedings and Third-Party Litigation Funders”, 2019 (blz. 19).
EPRS-studie, “Responsible Private Funding of Litigation: European added value assessment”, bijlage “State of play of the EU private litigation funding landscape and the current EU rules applicable to private litigation funding”, 2021.
Zie https://www.biicl.org/documents/1881_StudyontheStateofCollectiveRedress.pdf (blz. 269): het algemene oordeel over de aanpak van het VK van procesfinanciering door derden was gunstig en de respondenten beschouwden de beschikbaarheid van dergelijke financiering als een essentiële factor bij hun beslissing om deel te nemen aan een collectieve vordering. De ervaringen met de financiering van collectieve vorderingen door derden waren in de praktijk doorgaans positief. Geen van de respondenten had ervaring met organisaties die een vordering tegen een concurrent hadden gefinancierd. Geen van de respondenten had gevallen meegemaakt waarin de financier openlijk had geprobeerd de rechtszaak te sturen, hoewel één advocaat een situatie beschreef waarin een financier de financiering halverwege een proces had ingetrokken, hetgeen tot een voortijdige schikking van de zaak had geleid.
EPRS-studie, “Responsible Private Funding of Litigation: European added value assessment”, bijlage “State of play of the EU private litigation funding landscape and the current EU rules applicable to private litigation funding”, 2021 (blz. 28-29).
BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:
AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
inzake de regulering van procesfinanciering door derden
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het verzoek van het Europees Parlement aan de Europese Commissie(1),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Commerciële procesfinanciering door derden is een praktijk is die zich ontwikkelt tot een markt voor geschillendienstverlening waarvoor op Unieniveau geen specifiek wetgevingskader bestaat. Ondanks het feit dat procesfinanciers niet zelden in verscheidene lidstaten zijn gevestigd en actief zijn, zowel nationaal als transnationaal, gelden voor hen tot dusver verschillende nationale voorschriften en praktijken op de interne markt, waar in het algemeen sprake is versnipperde regels en zelfs een juridisch vacuüm op dit gebied, afhankelijk van de betrokken lidstaten. De uiteenlopende voorschriften en praktijken in de lidstaten vormen allicht een belemmering voor de goede werking van de interne markt. Het gebrek aan helderheid over de voorwaarden waaronder derden die commerciële procesfinanciering verstrekken (“procesfinanciers”) hun activiteiten mogen ontplooien, is niet verenigbaar met de goede werking van de interne markt, met name rekening houdend met het feit dat grensoverschrijdende zaken mogelijk enkel via derden kunnen worden gefinancierd, en dat dit juist de zaken zijn waarin procesfinanciers bijzonder geïnteresseerd zijn. De verschillen in het in iedere lidstaat toepasselijke rechtskader brengen een risico op discriminatie bij de toegang tot de rechter tussen eisers in verschillende lidstaten met zich mee, met name in zaken met een grensoverschrijdende dimensie, alsook het risico dat procesfinanciers aan forumshopping gaan doen, hetgeen nog eens kan worden versterkt door het feit dat bepaalde nationale vestigingsvoorschriften, de op financieringsovereenkomsten van toepassing zijnde wetgeving en bepaalde nationale procedurevoorschriften voor hen gunstiger zijn.
(2) In het Unierecht wordt gestreefd naar evenwicht tussen het verlenen van toegang tot de rechter en het bieden van passende waarborgen aan bij rechtszaken betrokken partijen, om te voorkomen dat hun recht op toegang tot de rechter onrechtvaardig wordt uitgebuit. Wanneer procesfinanciers financiering verstrekken voor een gerechtelijke procedure in ruil voor een deel van de toegekende schadevergoeding, bestaat er een risico op onrecht. Dit risico houdt onder meer in dat procesfinanciers misbruik kunnen maken van eisers, of degenen die zij vertegenwoordigen, onder wie, in voorkomend geval, consumenten wier belangen door bevoegde instanties worden vertegenwoordigd, voor hun eigen doeleinden en om hun eigen rendement te maximaliseren, waardoor er voor eisers en beoogde begunstigden een kleiner deel van de potentiële schadevergoeding overblijft. De risico’s kunnen vooral acuut zijn wanneer degenen die voordeel menen te hebben bij een rechtszaak consumenten of slachtoffers van schendingen van de grondrechten zijn, die de financiering van een procesfinancier met open armen ontvangen, maar niet beseffen dat hun belangen kunnen worden aangetast ten gunste van de eigen belangen van de procesfinancier.
(3) De vaststelling van een gemeenschappelijk EU-kader met minimumnormen voor verantwoorde commerciële procesfinanciering door derden zou de toegang tot de rechter helpen bevorderen en bedrijfsaansprakelijkheid naar behoren helpen waarborgen. Er is in feite vaak sprake van aanzienlijke economische ongelijkheid tussen ondernemingen en burgers die verhaal proberen te halen. Deze ongelijkheid kan met behulp van procesfinanciering door derden worden verminderd, mits de daarmee gepaard gaande risico’s worden beperkt en de financiering een aanvulling vormt op andere maatregelen waarmee belemmeringen voor de toegang tot de rechter worden weggenomen. Het is daartoe van cruciaal belang om te zorgen voor het noodzakelijke evenwicht tussen de verbetering van de toegang van eisers tot de rechter en de waarborging van passende waarborgen om misbruik van procesrecht te voorkomen. Verantwoorde procesfinanciering door derden kan zorgen voor verlaging van de kosten en deze beter voorspelbaar maken, en kan bovendien zorgen voor de vereenvoudiging van onnodige procedures en de verlening van diensten tegen kosten die in verhouding staan tot de bedragen in geschil.
(4) Aangezien het dankzij de interne markt steeds makkelijker wordt om grensoverschrijdende handel te bedrijven, geschillen in toenemende mate grensoverschrijdend zijn en de activiteiten van procesfinanciers internationaal van aard zijn, bestaat er mogelijk een risico dat zich wezenlijke verschillen voordoen tussen de wijze waarop de noodzakelijke waarborgen en bescherming met betrekking tot commerciële procesfinanciering door derden door de lidstaten worden benaderd. Vrijwillige regelingen op dit gebied zijn tot op zekere hoogte succesvol gebleken, maar worden niet altijd door het merendeel van de actoren in de sector onderschreven. Hoe dan ook zouden niet-wetgevende maatregelen niet gepast zijn met het oog op de wezenlijke risico’s, bijvoorbeeld voor kwetsbare burgers, waaronder uit derde landen.
(5) Met deze richtlijn wordt beoogd commerciële procesfinanciering door derden te reguleren: een praktijk waarbij derden die niet rechtstreeks bij een geschil betrokken zijn, uit winstoogmerk in een gerechtelijke procedure investeren, doorgaans in ruil voor een percentage van het schikkingsbedrag of de toegekende schadevergoeding (hierna “procesfinanciering door derden”). Procesfinanciering door derden heeft betrekking op situaties waarin een commerciële actor investeert uit winstoogmerk en handelt in zijn zakelijke belang; Er worden dan ook geen middelen verstrekt om een rechtszaak te sponsoren uit liefdadigheid of door middel van donaties, waarmee de financier simpelweg beoogt de gemaakte kosten terug te verdienen. Er worden evenmin vergelijkbare pro-bonoactiviteiten uitgevoerd. Deze richtlijn beoogt verder waarborgen vast te stellen om enerzijds doeltreffende toegang tot de rechter en de bescherming van de belangen van de partijen bij een geschil te garanderen en anderzijds belangenconflicten, misbruik van procesrecht en de onevenredige toekenning van geldelijke vergoedingen aan procesfinanciers te voorkomen.
(6) Onder “procesfinancier” wordt iedere onderneming verstaan die geen partij is bij een gerechtelijke procedure, maar een overeenkomst inzake procesfinanciering door derden (hierna “overeenkomst inzake financiering door derden”) met betrekking tot die procedure is aangegaan. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat het begrip “onderneming” iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, en daarmee alle rechtspersonen, met inbegrip van haar moederondernemingen, dochterondernemingen en filialen. Als zodanig kunnen zowel professionele aanbieders van procesfinanciering, aanbieders van financiële diensten en firma’s voor schadeclaimafwikkeling als andere dienstverleners optreden. Advocaten die een partij in een gerechtelijke procedure vertegenwoordigen of gereguleerde aanbieders van verzekeringsdiensten aan een dergelijke partij worden geacht niet onder het begrip “procesfinancier” te vallen.
(7) Op grond van de rechtstradities en de autonomie van de lidstaten is het aan iedere lidstaat om te bepalen of, en in welke mate, de verstrekking van procesfinanciering binnen zijn eigen rechtssysteem moet worden toegestaan. Indien lidstaten ervoor kiezen dergelijke procesfinanciering door derden toe te staan, biedt deze richtlijn minimumnormen voor de bescherming van eisers die financiering ontvangen, zodat personen die in de Unie procesfinanciering ontvangen in de hele Unie hetzelfde minimumniveau van bescherming genieten.
(8) In lidstaten waar de toegang tot de rechter aanzienlijk door de proceskosten kan worden belemmerd, kunnen lidstaten echter overwegen wetgeving in te voeren om procesfinanciering door derden toe te staan. In dat geval moeten zij duidelijke voorwaarden en waarborgen vaststellen die in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn. Hoewel deze richtlijn niet uitsluitend van toepassing is op representatieve vorderingen, moeten de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de proceskosten in verband met representatieve vorderingen bevoegde instanties niet beletten hun recht om herstel te vorderen daadwerkelijk uit te oefenen, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2020/1828, en met name artikel 20 daarvan.
(9) Indien procesfinanciering door derden wordt toegestaan, moet in de lidstaten een vergunningssysteem voor procesfinanciers worden opgezet met toezicht door onafhankelijke bestuurlijke organen, om te waarborgen dat procesfinanciers voldoen aan de minimumcriteria en -normen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. Procesfinanciers moeten worden onderworpen aan een vorm van toezicht die vergelijkbaar is met het bestaande systeem voor prudentieel toezicht dat van toepassing is op financiële dienstverleners.
(10) Procesfinanciers die actief zijn in de Unie moeten worden verplicht vanuit de Unie te werken, over een Europese vergunning te beschikken en hun overeenkomsten inzake financiering door derden te baseren op de wetgeving van de lidstaat waar de rechtszaak wordt gevoerd, of anders van de lidstaat van de eiser of de beoogde begunstigden, teneinde een adequaat toezicht krachtens de Unie- en nationale wetgeving te waarborgen.
(11) De toezichthoudende autoriteiten binnen de Unie die vergunningen verlenen voor het ontplooien van activiteiten op het gebied van procesfinanciering door derden moeten de bevoegdheid krijgen om van procesfinanciers te eisen dat zij aan de in deze richtlijn vastgelegde minimumcriteria voldoen. Die criteria moeten onder meer betrekking hebben op vertrouwelijkheid, onafhankelijkheid, governance, transparantie, kapitaaltoereikendheid en naleving van een fiduciaire verplichting ten aanzien van eisers en beoogde begunstigden. De toezichthoudende autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen om noodzakelijke beslissingen te nemen, waaronder de bevoegdheid om vergunningsaanvragen van procesfinanciers in ontvangst te nemen en daarover beslissingen te nemen, alle noodzakelijke informatie te verzamelen, vergunningen te verlenen, te weigeren, op te schorten of in te trekken, of voorwaarden, beperkingen of sancties aan procesfinanciers op te leggen, alsmede de bevoegdheid om onverwijld onderzoek in te stellen naar door natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de verweerder, ingediende klachten tegen procesfinanciers die actief zijn in hun rechtsgebied. Kwesties met betrekking tot de procesfinancier die tijdens lopende gerechtelijke procedures door een verweerder worden aangekaart, moeten door de desbetreffende rechtbank of administratieve instantie worden behandeld.
(12) Naast andere vergunningscriteria moeten de lidstaten procesfinanciers verplichten om aan te tonen dat zij over voldoende kapitaal beschikken om aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Indien geen vereisten inzake kapitaaltoereikendheid worden vastgesteld, ontstaat het gevaar dat een ondergekapitaliseerde procesfinancier een overeenkomst inzake financiering door derden aangaat, maar vervolgens niet bereid of in staat is de kosten te dekken van de procedure die hij zou ondersteunen, waaronder de kosten of vergoedingen die noodzakelijk zijn om de procedure af te ronden, of een eventuele kostenveroordeling voor zijn rekening te nemen. Hierdoor kunnen eisers die gebruikmaken van procesfinanciers worden blootgesteld aan het risico van wezenlijke, onvoorziene economische verliezen en het risico dat anders kansrijke procedures moeten worden gestaakt vanwege de zakelijke omstandigheden of beslissingen van de procesfinancier.
(13) Procesfinanciers moeten gehouden zijn aan de plicht om eerlijk, transparant en doelmatig te handelen, in het belang van de eisers en de beoogde begunstigden van vorderingen. Indien zij niet worden verplicht de belangen van de eisers en de beoogde begunstigden boven hun eigen belangen te stellen, kan het risico ontstaan dat procedures op een wijze worden gevoerd die uiteindelijk de belangen van de procesfinancier dient, en niet die van de eisers.
(14) Om te voorkomen dat de in deze richtlijn vastgestelde vereisten worden omzeild, moeten overeenkomsten die worden gesloten met procesfinanciers die niet over de nodige vergunningen beschikken, als nietig worden beschouwd. De last van het verkrijgen van de nodige vergunningen moet bij de procesfinanciers liggen; eisers en beoogde begunstigden moeten derhalve schadeloos worden gesteld voor alle schade die voortvloeit uit een gebrek van procesfinanciers aan de nodige vergunningen.
(15) In deze richtlijn moeten de activiteiten van procesfinanciers worden gereguleerd, maar moeten andere wettelijke verplichtingen of regelingen, zoals toepasselijke, bestaande voorschriften inzake financiële dienstverlening, onverlet worden gelaten. Hierbij moeten bovendien de rechtstradities van de lidstaten, evenals hun autonomie en hun besluiten met betrekking tot de gepastheid van het toestaan van procesfinanciering in hun nationale rechtssysteem worden geëerbiedigd.
(16) Om een consistente toepassing van deze richtlijn te waarborgen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun toezichthoudende autoriteiten de richtlijn in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten van andere lidstaten toepassen. De coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten moet op EU-niveau worden geregeld om te voorkomen dat de toezichtsnormen uiteenlopen, hetgeen de goede werking van de interne markt in gevaar kan brengen.
(17) De Commissie moet de activiteiten van de toezichthoudende autoriteiten coördineren en de oprichting van een passend netwerk voor samenwerking op dit gebied bevorderen. De toezichthoudende autoriteiten moeten de Commissie waar nodig kunnen raadplegen en de Commissie moet de mogelijkheid krijgen om aan de toezichthoudende autoriteiten richtsnoeren, aanbevelingen, mededelingen over optimale werkmethoden of adviezen uit te brengen met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn, alsook met betrekking tot de eventuele kennelijk inconsistente uitvoering ervan. De toezichthoudende autoriteiten moeten informatie over hun activiteiten met de Commissie delen om de coördinatie te vergemakkelijken, waaronder informatie over alle door hen genomen beslissingen en de procesfinanciers aan wie zij een vergunning hebben verleend.
(18) Om de verstrekking van grensoverschrijdende procesfinanciering te bevorderen in lidstaten waar dit krachtens de nationale wetgeving is toegestaan, moeten lidstaten in staat worden gesteld met elkaar samen te werken en informatie en optimale werkmethoden uit te wisselen, en moeten zij worden verplicht ten volle rekening te houden met de vergunningsbesluiten van andere lidstaten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alomvattende en duidelijke informatie en richtsnoeren over financieringsmogelijkheden voor vorderingen, alsmede over de voorwaarden en vereisten die op de financiering van vorderingen van toepassing zijn, volledig en vrij toegankelijk zijn voor alle burgers die verhaal willen halen, met inbegrip van de kwetsbaarste groepen. Overeenkomstig artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten de lidstaten eerder verleende vergunningen wederzijds erkennen en dus automatisch een vergunning verlenen aan procesfinanciers die op hun grondgebied actief zijn en over een vergunning voor een andere lidstaat beschikken, mits de oorspronkelijke vergunning nog steeds geldig is. Wanneer een toezichthoudende autoriteit in de ontvangende lidstaat kennis krijgt van onregelmatige gedragingen door een procesfinancier, moet zij de verantwoordelijke toezichthoudende autoriteit hiervan onmiddellijk op de hoogte stellen.
(19) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat beslissingen betreffende gerechtelijke procedures, waaronder beslissingen over schikkingen, niet op zodanige wijze onbehoorlijk worden beïnvloed of gecontroleerd door de procesfinancier dat zij de belangen van de bij de betreffende vordering betrokken eisers aantasten.
(20) Om eventuele verschillen in kennis of middelen tussen procesfinanciers en eisers te corrigeren, moeten rechtbanken of administratieve autoriteiten bij de beoordeling van de adequaatheid van een overeenkomst inzake financiering door derden rekening houden met de mate van duidelijkheid en transparantie van die overeenkomst, alsmede met de mate waarin de risico’s en voordelen op transparante wijze aan de eisers of degenen die zij vertegenwoordigen zijn uiteengezet en bewust door hen zijn aanvaard.
(21) Overeenkomsten inzake financiering door derden moeten aan eisers in een voor hen begrijpelijke taal worden gepresenteerd en moeten duidelijk en in gepaste bewoordingen de diverse mogelijke uitkomsten uiteenzetten, evenals alle mogelijke risico’s en relevante beperkingen.
(22) Een adequaat toezicht op procesfinanciers en overeenkomsten inzake financiering door derden kan niet worden gewaarborgd als procesfinanciers niet worden verplicht transparant te zijn over hun activiteiten. Dit omvat transparantie ten aanzien van rechtbanken of administratieve autoriteiten, verweerders en eisers. Daarom moeten een verplichting worden vastgesteld om de betrokken rechtbank of administratieve autoriteit in kennis te stellen van het feit dat er sprake is van commerciële financiering, alsook van de identiteit van de financier, en om overeenkomsten inzake financiering door derden volledig openbaar te maken aan de rechtbanken of administratieve autoriteit, op verzoek van de rechtbank of autoriteit of naar aanleiding van een verzoek van de verweerder aan de rechtbank, met inachtneming van passende beperkingen. Rechtbanken of administratieve autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen om relevante informatie te raadplegen over alle activiteiten op het gebied van procesfinanciering door derden die verband houden met gerechtelijke procedures die onder hun verantwoordelijkheid vallen. Daarnaast moeten verweerders er door de rechtbank of administratieve autoriteit van op de hoogte worden gesteld dat er sprake is van procesfinanciering door derden en moeten zij bovendien van de identiteit van de financier in kennis worden gesteld.
(23) Indien een overeenkomst inzake financiering door derden relevant is voor een zaak die door hen wordt behandeld, moeten rechtbanken of administratieve autoriteiten de bevoegdheid krijgen om na te gaan of de overeenkomst inzake financiering door derden strookt met deze richtlijn en moeten zij deze indien nodig overeenkomstig artikel 16 kunnen toetsen op verzoek van een van de partijen bij de procedure, op initiatief van de betrokken rechtbank of administratieve autoriteit, of naar aanleiding van een beroep dat bij hen is ingesteld tegen een definitieve administratieve beslissing van een toezichthoudende autoriteit.
(24) Procesfinanciers moeten interne procedures voor goed bestuur vaststellen om belangenconflicten tussen de procesfinancier en de eisers te vermijden. De naleving van de transparantievereisten moet ervoor zorgen dat eisers zich volledig bewust zijn van eventuele relaties van een procesfinancier met verweerders, advocaten, andere procesfinanciers of andere bij de zaak betrokken derden die tot een daadwerkelijk of als zodanig ervaren belangenconflict zouden kunnen leiden.
(25) Procesfinanciers mogen in geen geval een oneerlijke, onevenredige of onredelijke beloning eisen, ten koste van de eisers. Rechtbanken of administratieve autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen om overeenkomsten inzake financiering door derden te beoordelen die relevant zijn voor de bij hen aanhangig gemaakte zaak, rekening houdend met de omstandigheden waaronder en de achtergrond waartegen de overeenkomst is gesloten, om op doeltreffende wijze na te gaan of deze eerlijk is en strookt met deze richtlijn en alle Unie- en nationale wetgeving ter zake.
(26) Indien in het kader van overeenkomsten inzake financiering door derden is toegestaan dat een deel van de schadevergoeding of bepaalde honoraria in de eerste plaats niet naar de eisers maar naar de procesfinancier gaat, kan de beschikbare vergoeding uiteindelijk zo laag zijn dat er voor de eisers weinig tot niets overblijft. In overeenkomsten inzake financiering door derden moet daarom altijd worden gewaarborgd dat de vergoeding eerst aan de eisers wordt uitbetaald, dat wil zeggen dat het recht van de eisers voorrang heeft op het recht van de financier. Het mag procesfinanciers niet worden toegestaan te eisen dat hun eigen beloning voorrang krijgt.
(27) Aangezien het deel van de vergoeding dat naar de procesfinancier gaat, in bepaalde lidstaten in mindering wordt gebracht op de schadeloosstelling voor de eisers, moeten rechtbanken of administratieve autoriteiten toezicht houden op de absolute en relatieve waarde van dat deel om te voorkomen dat er naar verhouding te hoge bedragen aan de procesfinancier worden toegewezen. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden moet een deel voor de procesfinancier waardoor de vergoeding, met inbegrip van de volledige schadevergoeding, kosten, honoraria en andere onkosten, die voor de eisers en beoogde begunstigden overblijft tot 60 % of minder wordt verlaagd, als oneerlijk en bijgevolg als ongeldig worden beschouwd.
(28) Er moeten aanvullende voorwaarden worden vastgesteld om te waarborgen dat procesfinanciers de beslissingen van eisers tijdens de procedure niet onbehoorlijk beïnvloeden, dat wil zeggen zodanig dat deze in het voordeel zijn van de procesfinancier, ten nadele van de eisers. Meer in het bijzonder mogen procesfinanciers niet onbehoorlijk beïnvloeden hoe procedures worden gevoerd, welke belangen daarbij prioriteit krijgen en of de eisers al dan niet akkoord moeten gaan met een bepaalde uitkomst, vergoeding of schikking.
(29) Het mag procesfinanciers niet worden toegestaan de door hen toegezegde financiering in te trekken, behalve in een beperkt aantal gevallen dat is opgenomen in deze richtlijn of in op grond van deze richtlijn aangenomen wetgeving, om te voorkomen dat de financiering in eender welk stadium van de procedure ten koste van de eisers of de beoogde begunstigden wordt ingetrokken vanwege een verandering in de zakelijke belangen of beweegredenen van de procesfinancier.
(30) Indien een procesfinancier een procedure heeft ondersteund of gefinancierd die met een ongunstige uitspraak is afgesloten, moet hij samen met de eisers aansprakelijk worden gesteld voor de kosten van de tegenpartij die door een rechtbank of administratieve autoriteit kunnen worden toegewezen. Rechtbanken of administratieve autoriteiten moeten passende bevoegdheden krijgen om de doeltreffendheid van deze verplichting te waarborgen; aansprakelijkheid in geval van een kostenveroordeling mogen in overeenkomsten inzake financiering door derden niet worden uitgesloten.
(31) De rechtbanken of administratieve autoriteiten van de lidstaten moeten kostenveroordelingen kunnen vaststellen overeenkomstig het nationaal recht, onder meer door gebruik te maken van relevante wetenschappelijke, statistische of technische gegevens, of door deskundigen, beoordelaars of belastingadviseurs te raadplegen, naargelang de gepastheid daarvan met het oog op de omstandigheden van de procedure.
(32) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn moet dan ook worden uitgelegd en toegepast conform deze rechten en beginselen, waaronder die met betrekking tot het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, alsook het recht van verweer.
(33) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van de harmonisatie van de voorschriften van de lidstaten betreffende procesfinanciers en hun activiteiten, en daarmee de toegang tot de rechter, en het invoeren van gemeenschappelijke minimumnormen inzake de bescherming van de rechten van gefinancierde eisers en beoogde begunstigden in procedures die volledig of gedeeltelijk worden gefinancierd door middel van overeenkomsten inzake financiering door derden, die in alle lidstaten waar procesfinanciering is toegestaan, van toepassing zijn, niet naar behoren door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat procesfinanciers in meerdere lidstaten actief zijn en aan verschillende nationale voorschriften en praktijken onderworpen zijn, kunnen ze beter op EU-niveau worden verwezenlijkt vanwege de omvang van de opkomende markt voor procesfinanciering door derden, de noodzaak om uiteenlopende voorschriften en praktijken die een goede werking van de interne markt kunnen belemmeren, te vermijden en “forumshopping” door procesfinanciers door de verschillende nationale voorschriften optimaal te gebruiken, te voorkomen. Daarom kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(34) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp en doel
In deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgesteld die van toepassing zijn op derden die commerciële procesfinanciering verstrekken, en hun toegestane activiteiten, en wordt voorzien in een kader ter ondersteuning en bescherming van de door hen gefinancierde eisers en beoogde begunstigden, onder wie, in voorkomend geval, personen wier belangen door bevoegde instanties worden vertegenwoordigd, in procedures die volledig of gedeeltelijk door derden worden gefinancierd. In de richtlijn worden waarborgen vastgesteld om belangenconflicten, misbruik van het procesrecht en onevenredige toekenning van geldelijke vergoedingen aan procesfinanciers te voorkomen, wordt gewaarborgd dat procesfinanciering eisers en beoogde begunstigden naar behoren in staat stelt toegang te krijgen tot de rechter, en wordt voorzien in een verantwoordingsplicht voor ondernemingen.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op derden die commerciële procesfinanciering verstrekken (hierna “procesfinanciers”) en overeenkomsten inzake commerciële financiering door derden (hierna “overeenkomsten inzake financiering door derden”), ongeacht de aard van de desbetreffende vorderingen. Deze richtlijn laat bestaande internationale, Unie- en nationale wetgeving op grond waarvan vorderingen kunnen worden ingesteld, en met name recht inzake de bescherming van de collectieve belangen van consumenten, milieubescherming, insolventieprocedures en aansprakelijkheid, onverlet.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) “procesfinancier”: een commerciële onderneming die een overeenkomst inzake financiering door derden van een rechtszaak aangaat, ook al is zij geen partij bij de procedure, noch een advocaat of andere rechtsbeoefenaar die een partij bij de procedure vertegenwoordigt, noch een entiteit die gereguleerde verzekeringsdiensten verleent aan een partij bij de procedure, met als voornaamste doel rendement te behalen op een investering in de vorm van financiering voor de desbetreffende procedure of een concurrentievoordeel te behalen op een specifieke markt;
b) “eiser”: een natuurlijke of rechtspersoon die een procedure tegen een andere partij aanspant of wil aanspannen bij een rechtbank of administratieve autoriteit;
c) “rechtbank of administratieve autoriteit”: een bevoegde rechtbank, administratieve autoriteit of arbitrage-instantie of een ander bevoegd orgaan met de taak overeenkomstig het nationaal recht uitspraak te doen in de procedure;
d) “beoogde begunstigde”: een persoon die recht heeft op een deel van de in de procedure toegekende vergoeding en wiens belangen in de procedure worden vertegenwoordigd door de gefinancierde eiser of door een bevoegde instantie die de vordering namens de desbetreffende persoon als eisende partij heeft ingesteld in het kader van een representatieve vordering;
e) “procedure”: een nationale of grensoverschrijdende civielrechtelijke of handelsrechtelijke rechtszaak, een vrijwillige arbitrageprocedure of een mechanisme voor alternatieve geschillenbeslechting door middel waarvan verhaal wordt gehaald bij een rechtbank of administratieve autoriteit in de Unie in verband met een geschil;
f) “bevoegde instantie”: een organisatie die de belangen van consumenten vertegenwoordigt en als bevoegde instantie is aangewezen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2020/1828;
g) “toezichthoudende autoriteit”: een overheidsinstantie die door een lidstaat is belast met het verlenen, opschorten of intrekken van vergunningen aan procesfinanciers, en het toezicht op de activiteiten van procesfinanciers;
h) “overeenkomst inzake financiering door derden”: een overeenkomst op grond waarvan een procesfinancier toezegt de kosten van een procedure volledig of gedeeltelijk te financieren in ruil voor een deel van het aan de eiser toegekende geldbedrag of een resultaatafhankelijk honorarium, om de betaalde financiering te vergoeden en, in voorkomend geval, de beloning voor de verleende diensten te dekken, volledig of gedeeltelijk gebaseerd op de uitkomst van de procedure. Deze definitie omvat alle overeenkomsten waarin een dergelijke vergoeding wordt overeengekomen, ongeacht of deze wordt aangeboden als beloning voor de verlening van een onafhankelijke dienst of het resultaat is van de overname of overdracht van de vordering.
Hoofdstuk II
Goedkeuring van de activiteiten van procesfinanciers binnen de Unie
Artikel 4
Vergunningssysteem
1. De lidstaten kunnen overeenkomstig het nationaal recht vaststellen of overeenkomsten inzake financiering door derden kunnen worden aangeboden voor procedures binnen hun rechtsgebied, ten bate van eisers of beoogde begunstigden die op hun grondgebied verblijven.
2. Indien financiering door derden is toegestaan, zetten de lidstaten een vergunnings- en toezichtsysteem op om vergunningen te verlenen voor en toezicht te houden op de activiteiten van procesfinanciers binnen hun grondgebied. In het kader van dit systeem wordt een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit aangewezen die belast wordt met het verlenen, opschorten en intrekken van vergunningen voor procesfinanciers en het toezicht op de activiteiten van procesfinanciers.
3. Het vergunningssysteem waarin dit artikel voorziet, geldt alleen voor activiteiten die verband houden met het aanbieden door procesfinanciers van overeenkomsten inzake financiering door derden. Indien procesfinanciers tevens andere juridische, financiële of schadeclaimafwikkelingsdiensten verlenen waarop toezicht wordt gehouden door een andere autoriteit in de Unie, laat deze richtlijn alle andere toezicht- en vergunningssystemen met betrekking tot die andere diensten onverlet.
Artikel 5
Voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten enkel vergunningen verlenen of handhaven, met betrekking tot nationale of grensoverschrijdende rechtszaken of andere procedures, voor procesfinanciers die aan deze richtlijn voldoen en die, naast de geschiktheids- of andere criteria voorzien in het nationaal recht, ten minste aan de volgende criteria voldoen:
a) zij verrichten hun bedrijfsactiviteiten via een geregistreerde vestiging in een lidstaat, vragen in diezelfde lidstaat een vergunning aan en behouden deze;
b) zij verbinden zich ertoe overeenkomsten inzake financiering door derden te sluiten op grond van de wetgeving van de lidstaat waar de beoogde procedures zullen worden gevoerd of anders van de lidstaat waar de eisers of beoogde begunstigden verblijven;
c) zij tonen naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit aan dat zij beschikken over een bestuursstructuur en procedures met behulp waarvan zij voortdurend kunnen voldoen aan deze richtlijn en de daarin vastgestelde transparantievereisten en fiduciaire relaties, en dat zij interne procedures hebben opgezet om belangenconflicten tussen hen en de verweerder te voorkomen in procedures waarbij de procesfinancier betrokken is;
d) zij voldoen aan de in artikel 6 genoemde vereisten inzake kapitaaltoereikendheid; en
e) zij tonen naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit aan dat zij beschikken over een bestuursstructuur en procedures met behulp waarvan wordt gewaarborgd dat de in artikel 7 opgenomen fiduciaire verplichting wordt vervuld en in acht wordt genomen.
2. De lidstaten erkennen wederzijds de vergunningen die aan procesfinanciers zijn verleend in een andere lidstaat en staan procesfinanciers derhalve automatisch toe in hun lidstaat actief te zijn, mits de oorspronkelijke vergunning nog steeds geldig is.
3. Het overeenkomstig artikel 4 vastgestelde vergunningssysteem laat de toepassing van de Uniewetgeving inzake de verlening van financiële diensten, investeringsactiviteiten of consumentenbescherming onverlet.
Artikel 6
Kapitaaltoereikendheid
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid krijgen om na te gaan of procesfinanciers te allen tijde kunnen beschikken over voldoende financiële middelen om hun verplichtingen uit hoofde van overeenkomsten inzake financiering door derden te vervullen. De toezichthoudende autoriteiten zorgen er met name voor dat procesfinanciers in staat zijn om:
a) alle schulden die uit overeenkomsten inzake financiering door derden voortvloeien te betalen wanneer deze verschuldigd en opeisbaar zijn; en
b) alle stadia te financieren van de procedures die zij hebben toegezegd te financieren, met inbegrip van het proces en het eventuele daaropvolgende beroep.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat procesfinanciers mogen aantonen dat zij aan de in lid 1 vastgestelde criteria voldoen door een bewijs of verklaring te overleggen waarin staat dat zij beschikken over een verzekering die de in lid 1 bedoelde kosten waar nodig volledig zal dekken.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid krijgen om na te gaan of procesfinanciers te allen tijde kunnen beschikken over de minimale liquiditeit die nodig is om in alle procedures die zij gefinancierd hebben alle voorzienbare kosten van tegenpartijen te kunnen betalen. De lidstaten zorgen ervoor dat hun rechtbanken of administratieve autoriteiten procesfinanciers kunnen verzoeken om zekerheidstelling voor de kosten in alle vormen die krachtens de nationale wetgeving zijn toegestaan, mocht een eiser daarom verzoeken op grond van met specifieke redenen omklede zorgen.
4. De lidstaten kunnen een specifiek verzekeringsfonds opzetten om alle kosten te dekken die door eisers die te goeder trouw een rechtszaak hebben aangespannen, zijn gemaakt, voor het geval een procesfinancier in de loop van de procedure insolvent wordt. Indien een lidstaat een dergelijk fonds opzet, zorgt die lidstaat ervoor dat het fonds openbaar wordt beheerd en gefinancierd wordt met jaarlijkse bijdragen van procesfinanciers met een vergunning.
Artikel 7
Fiduciaire verplichting
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid krijgen om na te gaan of procesfinanciers over een bestuursstructuur en interne procedures beschikken om te waarborgen dat de overeenkomsten inzake financiering door derden die zij aangaan gebaseerd zijn op een fiduciaire relatie en dat zij zich er in de desbetreffende overeenkomsten toe verbinden eerlijk en transparant te handelen en een fiduciaire verplichting na te komen uit hoofde waarvan zij in het belang van de eiser moeten handelen.
2. Wanneer een eiser voornemens is een vordering namens anderen in te stellen, bijvoorbeeld in het geval van een bevoegde instantie die consumenten vertegenwoordigt, is de procesfinancier gehouden om een fiduciaire verplichting ten aanzien van die beoogde begunstigden op zich te nemen. Procesfinanciers zijn gehouden gedurende de volledige duur van de procedure op een wijze te handelen die in overeenstemming is met hun fiduciaire verplichting. In het geval zich een conflict voordoet tussen zijn belangen en de belangen van de eisers of beoogde begunstigden, verbindt de procesfinancier zich ertoe de belangen van de eisers of beoogde begunstigden boven zijn eigen belangen te stellen.
Hoofdstuk III
Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten en onderlinge coördinatie
Artikel 8
Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten
1. Indien overeenkomsten inzake financiering door derden op grond van artikel 4 zijn toegestaan, zorgen de lidstaten ervoor dat een onafhankelijke, openbare toezichthoudende autoriteit verantwoordelijk is voor het toezicht op de verlening van vergunningen aan procesfinanciers die in hun rechtsgebied gevestigd zijn en overeenkomsten inzake financiering door derden aanbieden aan eisers of beoogde begunstigden binnen hun rechtsgebied, of in verband met procedures binnen hun rechtsgebied.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat er een klachtenprocedure beschikbaar is voor alle natuurlijke of rechtspersonen die aan een toezichthoudende autoriteit hun klachten kenbaar willen maken over de naleving door een procesfinancier van zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en het toepasselijk nationaal recht.
3. Niettegenstaande de in lid 2 bedoelde klachtenprocedure, worden, in het geval van een lopende gerechtelijke procedure waarbij de procesfinancier betrokken is, door de verweerder tijdens de procedure aangekaarte kwesties met betrekking tot de naleving door de procesfinancier van zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en het toepasselijk nationaal recht, afgehandeld door de bevoegde rechtbank of administratieve autoriteit overeenkomstig artikel 16, lid 2.
4. Toezichthoudende autoriteiten zijn met name bevoegd en gehouden om:
a) vergunningsaanvragen van procesfinanciers in ontvangst te nemen, evenals alle informatie die noodzakelijk is voor de beoordeling van die aanvragen, en om tijdig een beslissing te nemen over die aanvragen;
b) de noodzakelijke beslissingen te nemen over vergunningsaanvragen van procesfinanciers en een vergunning te verlenen, af te wijzen of in te trekken, of voorwaarden, beperkingen of sancties aan erkende procesfinanciers op te leggen;
c) te beslissen over de geschiktheid en bekwaamheid van een procesfinancier, onder meer op grond van zijn ervaring, reputatie, interne processen voor het voorkomen en het oplossen van belangenconflicten en kennis;
d) op hun website de op grond van punt b) genomen beslissingen te publiceren, daarbij naar behoren rekening houdend met de commerciële vertrouwelijkheid;
e) ten minste ieder jaar te beoordelen of procesfinanciers met een vergunning nog altijd voldoen aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde vergunningscriteria en ervoor te zorgen dat de vergunning wordt opgeschort of ingetrokken als zij niet langer aan een of meerdere criteria voldoen. Een dergelijke opschorting of intrekking mag niet ten koste gaan van de rechten van de eisers en begunstigden van procedures waarbij de financier betrokken is; en
f) in het kader van het in artikel 9 bedoelde mechanisme klachten met betrekking tot het gedrag van een procesfinancier en de naleving door die procesfinancier van de bepalingen van hoofdstuk IV van deze richtlijn en andere, uit de nationale wetgeving voortvloeiende toepasselijke voorschriften in ontvangst te nemen en te onderzoeken.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat procesfinanciers verplicht zijn de toezichthoudende autoriteit onverwijld in kennis te stellen van iedere verandering die gevolgen heeft voor de naleving door de procesfinanciers van de in artikel 6, leden 1 en 2, vastgestelde vereisten inzake kapitaaltoereikendheid. Daarnaast zorgen de lidstaten ervoor dat procesfinanciers ieder jaar verklaren dat zij nog altijd aan de vereisten voldoen.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten toezicht houden op de fiduciaire relatie tussen procesfinanciers en eisers en beoogde begunstigden in het algemeen, en de mogelijkheid hebben aanwijzingen en bevelen te geven om te waarborgen dat de belangen van eisers en beoogde begunstigden worden beschermd.
Artikel 9
Onderzoeken en klachten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat er een klachtenmechanisme beschikbaar is met behulp waarvan de in artikel 8, lid 2, bedoelde klachten in ontvangst kunnen worden genomen en kunnen worden onderzocht.
2. In het kader van het in lid 1 bedoelde klachtenmechanisme zorgen de lidstaten ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid krijgen om onverwijld te beoordelen of een procesfinancier voldoet aan de aan zijn vergunning verbonden verplichtingen en/of voorwaarden, de bepalingen van deze richtlijn en alle overige toepasselijke nationale voorschriften.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten met het oog op de uitoefening van het toezicht op de naleving door procesfinanciers van de aan hun vergunning verbonden verplichtingen en/of voorwaarden, de bevoegdheid krijgen om:
i) klachten te onderzoeken die zij van natuurlijke of rechtspersonen ontvangen overeenkomstig artikel 8, lid 2, met inachtneming van artikel 8, lid 3;
ii) klachten te onderzoeken die zij van een andere toezichthoudende autoriteit of van de Commissie ontvangen;
iii) ambtshalve onderzoek in te stellen;
iv) onderzoek in te stellen naar aanleiding van een aanbeveling van een rechtbank of administratieve autoriteit die bezorgdheid toont over de naleving door een procesfinancier van de aan zijn vergunning verbonden verplichtingen en/of voorwaarden in een procedure die bij die rechtbank of administratieve autoriteit aanhangig is.
Artikel 10
Coördinatie tussen toezichthoudende autoriteiten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun toezichthoudende autoriteiten deze richtlijn toepassen in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten van andere lidstaten.
2. De Commissie houdt toezicht op en coördineert de activiteiten van de toezichthoudende autoriteiten bij de uitoefening van hun taken zoals voorzien in deze richtlijn, en roept een netwerk van toezichthoudende autoriteiten bijeen en treedt daarbij op als voorzitter. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door de modaliteiten vast te stellen voor samenwerking binnen het netwerk van toezichthoudende autoriteiten, en herziet deze op gezette tijden, in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten.
3. De toezichthoudende autoriteiten kunnen de Commissie raadplegen over alle kwesties die verband houden met de uitvoering van deze richtlijn. De Commissie kan richtsnoeren, aanbevelingen, mededelingen over optimale werkmethoden en adviezen uitbrengen aan toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot de uitvoering van deze richtlijn, kennelijke inconsistenties in dit verband of het toezicht op procesfinanciers. De Commissie kan eveneens een kenniscentrum opzetten om gespecialiseerde informatie te verstrekken aan rechtbanken of administratieve autoriteiten die advies willen inwinnen over de wijze waarop zij activiteiten van procesfinanciers binnen de Unie moeten beoordelen.
4. Alle toezichthoudende autoriteiten stellen ieder jaar een lijst op van procesfinanciers met een vergunning, doen de lijst toekomen aan de Commissie en maken deze openbaar. De toezichthoudende autoriteiten werken de lijst in geval van veranderingen bij en stellen de Commissie hiervan in kennis.
5. Alle toezichthoudende autoriteiten verstrekken de Commissie en andere toezichthoudende autoriteiten op verzoek informatie over de beslissingen die zij in verband met het toezicht op procesfinanciers nemen, waaronder informatie over alle beslissingen die zij krachtens artikel 8, lid 4, punt b), nemen.
6. Indien een procesfinancier een vergunning heeft aangevraagd bij een toezichthoudende autoriteit en vervolgens een vergunning aanvraagt bij een andere toezichthoudende autoriteit, coördineren de betrokken toezichthoudende autoriteiten hun activiteiten en wisselen zij voor zover gepast informatie uit met het oog op een consistente besluitvorming, met gepaste inachtneming van de verschillen tussen de nationale voorschriften.
7. Indien een procesfinancier een vergunning heeft ontvangen van een toezichthoudende autoriteit in een bepaalde lidstaat maar een overeenkomst inzake financiering door derden wil aanbieden ten bate van een eiser of beoogde begunstigde in een andere lidstaat of ten behoeve van een procedure in een andere lidstaat, overlegt hij een bewijs van de vergunning die hij van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst heeft ontvangen. Indien een toezichthoudende autoriteit in de andere lidstaat kennis krijgt van onregelmatigheden met betrekking tot de activiteiten van de procesfinancier, stelt zij de verantwoordelijke toezichthoudende autoriteit hiervan onmiddellijk op de hoogte.
Artikel 11
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 10, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van ... [datum van inwerkingtreding van de basiswetgevingshandeling of een andere door de medewetgevers vastgestelde datum].
De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 10, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.
Hoofdstuk IV
Overeenkomsten inzake financiering door derden en activiteiten van procesfinanciers
Artikel 12
Inhoud van overeenkomsten inzake financiering door derden
De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomsten inzake financiering door derden verplicht schriftelijk moeten worden verstrekt in een van de officiële talen van de lidstaat waarin de eiser en beoogde begunstigden verblijven, alsmede in duidelijke en gemakkelijk te begrijpen bewoordingen, en ten minste de volgende informatie moeten omvatten:
a) de verschillende kosten en uitgaven die door de procesfinancier worden gedekt;
b) het deel van de schadevergoeding of honoraria dat aan de procesfinancier of een andere derde wordt betaald, of andere financiële kosten die direct of indirect voor rekening van de eisers, de beoogde begunstigden of beiden komen;
c) een verwijzing naar de aansprakelijkheid van de procesfinancier in geval van een kostenveroordeling, in overeenstemming met artikel 18 van deze richtlijn;
d) een clausule waarin bepaald is dat schadevergoedingen, waarvan de honoraria van de procesfinancier nog moeten worden afgetrokken, eerst volledig aan de eisers worden uitbetaald en dat de eisers vervolgens eventuele overeengekomen bedragen aan de procesfinancier kunnen uitbetalen in de vorm van honoraria of provisies, waarbij zij ten minste de minimumbedragen houden waarin in deze richtlijn wordt voorzien;
e) de risico’s die de eisers, de beoogde begunstigden of beiden aanvaarden, waaronder:
i) hoe hoog de kosten van de rechtszaak kunnen oplopen en welke gevolgen dit heeft voor de financiële belangen van de eisers, de begunstigden of beiden;
ii) de nauwkeurig omschreven gevallen waarin de overeenkomst inzake financiering door derden kan worden beëindigd en de risico’s die dit scenario meebrengt voor de eisers, de begunstigden of beiden; en
iii) een eventueel risico op een kostenveroordeling, alsook de gevallen waarin een kostenveroordeling niet door een speciale verzekering of schadevergoeding wordt gedekt.
f) een clausule waarin bepaald is dat de financiering niet afhankelijk is van bepaalde procedurele stappen;
g) een verklaring van de procesfinancier dat er geen sprake is van een belangenconflict.
Artikel 13
Transparantievereisten en vermijding van belangenconflicten
1. De lidstaten verplichten procesfinanciers beleid vast te stellen en interne procedures in te voeren om belangenconflicten te vermijden en op te lossen. Dit beleid en deze interne procedures passen bij de aard, omvang en complexiteit van de bedrijfsactiviteiten van de procesfinancier, worden schriftelijk vastgelegd en worden openbaar gemaakt op de website van de procesfinancier. Zij worden eveneens duidelijk uiteengezet in een bijlage bij elke overeenkomst inzake financiering door derden.
2. De lidstaten verplichten procesfinanciers in overeenkomsten inzake financiering door derden aan de eisers en beoogde begunstigden alle informatie kenbaar te maken die redelijkerwijs aanleiding zou kunnen geven tot belangenconflicten. Deze informatie omvat ten minste het volgende:
a) informatie over financiële of andersoortige afspraken die bestaan tussen de procesfinancier en andere ondernemingen in verband met de procedure, waaronder eventuele afspraken met ter zake bevoegde instanties, vorderingsaggregatoren, advocaten of andere belanghebbenden;
b) informatie over mogelijke relevante verbanden tussen de procesfinancier en de verweerder in de procedure, met name in het kader van eventuele concurrentieverhoudingen.
Artikel 14
Nietige overeenkomsten en clausules
1. De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomsten inzake financiering door derden die worden aangegaan met natuurlijke of rechtspersonen die niet gemachtigd zijn om als procesfinancier op te treden, geen rechtsgevolgen sorteren.
2. De lidstaten zorgen dat het procesfinanciers niet is toegestaan de beslissingen van eisers tijdens de procedure zodanig te beïnvloeden dat deze in de eerste plaats ten goede komen aan de procesfinancier, ten nadele van de eiser. Daartoe sorteren alle clausules in overeenkomsten inzake financiering door derden die procesfinanciers de bevoegdheid geven om beslissingen betreffende een procedure te nemen of te beïnvloeden, geen rechtsgevolgen. Clausules of regelingen die onder meer het volgende bedingen, sorteren geen rechtsgevolgen:
a) de toekenning aan een procesfinancier van de uitdrukkelijke bevoegdheid om in de loop van een procedure beslissingen te nemen of te beïnvloeden, bijvoorbeeld met betrekking tot specifieke ingestelde vorderingen, de schikking van de zaak of het beheer van de aan de procedure gerelateerde kosten;
b) de verstrekking van kapitaal of andere middelen met een geldelijke waarde voor gebruik in procedures wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van procesfinanciers voor het specifieke gebruik daarvan.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomsten op grond waarvan een procesfinancier gegarandeerd een minimale vergoeding voor zijn investering ontvangt voordat de eiser of beoogde begunstigde zijn deel krijgt, geen rechtsgevolgen sorteren.
4. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden sorteren overeenkomsten die een procesfinancier het recht geven op een deel van de schadevergoeding dat zo groot is dat het voor de eiser en de beoogde begunstigden beschikbare deel van de totale toegekende vergoeding, met inbegrip van alle schadevergoedingen, kosten, honoraria en overige onkosten, 60 % of minder bedraagt, geen rechtsgevolgen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomsten inzake financiering door derden geen bepalingen bevatten op grond waarvan de aansprakelijkheid van een procesfinancier in geval van een kostenveroordeling bij een ongunstige uitspraak in de procedure wordt beperkt. Bepalingen die beogen de aansprakelijkheid voor kosten van een procesfinancier te beperken, sorteren geen rechtsgevolgen.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat het op grond van de voorwaarden voor overeenkomsten inzake financiering door derden niet is toegestaan de financiering in te trekken, behalve in bepaalde omstandigheden die in de nationale wetgeving zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 15, lid 1.
7. Eisers en beoogde begunstigden worden schadeloos gesteld voor alle verliezen die veroorzaakt worden door een procesfinancier die een overeenkomst inzake financiering door derden is aangegaan die ongeldig wordt bevonden. De rechten van de eisers en de beoogde begunstigden van de procedure worden hierdoor niet aangetast.
Artikel 15
Beëindiging van overeenkomsten inzake financiering door derden
1. De lidstaten verbieden de eenzijdige beëindiging van een overeenkomst inzake financiering door derden door een procesfinancier zonder de toestemming van de eiser met kennis van zaken, tenzij een rechtbank of administratieve autoriteit de procesfinancier toestemming heeft gegeven om de overeenkomst te beëindigen na te hebben beoordeeld of de belangen van de eiser en de beoogde begunstigden ondanks de beëindiging voldoende worden beschermd.
2. Om de overeenkomst inzake financiering door derden te beëindigen, is het verplicht een gepaste opzegtermijn aan te houden als voorzien in de nationale wetgeving.
Hoofdstuk V
Toetsing door rechtbanken of administratieve autoriteiten
Artikel 16
Openbaarmaking van overeenkomsten inzake financiering door derden
1. De lidstaten zorgen ervoor dat eisers of hun vertegenwoordigers verplicht worden de betrokken rechtbank of administratieve autoriteit in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure in kennis te stellen van het bestaan van een overeenkomst inzake financiering door derden, alsook van de identiteit van de procesfinancier, en op verzoek van de rechtbank of administratieve autoriteit, of op verzoek van de verweerder aan de rechtbank of administratieve autoriteit, een volledige, onbewerkte versie van deze overeenkomst inzake financiering door derden met betrekking tot de desbetreffende procedure te verstrekken aan de betrokken rechtbank of administratieve autoriteit. De lidstaten zorgen ervoor dat verweerders door de rechtbank of administratieve autoriteit op de hoogte worden gesteld van het bestaan van een overeenkomst inzake financiering door derden, alsmede van de identiteit van de procesfinancier.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtbanken of administratieve autoriteiten de bevoegdheid krijgen om een overeenkomst inzake financiering door derden te toetsen overeenkomstig artikel 17, op eigen initiatief of op verzoek van een partij bij de procedure, wanneer deze gegronde twijfels heeft over de overeenstemming van de desbetreffende overeenkomst inzake financiering door derden met deze richtlijn of met andere toepasselijke nationale wetgeving.
Artikel 17
Toetsing van overeenkomsten inzake financiering door derden door rechtbanken of administratieve autoriteiten
De lidstaten wijzen de bevoegde rechtbank of administratieve autoriteit aan die belast wordt met de uitvoering van de verschillende gerechtelijke en administratieve taken die uit deze richtlijn voortvloeien. Hierbij specificeren zij met name dat de rechtbank of administratieve autoriteit waarbij een particulier gefinancierde zaak aanhangig wordt gemaakt, onverwijld en op verzoek van een van de partijen bij de procedure of op eigen initiatief controles moet uitvoeren op de gevolgen van financieringsovereenkomsten voor de zaken die zij behandelt, door de volgende bevoegdheden uit te oefenen:
a) het geven van bindende bevelen of aanwijzingen aan procesfinanciers, bijvoorbeeld om procesfinanciers te verplichten de in de overeenkomst inzake financiering door derden afgesproken financiering te verstrekken of te eisen dat procesfinanciers de desbetreffende financiering wijzigen;
b) het beoordelen van de overeenstemming van overeenkomsten inzake financiering door derden met de bepalingen van deze richtlijn, met name wat betreft de uit artikel 7 voortvloeiende fiduciaire verplichting ten aanzien van eisers en beoogde begunstigden, en, indien de overeenkomst niet conform wordt bevonden, het bevelen van de procesfinancier om de noodzakelijke wijzigingen door te voeren, of het nietig verklaren van een clausule overeenkomstig artikel 14;
c) het beoordelen van de overeenstemming van overeenkomsten inzake financiering door derden wat betreft de in artikel 13 vastgestelde transparantievereisten;
d) het beoordelen of overeenkomsten inzake financiering door derden procesfinanciers recht geven op een oneerlijk, onevenredig of onredelijk deel van de toegekende schadevergoeding zoals beschreven in artikel 14, lid 4, en, indien nodig, het nietig verklaren of wijzigen van deze overeenkomsten. De lidstaten specificeren daarbij dat bevoegde rechtbanken of administratieve autoriteiten bij die beoordeling rekening kunnen houden met de kenmerken en omstandigheden van de beoogde of lopende procedure, waaronder, in voorkomend geval:
i) de bij de zaak betrokken partijen, alsmede de beoogde begunstigden van de procedure, en wat volgens hen is afgesproken over het bedrag dat de procesfinancier op grond van de financieringsovereenkomst zou ontvangen in het geval van een gunstige uitspraak;
ii) de waarschijnlijke hoogte van de schadevergoeding;
iii) de hoogte van de financiële bijdrage van de procesfinancier en het percentage van de totale kosten van de eiser dat door de procesfinancier wordt gefinancierd; en
iv) het percentage van de eventuele schadevergoeding waarop de eiser en de beoogde begunstigden aanspraak kunnen maken;
e) de oplegging van sancties die door de rechtbank of administratieve autoriteit gepast worden geacht om de naleving van deze richtlijn te waarborgen;
f) de raadpleging van of de inwinning van advies van personen met de juiste kennis en gepaste onafhankelijkheid om de rechtbank of administratieve autoriteit bij te staan bij het verrichten van beoordelingen, waaronder naar behoren gekwalificeerde deskundigen of toezichthoudende autoriteiten.
Artikel 18
Aansprakelijkheid bij kostenveroordeling
1. Indien de eisende partij over onvoldoende middelen beschikt om een kostenveroordeling te betalen, zorgen de lidstaten ervoor dat rechtbanken of administratieve autoriteiten de bevoegdheid krijgen om procesfinanciers in de kosten te veroordelen, zij het hoofdelijk of gezamenlijk met eisers, in geval van een ongunstige uitspraak in de procedure. In dergelijke gevallen kunnen rechtbanken of administratieve autoriteiten procesfinanciers verplichten gepaste kostenveroordelingen te betalen, daarbij rekening houdend met:
a) de hoogte van het bedrag en het deel van de schadevergoeding dat de procesfinancier zou hebben gekregen in het geval van een gunstige uitspraak;
b) in hoeverre eventuele niet door de procesfinancier gedekte kosten ten laste komen van de verweerder, de eiser of andere beoogde begunstigden;
c) het gedrag van de procesfinancier gedurende de hele procedure, en met name de naleving door de procesfinancier van deze richtlijn, en of zijn gedrag heeft bijgedragen aan de totale kosten van de procedure; alsmede
d) de hoogte van de aanvankelijke investering van de procesfinancier.
Hoofdstuk VI
Slotbepalingen
Artikel 19
Sancties
1. De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie [uiterlijk .../onverwijld] van deze regels en deze maatregelen in kennis en doen dit eveneens [onverwijld] bij alle eventuele latere wijzigingen ervan.
2. De toezichthoudende autoriteiten kunnen in het bijzonder evenredige boetes opleggen, berekend op basis van de omzet van de onderneming, tijdelijk of definitief de vergunning van de onderneming intrekken, en andere gepaste administratieve sancties opleggen.
Artikel 20
Evaluatie
1. Uiterlijk [(...) jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn] verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen. De evaluatie wordt verricht overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. In het verslag evalueert de Commissie met name de doeltreffendheid van de richtlijn, met bijzondere aandacht voor de hoogte van honoraria en van de aan eisers, onder wie de beoogde begunstigden, toegekende vergoeding afgetrokken rentebedragen die naar procesfinanciers zijn gegaan, de invloed die procesfinanciers hebben gehad op de mate van geschillenbeslechting en in hoeverre procesfinanciering door derden heeft bijgedragen aan een betere toegang tot de rechter.
2. De lidstaten verstrekken de Commissie, voor het eerst uiterlijk [(...) jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn] en vervolgens jaarlijks, de volgende informatie die nodig is voor de opstelling van het in lid 1 bedoelde verslag:
a) het aantal entiteiten en het soort entiteit dat als erkende procesfinancier een vergunning heeft gekregen en de identiteit van deze entiteiten;
b) de wijzigingen die in die lijst zijn doorgevoerd en de redenen daarvoor;
c) het aantal en het soort procedures dat volledig of gedeeltelijk door een procesfinancier is gefinancierd;
d) de uitkomsten van die procedures in termen van de bedragen die procesfinanciers hebben verdiend vergeleken met de vergoedingen die aan eisers en beoogde begunstigden zijn toegekend.
Artikel 21
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk op … [dag/maand/jaar] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van ... [dag/maand/jaar].
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.