Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/0429R(APP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0227/2022

Ingediende teksten :

A9-0227/2022

Debatten :

PV 12/09/2022 - 20
CRE 12/09/2022 - 20

Stemmingen :

PV 13/09/2022 - 7.8
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2022)0309

Aangenomen teksten
PDF 210kWORD 55k
Dinsdag 13 september 2022 - Straatsburg
Tussentijds verslag over het voorstel van 2021 voor een herziening van het meerjarig financieel kader
P9_TA(2022)0309A9-0227/2022

Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2022 over het voorstel van 2021 voor een herziening van het meerjarig financieel kader (COM(2021)05692021/0429R(APP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 310, 311, 312 en 323 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien het voorstel van de Commissie van 22 december 2021 voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (COM(2021)0569),

–  gezien het Commissievoorstel van 14 juli 2021 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een sociaal klimaatfonds (COM(2021)0568),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(1) (“het IIA”),

–  gezien artikel 105, lid 5, van zijn Reglement,

–  gezien het tussentijds verslag van de Begrotingscommissie (A9-0227/2022),

A.  overwegende dat de voorstellen van de Commissie van 22 december 2021 om de volgende generatie eigen middelen voor de begroting van de Unie vast te stellen en het meerjarig financieel kader (“MFK”) voor de periode 2021-2027 te herzien, onlosmakelijk verbonden zijn met het “Fit for 55”-pakket, dat op 14 juli 2021 is ingediend;

B.  overwegende dat artikel 311 VWEU vereist dat de Unie zich voorziet van de middelen die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren;

C.  overwegende dat, overeenkomstig het standpunt dat het Parlement reeds lang inneemt, nieuwe beleidstoezeggingen en -doelstellingen gepaard moeten gaan met nieuwe middelen en niet ten koste mogen gaan van andere programma’s en prioriteiten van de Unie;

D.  overwegende dat de volledige opneming van het Sociaal Klimaatfonds in de Uniebegroting een vereiste van het Verdrag is krachtens artikel 310, lid 1, VWEU en een eerste voorwaarde om onder meer de communautaire methode te eerbiedigen, te zorgen voor parlementaire democratische verantwoording, parlementair toezicht en parlementaire controle, de voorspelbaarheid van de financiering en meerjarige programmering te garanderen en de transparantie van de begrotingsbesluiten die op het niveau van de Unie worden genomen te waarborgen;

E.  overwegende dat, in het geval van een stijging van de koolstofprijs ten opzichte van de oorspronkelijke aanname, jaarlijks een aanvullende toewijzing beschikbaar moet worden gesteld voor het Sociaal Klimaatfonds die evenredig is aan het stijgingspercentage van de koolstofprijs, teneinde kwetsbare huishoudens en vervoersgebruikers verder te ondersteunen bij de transitie naar klimaatneutraliteit; overwegende dat dergelijke jaarlijkse verhogingen binnen het MFK moeten worden opgenomen door middel van een op koolstofprijsschommelingen gebaseerde automatische aanpassing van het maximum van rubriek 3 “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en het betalingsmaximum;

F.  overwegende dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie krachtens artikel 312, lid 5, VWEU en zoals nader omschreven in het IIA, alle maatregelen moeten nemen die nodig zijn om de vaststelling van een nieuw of herzien MFK te vergemakkelijken;

1.  spreekt uitsluitend zijn standpunt uit over het voorstel van de Commissie van 22 december 2021 voor een herziening van het MFK 2021-2027 en kiest hierbij voor een gerichte aanpak die beperkt is tot en volledig in overeenstemming is met zijn standpunt over het “Fit for 55”-pakket;

2.  is echter van mening dat een bredere herziening van het huidige MFK nodig is, aangezien het in zijn eerste jaar zijn grenzen al heeft bereikt; wijst op de vele crises en uitdagingen waaraan de Unie het hoofd heeft geboden, met name de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan, en de aanzienlijke financieringsbehoeften die daardoor zijn ontstaan; verzoekt de Commissie dan ook de werking van het huidige MFK grondig te evalueren en zo spoedig mogelijk en uiterlijk in het eerste kwartaal van 2023 met een wetgevingsvoorstel te komen voor een algehele herziening van het MFK; is voornemens zijn verzoeken tot deze herziening nader uit te werken in een specifiek verslag;

3.  staat volledig achter de opneming van het Sociaal Klimaatfonds in de begroting van de Unie en in het MFK, als onderdeel van zijn reeds lang ingenomen standpunt dat alle programma’s en fondsen van de Unie in de begroting moeten worden opgenomen; is daarom ingenomen met het voorstel van de Commissie als uitgangspunt voor de verhoging van het maximum voor vastleggingskredieten van rubriek 3 “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en het maximum voor betalingskredieten, die een noodzakelijke voorwaarde is om te voorkomen dat de financiering van het Sociaal Klimaatfonds ten koste gaat van andere programma’s en prioriteiten van de Unie;

4.  onderstreept echter dat enkele wijzigingen nodig zijn om het standpunt van het Parlement over het “Fit for 55”-pakket weer te geven, met inbegrip van de herziene financiële middelen van het Sociaal Klimaatfonds, die in overeenstemming zijn met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(2), zoals gewijzigd;

5.  ondersteunt het voorstel voor een specifieke jaarlijkse aanpassing op basis van nieuwe eigen middelen; is van mening dat die in overeenstemming is met het in het IIA uiteengezette beginsel dat de uitgaven uit de Uniebegroting ten behoeve van de terugbetaling in het kader van het herstelinstrument van de Europese Unie niet mogen leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten uit hoofde van het MFK, waarbij tegelijkertijd het begrotingsbeginsel van universaliteit wordt nageleefd; onderstreept daarom nogmaals dat een dergelijke jaarlijkse aanpassing afhankelijk is van de invoering van nieuwe eigen middelen in overeenstemming met de in het IIA vastgelegde routekaart;

6.  verzoekt de Raad en de Commissie rekening te houden met de volgende aanbevelingen en wijzigingen:

   i) het effect van de herziene financiële middelen van het Sociaal Klimaatfonds moet in de hele verordening, met inbegrip van de bijlage, tot uiting komen;
   ii) er moet een automatische technische aanpassing van de maxima voor vastleggingskredieten van rubriek 3 “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en van het maximum voor betalingskredieten worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat er aanvullende toewijzingen beschikbaar worden gesteld voor het Sociaal Klimaatfonds in het geval van een stijging van de koolstofprijs tot een hoger niveau dan oorspronkelijk was aangenomen;
   iii) de specifieke jaarlijkse aanpassing op basis van nieuwe eigen middelen moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat deze kan worden verlengd in het geval van een vertraagde vaststelling van het volgende MFK, overeenkomstig artikel 312, lid 4, VWEU;
   iv) het voorstel voor een verordening van de Raad dient als volgt te worden gewijzigd:
Door de Commissie voorgestelde tekst   Wijziging
Wijziging 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 3
(3)  De invoering van EU-emissiehandel voor de sectoren gebouwen en wegvervoer, zoals vastgesteld in Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad14, kan kortstondig een sociale impact hebben. Om dit te verhelpen, is bij Verordening (EU) [XXX] van het Europees Parlement en de Raad15 een sociaal klimaatfonds opgericht, dat uit de algemene begroting van de Unie in het kader van het meerjarig financieel kader moet worden gefinancierd. Het plafond voor vastleggingskredieten van rubriek 3 “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en het plafond voor betalingskredieten moeten daarom voor de jaren 2025, 2026 en 2027 worden aangepast.
(3)  De invoering van EU-emissiehandel voor de sectoren gebouwen en wegvervoer, zoals vastgesteld in Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad14, kan kortstondig een sociale impact hebben. Om dit te verhelpen, is bij Verordening (EU) [XXX] van het Europees Parlement en de Raad15 een sociaal klimaatfonds opgericht, dat uit de algemene begroting van de Unie in het kader van het meerjarig financieel kader moet worden gefinancierd. Het plafond voor vastleggingskredieten van rubriek 3 “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en het plafond voor betalingskredieten moeten daarom voor de jaren 2024, 2025, 2026 en 2027 worden aangepast. In het geval van een hogere koolstofprijs ten opzichte van de oorspronkelijke aanname moet jaarlijks een aanvullende toewijzing beschikbaar worden gesteld voor het Sociaal Klimaatfonds, die evenredig is aan het stijgingspercentage van de koolstofprijs, teneinde kwetsbare huishoudens en vervoersgebruikers verder te ondersteunen bij de transitie naar klimaatneutraliteit. Dergelijke jaarlijkse verhogingen moeten binnen het meerjarig financieel kader worden opgenomen door middel van een op koolstofprijsschommelingen gebaseerde automatische aanpassing van het maximum voor vastleggingskredieten van rubriek 3, “Natuurlijke hulpbronnen en milieu”, en het maximum voor betalingskredieten.
__________________
__________________
14 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
14 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
15 PB […] van […], blz. […].
15 PB […] van […], blz. […].
Wijziging 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 3 bis (nieuw)
(3a)  De Commissie dient vóór 1 juli 2025 een voorstel voor een nieuw meerjarig financieel kader in te dienen zodat de instellingen dit voorstel ruim vóór de aanvang van het volgende meerjarig financieel kader kunnen aannemen. Overeenkomstig artikel 312, lid 4, VWEU blijven de maxima en andere bepalingen, met inbegrip van de aanpassingen van het meerjarig financieel kader vastgesteld in hoofdstuk 2, die overeenkomen met het laatste jaar van het in deze verordening vastgestelde meerjarig financieel kader, van toepassing indien vóór het einde van de in deze verordening vastgestelde looptijd van het meerjarig financieel kader geen nieuw meerjarig financieel kader wordt vastgesteld.
Wijziging 3
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 1
(1)  In artikel 4 wordt lid 4 vervangen door:
(1)  Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a)  in lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:
“f) een berekening van de aanvullende toewijzingen op basis van de koolstofprijsschommelingen en het resultaat van de in artikel 4 ter bedoelde jaarlijkse aanpassing”;
b)  lid 4 wordt vervangen door:
“4. Onverminderd de artikelen 4 bis, 6 en 7 worden er geen andere technische aanpassingen aangebracht ten aanzien van het betrokken jaar, noch tijdens het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.”;
“4. Onverminderd de artikelen 4 bis, 4 ter, 6 en 7 worden er geen andere technische aanpassingen aangebracht ten aanzien van het betrokken jaar, noch tijdens het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.”;
Wijziging 4
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 2
(2)  Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd:
(2)  De volgende artikelen worden ingevoegd:
“Artikel 4 bis
“Artikel 4 bis
Specifieke jaarlijkse aanpassing op basis van nieuwe eigen middelen
Specifieke jaarlijkse aanpassing op basis van nieuwe eigen middelen
1.  Met ingang van 2024 wordt, na de indiening van de voorlopige rekeningen van het jaar n-1 overeenkomstig artikel 245, lid 3, van het Financieel Reglement, een opwaartse aanpassing verricht van het uitgavenmaximum voor vastleggingskredieten van subrubriek 2b en van het maximum voor betalingskredieten voor het lopende jaar.
1.  Met ingang van 2024 wordt, na de indiening van de voorlopige rekeningen van het jaar n-1 overeenkomstig artikel 245, lid 3, van het Financieel Reglement, een opwaartse aanpassing verricht van het uitgavenmaximum voor vastleggingskredieten van subrubriek 2b en van het maximum voor betalingskredieten voor het lopende jaar.
2.  Deze jaarlijkse aanpassing gebeurt in de volgende orden van grootte:
2.  Deze jaarlijkse aanpassing gebeurt in de volgende orden van grootte:
a)  voor de jaren 2024, 2025 en 2026 ten belope van een bedrag dat gelijk is aan de ontvangsten die in de in lid 1 bedoelde voorlopige rekeningen zijn geboekt en uit de in artikel 2, lid 1, punten e), f) en g), van het eigenmiddelenbesluit vastgestelde middelen voortvloeien;
a)  voor de jaren 2024, 2025 en 2026 ten belope van een bedrag dat gelijk is aan de ontvangsten die in de in lid 1 bedoelde voorlopige rekeningen zijn geboekt en uit de in artikel 2, lid 1, punten e), f) en g), van het eigenmiddelenbesluit vastgestelde middelen voortvloeien;
b)  voor het jaar 2027 ten belope van een bedrag dat gelijk is aan de ontvangsten die in de in lid 1 bedoelde voorlopige rekeningen zijn geboekt en uit de in artikel 2, lid 1, punten e), f) en g), van het eigenmiddelenbesluit vastgestelde middelen voortvloeien, verminderd met een vast bedrag van 8 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
b)  voor het jaar 2027 ten belope van een bedrag dat gelijk is aan de ontvangsten die in de in lid 1 bedoelde voorlopige rekeningen zijn geboekt en uit de in artikel 2, lid 1, punten e), f) en g), van het eigenmiddelenbesluit vastgestelde middelen voortvloeien, verminderd met een vast bedrag van 2 800 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
De in de eerste alinea bedoelde jaarlijkse aanpassingen zijn niet hoger dan 15 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018) per jaar voor de jaren 2024 tot en met 2027.
De in de eerste alinea bedoelde jaarlijkse aanpassingen zijn niet hoger dan 15 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018) per jaar voor de jaren 2024 tot en met 2027.
3.  De Commissie deelt het Europees Parlement en de Raad de resultaten van de in lid 2 bedoelde jaarlijkse aanpassingen mee binnen vijftien dagen na de indiening van de voorlopige rekeningen voor het jaar n-1 overeenkomstig artikel 245, lid 3, van het Financieel Reglement.”;
3.  De Commissie deelt het Europees Parlement en de Raad de resultaten van de in lid 2 bedoelde jaarlijkse aanpassingen mee binnen vijftien dagen na de indiening van de voorlopige rekeningen voor het jaar n-1 overeenkomstig artikel 245, lid 3, van het Financieel Reglement.
Artikel 4 ter
Specifieke jaarlijkse aanpassing op basis van koolstofprijsschommelingen
1.  Vanaf 2025 vindt een jaarlijkse opwaartse aanpassing van het uitgavenmaximum voor de vastleggingskredieten van rubriek 3 “Natuurlijke hulpbronnen en milieu” en van het maximum voor betalingskredieten voor het lopende jaar plaats indien de in jaar n-1 berekende gemiddelde koolstofprijs hoger is dan de oorspronkelijke aanname.
2.  De in lid 1 van dit artikel bedoelde jaarlijkse opwaartse aanpassing is gelijk aan het bedrag dat wordt berekend door de jaarlijkse toewijzing die voortvloeit uit de in artikel 9 van Verordening (EU) [XXX] van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een sociaal klimaatfonds vastgestelde financiële middelen te vermenigvuldigen met het percentage waarmee de gemiddelde koolstofprijs, berekend in jaar n-1, de oorspronkelijke aanname overschreed.”;
Wijziging 5
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 3
(3)  In artikel 11, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:
(3)  In artikel 11, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:
“De in artikel 4 bis, lid 1, en in artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde bedragen voor de opwaartse aanpassingen vormen een aanvulling op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maximumbedragen.”;
“De in artikel 4 bis, lid 1, artikel 4 ter en in artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde bedragen voor de opwaartse aanpassingen vormen een aanvulling op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maximumbedragen.”;
Wijziging 6
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – lid 4
(4)  Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
(4)  Bijlage I wordt vervangen door:

“BIJLAGE I

MEERJARIG FINANCIEEL KADER (EU-27)

(miljoen EUR – prijzen van 2018)

VASTLEGGINGSKREDIETEN

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal 2021-2027

1.  Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

19 712

 

19 133

18 633

18 518

18 646

18 473

133 326

2.  Cohesie, veerkracht en waarden

49 741

51 920

52 194

53 954

55 182

56 787

58 809

378 587

2a.  Economische, sociale en territoriale samenhang

45 411

45 951

46 493

47 130

47 770

48 414

49 066

330 235

2b.  Veerkracht en waarden

4 330

5 969

5 701

6 824

7 412

8 373

9 743

48 352

3.  Natuurlijke hulpbronnen en milieu

55 242

52 214

51 489

[50 617]

[51 895]

[58 064]

[56 947]

[376 468]

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen

38 040

37 544

37 604

36 983

36 373

35 772

35 183

257 499

4.  Migratie en grensbeheer

2 324

2 947

3 164

3 282

3 672

3 682

3 736

22 807

5.  Veiligheid en defensie

1 700

1 725

1 737

1 754

1 928

2 078

2 263

13 185

6.  Nabuurschap en internationaal beleid

15 309

15 522

14 789

14 056

13 323

12 592

12 828

98 419

7.  Europees openbaar bestuur

10 021

10 215

10 342

10 454

10 554

10 673

10 843

73 102

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

7 742

7 878

7 945

7 997

8 025

8 077

8 188

55 852

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

154 049

154 754

152 848

[152 750]

[155 072]

[162 522]

[163 899]

[1 095 894]

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

156 557

156 322

149 936

[149 936]

[152 112]

[159 068]

[158 722]

[1 082 652]

";

7.  is bereid onderhandelingen aan te gaan om het voorstel van de Commissie te verbeteren;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
(2) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

Laatst bijgewerkt op: 18 januari 2023Juridische mededeling - Privacybeleid