Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2022 over de tenuitvoerlegging van de geactualiseerde nieuwe industriestrategie voor Europa: afstemming van de uitgaven op het beleid (2022/2008(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 9, 151, 152, artikel 153, leden 1 en 2, en artikel 173, dat betrekking heeft op het industriebeleid van de EU en onder meer verwijst naar het concurrentievermogen van de industrie van de Unie,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 5, lid 3, en Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),
– gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020, getiteld “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020)0067),
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020, getiteld “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” (COM(2020)0102),
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020, getiteld “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” (COM(2020)0103),
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2020, getiteld “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie – Voor een schoner en concurrerender Europa” (COM(2020)0098),
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 juli 2020, getiteld “Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa” (COM(2020)0301),
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 mei 2021, getiteld “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” (COM(2021)0350),
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 juli 2021, getiteld “Fit for 55”: het EU-klimaatstreefdoel voor 2030 bereiken op weg naar klimaatneutraliteit” (COM(2021)0550),
– gezien het op 19 januari 2022 door het Europees Economisch en Sociaal Comité uitgebrachte advies, getiteld “Industriële ecosystemen, strategische autonomie en welzijn”,
– gezien het op 2 december 2021 door het Europees Comité van de Regio’s uitgebrachte advies, getiteld “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa”(1),,
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 5 mei 2021, getiteld “Annual Single Market Report 2021” (Jaarverslag over de eengemaakte markt 2021) (SWD(2021)0351),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 5 mei 2021, getiteld “Strategic dependencies and capacities” (Strategische afhankelijkheden en capaciteiten) (SWD(2021)0352),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 5 mei 2021, getiteld “Towards competitive and clean European steel” (Voor een concurrerende en schone Europese staalsector) (SWD(2021)0353),
– gezien het door de groep op hoog niveau voor energie-intensieve industrieën van de Commissie in 2019 opgemaakte verslag over een masterplan voor de transformatie van energie-intensieve sectoren in de EU met het oog op een concurrerende klimaatneutrale circulaire economie in 2050,
– gezien het door het Internationaal Energieagentschap (IEA) in 2021 opgemaakte rapport, getiteld “Net Zero by 2050: A Roadmap for the Global Energy Sector” (Nuluitstoot tegen 2050: een routekaart voor de mondiale energiesector),
– gezien de conclusies van de Raad van 21 november 2018, getiteld “Een toekomstige strategie voor het industriebeleid van de EU”,
– gezien de conclusies van de Raad van 27 mei 2019, getiteld “Een strategie voor het industriebeleid van de EU: een visie voor 2030”,
– gezien de conclusies van de Raad van 16 november 2020 over een herstel dat de overgang naar een meer dynamische, veerkrachtige en concurrerende Europese industrie bevordert,
– gezien de conclusies van de Raad van 17 december 2020 over de weg naar een circulair en groen herstel,
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal(2),
– gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden(3),
– gezien zijn resolutie van 25 november 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa(4),
– gezien zijn resolutie van 16 december 2020 over een nieuwe strategie voor Europese kmo’s(5),
– gezien zijn resolutie van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie(6),
– gezien zijn resolutie van 19 mei 2021 over een Europese waterstofstrategie(7),
– gezien zijn resolutie van 19 mei 2021 over een Europese strategie inzake geïntegreerde energiesystemen(8),
– gezien zijn resolutie van 24 november 2021 over een Europese strategie voor kritieke grondstoffen(9),
– gezien de overeenkomst die op de 21e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP21) op 12 december 2015 in Parijs is aangenomen (de Overeenkomst van Parijs),
– gezien de mededeling van de Commissie van 30 september 2020, getiteld “Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie” (COM(2020)0628),
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 november 2020, getiteld “Farmaceutische strategie voor Europa” (COM(2020)0761),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 januari 2022, getiteld “Opstelling van een Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium” (COM(2022)0027),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 8 april 2019, getiteld “Technology Infrastructures” (SWD(2019)0158),
– gezien zijn resolutie van 13 december 2016 over een coherent EU-beleid voor de culturele en creatieve sector(10),
– gezien Aanbeveling (EU) 2021/1749 van de Commissie van 28 september 2021 over “energie-efficiëntie eerst”: van beginselen tot praktijk – Richtsnoeren en voorbeelden voor de toepassing ervan in de besluitvorming in de energiesector en daarbuiten,
– gezien het verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering van de VN van 4 april 2022, getiteld “Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change” (Klimaatverandering 2022: mitigatie van klimaatverandering),
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A9-0214/2022),
A. overwegende dat het cruciaal is dat de industrie in staat wordt gesteld om de dubbele transitie uit te voeren, dat zij in het kader daarvan hoogwaardige banen schept en dat haar concurrentievermogen en capaciteit om schone producten, diensten en productieprocessen te ontwikkelen en voort te brengen, worden gewaarborgd;
B. overwegende dat de industriestrategie tevens tot doel moet hebben om de interne markt te versterken en technologische doorbraken te bevorderen teneinde ervoor te zorgen dat de EU wereldleider wordt in groene en digitale technologieën;
C. overwegende dat industriële en productieprocessen de ruggengraat van de EU-arbeidsmarkt vormen en het scheppen van hoogwaardige banen moeten bevorderen;
D. overwegende dat het van vitaal belang is dat de strategische autonomie wordt vergroot en de afhankelijkheid van de EU van kritieke materialen, producten, energie, productiecapaciteit en technologieën wordt verminderd, gelet op de veranderende geopolitieke wereld, terwijl de economie zo open als mogelijk en zo gesloten als noodzakelijk wordt gehouden;
E. overwegende dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne eens te meer aantoont dat de EU voor haar energievoorziening zeer afhankelijk is van derde landen; overwegende dat EU de focus van haar industrie- en energiebeleid moet verleggen teneinde haar energiebronnen zo snel mogelijk te diversifiëren, door de energiebesparingen en energie-efficiëntiemaatregelen op te voeren en door hernieuwbare energiebronnen op grote schaal in te voeren en veel sterker in te zetten op een benadering op basis van de circulaire economie in alle industrietakken waarbij wordt uitgegaan van veerkrachtige en duurzame toeleveringsketens;
F. overwegende dat een hoge mate aan onafhankelijkheid voor de energievoorziening van een land als Rusland en hoge energieprijzen schadelijk kunnen zijn voor de productiecapaciteit van Europese bedrijven; overwegende dat de beschikbaarheid van materialen en onderdelen alsook van productiecapaciteit in Europa van het allerhoogste belang is om te voorkomen dat de EU haar energieafhankelijkheid verruilt voor een grotere afhankelijkheid van de aanvoer van zeldzame aardmineralen, andere kritieke metalen, uitrusting of productiecapaciteit;
G. overwegende dat de EU beschikt over wereldwijd toonaangevende onderzoeksinstellingen, ondernemingen en geschoolde mensen en een wereldleider zou kunnen worden op het gebied van industriële innovatie;
H. overwegende dat de Commissie na vaststelling van de strategische afhankelijkheden in de gevoeligste industriële ecosystemen, heeft aangekondigd dat zij concrete (economische en regelgevende) maatregelen op systeemniveau zal voorstellen om deze afhankelijkheden te verminderen, onder meer door productie en investeringen in Europa te stimuleren;
I. overwegende dat de EU iets moet doen aan de veerkracht van de toeleveringsketens en tegelijkertijd een aantrekkelijk, innovatief en hoogstaand productie- en voorzieningsecosysteem moet scheppen, in aansluiting op de doelstellingen van Europa voor onderzoek en ontwikkeling (O&O), innovatie, klimaat en milieu;
J. overwegende dat de CO2-uitstoot in de industriële sector sinds 1990 met 35 % is gedaald, en dat een deel van deze daling toe te schrijven is aan de verplaatsing van vestigingen;
K. overwegende dat het geschatte economische potentieel van de vermindering van het eindverbruik van energie tegen 2030, in vergelijking met business as usual, 23,5 % bedraagt voor de Europese industrie(11);
L. overwegende dat de Commissie heeft erkend dat meer economische sectoren, zoals de gezondheidszorg, de agrovoedingssector, de mijnbouw en grondstofwinningsindustrie en de digitaletechnologiesector, cruciaal zijn voor de verwezenlijking van strategische autonomie van de EU;
M. overwegende dat de Commissie in de nieuwe geactualiseerde industriestrategie heeft erkend dat niet-duurzaam marktbeleid, onder meer op het gebied van overheidsopdrachten, kan leiden tot marktconsolidatie;
1. is ingenomen met de actualisering van de industriestrategie; benadrukt dat de Green Deal gepaard moet gaan met een ambitieus industriebeleid – dat ervoor zorgt dat de Europese industrie vooroploopt bij de totstandbrenging van een klimaatneutrale en duurzame economie, en dat synergieën worden gecreëerd tussen ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en start-ups – en een ambitieus O&O-beleid en een kmo-vriendelijk kader, teneinde een echte duurzame en transformatieve groeistrategie te zijn, afhankelijkheden te verminderen en een gelijk speelveld voor de Europese industrie tijdens de dubbele transitie te handhaven; beklemtoont dat dit des te dringender is geworden vanwege de aanhoudende klimaat- en energiecrisis en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; beklemtoont in dit opzicht dat gerichte steunmaatregelen nodig zijn voor kwetsbare klanten in de industriële context, met name voor kwetsbare kmo’s en micro-ondernemingen, die sterk te lijden hebben gehad onder de gevolgen van de COVID-19-pandemie;
2. verzoekt de Commissie en de lidstaten bij de huidige en toekomstige initiatieven en doelstellingen rekening te houden met de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voor de Europese industrie en haar capaciteiten, en een holistische aanpak te hanteren bij het tot stand brengen van stimulansen ter ondersteuning van strategische industriële sectoren en hun toeleveringsketens, die te kampen hebben met een sterke stijging van de kosten van energie, vervoer en grondstoffen; erkent dat er tal van maatregelen zijn die deze effecten kunnen helpen verminderen en waarmee tegelijkertijd de broeikasgasemissies en de luchtverontreiniging kunnen worden teruggedrongen;
3. benadrukt dat een goed werkende Europese interne markt een belangrijke troef is voor de versterking van de industriële veerkracht, de aantrekkelijkheid van Europa als bestemming voor investeringen en het concurrentievermogen van de EU alsmede voor de bevordering van de dubbele transitie als basis voor nieuwe groei in industriële sectoren;
4. beklemtoont dat de EU niet afhankelijk mag zijn van derde landen voor producten, energie, productiecapaciteit en technologieën die essentieel zijn voor onze economie en onze samenleving van de toekomst; benadrukt dat de EU opnieuw een sterke positie moet innemen in cruciale mondiale waardeketens en de levering van kritieke grondstoffen in tijden van crisis moet veiligstellen, mede door meer gebruik te maken van circulaire bedrijfsmodellen; benadrukt de voordelen die kortere toeleveringsketens hebben voor de veerkracht van onze economie en voor de verwezenlijking van de klimaatambities van de EU;
5. wijst op het belang van internationale samenwerking, gelijkwaardig partnerschap en open, eerlijke wereldhandel voor de Europese economie en merkt op dat de veerkracht van de Europese industrie en de onafhankelijkheid met name gebaat zijn bij diversificatie van de toeleveringsketens door middel van ambitieuze handelsbeleidsmaatregelen, waaronder strategische handels- en investeringsovereenkomsten;
6. verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk duidelijke en wetenschappelijk onderbouwde transitietrajecten voor het industriële ecosysteem voor te stellen, onder meer door in kaart te brengen wat nodig is voor een succesvolle transitie op het gebied van infrastructuur, technologieën en vaardigheden; roept de Commissie ertoe op te waken over samenhang, coördinatie en synergieën tussen alle initiatieven, doelstellingen, financiering en regelgevingsinstrumenten die de industrie tijdens de transities zullen schragen; wijst erop dat de transitietrajecten, de stappenplannen voor industriële technologie en de strategische onderzoeks- en innovatieagenda’s van de Europese partnerschappen in het kader van Horizon Europa op elkaar moeten worden afgestemd; dringt aan op jaarlijkse controles van en verslagen over het concurrentievermogen, de technologische vooruitgang, de inzetbaarheid en de veerkracht van onze industriële ecosystemen en de vooruitgang die is geboekt bij de transitietrajecten van individuele sectoren, met inbegrip van de mate waarin deze in overeenstemming zijn met de klimaatdoelstellingen van de EU, zodat de instrumenten indien nodig snel kunnen worden aangepast; beklemtoont dat alle belanghebbenden in de waardeketen, inclusief het maatschappelijk middenveld, de academische gemeenschap, consumentenorganisaties, vakbonden en de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, op transparante wijze moeten worden betrokken bij het proces van de transitietrajecten, waarbij een constante, wetenschappelijk onderbouwde monitoring van de vorderingen moet worden gewaarborgd;
7. vraagt de Commissie een strategie te presenteren waarbij de nadruk ligt op de transitie van de meest energie-intensieve industrieën waardoor zij hun concurrentievermogen kunnen behouden en die tezelfdertijd bijdragen aan een grotere strategische autonomie van de EU, aangezien deze industrieën vaak van strategisch belang zijn;
8. wijst erop dat het concurrentievermogen van de Europese industrie in grote mate afhankelijk is van haar vermogen tot innovatie; merkt op dat de EU op het gebied van uitgaven voor O&O, uitgedrukt als percentage van het bbp, overtroefd wordt door andere economische mogendheden; wijst nogmaals op het belang van een ambitieus investeringsniveau in O&O om de concurrentiepositie van de EU in de wereld te verbeteren; betreurt het dat de overgrote meerderheid van de lidstaten nog steeds niet erin is geslaagd om de doelstelling van 3 % van het bbp aan investeringen in O&O te halen; vraagt de Commissie de inspanningen van de lidstaten te coördineren door nog meer in te zetten op aanscherping van de investeringsdoelstellingen voor O&O op nationaal niveau, met name voor nationale publieke en private financiering van innovatie en onderzoek in de industrie, om een verschuiving teweeg te brengen naar door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek op gebieden waarop de technologische paraatheid beperkt is, teneinde de kennis die ten grondslag ligt aan industriële innovatie in Europa op peil te houden en de kwaliteit daarvan te verbeteren; benadrukt in dit opzicht de rol die is weggelegd voor partnerschappen voor open wetenschap; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat investeringen in O&O ook gericht zijn op de deelname van micro-ondernemingen;
9. wijst erop dat in de werkprogramma’s in het kader van Horizon Europa en de publiek-private partnerschappen rekening moet worden gehouden met de nieuwe omstandigheden die voortvloeien uit de Russische inval in Oekraïne, met name wat betreft de clusters 4 en 5 over digitalisering, industrie en ruimte respectievelijk klimaat, energie en mobiliteit, en dat de nadruk moet worden gelegd op op de industrie georiënteerde O&O op het gebied van de vervanging van fossiele brandstoffen en de vermindering van de afhankelijkheid van de EU-industrie van ingevoerde energie;
10. roept de Commissie ertoe op om inzake sleuteltechnologieën de investeringskloof met mondiale concurrenten te helpen dichten; is in dit verband ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een Europese chipverordening en met de oprichting van de Europese alliantie voor industriële gegevens, edge en cloud; verzoekt de Commissie de vertraagde werkzaamheden van de Europese industriële alliantie voor processors en halfgeleidertechnologieën snel op te pakken; verzoekt de Commissie deze initiatieven spoedig uit te breiden tot andere RDI-instrumenten en tot sleuteltechnologieën als accu’s, artificiële intelligentie, cyberbeveiliging, automatisering en robotica, biotechnologie, edge computing, fotonica en kwantumcomputing en -technologie;
11. is ingenomen met de inspanningen van de Commissie op het gebied van het Europese ecosysteem voor halfgeleiders, waaronder een verhoging van de lokale productiecapaciteit, proefproductielijnen en baanbrekende industriële inrichtingen voor geavanceerde chiptechnologie en chip- en systeemontwerp; benadrukt dat voorkomen moet worden dat de financiering in het kader van de Europese chipverordening leidt tot een afname van de financiering voor andere bestaande verwante EU-programma’s; is ingenomen met het werkdocument van de diensten van de Commissie bij de Europese chipverordening (SWD(2022)0147); verzoekt de Commissie echter met een beoordeling van de effecten, waaronder de milieueffecten, te komen, alsmede met een alomvattende analyse van de toekomstige behoefte aan chips, het concurrentievoordeel ten aanzien van verschillende manieren om chips te produceren en de mogelijkheden om dat in Europa te doen;
12. wijst erop dat de bestaande strategische onderzoeks- en innovatieagenda van de gemeenschappelijke onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” volledig moet worden uitgevoerd aangezien deze agenda van vitaal belang is voor de strategische autonomie van de Unie op het gebied van diverse sleuteltechnologieën; is van oordeel dat herbestemming van de financiering van de gemeenschappelijke onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” voor onderzoek naar met name chips hoofdzakelijk in het kader van de bestaande strategische onderzoeks- en innovatieagenda moet plaatsvinden;
13. benadrukt de noodzaak om “Made in EU” te versterken en de invoering van technologieën in het kader van Industrie 4.0 te versnellen, met name door kmo’s; roept de Commissie ertoe op het “Made in Europe”-partnerschap stevig te verankeren in het Horizon Europa-programma, door te bevorderen dat kmo’s samenwerken met universiteiten en organisaties voor onderzoek en technologie; benadrukt dat “Made in Europe” niet alleen moet staan voor kwaliteit en innovatie, maar ook voor zeer duurzame en uit maatschappelijk oogpunt eerlijke industriële producten, processen en diensten, en in de hele EU het terughalen van kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid en mogelijkheden voor productie moet bevorderen teneinde de gelijkwaardige en duurzame ontwikkeling van alle EU-regio’s te ondersteunen;
14. benadrukt het belang van het in het kader van de industriestrategie opgerichte Industrieforum en merkt op dat van de vijf tot stand gebrachte taskforces, één taskforce rechtstreeks betrekking heeft op de eengemaakte markt en zich richt op het analyseren van de horizontale aspecten ervan en het wegnemen van belemmeringen, en weer een andere taskforce specifiek gericht is op geavanceerde productiemethoden als horizontale ontsluitende technologie voor een uiteenlopende reeks ecosystemen;
15. benadrukt het belang van de ambitie van nulvervuiling van de Unie en van een volledig geïntegreerde circulaire economie voor de totstandbrenging van een efficiënte, koolstofvrije industrie; verzoekt de Commissie te analyseren hoe producten kunnen worden gerecycled en weer in de productcyclus kunnen worden verwerkt; verzoekt de Commissie bij financieringsmogelijkheden en openbare aanbestedingen bijzondere aandacht te schenken aan projecten van innovatieve bedrijven die vooroplopen op het gebied van de circulaire economie en aan de noodzaak om de ontwikkeling van leidende markten te stimuleren; is van mening dat afvalpreventie en vermindering van het verbruik van energie en grondstoffen uit afval, evenals recycling in een gesloten kringloop in hele industrietakken, onontbeerlijk zijn voor een circulaire economie; benadrukt voorts hoe belangrijk normen, aankoopmandaten, quota en inherente duurzaamheid en repareerbaarheid zijn voor recycling en hergebruik van belangrijke (kritieke) grondstoffen alsook voor een beter gebruik en een langere levensduur van producten;
16. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om richtsnoeren aan te reiken met betrekking tot overheidsopdrachten en met haar inspanningen om te zorgen voor wederkerigheid bij de toegang tot overheidsopdrachten; benadrukt dat overheidsopdrachten een essentieel instrument zijn voor nationale en economische veiligheid, industriebeleid, maatschappelijke en ecologische duurzaamheid, en voor het ondersteunen van het gebruik van en de vraag naar duurzame producten en diensten; benadrukt dat mechanismen voor overheidsopdrachten de transformatie van de Europese industrie verder moeten ondersteunen door de productie van eco-innovatieve, kosteneffectieve en duurzame goederen en diensten te bevorderen en de vraag naar secundaire grondstoffen te vergroten die voortvloeit uit de invoering van circulaire productieprocessen; verzoekt de Commissie in dit verband de regels inzake overheidsopdrachten en mededinging waar nodig te herzien, en tegelijkertijd een correcte werking van de interne markt te waarborgen; herinnert aan het belang van door de Commissie ontwikkelde richtsnoeren met aanwijzingen over de manier waarop lidstaten prestatiedoelstellingen en kwaliteitscriteria, alsmede het criterium van economisch voordeligste inschrijving, moeten opnemen in de gegunde opdrachten; verzoekt de Commissie de toegang voor kmo’s te vrijwaren en te voorkomen dat gunningscriteria worden gehanteerd die eisen of kwalificaties bevatten die verder gaan dan de essentiële elementen van de aangeschafte diensten of goederen, zodat kmo’s een eerlijke kans hebben om mee te dingen op de omvangrijke markt voor overheidsopdrachten; roept op tot de grootst mogelijke waakzaamheid met betrekking tot de overname van kritieke infrastructuur door niet-Europese actoren;
17. wijst op de rol die duurzame praktijken in verband met overheidsopdrachten spelen bij het voorkomen van geneesmiddelentekorten doordat zij de voorzieningszekerheid waarborgen en investeringen in de productie veiligstellen; verzoekt de Commissie met klem de lidstaten te ondersteunen door specifieke EU-voorschriften te ontwikkelen voor de aankoop van geneesmiddelen, binnen het kader van de huidige richtlijn overheidsopdrachten, teneinde de duurzaamheid op lange termijn, de mededinging, de voorzieningszekerheid en investeringen in de productie te bevorderen;
18. verzoekt de Commissie de gezamenlijke aanbestedingen te beoordelen die in gang zijn gezet tijdens de COVID-19-uitbraak, deze te vergelijken met de aankoopovereenkomst en de daaruit getrokken lering te gebruiken om dit instrument te verbeteren door verstoringen op de interne markt te voorkomen;
19. beklemtoont hoe belangrijk het is om onderwijs, bijscholing en omscholing op te nemen in de transitietrajecten als belangrijke instrumenten voor de transformatie van de EU-industrie en in de inspanningen om de productiviteit te verhogen, met inachtneming van de behoeften op de arbeidsmarkt van de regio’s die een proces van economische revitalisering ondergaan, teneinde te voorkomen dat deze regio’s afglijden in armoede; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op samen met de sociale partners, in het bijzonder regionale industriële clusters, een strategie te ontwikkelen voor beroepsonderwijs en partnerschappen tussen het bedrijfsleven en het onderwijs, vaardigheden te stimuleren en de toepassing van marktklare innovaties door kmo’s te bevorderen, en kmo’s te stimuleren om hun personeel op te leiden en hun vaardigheden uit te breiden, met name op het terrein van digitale vaardigheden; benadrukt dat de samenwerking tussen O&O en de industrie versterking behoeft, met name in de vorm van de overdracht van technologie naar kmo’s; benadrukt dat bevordering van gendergelijkheid, gendermainstreaming, gelijke kansen, arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en vrouwelijk ondernemerschap moet worden gegarandeerd;
20. benadrukt het belang van een proactief onderwijs- en opleidingsbeleid ter bevordering van de aanwerving en het behoud van talent in de EU; verzoekt de Commissie en de lidstaten onderzoekers en leraren van wereldklasse in de EU te ondersteunen om het voortouw te nemen met de onderwijs-, onderzoeks-, ontwikkelings- en opleidingsagenda voor de arbeidskrachten van de toekomst en om de samenwerking tussen onderwijs en opleiding, onderzoek en het bedrijfsleven te versterken;
21. benadrukt dat de lidstaten het pact voor vaardigheden en andere initiatieven van de Unie moeten uitvoeren waarmee wordt gestreefd naar het creëren van mogelijkheden voor bij- en omscholing voor de beroepsbevolking, teneinde ervoor te zorgen dat mensen over de vereiste vaardigheden voor professionele diversificatie beschikken, arbeids- en vaardighedenkloven te dichten en de bij- en omscholing van werknemers en werklozen te versnellen, met name van werknemers die in het kader van de transitie het kwetsbaarst zijn; wijst op de noodzaak om initiatieven uit te voeren die tot doel hebben de Europese onderzoeksruimte, de Europese onderwijsruimte en de Europese innovatie-ecosystemen te versterken teneinde een sterke Europese interne markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen;
22. wijst op de bijzondere kwetsbaarheid van lager opgeleide werknemers; benadrukt de relevantie van het Fonds voor een rechtvaardige transitie in dit opzicht, ondanks de beperkte reikwijdte ervan;
23. wijst er met klem op dat kmo’s en start-ups een centrale rol spelen in de industriële ecosystemen van de EU, met name bij de digitalisering van de EU, en een cruciale bron van duurzame en maatschappelijk verantwoorde bedrijfsmodellen en productinnovatie vormen; benadruk dat zij betere toegang moeten krijgen tot financiering op nationaal en EU-niveau, in het bijzonder in traditionele sectoren die nog maar beperkt gedigitaliseerd zijn; betreurt de financieringskloof voor ondernemers als gevolg van gender, seksuele gerichtheid of afkomst; wijst op de taak die is weggelegd voor de Europese innovatieraad om een Europees ecosysteem voor start-ups en investeringen te bevorderen dat gunstiger is voor de ontwikkeling van innovaties op het gebied van deep tech, waarbij tegenover grote risico’s ook hoge beloningen staan;
24. is van mening dat de initiatieven voor het digitale decennium zullen bijdragen aan de digitale transformatie van bedrijven, met name kmo’s, die nog steeds achterblijven bij grote bedrijven op het gebied van digitale vaardigheden en de digitalisering van hun bedrijfsvoering;
25. wijst erop dat de bestaande belemmeringen op de interne markt voor de groei van kmo’s en start-ups in Europa moeten worden aangepakt en dat het wettelijke en regelgevende kader moet worden verbeterd en bijgevolg kmo-vriendelijk beleid moet worden ingevoerd;
26. benadrukt dat het regelgevingskader, met inachtneming van economische, ecologische, gender- en maatschappelijke aspecten, moet worden gemoderniseerd en toekomstbestendig moet worden gemaakt om stabiele en voorspelbare regelgeving te garanderen, aangezien dat innovatie, investeringen en de goedkeuring van innovatieve producten en diensten bevordert, de transformatie naar een broeikasgasneutrale economie mogelijk maakt en een sterke concurrentiepositie en hoogwaardige werkgelegenheid in de EU waarborgt; verzoekt de Commissie na afronding van een effectbeoordeling routekaarten, met bindende kwantitatieve en kwalitatieve streefcijfers, op te nemen in de transitietrajecten en onnodige administratieve lasten voor Europese bedrijven, met name kmo’s, te verminderen; wijst op het belang van het “one in, one out”-beginsel;
27. onderstreept dat de onnodige administratieve lasten voor bedrijven moeten worden verminderd, met name voor kmo’s en start-ups, maar dat hierbij wel de hoogste normen voor consumenten, werknemers en gezondheids- en milieubescherming moeten worden gehandhaafd; benadrukt dat Europa op een keerpunt staat als gevolg van de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne en de gevolgen van de COVID-19-pandemie; verzoekt de Commissie te beoordelen of nieuwe wetgevingsvoorstellen zouden resulteren in onnodige regelgevings- of administratieve lasten voor bedrijven;
28. herinnert aan de rol die de overheid speelt om een bedrijfsvriendelijk economisch klimaat te waarborgen en de onnodige administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen alsmede te zorgen voor de hoogste normen op het gebied van transparantie en de veiligheid van werknemers; is van mening dat e-overheidsinstrumenten, beleid voor digitale innovatie en de verbetering van digitale vaardigheden moeten worden bevorderd in de publieke sector en bij de werknemers ervan;
29. benadrukt de nationale en regionale dimensie van het industriebeleid en de rol van regionale strategieën voor slimme specialisatie, met name voor de werkgelegenheid en economische en industriële ontwikkeling op het hele grondgebied van de lidstaten; dringt in dit verband aan op een analyse van de waarde van strategieën voor slimme specialisatie als platform voor toekomstige maatregelen op regionaal niveau; benadrukt dat het belangrijk is dat alle lokale belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en van gemeenschappen, op transparante wijze deelnemen aan de voorbereiding en de uitvoering van de regionale strategieën voor slimme specialisatie; roept de Commissie ertoe op instrumenten te vermelden waarmee het gebruik van “Made in EU” op regionaal niveau kan worden bevorderd;
30. verzoekt de Commissie voort te bouwen op regionale ecosystemen die hun eigen slimme specialisatie omarmen, regionale verschillen helpen overbruggen en overheidsdiensten, instellingen voor hoger onderwijs, wetenschappers, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven betrekken bij het bundelen van hun kennis en het co-creëren van inhoud, context en leerervaringen;
31. hamert erop dat sociale rechtvaardigheid bij de industriële transitie moet worden gewaarborgd en dat er passende maatregelen moeten worden uitgewerkt om de herindustrialisering van regio’s in transitie te ondersteunen door middel van strategische interregionale investeringsprojecten en saneringsplannen voor kwetsbare regio’s, met name landelijke en afgelegen gebieden;
32. beklemtoont dat het noodzakelijk is ons Europese energiebeleid grondig te heroverwegen naar aanleiding van Ruslands gewelddadige inval in Oekraïne; pleit voor een aanzienlijke vermindering van de energieafhankelijkheid van de EU, met name de afhankelijkheid van gas, olie, steenkool en splijtstof uit Rusland; verzoekt de Commissie en de lidstaten de productiecapaciteit van duurzame, betaalbare, veilige en overvloedige hernieuwbare energie en (als overgangsoplossing) koolstofarme energie snel te verhogen en meer maatregelen voor energiebesparing en -efficiëntie te treffen; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van energiebronnen op een meer doeltreffende wijze te steunen om aan de groeiende vraag naar elektriciteit te voldoen en te zorgen voor een betere coördinatie van de planning en financiering van de nodige infrastructuur, met name die voor elektriciteit, energie, intelligente netten, waterstof, CO2 en verwarming/koeling;
33. benadrukt dat een stabiele energievoorziening noodzakelijk is voor de goede werking van het Europese industriële ecosysteem; waarschuwt voor de negatieve gevolgen die een energiekrimp zou hebben voor het productieapparaat; onderstreept in dit verband dat er behoefte is aan een coördinatiesysteem om stelselmatig de beschikbaarheid van gas te monitoren in tijden van crisis teneinde gemeenschappelijke Europese strategieën uit te werken om de crisis aan te pakken;
34. wijst erop dat verwarmings- en koelprocessen een van de belangrijkste vormen van energieverbruik in de industriële sector blijven; beklemtoont dat een snellere vermindering van de broeikasgasemissies in de industrie gebaat is bij een volledige benutting van de potentiële energie-efficiëntie in industriële verwarmings- en koelingsprocessen; benadrukt dat beter gebruikgemaakt moet worden van onvermijdelijke restwarmte en -koude alsmede industriële clusters en kruisbestuivingen die een aanzienlijk potentieel voor synergieën en energiebesparingen bieden in tal van sectoren, waaronder textiel, chemie, levensmiddelenverwerking en machinerie;
35. dringt er bij de Commissie op aan meer werk te maken van het benutten van het potentieel van de circulaire bio-economie, waarbij duurzame en hernieuwbare hulpbronnen worden aangewend om concurrerende en veerkrachtige industrieën op lange termijn te bevorderen; wijst er in dit opzicht op dat het gebruik van uit biomassa afkomstige afvalstoffen kan dienen als vervanging voor fossiele brandstoffen en het tegelijkertijd mogelijk maakt de CO2-voetafdruk te verkleinen; dringt er daarom bij de EU en de nationale en lokale overheden op aan om een dergelijke circulaire benadering in al het beleid aan te moedigen;
36. verlangt van de Commissie en de lidstaten dat zij de tijd die nodig is om vergunningen af te geven, aanzienlijk inkorten en versnelde vergunningsprocedures invoeren voor infrastructuur die de industrie ondersteunt bij de transitie naar een klimaatneutrale circulaire economie, zonder af te doen aan de transparantie, rechtmatigheid en wettelijkheid van de bestaande procedures; benadrukt in dit verband de noodzaak van de aanleg van een waterstofhoofdketen in Europa voor de uitbreiding van de interconnecties op ons continent en voor een grootscheepse uitrol van energiezuinige technologie, zoals de aanleg van zeer efficiënte lokale installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling, in het bijzonder voor kmo’s;
37. wijst nogmaals op de noodzaak van een stimulerend kader om duurzame mobiliteit te ontwikkelen en de sectorkoppeling te ondersteunen;
38. verzoekt de lidstaten en de Commissie op intelligente en selectieve wijze vaart te zetten achter de tenuitvoerlegging van alle RDI-, infrastructuur- en digitale programma’s en instrumenten van de EU, waaronder belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang om marktfalen aan te pakken, en achter industriële allianties alsmede technologische infrastructuur om nieuwe technologische oplossingen te beproeven, te valideren en op te schalen, met name diegene die de voor de dubbele transitie nodige innovatieve baanbrekende technologieën ontwikkelen, in het bijzonder degene die verband houden met energieproductie, brandstoffen en sleuteltechnologieën, en voor de totstandbrenging van een efficiënte circulaire economie, zoals schoon staal, schone luchtvaart, e-brandstoffen, schone meststoffen en elektrisch kraken;
39. benadrukt dat een snelle evaluatie van aanvragen voor belangrijk projecten van gemeenschappelijk Europees belang door de Commissie essentieel is voor de veerkracht van de Europese industrie; verzoekt de Commissie duidelijke, doeltreffende, eenvoudige en alomvattende richtsnoeren op te stellen inzake belangrijk projecten van gemeenschappelijk Europees belang; geeft nogmaals aan hoe belangrijk het is dat de risico’s van de financiering worden verminderd, onder meer door middel van InvestEU of het Innovatiefonds, iets wat essentieel is voor de versterking van de productiecapaciteit van de EU in strategische sleutelsectoren, zoals de zonne-energiesector, waardoor Europa weer een stevige maakindustrie kan opbouwen;
40. wijst op de veelbelovende koolstofcontracten ter verrekening van verschillen (CCD’s) als essentieel instrument om emissiereducties in gang te zetten en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in de industrie te verminderen; acht deze met name van belang voor moeilijk koolstofvrij te maken sectoren, de opschaling van technologieën en hun verspreiding binnen sectoren; beklemtoont dat CCD’s evenredig moeten zijn, moeten voldoen aan de EU-wetgeving en de WTO-regels, en niet mogen leiden tot onnodige verstoringen van de interne markt van de EU;
41. is ingenomen met de analyse die de Commissie heeft gemaakt over strategische afhankelijkheden en vermogens in overeenstemming met de doelstelling van strategische autonomie; verzoekt de Commissie om de analyses en de routekaarten inzake industriële technologie zo spoedig mogelijk af te ronden en maatregelen voor te stellen om de afhankelijkheid met betrekking tot de geïdentificeerde kritieke producten, onder meer door middel van recycling en acties voor hulpbronnenefficiëntie, en benodigdheden, onder meer via maatregelen ten aanzien van energieleveranciers, te verminderen; wijst erop dat het van groot belang is dat de gemeenschappelijke markt van de EU zonder onderbrekingen toegang heeft tot essentiële medische uitrusting en apparatuur, zoals duidelijk bleek uit de tekorten aan het begin van de COVID-19-pandemie; benadrukt de noodzaak van een strategie op basis van een verdere diepgaande analyse van wederzijdse afhankelijkheden zodat de slagvaardigheid van de EU in kritieke waardeketens en de productie kan worden verbeterd, onder voortzetting van het streven naar multilateralisme en vrijhandel;
42. vraagt de Commissie een holistische benadering van de waardeketens te hanteren bij de analyse van strategische afhankelijkheden in de 14 kritieke industriële ecosystemen die zij heeft vastgesteld in haar jaarverslag over de eengemaakte markt van 2021; beveelt aan deze diepgaande analyses uit te breiden tot alle als strategisch aangemerkte sectoren; vraagt de Commissie rekening te houden met de effecten van door niet-EU-landen tegen EU-industrieën getroffen extraterritoriale maatregelen, met name in de vorm van uitvoercontroles; wijst erop dat de geactualiseerde nieuwe industriestrategie Europese hulpbronnen en technologische capaciteit als uitgangspunt moet nemen om te voorkomen dat er nieuwe afhankelijkheden en kwetsbaarheden ontstaan;
43. beklemtoont dat recycling een vitale rol moet spelen bij het vergroten van de voorraad grondstoffen en secundaire materialen, en de EU daarmee minder afhankelijk moet maken van de invoer uit niet-EU-landen; verzoekt de Commissie maatregelen ter beperking van de stijging van de vraag naar primaire grondstoffen te blijven steunen, zoals bevordering van de circulaire economie en ondersteuning van O&I ten behoeve van materiaalvervanging, waaronder opneming van duurzame voorraden in handelsovereenkomsten, en door middel van strategische partnerschappen voor grondstoffen;
44. verzoekt de Commissie het actieterrein van het waarnemingscentrum voor kritieke technologieën uit te breiden tot het permanent monitoren, evalueren en rapporteren van weerbaarheidsindicatoren voor EU-industrieën, zoals wederzijdse afhankelijkheden in belangrijke technologieën, productiecapaciteit, een systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor tekorten, strategische afhankelijkheden en buitenlandse subsidies in strategische sectoren;
45. verzoekt de Commissie en de lidstaten ad-hocstimulansen in het leven te roepen voor investeringen in de productie van essentiële goederen, zoals essentiële geneesmiddelen, om de beoogde open strategische autonomie te verwezenlijken, alsmede voor productietechnologie, om wat voor crises dan ook, waaronder oorlog, te ondervangen en de veerkracht van de toeleveringsketens op lange termijn te waarborgen;
46. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de in de farmaceutische strategie voor de EU voorgestelde maatregelen voor de EU een rol als innovator op het gebied van O&O waarborgen en daarnaast het concurrentievermogen, betrouwbare en betaalbare voorraden en toegang tot moderne geneesmiddelen garanderen en innovatie en investeringen in O&O stimuleren; merkt op dat het aantrekken van een sterke op onderzoek gebaseerde farmaceutische industrie naar de EU ook goed is voor de veerkracht van de EU; benadrukt dat het noodzakelijk is specifieke investeringen in O&I, de productie van geneesmiddelen en werkzame bestanddelen in de EU en het behoud van dynamische, op onderzoek gebaseerde productiefaciliteiten op haar grondgebied te ondersteunen;
47. is ernstig bezorgd over het feit dat er op de eengemaakte markt en met name in strategische sectoren, zoals de energievoorziening die nodig is om de onafhankelijkheid en de energiezekerheid van de Unie te waarborgen, sprake is van oneerlijke concurrentie, investeringen en overnames door met staatsmiddelen gefinancierde ondernemingen van buiten de EU; verzoekt de Commissie deze inmenging te analyseren om een gelijk speelveld te waarborgen, met name voor kmo’s, passende en rechtsgeldige maatregelen uit te werken om inmenging te voorkomen en tegelijkertijd in algemene termen te garanderen dat het solide kader van het EU-mededingingsbeleid niet wordt ondermijnd en dat eerlijke concurrentie wordt bevorderd tussen ondernemingen van buiten en van binnen de EU die activiteiten ontplooien op de eengemaakte EU-markt;
48. is ingenomen met de voorstellen van de Commissie die erop gericht zijn gelijke concurrentievoorwaarden voor zowel Europese als niet-Europese bedrijven tot stand te brengen; beklemtoont dat het concurrentievermogen van de Europese bedrijven op het gebied van export behouden moet blijven in het kader van deze voorstellen;
49. dringt er bij de Commissie op aan met het oog op de volgende herziening het toepassingsgebied en de definities van het kader voor directe buitenlandse investeringen te verbreden om rekening te kunnen houden met de impact van buitenlandse subsidies op de economische veiligheid in de EU en met de gevolgen van de overdracht van technologie, in strategische sectoren, door EU-ondernemingen naar derde landen;
50. verzoekt de Commissie de overdracht van milieutechnologieën aan ontwikkelingslanden te bevorderen teneinde de groene transitie op wereldschaal te vergemakkelijken;
51. is bezorgd over de groeiende afhankelijkheid ten aanzien van niet-EU-producenten met betrekking tot beveiligingsapparatuur die wordt gebruikt in vitale en gevoelige delen van onze samenleving, zoals grens- en cyberbeveiliging en defensie; benadrukt dat veiligheidstechnologie en -uitrusting als strategische sector moeten worden aangemerkt; dringt aan op een actieplan om deze EU-industrie een impuls te geven, onder meer door middel van aangepaste regels voor overheidsopdrachten;
52. wijst op de conclusies van het verslag van de Europese Rekenkamer over vertragingen bij de uitrol van 5G-netwerken en de risico’s die verbonden zijn aan verkopers van buiten de EU(12); verzoekt de Commissie een gecoördineerde uitrol van 5G in de EU te stimuleren en afhankelijkheden en interferentierisico’s bij 5G- en 6G-communicatietechnologie te verminderen door gecoördineerde steun die Europese marktdeelnemers in staat stelt om de onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit ten behoeve van 6G-systemen te vergroten en leidende markten voor 5G-infrastructuur te ontsluiten als basis voor de digitale en de groene transformatie; verzoekt de Commissie te zorgen voor een passend concurrentievermogen op het gebied van 5G-technologie en tegelijkertijd te waken over de veiligheid van 5G-netwerken;
53. beklemtoont dat de culturele en creatieve sector centraal staat binnen de beweging Nieuw Europees Bauhaus, dat een cruciaal initiatief zal zijn; merkt op dat de culturele en creatieve sector een drijvende kracht is achter innovatie en ontwikkeling in Europa; verzoekt de Commissie een alomvattend, samenhangend en langlopend industriebeleidskader uit te werken voor de culturele en creatieve sector;
54. is ingenomen met het voorstel van de Commissie inzake een datawet en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk initiatief voor Europese dataruimten; benadrukt het belang van interoperabele, concurrerende en Europabrede dataruimten voor diverse industrietakken, waaronder de ontwikkeling van artificiële intelligentie, mobiliteit, milieu, gezondheid en slimme productie; benadrukt dat een gedifferentieerde aanpak geboden is waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van elke sector; is van mening dat de leidende rol van ondernemingen van buiten de EU/Europese Economische Ruimte bij EU-initiatieven voor dataruimten afbreuk kan doen aan de doelstelling om de technologische soevereiniteit van de EU te versterken; benadrukt het belang van de data-economie en verzoekt de Commissie alle datagerelateerde initiatieven te versnellen en de totstandbrenging te bevorderen van een Europees ecosysteem van dataruimten op basis van betrouwbaarheid, concurrentievermogen en interoperabiliteit, en de totstandbrenging van gemeenschappelijke Europese infrastructuren ter vergemakkelijking van het gebruik en de uitwisseling van data tussen de industriële sectoren te stimuleren, de data-, cloud- en edge-ecosystemen te versterken en de investeringen in de hogesnelheidscommunicatie-infrastructuur op te schroeven; beklemtoont in dit opzicht het belang van rechtszekerheid, een aspect dat cruciaal is voor het innovatievermogen van bedrijven in de EU;
55. benadrukt dat de veerkracht van communicatienetwerken en de veiligheid van dataruimten moeten worden gewaarborgd, en dat een snelle invoering van glasvezelnetwerken, die kunnen zorgen voor meerdere trajecten en weerbaarheid tegen fysieke en cyberaanvallen, derhalve moet worden bevorderd;
56. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat voor de digitale transitie gebruik wordt gemaakt van ultramoderne methoden en beste praktijken om broeikasgasemissies en rekenkundige complexiteiten te verminderen en de energie-efficiëntie en de gegevensefficiëntie van de systemen te vergroten terwijl die in productief gebruik zijn; beklemtoont in dit opzicht dat bij de digitale transitie milieuduurzaamheidsbeoordelingen moeten worden verricht, onder meer met betrekking tot het energiegebruik, gedurende de hele levenscyclus van producten en systemen;
57. verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om te voorkomen dat aangemelde EU-instanties die door een EU-land zijn aangewezen om de conformiteit van bepaalde producten te beoordelen voordat zij in de handel worden gebracht, in handen zijn van niet-EU-ingezetenen;
58. is ingenomen met het initiatief van de Commissie voor een Europese normalisatiestrategie ter ondersteuning van de digitale transformatie en de groene transitie, en deelt haar ambitie om een meer proactieve benadering te volgen ten aanzien van de vaststelling van een strategie voor normen, ook op internationaal niveau, met belangrijke handelspartners;
59. merkt op dat strategische autonomie alleen kan worden verwezenlijkt als de EU haar defensievermogens ontwikkelt; benadrukt dat het van belang is beleidslijnen te verstrekken en ambitieuze overheidsprogramma’s te ontwikkelen ter ondersteuning en bevordering van investeringen in de ruimtevaart- en de defensie-industrie; is van mening dat het van het allergrootste belang is een betrouwbare, bescheiden en doelmatige Europese markt voor defensiematerieel in stelling te brengen met een hoge mate van technologische soevereiniteit;
60. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 02/2022: “Energie-efficiëntie bij bedrijven. Enige energiebesparing, maar tekortkomingen in de planning en projectselectie” https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR22_02/SR_Energy-effic-enterpr_NL.pdf
Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 03/2022: “Uitrol van 5G in de EU: vertragingen bij de invoering van netwerken, waarbij beveiligingskwesties nog niet zijn opgelost”, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2022.