Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijnen 2001/20/EG en 2001/83/EG wat betreft afwijkingen van bepaalde verplichtingen met betrekking tot bepaalde geneesmiddelen voor menselijk gebruik die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta verkrijgbaar worden gesteld (COM(2021)0997 – C9-0475/2021 – 2021/0431(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2021)0997),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0475/2021),
— gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 24 februari 2022(1),
– na raadpleging van het Comité van Regio's,
– gezien de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 30 maart 2022 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,
– gezien de artikelen 59 en 163 van zijn Reglement,
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. neemt kennis van de verklaring van de Commissie die als bijlage bij deze resolutie is gevoegd;
3. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 april 2022 met het oog op de vaststelling van Richtlijn (EU) 2022/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijnen 2001/20/EG en 2001/83/EG wat betreft afwijkingen van bepaalde verplichtingen met betrekking tot bepaalde geneesmiddelen voor menselijk gebruik die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta verkrijgbaar worden gesteld
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Richtlijn (EU) 2022/642.)
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
Verklaring van de Commissie over de levering van geneesmiddelen aan Ierland, Cyprus, en Malta
De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie heeft bijzondere uitdagingen met zich meegebracht voor de lidstaten (Ierland, Cyprus en Malta) die gedurende vele jaren geneesmiddelen uit of via delen van het Verenigd Koninkrijk geleverd hebben gekregen.
De Commissie erkent de vooruitgang die Ierland, Cyprus en Malta en industriële exploitanten hebben geboekt bij het doorvoeren van de veranderingen die nodig zijn om de doorlopende levering van geneesmiddelen na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU te vergemakkelijken.
Om de leveringszekerheid van geneesmiddelen op lange termijn veilig te stellen, benadrukt de Commissie dat alle betrokken partijen meer moeite moeten doen om de aanpassing van de toeleveringsketens aan de situatie na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk te bevorderen.
De Commissie zet zich ten volle in om Ierland, Cyprus en Malta te begeleiden bij hun inspanningen om de tijdelijke afwijkingen waarin Verordening (EU) 2022/641(2) en Richtlijn (EU) 2022/642(3) voorzien, binnen drie jaar geleidelijk af te schaffen.
Overeenkomstig het recht van de Unie en met volledige inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten op het gebied van geneesmiddelen voor menselijk gebruik zal de Commissie daartoe de ontwikkelingen in de betrokken lidstaten voortdurend volgen en zal zij de bevoegde autoriteiten van Ierland, Cyprus en Malta nauw bijstaan bij hun inspanningen om de afhankelijkheid van hun binnenlandse markten van de levering van geneesmiddelen uit of via andere delen van het Verenigd Koninkrijk dan Noord-Ierland te verminderen.
De Commissie zal de bevoegde autoriteiten van Ierland, Cyprus en Malta verzoeken haar regelmatig informatie over deze inspanningen te verstrekken.
Rekening houdend met deze informatie brengt de Commissie binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/641 en Richtlijn (EU) 2022/642 schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de in Ierland, Cyprus en Malta geboekte vooruitgang bij de volledige uitfasering van de afwijkingen en over de maatregelen van de Commissie om de bevoegde autoriteiten van die lidstaten wat dat betreft nauw te begeleiden.
De Commissie zal de betrokken industriële exploitanten die nog steeds veranderingen in hun toeleveringsketens moeten doorvoeren, eraan herinneren dat zij dringend de nodige aanpassingen moeten doorvoeren om de toegang tot geneesmiddelen op de kleinere markten te waarborgen. In dit verband zal de Commissie toezicht houden op de vorderingen van exploitanten die betrokken zijn bij de levering van geneesmiddelen in deze lidstaten wat betreft hun vermogen om te voldoen aan de vereisten van het Unierecht waarvan Verordening (EU) 2022/641 en Richtlijn (EU) 2022/642 voorzien in tijdelijke afwijkingen.
De Commissie zal onmiddellijk deze noodzakelijke stappen zetten en daarnaast, zoals aangekondigd in de farmaceutische strategie voor Europa(4), tegen eind 2022 voorstellen indienen om de geneesmiddelenwetgeving van de Unie te herzien. Met deze voorstellen wordt getracht structurele oplossingen voor de langere termijn te bieden, met name voor de toegang tot geneesmiddelen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het verbeteren van de leveringszekerheid en het aanpakken van de risico’s van tekorten op de kleinere markten van de Unie.
Verordening (EU) 2022/641 van het Europees Parlement en de Raad van 12 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 536/2014 wat betreft een afwijking van bepaalde verplichtingen betreffende geneesmiddelen voor onderzoek die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta beschikbaar zijn gesteld (PB L 118 van 20.4.2022, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2022/642 van het Europees Parlement en de Raad van 12 april 2022 tot wijziging van Richtlijnen 2001/20/EG en 2001/83/EG wat betreft afwijkingen van bepaalde verplichtingen met betrekking tot bepaalde geneesmiddelen voor menselijk gebruik die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta verkrijgbaar worden gesteld (PB L 118 van 20.4.2022, blz. 4).
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 536/2014 wat betreft een afwijking van bepaalde verplichtingen betreffende geneesmiddelen voor onderzoek die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta beschikbaar zijn gesteld (COM(2021)0998 – C9-0476/2021 – 2021/0432(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2021)0998),
– gezien artikel 294, lid 2, artikel 114 en artikel 168, lid 4, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0476/2021),
— gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 24 februari 2022(1),
– na raadpleging van het Comité van Regio's,
– gezien de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 30 maart 2022 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,
– gezien de artikelen 59 en 163 van zijn Reglement,
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. neemt kennis van de verklaring van de Commissie die als bijlage bij deze resolutie is gevoegd;
3. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 april 2022 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2022/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 536/2014 wat betreft een afwijking van bepaalde verplichtingen betreffende geneesmiddelen voor onderzoek die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta beschikbaar zijn gesteld
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2022/641.)
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
Verklaring van de Commissie over de levering van geneesmiddelen aan Ierland, Cyprus, en Malta
De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie heeft bijzondere uitdagingen met zich meegebracht voor de lidstaten (Ierland, Cyprus en Malta) die gedurende vele jaren geneesmiddelen uit of via delen van het Verenigd Koninkrijk geleverd hebben gekregen.
De Commissie erkent de vooruitgang die Ierland, Cyprus en Malta en industriële exploitanten hebben geboekt bij het doorvoeren van de veranderingen die nodig zijn om de doorlopende levering van geneesmiddelen na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU te vergemakkelijken.
Om de leveringszekerheid van geneesmiddelen op lange termijn veilig te stellen, benadrukt de Commissie dat alle betrokken partijen meer moeite moeten doen om de aanpassing van de toeleveringsketens aan de situatie na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk te bevorderen.
De Commissie zet zich ten volle in om Ierland, Cyprus en Malta te begeleiden bij hun inspanningen om de tijdelijke afwijkingen waarin Verordening (EU) 2022/641(2) en Richtlijn (EU) 2022/642(3) voorzien, binnen drie jaar geleidelijk af te schaffen.
Overeenkomstig het recht van de Unie en met volledige inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten op het gebied van geneesmiddelen voor menselijk gebruik zal de Commissie daartoe de ontwikkelingen in de betrokken lidstaten voortdurend volgen en zal zij de bevoegde autoriteiten van Ierland, Cyprus en Malta nauw bijstaan bij hun inspanningen om de afhankelijkheid van hun binnenlandse markten van de levering van geneesmiddelen uit of via andere delen van het Verenigd Koninkrijk dan Noord-Ierland te verminderen.
De Commissie zal de bevoegde autoriteiten van Ierland, Cyprus en Malta verzoeken haar regelmatig informatie over deze inspanningen te verstrekken.
Rekening houdend met deze informatie brengt de Commissie binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/641 en Richtlijn (EU) 2022/642 schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de in Ierland, Cyprus en Malta geboekte vooruitgang bij de volledige uitfasering van de afwijkingen en over de maatregelen van de Commissie om de bevoegde autoriteiten van die lidstaten wat dat betreft nauw te begeleiden.
De Commissie zal de betrokken industriële exploitanten die nog steeds veranderingen in hun toeleveringsketens moeten doorvoeren, eraan herinneren dat zij dringend de nodige aanpassingen moeten doorvoeren om de toegang tot geneesmiddelen op de kleinere markten te waarborgen. In dit verband zal de Commissie toezicht houden op de vorderingen van exploitanten die betrokken zijn bij de levering van geneesmiddelen in deze lidstaten wat betreft hun vermogen om te voldoen aan de vereisten van het Unierecht waarvan Verordening (EU) 2022/641 en Richtlijn (EU) 2022/642 voorzien in tijdelijke afwijkingen.
De Commissie zal onmiddellijk deze noodzakelijke stappen zetten en daarnaast, zoals aangekondigd in de farmaceutische strategie voor Europa(4), tegen eind 2022 voorstellen indienen om de geneesmiddelenwetgeving van de Unie te herzien. Met deze voorstellen wordt getracht structurele oplossingen voor de langere termijn te bieden, met name voor de toegang tot geneesmiddelen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het verbeteren van de leveringszekerheid en het aanpakken van de risico’s van tekorten op de kleinere markten van de Unie.
Verordening (EU) 2022/641 van het Europees Parlement en de Raad van 12 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 536/2014 wat betreft een afwijking van bepaalde verplichtingen betreffende geneesmiddelen voor onderzoek die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta beschikbaar zijn gesteld (PB L 118 van 20.4.2022, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2022/642 van het Europees Parlement en de Raad van 12 april 2022 tot wijziging van Richtlijnen 2001/20/EG en 2001/83/EG wat betreft afwijkingen van bepaalde verplichtingen met betrekking tot bepaalde geneesmiddelen voor menselijk gebruik die in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en in Cyprus, Ierland en Malta verkrijgbaar worden gesteld (PB L 118 van 20.4.2022, blz. 4).
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over het voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 223/2014 wat betreft de verhoging van de voorfinanciering uit de React-EU-middelen en de vaststelling van eenheidskosten (COM(2022)0145 – C9-0127/2022 – COM(2022)0162 – C9-0136/2022 – 2022/0096(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2022)0145) en het gewijzigde voorstel (COM(2022)0162),
– gezien artikel 294, lid 2, artikel 175, derde alinea, en artikel 177 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0127/2022, C9-0136/2022),
— gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
– na raadpleging van het Comité van Regio's,
– gezien de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 6 april 2022 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,
– gezien de artikelen 59 en 163 van zijn Reglement,
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 april 2022 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2022/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 223/2014 wat betreft de verhoging van de voorfinanciering uit de React-EU-middelen en de vaststelling van eenheidskosten
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2022/613.)
Gasopslag ***I
102k
41k
Besluit van het Europees Parlement van 7 april 2022 om de zaak terug naar de bevoegde commissie te verwijzen voor interinstitutionele onderhandelingen op basis van het ongewijzigde voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (COM(2022)0135 – C9‑0126/2022 – 2022/0090(COD))(1)
Besluit aangenomen op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van zijn Reglement (C9-0126/2022).
EU-bescherming van kinderen en jongeren die vanwege de oorlog in Oekraïne op de vlucht zijn
172k
53k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over de EU-bescherming van kinderen en jongeren die vanwege de oorlog in Oekraïne op de vlucht zijn (2022/2618(RSP))
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de aanvullende protocollen daarbij,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,
– gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien Aanbeveling (EU) 2021/1004 van de Raad van 14 juni 2021 tot instelling van een Europese kindergarantie(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 24 maart 2021 getiteld “EU-strategie voor de rechten van het kind” (COM(2021)0142),
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006,
– gezien zijn resolutie van 29 april 2021 over de Europese kindergarantie(2),
– gezien het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten,
– gezien het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan(3),
– gezien de in opdracht van de VN verrichte “Global Study on Children Deprived of Liberty” van juli 2019,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties tot beperking der staatloosheid van 30 augustus 1961,
– gezien het mondiaal pact inzake vluchtelingen van de VN van 2018,
– gezien zijn resolutie van 3 mei 2018 over de bescherming van migrerende kinderen(4),
– gezien algemene aanbeveling nr. 38 van het VN-Comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen van 6 november 2020 over vrouwen- en meisjeshandel in de context van mondiale migratie,
– gezien zijn resolutie van 26 februari 2014 over seksuele uitbuiting en prostitutie en de gevolgen daarvan voor de gendergelijkheid(5),
– gezien de mededeling van de Commissie van 23 maart 2022 getiteld “De vluchtelingen voor de oorlog in Oekraïne verwelkomen: Europa klaarstomen om aan de behoeften te voldoen” (COM(2022)0131),
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de invasie van Oekraïne door de Russische Federatie en het feit dat de Oekraïense bevolking tot doelwit is gemaakt ertoe hebben geleid dat een groot aantal mensen en gezinnen Oekraïne is ontvlucht, hetgeen een enorme tol eist, met name onder kinderen en jongeren in de ruimere regio;
B. overwegende dat volgens het meest recente verslag van Unicef(6) op 25 maart 2022 sinds het begin van de oorlog meer dan 3,7 miljoen vluchtelingen uit Oekraïne waren gevlucht; overwegende dat dit getal de komende weken naar verwachting zal blijven stijgen; overwegende dat de VN ook schat dat er nu bijna 6,5 miljoen mensen zijn die sinds het begin van de oorlog in eigen land ontheemd zijn geraakt, en dat daarbovenop nog eens 12,65 miljoen mensen rechtstreeks door het conflict zijn getroffen;
C. overwegende dat volgens het meest recente verslag van Unicef(7) vrouwen en kinderen 90 % van alle vluchtelingen uit Oekraïne uitmaken; overwegende dat bijna de helft van de vluchtelingen die Oekraïne ontvluchten de schoolgaande leeftijd hebben(8); overwegende dat Unicef ook schat dat sinds het begin van het conflict meer dan 2,5 miljoen kinderen in eigen land ontheemd zijn geraakt;
D. overwegende dat de buurlanden te maken hebben met een enorme toestroom van vluchtelingen uit Oekraïne, waarbij meer dan 2,2 miljoen mensen naar Polen zijn gegaan, meer dan 579 000 naar Roemenië, meer dan 379 000 naar Moldavië, bijna 343 000 naar Hongarije en meer dan 545 000 naar andere landen (aantallen op 25 maart 2022)(9);
E. overwegende dat met dergelijke hoge aantallen, kinderen, met name wanneer zij onbegeleid zijn, een verhoogd risico lopen op geweld, misbruik en uitbuiting, en dat er een verhoogd risico bestaat dat kinderen vermist raken en ten prooi vallen aan mensenhandel, met name wanneer zij zich over landsgrenzen verplaatsen;
F. overwegende dat in Oekraïne meer dan 100 000 kinderen, waarvan de helft met een handicap, in een instelling of internaat wonen(10) en dat meer dan 90 % van deze kinderen ouders heeft; overwegende dat volgens officiële cijfers tussen 24 februari en begin maart in Oekraïne 4 311 baby’s zijn geboren, en overwegende dat er aan het begin van de crisis naar schatting 265 000 zwangere vrouwen waren, van wie er naar verwachting in de komende drie maanden ongeveer 80 000 zullen bevallen;
G. overwegende dat er volgens de Hoge Commissaris van de VN voor de Vluchtelingen (UNHCR) in 2021 in Oekraïne ten minste 35 875 staatlozen en personen met niet-vastgestelde nationaliteit waren; overwegende dat ongeveer 10-20 % van de naar schatting 400 000 Roma die in Oekraïne wonen staatloos is of het risico loopt op staatloosheid; overwegende dat 55 % van de kinderen die in Donetsk en Loehansk zijn geboren en 88 % van de kinderen die op de Krim zijn geboren, naar verluidt geen Oekraïense geboorteakte of persoonlijke documenten hebben, waardoor zij risico lopen op staatloosheid(11); overwegende dat kinderen in gedwongen migratie een groter risico lopen op staatloosheid als gevolg van problemen in verband met belemmeringen bij de geboorteregistratie in hun land van herkomst of tijdens de ontheemding en een gebrek aan erkenning van de staatloosheid van hun ouders; overwegende dat dit risico nog groter is voor onbegeleide kinderen, gezien de belemmeringen voor documentatie en registratie, waaronder het ontbreken van bewijs van familiebanden;
H. overwegende dat de Europese kindergarantie een EU-instrument is dat bedoeld is om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen en bestrijden door te garanderen dat behoeftige kinderen gratis effectieve toegang hebben tot essentiële diensten zoals voor- en vroegschoolse educatie en opvang, onderwijs- en schoolactiviteiten, gezondheidszorg en ten minste één gezonde maaltijd per schooldag, alsmede effectieve toegang voor alle behoeftige kinderen tot gezonde voeding en geschikte huisvesting; overwegende dat de doelstellingen van de kindergarantie van toepassing moeten zijn op alle kinderen in de Unie;
I. overwegende dat de kinderen van migranten en vluchtelingen vaak tussen de mazen van nationale wetgeving vallen, waardoor kinderen aan hun lot worden overgelaten, hetgeen hun sociale ontwikkelingsachterstand kan verergeren en kan leiden tot een onzeker bestaan en tot een groter risico om gemarginaliseerd, mishandeld en misbruikt te worden;
J. overwegende dat kinderen die met beperkte middelen en in onzekere gezinssituaties opgroeien, een hoger risico op armoede en sociale uitsluiting lopen met ingrijpende gevolgen voor hun ontwikkeling en latere leven als volwassene, waardoor een vicieuze cirkel van intergenerationele armoede in stand wordt gehouden; overwegende dat armoede en sociale uitsluiting het best kunnen worden aangepakt door middel van een alomvattend beleid dat specifieke maatregelen omvat, maar een breed toepassingsgebied heeft doordat het niet alleen gericht is op kinderen, maar ook de gezinnen en gemeenschappen waarvan zij deel uitmaken, en door prioriteit te geven aan investeringen in de creatie van nieuwe kansen en oplossingen; overwegende dat alle onderdelen van de samenleving bij het oplossen van deze problemen moeten worden betrokken – van lokale, regionale, nationale en Europese overheden tot het maatschappelijk middenveld;
K. overwegende dat kinderarmoede door internationale organisaties is aangemerkt als zowel een mogelijke oorzaak als een gevolg van schendingen van de rechten van het kind, gezien de gevolgen die het heeft voor het vermogen van kinderen om hun rechten uit te oefenen en aangezien het niet-eerbiedigen van die rechten in armoede resulteert;
L. overwegende dat tot op heden 378 instellingen voor middelbaar en hoger onderwijs in Oekraïne zijn vernietigd door Russische beschietingen(12);
M. overwegende dat de integratie van kinderen en jongeren in zorg- en onderwijsstelsels een prioriteit moet blijven voor de EU en haar lidstaten;
N. overwegende dat er in de context van het conflict ernstige schendingen ten aanzien van kinderen plaatsvinden, waaronder van kinderen die in hechtenis zitten; overwegende dat de gevolgen van het gewapende conflict voor kinderen op korte, middellange en lange termijn op doeltreffende en alomvattende wijze moeten worden aangepakt door gebruik te maken van de verscheidenheid aan instrumenten waarover de EU beschikking heeft, waaronder nieuwe en verbeterde richtsnoeren van de EU inzake kinderen en gewapende conflicten;
O. overwegende dat meisjes in het bijzonder gevaar lopen tijdens de humanitaire en ontheemdingscrisis, aangezien zij nog steeds onevenredig vaak het slachtoffer zijn van discriminatie op grond van gendernormen en gendergeweld;
P. overwegende dat in Moldavië kinderen de helft uitmaken van het aantal vluchtelingen dat Oekraïne is ontvlucht;
1. is ingenomen met de bekendmaking van de mededeling van de Commissie van 23 maart 2022 getiteld “De vluchtelingen voor de oorlog in Oekraïne verwelkomen: Europa klaarstomen om aan de behoeften te voldoen”, de operationele richtsnoeren voor de uitvoering van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad(13) en het 10-puntenplan voor een sterkere Europese coördinatie bij de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne;
2. herinnert eraan dat de EU en alle lidstaten het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd en derhalve verplicht zijn de daarin vastgelegde rechten te eerbiedigen, te beschermen en na te leven; benadrukt dat in overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind het belang van het kind altijd voorop moet staan bij alle beslissingen die kinderen aangaan;
3. verzoekt de lidstaten om elk kind dat op de vlucht is in de eerste plaats als kind te beschouwen, ongeacht de sociale of etnische achtergrond, gender, seksuele gerichtheid, vermogens, nationaliteit of migratiestatus van het kind;
4. dringt aan op de totstandbrenging van veilige doorgangen en humanitaire corridors voor kinderen die het conflict ontvluchten, zowel onbegeleide kinderen als kinderen in gezinnen, en op het verlenen van de dringende hulp die nodig is voor kinderen die in eigen land ontheemd zijn, gestrand zijn in of niet in staat zijn omsingelde gebieden te verlaten;
5. herinnert aan het belang van de EU-strategie voor de rechten van het kind, de kindergarantie, de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel, de EU-strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030, alsook alle bestaande rechtsinstrumenten van de EU, waaronder de richtlijn tijdelijke bescherming(14), bij de ondersteuning van de lidstaten om hen te helpen zich te richten op de specifieke behoeften van kinderen die de oorlog ontvluchten;
6. benadrukt dat het belangrijk is met volledige inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming informatie tussen de lidstaten uit te wisselen, en dat registratie van de ene lidstaat door een andere wordt erkend;
7. benadrukt dat elk kind het recht heeft te worden beschermd tegen geweld, uitbuiting en misbruik en dat de EU-lidstaten moeten zorgen voor preventieve maatregelen, met name ten behoeve van kinderen die het risico lopen slachtoffer te worden van mensenhandel en ontvoering, alsook voor hulp aan kinderen die aan geweld en trauma zijn blootgesteld; herinnert eraan dat kinderen in gezinsomgevingen over het algemeen veiliger zijn en beter worden verzorgd, en roept daarom op tot meer steun voor gezinnen en pogingen tot gezinshereniging; herinnert eraan dat er in ieder geval altijd een beoordeling van het belang van het kind moet plaatsvinden; dringt er bovendien op aan dat er hulp wordt geboden aan de overlevenden van gendergeweld;
8. verzoekt de Commissie buurlanden te helpen bij het opzetten van adequate en veilige kindvriendelijke ruimten met kinderbeschermingsfunctionarissen onmiddellijk na de grens, zoals de Blue Dot-hubs die worden opgezet door Unicef en de UNHCR;
9. beveelt ten zeerste aan dat kinderbeschermingsfunctionarissen en andere kritieke diensten aan de grens aanwezig en beschikbaar zijn om de kwetsbaarheden van deze kinderen te kunnen vaststellen, met name door de nationaliteit van het kind, de staatloosheid of het risico op staatloosheid bij aankomst correct vast te stellen en te registreren, en hen door te verwijzen naar de juiste diensten, waaronder psychosociale ondersteuning, gezondheidszorg voor moeders, bescherming tegen gendergeweld, opsporing van familieleden en steun voor gezinshereniging, en om te zorgen voor een juiste overdracht aan de nationale kinderbeschermingsstelsels zodat kinderen volledige toegang krijgen tot alle basisdiensten en tot passende zorg overeenkomstig internationale normen voor kinderbescherming;
10. dringt er bij alle partijen op aan nauw samen te werken met de Oekraïense autoriteiten om de evacuatie van kinderen in instellingen en kinderen die medische zorg nodig hebben, te bespoedigen en ervoor te zorgen dat zij worden overgebracht naar een passende zorgomgeving binnen een gemeenschap of gezin in de lidstaten zodat zij de juiste zorg kunnen ontvangen;
11. benadrukt dat evacuaties altijd moeten worden uitgevoerd met inachtneming van bijzondere maatregelen die rekening houden met de belangen van het kind, en dat hun ouders of verzorgers toestemming moeten verlenen;
12. benadrukt het belang van de invoering van een EU-strategie om de humanitaire actie ter plaatse op te voeren om gezinnen en kinderen te redden, met name kwetsbare kinderen, met inbegrip van kinderen uit kansarme sociaaleconomische milieus, kinderen in instellingen en in de pleegzorg, in ziekenhuizen, alsook kinderen met een handicap, wezen en onbegeleide kinderen, met name in gevechtsgebieden;
13. uit zijn bezorgdheid over berichten dat er nog steeds jongeren worden vastgehouden in detentiecentra voor immigratie in Oekraïne, die als gevolg van de vijandelijkheden een verhoogd risico lopen; verzoekt de Commissie samen te werken met de Oekraïense autoriteiten om de vrijlating mogelijk te maken van jonge migranten en asielzoekers die in detentiecentra voor immigratie in Oekraïne worden vastgehouden, en hun veilige evacuatie te faciliteren;
14. is ingenomen met de aankondiging van de Commissie over de oprichting van het solidariteitsplatform voor de uitwisseling van informatie over de opvangcapaciteit van de lidstaten en het aantal mensen dat tijdelijke bescherming geniet op hun grondgebied;
15. onderstreept het belang van nauwe samenwerking met de Oekraïense autoriteiten en de relevante internationale en niet-gouvernementele organisaties bij de registratie en identificatie van kinderen uit institutionele zorg in Oekraïne die de EU binnenkomen, teneinde kinderhandel, illegale adoptie en andere mogelijke misbruiken te voorkomen, met volledige inachtneming van de EU-normen inzake gegevensbescherming; benadrukt dat het belangrijk is het welzijn en de verblijfplaats van deze kinderen na hun aankomst in de EU te monitoren;
16. dringt erop aan dat onbegeleide en van hun familie gescheiden kinderen en kinderen uit instellingen in Oekraïne onmiddellijk worden opgenomen in de monitoringsystemen van de diensten voor sociale en kinderbescherming in de lidstaten van opvang, teneinde gezinshereniging te vergemakkelijken wanneer dit in de toekomst in hun belang is, en toezicht te houden op de zorgverlening om hun veiligheid en bescherming te waarborgen;
17. benadrukt het belang van het verzamelen van uitgesplitste gegevens in overeenstemming met de EU-normen inzake gegevensbescherming om kwetsbare groepen uit Oekraïne te identificeren, met inbegrip van, maar niet beperkt tot: kinderen in instellingen, kinderen met een handicap, kinderen uit Romagemeenschappen, kinderen zonder papieren en andere niet-Oekraïense kinderen, staatloze kinderen en kinderen die het risico lopen staatloos te worden, teneinde de behoeften van bepaalde groepen in kaart te brengen en te helpen bij het opsporen en herenigen van onbegeleide kinderen, vrouwen en slachtoffers van mensenhandel;
18. neemt kennis van het EU-registratieplatform, dat tot doel heeft de lidstaten in staat te stellen informatie uit te wisselen om ervoor te zorgen dat personen die tijdelijke of adequate bescherming genieten op grond van de nationale wetgeving, daadwerkelijk gebruik kunnen maken van hun rechten in alle lidstaten, terwijl mogelijk misbruik wordt beperkt;
19. dringt er bij de naburige lidstaten op aan kinderen kindvriendelijke informatie te verstrekken, in een taal die zij begrijpen, over hun situatie, rechten en het mogelijke risico op mensenhandel en andere vormen van uitbuiting; benadrukt dat aan volwassenen verstrekte informatie speciale rubrieken over kinderhandel moet bevatten om verzorgers te waarschuwen en makkelijker ondersteuning op maat te kunnen bieden;
Opvangvoorzieningen en kwetsbare kinderen
20. benadrukt dat kinderen het recht en een aangeboren behoefte hebben om dicht bij hun ouders of een permanente verzorger te zijn; benadrukt hoe belangrijk het is dat broers en zussen niet van elkaar worden gescheiden en dat het daarom belangrijk is onbegeleide kinderen op te vangen op plekken in gezinnen en gemeenschappen, zodat alle kinderen niet in instellingen maar in gezinnen en gemeenschappen kunnen opgroeien, waardoor onnodige scheiding van familieleden wordt voorkomen; benadrukt dat in het geval van onbegeleide kinderen voorrang moet worden gegeven aan pleegzorg of andere zorg binnen een gemeenschap, en dat kinderen, wanneer dit niet mogelijk is, gescheiden van volwassenen moeten worden opgevangen;
21. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat er snel een voogd wordt aangesteld voor alle onbegeleide kinderen bij aankomst in hun eerste land, ongeacht hun nationaliteit of immigratiestatus, en dat alle door de voogd verstrekte informatie op een kindvriendelijke manier wordt overgebracht; is in dit verband van mening dat de aangrenzende lidstaten ten volle gebruik moeten maken van het bestaande Europees netwerk van voogdijinstellingen en beveelt ten zeerste aan om, wanneer er geen voogden beschikbaar zijn in een gastland, een tijdelijke voogd aan te wijzen in de grenscontext, teneinde te zorgen voor een correcte overdracht van verantwoordelijkheden aan de nationale kinderbeschermingsstelsels;
22. dringt erop aan financiering beschikbaar te stellen voor de verstrekking van essentiële en levensreddende diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid (SRG) en onmiddellijke diensten voor overlevenden van gendergeweld, in overeenstemming met het Minimum Initial Service Package (MISP), met het oog op het voorkomen en beheersen van de gevolgen van seksueel geweld, het terugdringen van hiv-overdracht, het voorkomen van bovenmatige ziekte- en sterftecijfers bij moeders en pasgeborenen, en het plannen van alomvattende diensten op het gebied van reproductieve gezondheid; dringt erop aan dat grensoverschrijdende toegang tot SRG-zorg en/of waar nodig het doorreizen naar andere EU-lidstaten onmiddellijk gefaciliteerd worden, om ernstige beperkingen in transit-lidstaten en lidstaten waar vluchtelingen worden opgenomen, te ondervangen en ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten toegang hebben tot alomvattende SRG-diensten en hygiëneproducten;
23. benadrukt het belang van de lokale gemeenschappen en gemeenten alsook maatschappelijke organisaties in de frontlinie van de opvang, huisvesting en het regelen van toegang tot onderwijs voor kinderen en jongeren; verzoekt derhalve de Commissie om hun sneller toegang tot bestaande EU-fondsen te geven;
24. prijst en erkent de essentiële rol van het maatschappelijk middenveld bij de opvang, huisvesting, verlening van humanitaire bijstand en juridische bijstand en sociale inclusie voor kinderen en jongeren die de oorlog ontvluchten; herinnert eraan dat de autoriteiten voor het organiseren van de opvang en bescherming van kinderen die Oekraïne ontvluchten niet enkel op burgers en maatschappelijke organisaties kunnen steunen; benadrukt het belang van toezicht door de autoriteiten van de lidstaten op de opvang van onbegeleide kinderen;
25. verzoekt de Commissie de stelsels voor kinderbescherming in de gastlanden te helpen versterken met het oog op betere psychologische ondersteuning en toegang tot basisvoorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg voor kinderen die Oekraïne ontvluchten, op voet van gelijkheid met andere kinderen in de gastlanden, en om verplaatsingsmechanismen op te zetten die voorrang geven aan gezinshereniging en de verplaatsing van kwetsbare kinderen en anderen, om zodoende de druk op de buurlanden te verminderen;
26. benadrukt dat de gezondheidszorgstelsels van de gastlanden moeten worden ondersteund om de continuïteit van de zorg voor kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten te waarborgen, met name door het verstrekken van essentiële geneesmiddelen, zoals voor patiënten met hiv, kanker en zeldzame ziekten; verzoekt de lidstaten hun inspanningen te coördineren met Unicef en de Wereldgezondheidsorganisatie om te zorgen voor vaccinatie tegen basisziekten voor kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten, waaronder polio, mazelen en COVID-19;
27. herinnert eraan dat de EU en alle lidstaten het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd en derhalve verplicht zijn de daarin vastgelegde rechten te eerbiedigen, te beschermen en na te leven; dringt er bij de lidstaten op aan specifieke maatregelen te nemen om adequaat tegemoet te komen aan de behoeften van kinderen met een handicap, met inbegrip van adequate voorzieningen en permanente zorg door gescreende verzorgers;
28. benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat rekening wordt gehouden met de behoeften van lhbtiq+-kinderen en jongeren, met name door te voorzien in veilige en passende opvang- of zorgvoorzieningen en door ervoor te zorgen dat er geen sprake is van discriminatie aan grensposten; wijst op de specifieke problemen waarmee transvrouwen en regenbooggezinnen zich geconfronteerd zien wanneer zij zich over landsgrenzen verplaatsen; benadrukt dat kinderen van partners van hetzelfde geslacht het risico lopen van een of beide ouders te worden gescheiden; verzoekt de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn tijdelijke bescherming rekening te houden met feitelijke partnerschappen en gezinnen;
29. is ingenomen met het initiatief van de Commissie om met betrekking tot vluchtelingen en ontheemde personen uit de aan Oekraïne grenzende lidstaten een solidariteitsmechanisme op te zetten voor de overplaatsing van patiënten binnen de EU, met inbegrip van kinderen en jongeren die onmiddellijk een levensreddende ingreep en behandeling nodig hebben;
30. verzoekt de lidstaten het bestaande Europese meldpunt voor vermiste kinderen (116 000) en de Europese hulplijn die gratis psychologische bijstand biedt aan kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten (116 111), te versterken; pleit voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten in het kader van het meldpunt 116 000, en benadrukt dat het grensoverschrijdend handelen gericht op het identificeren en opsporen van vermiste kinderen moet worden versterkt;
Gezinshereniging
31. dringt er bij de lidstaten op aan dat alle dossiers van kinderen die Oekraïne zijn ontvlucht en tijdelijk onder hun hoede zijn, behandeld moeten worden met als uiteindelijk doel het vergemakkelijken van gezinshereniging, onder meer door ervoor te zorgen dat de autoriteiten regelmatig en met volledige inachtneming van de EU-normen inzake gegevensbescherming de bestaande databanken controleren, met inbegrip van databanken die informatie verzamelen over vermiste kinderen; benadrukt dat wanneer fysieke hereniging niet onmiddellijk mogelijk is, het contact moet worden onderhouden of zo spoedig mogelijk moet worden hersteld, ook met broers en zussen of familieleden in ruime zin; is van mening dat deze maatregelen sterke beschermings- en rapportagemechanismen moeten omvatten, met inbegrip van doorverwijzing naar dienstverlening en doorverwijzingen en inlichtingen in relatie tot nationale systemen voor het beheer van kinderbeschermingsdossiers;
32. verzoekt de lidstaten kinderadopties stop te zetten om te voorkomen dat kinderen langer of permanent, tegen het belang van het kind in, van hun ouders en familie gescheiden raken;
Verplaatsing
33. dringt erop aan verplaatsingsmechanismen te bevorderen, met inbegrip van veilig, snel en gecoördineerd vervoer tussen de lidstaten voor kinderen en hun gezinnen die reeds aanwezig zijn in naburige lidstaten, met name voor onbegeleide kinderen en kinderen met een handicap, die specifieke zorg behoeven, in nauwe samenwerking met de Oekraïense autoriteiten en Oekraïense consulaire diensten in de EU, waar dat nodig is om gezondheidsredenen;
34. verzoekt de Commissie naburige lidstaten te helpen bij het uitvoeren van individuele beoordelingen inzake het belang van het kind en, indien het kind begeleid wordt door een volwassene, of dat nu een gezinslid, familielid of particuliere sponsor betreft, ervoor te zorgen dat er een adequaat systeem is voor het screenen van gastgezinnen met het oog op de veiligheid van het kind, en ervoor te zorgen dat het kind op een veilige manier wordt overgebracht naar zijn gastgezin;
Integratie
35. verzoekt de lidstaten te zorgen voor een gecoördineerde aanpak bij de programmering en uitvoering van EU-fondsen en ervoor te zorgen dat EU-financiering een snelle en directe respons biedt aan dienstverleners die in de zwaarst getroffen landen ondersteuning leveren, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en internationale organisaties; verzoekt de lidstaten bovendien de uitvoering van dergelijke maatregelen te versnellen en alle mogelijke nationale middelen, aangevuld met EU-fondsen zoals het Europees Sociaal Fonds Plus, herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU), de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, InvestEU, Erasmus+, het Fonds voor asiel, migratie en integratie en EU4Health, in te zetten om ervoor te zorgen dat vluchtelingen op sociaal-economisch vlak kunnen integreren, gelijke toegang hebben tot hoogwaardige banen, onderwijs, opleiding en zorg, en beschermd worden tegen kinderarmoede en sociale uitsluiting; herinnert eraan dat de lidstaten in hun nationale plannen voor herstel en veerkracht specifieke maatregelen moeten opnemen om in kinderen en jongeren te investeren om toegang te krijgen tot het fonds, overeenkomstig de pijler NextGenerationEU van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE); verzoekt de Commissie en de Raad zo nodig extra middelen ter beschikking te stellen;
36. erkent de uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd bij de integratie van lerenden in hun onderwijs- en opleidingsstelsels; dringt er bij de lidstaten op aan lerenden van alle leeftijden snel te integreren in reguliere formele, informele en niet-formele leerstelsels, en gespecialiseerde onderwijsondersteuning te bieden aan personen met aanvullende behoeften, waaronder kinderen uit gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma, om schooluitval te beperken en segregatie in het onderwijs te voorkomen, aangezien dit leidt tot sociale uitsluiting en discriminatie; erkent dat taalbarrières een belemmering kunnen vormen voor de inschrijving en prestaties op school van kinderen die Oekraïne ontvluchten; verzoekt de Commissie daarom de nationale autoriteiten van de lidstaten te ondersteunen bij het waarborgen van gratis vertolking, speciale taalcursussen en andere speciale programma’s voor de aanwerving van Oekraïense docenten en docenten die Oekraïens en/of relevante minderheidstalen spreken;
37. erkent dat met behulp van digitale tools zeer nuttig en flexibel maatwerk kan worden geleverd om kinderen en jongeren in kwetsbare situaties tijdig continuïteit van onderwijs en aanvullende steun te bieden, en dat hierbij de normen inzake gegevensbescherming volledig in acht moeten worden genomen; verzoekt de Commissie optimaal gebruik te maken van de bestaande tools en apparatuur voor digitaal onderwijs, met name die welke in Oekraïne zijn ontwikkeld, om ervoor te zorgen dat alle kinderen hun onderwijs kunnen voortzetten; herhaalt echter dat deze een aanvulling moeten vormen op fysieke stelsels, en onderstreept het feit dat fysiek onderwijs van cruciaal belang is, met name in de huidige context waarin deze kinderen en jongeren aanvullende psychosociale ondersteuning nodig hebben; dringt erop aan dat gastlanden gecoördineerde steun krijgen met het oog op verbeterde toegang tot adequate psychologische zorgverlening door deskundigen die in staat zijn om te gaan met trauma’s in verband met oorlog; verzoekt de lidstaten in dit verband leerkrachten, opleiders en ander onderwijzend personeel dat met getraumatiseerde kinderen werkt, te ondersteunen;
38. is ingenomen met het initiatief van de Commissie om de School Education Gateway uit te breiden om de lidstaten te helpen onderling ervaringen uit te wisselen en te begrijpen wat nodig is om het onderwijs aan ontheemde kinderen voort te zetten, als een centraal punt voor de coördinatie van lesmateriaal tussen Oekraïne en de lidstaten in de taal van de lerende; benadrukt dat gebruik moet worden gemaakt van de capaciteiten van Oekraïense leraren die zich onder de vluchtelingen naar Europa bevinden;
39. benadrukt dat diploma’s, kwalificaties en leerperioden moeten worden erkend, ook voor onderwijzers en gezondheidswerkers, aangezien deze zaken voor kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten instrumenteel zijn voor een soepele integratie in hun nieuwe omgeving; dringt er bij de lidstaten op aan om, gezien de huidige omstandigheden, flexibel om te gaan met situaties waarin documentatie ontbreekt en innovatieve en pragmatische oplossingen te ontwikkelen waarbij zowel digitale als papieren opties gecombineerd worden;
40. dringt er bij de Commissie op aan nauwlettend toe te zien op de maatregelen die worden genomen om tegemoet te komen aan de educatieve en sociale behoeften van kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten, en daarbij optimaal gebruik te maken van de geaggregeerde gegevens die worden verzameld, en te zorgen voor volledige naleving van de EU-normen inzake gegevensbescherming;
41. is ingenomen met de eerste pogingen van de Commissie om het mogelijk te maken bestaande EU-financieringsprogramma’s ter ondersteuning van jongeren aan te passen, met name Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps, en dringt erop aan dat deze inspanningen worden volgehouden of opgeschaald naargelang de ontwikkelingen en zo lang als nodig is; benadrukt dat de versterkte jongerengarantie inhoudt dat alle jongeren vanaf 15 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijsstelsel hebben verlaten, een aanbod moeten krijgen voor een baan, onderwijsplaats, stage of een plaats in het leerlingstelsel; verzoekt de lidstaten voorts de versterkte jongerengarantie ten uitvoer te leggen om ervoor te zorgen dat er kwalitatief hoogwaardige banen worden aangeboden, die ook eerlijke beloning en toegang tot sociale zekerheid inhouden, waarbij misbruik van atypische arbeidsovereenkomsten wordt verboden en werkomgevingen worden afgestemd op de behoeften van personen met een handicap;
42. onderstreept de rol van sport in het integratieproces voor vluchtelingen, met name kinderen en jongeren, en verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren gemakkelijk toegang krijgen tot sportactiviteiten en -projecten die hen kunnen helpen hun geestelijk welzijn te verbeteren, trauma’s te overwinnen, zich aan te passen aan hun nieuwe omgeving en banden te smeden met de gastgemeenschappen;
43. is ingenomen met de inspanningen van sommige landen om specifieke middelen beschikbaar te stellen voor beurzen voor Oekraïense studenten, en dringt aan op gemeenschappelijke Europese inspanningen op dit gebied; benadrukt hoe belangrijk het is dat alle studenten die Oekraïne ontvluchten, met inbegrip van internationale studenten, van dergelijke middelen gebruik kunnen maken en hun opleiding kunnen voltooien, aangezien ook zij in een noodsituatie verkeren; benadrukt dat het belangrijk is alle kinderen en jongeren te ondersteunen;
44. verzoekt de Commissie en de lidstaten door te gaan met het nastreven en vaststellen van een consistente aanpak om het hoofd te bieden aan actuele en toekomstige uitdagingen die de oorlog in Oekraïne met zich meebrengt, en de lessen die worden getrokken uit de respons op deze oorlog niet te vergeten, maar er gebruik van te maken, onder meer door de richtlijn tijdelijke bescherming toe te passen en uit te voeren, zodat toegang tot bescherming voor vluchtelingen en asielzoekers ongeacht hun herkomst gewaarborgd is;
45. verzoekt de lidstaten, en met name de nationale EU-coördinatoren voor de Europese kindergarantie, te zorgen voor toegang tot gratis, doeltreffende en kwalitatief hoogwaardige diensten voor kinderen die Oekraïne ontvluchten, op voet van gelijkheid met andere kinderen in de gastlanden, overeenkomstig de aanbeveling om te zorgen voor nationale geïntegreerde maatregelen en rekening te houden met specifieke ongunstige factoren; benadrukt dat de COVID-19-crisis en de komst van vluchtelingen na de oorlog in Oekraïne de situatie van kinderen die met armoede en sociale uitsluiting worden bedreigd of van kinderen die toegang tot hoogwaardige zorg nodig hebben, kunnen verergeren; verzoekt de lidstaten en de Commissie daarom dringend de financiering van de Europese kindergarantie te verhogen met een specifiek budget van ten minste 20 miljard EUR om de armoede die kinderen en hun gezinnen treft, te bestrijden en bij te dragen aan de doelstelling dat tegen 2030 ten minste 15 miljoen minder mensen in armoede leven, waaronder ten minste 5 miljoen kinderen in alle lidstaten samen; verzoekt alle lidstaten in dit verband om meer dan het minimum van 5 % van de middelen onder gedeeld beheer van het Europees Sociaal Fonds Plus toe te wijzen aan de ondersteuning van activiteiten in het kader van de Europese kindergarantie;
46. verzoekt de lidstaten in deze context investeringen in duurzame en hoogwaardige werkgelegenheid en sociale ondersteuning voor jongeren en ouders te bevorderen, en een gericht werkgelegenheidsbeleid te voeren waarmee een fatsoenlijke levensstandaard, billijke beloning en arbeidsomstandigheden, een goed evenwicht tussen werk en privéleven, een inclusieve arbeidsmarkt en een betere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt worden gewaarborgd, met inbegrip van beroepsonderwijs- en opleiding; benadrukt dat gratis opvang voor jonge kinderen beschikbaar moet worden gesteld om het voor ouders, en met name vrouwen, gemakkelijker te maken aan de arbeidsmarkt deel te nemen, en om de sociale ontwikkeling van kinderen te ondersteunen; benadrukt de noodzaak om nauw samen te werken met nationale en Europese vakbonden om alle mensen die Oekraïne ontvluchten te ondersteunen bij de uitoefening van hun arbeids- en sociale rechten in de lidstaten;
47. verzoekt de lidstaten te zorgen voor adequate en veilige huisvesting voor alle mensen die Oekraïne ontvluchten; verzoekt de lidstaten prioriteit toe te kennen aan het verlenen van permanente huisvesting aan kinderen en hun gezinnen die het risico lopen dakloos te worden, en huisvestingsoplossingen voor kinderen die te kampen hebben met dakloosheid of ernstige uitsluiting van de woningmarkt op te nemen in hun nationale actieplannen in het kader van de kindergarantie; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle kinderen en jongeren die Oekraïne ontvluchten toegang hebben tot stromend water, sanitaire voorzieningen en voorzieningen voor persoonlijke hygiëne, zowel thuis als op school;
o o o
48. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Europese Commissie, “Fleeing Ukraine: support for education”, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/stronger-europe-world/eu-solidarity-ukraine/eu-assistance-ukraine/information-people-fleeing-war-ukraine/fleeing-ukraine-support-education_nl
Zie Unicef, “Unaccompanied and separated children fleeing escalating conflict in Ukraine must be protected”, gezamenlijke verklaring van de uitvoerend directeur van Unicef Catherine Russell en de Hoge Commissaris van de VN voor de Vluchtelingen Filippo Grandi, 7 maart 2022, en Hope and Homes for Children, “The Illusion of Protection: An Analytical Report Based on the Findings of a Comprehensive Study of the Child Protection System in Ukraine”, 2017, geraadpleegd op: http://www.openingdoors.eu/the-illusion-ofprotection-national-audit-of-the-child-protection-system-in-ukraine
Zie de briefing van het Europees Netwerk Staatloosheid, “Stateless people and people at risk of statelessness forcibly displaced from Ukraine”, 10 maart 2022, en UNHCR, “Stateless Persons”, beschikbaar op https://www.unhcr.org/ua/en/stateless-persons
Kyiv School of Economics, “Direct damage caused to Ukraine’s infrastructure during the war has already reached almost $63 billion. Global economic losses are about $543-600 billion”, online geraadpleegd op https://kse.ua/about-the-school/news/zbitki-naneseni-infrastrukturi-ukrayini-v-hodi-viyni-skladayut-mayzhe-63-mlrd/
Conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022: onder meer over de recentste ontwikkelingen in de oorlog tegen Oekraïne en de EU-sancties tegen Rusland en de tenuitvoerlegging daarvan
146k
53k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022, onder meer met betrekking tot de recentste ontwikkelingen in de oorlog in Oekraïne en de sancties van de EU tegen Rusland en de uitvoering daarvan (2022/2560(RSP))
– gezien zijn eerdere resoluties over Rusland en Oekraïne, met name die van 16 december 2021 over de situatie aan de Oekraïense grens en in de door Rusland bezette gebieden van Oekraïne(1) en van 1 maart 2022 over de Russische aanval op Oekraïne(2),
– gezien de verklaringen van de leiders van het Europees Parlement van 16 en 24 februari 2022 over Oekraïne,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid namens de EU van 24 februari 2022 over de inval van de gewapende strijdkrachten van de Russische Federatie in Oekraïne,
– gezien de verklaring van de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Commissie van 24 februari 2022 over de ongekende en niet-uitgelokte militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne,
– gezien de Verklaring van Versailles van 11 maart 2022,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2022,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de EU van 4 april 2022 over de door Russische troepen begane wreedheden in Boetsja en andere Oekraïense steden,
– gezien de besluiten van de Raad over sancties en beperkende maatregelen tegen Rusland, waaronder diplomatieke maatregelen, individuele beperkende maatregelen zoals bevriezingen van tegoeden en reisbeperkingen, beperkingen van de economische betrekkingen met de Krim en Sebastopol, alsook met de niet door de regering gecontroleerde gebieden rond Donetsk en Loegansk, economische sancties, beperkingen van media en beperkingen van de economische samenwerking,
– gezien de door de Commissie voor internationaal recht van de VN ontwikkelde beginselen van Neurenberg, die bepalen wat een oorlogsmisdaad is,
– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties,
– gezien het Verdrag van Genève en de bijbehorende aanvullende protocollen,
– gezien de Slotakte van Helsinki van en de daaropvolgende documenten,
– gezien de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN van 2 maart 2022 over de agressie tegen Oekraïne en van 24 maart 2022 over de humanitaire gevolgen van de agressie tegen Oekraïne,
– gezien het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide,
– gezien de beschikking van het Internationaal Gerechtshof van 16 maart 2022,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, het Memorandum van Boedapest inzak veiligheidsgaranties en het Document van Wenen en de bijbehorende aanvullende protocollen,
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat overeenkomstig het VN-Handvest en de beginselen van het internationaal recht alle staten gelijke soevereiniteit genieten en “[zich] in hun internationale betrekkingen onthouden (...) van bedreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van een staat”; overwegende dat de Russische Federatie sinds 24 februari 2022 een illegale, niet-uitgelokte en niet-gerechtvaardigde aanvalsoorlog tegen Oekraïne voert, en overwegende dat het Internationaal Gerechtshof de Russische Federatie op 16 maart 2022 heeft opgedragen haar militaire operaties op het grondgebied van Oekraïne onmiddellijk op te schorten;
B. overwegende dat duizenden Oekraïense burgers sinds 24 februari 2022 bij de Russische agressie en invasie zijn omgekomen of gewond zijn geraakt, terwijl bijna 6,5 miljoen Oekraïense burgers intern ontheemd zijn en meer dan 4 miljoen gevlucht zijn naar buurlanden, bovenop de meer dan 14 000 mensen, zowel militairen als burgers, die de voorgaande acht jaar om het leven zijn gekomen als gevolg van de bezetting door de Russische Federatie van de Krim en het hierdoor veroorzaakte conflict in Oost-Oekraïne;
C. overwegende dat de oorlog in Oekraïne een maand na het begin van de Russiche aanval nog altijd onschuldige levens eist; overwegende dat de gruweldaden die de Russische troepen begaan een nieuw dieptepunt hebben bereikt met de ontdekking - op zondag 3 april 2022 - van de lichamen van gedode burgers (mannen en vrouwen) in de straten van Boetsja, een stad waar het Oekraïense leger bijna een maand lang geen toegang toe had; overwegende dat deze feiten zonder enige twijfel de oprichting rechtvaardigen van een commissie die onderzoek gaat doen naar alle misdaden die het Russische leger sinds het begin van de oorlog heeft gepleegd;
D. overwegende dat het Russische leger doorgaat met het uitvoeren van willekeurige beschietingen en luchtaanvallen op woonwijken en civiele infrastructuur, zoals ziekenhuizen, scholen en kinderdagverblijven, waardoor Mariupol, Volnovakha en andere steden en dorpen geheel of bijna geheel verwoest zijn;
E. overwegende dat Oekraïne tot nu toe een ongekende mate van weerstand en veerkracht heeft getoond en het Rusland onmogelijk heeft gemaakt zijn aanvankelijke doel voor de oorlog te verwezenlijken, namelijk het hele land bezetten;
F. overwegende dat de Commissie op 5 april 2022 nieuwe sancties heeft voorgesteld en aangekondigd, en werkt aan aanvullende sanctiepakketten; overwegende dat de eerste EU-santies tegen de Russische Federatie in maart 2014 zijn opgelegd naar aanleiding van de illegale annexatie van de Krim in 2014, en verder overwegende dat het meest recente pakket op 15 maart 2022 is vastgesteld in het verlengde van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde Russische invasie van Oekraïne op 24 februari 2022; overwegende dat de EU ook sancties heeft vastgesteld tegen Belarus als reactie op zijn betrokkenheid bij de Russische agressie en invasie;
G. overwegende dat sancties effect sorteren, maar dat de EU door de aankoop van fossiele brandstoffen uit Rusland nog steeds middelen aan het regime verstrekt die de oorlog helpen financieren;
H. overwegende dat de EU tot 800 miljoen EUR per dag aan Rusland betaalt voor de levering van fossiele brandstoffen, oftewel bijna 300 miljard EUR per jaar;
I. overwegende dat bijna vijfhonderd internationale bedrijven en ondernemingen ervoor hebben gekozen hun activiteiten in Rusland te onderbreken of zich volledig uit de Russische markt terug te trekken; overwegende dat sommige bedrijven echter gewoon zaken blijven doen in Rusland, en winst uit activiteiten op de Russische markt belangrijker vinden dan veiligheid en sociale verantwoordelijkheid, waardoor de gevolgen van de sancties worden afgezwakt en de veroordeling van de Russische Federatie door de internationale gemeenschap wordt ondermijnd;
J. overwegende dat uit academisch onderzoek(3) blijkt dat een verbod op de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland gevolgen zou hebben voor de economische groei in de EU, wat naar schatting zou neerkomen op een verlies van nog geen 3 % van het bbp, terwijl de potentiële verliezen voor de Russische economie in dezelfde periode 30 % van het bbp zouden bedragen en cruciaal zouden zijn om de Russische agressie te stoppen;
K. overwegende dat Voorzitter Metsola op 1 april 2022 de Verkhovna Rada toesprak en namens het Europees Parlement een ontmoeting had met de president en de premier van Oekraïne en met de fractieleiders;
1. veroordeelt in de strengst mogelijke bewoordingen de de aanvalsoorlog van de Russische Federatie regen Oekraïne en de betrokkenheid van Belarus hierbij, en eist dat de Russische Federatie onmiddellijk alle militaire activiteiten in Oekraïne stopzet, en alle strijdkracht en militaire uitrusting onvoorwaardelijk terugtrekt uit het gehele internationaal erkende grondgebied van Oekraïne; rouwt met de bevolking van Oekraïne om haar vreselijke verlies en lijden;
2. onderstreept dat de militaire agressie en invasie een ernstige schending van het internationaal recht, met name het Verdrag van Genève en de aanvullende protocollen daarbij en het Handvest van de Verenigde Naties, vormen, en roept de Russische Federatie ertoe op de verantwoordelijkheden van een permanent lid van de VN‑Veiligheidsraad inzake de handhaving van vrede en veiligheid weer op zich te nemen en haar verplichtingen uit hoofde van de Slotakte van Helsinki, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa en het Memorandum van Boedapest inzake veiligheidsgaranties weer na te komen; beschouwt de Russische inval in Oekraïne niet alleen als een aanval op een soeverein land, maar ook als een aanval op de beginselen en het mechanisme van samenwerking en veiligheid in Europa en de op regels gebaseerde internationale orde, zoals gedefinieerd in het VN-Handvest;
3. spreekt zijn woede en verontwaardiging uit over de gerapporteerde wreedheden, waaronder de verkrachting en executie van burgers, de gedwongen verplaatsing, de plunderingen, het schieten op civiele infrastructuur, zoals ziekenhuizen, medische voorzieningen, scholen, schuilplaatsen en ambulances, en het beschieten van burgers die de conflictgebieden proberen te ontvluchten via vooraf overeengekomen humanitaire corridors waaraan de Russische strijdkrachten zich in een aantal bezette Oekraïense steden, zoals Boetsja, hebben gecommitteerd; dringt erop aan dat de plegers van oorlogsmisdaden en andere ernstige mensenrechtenschendingen, alsook de verantwoordelijke regeringsfunctionarissen en militaire leiders ter verantwoording worden geroepen; herinnert eraan dat de internationale gemeenschap in geval van oorlogsmisdaden en genocide verplicht is op te treden en gebruik moet maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan; spreekt zijn volledige steun uit voor het onderzoek dat de aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) is gestart naar oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, alsook het werk van de onderzoekscommissie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten; roept de EU-instellingen op om in internationale instellingen en procedures en bij het ICC of andere relevante internationale tribunalen of rechtbanken alle nodige stappen te ondernemen om de daden van Vladimir Poetin en Aliaksandr Loekasjenko als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid te vervolgen, en actief deel te nemen aan het onderzoek ernaar; dringt aan op de oprichting van een speciaal VN-tribunaal voor de misdaden in Oekraïne; is van mening dat het nuttig zou zijn gebruik te maken van het internationaal, onpartijdig en onafhankelijk mechanisme ter ondersteuning van internationale onderzoeken naar oorlogsmisdaden in Oekraïne; verzoekt de lidstaten en de EU hun capaciteit te vergroten om daadwerkelijk iets te doen aan de straffeloosheid voor diegenen die oorlogsmisdaden hebben gepleegd of daaraan hebben deelgenomen;
4. herhaalt dat de leveringen van wapens moeten doorgaan en opgevoerd moeten worden om Oekraïne in staat te stellen zich effectief te verdedigen; herhaalt zijn steun voor alle defensieve hulp aan de Oekraïense strijdkrachten die individueel door de lidstaten en gezamenlijk via de Europese Vredesfaciliteit (EPF) wordt verleend; is ingenomen met het besluit om de bijstand aan Oekraïne via de Europese Vredesfaciliteit te verhogen met nog eens 500 miljoen EUR, en dringt aan op een verdere verhoging van concrete bijdragen voor de dringende versterking van de Oekraïense defensiecapaciteiten, zowel bilateraal als in het kader van de EPF;
5. roept op tot de totstandbrenging van veilige doortochten en humanitaire corridors voor de evacuatie van burgers die op de vlucht zijn voor bombardementen en tot de versterking van de netwerken voor humanitaire hulp van de EU in Oekraïne (onder meer voor brandstof, voedsel, geneesmiddelen, drinkwatervoorziening, energiegeneratoren en tenten); stelt voor dat de Commissie peer-to-peer steunregelingen voor Oekraïne invoert om de doeltreffendheid van de hulp te vergroten; roept ertoe op bijzondere aandacht te besteden aan de situatie van kinderen, zowel niet-begeleide minderjarigen als kinderen die met hun gezin op de vlucht zijn, en dringt erop aan elk kind dat een toevlucht zoekt in de eerste plaats te behandelen als kind en bescherming te bieden aan alle personen die Oekraïne ontvluchten, ongeacht hun sociale of etnische achtergrond, gender, seksuele geaardheid, vaardigheden of migratiestatus; prijst de lidstaten en de buurlanden van Oekraïne voor hun snelle en positieve reactie op de toestroom van meer dan 4 miljoen vluchtelingen die de oorlog ontvluchten; verwelkomt de inwerkingstelling van de Richtlijn tijdelijke bescherming(4) en dringt aan op de bevordering van mechanismen om de vluchtelingen te spreiden over de lidstaten, met inbegrip van snel, gecoördineerd vervoer van vluchtelingen, met name voor niet-begeleide kinderen en kinderen met een handicap die specifieke zorg behoeven;
6. benadrukt dat de reactie van de EU en haar politieke inzet de vijandige uitdaging moeten aangaan en evenveel inspanningen moeten leveren als onze gelijkgezinde Oekraïense partners, die vechten en zich opofferen voor Europese waarden en beginselen, die verder reiken dan het huidige lidmaatschap van de EU;
7. betuigt zijn onverdeelde solidariteit met de bevolking van Oekraïne en haar sterke aspiratie om het land om te vormen tot een democratische en welvarende Europese staat; neemt kennis van de wil van Oekraïne om deel uit te maken van het Europese project, zoals blijkt uit zijn op 28 februari 2022 ingediende aanvraag van EU‑lidmaatschap; herhaalt zijn verzoek aan de EU-instellingen om te werken aan de toekenning aan Oekraïne van de status van kandidaat-lidstaat, als duidelijk politiek signaal van hun inzet, overeenkomstig artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en op basis van verdienste, en in de tussentijd te blijven werken aan de integratie van Oekraïne in de interne markt van de EU in overeenstemming met de associatieovereenkomst; is ingenomen met de Verklaring van Versailles van de Europese Raad, waarin staat dat Oekraïne lid is van onze Europese familie;
8. veroordeelt ten stelligste de Russische retoriek waarbij toespeling wordt gemaakt op het mogelijke gebruik door de Russische Federatie van massavernietigingswapens, en benadrukt het feit dat de inzet hiervan onaanvaardbaar zou zijn en zeer ernstige gevolgen zou hebben; veroordeelt tevens de overname door de Russische troepen van actieve of ontmantelde nucleaire installaties en locaties op het grondgebied van Oekraïne, en benadrukt dat een goede omgang met deze installaties van cruciaal belang is voor de gezondheid in de hele regio; onderstreept de cruciale rol van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) bij het waarborgen van de veiligheid van de nucleaire installaties in Oekraïne; steunt de oproep van de Oekraïense autoriteiten aan de VN-Veiligheidsraad om onmiddellijk maatregelen te nemen om de uitsluitingszone van de kerncentrale van Tsjernobyl te demilitariseren en de IAEA toe te staan onmiddellijk de volledige controle over het terrein van de kerncentrale over te nemen;
9. is verheugd over de snelle aanneming van sancties door de Raad en prijst de eensgezindheid van de EU-instellingen en de lidstaten in hun reactie op de agressie van Rusland tegen Oekraïne, alsmede de hoge mate van coördinatie tussen de leden van de G7; roept alle partners, in het bijzonder de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de EU, op zich bij de sanctiepakketten aan te sluiten; verwelkomt de pas opgerichte Russian Elites, Proxies, and Oligarchs (REPO) Task Force, die tot doel heeft de werkzaamheden van de EU, de G7 en Australië op het gebied van sancties tegen Russische en Belarussische oligarchen te coördineren; verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie hun contacten te intensiveren met landen die zich nog niet bij de EU hebben aangesloten door sancties tegen de Russische Federatie in te voeren, met gebruikmaking van de invloed van de EU en het volledige scala van de hun ter beschikking staande instrumenten om dat doel te bereiken, en door zo nodig ondersteuning te bieden; betreurt het feit dat bepaalde kandidaat-lidstaten zich niet bij de sancties van de EU hebben aangesloten; dringt aan op de opstelling van een duidelijk actieplan ten aanzien van niet-EU-landen die het ontwijken van sancties door de Russische Federatie vergemakkelijken; dringt er bij de Raad op aan bijkomende, strenge sancties vast te stellen die een weerspiegeling zijn van de ongebreidelde escalatie van de Russische agressie en de schokkende wreedheden van de Russische strijdkrachten, die ontegenzeglijk oorlogsmisdaden vormen;
10. roept de lidstaten op steun te verlenen aan het zenden van VN vredeshandhavers om de 15 kernreactoren in Oekraïne te beschermen, in nauwe samenwerking met de missie van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie; benadrukt dat de Algemene Vergadering van de VN, overeenkomstig haar Resolutie 377, wel degelijk over subsidiaire beslissingsbevoegdheden beschikt wanneer de Veiligheidsraad niet in staat is om adequate besluiten te nemen over aangelegenheden op het gebied van vredeshandhaving;
11. roept de leiders van de EU en van andere staten op om Rusland uit te sluiten van de G20 en andere multilaterale samenwerkingsorganisaties, zoals de Mensenrechtenraad van de VN, Interpol, de Wereldhandelsorganisatie en de UNESCO, wat een belangrijk teken zou zijn dat de internationale gemeenschap niet terug zal keren naar normalisering van de betrekkingen met het aggresieve land;
12. onderstreept dat de volledige en doeltreffende toepassing van de bestaande sancties in de hele EU en door de internationale bondgenoten van de EU nu een prioriteit moet zijn; roept de lidstaten op een rechtsgrond vast te stellen en, waar nodig, snel in het leven te roepen om de volledige en daadwerkelijke naleving van sancties binnen de nationale rechtsgebieden onverwijld te waarborgen; roept de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten van de EU op om nauwlettend toe te zien op de effectieve en alomvattende uitvoering van alle EU-sancties door de lidstaten en om omzeiling van de sancties aan te pakken;
13. dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de nationale strafmaatregelen tegen overtreding van de EU-sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn; verwelkomt de aankondiging van een informatiecentrum voor sancties en een routekaart (met criteria en een tijdschema) voor de overstap van de opsporing van systematische niet-naleving van EU-sancties naar inbreukprocedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie;
14. roept de Raad op verdere sancties op te leggen aan publieke personen die in Rusland agressieve propaganda verspreiden ter ondersteuning van de Russische agressie tegen Oekraïne;
15. wijst erop dat de belastinginkomsten van Ruslands grootste buitenlandse ondernemingen een aanzienlijk deel van de begroting van Rusland vertegenwoordigen en naar schatting goed zijn voor een derde van de militaire uitgaven; verwelkomt in dit verband het besluit van talrijke westerse bedrijven om te weigeren zaken te doen in Rusland of er hun producten en diensten te leveren; roept particuliere ondernemingen op hun investeringen uit Rusland terug te trekken, hun productie uit Rusland terug te halen, en lopende contracten op te zeggen; roept grote IT bedrijven op om gebruikers in Rusland de toegang tot hun producten, diensten en besturingssystemen grotendeels of volledig te ontzeggen;
16. dringt erop aan de doeltreffendheid van de bestaande sancties te vergroten, onder meer door, in overleg met de gelijkgestemde internationale partners van de EU, alle banken van de Russische Federatie uit te sluiten van het betaalsysteem Swift en door alle onder Russische vlag varende, in Rusland geregistreerde, als Russische eigendom aangemerkte, door Russische personen gecharterde of geëxploiteerde schepen, schepen die afkomstig zijn van of onderweg zijn naar een Russische haven of anderszins met Rusland verbonden zeeschepen, met inbegrip van Sovcomflot, de toegang te ontzeggen tot de territoriale wateren van de EU en te verbieden in EU-havens aan te meren; roept op tot een verbod op vrachtvervoer over de weg van en naar het grondgebied van Rusland en Belarus en stelt voor het uitvoerverbod uit te breiden tot leveringen waarvoor contracten zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de sancties, maar die nog niet volledig zijn afgerond; vraagt om de invoering van secundaire sancties tegen alle in de EU en derde landen geregistreerde entiteiten die de Russische en Belarussische regimes helpen sancties te omzeilen;
17. roept op om per direct een volledig embargo op de Russische invoer van olie, kolen, kernbrandstof en gas in te stellen, Nordstream 1 en 2 volledig af te sluiten, en een plan voor te leggen om de continuïteit van de energievoorziening van de EU op de korte termijn te blijven garanderen; roept de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden en de lidstaten op een alomvattend actieplan voor de EU op te stellen voor verdere sancties en duidelijk te communiceren over rode lijnen en maatregelen om de sancties af te bouwen ingeval Rusland stappen onderneemt om de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen te herstellen en zijn troepen volledig van het grondgebied van Oekraïne terugtrekt;
18. benadrukt nogmaals dat het belangrijk is energiebronnen, technologieën en aanvoerroutes te diversifiëren, naast verdere investeringen in energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, oplossingen voor gas- en elektriciteitsopslag en duurzame langetermijninvesteringen in overeenstemming met de Europese Green Deal; benadrukt dat het belangrijk is duurzame energieleveringen te waarborgen van de handelspartners van de EU door middel van de bestaande en toekomstige vrijhandelsovereenkomsten, om de afhankelijkheid van de EU van Rusland, met name voor grondstoffen, verder te verminderen; dringt voorts aan op de totstandbrenging van gemeenschappelijke strategische energiereserves en energieaankoopmechanismen op EU-niveau om de energiezekerheid te vergroten en tegelijkertijd de externe energieafhankelijkheid en de prijsvolatiliteit te verminderen; roept op om te gaan werken aan de oprichting van een gasunie, op basis van gemeenschappelijke inkoop van gas door de lidstaten;
19. dringt er bij de lidstaten op aan de samenwerking met Russische bedrijven bij bestaande en nieuwe nucleaire projecten te beëindigen, onder meer in Finland, Hongarije en Bulgarije, waar Russische deskundigen door westerse kunnen worden vervangen, en geleidelijk een eind te maken aan het gebruik van de diensten van Rosatom; roept op tot beëindiging van de wetenschappelijke samenwerking met Russische energiebedrijven, zoals Rosatom, en andere relevante Russische wetenschappelijke entiteiten; vraagt dat de sancties tegen Belarus in overeenstemming worden gebracht met de sancties tegen Rusland om eventuele mazen te dichten die Poetin in staat stellen de hulp van Loekasjenka te gebruiken om sancties te omzeilen;
20. dringt er bij de internationale energie-organisaties op aan de rol van Rusland in hun activiteiten te heroverwegen, met inbegrip van de mogelijke opschorting van samenwerkingsprojecten tussen Rusland en de IAEA, en de opschorting van de Russische deelname aan multilaterale projecten;
21. onderstreept dat alle bezittingen van Russische functionarissen en de aan het regime van Poetin gelieerde oligarchen, hun vertegenwoordigers en stromannen, alsook van deze groepen die in Belarus aan het regime van Loekasjenko gelieerd zijn, in beslag genomen moeten worden en dat hun visa moeten worden ingetrokken, als onderdeel van een volledig en onmiddellijk verbod op gouden paspoorten, visa en verblijfsvergunningen; onderstreept dat ook aan een bredere groep van Russische functionarissen, gouverneurs, burgemeesters en leden van de economische elite die het huidige beleid van het regime-Poetin accepteren en ervan profiteren, sancties moeten worden opgelegd;
22. roept op om te beginnen met de werkzaamheden voor een Marshallplan-achtig fonds (het Ukraine Solidarity Trust Fund) om Oekraïne na de oorlog weer op te bouwen, een grootschalig investeringsprogramma op te zetten en het groeipotentieel van het land te mobiliseren; is van mening dat het fonds ruimhartig van opzet moet zijn en onder meer gefinancierd moet worden door de EU, haar lidstaten, donorbijdragen en de Russische vergoeding voor oorlogsschade, met inbegrip van Russische tegoeden die eerder als gevolg van sancties zijn bevroren en overeenkomstig het internationale recht geconfisqueerd moeten worden;
23. verzoekt de EU om in het kader van de onderhandelingen over het wetgevingspakket inzake het witwassen van geld en de bestrijding van de financiering van terrorisme de financiële transparantie snel te vergroten, alle mazen te dichten die bedoeld zijn om de uiteindelijke gerechtigden te verbergen, en ervoor te zorgen dat alle tegoeden die door Russische oligarchen in de Unie worden aangehouden, in beslag worden genomen; dringt er in dit verband op aan dat alle financiële instellingen in niet-EU-landen die zich bezighouden met het witwassen van geld of dit mogelijk maken, op een zwarte lijst worden geplaatst;
24. roept op tot de instelling van een solidariteitsmechanisme van de EU om de economische en sociale gevolgen van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne en van de opgelegde sancties op te vangen; wijst erop dat de doeltreffende sancties tegen de Russische Federatie en de stroom van miljoenen vluchtelingen die Oekraïne ontvluchten als gevolg van de Russische agressie en invasie, leiden tot onvermijdelijke economische en sociale uitdagingen in de hele EU en haar lidstaten; dringt aan op compenserende maatregelen en alternatieve leveringen van goederen en energiebronnen om deze negatieve gevolgen te beperken, alsook op effectieve maatregelen tegen onaanvaardbare speculatie die deze nog verergert, onder meer door lering te trekken uit de succesvolle maatregelen die de EU heeft genomen als reactie op de COVID-19-pandemie;
25. is verheugd over de verklaringen van een groot aantal Europese steden dat zij hun samenwerkings- en partnerschapsregelingen met Russische steden en organisaties hebben beëindigd; roept plaatselijke regeringen en steden op hun partnerschapsovereenkomsten met de steden van de Russische Federatie te herzien en te beëindigen, en in plaats daarvan samenwerkingen met Oekraïense zustersteden tot stand te brengen;
26. benadrukt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de Oekraïense landbouwsector zo snel mogelijk weer goed kan functioneren, waarbij alles in het werk moet worden gesteld om het komende zaai- en teeltseizoen veilig te stellen en veilige transport-, voedsel- en brandstofcorridors van en naar het land mogelijk te maken; roept op tot het openen van groene corridors over land om Oekraïne te kunnen voorzien van alles wat nodig is om de landbouwproductie in stand te houden ( zoals bestrijdingsmiddelen en kunstmest) en om alle landbouwproducten die nog uitgevoerd kunnen worden Oekraïne uit te brengen;
27. spreekt zijn krachtige steun uit voor het besluit van de aanklager van het ICC om een onderzoek te starten naar de vermeende oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in Oekraïne zijn begaan, en onderstreept dat het belangrijk is snel te werk te gaan en vooruitgang te boeken om het nodige bewijsmateriaal te verkrijgen; dringt daarom aan op financiële en praktische steun voor het belangrijke werk van het Internationaal Strafhof, bijvoorbeeld door de adviesmissie van de EU in Oekraïne toe te staan hulp te bieden bij de verzameling van bewijsmateriaal;
28. roept de EU en haar lidstaten op een wereldwijd sanctiemechanisme tegen corruptie in te stellen en snel gerichte sancties aan te nemen tegen personen die verantwoordelijk zijn voor corruptie in de hogere geledingen van Rusland en Belarus;
29. roept de lidstaten en de Commissie op alle legitieme internationale en nationale processen te steunen om een onderzoek in te stellen naar vermeende misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden die in Oekraïne zouden zijn begaan, teneinde alle daders en medeplichtigen voor een rechtbank ter verantwoording te roepen;
30. wijst er nogmaals op dat Russische desinformatie onderdeel uitmaakt van Ruslands oorlogsinspanningen in Oekraïne en dat de sancties van de EU tegen Russische staatsmedia eenvoudig kunnen worden omzeild door gebruik te maken van VPN, satelliet-tv en slimmetelevisiefuncties; verzoekt de Commissie en de lidstaten het verbod op Russische staatspropagandakanalen volledig uit te voeren;
31. dringt erop aan de openbaarmakingsvereisten waar Europese financiële instellingen zich aan moeten houden, uit te breiden, teneinde de bevoegde autoriteiten inzicht te verschaffen in alle door de bepaalde Russische en Belarussische burgers aangehouden activa, en dus niet alleen hun deposito’s; brengt in herinnering dat de burgers van de EU het klokkenluidersinstrument van de Commissie kunnen gebruiken voor het anoniem melden van schendingen van vroegere, huidige en geplande sancties tegen Russische en Belarussische personen en entiteiten; is van oordeel dat de individuele sanctielijst moet worden uitgebreid met de namen van al diegenen die momenteel profijt trekken van nauwe banden met de Russische c.q. de Belarussische regering, respectievelijk dat in het verleden hebben gedaan; verzoekt de Commissie ten volle gebruik te maken van het kader voor de aanpak van witwaspraktijken en Rusland en Belarus op te nemen op de lijst van hoogrisicojurisdicties als bedoeld in artikel 9 van de vierde antiwitwasrichtlijn(5); verzoekt de Commissie een voorstel te presenteren voor de oprichting van een speciaal orgaan dat belast gaat zijn met het monitoren van de uitvoering van de financiële sancties en andere beperkende maatregelen van de EU; roept de Commissie op om de door elke lidstaat bevroren en in beslag genomen tegoeden in kaart te brengen en te publiceren; juicht de inspanningen toe van het maatschappelijk middenveld en onderzoeksjournalisten om de bezittingen van Russische oligarchen in de openbaarheid te brengen;
32. verwelkomt de besluiten van internationale organisaties, onder meer op het gebied van cultuur en sport, om de deelname van Rusland op te schorten; roept de lidstaten op het niveau van vertegenwoordiging van de Russische Federatie te verlagen en het aantal Russische en Belarussische diplomatieke en consulaire personeelsleden in de EU te beperken, met name wanneer zij zich schuldig maken aan spionage of desinformatie of zich bezighouden met militaire aangelegenheden; dringt erop aan ononderbroken voor coördinatie te zorgen met de trans-Atlantische bondgenoten en gelijkgezinde partners, zoals die in de NAVO, de G7, en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de leden van de Europese Vrijhandelsassociatie, de associatielanden en de kandidaat-lidstaten; benadrukt dat de EU doortastend moet reageren wanneer veronderstelde partners de EU-standpunten niet ondersteunen,
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Verenigde Naties, de NAVO, de G7, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de president, de regering en het parlement van Oekraïne, de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie, en de president, de regering en het parlement van Belarus.
Onder meer van Bachmann et al., de Europese Centrale Bank, Deutsche Bank Research, Oxford Economics, Goldman Sachs, enz. zoals samengevat door de Sachverständigenrat zur Begutachtung der gesamtwirtschaftlichen Entwicklung (German Council of Economic Experts) in zijn rapport van maart 2022 getiteld “Auswirkungen eines möglichen Wegfalls russischer Rohstofflieferungen auf Energiesicherheit und Wirtschaftsleistung: Auszug aus der aktualisierten Konjunkturprognose 2022 und 2023”.
Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instelling en de werking van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1053/2013 (COM(2021)0278 – C9-0349/2021 – 2021/0140(CNS))
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2021)0278),
– gezien artikel 70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0349/2021),
– gezien de bijdragen van de Tsjechische Senaat, het Spaanse parlement, het Portugese parlement en de Roemeense Senaat ter zake van het ontwerp van wetgevingshandeling,
– gezien artikel 82 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A9‑0054/2022),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1
(1) Voor het Schengengebied zonder binnengrenscontroles is het van vitaal belang dat de lidstaten het Schengenacquis efficiënt en effectief toepassen. Dat acquis omvat maatregelen op het gebied van de buitengrenzen, maatregelen die de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen compenseren en een sterk toezichtskader, welke tezamen het vrije verkeer vergemakkelijken en voor een hoog niveau van veiligheid, rechtvaardigheid en bescherming van de grondrechten zorgen, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens.
(1) Voor het Schengengebied zonder grenstoezicht aan de binnengrenzen is het van vitaal belang dat de lidstaten het Schengenacquis efficiënt en effectief toepassen. Dat acquis omvat maatregelen op het gebied van de buitengrenzen, maatregelen die de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen compenseren en een sterk toezichtskader, welke tezamen het vrije verkeer waarborgen, alsook een hoog niveau van veiligheid, rechtvaardigheid en bescherming van de grondrechten, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Om de effectiviteit en efficiëntie daarvan te vergroten, moet het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme worden versterkt. Het herziene evaluatie- en toezichtmechanisme moet erop gericht zijn een hoog niveau van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te handhaven door te waarborgen dat de lidstaten het Schengenacquis daadwerkelijk toepassen volgens de overeengekomen gemeenschappelijke normen en grondbeginselen en -regels en aldus bijdragen tot een goed functionerende Schengenruimte.
(4) Om de effectiviteit en efficiëntie daarvan te vergroten, moet het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme worden versterkt. Het herziene evaluatie- en toezichtmechanisme moet erop gericht zijn een hoog niveau van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te handhaven door te waarborgen dat de lidstaten het Schengenacquis daadwerkelijk toepassen volgens de overeengekomen gemeenschappelijke normen en grondbeginselen en -regels, om te zorgen voor een goed functionerende Schengenruimte, met volledige inachtneming van de grondrechten en zonder controles aan de binnengrenzen.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 5
(5) Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet deze doelstellingen verwezenlijken door middel van objectieve en onpartijdige evaluaties die het mogelijk maken snel tekortkomingen in de toepassing van het Schengenacquis vast te stellen welke de correcte werking van het Schengengebied zouden kunnen verstoren, ervoor zorgen dat deze tekortkomingen snel worden verholpen en de basis vormen voor een dialoog over de werking van het Schengengebied als geheel. Dit vereist nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, een evenwichtige verdeling van gedeelde verantwoordelijkheden en handhaving van het door onderlinge beoordeling gekenmerkte karakter van het systeem. Dit vereist ook een nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement. Gezien de omvang van de wijzigingen moet Verordening (EU) nr. 1053/2013 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.
(5) Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet deze doelstellingen verwezenlijken door middel van objectieve en onpartijdige evaluaties die het mogelijk maken snel tekortkomingen in de toepassing van het Schengenacquis vast te stellen welke de correcte werking van het Schengengebied zouden kunnen verstoren, ervoor zorgen dat deze tekortkomingen snel worden verholpen en de basis vormen voor een echte politieke dialoog tussen de lidstaten over de werking van het Schengengebied als geheel. Dit vereist nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, een evenwichtige verdeling van gedeelde verantwoordelijkheden en handhaving van het door onderlinge beoordeling gekenmerkte karakter van het systeem. Dit vereist ook een nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement. Gezien de omvang van de wijzigingen moet Verordening (EU) nr. 1053/2013 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) Het evaluatie- en toezichtmechanisme kan alle – huidige en toekomstige – gebieden van het Schengenacquis bestrijken, met uitzondering van de gebieden waarvoor uit hoofde van het recht van de Unie reeds een specifiek evaluatiemechanisme bestaat. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet alle relevante wetgeving en operationele activiteiten bestrijken die bijdragen tot de werking van het Schengengebied.
(6) Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet alle – huidige en toekomstige – gebieden van het Schengenacquis bestrijken, met uitzondering van de gebieden waarvoor uit hoofde van het recht van de Unie reeds een specifiek evaluatiemechanisme bestaat. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet zowel de efficiëntie van buitengrenscontroles als het ontbreken van binnengrenscontroles betreffen. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet alle relevante wetgeving en operationele activiteiten bestrijken die bijdragen tot de werking van een ruimte zonder grenstoezicht aan de binnengrenzen.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 7
(7) Bij alle evaluaties moet overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012 worden nagegaan of de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen, correct functioneren. De evaluatie moet ook betrekking hebben op de praktijken van particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen of externe dienstverleners, voor zover zij in het kader van hun samenwerking met de lidstaten betrokken zijn bij of gevolgen ondervinden van de uitvoering van het Schengenacquis. Gezien de steeds grotere rol van de organen en instanties van de Unie bij de uitvoering van het Schengenacquis, moet het evaluatie- en toezichtmechanisme de controle van de activiteiten van deze organen en instanties van de Unie ondersteunen, voor zover zij namens de lidstaten taken vervullen ter ondersteuning van de operationele toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis. De controle van deze activiteiten moet deel uitmaken van de evaluatie van de lidstaten en worden uitgevoerd onverminderd en met volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden die zijn toegekend aan de Commissie en aan de relevante bestuursorganen van de betrokken organen en instanties, krachtens hun oprichtingsverordeningen en hun in die verordeningen opgenomen eigen evaluatie- en toezichtprocedures. Indien uit evaluaties blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot functies die worden uitgevoerd of ondersteund door organen of instanties van de Unie, dient de Commissie hun betrokken bestuursorganen daarvan in kennis te stellen.
(7) Bij alle evaluaties moet overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012 worden nagegaan of de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen, correct functioneren en of zij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) naleven. De evaluatie moet ook betrekking hebben op de praktijken van particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen of externe dienstverleners, voor zover zij in het kader van hun samenwerking met de lidstaten betrokken zijn bij of gevolgen ondervinden van de uitvoering van het Schengenacquis. Gezien de steeds grotere rol van de organen en instanties van de Unie bij de uitvoering van het Schengenacquis, moet het evaluatie- en toezichtmechanisme de controle van de activiteiten van deze organen en instanties van de Unie ondersteunen, voor zover zij namens de lidstaten taken vervullen ter ondersteuning van de operationele toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis. De controle van deze activiteiten moet deel uitmaken van de evaluatie van de lidstaten en worden uitgevoerd onverminderd en met volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden die zijn toegekend aan de Commissie en aan de relevante bestuursorganen van de betrokken organen en instanties, krachtens hun oprichtingsverordeningen en hun in die verordeningen opgenomen eigen evaluatie- en toezichtprocedures. Indien uit evaluaties blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot functies die worden uitgevoerd of ondersteund door organen of instanties van de Unie, dient de Commissie dat op te nemen in het evaluatieverslag en de bevoegde bestuursorganen van deze organen en instanties hierbij te betrekken.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) De kwetsbaarheidsbeoordeling door Frontex is een mechanisme dat het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme aanvult en dat zowel de kwaliteitscontrole op het niveau van de Unie moet waarborgen als moet zorgen voor voortdurende paraatheid op zowel Unie- als nationaal niveau ten aanzien van problemen aan de buitengrenzen. Beide mechanismen vormen een onderdeel van het Europees geïntegreerd grensbeheer. De synergieën tussen de kwetsbaarheidsbeoordeling en het evaluatie- en toezichtmechanisme moeten worden gemaximaliseerd om een beter situatiebeeld van de werking van het Schengengebied te verkrijgen en daarbij moeten dubbel werk en tegenstrijdige aanbevelingen zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Daartoe dienen Frontex en de Commissie geregeld informatie uit te wisselen over de resultaten van beide mechanismen. Voor het vergroten van de strategische focus en een gerichtere opzet van de evaluatie zijn ook meer synergieën nodig met de relevante mechanismen en platforms die worden beheerd door agentschappen van de Unie en nationale overheden, zoals het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats, Empact) of het toezicht dat door de Commissie met de steun van eu-LISA wordt uitgeoefend met betrekking tot de voorbereiding van de lidstaten op de uitvoering van relevante IT-systemen alsook de bevindingen van de nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole.
(9) De kwetsbaarheidsbeoordeling door Frontex is een mechanisme dat het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme aanvult en dat zowel de kwaliteitscontrole op het niveau van de Unie moet waarborgen als moet zorgen voor voortdurende paraatheid op zowel Unie- als nationaal niveau ten aanzien van problemen aan de buitengrenzen. Deze kwetsbaarheidsbeoordeling moet worden verwerkt in het jaarlijkse evaluatieprogramma, zodat het situationeel bewustzijn actueel is. Beide mechanismen vormen een onderdeel van het Europees geïntegreerd grensbeheer. De synergieën tussen de kwetsbaarheidsbeoordeling en het evaluatie- en toezichtmechanisme moeten worden gemaximaliseerd om een beter situatiebeeld van de werking van het Schengengebied te verkrijgen en daarbij moeten dubbel werk en tegenstrijdige aanbevelingen zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Daartoe dienen Frontex en de Commissie geregeld informatie uit te wisselen over de resultaten van beide mechanismen. Voor het vergroten van de strategische focus en een gerichtere opzet van de evaluatie zijn ook meer synergieën nodig met de relevante mechanismen en platforms die worden beheerd door agentschappen van de Unie en nationale overheden, zoals het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats, Empact) of het toezicht dat door de Commissie met de steun van eu-LISA wordt uitgeoefend met betrekking tot de voorbereiding van de lidstaten op de uitvoering van relevante IT-systemen alsook de bevindingen van de nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 10
(10) In aanvulling op de afzonderlijke evaluaties van de correcte uitvoering en toepassing van de gegevensbeschermingsvereisten van het Schengenacquis, moet er bij de evaluatie bijzondere aandacht worden besteed aan de controle van de eerbiediging van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. Teneinde de capaciteit van het evaluatie- en toezichtmechanisme om schendingen van de grondrechten op relevante beleidsterreinen vast te stellen, te vergroten, moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De Schengenevaluatoren moeten daartoe naar behoren worden opgeleid, er moet beter gebruik worden gemaakt van relevante informatie van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de deskundigen van dat bureau moeten beter worden betrokken bij de opzet en de uitvoering van evaluaties. Voorts moet bij de programmering, de opzet en de uitvoering van evaluaties rekening worden gehouden met bewijsmateriaal dat openbaar is gemaakt of is verstrekt via onafhankelijke toezichtmechanismen of door relevante derden op eigen initiatief, zoals ombudsmannen, autoriteiten die toezicht houden op de eerbiediging van de grondrechten en niet-gouvernementele en internationale organisaties.
(10) In aanvulling op de afzonderlijke evaluaties van de correcte uitvoering en toepassing van de gegevensbeschermingsvereisten van het Schengenacquis, moet er bij de evaluatie bijzondere aandacht worden besteed aan de controle van de eerbiediging van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. Teneinde de capaciteit van het evaluatie- en toezichtmechanisme om schendingen van de grondrechten op relevante beleidsterreinen vast te stellen, te vergroten, moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De Schengenevaluatoren moeten daartoe naar behoren worden opgeleid, er moet beter gebruik worden gemaakt van relevante informatie van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de deskundigen van dat bureau moeten beter worden betrokken bij de opzet en de uitvoering van evaluaties. De Commissie moet met name, in samenwerking met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, specifieke benchmarks ontwikkelen die moeten worden opgenomen in de standaardvragenlijst en waaraan de naleving van de grondrechten kan worden getoetst. Voorts moet bij de programmering, de opzet en de uitvoering van evaluaties rekening worden gehouden met bewijsmateriaal dat openbaar is gemaakt of is verstrekt via onafhankelijke toezichtmechanismen of door relevante derden op eigen initiatief, zoals ombudsmannen, autoriteiten die toezicht houden op de eerbiediging van de grondrechten en niet-gouvernementele en internationale organisaties.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) De vormen van evaluaties en methoden moeten een flexibeler opzet krijgen om het evaluatie- en toezichtmechanisme efficiënter te maken en beter in staat te stellen zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en ontwikkelingen op wetgevingsgebied en om het gebruik van de middelen van de lidstaten, de Commissie en de organen en instanties van de Unie te stroomlijnen. Periodieke evaluaties door middel van bezoeken moeten het belangrijkste evaluatiemiddel zijn. Het aandeel onaangekondigde bezoeken en thematische evaluaties moet geleidelijk worden vergroot om een evenwichtiger gebruik van de beschikbare instrumenten te waarborgen. De vormen van evaluatie moeten duidelijk worden omschreven. Afhankelijk van het beleidsterrein en de aard van de evaluatie- en toezichtactiviteit moet het evaluatie- en toezichtmechanisme het mogelijk maken verschillende lidstaten tegelijkertijd te evalueren en evaluaties volledig of gedeeltelijk op afstand te verrichten alsook de evaluatie van verschillende beleidsterreinen te combineren. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet gericht zijn op het opstellen van uitgebreide verslagen van de evaluatie van de lidstaten waarin de algemene prestaties van de lidstaat bij de toepassing van het Schengenacquis worden beoordeeld.
(12) De vormen van evaluaties en methoden moeten een flexibeler opzet krijgen om het evaluatie- en toezichtmechanisme efficiënter te maken en beter in staat te stellen zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en ontwikkelingen op wetgevingsgebied en om het gebruik van de middelen van de lidstaten, de Commissie en de organen en instanties van de Unie te stroomlijnen. Periodieke evaluaties door middel van bezoeken moeten het belangrijkste evaluatiemiddel zijn. Het aandeel onaangekondigde bezoeken en thematische evaluaties moet geleidelijk worden vergroot om een evenwichtiger gebruik van de beschikbare instrumenten te waarborgen. De vormen van evaluatie moeten duidelijk worden omschreven. Afhankelijk van het beleidsterrein en de aard van de evaluatie- en toezichtactiviteit moet het evaluatie- en toezichtmechanisme het mogelijk maken verschillende lidstaten tegelijkertijd te evalueren en, in aanvulling op evaluaties met fysieke aanwezigheid, evaluaties volledig of gedeeltelijk op afstand te verrichten alsook de evaluatie van verschillende beleidsterreinen te combineren. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet gericht zijn op het opstellen van uitgebreide verslagen van de evaluatie van de lidstaten waarin de algemene prestaties van de lidstaat bij de toepassing van het Schengenacquis worden beoordeeld.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) Er moet vaker gebruik worden gemaakt van thematische evaluaties om een vergelijkende analyse van de praktijken van de lidstaten te maken. Deze evaluaties moeten plaatsvinden om de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer deze van toepassing worden, en van nieuwe initiatieven, en om kwesties te beoordelen in het kader van beleidsterreinen of praktijken van lidstaten waarbij van overeenkomstige uitdagingen sprake is.
(13) Er moet vaker gebruik worden gemaakt van thematische evaluaties om een vergelijkende analyse van de praktijken van de lidstaten te maken. Deze evaluaties moeten plaatsvinden om de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer deze van toepassing worden, en van nieuwe initiatieven, en om kwesties te beoordelen in het kader van beleidsterreinen of vergelijkbare beleidsmaatregelen en praktijken in de lidstaten.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 14
(14) Onaangekondigde bezoeken, die tot de meest doeltreffende instrumenten behoren om de praktijken van de lidstaten te controleren, moeten, afhankelijk van hun doel, plaatsvinden zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat of slechts met een kennisgeving op korte termijn. Onaangekondigde bezoeken zonder voorafgaande kennisgeving moeten plaatsvinden voor onderzoeksdoeleinden, om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, onder meer naar aanleiding van aanwijzingen met betrekking tot het ontstaan van systemische problemen die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de werking van het Schengengebied of naar aanleiding van schendingen van de grondrechten, met name in geval van beschuldigingen van ernstige schendingen van de grondrechten aan de buitengrenzen. In dergelijke gevallen zou het verstrekken van een voorafgaande kennisgeving de nuttige werking van het bezoek tenietdoen. Als het hoofddoel van het bezoek een steekproefsgewijze controle van de uitvoering van het Schengenacquis door de lidstaat is, moet een onaangekondigd bezoek 24 uur vooraf worden aangekondigd.
(14) Onaangekondigde bezoeken, die tot de meest doeltreffende instrumenten behoren om de praktijken van de lidstaten te controleren, moeten plaatsvinden zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat. Onaangekondigde bezoeken moeten plaatsvinden voor onderzoeksdoeleinden, om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, onder meer naar aanleiding van aanwijzingen met betrekking tot het ontstaan van systemische problemen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de werking van het Schengengebied of kunnen leiden tot schendingen van de grondrechten, met name in geval van beschuldigingen van ernstige schendingen van de grondrechten aan de buitengrenzen.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw)
(14 bis) Van een kort van tevoren aangekondigd bezoek, dat een aanvullend instrument is, moet de lidstaat ten hoogste 24 uur voor het bezoek in kennis worden gesteld. Een kort van tevoren aangekondigd bezoek moet alleen plaatsvinden als het uitvoeren van een steekproefsgewijze controle van de uitvoering van het Schengenacquis door een lidstaat het hoofddoel van het bezoek is.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 15
(15) De programmering via meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s van de in het kader van deze verordening uitgevoerde activiteiten heeft reeds bewezen meerwaarde te hebben voor het waarborgen van de voorspelbaarheid en zekerheid. Daarom moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s vaststellen. Deze programma’s moeten ook de nodige flexibiliteit bieden zodat zij zich in de loop van de tijd kunnen aanpassen aan het dynamische karakter van het Schengenacquis. In geval van overmacht moeten de programma’s in overleg met de betrokken lidstaten kunnen worden aangepast zonder de programma’s formeel te hoeven wijzigen. In het meerjarige evaluatieprogramma, dat voor zeven jaar wordt vastgesteld, moeten de specifieke prioritaire gebieden worden aangegeven waarop de periodieke evaluaties betrekking moeten hebben. Deze aanpak moet meer flexibiliteit, een betere prioritering en een evenwichtiger en strategischer gebruik van alle beschikbare instrumenten mogelijk maken. De verlenging van het meerjarig evaluatieprogramma van vijf naar zeven jaar zou ook moeten leiden tot een intensiever, scherper en gerichter toezicht op de lidstaten, zonder verlaging van het controleniveau.
(15) De programmering via meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s van de in het kader van deze verordening uitgevoerde activiteiten heeft reeds bewezen meerwaarde te hebben voor het waarborgen van de voorspelbaarheid en zekerheid. Daarom moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s vaststellen. Deze programma’s moeten ook de nodige flexibiliteit bieden zodat zij zich in de loop van de tijd kunnen aanpassen aan het dynamische karakter van het Schengenacquis. In geval van overmacht moeten de programma’s in overleg met de betrokken lidstaten kunnen worden aangepast zonder de programma’s formeel te hoeven wijzigen. In het meerjarige evaluatieprogramma, dat voor zeven jaar wordt vastgesteld, moeten de specifieke prioritaire gebieden worden aangegeven waarop de periodieke evaluaties betrekking moeten hebben. Deze aanpak moet zorgen voor meer flexibiliteit, meer mogelijkheden voor aanpassing aan de hand van actuele informatie die bij verschillende analyses is verzameld om een beter situationeel beeld van de werking van het Schengengebied te verkrijgen, een betere prioritering, alsook een evenwichtiger en strategischer gebruik van alle beschikbare instrumenten. De verlenging van het meerjarig evaluatieprogramma van vijf naar zeven jaar zou ook moeten leiden tot een intensiever, scherper en gerichter toezicht op de lidstaten, zonder verlaging van het controleniveau.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 16
(16) De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten worden uitgevoerd door teams die bestaan uit vertegenwoordigers van de Commissie en uit door de lidstaten aangewezen deskundigen. Deze vertegenwoordigers en deskundigen moeten over passende kwalificaties beschikken, met inbegrip van gedegen theoretische kennis en praktische ervaring. Om de deelname van een voldoende aantal ervaren deskundigen te bespoedigen en te vereenvoudigen, moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een pool van deskundigen samenstellen en in stand houden. De pool moet de belangrijkste bron van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten zijn.
(16) De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten worden uitgevoerd door teams die bestaan uit vertegenwoordigers van de Commissie, door de lidstaten aangewezen deskundigen en waarnemers van de Unie. Deze vertegenwoordigers en deskundigen moeten over passende kwalificaties beschikken, met inbegrip van gedegen theoretische kennis en praktische ervaring, en moeten de passende opleiding hebben gevolgd.Om de integriteit te waarborgen van de evaluatieverslagen die worden opgesteld door teams na een evaluatie, in het kader waarvan de activiteiten van een instelling, orgaan of instantie van de Unie die betrokken is bij de uitvoering van het Schengenacquis in samenwerking met de autoriteiten van een lidstaat zijn geëvalueerd, mogen de waarnemers van de Unie geen belangenconflict hebben. Om de deelname van een voldoende aantal ervaren deskundigen te bespoedigen en te vereenvoudigen, moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een pool van deskundigen samenstellen en in stand houden. De pool moet de belangrijkste bron van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten zijn.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 19
(19) De evaluatieverslagen moeten kort en bondig zijn. Zij moeten gericht zijn op de tekortkomingen die een aanzienlijke impact hebben en aangeven op welke gebieden belangrijke verbeteringen mogelijk zijn. Minder belangrijke bevindingen mogen geen deel uitmaken van de verslagen. Het team moet deze bevindingen desalniettemin aan het einde van de evaluatieactiviteit meedelen aan de geëvalueerde lidstaat, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het desbetreffende nationale mechanisme voor kwaliteitscontrole. Het team moet actief proberen beste praktijken vast te stellen met het oog op vermelding daarvan in de verslagen. Met name nieuwe en innovatieve maatregelen die de toepassing van de gemeenschappelijke regels aanzienlijk verbeteren en die door andere lidstaten in de praktijk zouden kunnen worden gebracht, moeten in het verslag als beste praktijk worden aangemerkt.
(19) De evaluatieverslagen moeten beknopt zijn en een overzicht bieden van de vastgestelde tekortkomingen en aangeven op welke gebieden belangrijke verbeteringen nodig zijn. Het team moet de bevindingen aan het einde van de evaluatieactiviteit meedelen aan de geëvalueerde lidstaat, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het desbetreffende nationale mechanisme voor kwaliteitscontrole. Het team moet actief proberen beste praktijken vast te stellen met het oog op vermelding daarvan in de verslagen. Met name nieuwe en innovatieve maatregelen die de toepassing van de gemeenschappelijke regels aanzienlijk verbeteren en die door andere lidstaten in de praktijk zouden kunnen worden gebracht, moeten in het verslag als beste praktijk worden aangemerkt.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 20
(20) Evaluatieverslagen moeten in de regel aanbevelingen bevatten voor het verhelpen van vastgestelde tekortkomingen (met inbegrip van schendingen van de grondrechten) en door de Commissie in één handeling worden vastgesteld bij wijze van een uitvoeringshandeling via de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/201136. Wanneer het verslag en de aanbevelingen worden neergelegd in één document waarvoor één enkele goedkeuringsprocedure geldt, versterkt dat de intrinsieke band tussen de bevindingen van de evaluatie en de aanbevelingen. Bovendien moet de versnelde publicatie van de aanbevelingen de lidstaten in staat stellen de tekortkomingen sneller en efficiënter te verhelpen. Tegelijkertijd moet het gebruik van de onderzoeksprocedure ervoor zorgen dat de lidstaten betrokken zijn bij het besluitvormingsproces dat tot de vaststelling van de aanbevelingen leidt.
(20) Evaluatieverslagen moeten in beginsel aanbevelingen bevatten voor het verhelpen van vastgestelde tekortkomingen (met inbegrip van schendingen van de grondrechten) en moeten door de Commissie onverwijld en in één handeling worden vastgesteld bij wijze van een uitvoeringshandeling via de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/201136. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vaststellen en verhelpen van schendingen van de grondrechten. Wanneer het verslag en de aanbevelingen worden neergelegd in één document waarvoor één enkele goedkeuringsprocedure geldt, versterkt dat de intrinsieke band tussen de bevindingen van de evaluatie en de aanbevelingen. Bovendien moet de versnelde publicatie van de aanbevelingen de lidstaten in staat stellen de tekortkomingen sneller en efficiënter te verhelpen. Tegelijkertijd moet het gebruik van de onderzoeksprocedure ervoor zorgen dat de lidstaten betrokken zijn bij het besluitvormingsproces dat tot de vaststelling van de aanbevelingen leidt.
__________________
__________________
36 PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
36 PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 22
(22) Bovendien moeten, wanneer uit evaluaties blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, specifieke bepalingen van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat onmiddellijk corrigerende maatregelen worden genomen. Zodra de geëvalueerde lidstaat in kennis is gesteld van een ernstige tekortkoming moet deze, gezien het risico dat een dergelijke tekortkoming met zich meebrengt, onmiddellijk maatregelen beginnen te nemen om de tekortkoming te verhelpen, en daarbij zo nodig alle beschikbare operationele en financiële middelen inzetten. Corrigerende maatregelen moeten worden onderworpen aan kortere uiterste termijnen en een scherpere politieke controle en scherper politiek toezicht gedurende het hele proces. In dit verband moet de Commissie de Raad en het Europees Parlement onmiddellijk op de hoogte brengen wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming en uiterlijk één jaar na de datum van de evaluatie een nieuw bezoek “wegens ernstige tekortkomingen” organiseren om na te gaan of de lidstaat de betrokken tekortkomingen heeft verholpen. De Commissie dient een verslag van het nieuwe bezoek aan de Raad voor te leggen.
(22) Bovendien moeten, wanneer uit evaluaties blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, specifieke bepalingen van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat onmiddellijk corrigerende maatregelen worden genomen. Zodra de geëvalueerde lidstaat in kennis is gesteld van een ernstige tekortkoming moet deze, gezien het risico dat een dergelijke tekortkoming met zich meebrengt, onmiddellijk maatregelen beginnen te nemen om de tekortkoming te verhelpen, en daarbij zo nodig alle beschikbare operationele en financiële middelen inzetten. Corrigerende maatregelen moeten worden onderworpen aan kortere uiterste termijnen en een scherpere politieke controle en scherper politiek toezicht gedurende het hele proces. In dit verband moet, wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, de Commissie de Raad en het Europees Parlement hiervan onmiddellijk in kennis stellen en moet zij de Raad en het Europees Parlement informeren over reeds ingeleide of nog in te leiden inbreukprocedures tegen de geëvalueerde lidstaat. Voorts moet de Commissie uiterlijk 180 dagen na de datum van de evaluatie een nieuw bezoek “wegens ernstige tekortkomingen” organiseren om na te gaan of de lidstaat de betreffende tekortkomingen heeft verholpen. De Commissie dient een verslag van het nieuwe bezoek aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen. Gezien de ernstige gevolgen die een ernstige tekortkoming kan hebben voor het Schengengebied, dient de Commissie onverwijld een inbreukprocedure overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in te leiden om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 23
(23) De vaststelling van een ernstige tekortkoming vereist een grondige beoordeling per geval op basis van duidelijke criteria met betrekking tot de aard, omvang en mogelijke impact van de problemen, welke criteria per beleidsterrein kunnen verschillen. Een bevinding kan als worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming op basis van afzonderlijke, voor de effectieve toepassing van het Schengenacquis wezenlijke factoren of op basis van een combinatie van verschillende factoren. Indien echter wordt aangenomen dat een vastgestelde tekortkoming de algemene werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengt of op korte termijn kan brengen of aanzienlijke negatieve gevolgen kan hebben voor de rechten van individuen, moet een dergelijke tekortkoming als een ernstige tekortkoming worden beschouwd. Wanneer in een evaluatieverslag een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht wordt vastgesteld, kunnen de artikelen 21 en 29 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad37 van toepassing zijn.
(23) De vaststelling van een ernstige tekortkoming vereist een grondige beoordeling per geval op basis van duidelijke criteria met betrekking tot de aard, omvang en mogelijke impact van de problemen, welke criteria per beleidsterrein kunnen verschillen. Een bevinding kan als worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming op basis van afzonderlijke, voor de effectieve toepassing van het Schengenacquis wezenlijke factoren of op basis van een combinatie van verschillende factoren. Indien echter wordt aangenomen dat een vastgestelde tekortkoming de algemene werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengt of op korte termijn kan brengen of negatieve gevolgen voor de grondrechten heeft of kan hebben, of aanzienlijke negatieve gevolgen kan hebben voor de rechten van individuen, moet een dergelijke tekortkoming als een ernstige tekortkoming worden beschouwd. Wanneer in een evaluatieverslag een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht wordt vastgesteld, kunnen de artikelen 21 en 29 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad37 van toepassing zijn.
__________________
__________________
37 Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
37 Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 26
(26) Het is van essentieel belang en wenselijk dat het Europees Parlement en de Raad regelmatig discussies op politiek niveau houden om het belang van de uitvoering van het Schengenacquis onder de aandacht te brengen, lidstaten die de gemeenschappelijke regels voortdurend schenden ter verantwoording te roepen en de druk op deze lidstaten om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, op te voeren. De Commissie moet voldoende input leveren om deze besprekingen te bevorderen, onder meer door de goedkeuring van een alomvattend jaarverslag over de in het voorgaande jaar uitgevoerde evaluaties en de stand van uitvoering van de aanbevelingen, dat deel uitmaakt van het verslag over de staat van Schengen. Het Europees Parlement wordt aangemoedigd resoluties aan te nemen en de Raad moet conclusies aannemen om de druk op lidstaten die onvoldoende vooruitgang boeken, te verhogen. Het “Schengenforum”, dat een unieke mogelijkheid biedt om Schengen op hoog niveau te bespreken met vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de lidstaten en de Commissie, moet een platform bieden voor informele besprekingen met het oog op een betere uitvoering van het Schengenacquis.
(26) Het is van essentieel belang en wenselijk dat het Europees Parlement en de Raad regelmatig discussies op politiek niveau houden om het belang van de uitvoering van het Schengenacquis onder de aandacht te brengen, lidstaten die de gemeenschappelijke regels voortdurend schenden ter verantwoording te roepen en de druk op deze lidstaten om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, op te voeren. Beide instellingen moeten volledig en gelijkelijk op de hoogte worden gebracht van alle ontwikkelingen inzake de uitvoering van het Schengenacquis in de lidstaten. De Commissie moet voldoende input leveren om deze besprekingen te bevorderen, onder meer door de goedkeuring van een alomvattend jaarverslag over de in het voorgaande jaar uitgevoerde evaluaties en de stand van uitvoering van de aanbevelingen, dat deel uitmaakt van het verslag over de staat van Schengen. Het Europees Parlement wordt aangemoedigd resoluties aan te nemen en de Raad moet conclusies aannemen om de druk op lidstaten die onvoldoende vooruitgang boeken, te verhogen. Het “Schengenforum”, dat een unieke mogelijkheid biedt om Schengen op hoog niveau te bespreken met vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de lidstaten en de Commissie, moet een platform bieden voor informele besprekingen met het oog op een betere uitvoering van het Schengenacquis.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 28
(28) De rubriceringsstatus van de verslagen van evaluaties en nieuwe bezoeken moet worden vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie38. De geëvalueerde lidstaat moet niettemin de mogelijkheid behouden om te verzoeken om de rubricering van het gehele verslag of delen daarvan overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften.
(28) De rubriceringsstatus van de verslagen van evaluaties en nieuwe bezoeken moet worden vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie38. De geëvalueerde lidstaat moet niettemin de mogelijkheid behouden om in uitzonderlijke gevallen te verzoeken om de rubricering van het gehele verslag of delen daarvan overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften.
__________________
__________________
38 Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
38 Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 29
(29) Gezien de bijzondere rol die krachtens de laatste zin van artikel 70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de nationale parlementen is toebedeeld, en die met betrekking tot de nationale parlementen wordt benadrukt in artikel 12, punt c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), moeten de Raad en de Commissie het Europees Parlement en de nationale parlementen volledig op de hoogte brengen van de inhoud en de resultaten van de evaluaties. Indien de Commissie een voorstel tot wijziging van deze verordening indient, zal de Raad bovendien overeenkomstig artikel 19, lid 7, punt h), van zijn reglement van orde39, het Europees Parlement raadplegen teneinde zoveel mogelijk rekening te houden met het advies van het Europees Parlement alvorens een definitieve tekst aan te nemen.
(29) Gezien de bijzondere rol die krachtens de laatste zin van artikel70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de nationale parlementen is toebedeeld, en die met betrekking tot de nationale parlementen wordt benadrukt in artikel12, puntc), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), moeten de Raad en de Commissie het Europees Parlement en de nationale parlementen uiterlijk 14 dagen nadat de evaluatieprocedure is afgerond volledig op de hoogte brengen van de inhoud en de resultaten van de evaluaties. Indien de Commissie een voorstel tot wijziging van deze verordening indient, zal de Raad bovendien overeenkomstig artikel 19, lid 7, punt h), van zijn reglement van orde39, het Europees Parlement raadplegen teneinde zoveel mogelijk rekening te houden met het advies van het Europees Parlement alvorens een definitieve tekst aan te nemen.
__________________
__________________
39 Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
39 Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1
1. Bij deze verordening wordt een evaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld om ervoor te zorgen dat de lidstaten het Schengenacquis doeltreffend toepassen en aldus bijdragen tot een goed functionerende ruimte zonder controles aan de binnengrenzen.
1. Bij deze verordening wordt een evaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld om ervoor te zorgen dat de lidstaten het Schengenacquis doeltreffend toepassen teneinde een goed functionerende ruimte zonder controles aan de binnengrenzen te waarborgen, met volledige inachtneming van de grondrechten.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3
3. De evaluaties kunnen betrekking hebben op alle aspecten van het Schengenacquis en rekening houden met het functioneren van de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen.
3. De evaluatie kan betrekking hebben op alle aspecten van het Schengenacquis, onder meer de effectieve en efficiënte toepassing door de lidstaten van begeleidende maatregelen op het gebied van de buitengrenzen, het visumbeleid, het Schengeninformatiesysteem, gegevensbescherming, politiële samenwerking, justitiële samenwerking, en op het ontbreken van grenstoezicht aan de binnengrenzen.Alle evaluaties bevatten een beoordeling van de naleving van de grondrechten in het kader van de relevante aspecten.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt d
d) “onaangekondigde evaluatie”: een niet in de meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s opgenomen evaluatie om de toepassing van het Schengenacquis door een of meer lidstaten op een of meer beleidsterreinen te controleren;
d) “onaangekondigde evaluatie”: een zonder enige aankondiging uitgevoerde en niet in de meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s opgenomen evaluatie om de toepassing van het Schengenacquis door een of meer lidstaten op een of meer beleidsterreinen te controleren;
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt f bis (nieuw)
f bis) “kort van tevoren aangekondigd bezoek”: een bezoek dat maximaal 24 uur van tevoren wordt aangekondigd en dat als doel heeft de uitvoering van het Schengenacquis door een lidstaat steekproefsgewijs te controleren;
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt i
i) “ernstige tekortkoming”: een of meer tekortkomingen die betrekking hebben op de effectieve toepassing van essentiële onderdelen van het Schengenacquis en die afzonderlijk of gezamenlijk een aanzienlijk negatief effect hebben of mettertijd zouden kunnen hebben op de rechten van individuen of op het functioneren van het Schengengebied;
i) “ernstige tekortkoming”: een of meer tekortkomingen die betrekking hebben op de effectieve toepassing van het Schengenacquis of een deel daarvan, waaronder de naleving van het Handvest, en die afzonderlijk of gezamenlijk een negatief effect hebben of kunnen hebben op de vrijheid van verplaatsing, de rechten van individuen of de werking van het Schengengebied;
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt k
k) “team”: een groep die uit door de lidstaten aangewezen deskundigen en uit vertegenwoordigers van de Commissie bestaat, welke evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren.
k) “team”: een groep bestaande uit door de lidstaten aangewezen deskundigen, vertegenwoordigers van de Commissie en door de relevante instellingen, organen en agentschappen van de Unie aangewezen waarnemers, welke evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt k bis (nieuw)
k bis) “waarnemer van de Unie”: een persoon die wordt aangewezen door een instelling, orgaan of instantie van de Unie, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, en die deelneemt aan een evaluatie- of toezichtactiviteit.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3
3. De lidstaten en de Commissie werken in elk stadium van de evaluaties volop samen om te zorgen voor de effectieve uitvoering van deze verordening.
3. De lidstaten, de Commissie en de Raad werken in elk stadium van de evaluaties volop samen om te zorgen voor de effectieve uitvoering van deze verordening en zorgen ervoor dat het Europees Parlement volledig op de hoogte wordt gehouden van alle wezenlijke ontwikkelingen.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 4 – alinea 2
Zij zorgen ervoor dat de Commissie en de teams die evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren, in staat zijn hun taken doeltreffend uit te voeren, met name door de Commissie en de teams de mogelijkheid te bieden rechtstreeks relevante personen te benaderen en door op verzoek volledige en ongehinderde toegang te verlenen tot alle terreinen, gebouwen en documenten, met inbegrip van nationale en interne richtsnoeren en instructies, ook gerubriceerde.
Zij zorgen ervoor dat de Commissie en de teams die evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren, in staat zijn hun taken doeltreffend uit te voeren, met name door de Commissie en de teams de mogelijkheid te bieden relevante personen rechtstreeks en individueel te benaderen en door op verzoek volledige en ongehinderde toegang te verlenen tot alle terreinen, gebouwen en documenten, met inbegrip van nationale en interne richtsnoeren en instructies, ook gerubriceerde.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 5 – alinea 2
De Commissie draagt de reis- en verblijfkosten van de deskundigen en de in artikel 16, lid 2, bedoelde waarnemer die aan de bezoeken deelnemen.
De Commissie draagt de reis- en verblijfkosten van de deskundigen en de in artikel 16, lid 2, bedoelde waarnemers en de waarnemers van de Unie die aan de bezoeken deelnemen.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) kort van tevoren aangekondigde evaluaties;
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – punt a
a) om praktijken aan de binnengrenzen te evalueren;
a) om praktijken aan de binnengrenzen te evalueren, met name op locaties waar reeds langer dan 180 dagen binnengrenscontroles worden uitgevoerd en op locaties in verband waarmee er bewijzen zijn dat de grondrechten worden geschonden;
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – punt b
b) wanneer zij kennis krijgt van opkomende of systemische problemen die een aanzienlijk negatief effect zouden kunnen hebben op de werking van het Schengengebied;
b) wanneer zij kennis krijgt van opkomende of bestaande problemen die een aanzienlijk negatief effect zouden kunnen hebben op de werking van het Schengengebied, waaronder omstandigheden die een bedreiging kunnen vormen voor de interne veiligheid;
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – punt c
c) wanneer zij redenen heeft om aan te nemen dat een lidstaat ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, zoals een beschuldiging van ernstige schendingen van de grondrechten aan de buitengrenzen.
c) wanneer zij redenen heeft om aan te nemen dat een lidstaat tekortschiet in zijn verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, met name beschuldigingen van ernstige schendingen van de grondrechten aan de buitengrenzen.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 3
3. De Commissie kan thematische evaluaties organiseren om met name de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer deze van toepassing worden, en van nieuwe initiatieven, of om kwesties binnen verschillende beleidsterreinen of praktijken van lidstaten die met soortgelijke uitdagingen worden geconfronteerd, te beoordelen.
3. De Commissie kan thematische evaluaties organiseren om met name de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer deze van toepassing worden, en van nieuwe initiatieven, of om kwesties binnen verschillende beleidsterreinen of vergelijkbare beleidsmaatregelen en praktijken in lidstaten te beoordelen.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – alinea 1
De in de artikelen 4 en 5 bedoelde evaluatie- en toezichtactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door middel van aangekondigde of onaangekondigde bezoeken en vragenlijsten of andere methoden op afstand.
De in de artikelen 4 en 5 bedoelde evaluatie- en toezichtactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door middel van aangekondigde, kort van tevoren aangekondigde of onaangekondigde bezoeken en vragenlijsten of andere methoden op afstand. Methoden op afstand mogen enkel worden gebruikt wanneer fysieke bezoeken niet noodzakelijk worden geacht.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 – alinea 2
De Commissie kan regelingen treffen met de organen en instanties van de Unie om de samenwerking te vergemakkelijken.
De Commissie kan regelingen treffen met de organen en instanties van de Unie om de samenwerking te vergemakkelijken en kan, indien relevant, een vertegenwoordiger van de organen en instanties van de Unie uitnodigen om deel uit te maken van de teams die evaluatie- en toezichtactiviteiten uitvoeren.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 1
1. Frontex dient jaarlijks uiterlijk op 31 augustus bij de Commissie en de lidstaten een risicoanalyse in met het oog op het in artikel 13 van deze verordening bedoelde jaarlijkse evaluatieprogramma.
1. Frontex dient jaarlijks uiterlijk op 31augustus bij de Commissie en de lidstaten risicoanalyses in met het oog op het in artikel13 van deze verordening bedoelde jaarlijkse evaluatieprogramma.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – alinea 1
De in lid 1 bedoelde risicoanalyse heeft betrekking op alle relevante aspecten van het geïntegreerd grensbeheer en bevat ook aanbevelingen voor onaangekondigde bezoeken in het volgende jaar, ongeacht de volgorde van de in een bepaald jaar te evalueren lidstaten zoals vastgesteld in het meerjarige evaluatieprogramma overeenkomstig artikel 12.
De in lid1 bedoelde risicoanalyses hebben betrekking op alle relevante aspecten van het Europees geïntegreerd grensbeheer als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1896 en omvatten een grondrechtencomponent, en bevatten ook aanbevelingen voor onaangekondigde of kort van tevoren aangekondigde bezoeken in het volgende jaar, ongeacht de volgorde van de in een bepaald jaar te evalueren lidstaten zoals vastgesteld in het meerjarige evaluatieprogramma overeenkomstig artikel12.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 – alinea 2
Die aanbevelingen kunnen betrekking hebben op een regio of specifiek gebied en bevatten een lijst van ten minste tien specifieke delen van de buitengrenzen en ten minste tien specifieke grensdoorlaatposten, specifieke locaties die relevant zijn voor de beoordeling van de naleving van Richtlijn 2008/115/EG47 en andere relevante informatie.
Die aanbevelingen kunnen betrekking hebben op een regio of specifiek gebied en bevatten een lijst van ten minste tien specifieke delen van de buitengrenzen en ten minste tien specifieke grensdoorlaatposten, specifieke locaties die relevant zijn voor de beoordeling van de naleving van Richtlijn 2008/115/EG47 en andere relevante informatie.
De Commissie doet de risicoanalyses overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1896 onverwijld toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.
__________________
__________________
47 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
47 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 9 bis (nieuw)
Artikel 9 bis
Samenwerking met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, punten a) en d), van Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad1bis dient het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten jaarlijks uiterlijk op 31 augustus bij de Commissie conclusies in van zijn algehele beoordeling van de grondrechten in verband met de uitvoering van het Schengenacquis, zodat de Commissie over deze conclusies beschikt als zij het in artikel 13 bedoelde jaarlijkse evaluatieprogramma opstelt.
__________________
1bis Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1).
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1
1. Om de bekendheid met de werking van het Schengengebied te vergroten en dubbel werk en tegenstrijdige maatregelen te voorkomen, maakt de Commissie bij de voorbereiding van de evaluatie- en toezichtactiviteiten gebruik van de resultaten van de relevante mechanismen en instrumenten, met inbegrip van evaluatie- en toezichtactiviteiten van de organen en instanties van de Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Schengenacquis en van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, alsmede van onafhankelijke nationale toezichtmechanismen en -organen en andere nationale kwaliteitscontrolemechanismen.
1. Bij de voorbereiding van de evaluatie- en toezichtactiviteiten, bij het bepalen van de noodzaak tot uitvoering van onaangekondigde of kort van tevoren aangekondigde evaluaties en om de bekendheid met de werking van het Schengengebied te vergroten en dubbel werk en tegenstrijdige maatregelen te voorkomen, maakt de Commissie gebruik van de resultaten van de relevante mechanismen en instrumenten, met inbegrip van evaluatie- en toezichtactiviteiten van de organen en instanties van de Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Schengenacquis en van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, alsmede van onafhankelijke nationale toezichtmechanismen en -organen en andere nationale kwaliteitscontrolemechanismen.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 3 – alinea 2
De informatie-uitwisseling vindt plaats overeenkomstig de mandaten van de betrokken organen en instanties van de Unie.
De informatie-uitwisseling vindt plaats overeenkomstig de mandaten van de betrokken organen en instanties van de Unie. Deze informatie-uitwisseling vindt plaats om een groter situationeel bewustzijn bij en een versterkte operationele respons van de betrokken organen en instanties van de Unie te waarborgen.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – alinea 1
Bij de programmering en uitvoering van de evaluatie- en toezichtactiviteiten houdt de Commissie rekening met informatie verstrekt door derden, waaronder onafhankelijke autoriteiten, niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties.
Bij de programmering en uitvoering van de evaluatie- en toezichtactiviteiten, met name om de noodzaak van onaangekondigde evaluaties als bedoeld in artikel 4, leden 2 en 2 bis, vast te stellen, houdt de Commissie rekening met informatie en aanbevelingen verstrekt door relevante derden, waaronder onafhankelijke autoriteiten, niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties, zoals de instellingen en organen van de Verenigde Naties en de Raad van Europa.Wanneer tekortkomingen die door derden in de door hen verstrekte informatie onder de aandacht worden gebracht, in de evaluatie worden bevestigd, worden de lidstaten in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 – alinea 2
In elke meerjarige evaluatiecyclus ondergaat elke lidstaat één periodieke evaluatie en ten minste één onaangekondigde evaluatie of thematische evaluatie.
In elke meerjarige evaluatiecyclus ondergaat elke lidstaat één periodieke evaluatie en ten minste één onaangekondigde evaluatie of kort van tevoren aangekondigd bezoek, alsook een of meer thematische evaluaties. Onaangekondigde evaluaties overeenkomstig artikel 4 worden door de Commissie georganiseerd wanneer de in dat artikel bedoelde omstandigheden zich voordoen.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 3 – alinea 1
In het meerjarige evaluatieprogramma worden de specifieke prioritaire gebieden vastgesteld die door de periodieke evaluaties moeten worden bestreken en wordt een voorlopig tijdschema voor die evaluaties opgenomen.
In het meerjarige evaluatieprogramma worden, overeenkomstig artikel 4, die aspecten van het Schengenacquis vastgesteld die door de periodieke evaluaties moeten worden bestreken en wordt een voorlopig tijdschema voor die evaluaties opgenomen.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 3 – alinea 2
Het bevat een voorlopige lijst van de lidstaten die in een bepaald jaar aan periodieke evaluaties moeten worden onderworpen, onverminderd de aanpassingen uit hoofde van lid 4. Bij de voorlopige volgorde waarin de lidstaten aan een periodieke evaluatie worden onderworpen, wordt rekening gehouden met de tijd die sinds de vorige periodieke evaluatie is verstreken. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de resultaten van eerdere evaluaties, het tempo waarin de actieplannen worden uitgevoerd en andere relevante informatie waarover de Commissie beschikt met betrekking tot de praktijken van de lidstaten.
Het bevat een voorlopige lijst van de lidstaten die in een bepaald jaar aan periodieke evaluaties moeten worden onderworpen, alsook de relevante instellingen, organen en instanties van de Unie die functies uitoefenen met betrekking tot de uitvoering van het Schengenacquis in de relevante lidstaten, onverminderd de aanpassingen uit hoofde van lid4. Bij de voorlopige volgorde waarin de lidstaten aan een periodieke evaluatie worden onderworpen, wordt rekening gehouden met de tijd die sinds de vorige periodieke evaluatie is verstreken. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de resultaten van eerdere evaluaties, het tempo waarin de actieplannen worden uitgevoerd en andere relevante informatie waarover de Commissie beschikt met betrekking tot de praktijken van de lidstaten.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 – alinea 2
Bij het opstellen van de vragenlijst kan de Commissie de in artikel 7 bedoelde relevante organen en instanties van de Unie raadplegen.
Bij het opstellen van de vragenlijst kan de Commissie de in artikel 7 bedoelde relevante organen en instanties van de Unie raadplegen. De Commissie neemt in de vragenlijst specifieke benchmarks op waaraan de evaluatieteams de naleving van de grondrechten toetsen, en werkt hiertoe samen met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 4 – alinea 3
De Commissie stelt deze antwoorden ter beschikking van de overige lidstaten.
De Commissie stelt deze antwoorden ter beschikking van de overige lidstaten en het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 – alinea 1
De lidstaten en de Commissie zorgen er in samenwerking met de relevante organen of instanties van de Unie voor dat de deskundigen van de lidstaten en de vertegenwoordigers van de Commissie een passende opleiding krijgen om Schengenevaluator te worden.
De lidstaten en de Commissie zorgen er in samenwerking met de relevante organen of instanties van de Unie voor dat de deskundigen van de lidstaten en de vertegenwoordigers van de Commissie een passende opleiding krijgen om Schengenevaluator te worden. De deskundigen die deel uitmaken van een team dat een evaluatie- of toezichtactiviteit uitvoert overeenkomstig artikel 18 moeten deze opleiding hebben afgerond.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 2
2. Voor opleidingsdoeleinden kan in elk team dat periodieke evaluaties uitvoert, een “waarnemer” van een lidstaat of van de Commissie worden opgenomen.
2. Voor opleidingsdoeleinden kan in elk team dat periodieke evaluaties uitvoert, een “waarnemer” van een lidstaat, van de Commissie of van een bij de uitvoering van het Schengenacquis betrokken orgaan of instantie van de Unie worden opgenomen.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1
1. De Commissie vormt in samenwerking met de lidstaten jaarlijks een pool van deskundigen wier professionele achtergrond de specifieke prioriteitsgebieden bestrijkt die in het meerjarige evaluatieprogramma zijn vastgesteld.
1. De Commissie vormt in samenwerking met de lidstaten jaarlijks een pool van deskundigen wier professionele achtergrond relevant is voor de aspecten van het Schengenacquis die overeenkomstig het meerjarige evaluatieprogramma deel moeten uitmaken van de evaluaties.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2
2. Parallel aan de opstelling van het jaarlijkse evaluatieprogramma overeenkomstig artikel 13, lid 1, wijzen de lidstaten op verzoek van de Commissie voor de pool van deskundigen van het daaropvolgende jaar ten minste één gekwalificeerde deskundige aan per specifiek, in het meerjarige evaluatieprogramma vastgesteld gebied.
2. Parallel aan de opstelling van het jaarlijkse evaluatieprogramma overeenkomstig artikel13, lid1, wijzen de lidstaten op verzoek van de Commissie voor de pool van deskundigen van het daaropvolgende jaar ten minste één gekwalificeerde deskundige aan per specifiek te evalueren aspect van het Schengenacquis zoals vastgelegd in het meerjarige evaluatieprogramma.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 11
11. De Commissie zorgt dat de lijst van deskundigen van de pool actueel is en stelt de lidstaten in kennis van het aantal aangewezen deskundigen van iedere lidstaat en van het profiel van die deskundigen.
11. De Commissie zorgt dat de lijst van deskundigen van de pool actueel is en stelt de lidstaten, het Europees Parlement en de Raad in kennis van het aantal aangewezen deskundigen van iedere lidstaat en van het profiel van die deskundigen.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1
1. De Commissie bepaalt het aantal deskundigen van de lidstaten en vertegenwoordigers van de Commissie dat aan een team deelneemt op basis van de bijzonderheden van en de behoeften inzake de evaluatie- of toezichtactiviteit. De Commissie selecteert deskundigen uit de pool van deskundigen om lid te worden van een team.
1. De Commissie bepaalt het aantal deskundigen van de lidstaten en vertegenwoordigers van de Commissie dat aan een team deelneemt op basis van de bijzonderheden van en de behoeften inzake de evaluatie- of toezichtactiviteit. De Commissie selecteert deskundigen uit de pool van deskundigen om lid te worden van een team. Alle leden van het team, uitgezonderd waarnemers en waarnemers van de Unie, moeten de in artikel 16, lid 1, bedoelde passende opleiding hebben gevolgd.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 2 – alinea 2
Deskundigen van de lidstaten nemen niet deel aan een team dat een evaluatie- of toezichtactiviteit verricht in verband met de lidstaat waar zij in dienst zijn.
Deskundigen van de lidstaten nemen niet deel aan een team dat een evaluatie- of toezichtactiviteit verricht in verband met de lidstaat waar zij in dienst zijn. Bovendien mag er, wanneer in het kader van een evaluatie van een lidstaat activiteiten worden geëvalueerd van een instelling, orgaan of instantie van de Unie die aanwezig is in die lidstaat, geen deskundige of waarnemer van die instelling, dat orgaan of die instantie van de Unie deelnemen aan de evaluatie.
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 4
4. In geval van onaangekondigde bezoeken verstuurt de Commissie de uitnodigingen uiterlijk twee weken vóór de geplande aanvang van het bezoek. De deskundigen reageren binnen 72 uur na ontvangst van de uitnodiging, in overleg met de autoriteiten die hen hebben aangewezen.
4. In geval van onaangekondigde of kort van tevoren aangekondigde bezoeken verstuurt de Commissie de uitnodigingen uiterlijk twee weken vóór de geplande aanvang van het bezoek. De deskundigen reageren binnen 72 uur na ontvangst van de uitnodiging, in overleg met de autoriteiten die hen hebben aangewezen.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis. Daarnaast verzoekt de Commissie het Europees Parlement om een vertegenwoordiger aan te wijzen om als waarnemer van de Unie bij nieuwe bezoeken aanwezig te zijn.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 8
8. Indien de Commissie niet ten minste zes weken vóór de geplande aanvang van de evaluatie- of toezichtactiviteit, of ten minste één week voor die aanvang in geval van onaangekondigde bezoeken, een bevestiging ontvangt van de deelname van het vereiste aantal deskundigen uit de pool, verzoekt de Commissie alle lidstaten onverwijld om voor de ontbrekende plaatsen gekwalificeerde deskundigen te benoemen die geen deel uitmaken van de pool.
8. Indien de Commissie niet ten minste zes weken vóór de geplande aanvang van de evaluatie- of toezichtactiviteit, of ten minste zeven dagen voor die aanvang in geval van onaangekondigde of kort van tevoren aangekondigde bezoeken, een bevestiging ontvangt van de deelname van het vereiste aantal deskundigen uit de pool, verzoekt de Commissie alle lidstaten onverwijld om voor de ontbrekende plaatsen gekwalificeerde deskundigen te benoemen die geen deel uitmaken van de pool.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 9 – alinea 2
De Commissie wijst een hoofddeskundige van de Commissie aan en doet een voorstel voor de benoeming van de hoofddeskundige van de lidstaat. De hoofddeskundige van de lidstaat wordt zo spoedig mogelijk na de oprichting van het team door de teamleden benoemd.
De Commissie wijst een hoofddeskundige van de Commissie aan en doet een voorstel voor de benoeming van de hoofddeskundige van de lidstaat. De hoofddeskundige van de lidstaat wordt zo spoedig mogelijk na de oprichting van het team door de teamleden benoemd. De Commissie wijst een deskundige aan die verantwoordelijk is voor de aan de grondrechten gerelateerde elementen van het bezoek of de evaluatie.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 2 – alinea 1
Het gedetailleerde programma voor de bezoeken aan een lidstaat of aan het consulaat van een lidstaat wordt door de Commissie opgesteld in nauwe samenwerking met de hoofddeskundigen en de betrokken lidstaat.
Het gedetailleerde programma voor de bezoeken aan een lidstaat of aan het consulaat van een lidstaat wordt door de Commissie opgesteld in nauwe samenwerking met de hoofddeskundigen en de betrokken lidstaat. De Commissie stuurt het gedetailleerde programma naar het nationale parlement van de betrokken lidstaat.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 4 – alinea 1
Onaangekondigde bezoeken vinden plaats zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat. Bij wijze van uitzondering kan de Commissie de betrokken lidstaat ten minste 24 uur van tevoren in kennis stellen van het bezoek wanneer het hoofddoel van het onaangekondigde bezoek een steekproefsgewijze controle van de uitvoering van het Schengenacquis is.
Onaangekondigde bezoeken vinden plaats zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat. De Commissie stelt het gedetailleerde programma voor onaangekondigde bezoeken vast.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 4 – alinea 2
De Commissie stelt het gedetailleerde programma voor onaangekondigde bezoeken vast. Indien de lidstaten van het bezoek in kennis zijn gesteld, kan de Commissie met de betrokken lidstaat overleggen over het tijdschema en het gedetailleerde programma.
Schrappen
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 19 – lid 5
5. De Commissie kan, in nauwe samenwerking met de lidstaten, richtsnoeren opstellen en bijwerken voor het uitvoeren van onaangekondigde bezoeken.
5. De Commissie kan, in nauwe samenwerking met de lidstaten, richtsnoeren opstellen en bijwerken voor het uitvoeren van onaangekondigde of kort van tevoren aangekondigde bezoeken en kan de lidstaten hierover raadplegen.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – alinea 1
De Commissie kan in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren vaststellen voor het uitvoeren van evaluatie- en toezichtactiviteiten door middel van vragenlijsten of andere methoden op afstand.
De Commissie kan in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren vaststellen voor het uitvoeren van evaluatie- en toezichtactiviteiten door middel van vragenlijsten of andere methoden op afstand, die evenwel uitsluitend als aanvullende methode worden gebruikt.Methoden op afstand worden uitsluitend gebruikt wanneer fysieke bezoeken niet noodzakelijk worden geacht.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 – alinea 3
De Commissie legt het evaluatieverslag voor aan de nationale parlementen, het Europees Parlement en de Raad.
De Commissie legt het evaluatieverslag uiterlijk veertien dagen nadat het is vastgesteld voor aan de nationale parlementen, het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 5
5. Het evaluatieverslag bevat aanbevelingen voor corrigerende maatregelen die gericht zijn op het verhelpen van de tekortkomingen en het uitvoeren van de verbeterpunten die bij de evaluatie zijn vastgesteld en geeft een indicatie van de prioriteiten voor de uitvoering ervan. In het evaluatieverslag kunnen uiterste termijnen worden vastgesteld voor de uitvoering van de aanbevelingen. Wanneer uit de evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, zijn de specifieke bepalingen van artikel 23 van toepassing.
5. Het evaluatieverslag bevat aanbevelingen voor corrigerende maatregelen die gericht zijn op het verhelpen van de tekortkomingen en het uitvoeren van de verbeterpunten die bij de evaluatie zijn vastgesteld en geeft een indicatie van de prioriteiten voor de uitvoering ervan. In het evaluatieverslag worden tevens uiterste termijnen vastgesteld voor de uitvoering van de aanbevelingen. Wanneer uit de evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, zijn de specifieke bepalingen van artikel 23 van toepassing.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 6
6. De Commissie zendt het ontwerp-evaluatieverslag binnen vier weken na het einde van de evaluatieactiviteit toe aan de geëvalueerde lidstaat. De geëvalueerde lidstaat maakt zijn opmerkingen over het ontwerpevaluatieverslag binnen twee weken na ontvangst kenbaar. Op verzoek van de geëvalueerde lidstaat wordt uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat een redactievergadering gehouden. De opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat kunnen in het ontwerpevaluatieverslag worden verwerkt.
6. De Commissie zendt het ontwerpevaluatieverslag binnen vier weken na het einde van de evaluatieactiviteit toe aan de geëvalueerde lidstaat. De geëvalueerde lidstaat maakt zijn opmerkingen over het ontwerpevaluatieverslag binnen twee weken na ontvangst kenbaar. Op verzoek van de geëvalueerde lidstaat wordt uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat een redactievergadering gehouden. De opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat worden volledig in het evaluatieverslag verwerkt.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 6 bis (nieuw)
6 bis. Wanneer het ontwerpevaluatieverslag bevindingen bevat met betrekking tot de activiteiten van een bij de uitvoering van het Schengenacquis betrokken instelling, orgaan of instantie van de Unie, is de procedure uit hoofde van lid 6 van overeenkomstige toepassing.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 6 ter (nieuw)
6 ter. De in dit artikel en artikel 23 van deze verordening bedoelde evaluatieverslagen dragen bij tot de beoordeling van de doeltreffende toepassing en uitvoering van het Handvest overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad1 bis en bijlage III daarbij.
__________________
1bis Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 2 – alinea 1
Na raadpleging van het team dat de evaluatieactiviteit heeft uitgevoerd, maakt de Commissie opmerkingen over de toereikendheid van het actieplan, van welke opmerkingen zij de geëvalueerde lidstaat binnen een maand na de indiening van het actieplan in kennis stelt. De Raad kan de lidstaten verzoeken opmerkingen over het actieplan in te dienen.
Na raadpleging van het team dat de evaluatieactiviteit heeft uitgevoerd, maakt de Commissie opmerkingen over de toereikendheid van het actieplan, van welke opmerkingen zij de geëvalueerde lidstaat binnen een maand na de indiening van het actieplan in kennis stelt. De Raad verzoekt de andere lidstaten opmerkingen over het actieplan te maken in het kader van de versterkte politieke dialoog.
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 – alinea 1
De geëvalueerde lidstaat brengt na de vaststelling van het evaluatieverslag om de zes maanden verslag uit aan de Commissie en de Raad over de uitvoering van zijn actieplan, totdat de Commissie van oordeel is dat het actieplan volledig is uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de tekortkomingen en de stand van uitvoering van de aanbevelingen kan de Commissie de geëvalueerde lidstaat een andere verslagleggingsfrequentie voorschrijven.
De geëvalueerde lidstaat brengt na de vaststelling van het evaluatieverslag om de zes maanden verslag uit aan de Commissie en de Raad over de uitvoering van zijn actieplan, totdat de Commissie van oordeel is dat het actieplan volledig is uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de tekortkomingen en de stand van uitvoering van de aanbevelingen kan de Commissie de geëvalueerde lidstaat een andere verslagleggingsfrequentie voorschrijven. Indien de Commissie 24 maanden na vaststelling van het evaluatieverslag van oordeel is dat niet alle aanbevelingen een passende follow-up hebben gekregen en het actieplan niet volledig is uitgevoerd, verzoekt zij het Europees Parlement en de Raad hun standpunt hierover kenbaar te maken via een gemotiveerd besluit.
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 – alinea 3
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad ten minste tweemaal per jaar in kennis van de stand van de uitvoering van de actieplannen. De Commissie verstrekt met name informatie over haar opmerkingen inzake de toereikendheid van de in lid 2 bedoelde actieplannen, over de resultaten van nieuwe bezoeken en controlebezoeken en over het eventuele bestaan van een aanzienlijk gebrek aan vooruitgang bij de uitvoering van een actieplan.
De Commissie stelt het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen ten minste tweemaal per jaar in kennis van de stand van de uitvoering van de actieplannen. De Commissie verstrekt met name informatie over haar opmerkingen inzake de toereikendheid van de in lid 2 bedoelde actieplannen, over de resultaten van nieuwe bezoeken en controlebezoeken en over het eventuele bestaan van een aanzienlijk gebrek aan vooruitgang bij de uitvoering van een actieplan.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 2 – alinea 2
De geëvalueerde lidstaat neemt onmiddellijk corrigerende maatregelen, waaronder, indien nodig, het mobiliseren van alle beschikbare operationele en financiële middelen. De geëvalueerde lidstaat stelt de Commissie en de lidstaten onverwijld in kennis van de onmiddellijk genomen of geplande corrigerende maatregelen. Tegelijkertijd stelt de Commissie de in artikel 7 bedoelde, respectieve organen en instanties van de Unie in kennis van de ernstige tekortkoming zodat zij de geëvalueerde lidstaat eventueel kunnen ondersteunen. De Commissie stelt ook de Raad en het Europees Parlement op de hoogte.
De geëvalueerde lidstaat neemt onmiddellijk corrigerende maatregelen, waaronder, indien nodig, het mobiliseren van alle beschikbare operationele en financiële middelen. De geëvalueerde lidstaat stelt de Commissie en de lidstaten onverwijld in kennis van de onmiddellijk genomen of geplande corrigerende maatregelen. Tegelijkertijd stelt de Commissie de in artikel 7 bedoelde, respectieve organen en instanties van de Unie in kennis van de ernstige tekortkoming zodat zij de geëvalueerde lidstaat eventueel kunnen ondersteunen. De Commissie stelt voorts onverwijld de Raad, het Europees Parlement en de nationale parlementen op de hoogte van de vastgestelde ernstige tekortkoming en, indien van toepassing, van de reeds door de geëvalueerde lidstaat genomen corrigerende maatregelen.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 5 – alinea 1
De Raad keurt de aanbevelingen binnen twee weken na ontvangst van het voorstel goed.
De Raad keurt de aanbevelingen uiterlijk tien dagen na ontvangst van het voorstel goed.
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 5 – alinea 3
De Raad stelt termijnen vast voor de uitvoering van de aanbevelingen in verband met een ernstige tekortkoming en specificeert de frequentie waarmee de geëvalueerde lidstaat aan de Commissie en de Raad verslag dient uit te brengen over de uitvoering van zijn actieplan.
De Raad bespreekt de aangelegenheid met spoed en stelt korte termijnen vast voor de uitvoering van de aanbevelingen in verband met een ernstige tekortkoming en specificeert de frequentie waarmee de geëvalueerde lidstaat aan de Commissie en de Raad verslag dient uit te brengen over de uitvoering van zijn actieplan.
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 6 – alinea 1
De geëvalueerde lidstaat dient zijn actieplan binnen een maand na de goedkeuring van de aanbevelingen in bij de Commissie en de Raad. De Commissie doet het actieplan aan het Europees Parlement toekomen.
De geëvalueerde lidstaat dient zijn actieplan binnen drie weken na de goedkeuring van de aanbevelingen in bij de Commissie en de Raad. De Commissie doet het actieplan onverwijld aan het Europees Parlement toekomen.
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 7 – alinea 1
Om na te gaan welke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen in verband met de ernstige tekortkoming, organiseert de Commissie uiterlijk één jaar na de datum van de evaluatieactiviteit een nieuw bezoek.
Om na te gaan welke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen in verband met de ernstige tekortkoming, organiseert de Commissie uiterlijk 180 dagen na de datum van de evaluatieactiviteit een nieuw bezoek.
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 8
8. De Raad brengt zijn standpunt over het verslag uit.
8. De Raad brengt zijn standpunt uit over het evaluatieverslag en kan de Commissie verzoeken een voorstel in te dienen voor aanbevelingen voor corrigerende maatregelen om de in het verslag van het nieuwe bezoek genoemde aanhoudende ernstige tekortkomingen te verhelpen.Wanneer de Commissie een dergelijk voorstel indient, zijn lid 6 en 7 van toepassing.
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 8 bis (nieuw)
8 bis. Indien na een nieuw bezoek wordt vastgesteld dat een lidstaat een actieplan na een evaluatie waarbij een ernstige tekortkoming is vastgesteld niet op bevredigende wijze uitvoert, leidt de Commissie overeenkomstig het VWEU een inbreukprocedure tegen die lidstaat in, indien zij van oordeel is dat die lidstaat een verplichting niet is nagekomen.
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 23 – lid 10
10. Indien de ernstige tekortkoming wordt beschouwd als een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in het gebied zonder controle aan de binnengrenzen, of als een ernstige en systematische schending van de grondrechten, stelt de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement of van een lidstaat, het Europees Parlement en de Raad daarvan onmiddellijk in kennis.
10. Indien de ernstige tekortkoming wordt beschouwd als een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in het gebied zonder controle aan de binnengrenzen, of als een ernstige en systematische schending van de grondrechten, stelt de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement of van een lidstaat, het Europees Parlement en de Raad daarvan onmiddellijk in kennis, en informeert zij het Europees Parlement en de Raad over reeds ingeleide of nog in te leiden inbreukprocedures tegen de geëvalueerde lidstaat.
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 2
2. De rubriceringsstatus van de verslagen wordt bepaald overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444. Zij kunnen ook op naar behoren gemotiveerd verzoek van de geëvalueerde lidstaat worden gerubriceerd als “EU RESTRICTED/RESTREINT UE” .
2. De rubriceringsstatus van de verslagen wordt bepaald overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444. In uitzonderlijke gevallen kunnen delen van de evaluatieverslagen ook op naar behoren gemotiveerd verzoek van de geëvalueerde lidstaat worden gerubriceerd als “EU RESTRICTED/RESTREINT UE”.
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 3
3. De doorgifte en behandeling van gerubriceerde gegevens en documenten met het oog op de toepassing van deze verordening geschiedt in overeenstemming met de toepasselijke beveiligingsvoorschriften. Dergelijke regels vormen geen beletsel voor het beschikbaar stellen van informatie aan het Europees Parlement en de relevante organen en instanties van de Unie bedoeld in artikel 7.
3. De doorgifte en behandeling van gerubriceerde gegevens en documenten met het oog op de toepassing van deze verordening geschiedt in overeenstemming met de toepasselijke beveiligingsvoorschriften. Dergelijke regels vormen geen beletsel voor het beschikbaar stellen van informatie aan het Europees Parlement, nationale parlementen en de relevante organen en instanties van de Unie bedoeld in artikel7.
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – alinea 1
De Commissie evalueert de toepassing van deze verordening en zij dient binnen zes maanden nadat alle verslagen van de evaluaties in het kader van het eerste overeenkomstig deze verordening vastgestelde meerjarige evaluatieprogramma zijn vastgesteld, een verslag in bij de Raad. De evaluatie betreft alle onderdelen van deze verordening, met inbegrip van het functioneren van de procedures voor het vaststellen van handelingen op grond van het mechanisme. De Commissie dient het verslag in bij het Europees Parlement.
De Commissie evalueert de toepassing van deze verordening en zij dient binnen zes maanden nadat alle verslagen van de evaluaties in het kader van het eerste overeenkomstig deze verordening vastgestelde meerjarige evaluatieprogramma zijn vastgesteld, een verslag in bij de Raad. De evaluatie betreft alle onderdelen van deze verordening, met inbegrip van het functioneren van de procedures voor het vaststellen van handelingen op grond van het mechanisme. De Commissie dient het verslag onverwijld in bij het Europees Parlement.
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 30 bis (nieuw)
Artikel 30 bis
Herziening
Elk toekomstig voorstel van de Commissie tot wijziging van dit evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis wordt gebaseerd op artikel 77, lid 2, punt b), VWEU.
De mensenrechtensituatie in Noord-Korea, met inbegrip van de vervolging van religieuze minderheden
138k
50k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, met inbegrip van de vervolging van religieuze minderheden (2022/2620(RSP))
– gezien zijn eerdere resoluties over de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK),
– gezien de verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de G7 en de hoge vertegenwoordiger van de EU van 25 maart 2022 over de lancering van een intercontinentale ballistische raket door de Democratische Volksrepubliek Korea,
– gezien de resolutie van de Mensenrechtenraad van de VN van 1 april 2022 over de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea,
– gezien de verklaring van 25 maart 2022 van Josep Borrell, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, over de lancering van een intercontinentale ballistische raket (ICBM),
– gezien de verklaring van 11 januari 2022 van de woordvoerder voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) over de lancering van raketten door de DVK,
– gezien de meest recente door de EU opgelegde sancties van 22 maart 2021 wegens ernstige schendingen van de mensenrechten in de DVK,
– gezien het verslag van 1 april 2022 van de speciale rapporteur over de situatie op het gebied van de mensenrechten in de Democratische Volksrepubliek Korea,
– gezien resoluties 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013), 2094 (2013), 2356 (2017), 2270 (2016), 2371 (2017), 2375 (2017) en 2397 (2017) van de VN-Veiligheidsraad, waarin door de DVK uitgevoerde kernproeven uitdrukkelijk worden verboden,
– gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 16 december 2021 over de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien de Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie of overtuiging van 1981,
– gezien het verslag van 7 februari 2014 van de onderzoekscommissie van de VN‑Mensenrechtenraad voor de mensenrechten in de Democratische Volksrepubliek Korea,
– gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de DVK een van de meest repressieve landen ter wereld blijft; overwegende dat in de DVK de staat absolute controle uitoefent over elk aspect van het leven van zijn burgers, een absoluut monopolie op informatie in stand houdt, en controle uitoefent op verplaatsingen binnen en buiten het land en op het sociale leven van zijn burgers, terwijl zij de bevolking tot door angst ingegeven gehoorzaamheid dwingt door te dreigen met executie, gevangenneming, gedwongen verdwijningen en dwangarbeid in detentie- en gevangenkampen;
B. overwegende dat de DVK een uitgebreid en goed georganiseerd veiligheidssysteem heeft dat het leven van bijna elke burger nauwlettend in de gaten houdt en geen enkele vorm van basale vrijheid in het land toestaat;
C. overwegende dat de onderzoekscommissie (CoI) onderzoek heeft gedaan naar de “systematische, wijdverspreide en ernstige schendingen van de mensenrechten” in de DVK en op 7 februari 2014 een verslag heeft uitgebracht; overwegende dat de CoI in zijn verslag heeft geconcludeerd dat de ernst, de omvang en de aard van de mensenrechtenschendingen door Pyongyang “wijzen op een staat die met geen enkele andere te vergelijken is in de wereld van vandaag”;
D. overwegende dat de mensenrechtensituatie in de DVK niet is verbeterd sinds de publicatie van het CoI-verslag in 2014; overwegende dat buitengerechtelijke executies, foltering, seksueel geweld, slavernij en willekeurige detentie door het regime van de DVK, met inbegrip van vervolging op grond van godsdienstige overtuiging, nog steeds stelselmatig plaatsvinden; overwegende dat volgens zijn songbun-systeem geestelijke verzorgers tot de “vijandige” klasse behoren en worden beschouwd als vijanden van de staat, die “discriminatie, bestraffing, isolatie en zelfs executie” verdienen; overwegende dat uit documenten van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) blijkt dat aanhangers van het sjamanisme en het christendom bijzonder kwetsbaar zijn voor vervolging;
E. overwegende dat het regime zich systematisch richt op religieuze overtuigingen en minderheden, waaronder het sjamanisme, het Koreaans boeddhisme, het katholicisme, het cheondoïsme en het protestantisme; overwegende dat de executie van een aantal niet-buitenlandse katholieke priesters en protestantse leiders die hun geloof niet wilden opgeven, als “Amerikaanse” spionnen, een voorbeeld is van dergelijke systematische aanvallen;
F. overwegende dat naast de schendingen waar de algemene bevolking mee te maken heeft, vrouwen en meisjes in Noord-Korea het doelwit kunnen zijn van een reeks seksuele en gendergerelateerde misbruiken, waarbij overheidsfunctionarissen mensenrechtenschendingen, waaronder wijdverbreide genderdiscriminatie en seksueel en gendergerelateerd geweld, zowel zelf begaan als niet doeltreffend aanpakken;
G. overwegende dat de regering van de DVK geen politieke oppositie, vrije en eerlijke verkiezingen, vrije media, godsdienstvrijheid, vrijheid van vereniging, collectieve onderhandelingen of vrijheid van verplaatsing toestaat en het beginsel van de rechtsstaat dus niet eerbiedigt; overwegende dat er meldingen zijn van ernstige onderdrukking van mensen die betrokken zijn bij publieke en private religieuze activiteiten, waaronder willekeurige vrijheidsberoving, foltering, dwangarbeid en executie; overwegende dat kwanliso (kampen voor politieke gevangenen) volgens de speciale rapporteur van de VN nog steeds operationeel zijn en een essentiële rol spelen bij de controle en onderdrukking van de bevolking; overwegende dat volgens de speciale rapporteur “een groot aantal van deze schendingen betrekking heeft op misdaden tegen de menselijkheid die in de DVK worden gepleegd, en dat er dringend behoefte is aan concrete verantwoordingsprocessen, op nationaal of internationaal niveau”;
H. overwegende dat de overheidsinstanties van de DVK stelselmatig de grondrechten van gevangenen negeren en zich schuldig maken aan buitengerechtelijke executies, willekeurige detentie en gedwongen verdwijningen, onder meer in de vorm van ontvoeringen van buitenlanders, waarbij volgens de schattingen van sommige bronnen meer dan 100 000 mensen zijn geïnterneerd in een uitgebreid strafrechtelijk systeem van gevangenkampen, detentiecentra, werkkampen, kampen voor politieke gevangenen, heropvoedingskampen en andere inrichtingen; overwegende dat het regime van de DVK stelselmatig en systematisch dwangarbeid van een groot deel van de bevolking eist om zijn economie te ondersteunen, met name mensen die in kwanliso worden vastgehouden;
I. overwegende dat het regime van de DVK alle resoluties van de Mensenrechtenraad, de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de VN over de mensenrechtensituatie op zijn grondgebied heeft verworpen;
J. overwegende dat de COVID-19-pandemie door de DVK is gebruikt om het land verder van de buitenwereld te isoleren, met als gevolg een verergering van de diepgewortelde schendingen van de mensenrechten en een negatief effect op de gezondheid van haar bevolking; overwegende dat humanitaire organisaties nog steeds niet in staat zijn terug te keren naar de DVK; overwegende dat de beperkte internationale aanwezigheid in het land en de aanzienlijke daling van het aantal ontsnappingen naar Zuid-Korea de documentatie van mensenrechtenschendingen moeilijker maken dan ooit; overwegende dat de DVK al haar buitengrenzen heeft gesloten om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en geen COVID-19-vaccins onder haar bevolking heeft verspreid, met als argument dat het virus in het land niet bestaat; overwegende dat Noord-Korea sinds het begin van de pandemie zelfs nog meer geïsoleerd is geraakt van de rest van de wereld als gevolg van zijn notoir zwakke gezondheidsinfrastructuur en het gebrek aan vaccinatie van zijn bevolking; overwegende dat Noord-Korea volgens het meest recente verslag van de VN-Mensenrechtenraad van maart 2022 meer geïsoleerd is dan ooit als gevolg van langdurige grootschalige grenssluitingen en de in januari 2020 opgelegde reisbeperkingen tussen steden en regio’s; overwegende dat de repressieve controle van de bevolking verder is aangescherpt;
K. overwegende dat de bevolking van de DVK is blootgesteld aan tientallen jaren van onderontwikkeling, een gebrekkige gezondheidszorg en ernstige ondervoeding van moeders en kinderen, in een context van politiek en economisch isolement en voedsel- en brandstoftekorten; overwegende dat chronische voedselonzekerheid nog steeds wijdverbreid is en waarschijnlijk is verslechterd door de aanzienlijke afname van de handel na het sluiten van de grenzen van het land; overwegende dat delen van de bevolking, met name kwetsbare bevolkingsgroepen, mogelijk te kampen hebben met honger en hongersnood;
L. overwegende dat de Europese Unie de naleving van mensenrechten en democratie wereldwijd verdedigt en bevordert; overwegende dat de laatste bijeenkomst in het kader van de politieke dialoog tussen de EU en de DVK in juni 2015 heeft plaatsgevonden; overwegende dat de Chinese regering de meeste Noord-Koreaanse vluchtelingen beschouwt als illegale economische migranten en sommige van hen na ontdekking repatrieert, zonder er rekening mee te houden dat zij bij terugkeer het risico lopen te worden vervolgd; overwegende dat Noord-Koreanen in Rusland te maken krijgen met repatriëring naar hun land van herkomst, aangezien de Russische politie in het verleden Noord-Koreanen op verzoek van Pyongyang heeft gearresteerd; overwegende dat deze praktijk een rechtstreekse schending vormt van de verplichtingen van China en Rusland uit hoofde van het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 en het bijbehorende protocol van 1967; overwegende dat veel ontsnapte Noord-Koreanen in China en zijn buurlanden enorme ontberingen lijden, zonder officiële identiteit of wettelijke status, en uiterst kwetsbaar zijn voor mensenhandel, ontvoering en seksuele uitbuiting;
M. overwegende dat de DVK haar kernwapenpotentieel en het programma voor ballistische raketten verder heeft ontwikkeld, zoals onlangs is gebleken uit de toename van het aantal raketproeven begin 2022; overwegende dat de EU sancties heeft opgelegd aan 57 personen en 9 entiteiten vanwege hun bijdrage aan de programma’s van de DVK met betrekking tot de ontwikkeling van ballistische en kernraketten of andere massavernietigingswapens, of wegens het ontwijken van sancties; overwegende dat de verspreiding van chemische, biologische en kernwapens en hun lanceerinrichtingen een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid vormt; overwegende dat de DVK zich in 2003 heeft teruggetrokken uit het Non-proliferatieverdrag, sinds 2006 kernproeven uitvoert en in 2009 officieel heeft verklaard dat het een atoomwapen heeft ontwikkeld, wat betekent dat de dreiging van een vergroting van haar kernwapenpotentieel duidelijk is toegenomen; overwegende dat de DVK op 20 april 2018 heeft aangekondigd dat zij het testen van kernwapens en raketten onmiddellijk zou opschorten en de locatie Punggye-ri, die voor zes eerdere kernproeven was gebruikt, zou sluiten; overwegende dat de Raad van de Europese Unie de lancering door de DVK van een intercontinentale ballistische raket op 24 maart 2022 heeft veroordeeld als een schending van de door de DVK beloofde opschorting van de lancering van intercontinentale ballistische raketten en een schending van de VN‑sancties; overwegende dat de EU op 22 maart 2022 in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten een bevriezing van tegoeden en een reisverbod heeft opgelegd aan twee personen en één entiteit in de DVK;
N. overwegende dat de aftredende president van de Republiek Korea Moon Jae-in een aan de DVK gerichte “einde-oorlogsverklaring” heeft voorgesteld om formeel een einde te maken aan de Koreaanse oorlog die in 1953 is geëindigd zonder vredesverdrag;
O. overwegende dat de ministers van Buitenlandse Zaken van de G7 en de hoge vertegenwoordiger van de EU gezamenlijk hebben verklaard dat de schrijnende humanitaire situatie in de DVK het gevolg is van het feit dat de DVK middelen aanwendt voor programma’s voor massavernietigingswapens en ballistische raketten, en niet voor het welzijn van haar bevolking;
1. herhaalt in krachtige bewoordingen zijn veroordeling van de decennialange, systematische staatsonderdrukking door de huidige en voormalige hoogste leiders en de overheid van de DVK; verzoekt Kim Jong-un om stopzetting van zijn beleid van uitroeiing, moord, slavernij, foltering, gevangenneming, verkrachting, gedwongen abortus en ander seksueel geweld, vervolging op politieke, religieuze, raciale en gendergronden, het onder dwang overbrengen van bevolkingsgroepen, de onvrijwillige verdwijning van personen, de onmenselijke praktijk van opzettelijke langdurige uithongering, en de geïnstitutionaliseerde straffeloosheid van de daders; dringt erop aan dat de autoriteiten van de DVK hun aanhoudende misdaden tegen de menselijkheid staken, ook de misdaden die door het kwanliso-systeem worden gepleegd, en dat zij een hervormingsproces op gang brengen waarbij alle mensenrechten worden geëerbiedigd en beschermd; benadrukt dat het kwanliso-systeem moet worden ontmanteld; verlangt dat gedetailleerde informatie over deze kampen openbaar wordt gemaakt en dat onafhankelijke internationale toezichthoudende lichamen de mogelijkheid krijgen deze kampen te bezoeken;
2. veroordeelt het stelselmatig en grootschalig gebruik van de doodstraf in de DVK ten zeerste; dringt er bij de regering van de DVK op aan een moratorium af te kondigen op alle terechtstellingen, met het oog op de afschaffing van de doodstraf in de nabije toekomst; verzoekt de DVK een einde te maken aan buitengerechtelijke executies en onvrijwillige verdwijningen, politieke gevangenen vrij te laten en haar burgers toe te staan vrij te reizen, zowel in Noord-Korea zelf als naar het buitenland; verzoekt de DVK vrije meningsuiting en persvrijheid voor de nationale en internationale media toe te staan en haar burgers ongecensureerde toegang tot het internet te verlenen; verzoekt de DVK mensen die het land ontvluchten niet langer aan te klagen wegens landverraad, noch te eisen dat mensen die naar China zijn gevlucht, teruggestuurd worden naar de DVK;
3. verzoekt de regeringen van de Volksrepubliek China en van de Russische Federatie om – overeenkomstig hun verplichtingen als partijen bij het Vluchtelingenverdrag van de VN – Noord-Koreaanse vluchtelingen die de grens met China en Rusland oversteken het recht op het aanvragen van asiel niet te ontzeggen en hen niet onder dwang terug te sturen naar Noord-Korea, maar om hun fundamentele mensenrechten te beschermen; herhaalt zijn oproep aan de landen die vluchtelingen uit de DVK hebben opgenomen om het Verdrag van Genève van 1951 alsmede het Protocol bij dit Verdrag van 1967 na te leven en zich absoluut te onthouden van enige vorm van samenwerking met de overheid van de DVK met het oog op uitlevering of repatriëring van Noord-Koreaanse burgers;
4. veroordeelt de ernstige inperkingen van de vrijheid van denken, geweten, godsdienst of levensovertuiging, vreedzame vergadering en vereniging, de discriminatie op basis van het songbun-systeem, dat de mensen indeelt in door de staat toegekende sociale rangen en standen, en ook rekening houdt met politieke opvattingen en godsdienst; is ernstig bezorgd over de systematische schendingen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, waardoor het sjamanisme, het christendom en andere religies in Noord-Korea getroffen worden; veroordeelt het feit dat gelovigen het slachtoffer worden van willekeurige arrestaties, langdurige detentie, foltering, mishandeling, seksueel geweld en moord; dringt er bij de autoriteiten van de DVK op aan een einde te maken aan alle vormen van geweld tegen religieuze minderheden en hun het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, het recht op vereniging en het recht op vrijheid van meningsuiting toe te kennen; benadrukt dat de plegers van deze gewelddaden ter verantwoording moeten worden geroepen, met inbegrip van het ministerie van Sociale Zekerheid en het ministerie van Staatsveiligheid, die een belangrijke rol spelen bij de vervolging van religieuze gemeenschappen;
5. verlangt dat de regering van de DVK haar door de staat gesteunde programma voor gedwongen arbeid stopzet, in het kader waarvan andere landen hebben geprofiteerd van tienduizenden, onder precaire omstandigheden werkende Noord-Koreaanse arbeiders, hetgeen de harde valuta oplevert die het regime mede in stand houdt; onderstreept in dit geval dat de verantwoordelijkheid om arbeidsrechten te beschermen zich uitstrekt tot de gastlanden, die de naleving van arbeids- en mensenrechtennormen dienen te waarborgen;
6. toont zich met name bezorgd over de detentieomstandigheden binnen het gehele strafstelsel, waaronder het ontzeggen van gezondheidszorg, foltering en wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing, willekeurige vrijheidsberoving, dwangarbeid, verkrachting en andere vormen van seksueel geweld, de ontzegging van het recht op leven en op een eerlijk proces, en schendingen van de rechten van kwetsbare gedetineerden, waaronder vrouwen, personen met een handicap en jongeren; verzoekt de autoriteiten van de DVK onafhankelijke mensenrechtenwaarnemers toegang te verlenen tot haar strafstelsel en met hen samen te werken, waarbij het doel is om met relevante internationale actoren te werken aan hervorming van haar straf- en rechtsstelsels;
7. veroordeelt de instrumentalisering van de pandemie, die heeft geleid tot het opleggen van verdere beperkingen en tot de strenge, onnodige en extreme maatregelen die de Noord-Koreaanse regering schijnbaar ter bescherming tegen COVID-19 heeft genomen, en waardoor de toch al beknotte rechten op voedsel en gezondheid en het recht op bewegingsvrijheid, vrije meningsuiting en informatie verder worden beperkt; prijst het werk van het Sanctiecomité 1718, dat alle verzoeken om vrijstelling van sancties in verband met COVID-19 voor humanitaire hulp aan de DVK snel heeft goedgekeurd; verzoekt de DVK samen te werken met internationale organisaties, met inbegrip van het initiatief Coronavirus (COVID-19) Vaccine Global Access (COVAX), zodat gezorgd wordt voor de tijdige levering en distributie van COVID-19-vaccins aan haar bevolking;
8. spreekt zijn bijzondere bezorgdheid uit over de ernst van de voedselsituatie in het land en de gevolgen daarvan voor de economische, sociale en culturele rechten van de bevolking; verzoekt de autoriteiten van de DVK ervoor te zorgen dat alle burgers conform de humanitaire beginselen al naargelang hun behoefte toegang krijgen tot voedsel en humanitaire hulp;
9. benadrukt hoe belangrijk het is verantwoordingsplicht voor reeds begane en aanhoudende misdaden tegen de menselijkheid te waarborgen; dringt er bij de DVK met klem op aan volledig te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de betreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad; verzoekt alle VN-leden de huidige sancties van de VN-Veiligheidsraad volledig ten uitvoer te leggen; verlangt dat inspanningen worden geleverd om de situatie in de DVK te verwijzen naar het Internationaal Strafhof of om een ad-hoctribunaal of vergelijkbaar mechanisme in te stellen, zodat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van regeringsfunctionarissen, met inbegrip van de hoogste autoriteiten, kan worden vastgesteld; dringt erop aan dat de Raad in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten zware aanvullende mensenrechtensancties vaststelt tegen personen die verantwoordelijk zijn voor deze schendingen; neemt kennis van het advies van de speciale rapporteur van de VN om er zorg voor te dragen dat de sancties tegen het land geen nadelige gevolgen hebben voor het recht op voedsel, gezondheid, water en sanitaire voorzieningen, huisvesting en ontwikkeling, en om negatieve gevolgen voor humanitaire hulp te voorkomen, ook in samenhang met de COVID-19-pandemie;
10. veroordeelt het feit dat de DVK op 24 maart 2022 een ICBM heeft gelanceerd ten stelligste, en beschouwt dit als een onnodige en gevaarlijke provocatie, die een schending vormt van meerdere resoluties van de VN-Veiligheidsraad en die tevens de internationale en regionale vrede en veiligheid ernstig bedreigt; verzoekt de DVK haar programma’s voor massavernietigingswapens en ballistische raketten op volledige, verifieerbare en onomkeerbare wijze stop te zetten;
11. dringt er bij de DVK op aan zich constructief te blijven opstellen bij internationale gesprekspartners teneinde concrete verbeteringen aan te brengen in de mensenrechtensituatie ter plaatse, onder meer door dialoog, officiële bezoeken aan het land en meer contacten tussen mensen;
12. steunt nog altijd een vreedzame oplossing van het conflict op het Koreaanse schiereiland, waarbij denuclearisering gepaard moet gaan met verbetering van de mensenrechtensituatie in de DVK; verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden en de EU-lidstaten steun te verlenen aan de VN-structuren en maatschappelijke organisaties, met het oog op het afleggen van verantwoording over de gepleegde misdaden, door middel van het voortdurend verzamelen van bewijsmateriaal en het documenteren van eerdere en huidige mensenrechtenschendingen in het land, zodat een einde wordt gemaakt aan de straffeloosheid voor de ernstige vergrijpen door de DVK;
13. is ingenomen met de verlenging van het mandaat van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de DVK; betreurt het feit dat het plaatselijke kantoor van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) in Seoul nog altijd onderbezet is, en dringt er bij de leden van de VN en het OHCHR op aan het mechanisme te ondersteunen en ervoor te zorgen dat het kan beschikken over al het benodigde personeel en de nodige middelen;
14. beveelt aan werk te maken van verzoening en passende beroepsprocedures in te stellen; verzoekt de getroffen landen een verklaring over beëindiging van de oorlog af te leggen, zodat het onopgeloste militaire conflict beëindigd wordt;
15. is ingenomen met de sanctieregeling van de EU en met het feit dat de EU zich bereid verklaard heeft om zinvolle diplomatieke processen te ondersteunen; moedigt de EU en de lidstaten aan een strategie te ontwikkelen ter aanvulling van de sanctieregeling van de EU, in overeenstemming met de mondiale EU-strategie en rekening houdend met de hervatting van de politieke dialoog met Noord-Korea wanneer de tijd rijp is, zodat initiatieven op het gebied van mensenrechten, denuclearisering en vrede geïntegreerd kunnen worden in de gesprekken tussen de EU en de DVK;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regering en het parlement van de Democratische Volksrepubliek Korea, de regering en het parlement van de Republiek Korea, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China, de regering en het parlement van de Verenigde Staten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de regering en het parlement van Japan, de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea, alsmede aan de secretaris-generaal van de VN.
De situatie van de rechtsstaat en de mensenrechten in de Republiek Guatemala
130k
48k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over de situatie van de rechtsstaat en de mensenrechten in de Republiek Guatemala (2022/2621(RSP))
– gezien zijn eerdere resoluties over Guatemala en met name die van 14 maart 2019 over de mensenrechtensituatie in Guatemala(1),
– gezien de verklaringen van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 11 februari 2022 over de mensenrechtensituatie in Guatemala en van 23 maart 2022 over de achteruitgang van de rechtsstaat in Guatemala,
– gezien de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds(2), en met name de mensenrechtenclausule,
– gezien de richtsnoeren van de Europese Unie inzake verdedigers van de mensenrechten,
– gezien het rapport van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten van 28 februari 2022 over de mensenrechtensituatie in Guatemala,
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN van 11 februari 2022 over Guatemala,
– gezien de verklaring van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de mensenrechten (IACHR) van 22 februari 2022 waarin bezorgdheid wordt geuit over nieuwe schendingen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Guatemala, en de verklaring van de IACHR en de speciale VN-rapporteur voor de onafhankelijkheid van rechters en advocaten van 9 maart 2022 waarin Guatemala wordt opgeroepen om onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen bij de benoeming van de nieuwe procureur-generaal van het land,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de mensenrechtenverdragen van de VN alsmede de facultatieve protocollen daarbij,
– gezien het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,
– gezien de grondwet van Guatemala,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Guatemala een belangrijke en gelijkgestemde partner van de EU is, zoals blijkt uit de belangrijke rol die het land speelt in de regionale integratie van Midden-Amerika door zijn tijdelijke voorzitterschap van het Centraal-Amerikaans Integratiesysteem, de toenemende handelssamenwerking tussen de EU en Guatemala, de solidariteit van het land met Oekraïne en Europa en zijn krachtige veroordeling van de Russische invasie in Oekraïne, alsook zijn actieve rol in internationale fora en de constructieve dialoog met de ambassade van Guatemala in Brussel in het kader van de Delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met de landen in Midden‑Amerika;
B. overwegende dat de regering van de Republiek Guatemala in 2019 eenzijdig heeft besloten om een einde te stellen aan het mandaat van de Internationale Commissie tegen straffeloosheid in Guatemala (CICIG) die 12 jaar lang in het land actief is geweest; overwegende dat Guatemala in de periode waarin de autoriteiten met de CICIG hebben samengewerkt, voortdurend vooruitgang heeft geboekt bij de vervolging van mensenrechten- en corruptiezaken;
C. overwegende dat Guatemala sindsdien is terechtgekomen in een continu proces van institutionele coöptatie en ontmanteling van de rechtsstaat, systematische obstructie en verstoring van het legitieme werk van rechters en aanklagers, lastercampagnes, arrestaties en intimidatie van justitiële actoren, met name bij de CICIG, het Openbaar Ministerie voor de mensenrechten en het Speciaal Openbaar Ministerie tegen straffeloosheid (FECI), en wordt geconfronteerd met de intensivering en toename van agressie tegen en criminalisering van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers;
D. overwegende dat aanklagers van corruptie en georganiseerde misdaad waarbij hooggeplaatste overheidsfunctionarissen of bedrijfseigenaren betrokken zijn, in talloze gevallen zijn gecriminaliseerd via strafrechtelijke procedures, door klachten bij de gerechtelijke tuchtraad of voorbereidende procedures die door het Openbaar Ministerie van Guatemala worden ingeleid om hen te arresteren of hun gerechtelijke immuniteit op te heffen; overwegende dat de toename van deze gerechtelijke procedures tegen onafhankelijke rechters, openbare aanklagers en advocaten en het gebrek aan een snelle en efficiënte respons en beschermingsmaatregelen alarmerend zijn;
E. overwegende dat bedreiging, intimidatie en het risico van willekeurige detentie ertoe hebben geleid dat meer dan 20 rechters hebben aangekondigd dat zij Guatemala verlaten en in ballingschap gaan om hun veiligheid en fysieke en psychologische integriteit te beschermen en represailles van de Guatemalaanse staat te voorkomen; overwegende dat de zaken van rechter Erika Aifán, de voormalige procureurs-generaal Claudia Paz en Thelma Aldana en het vroegere hoofd van het FECI Juan Francisco Sandoval slechts een paar voorbeelden zijn van de intimidatie van justitiële actoren in Guatemala;
F. overwegende dat in artikel 203 van de grondwet van Guatemala wordt benadrukt dat de rechterlijke macht uitsluitend mag worden uitgeoefend door het Hooggerechtshof en andere rechtbanken waarin door de wet is voorzien; overwegende dat er te weinig vooruitgang wordt geboekt bij de verkiezing van rechters voor de vacante zetels in het Hooggerechtshof en het Hof van Beroep; overwegende dat de president en het Congres dit jaar drie sleutelfiguren zullen benoemen: de procureur-generaal, de ombudsman voor de mensenrechten en de algemeen controleur;
G. overwegende dat de nieuwe procureur-generaal van de Republiek Guatemala in mei 2022 zal worden gekozen; overwegende dat in de grondwet van Guatemala is bepaald dat de procureur-generaal wordt benoemd door een Benoemingscomité dat bestaat uit de voorzitter van het Hooggerechtshof, voorzitters van rechtsfaculteiten, leden van de advocatuur en leden van het maatschappelijk middenveld; overwegende dat de procureur-generaal van de Republiek Guatemala, Consuelo Porras, die kandidaat is voor herverkiezing, en de secretaris-generaal van het Openbaar Ministerie, Angel Pineda, in september 2021 door het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn opgenomen op de Engel-lijst als corrupte en ondemocratische actoren die de strafrechtelijke vervolging van corruptiezaken belemmeren; overwegende dat de procureur-generaal een fundamentele rol speelt bij het waarborgen van de rechtsstaat, de bescherming en verdediging van de mensenrechten en de bestrijding van corruptie en straffeloosheid;
H. overwegende dat de Inter-Amerikaanse Commissie voor de mensenrechten en de speciale VN-rapporteur voor de onafhankelijkheid van rechters en advocaten verschillende aanbevelingen hebben gedaan voor een constitutionele hervorming om de procedures voor de verkiezing van de procureur-generaal en de rechters van de hoge rechtbanken van het land aan te passen in overeenstemming met de internationale normen inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid;
I. overwegende dat de regering van Guatemala inspanningen heeft geleverd om maatregelen op het gebied van transparantie, corruptiebestrijding en bestrijding van straffeloosheid ten uitvoer te leggen door de oprichting van de presidentiële commissie tegen corruptie en de presidentiële commissie voor vrede en mensenrechten, die concrete resultaten moeten voorleggen;
J. overwegende dat Guatemala volgens Transparency International de laatste 10 jaar 59 plaatsen is gedaald in de corruptieperceptie-index (CPI), van 91e (2010) tot 150e op een totaal van 180 landen;
K. overwegende dat Wet 4-2020, bekend als de ngo-wet, die in februari 2022 in werking is getreden, tot doel heeft de activiteiten van ngo’s te beperken door het toezicht van de overheid aan te scherpen en de opheffing van ngo’s die niet aan de overheidseisen voldoen mogelijk te maken;
L. overwegende dat geweld en afpersing door machtige criminele organisaties een ernstig probleem blijven in Guatemala en dat bendegerelateerd geweld een belangrijke factor is die mensen ertoe aanzet het land te verlaten;
M. overwegende dat het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten (OHCHR) in 2021 melding heeft gemaakt van 103 aanvallen op mensenrechtenverdedigers en zes moorden, alsook van 33 aanvallen op journalisten; overwegende dat milieuactivisten en verdedigers van landrechten, inheemse volkeren en gemeenschappen en verdedigers van vrouwenrechten worden geconfronteerd met ernstige bedreigingen; overwegende dat het OHCHR wijst op toenemend misbruik van het strafrecht door statelijke en niet-statelijke actoren tegen mensenrechtenverdedigers en journalisten om hen te straffen of de legitieme uitoefening van hun werk te belemmeren;
N. overwegende dat inheemse volkeren nog steeds te maken hebben met verschillende vormen van discriminatie en economische en sociale ongelijkheden; overwegende dat de vertrouwensrelatie tussen overheidsinstellingen en inheemse volkeren moet worden versterkt door de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming en eerbiediging van hun rechten, met inbegrip van het recht op vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming;
O. overwegende dat gendergerelateerd en seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes wijdverbreid en diepgeworteld is; overwegende dat het Congres van Guatemala op 8 maart 2022 Wet 18-2022, de zogenaamde wet ter bescherming van het leven en het gezin, heeft goedgekeurd, waarin abortus in alle omstandigheden strafbaar wordt gesteld met gevangenisstraffen van 5 tot 25 jaar, en waarin voorlichting over genderdiversiteit en seksuele voorlichting in scholen worden verboden; overwegende dat de president na talrijke protesten op nationaal en internationaal niveau te kennen heeft gegeven dat hij zijn veto tegen de wet zou stellen en dat het Congres van Guatemala op 15 maart 2022 heeft besloten de controversiële wet af te voeren;
P. overwegende dat Guatemala in vergelijking met de rest van de regio slechte cijfers voorlegt op het gebied van ongelijkheid, en ook erg slecht scoort wat betreft armoede, ondervoeding en moeder- en kindersterfte; overwegende dat Guatemala voor chronische ondervoeding op de zesde plaats staat in de wereld;
Q. overwegende dat de EU een van de belangrijkste samenwerkingspartners van Guatemala blijft, met een toewijzing van 152 miljoen EUR in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de programmeringsperiode 2014-2020, gericht op voedselzekerheid, corruptiebestrijding, vrede en veiligheid, en concurrentievermogen;
R. overwegende dat Aura Lolita Chávez, een inheemse Guatemalteekse milieuactiviste en finaliste voor de Sacharovprijs van het Europees Parlement in 2017, haar land heeft verlaten na ernstige aanvallen, doodsbedreigingen en smaad, en bij terugkeer naar Guatemala te maken zou krijgen met diverse gerechtelijke procedures; overwegende dat haar juridische en fysieke veiligheid moeten worden gewaarborgd als zij besluit terug te keren;
1. is bezorgd over de achteruitgang van de rechtsstaat in Guatemala en over de gerechtelijke stappen die het Hooggerechtshof en de procureur-generaal hebben ondernomen tegen onafhankelijke rechters, advocaten en aanklagers die criminele organisaties onderzoeken of vervolgen die banden hebben met hooggeplaatste overheidsfunctionarissen of bedrijfseigenaren;
2. veroordeelt de criminalisering en detentie, lasterlijke mediacampagnes, bedreigingen en intimidatie waarvan justitiële actoren die betrokken zijn bij de vervolging van corruptiezaken en de bestrijding van straffeloosheid, alsook mensenrechtenverdedigers en journalisten, het slachtoffer zijn; dringt er bij de Guatemalaanse autoriteiten op aan een einde te maken aan deze acties en de rechtsstaat en de volledige eerbiediging van de scheiding der machten te handhaven als essentiële elementen in de strijd tegen straffeloosheid en corruptie;
3. verzoekt de Guatemalaanse autoriteiten onmiddellijk een grondig en onpartijdig onderzoek in te stellen naar de bedreigingen, intimidatie en lasterlijke campagnes tegen gerechtsambtenaren en actoren uit het maatschappelijk middenveld, teneinde de verantwoordelijken te identificeren en hen voor bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige rechtbanken te brengen;
4. verzoekt de Guatemalaanse autoriteiten dringend de nodige maatregelen te nemen om de veiligheid en integriteit te verzekeren van rechters, openbare aanklagers, advocaten (met inbegrip van voormalige CICIG-advocaten) en mensenrechtenverdedigers, ook degenen die gevangengehouden worden, en om hun recht op een eerlijk proces te waarborgen; roept de autoriteiten op ervoor te zorgen dat degenen die uit angst voor hun veiligheid gedwongen werden het land te verlaten, veilig kunnen terugkeren;
5. herinnert eraan dat versterkte en doeltreffende dialoogkanalen in het kader van de Guatemalaanse instellingen onontbeerlijk zijn om de democratische waarden, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten te bevorderen;
6. bevestigt nogmaals dat de procedure voor de selectie en benoeming van rechters transparant en participatief moet zijn en dat kandidaten moeten worden gekozen op grond van hun verdiensten en bewezen staat van dienst op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten, in overeenstemming met de internationale normen en de grondwet van Guatemala; verzoekt de Guatemalaanse autoriteiten in dit verband de eerlijke verkiezing van rechters te waarborgen, met name wat betreft de verkiezing van de procureur-generaal en de ombudsman voor de mensenrechten;
7. benadrukt dat de vaststelling van restrictieve wetgeving zoals de ngo-wet kan bijdragen tot de ontmanteling van het systeem voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers en de straffeloosheid kan versterken; dringt erop aan dat deze wetten worden ingetrokken;
8. dringt er bij de regering van Guatemala op aan de nodige maatregelen te nemen om de wetgeving en het beleid ter bescherming van mensenrechtenverdedigers, met inbegrip van milieuactivisten en journalisten, te versterken en een overheidsbeleid voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers te ontwikkelen in overeenstemming met een arrest van het Inter-Amerikaans Hof voor de mensenrechten van 2014 en de toezegging die Guatemala zelf in 2018 voor de VN-Mensenrechtenraad heeft gedaan; beveelt de regering van Guatemala aan de Overeenkomst van Escazú te ratificeren;
9. is ingenomen met de oprichting door de Guatemalaanse autoriteiten van de presidentiële commissie tegen corruptie en de presidentiële commissie voor vrede en mensenrechten, als kernpijlers van het nationale plan voor innovatie en ontwikkeling van de regering, en met het oog op de tenuitvoerlegging van beleid ter bevordering van transparantie, corruptiebestrijding en de bestrijding van straffeloosheid; dringt er bij deze commissies op aan concrete resultaten voor te leggen;
10. moedigt de regering van Guatemala aan verder samen te werken met alle regionale en VN-mensenrechtenmechanismen om vooruitgang te boeken bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten in het land; beveelt aan dat de regering van Guatemala het mandaat van het OHCHR in Guatemala voor een redelijke periode verlengt;
11. is ingenomen met de stappen die de ambassades van de EU-lidstaten en de delegatie van de EU in Guatemala hebben genomen met betrekking tot beschermingsmaatregelen voor mensenrechtenverdedigers; dringt bij de Commissie aan op een aanzienlijke uitbreiding en actievere toepassing van beschermingsmaatregelen, met inbegrip van een ruimere waarneming van hoorzittingen met aangeklaagde mensenrechtenverdedigers, met name milieuactivisten en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers, onder meer door haar steun aan onafhankelijke maatschappelijke organisaties te vergroten;
12. verzoekt de EU en haar lidstaten gebruik te maken van de mechanismen die zijn vastgelegd in de associatieovereenkomsten en overeenkomsten inzake politieke dialoog en samenwerking om Guatemala sterk aan te moedigen een ambitieuze mensenrechtenagenda uit te voeren en straffeloosheid te bestrijden, teneinde de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren;
13. verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlement van de lidstaten, de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, alsook de president, de regering en het parlement van de Republiek Guatemala, het Secretariaat-generaal van het Centraal-Amerikaans Integratiesysteem en het Midden‑Amerikaans Parlement.
– gezien het Handvest van de VN, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en de Verklaring van de VN over mensenrechtenverdedigers,
– gezien de grondwet van de Russische Federatie,
– gezien de verklaring van 28 maart 2022 van Josep Borrell, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), over de onafhankelijke Russische krant Novaja Gazeta,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger namens de EU van 22 maart 2022 over het gerechtelijke besluit om de politiek gemotiveerde opsluiting van Aleksej Navalny met nog eens negen jaar te verlengen,
– gezien de verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa van 24 maart 2022, waarin zij haar waardering uitspreekt voor de moed van journalisten en mensenrechtenverdedigers, ook die uit de Russische Federatie en Belarus,
– gezien de verklaring van de vertegenwoordiger voor mediavrijheid van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa van 3 maart 2022 over de ernstige schending van het recht op vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid in Rusland in de context van de militaire aanval van het land op Oekraïne,
– gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten over de recente gebeurtenissen in Rusland en Oekraïne,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Russische Federatie herhaaldelijk het internationaal recht en haar internationale verplichtingen heeft geschonden, zonder aanleiding een illegale en ongerechtvaardigde oorlog tegen Oekraïne is begonnen en bloedbaden heeft aangericht onder de Oekraïense bevolking; overwegende dat wettelijke beperkingen, mediaverboden, de strafbaarstelling van onafhankelijke berichtgeving en vrije meningsuiting en andere politieke vervolgingen de afgelopen maanden een totalitaire dimensie hebben bereikt en hebben geleid tot het uiteenvallen van de onafhankelijke en pluriforme civiele ruimte in Rusland;
B. overwegende dat het Russische regime zijn reeds hardhandige optreden tegen vreedzame demonstranten, onafhankelijke journalisten en bloggers, mensenrechtenactivisten en activisten uit het maatschappelijk middenveld heeft opgevoerd tot een ongezien niveau in een poging om alle kritiek op en weerstand tegen zijn illegale, niet uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire aanval op Oekraïne in de kiem te smoren; overwegende dat duizenden inwoners van Rusland het land zijn ontvlucht wegens het drastisch gestegen risico op willekeurige arrestatie en vervolging; overwegende dat dit hardhandige optreden een verwoestende impact heeft op het leven en de vrijheden van minderheden, lhbtqi+-personen, vrouwen, al wie volgens de regering en de samenleving afwijkt van de opgelegde gedragsregels, normen en verwachtingen of het regime, en al wie het regime en het beleid van de Russische autoriteiten bekritiseert;
C. overwegende dat de fundamentele mensenrechten, waaronder de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting, zijn verankerd in de grondwet van de Russische Federatie en in talrijke internationale rechtsinstrumenten waarbij Rusland zich heeft aangesloten; overwegende dat de Russische autoriteiten al jarenlang systematische propagandacampagnes voeren tegen Oekraïne, Europa en de liberale democratische waarden, en dat dit heeft geleid tot de definitieve uitroeiing van een levendig, politiek actief en onafhankelijk maatschappelijk middenveld;
D. overwegende dat de Russische autoriteiten sinds 24 februari 2022 in het hele land ruim 15 400 vreedzame anti‑oorlogsdemonstranten hebben opgepakt, en dit op arbitraire wijze, en overwegende dat sommige gearresteerden ernstig zijn mishandeld en diverse andere schendingen van de mensenrechten hebben ondergaan; overwegende dat er sindsdien al meer dan 60 strafzaken aanhangig zijn gemaakt;
E. overwegende dat de Russische autoriteiten sinds enkele jaren hard en gericht optreden tegen de onafhankelijke maatschappelijke organisaties en media die in Rusland actief zijn, en het met name gemunt hebben op niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), mensenrechtenactivisten, journalisten, juristen, verdedigers van de rechten van vrouwen en de lhbtqi+-gemeenschap, milieuactivisten en mensen die zich inzetten voor etnische en culturele minderheden, en overwegende dat de Russische autoriteiten hiertoe talrijke wetten hebben opgelegd, zoals de wet over “buitenlandse agenten” en diverse variaties daarop, de wet voor de reglementering van en scheidsrechterlijke uitspraken over zogenaamde extremistische organisaties, en talloze decreten van de bevoegde federale dienst voor het toezicht op de media (Roskomnadzor); overwegende dat de invoering van al deze wetgeving, regelgeving en gerechtelijke en administratieve lasten tot gevolg heeft dat actoren uit het maatschappelijk middenveld zich uit angst voor represailles door de staat gedwongen zien buitenlandse financiering te weigeren, aan zelfcensuur te doen en hun publieke zichtbaarheid en activiteiten te beperken;
F. overwegende dat het Russische parlement het wetboek van strafrecht op 4 maart 2022 heeft aangevuld met een gevangenisstraf tot 15 jaar voor het verspreiden van zogezegd fake informatie over de oorlog in Oekraïne; overwegende dat de wet op 22 maart 2022 is uitgebreid en inmiddels ook het delen van “nepnieuws” over de activiteiten van Russische officiële instanties in het buitenland strafbaar stelt; overwegende dat de Russische Doema op 4 maart 2022 alle demonstraties tegen de oorlog in Oekraïne heeft verboden; overwegende dat met de juridische hervormingen in Rusland administratieve en strafrechtelijke overtredingen zijn ingevoerd voor Russische burgers en rechtspersonen die pleiten voor internationale sancties tegen de Russische staat, Russische ingezetenen of Russische juridische entiteiten;
G. overwegende dat de Russische autoriteiten verschillende onafhankelijke mediakanalen ertoe hebben gedwongen hun activiteiten op te schorten, stop te zetten of te verplaatsen naar het buitenland, en de toegang tot andere mediakanalen hebben geblokkeerd middels een toenemende mate van censuur, controle en afzondering op het internet, en overwegende dat de Russische bevolking daardoor geen objectieve informatie kan ontvangen over de oorlog van Rusland tegen Oekraïne en de oorlogsmisdaden die in Oekraïne in naam van de Russische Federatie worden begaan; overwegende dat enkele van de bekendste getroffen mediakanalen de radiozender Echo van Moskou, het televisiestation Dozjd (TV Rain) en de krant Novaja Gazeta omvatten; overwegende dat de Russische autoriteiten buitenlandse sociale media hebben geblokkeerd en Meta, het moederbedrijf van Facebook, Instagram en WhatsApp, dat zij als “extremistisch” bestempelen, hebben geblacklist;
H. overwegende dat honderden journalisten, mensenrechtenverdedigers, activisten en andere mensen Rusland sinds het begin van de oorlog in Oekraïne hebben verlaten als gevolg van het drastisch toegenomen risico op willekeurige arrestatie en vervolging, met name nadat president Poetin alle tegenstanders van de oorlog “landverraders” en een “vijfde colonne” heeft genoemd;
I. overwegende dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 16 maart 2022 heeft besloten de Russische Federatie met onmiddellijke ingang uit de Raad van Europa te zetten; overwegende dat de Russische Federatie op haar beurt op 15 maart 2022 heeft besloten uit de Raad van Europa te stappen, waardoor de Russische burgers niet langer de in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens verankerde bescherming genieten en niet langer beroep kunnen doen op rechtshulp voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens;
J. overwegende dat Aleksej Navalny, een Russisch advocaat, oppositiepoliticus, anticorruptieactivist, en winnaar van de Sacharovprijs in 2021, in januari 2021 werd opgepakt en sinds februari 2021 in de gevangenis zit, waar hij een willekeurige, politiek gemotiveerde straf uitzit en herhaaldelijk het slachtoffer is geworden van foltering en onmenselijke behandeling; overwegende dat de EU de vergiftiging en de politiek gemotiveerde opsluiting van Aleksej Navalny radicaal heeft veroordeeld, gerichte sancties heeft opgelegd en een onafhankelijk onderzoek naar zijn vergiftiging blijft eisen;
K. overwegende dat de rechtbank van het Moskouse district Lefortovo Aleksej Navalny op 22 maart 2022 na een buitengewone rechtszitting in een gevangeniskamp - dus buiten het gerechtsgebouw - heeft veroordeeld tot negen jaar opsluiting in een streng bewaakte gevangenis en hem een administratieve boete van 1,2 miljoen roebel (ongeveer 12 838 EUR) heeft opgelegd; overwegende dat dit vonnis duidelijk in strijd is met het internationaal recht en de Russische grondwet en even onwettig, willekeurig en politiek gemotiveerd is als het vorige vonnis;
L. overwegende dat een aantal activisten is bedreigd met arrestatie of daadwerkelijk is opgepakt en vervolgd wegens hun steun aan of samenwerking met Aleksej Navalny, of omdat zij het eens zijn met zijn ideeën, zoals zijn strategie voor “slim stemmen”; overwegende dat zij middels de toepassing met terugwerkende kracht van nieuwe wetten en administratieve besluiten en op basis van hun verklaringen op sociale media wegens deze steun zijn beschuldigd en vervolgd, en dat velen na de opening van een strafvervolging tegen hen Rusland hebben verlaten; overwegende dat de anticorruptiestichting van Aleksej Navalny als “extremistisch” is bestempeld;
1. hekelt de binnenlandse repressie van het Russische regime, die sinds het begin van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne is verergerd; eist dat de Russische autoriteiten ophouden anti-oorlogsdemonstranten, onafhankelijke maatschappelijke organisaties, ngo’s, mensenrechtenverdedigers, journalisten, juristen, verdedigers van de rechten van vrouwen en de lhbtqi+-gemeenschap en milieuactivisten in Rusland te pesten, intimideren en aan te vallen; betuigt zijn solidariteit met de democratische krachten in Rusland, die zich inzetten voor een open en vrije samenleving, en spreekt zijn steun uit voor alle personen en organisaties die het doelwit zijn geworden van aanvallen en repressie;
2. veroordeelt de neototalitaire en imperialistische ideologie van de Russische regering en de propagandisten van deze ideologie; benadrukt dat Rusland door zijn minachting voor de democratie en de rechten van andere landen de weg naar tirannie, internationale agressie en oorlogsmisdaden is opgegaan; onderstreept dat een ondemocratisch Rusland een permanent gevaar vormt voor de veiligheid en stabiliteit van Europa;
3. betreurt de wetten over onder meer “buitenlandse agenten”, de op 4 en 22 maart 2022 aangebrachte wijzigingen in het wetboek van strafrecht, en de wet op de massamedia, die de Russische autoriteiten gebruiken om afwijkende stemmen in en buiten Rusland via gerechtelijke weg te intimideren en om onafhankelijke media te verzwakken; onderstreept dat deze ontwikkelingen in schril contrast staan met de vrijwillige verbintenissen van Rusland in het kader van het internationaal recht, die zijn opgenomen in de Russische grondwet;
4. veroordeelt de voortdurende en toenemende censuur door de Russische autoriteiten van onder meer het internet, en vraagt hen met klem meteen een eind te maken aan deze controle en censuur;
5. bekritiseert het feit dat de Russische autoriteiten de moeders van Russische soldaten en hun legitieme verenigingen lastigvallen en Russische ouders op die manier informatie onthouden over de verblijfplaats van hun kinderen, en het feit dat zij weigeren samen te werken met de Oekraïense autoriteiten om de stoffelijke resten van gesneuvelde Russische soldaten te repatriëren;
6. veroordeelt de rol van Patriarch Kirill van Moskou, hoofd van de Russisch-orthodoxe kerk, omdat hij de Russische oorlog tegen Oekraïne theologisch legitimeert; looft de moed van de 300 priesters van de Russisch-orthodoxe kerk die een brief hebben ondertekend waarin ze de agressie veroordelen, de beproeving betreuren die de Oekraïense bevolking moet doorstaan, en vragen "de oorlog te beëindigen";
7. veroordeelt resoluut de opsluiting van Aleksej Navalny, winnaar van de Sacharovprijs, roept nogmaals op tot zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating, en eist dat ook de honderden andere Russische burgers die ongegrond gevangen worden gehouden, louter en alleen omdat zij de moed hadden te demonstreren voor democratie en vrede of voor hun rechten, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame vergadering, meteen en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten; verzoekt de Russische autoriteiten de omstandigheden in gevangenissen en detentiecentra te verbeteren om te voldoen aan de internationale normen; beschouwt de humanitaire situatie van Aleksej Navalny en zijn gezondheid en veiligheid als een prioritair punt van zorg voor de EU; verzoekt de Russische autoriteiten alle nodige maatregelen te nemen om de rechten van Aleksej Navalny tijdens zijn onwettige gevangenschap volledig te waarborgen; hekelt het feit dat het recht van Aleksej Navalny op een eerlijk proces niet is geëerbiedigd en eist nogmaals om de ogenblikkelijke instelling van een transparant onderzoek naar de vergiftiging van Aleksej Navalny;
8. meent dat de onderdrukking van Aleksej Navalny en zijn aanhangers, en van de media en maatschappelijke organisaties een inleiding vormde voor de criminele aanvalsoorlog van Rusland en herinnert eraan dat politiek pluralisme en vrije media de beste waarborgen en belemmeringen vormen voor internationale agressie van ondemocratische regeringen; is van mening dat onze inspanningen om de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media te ondersteunen ten behoeve van de Russische burgers een wezenlijk deel uitmaken van onze inspanningen om de oorlog en agressie in Oekraïne tegen te gaan;
9. veroordeelt krachtig de besluiten van Russische rechtbanken die geleid hebben tot de opheffing van Memorial International en het Memorial Human Rights Centre, die tot de oudste en meest prominente mensenrechtenorganisaties in Rusland behoren en tevens de Sacharovprijs hebben ontvangen; laakt de aanhoudende waarschuwingen van de Russische Federale Dienst voor toezicht op de communicatie, informatietechnologie en massamedia, Roskomnadzor, tegen Novaja Gazeta in verband met censuur en vermeende schendingen van de wet inzake “buitenlandse agenten”, waardoor de krant zich gedwongen zag alle activiteiten te staken tot het einde van de oorlog in Oekraïne; betreurt eveneens het verzoek van de Russische procureur-generaal aan Roskomnadzor om de toegang tot de zenders Echo Moskvy en Dozjd te beperken vanwege hun berichtgeving over de oorlog in Oekraïne; looft de rol die door deze zenders is gespeeld, alsmede door vele andere onafhankelijke organisaties en nieuwsmedia die sindsdien zijn opgeheven omdat zij de waarheid onthulden en feiten verstrekten over de misdaden van het Sovjetregime en de Russische regering en zich bovendien inzetten voor de mensenrechten; vraagt dat een einde wordt gemaakt aan de systematische onderdrukking van journalistieke instellingen en onafhankelijke media, die de fundamentele pijlers van vrijheid en democratie vormen;
10. verzoekt de Mensenrechtenraad van de VN dringend grondig onderzoek te doen naar de inbreuken van het Russische regime op het recht op informatie en de vrijheid van meningsuiting;
11. uit zijn ernstige bezorgdheid over het harde optreden tegen maatschappelijke organisaties, mensenrechten- en vrouwenrechtenactivisten, activisten die zich inzetten voor de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en lhbtqi+’ers in Rusland, dat de situatie van groepen in het land die reeds kwetsbaar zijn en regelmatig tot doelwit worden gemaakt, verder verslechtert;
12. beklemtoont dat het vrije, onafhankelijke werk van maatschappelijke organisaties en de media een hoeksteen vormt van democratische samenlevingen; verzoekt Rusland daarom een duidelijk rechtskader en een veilige omgeving tot stand te brengen voor maatschappelijke organisaties, demonstranten, de media en politieke actoren, in overeenstemming met de Russische grondwet en de internationale verplichtingen en normen op het gebied van de mensenrechten, om hen in staat te stellen hun legitieme en nuttige werkzaamheden te verrichten; onderstreept dat ervoor moet worden gezorgd dat demonstranten, activisten uit het maatschappelijk middenveld en journalisten wier grondrechten zijn geschonden, toegang hebben tot doeltreffende rechtsmiddelen;
13. verzoekt de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten de mensenrechtensituatie in Rusland nauwlettend in het oog te houden, noodhulp te verstrekken en meer steun, evenals duurzame, flexibele financiële bijstand te verlenen aan maatschappelijke organisaties, onafhankelijke ngo’s, mensenrechtenactivisten en onafhankelijke media die nog altijd in Rusland actief zijn; verzoekt de EU-delegatie en de vertegenwoordigingen van de lidstaten in Rusland zich publiekelijk solidair te verklaren met de mensen en organisaties die worden vervolgd;
14. verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem de rechten en lichamelijke integriteit van activisten, onafhankelijke journalisten en mensenrechtenactivisten die door de Russische autoriteiten worden onderdrukt, beter te beschermen en noodvisa af te geven zodat zij het land kunnen verlaten en tijdelijk onderdak kunnen vinden in de EU; verzoekt de Commissie en de lidstaten bedreigde en verboden Russische ngo’s en media bovendien in staat te stellen hun werkzaamheden, indien nodig, onmiddellijk voort te zetten op het grondgebied van de EU;
15. vraagt de VV/HV en de Raad doeltreffend gebruik te maken van de wereldwijde EU‑sanctieregeling voor de mensenrechten en beperkende maatregelen op te leggen aan alle Russische functionarissen die betrokken zijn bij de onderdrukking van maatschappelijke organisaties, de media en vreedzame demonstranten, alsook bij de recente zaak tegen Aleksej Navalny;
16. verzoekt de Commissie en de lidstaten de verspreiding van desinformatie, waaronder propaganda, tegen te gaan en onafhankelijke media te versterken; is in dit verband ingenomen met de totstandbrenging van speciale platforms en nieuwsmedia in Rusland en in Oekraïne; pleit ervoor dat de strategische communicatie van de EU wordt verbeterd en dat gezocht wordt naar doeltreffende manieren om de oorlogspropaganda tegen te gaan van Russische zenders als Rossija, Pervyj Kanal en NTV, die zich goedkeurend uitlaten over de aanvalsoorlog van Rusland en hierover desinformatie verspreiden; verzoekt de lidstaten, de Commissie en de EDEO alternatieve, Russischtalige informatie over de ontwikkelingen te blijven verbeteren om desinformatie tegen te gaan, ervoor te blijven zorgen dat de publieke verklaringen van de EU en de lidstaten in het Russisch worden vertaald, en Russischtalige doelgroepen en platforms aan te spreken;
17. verzoekt de Commissie en de lidstaten verboden mediateams een plaats te geven in de EU en een gezamenlijk platform tot stand te brengen voor verbannen media, en daarnaast technologieën te ondersteunen die mensen in staat stellen het internet te gebruiken en daarmee hun grondrechten uit te oefenen, en met name het recht op informatie en de vrijheid van meningsuiting; vraagt de Commissie en de lidstaten bovendien de nastreving van de beginselen van democratie en de rechtsstaat te ondersteunen door technologische instrumenten te ontwikkelen met behulp waarvan het toezicht op de communicatie en de blokkering van websites en toepassingen in Rusland kunnen worden omzeild, onder meer door middel van eenvoudige technologie zoals zogenaamde “M-waves”, een VPN-platform voor Rusland, anonimiseringsnetwerken en satelliettelevisie;
18. vraagt de EU-delegatie en de nationale diplomatieke vertegenwoordigingen in Rusland de situatie ter plaatse en de manier waarop processen worden afgehandeld nauwlettend in het oog te houden en betrokkenen alle steun te bieden die zij nodig hebben, waaronder directe financiële bijstand om advocaten en deskundigen in te huren; vraagt alle regeringen toekomstige verzoeken om uitlevering van Russische onderdanen in verband met strafbare feiten op grond van het wetboek inzake administratieve delicten af te wijzen;
19. verzoekt de lidstaten, de Raad en de Commissie met klem de humanitaire status toe te kennen en te zorgen voor veilige migratieroutes voor bedreigde Russische oppositieleden, leden van het maatschappelijk middenveld en mediavertegenwoordigers, en hen onder meer de mogelijkheid te bieden langdurig in de Europese Unie te verblijven en te werken; vraagt de lidstaten met een mechanisme te komen voor de bescherming van Russische soldaten die besluiten te deserteren; verzoekt financiële instellingen, banken, creditcardbedrijven en overheidsinstanties screeningprocedures in te voeren voor de gerichte oplegging van sancties aan Russische burgers in de EU, om ervoor te zorgen dat oppositieleden, onafhankelijke maatschappelijke organisaties en mediavertegenwoordigers toegang blijven hebben tot hun financiële activa, aangezien zij deze nodig hebben om hun bestaan in de Europese Unie te waarborgen;
20. wijst erop dat academische en culturele samenwerking tussen mensen zelfs in tijden van conflict kan helpen de pluralistische stemmen in een antidemocratische omgeving te versterken en als basis kan dienen voor de vergemakkelijking van het herstel van de betrekkingen na het conflict; onderstreept dat de wetenschappelijke gemeenschap in Rusland het voornaamste doelwit is van de onderdrukking door het regime van president Poetin;
21. benadrukt dat de inbreng van Russische academici die tegen de oorlog zijn, van strategisch belang is, aangezien het regime van president Poetin hiermee beter kan worden geanalyseerd en bijgevolg beter kan worden bestreden; pleit voor een EU‑strategie om Russische studenten en hoogleraren in staat te stellen hun studie en werk, met name op het gebied van geesteswetenschappen, officieel voort te zetten aan Europese universiteiten en de bijbehorende diploma’s te behalen;
22. vraagt de EDEO, de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat mensenrechten- en maatschappelijke organisaties in het kader van alle dialogen tussen de EU, de lidstaten en Rusland worden geraadpleegd, en vraagt hen tevens hun toezegging met betrekking tot gendermainstreaming waar te maken;
23. verzoekt de EU en de lidstaten de dialoog met de Russische bevolking en met leden van maatschappelijke organisaties die in ballingschap leven, in stand te houden; dringt erop aan dat de EU blijk geeft van haar bereidheid om Russische maatschappelijke organisaties te steunen bij hun inspanningen om een democratisch Rusland tot stand te brengen, en klaar staat om een democratisch en verantwoordelijk Rusland weer in de internationale gemeenschap op te nemen;
24. verzoekt de EU een speciale gezant voor een democratisch Rusland aan te wijzen, die verantwoordelijk moet zijn voor de betrekkingen met de Russische bevolking, en met name met activisten in ballingschap die actief zijn op het gebied van democratie, maar ook met activisten die in Rusland zijn gebleven en ervoor willen zorgen dat het land weer op een democratisch pad terechtkomt;
25. verzoekt de Commissie in samenwerking met de EDEO te helpen bij de totstandbrenging en ondersteuning van een zogenaamde “hub voor een democratisch Rusland” met het oog op een permanente dialoog met de democratische Russische gemeenschap, en in het bijzonder met het comité tegen de oorlog, dat door activisten van de democratische oppositie van Rusland in het leven werd geroepen, om rechtstreeks in contact te treden met de Russische bevolking, samen met maatschappelijke organisaties een EU-strategie vast te stellen voor de totstandbrenging van een democratisch Rusland, de integratie van nieuwe emigranten uit Rusland te verbeteren door middel van onderwijsprogramma’s, en jaarlijkse EU-toppen te organiseren met Russische ballingen die zich inzetten voor democratie;
26. pleit met klem voor een gecoördineerd optreden van de VV/HV en de lidstaten, samen met gelijkgestemde landen, om de inperking van de fundamentele vrijheden en mensenrechten door de Russische autoriteiten beter onder de aandacht te brengen en tegen te gaan, onder meer door middel van interventies op hoog niveau en overheidsinterventies, gecoördineerde demarches, voortdurend toezicht op internationale en regionale mensenrechtenfora, en regelmatige effectbeoordelingen op het gebied van de mensenrechten, om ervoor te zorgen dat de betrekkingen met Rusland de doelstellingen op het gebied van de mensenrechten niet ondergraven en niet (direct of indirect) bijdragen aan mensenrechtenschendingen;
27. merkt op dat, volgens het Levada-Center, 83 % van de Russen achter president Poetins oorlog in Oekraïne staat en dat het percentage Russen dat vindt dat het land de juiste kant op gaat, gestegen is van 52 % tot 69 %, wat het hoogste percentage is dat sinds 1996 is bereikt; looft dan ook de moedige mensen die ondanks het wrede optreden van de oproerpolitie en ondanks de media en de sociale druk openlijk demonstreren en zich publiekelijk uitspreken tegen de nieuwste vorm die het Russisch imperialisme heeft aangenomen: de invasie in Oekraïne; dringt er evenwel bij EU-burgers op aan niet alle Russische burgers en hun leiders en militairen die in Oekraïne brute daden plegen, over één kam te scheren; verzoekt de Commissie en de lidstaten leden van de Russische diaspora die zich kritiek uitlaten over het regime en daarom door de Russische autoriteiten worden bedreigd, te steunen en te beschermen; laakt de bijeenkomsten die door de Russische diaspora worden georganiseerd ter ondersteuning van de oorlog of als protest tegen de toelating van Oekraïense vluchtelingen;
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, alsmede aan de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie.
Recht op reparatie
145k
49k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over het recht op reparatie (2022/2515(RSP))
– gezien Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen(1) (richtlijn verkoop van goederen),
– gezien Richtlijn (EU) 2019/770 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten(2) (richtlijn digitale inhoud),
– gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten(3) (richtlijn inzake ecologisch ontwerp),
– gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (“richtlijn oneerlijke handelspraktijken”)(4), en met name bijlage I,
– gezien zijn resolutie van 25 november 2020 getiteld “Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten”(5),
– gezien zijn resolutie van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie(6),
– gezien zijn resolutie van 4 juli 2017 over een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven(7),
– gezien de vraag aan de Commissie over het recht op reparatie (O-000010/2022 – B9-0010/2022),
– gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien de door de Commissie interne markt en consumentenbescherming ingediende ontwerpresolutie,
A. overwegende dat het Parlement er herhaaldelijk op heeft gewezen(8) dat het toekennen aan de consument van het recht op reparatie een belangrijke pijler is van de agenda voor de circulaire economie in het kader van de Europese Green Deal, omdat het een efficiënter en duurzamer gebruik van hulpbronnen zou bevorderen, afval zou voorkomen en verminderen, en een ruimer gebruik en hergebruik van producten en de “sharing economy” zou aanmoedigen, terwijl het tevens de rechten en het welzijn van de consument zou versterken;
B. overwegende dat de Commissie in haar intentieverklaring over de Staat van de Unie 2021(9) een wetgevingsvoorstel voor een recht op reparatie aankondigt als een van de belangrijkste initiatieven voor 2022 en overwegende dat dit voorstel moet worden aangenomen in nauwe coördinatie met verwante wetgevingsinitiatieven, zoals het initiatief Duurzame producten en het initiatief om consumenten een grotere rol te geven bij de groene transitie, die alle tot doel hebben duurzamere producten en consumptiepatronen tot stand te brengen;
C. overwegende dat de Commissie een openbare raadpleging heeft gestart die tot 5 april 2022 duurt, over duurzame consumptie van goederen en het stimuleren van reparatie en hergebruik; overwegende dat de Commissie voornemens is een voorstel in te dienen voor een richtlijn tot wijziging van de richtlijn verkoop van goederen, en overweegt een afzonderlijke wetgevingshandeling inzake het recht op reparatie voor te stellen;
D. overwegende dat de richtlijn digitale inhoud en de richtlijn verkoop van goederen uitgebreide kaders bevatten die de essentiële elementen van het recht inzake consumentenovereenkomsten betreffen, zoals de vereisten voor overeenstemming met de overeenkomst en de remedies voor consumenten voor het geval van een gebrek aan conformiteit van de goederen, met inbegrip van bepalingen inzake reparatie, vervanging, het conform maken van digitale inhoud of diensten, prijsverlaging en beëindiging van de overeenkomst, alsmede regels inzake de voornaamste modaliteiten voor de uitoefening van dergelijke rechtsmiddelen en inzake commerciële garanties;
E. overwegende dat 79 % van de burgers in de EU van mening is dat van fabrikanten moet worden geëist dat zij het gemakkelijker maken om digitale apparaten te herstellen of individuele onderdelen ervan te vervangen; overwegende dat 77 % van de burgers hun apparaten liever zou herstellen dan ze te vervangen; overwegende dat reparatiebedrijven een bron van lokale banen en specifieke knowhow in Europa kunnen zijn;
F. overwegende dat de COVID-19-crisis heeft aangetoond dat nieuwe en veerkrachtiger bedrijfsmodellen moeten worden ontwikkeld en dat Europese ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), micro-ondernemingen en zelfstandigen, moeten worden ondersteund;
G. overwegende dat het toekennen van het recht op reparatie aan de consument bevorderlijk zou zijn voor de industriële transitie van Europa en voor de versterking van de Europese veerkracht en open strategische autonomie; overwegende dat het stimuleren van een reparatiecultuur economische en sociale kansen biedt op het gebied van ondernemerschap en het scheppen van werkgelegenheid; overwegende dat duurzame producten voordelen opleveren voor zowel bedrijven als consumenten door de vraag naar en het aanbod van duurzame goederen te stimuleren;
H. overwegende dat consumenten vaak niet voor reparatie kiezen, omdat ze niet over informatie beschikken, geen toegang hebben tot reserveonderdelen, er sprake is van een gebrek aan standaardisatie en interoperabiliteit of andere technische belemmeringen, of omdat de kosten van reparatie te hoog zijn;
I. overwegende dat e-afval de snelst groeiende afvalstroom in de wereld is, en dat in 2019 meer dan 53 miljoen ton elektronisch afval zal worden weggegooid;
1. benadrukt dat een doeltreffend recht op reparatie betrekking moet hebben op aspecten van de levenscyclus van het product en benaderd moet worden vanuit verschillende onderling verbonden beleidsterreinen, waaronder productontwerp, wezenlijke ethische beginselen van de productie, normalisatie, consumentenvoorlichting, met inbegrip van etikettering over repareerbaarheid, en over de levensduur, waar mogelijk en passend, consumentenrechten en -garanties, en openbare aanbestedingen;
2. benadrukt dat het initiatief voor het recht op reparatie evenredig, empirisch onderbouwd en kostenefficiënt moet zijn, en een evenwicht moet vinden tussen de beginselen van duurzaamheid, consumentenbescherming en een sterk concurrerende sociale markteconomie, zodat alle belanghebbenden de kansen kunnen benutten die de groene transitie biedt;
3. benadrukt dat een doeltreffend recht op reparatie aanzienlijke concurrentievoordelen voor het Europese bedrijfsleven moet opleveren, zonder hen op enigerlei wijze onevenredig financieel te belasten, en innovatie moet stimuleren en investeringen in duurzame technologieën moet aanmoedigen, rekening houdend met de marktontwikkelingen en de evoluerende behoeften van de consument;
Producten ontwerpen die langer meegaan en gerepareerd kunnen worden
4. is verheugd over het voornemen van de Commissie om een initiatief voor duurzame producten op te stellen, waarmee de richtlijn inzake ecologisch ontwerp wordt herzien en het toepassingsgebied ervan wordt uitgebreid tot andere dan energiegerelateerde producten;
5. herinnert eraan dat de fabricage van producten die aan de eisen voldoen, duurzaam en veilig zijn, een van de belangrijkste pluspunten van de interne markt van de EU is, die zowel de consumenten als het bedrijfsleven ten goede komt; roept de Commissie op van fabrikanten te eisen dat ze hun producten zo ontwerpen dat ze langer meegaan, gerepareerd en vervolgens veilig gebruikt kunnen worden en dat de onderdelen gemakkelijk bereikbaar en demonteerbaar zijn;
6. benadrukt dat eindgebruikers en onafhankelijke reparateurs betere toegang moeten krijgen tot reserveonderdelen en handleidingen, binnen een redelijke termijn en tegen redelijke kosten, gedurende een periode die overeenkomt met de verwachte levensduur van het product;
7. roept de Commissie op om in een toekomstige richtlijn inzake ecologisch ontwerp met een ruimer toepassingsgebied aandacht te besteden aan eisen inzake duurzaamheid en reparatie; benadrukt dat de vereisten grondig per product moeten worden geanalyseerd om ervoor te zorgen dat het vereiste wordt gekozen dat het meest geschikt is voor het beoogde doel, waarbij bijvoorbeeld dat voor sommige producten een modulair ontwerp reparaties vergemakkelijkt en de levensduur verlengt, terwijl voor andere producten een modulair ontwerp of een verplichting om repareerbaarheid te garanderen de duurzaamheid kan aantasten;
8. benadrukt dat in 2019 een aantal uitvoeringsmaatregelen in het kader van de richtlijn ecologisch ontwerp zijn goedgekeurd, waarbij een verplichte termijn voor het leveren van reserveonderdelen en maximale levertijden zijn ingevoerd, alsmede ontwerpeisen voor het demonteren/monteren van onderdelen; roept de Commissie daarom op het toepassingsbereik van dergelijke maatregelen uit te breiden tot andere productcategorieën, waaronder niet-energiegerelateerde producten, rekening houdend met de specifieke kenmerken daarvan;
9. herinnert eraan dat de toegang tot informatie over reparatie en onderhoud voor alle actoren in de reparatiesector van essentieel belang is om de consumenten een betere toegang tot reparatiediensten te geven; dringt daarom aan op de invoering van een werkelijk “recht op reparatie”, waarbij actoren in de reparatie-industrie, waaronder onafhankelijke reparateurs, en consumenten gratis toegang krijgen tot de nodige reparatie- en onderhoudsinformatie, met inbegrip van informatie over diagnoseapparatuur, reserveonderdelen, software en updates, die nodig is om reparaties en onderhoud uit te voeren; wijst op het belang van een innovatief ondernemingsklimaat en het eerbiedigen van handelsgeheimen;
10. benadrukt dat aan producten met digitale elementen bijzondere aandacht moet worden besteed; benadrukt in het bijzonder dat software-updates gedurende een minimumperiode beschikbaar moeten worden gesteld, overeenkomstig de richtlijn digitale inhoud; dringt erop aan dat de consument op het moment van de aankoop volledig over de beschikbaarheid van updates wordt geïnformeerd; voegt daaraan toe dat updates van functies ongedaan gemaakt moeten kunnen worden en niet tot verminderde prestaties mogen leiden; merkt op dat praktijken die het recht op reparatie onnodig beperken of tot veroudering leiden, als oneerlijke handelspraktijken kunnen worden beschouwd en daarom aan bijlage I bij de richtlijn oneerlijke handelspraktijken moeten worden toegevoegd;
Consumenten in de gelegenheid stellen producten te kiezen die gerepareerd kunnen worden
11. is van mening dat betere consumentenvoorlichting over de repareerbaarheid van producten van cruciaal belang is om de consument in staat te stellen een actievere rol te spelen in de circulaire economie; is van mening dat betere consumentenvoorlichting de consument in staat zou stellen beter geïnformeerde aankoopbeslissingen te nemen, wat zou kunnen leiden tot een groter aanbod van repareerbare producten; is dan ook ingenomen met het aangekondigde initiatief van de Commissie om de consument een grotere rol te geven bij de groene transitie;
12. onderstreept dat de consument bij het verkooppunt betrouwbare, duidelijke en gemakkelijk te begrijpen informatie moet krijgen over de duurzaamheid en repareerbaarheid van een product, om hem te helpen de duurzaamste producten die op de markt verkrijgbaar zijn te vergelijken en te identificeren; roept de Commissie op geharmoniseerde regels voor te stellen voor dergelijke consumenteninformatie, waaronder, naast andere informatie, reparatiescores, informatie over de geschatte levensduur, informatie over reserveonderdelen, informatie over reparatiediensten en de periode gedurende welke software-updates beschikbaar zijn in het geval van goederen met digitale elementen, zonder daarbij de vereisten inzake de veiligheid van de consument uit het oog te verliezen; merkt op dat deze informatie alleen van nut kan zijn als ze bij de aankoop wordt verstrekt;
13. verzoekt de Commissie verder ervoor te zorgen dat de productinformatie op gestandaardiseerde metingen berust, bijvoorbeeld voor duurzaamheid, en de aanzet te geven tot de ontwikkeling van normen waar die nog niet bestaan;
14. benadrukt dat de milieukeur van de EU een sleutelrol speelt bij het stimuleren van de invoering door bedrijven van een etiketteringsbeleid dat de consument essentiële informatie over de levensduur van goederen verstrekt, terwijl tegelijkertijd een evenwicht wordt gevonden tussen verplichtingen voor bedrijven en sterke positieve commerciële stimulansen om het vertrouwen van de consument te winnen; wijst er echter op dat deze etiketteringsregelingen slechts vrijwillig is;
15. roept de Commissie op om in alle nieuwe productwetgeving en bij de herziening van de richtlijn ecologisch ontwerp na te gaan of fabrikanten moeten worden verplicht slimme etiketteringsmiddelen zoals QR-codes en digitale productpaspoorten in te voeren; dringt erop aan dat de ontwikkeling van initiatieven zoals het Europees digitaal “productpaspoort” op evenwichtige wijze plaatsvindt, door nauw samen te werken met de industrie en de betrokken belanghebbenden, met bijzondere aandacht voor het evenredigheidsbeginsel en voor de behoeften van kmo’s;
16. dringt erop aan dat consumenten die online producten kopen evenveel informatie krijgen als consumenten die offline producten kopen en dat de lidstaten erop toezien en handhaven dat online verkopers de nodige informatie op hun websites vermelden, ook wanneer ze hun producten op online marktplaatsen aanbieden;
17. dringt er bij de Commissie op aan een wetgevingsvoorstel in te dienen om de toepassing van groene openbare aanbestedingen aan te moedigen; is van oordeel dat hergebruikte, gerepareerde, gereviseerde en gerenoveerde producten en andere energie- en hulpbronnenefficiënte producten en toepassingen die de milieueffecten van producten en toepassingen gedurende hun hele levenscyclus tot een minimum beperken, de standaardkeuze moeten zijn bij alle openbare aanbestedingen, overeenkomstig de doelstellingen van de Europese Green Deal, en dat indien zij niet de voorkeur krijgen, het pas toe of leg uit-beginsel moet gelden;
18. roept de Commissie en de nationale overheden op om lokale en regionale overheden, bedrijven en verenigingen te helpen en financieel te steunen bij het voeren van op de consument gerichte bewustmakingscampagnes over het verlengen van de levensduur van producten, met name door het verstrekken van betrouwbare en duidelijke informatie, advies en diensten zoals onderhoud, reparatie en hergebruik;
19. roept de Commissie en de lidstaten op te zorgen voor financiële prikkels voor reparatiediensten om reparaties voor de consument gemakkelijk en aantrekkelijk te maken;
Sterkere consumentenrechten en betere garanties voor een langer gebruik van goederen
20. benadrukt dat Europese consumenten hun goederen kunnen laten repareren of digitale inhoud en diensten conform kunnen laten maken krachtens de richtlijn verkoop van goederen en de richtlijn digitale inhoud; benadrukt dat consumenten krachtens de richtlijn verkoop van goederen weliswaar het recht hebben te kiezen tussen reparatie en vervanging van goederen met gebreken, maar dat reparatie in veel gevallen een meer hulpbronnenefficiënte en klimaatneutrale keuze kan zijn; merkt op dat consumenten in de praktijk meestal kiezen voor vervanging in plaats van reparatie, wat te maken kan hebben met de hoge reparatiekosten; benadrukt dat vervanging van een product mogelijk moet blijven als een consument en een verkoper dat overeenkomen, omdat reparatie te veel tijd kan kosten;
21. verzoekt de Commissie dan ook om in haar initiatief inzake het recht op reparatie een reeks maatregelen voor te stellen die tot doel hebben consumenten, producenten en handelaars te stimuleren en aan te moedigen om voor reparatie in plaats van vervanging te kiezen; onderstreept dat de Commissie bij het voorstellen van dergelijke maatregelen altijd moet uitgaan van het hoogst mogelijke niveau van consumentenbescherming en consumentenwelzijn;
22. merkt op dat de komende herziening van de richtlijn verkoop van goederen onder meer maatregelen zou kunnen omvatten om de consument ertoe aan te zetten voor reparatie boven vervanging te kiezen, zoals de verplichting om voor een vervangend product te zorgen terwijl bepaalde producten worden gerepareerd; is van oordeel dat, om de reparatie van producten aan te moedigen, bepaalde stimulansen moeten worden geboden aan consumenten die ervoor kiezen producten te laten repareren in plaats van te vervangen; is van mening dat een verlengde garantie een stimulans kan zijn om reparatie boven vervanging te verkiezen; is verder van mening dat verkopers de consument altijd op gelijke wijze moeten informeren over alle mogelijkheden die hem ter beschikking staan, met inbegrip van reparatie en daaraan verbonden garantierechten;
23. roept de Commissie op de haalbaarheid te bestuderen van de invoering van een mechanisme voor gezamenlijke aansprakelijkheid van de fabrikant en de verkoper in geval van niet-conforme producten;
24. merkt op dat het huidige wettelijke kader uit hoofde van de richtlijn verkoop van goederen voorziet in een minimumaansprakelijkheidsperiode van slechts twee jaar voor goederen met gebreken, en moedigt de lidstaten aan deze periode te verlengen; benadrukt dat dit een minimale harmonisatieregel is en dat slechts een beperkt aantal lidstaten een langere periode hanteert; is daarom van mening dat bij de herziening van de richtlijn verkoop van goederen ook moet worden voorgesteld de wettelijke garantie voor sommige productcategorieën tot meer dan twee jaar te verlengen; wijst er verder op dat het belangrijk is dat de wettelijke garantieperiode volledig geharmoniseerd wordt;
25. verzoekt de Commissie na te gaan in hoeverre het recht op reparatie kan worden ingevoerd, zodat de marktdeelnemers ook na de garantieperiode een gemakkelijke en betaalbare toegang tot reparaties kunnen bieden;
26. benadrukt dat enig voorstel vergezeld moet gaan van een gedegen effectbeoordeling met passende kosten-batenanalyses voor zowel de consument als het bedrijfsleven, een vergelijking van beste praktijken op nationaal niveau en met niet-EU-landen en een gekwantificeerde impact op onder meer het algemeen welzijn van de consument, op het milieu en op het bedrijfsleven, met inbegrip van het MKB; verzoekt de Commissie informatie te verstrekken over de kosten van reparaties voor EU-bedrijven op de interne markt; benadrukt dat alle relevante informatie moet worden verstrekt en stelt ook kwantificeerbare indicatoren voor om het effect van eventuele toekomstige wetgeving te meten;
27. herinnert eraan dat er momenteel geen specifieke regels zijn voor de reparatie van gereviseerde of gerenoveerde goederen; roept de Commissie op maatregelen voor te stellen die handelaars belonen voor het aanbieden van reparatiemogelijkheden voor gereviseerde of gerenoveerde goederen, om zo het vertrouwen van de consument te vergroten; roept de Commissie op apparatuur zoals gebruiksmeters te onderzoeken en een verbod te overwegen op de vernietiging van onverkochte goederen om het hergebruik en de reparatie van producten te vergemakkelijken;
o o o
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Resolutie van 25 november 2020 getiteld “Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten”; resolutie van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie.
Europese Commissie, Staat van de Unie 2021 Intentieverklaring, 15 september 2021.
Raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2023
170k
61k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2023 (2021/2227(BUI))
– gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(1) (het “Financieel-Reglement”),
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027(2),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(3),
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie(4),
– gezien de besluiten van de vergaderingen van het Bureau van het Europees Parlement van 4 oktober 2021 en 22 november 2021,
– gezien de conclusies van de Raad van 10 december 2021 over extra inspanningen ter versterking van de weerbaarheid en de bestrijding van hybride dreigingen,
– gezien de economische winterprognose 2022 van de Commissie, die op 10 februari 2022 werd gepubliceerd,
– gezien de brief van 7 juli 2020, waarin leden van het Europees Parlement er bij Voorzitter Sassoli en secretaris-generaal Welle op aandrongen duurzame en veilige actieve mobiliteit in het Europees Parlement te bevorderen,
– gezien de EMAS-strategie voor de middellange termijn 2024, die op 15 december 2020 door het Stuurcomité milieubeheer in Brussel is aangenomen,
– gezien de additionaliteitsvereisten in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (richtlijn hernieuwbare energie), met name overweging 90 en artikel 27,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM(2020)0789), met name paragraaf 9 over collectief vervoer,
– gezien zijn resolutie van 29 april 2021 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2022(5),
– gezien zijn resolutie van 21 oktober 2021 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2022(6),
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2022(7) en de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie,
– gezien het verslag van de secretaris-generaal aan het Bureau met het oog op de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement voor het begrotingsjaar 2023,
– gezien het voorontwerp van raming, opgesteld door het Bureau op 7 maart 2022 overeenkomstig artikel 25, lid 7, en artikel 102, lid 1, van het Reglement van het Parlement,
– gezien de ontwerpraming, opgesteld door de Begrotingscommissie overeenkomstig artikel 102, lid 2, van het Reglement van het Parlement,
– gezien artikel 102 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0087/2022),
A. overwegende dat de door de secretaris-generaal op 14 februari 2022 voorgestelde begroting voor het voorontwerp van raming van het Parlement voor 2023 neerkomt op een stijging van 4,9 %;
B. overwegende dat de Commissie in haar economische winterprognoses voor 2022 heeft berekend dat de inflatie in de EU in het laatste kwartaal van 2021 4,9 % zal bedragen en voor het hele jaar 2,9 %; overwegende dat de inflatie zich volgens de ramingen van de Commissie na de piek van eind 2021 en begin 2022 zal stabiliseren op 3,9 % in 2022 en op 1,9 % in 2023; overwegende dat het inflatiepeil voor 2023 momenteel zeer wisselvallig en zeer onvoorspelbaar is; overwegende dat de Begrotingscommissie de ontwikkeling ervan zal volgen, en zo nodig passend zal reageren;
C. verwegende dat de geloofwaardigheid van het Parlement en zijn leden in de ogen van de Europese burgers afhangt van het vermogen van het Parlement om de kwaliteit van zijn wetgevings- en controlewerkzaamheden te waarborgen en over de resultaten ervan te communiceren; overwegende dat het Parlement ook ten aanzien van de andere instellingen het goede voorbeeld moet geven en derhalve ook zijn eigen uitgaven zorgvuldig en efficiënt moet plannen en verrichten en daarbij rekening moet houden met de heersende economische situatie;
D. overwegende dat de begroting van het Parlement op een realistische leest moet zijn geschoeid en volledig in overeenstemming moet zijn met de beginselen van begrotingsdiscipline en goed financieel beheer;
E. overwegende dat het van het grootste belang is te waarborgen dat het Parlement zijn democratische stem kan laten horen, vooral gezien de huidige geopolitieke situatie, met name de onwettige inval van Rusland in Oekraïne, en de aanstaande verkiezingen voor het Parlement; overwegende dat cyberdreigingen tegen het Parlement, ook door groepen die door overheden worden gesponsord, zowel in aantal als in complexiteit exponentieel toenemen; overwegende dat volgens de industrienorm 10 % van de hele begroting voor informatie, communicatie en technologie (ICT) aan cyberbeveiliging moet worden besteed; overwegende dat het Bureau op zijn vergadering van 4 oktober 2021 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de oprichting van een nieuw directoraat voor cyberbeveiliging, en met name de afdeling Cyberdreigingen, Risicobewaking en Verslaglegging over de naleving van de gegevensbeschermingsregels, in het directoraat-generaal Innovatie en Technologische Ondersteuning (DG ITEC), alsook aan de toewijzing van de nodige middelen hiervoor;
F. overwegende dat cyberaanvallen niet alleen een bedreiging vormen voor het Parlement, maar voor alle instellingen van de Unie; overwegende dat interinstitutionele samenwerking van essentieel belang is om dergelijke dreigingen adequaat te voorkomen, op te sporen en te monitoren, en erop te reageren; overwegende dat de directeur-generaal van DG ITEC voorzitter is van het Computer Emergency Response Team (CERT-EU), een interinstitutioneel orgaan op het gebied van cyberbeveiliging; overwegende dat het Parlement vastbesloten is te streven naar meer synergieën en samenwerking met andere instellingen, onder meer door de capaciteiten van CERT-EU uit te breiden door de detachering van twee functionarissen van het Parlement, zoals het Bureau op zijn vergadering van 4 oktober 2021 heeft besloten;
G. overwegende dat cyberaanvallen niet de enige vorm van cyberdreiging zijn; overwegende dat de grootste bedreigingen voor het Parlement en andere instellingen van de Unie momenteel van hybride aard zijn; overwegende dat onder hybride bedreigingen wordt verstaan: cyberaanvallen, spionage, inmenging in verkiezingen en desinformatiecampagnes, ook via de sociale media; overwegende dat de Raad in de conclusies van zijn zitting van 10 december 2021 over aanvullende inspanningen om de veerkracht te vergroten en hybride dreigingen te bestrijden, de instellingen, organen en agentschappen van de Unie heeft opgeroepen om, met steun van de lidstaten, ervoor te zorgen dat de Unie haar integriteit kan waarborgen en de informatie- en communicatienetwerken en besluitvormingsprocessen van de Unie beter kan beveiligen tegen kwaadwillige activiteiten van allerlei aard, op basis van een grondige dreigingsanalyse; overwegende dat het Bureau op zijn vergadering van 22 november 2021 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de reorganisatie van het directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid (DG SAFE), waarbij een nieuw directoraat beveiligingstechnologie en -informatie wordt opgericht dat belast wordt met de coördinatie van de operationele contacten en informatie-uitwisseling met de beveiligingsdiensten van andere instellingen, organen en agentschappen van de Unie, alsmede met de politie- en veiligheidsdiensten van gastlanden en andere lidstaten, en dat een aanvulling vormt op de defensieve activiteiten van DG ITEC op het gebied van cyberbeveiliging;
H. overwegende dat de opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2019 acht procentpunten hoger was dan bij de verkiezingen van 2014; overwegende dat 2023 een belangrijk jaar is voor de voorbereiding van de verkiezingen van 2024;
I. overwegende dat de “Gebouwenstrategie na 2019” gericht is op behoeften waarin nog niet voldoende is voorzien, zoals de aanpassing van de voorzieningen aan de modernisering van de modaliteiten van de parlementaire vergaderingen, de nabijheid dankzij met name de integratie van Europa Experiences in de liaisonbureaus, de verdere verbetering van de veiligheid van de gebouwen van het Parlement en de onderlinge verbinding van de centrale gebouwen, en de noodzaak om het onderhoud van de gebouwen aan te passen aan de huidige veiligheidsnormen en aan de reële behoeften van de gebruikers ervan;
Algemeen kader
1. herinnert eraan dat het grootste deel van de begroting van het Parlement is vastgelegd door wettelijke of contractuele verplichtingen; wijst erop dat 65 % van de begroting jaarlijks wordt geïndexeerd, hetgeen neerkomt op een verhoging met 67 miljoen EUR in 2023 in het voorontwerp van raming dat op 14 februari 2022 door de secretaris-generaal is ingediend; herinnert eraan dat de salarisindexering, overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren en het Statuut van de leden van het Europees Parlement, volgens de huidige prognoses van de Commissie voor juli 2022, april 2023 en juli 2023 respectievelijk 4,3 %, 1,1 % en 2,6 % zal bedragen; wijst erop dat het Parlement, gezien de huidige economische vooruitzichten, uitgaat van een loonindexering van 6 % vanaf juli 2022; herinnert eraan dat, overeenkomstig de prognoses van de Commissie, in de begroting voor 2022 een loonindexering van slechts 2,5 % voor 2022 was opgenomen;
2. stemt in met het akkoord dat in de begrotingsbemiddeling tussen het Bureau en de Begrotingscommissie op 30 maart 2022 is bereikt om de verhoging ten opzichte van de begroting 2022 vast te stellen op 6,24 %, wat overeenkomt met een totaalbedrag van 2 244 696 416 EUR voor 2023, om het uitgavenniveau van het voorontwerp van raming dat op 7 maart 2022 door het Bureau is goedgekeurd, te verlagen met 33,96 miljoen EUR, om te voorzien in 60 nieuwe posten in verband met cyberveiligheid en beveiliging, maar in de personeelsformatie voor 2023 slechts om 52 extra posten te verzoeken, aangezien 8 posten van andere administratieve diensten worden overgeheveld, en om de voorgestelde kredieten op de volgende begrotingslijnen dienovereenkomstig te verlagen:
1 0 0 4 — Normale reiskosten, 1 2 0 0 — Salaris en vergoedingen, 1 4 0 5 — Uitgaven voor tolkendiensten, 1 4 2 — Externe vertalingsdiensten, 2 0 0 7 — Inrichting van dienstruimten, 2 1 0 2 — Informatica en telecommunicatie — Terugkerende operationele activiteiten in verband met algemene ondersteuning van gebruikers, 2 1 0 3 — Informatica en telecommunicatie — Terugkerende operationele activiteiten met betrekking tot het beheer van ICT-applicaties, 21 0 4 — Informatica en telecommunicatie — Infrastructuurinvesteringen, 2 1 0 5 — Informatica en telecommunicatie — Projectinvesteringen, 2 1 2 — Meubilair, 2 1 4 — Technisch materieel en technische installaties, 2 1 6 — Vervoer van leden, andere personen en goederen, 2 3 7 — Verhuizingen, 2 3 8 — Overige huishoudelijke uitgaven, 3 0 0 — Dienstreizen van het personeel en reizen tussen de drie vergaderplaatsen, 3 2 0 — Verwerving van expertise, 3 2 1 — Uitgaven voor de onderzoeksdienst voor de leden, met inbegrip van de bibliotheek, de historische archieven, de evaluatie van wetenschappelijke en technologische keuzes (STOA) en het Europees wetenschaps- en mediaknooppunt, 3 2 4 1 — Digitale en traditionele publicaties, 3 2 4 2 — Kosten van publicatie, voorlichting en deelneming aan openbare evenementen, 3 2 4 3 — Bezoekerscentra van het Europees Parlement, 3 2 4 4 — Organisatie en ontvangst van bezoekersgroepen, Euroscola en uitnodigingen aan opiniemakers uit derde landen, 3 2 4 8 — Audiovisuele voorlichting, 4 0 0 — Lopende huishoudelijke uitgaven en uitgaven in verband met de politieke en de voorlichtingsactiviteiten van de fracties en de niet-fractiegebonden leden;
stelt daarnaast voor om, gezien de buitengewone gevolgen van de internationale crisis voor de inflatie, de statutaire uitgaven en de noodzaak om de veerkracht van het Parlement te versterken, met name door te investeren in beveiliging en cyberveiligheid, het uitgavenniveau van het op 7 maart 2022 door het Bureau goedgekeurde voorontwerp van raming met 62 miljoen EUR te verhogen en de voorgestelde kredieten voor de volgende begrotingsonderdelen dienovereenkomstig te verhogen:
3. is van mening dat de totale stijging van 6,24 % ten opzichte van 2022 gezien moet worden als een stijging van 2,46 % voor het deel onder normale omstandigheden en, vanwege de huidige uitzonderlijke tijd, een stijging van 79,8 miljoen EUR die overeenkomt met een crisisdeel om de uitzonderlijke inflatie, de daaruit voortvloeiende stijging van de statutaire uitgaven en de investeringen in beveiliging en cyberveiligheid te dekken;
4. benadrukt dat het stijgingspercentage van de begroting van het EP de afgelopen jaren lager was dan dat van rubriek 7; herinnert eraan dat het Parlement geen gebruik heeft gemaakt van de volle 20 % van rubriek 7 waar het recht op heeft;
5. benadrukt dat alle instellingen van de Unie bij het vaststellen van hun financiële behoeften voor het komende jaar begrotingsdiscipline in acht moeten nemen;
Beveiliging tegen toenemende hybride bedreigingen
6. benadrukt dat de cyberveiligheid van het Parlement een topprioriteit is, vooral gelet op de huidige geopolitieke spanningen; besluit daarom steun te verlenen aan het voorstel van de secretaris-generaal om DG ITEC met 40 posten uit te breiden om de cyberdefensiecapaciteit van het Parlement te vergroten en de interne capaciteit op dit terrein op een adequaat niveau te brengen; wijst erop dat de personeelsbezetting van het Parlement tijdens de periode van het meerjarig financieel kader 2014-2020 met 6 % is ingekrompen, waarbij het voornamelijk ging om personeel werkzaam bij de administratie; is van mening dat het Parlement meer middelen moet uittrekken voor beveiliging, om de integriteit van zijn ICT-systemen te beschermen; wijst erop dat voor de 40 posten in 2023 een bedrag van 4,3 miljoen EUR is uitgetrokken en dat voor 2023 een bedrag van 5 miljoen EUR voor cyberbeveiligingsoperaties en -investeringen is begroot;
7. herhaalt in dit verband zijn verzoek aan de bevoegde diensten om toepassingen voor instant messaging en virtuele vergaderingen te integreren en in te zetten die gebaseerd zijn op open source, gehost worden op de servers van het Parlement en veilige communicatie mogelijk maken, zoals Matrix en Jitsi, teneinde de vertrouwelijkheid van de interne communicatie aanzienlijk te vergroten;
8. is van oordeel dat interinstitutionele samenwerking van essentieel belang is om de synergieën tussen de instellingen van de Unie te vergroten en hen op doeltreffende wijze tegen cyberdreigingen te beschermen; is er groot voorstander van om 2 AD‑posten (van de 40 extra posten op het gebied van cyberbeveiliging) tijdelijk bij CERT‑EU te detacheren, en daarvoor een jaarlijks bijkomend bedrag van 1,564 miljoen EUR uit te trekken; is van oordeel dat de grotere capaciteit van het Parlement op het gebied van cyberbeveiliging alle instellingen ten goede zal komen door een betere preventie, opsporing en uitwisseling op het gebied van cyberdreigingen, zodat de belangen van de Unie beter kunnen worden beschermd, aansluitend op het nieuwe voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen betreffende een hoog niveau van cyberbeveiliging bij de instellingen, organen en instanties van de Unie;
9. herinnert eraan dat de bedreigingen steeds vaker hybride bedreigingen zijn; staat volledig achter de toekenning van 20 extra posten aan DG SAFE ter versterking van de capaciteit en het vermogen van het Parlement om deze nieuwe bedreigingen van hybride aard op te sporen, te voorkomen en erop te reageren, en om de veiligheidsprocessen te moderniseren en te digitaliseren; neemt nota van de interinstitutionele taskforce inzake menselijke, digitale en hybride contra-inlichtingen die dient ter versterking van de samenwerking tussen de instellingen van de Unie en de coördinatie met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten;
10. verzoekt de secretaris-generaal gebruik te maken van mogelijke synergieën om de efficiëntie binnen de administratie te vergroten, en na te gaan hoe digitalisering en nieuwe werkmethoden kunnen bijdragen tot het stroomlijnen van de directoraten en de overdracht van posten naar prioritaire terreinen mogelijk kunnen maken; is in dit verband ingenomen met de door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming opgezette pilot van het open-source, onderling verbonden microbloggingplatform “EU Voice”, dat moet bijdragen tot de privacy van de gebruikers, IT-beveiliging en -veiligheid, technologische soevereiniteit van de Unie, interoperabiliteit, concurrentie en keuzevrijheid van de gebruiker;
Strategie voor op de burgers gerichte communicatie
11. benadrukt de rol van het Parlement bij het bevorderen van het Europees politiek bewustzijn en de waarden van de Unie;
12. benadrukt dat communicatie door de politieke partijen en de leden zelf een van de belangrijkste stimulansen is voor een hoge participatiegraad, betrokkenheid en belangstelling van de burgers van de Unie voor de Europese verkiezingen; roept op tot coördinatie tussen het directoraat-generaal Communicatie (DG COMM) en de persdiensten van de fracties, met inhoudelijke ondersteuning van het directoraat-generaal Parlementaire Onderzoeksdiensten (DG EPRS) en technische ondersteuning van het directoraat-generaal Vertaling (DG TRAD), om te zorgen voor een gecoördineerde, passende en duidelijke boodschap aan de burgers;
13. neemt nota van de extra middelen (27,5 miljoen EUR) die aan DG COMM zijn toegewezen voor de communicatiestrategie in verband met de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024, met als doel de rol en de functies van de Unie en in het bijzonder van het Parlement uit te leggen, de concrete gevolgen voor het leven van de burgers te belichten, uit te leggen waarom stemmen bij de verkiezingen een verschil kan maken en ervoor te zorgen dat alle structuren, instrumenten en platforms aanwezig en gereed zijn in 2024;
14. dringt erop aan terughoudendheid te betrachten bij het koppelen van de hoogte van de communicatie-uitgaven aan de opkomst voor de Europese verkiezingen, of er op enigerlei wijze een verband tussen te leggen, ook in geval van een dalende opkomst;
15. acht het van het grootste belang dat het Parlement goed is toegerust om desinformatie tegen te gaan; roept op tot nauwere samenwerking tussen DG ITEC, DG SAFE en DG COMM om desinformatiecampagnes, met name op sociale media, doeltreffend op te sporen en te monitoren en er snel en duidelijk op te reageren; verzoekt om voortzetting van de samenwerking met de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden op het gebied van desinformatie;
16. steunt de oprichting, uiterlijk in 2024, van Europa Experience-centra in alle lidstaten; steunt de administratie in haar beleid dat gericht is op het maximaliseren van synergieën; verwacht dat de langetermijneffecten op de begroting van Europa Experiences wat betreft de exploitatiekosten zo snel mogelijk aan de Begrotingscommissie worden gepresenteerd; wijst erop dat de Europa Experiences bedoeld zijn om alle burgers een beter inzicht te geven in de werking van de instellingen van de Unie en daarom een wezenlijk onderdeel vormen van het communicatieplan voor de verkiezingscampagne; is van mening dat het bijzonder belangrijk is dat het Parlement voortdurend in contact is met de burgers van de Unie door middel van diverse communicatiekanalen, in de geest van een veelzijdige politieke dialoog, niet alleen tijdens het verkiezingsjaar, maar gedurende de volledige zittingsperiode; is van mening dat uitstel van projecten moet worden besloten aan de hand van vastgestelde criteria, waarbij het geografische evenwicht tussen de lidstaten het belangrijkst moet zijn; herhaalt dat het Parlement, in samenwerking met de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden, actieve voorlichtingscampagnes moet voeren in de landen die een formeel verzoek om toetreding tot de Unie hebben ingediend, namelijk de Republiek Moldavië, Oekraïne en Georgië;
17. verzoekt de secretaris-generaal alle overeenkomstig artikel 266, lid 6, van het Financieel Reglement vereiste informatie in verband met de voorgestelde lening van 37,9 miljoen EUR ter financiering van de aankoop van het gebouw van de Europa Experience in Dublin zo spoedig mogelijk te verstrekken;
18. is van oordeel dat de liaisonbureaus van het Europees Parlement (EPLO’s) zich meer moeten richten op burgers van alle leeftijden; verzoekt het Parlement om via zijn EPLO’s meer ontmoetingen en evenementen tussen leden en burgers op lokaal niveau te organiseren; wijst erop dat de EPLO’s de leden voldoende ondersteuning moeten bieden bij het opstellen van agenda's voor bijeenkomsten en het organiseren van evenementen;
19. is van mening dat de EPLO’s ook informatie in andere talen moeten verstrekken aan Europese gemeenschappen die in andere Europese landen wonen; onderstreept dat de EPLO’s meer acties op het gebied van burgerschapsonderwijs en -participatie moeten ondernemen waarbij plaatselijke gemeenschappen, scholen of universiteiten betrokken zijn;
20. verzoekt om een speciale dienst voor senioren, waarbij de programma’s en het beleid van de Unie die actief ouder worden bevorderen, onder de aandacht worden gebracht;
Vergroening en energieonafhankelijkheid
21. is van mening dat het Parlement het voortouw moet nemen bij het vaststellen van meer digitale, flexibele en energie-efficiënte werkmethoden en vergaderpraktijken, waarbij lering moet worden getrokken uit de ervaringen met de COVID-19-pandemie en gebruik moet worden gemaakt van de reeds gedane technologie-investeringen; dringt aan op een strategische evaluatie van de kosten van het gebouwenbeleid, met name door de balans op te maken van de nieuwe werkmethoden, zoals telewerken, die als gevolg van de COVID-19-pandemie zijn ontstaan, en tegelijk te erkennen dat fysieke aanwezigheid voor politieke onderhandelingen, debatten of gedachtewisselingen efficiënter blijft voor het maken van overheidsbeleid; spreekt zijn bezorgdheid uit over de ongelijke kwaliteit van de tolkvoorzieningen en de technische problemen met Interactio; dringt aan op dringende en gerichte investeringen om een zo hoog mogelijke graad van meertaligheid te bewerkstelligen; benadrukt dat de energiekosten als gevolg van de politieke, gezondheids- en economische crises sterk zijn gestegen, met gevolgen op lange termijn; vraagt dat rekening wordt gehouden met de financiële gevolgen voor de gebouwen; pleit ervoor om in de jaarlijkse begrotingsplanning rekening te houden met het feit dat alle gebouwen regelmatig moeten worden gerenoveerd; wijst erop dat een dergelijke toewijzing deel uitmaakt van een pro-actief gebouwenbeleid, dat gericht moet zijn op de groene renovatie van het gebouwenbestand en moet garanderen dat het Parlement ernaar streeft de energie-efficiëntie te maximaliseren en aldus het energieverbruik en de kosten van de faciliteiten van het Parlement te verminderen; onderstreept in dat verband dat het Trèves I-gebouw wordt geüpgraded naar de meest recente energie- en milieunormen; wijst op het belang van een transparant en evenwichtig besluitvormingsproces op het gebied van het gebouwenbeleid, met inachtneming van artikel 266 van het Financieel Reglement; herinnert aan het besluit van het Bureau van 2 juli 2018 met betrekking tot de renovatie van het Paul-Henri Spaak-gebouw; verzoekt het Bureau zijn besluit over dat gebouw tijdig bekend te maken;
22. herinnert eraan dat het Bureau op zijn vergadering van 16 december 2019 de bijgewerkte doelstellingen voor de kernprestatie-indicatoren van EMAS op milieugebied heeft goedgekeurd, met als gezamenlijk streefjaar 2024, onder meer voor een vermindering van de totale koolstofemissies met 40 % ten opzichte van het niveau van 2006; herinnert eraan dat de EMAS-middellangetermijnstrategie een herzieningsclausule bevat die het mogelijk maakt de milieuambitie op basis van de waargenomen prestaties op te voeren; roept op tot een opwaartse bijstelling van de EMAS-doelstellingen voor de kernprestatie-indicatoren, omdat veel van de in 2019 gestelde doelen al gehaald zijn, alsmede in het licht van de COVID-19 pandemie en de noodzaak om de energie-efficiëntiemaatregelen te versnellen en onze afhankelijkheid van gas te verminderen; herhaalt zijn oproep om zijn huidige plan voor CO2-reductie te wijzigen om koolstofneutraliteit te bereiken door middel van een internationaal erkende methode, wanneer dit bijvoorbeeld is gevalideerd als een intern koolstofbeprijzingsmechanisme waarmee bedrijven vrijwillig een prijs bepalen voor hun koolstofvoetafdruk en op die manier een waarde vaststellen voor hun uitstoot van broeikasgassen;
23. wijst erop dat bijna twee derde van de koolstofvoetafdruk van het Parlement afkomstig is van het vervoer van personen en goederen; roept op tot de bevordering van koolstofarme vervoerswijzen voor dienstreizen; herhaalt van mening te zijn dat bij besluiten over de goedkeuring van reizen rekening moet worden gehouden met het belang van de aanwezigheid in het Parlement, gezondheidsoverwegingen, prijs en de tijd die de reizen in beslag nemen; onderstreept dat reizen van veel leden van hun kiesdistricten naar de werklocaties van het Parlement lange reizen vereisen en slechts met het vliegtuig kunnen worden afgelegd; herinnert ook aan het doel van het Parlement om zijn emissies verder terug te dringen en onderstreept dat rechtstreekse vluchten en flexibele vliegtickets de minst verontreinigende optie zijn voor noodzakelijke vliegreizen;
24. roept de administratie op om kostenbesparingen door te blijven voeren en het verbruik efficiënter te maken; roept op tot de vaststelling van een routekaart voor de geleidelijke afschaffing van het gebruik van fossiele brandstoffen; roept het Parlement op het aandeel van hernieuwbare energie in zijn energiemix en met name in de productie ervan verder te verhogen en verwacht dat geavanceerde zonnepanelen op de daken worden geïnstalleerd om het potentieel maximaal ervan te benutten; is ingenomen met de investeringen die worden gedaan; herhaalt zijn oproep aan de diensten van het Parlement om het papierverbruik te blijven verminderen door voor alle vergaderingen over te schakelen op een papierloze, collectieve en online-omgeving, en door de modaliteiten voor elektronische handtekeningen verder toe te passen, en zich te richten op het handhaven van dit lagere papierverbruik in het “nieuwe normaal”; verzoekt nogmaals dat er zo spoedig mogelijk een analyse wordt verricht van alternatieven voor de verhuiskisten overeenkomstig de EMAS-doelstelling van een papierloos Parlement; verwacht dat het energie-efficiëntie-eerstbeginsel en de circulaire economie worden toegepast op alle investeringen, waaronder digitale investeringen, en beheersbeslissingen; roept op tot grotere inspanningen om de afvalbeheersstrategie van het Parlement volledig uit te voeren volgens de beginselen van de afvalhiërarchie; is van oordeel dat bewustmaking binnen het Parlement, mede door middel van specifieke opleidingen, van essentieel belang is om bevredigende resultaten te bereiken en het mogelijk te maken de EMAS-doelstellingen op dit gebied aan te scherpen; dringt aan op volledige uitvoering van de maatregelen om het gebruik van plastic voor eenmalig gebruik in het Parlement volledig uit te bannen, ook nu meer mensen weer aan het werk gaan en gebruik maken van de cateringdiensten in het Parlement;
25. is ingenomen met de verbetering van de fietsinfrastructuur van het Parlement; moedigt de diensten aan om die infrastructuur verder te verbeteren door de fietsenstallingen in alle gebouwen te verbeteren, ook voor bakfietsen, en door extra stimulansen voor het woon-werkverkeer per fiets aan te bieden; is verheugd over de inspanningen van het Parlement om het openbaar vervoer te bevorderen via zijn nieuwe parkeerbeleid, door de subsidies voor abonnementen op het openbaar vervoer te verhogen en door het gebruik van elektrische voertuigen te stimuleren door de aanleg van laadstations; verzoekt in dat verband om een toereikende uitbreiding van het aantal opladers voor elektrische voertuigen, in overeenstemming met de huidige en de toekomstige vraag in Brussel, Straatsburg en Luxemburg; merkt op dat het huidige parkeerbeleid geen financiële stimulansen voor actieve mobiliteit biedt; verzoekt de diensten de resultaten van het nieuwe parkeerbeleid te evalueren en waar nodig verdere gerichte stimulansen in te voeren;
26. herhaalt zijn oproep aan het Parlement om, als belangrijke werkgever, een actieve rol te spelen in debatten en raadplegingen over stadsplanning, met bijzondere aandacht voor het bevorderen van actieve mobiliteit door middel van veilige, comfortabele en ononderbroken infrastructuur, het vergroten van het welzijn door middel van een openbare ruimte van goede kwaliteit, en de aanpassing aan de klimaatverandering door het vermijden van hitte-eilanden; wijst op de mogelijkheden voor dialoog die worden geboden in het kader van het Brusselse plan GoodMove en het plan dat de opvolger is van het Plan d'Aménagement Directeur Loi, maar ook met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de zogenaamde Archipel in de wijk Wacken in Straatsburg, en de bestaande contacten met het Fonds Kirchberg in Luxemburg;
Andere kwesties
27. merkt op dat op initiatief van voormalig president Sassoli, focusgroepen inzake “Een nieuwe kijk op de parlementaire democratie – Een sterker Europees Parlement na Covid-19” de toekomst van de werkzaamheden binnen het Parlement tussen april en juli 2021 hebben besproken met betrekking tot elk van hun actiegebieden: plenaire vergadering, parlementaire bevoegdheden, communicatie, externe diplomatie en interne organisatie; verwelkomt het feit dat de focusgroepen een eindverslag hebben uitgebracht met aanbevelingen waarvan de uitvoering door het Bureau zal worden besproken, waarbij terdege rekening zal worden gehouden met de kosten en de Begrotingscommissie zo nodig bij de voorafgaande toetsing zal worden betrokken;
28. herinnert aan de steun van een meerderheid van het Parlement voor één enkele zetel; herhaalt dat er oplossingen moeten worden gevonden om de parlementaire institutionele werkzaamheden, de financiële lasten en de koolstofvoetafdruk te optimaliseren; herinnert eraan dat het Europees Parlement volgens het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn zetel in Straatsburg moet hebben; merkt op dat voor een permanente verandering hiervan een verdragswijziging nodig is;
29. herhaalt zijn verzoek aan het Bureau, dat herhaaldelijk in de plenaire vergadering is aangenomen, om een begin te maken met de herziening van het Reglement, zodat de leden hun stemrecht op afstand kunnen uitoefenen tijdens zwangerschaps- of vaderschapsverlof, langdurige ziekte of overmacht; neemt kennis van de wijzigingen die op 20 december 2020 in het Reglement zijn aangebracht om stemmen op afstand mogelijk te maken; betreurt dat het Reglement van het Parlement momenteel niet voorziet in stemmingen op afstand tijdens commissievergaderingen, tenzij de Voorzitter besluit dat sprake is van buitengewone omstandigheden;
30. herhaalt zijn oproep aan de secretaris-generaal om erop te wijzen hoe belangrijk het is dat alle aanwervingen gebaseerd zijn op competentie, en tegelijkertijd de noodzaak van een geografisch evenwicht van alle lidstaten op alle personeelsniveaus te respecteren; is bezorgd over de moeilijkheden om personen met een bepaalde nationaliteit en met een bepaald beroepsprofiel aan te werven; verzoekt om verdere inspanningen om ervoor te zorgen dat het Parlement voor alle nationaliteiten van de Unie een even aantrekkelijke werkgever is, waarbij objectieve processen als uitgangspunt moeten blijven dienen; roept het Parlement op de eigen voorlichtingscapaciteit te versterken, teneinde voor vergelijkende onderzoeken de kandidaten aan te trekken die het Parlement nodig heeft, qua profiel, leeftijd, geslacht en nationaliteit, en met name uit ondervertegenwoordigde landen; verzoekt de secretaris-generaal de administratieve stappen met betrekking tot de aanwerving van nieuw personeel te stroomlijnen en de procedure te verkorten;
31. verzoekt het Parlement de organisatie van het secretariaat-generaal en de personeelsbehoeften van het Parlement regelmatig te evalueren en de vacante posten tussen de directoraten te herverdelen, zodat nieuwe taken kunnen worden uitgevoerd bij een gelijkblijvende personeelsbezetting;
32. verzoekt de secretaris-generaal om de risico’s in verband met het toenemende aantal arbeidscontractanten te beoordelen, met inbegrip van het gevaar dat een tweelagige personeelsstructuur wordt gecreëerd binnen het Parlement;
33. verwelkomt de maatregelen die DG INLO tijdens de COVID-19-pandemie heeft genomen om de risico’s van besmetting in de gebouwen van het Parlement te beperken en de uitvoering van de concrete solidariteitsmaatregelen waartoe het Bureau heeft besloten, te ondersteunen;
34. wijst erop dat ongeveer 50 miljoen mensen tot diverse taalkundige minderheden en gemeenschappen in de Unie behoren; herinnert eraan dat het Parlement de betrokkenheid en participatie van de burgers, met inbegrip van de nationale, regionale en taalkundige minderheden, in de Unie aanmoedigt; wijst erop dat het Parlement zich sterk maakt voor meertaligheid en de rechten van de nationale, regionale en taalkundige minderheden bevordert; is van oordeel dat het Parlement actief kan bijdragen aan de bestrijding van desinformatie door, waar nodig, ook informatie te verstrekken in de talen van taalkundige minderheden en gemeenschappen; spoort het Bureau aan te overwegen communicatieactiviteiten te steunen die aansluiten bij de behoeften van nationale, regionale en taalminderheden in de lidstaten;
35. verzoekt de secretaris-generaal de haalbaarheid te analyseren van de invoering van tolkdiensten voor internationale gebarentaal bij alle plenaire debatten, in overeenstemming met de verzoeken die zijn goedgekeurd door de plenaire vergadering, en dat besluit ten uitvoer te leggen met inachtneming van het beginsel van gelijke toegang voor alle burgers;
36. is bezorgd over de kwaliteit van het EU-transparantieregister; herinnert eraan dat volgens de jaarverslagen van het transparantieregister ongeveer de helft van alle in het register ingevoerde gegevens onjuist is; roept op tot het nemen van maatregelen om de nauwkeurigheid van het register te vergroten en het register regelmatig te controleren met betrekking tot entiteiten die de belangen vertegenwoordigen van personen en entiteiten waaraan sancties zijn opgelegd, en over te gaan tot hun onmiddellijke verwijdering, zodat het register zijn doel kan vervullen, namelijk het verschaffen van meer transparantie over de activiteiten van belangenvertegenwoordigers; herhaalt zijn verzoek aan het Parlement om jaarlijks een gedetailleerd verslag op te stellen over de belangenvertegenwoordigers en andere organisaties die toegang hebben gekregen tot de gebouwen van het Parlement, en dit verslag te publiceren met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming(8);
37. herinnert eraan dat het Parlement herhaaldelijk heeft gestemd over een hervorming van de algemene onkostenvergoeding (GEA); verzoekt het Bureau zijn besluit over de GEA van 2019 te evalueren op basis van de tijdens de negende zittingsperiode opgedane ervaring en de nodige besluiten te nemen om de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten; is ingenomen met de aankondiging van de Voorzitter om een ad-hocwerkgroep van het Bureau inzake de algemene onkostenvergoeding in te stellen om te werken aan de herziening van huidige regels;
38. herhaalt, in het kader van de lopende herzieningsprocedure van de algemene uitvoeringsbepalingen betreffende de vergoeding van dienstreizen en de interne regeling voor dienstreizen van ambtenaren en andere personeelsleden van het Europees Parlement, de herhaaldelijk geuite wens van de plenaire vergadering om het bedrag van de vergoedingen die aan de geaccrediteerde parlementaire medewerkers (APA’s) worden uitgekeerd voor hun dienstreizen tussen de drie vergaderplaatsen van het Parlement te herzien, teneinde het Bureau in staat te stellen dit bedrag af te stemmen op het niveau van de vergoedingsstelsels voor ambtenaren en andere personeelsleden;
39. roept de Conferentie van voorzitters en het Bureau nogmaals op om de uitvoeringsbepalingen betreffende de werkzaamheden van de delegaties en missies buiten de Europese Unie, respectievelijk het besluit “Werkbezoeken van de commissies buiten de drie vergaderplaatsen van het Europees Parlement” te herzien; onderstreept dat bij een dergelijke herziening de mogelijkheid moet worden overwogen dat APA’s leden onder bepaalde voorwaarden vergezellen in officiële delegaties en tijdens dienstreizen van het Parlement;
40. herinnert aan artikel 27, leden 1 en 2, van het Statuut van de leden waarin het volgende is bepaald: “Na inwerkingtreding van dit Statuut, blijft het door het Europees Parlement(9) ingestelde vrijwillig pensioenfonds gehandhaafd voor leden of voormalige leden die in dit fonds reeds rechten of aanspraken hebben verworven” en “De verworven rechten en aanspraken blijven in volle omvang bestaan”; neemt er nota van dat volgens de Juridische dienst van het Parlement uit de twee arresten volgt dat het Hof van Justitie bevestigt dat verworven rechten als zodanig, van leden die reeds aan alle noodzakelijke voorwaarden voor de verwerving van het recht op het aanvullend vrijwillig pensioen hebben voldaan, volledig beschermd zijn op grond van de algemene beginselen van het recht van de Unie; merkt echter op dat de arresten ook bevestigen dat dit het Bureau niet belet de voorwaarden en modaliteiten voor deze groep van leden te wijzigen op voorwaarde dat het evenredigheidsbeginsel naar behoren wordt geëerbiedigd, alsook voor de leden die nog niet aan alle voorwaarden voor het verwerven van pensioenrechten hebben voldaan en derhalve slechts toekomstige rechten uit hoofde van de pensioenregeling bezitten; dringt er derhalve bij het bureau en de administratie op aan om zo snel mogelijk een toekomstgerichte oplossing voor te stellen waarin rekening wordt gehouden met de pensioen- en levenssituatie van rechthebbende leden en voormalige leden, alsook met de beginselen van goed financieel beheer en met de relevante jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie; roept alle betrokken belanghebbenden ertoe op snel een duurzame en haalbare oplossing te vinden;
41. is ingenomen met het beleid van het Parlement dat erop gericht is personen met een handicap in staat te stellen zich geheel zelfstandig in de gebouwen van het Parlement te verplaatsen, en steunt de verdere maatregelen en aanpassingen die in dit verband noodzakelijk zullen zijn;
42. merkt op dat de quaestoren op 24 oktober 2017 hebben besloten de warmwatervoorziening in de kantoren van de leden in Brussel en Straatsburg stop te zetten vanwege de gezondheidsrisico’s in verband met de schadelijke legionellabacterie in de verouderde en aan slijtage onderhevige waterleidingstelsels van de gebouwen;
43. onderstreept dat het Parlement een voorbeeldfunctie moet vervullen op de beleidsterreinen die het verdedigt en bevordert, zoals milieu, gendergelijkheid en transparantie;
o o o
44. stelt de raming voor het begrotingsjaar 2023 vast;
45. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de raming te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).
De situatie in Afghanistan, met name de situatie van de rechten van de vrouw
137k
51k
Resolutie van het Europees Parlement van 7 april 2022 over de situatie in Afghanistan, met name op het gebied van vrouwenrechten (2022/2571(RSP))
– gezien zijn eerdere resoluties over Afghanistan,
– gezien de bekendmaking door de taliban van de vorming van de overgangsregering van Afghanistan op 7 september 2021,
– gezien resolutie 2626 (2022) van de VN van 17 maart 2022 over de verlenging van het mandaat van de bijstandsmissie van de VN in Afghanistan,
– gezien de persverklaring van de VN-Veiligheidsraad van 27 maart 2022 over Afghanistan,
– gezien de lijst van finalisten voor de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken van het Europees Parlement 2021,
– gezien de “Afghan Women Days” die op 1 en 2 februari 2022 in het Europees Parlement plaatsvonden,
– gezien de verklaring van de voorzitter van de Delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Afghanistan van 23 maart 2022 over de mededeling van de taliban dat het verbod op het volgen van onderwijs voor vrouwelijke leerlingen na de zesde klas wordt verlengd, en gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Europese Commissie (HV/VV) van 23 maart 2022 ter zake,
– gezien de verklaring van de HV/VV namens de Europese Unie van 28 maart 2022, waarin deze oproept tot onmiddellijke heropening van middelbare scholen voor meisjes,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
– gezien het Vluchtelingenverdrag van de VN van 1951,
– gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979,
– gezien het mondiaal pact inzake migratie van de VN en het mondiaal pact inzake vluchtelingen van de VN die volgden op de Verklaring van New York voor vluchtelingen en migranten, die op 19 september 2016 met eenparigheid van stemmen werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers, de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind en de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes,
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Ministerie van Onderwijs van de taliban op 21 maart 2022 heeft verklaard het recht op onderwijs van alle burgers te zullen waarborgen en zich te zullen inzetten voor de bestrijding van alle vormen van discriminatie;
B. overwegende dat de feitelijke autoriteiten van Afghanistan op 15 januari 2022 hebben toegezegd dat na het begin van het nieuwe schooljaar medio maart 2022 alle schoolniveaus weer open zouden staan voor meisjes;
C. overwegende dat meisjes in heel Afghanistan op 23 maart 2022 weer naar school zouden gaan; overwegende dat de taliban het verbod op het volgen van onderwijs voor vrouwelijke leerlingen vanaf de zevende klas voor onbepaalde tijd hebben verlengd, totdat zij kunnen besluiten welke schooluniformen het meest geschikt zijn voor meisjes; overwegende dat hierdoor meer dan een miljoen meisjes niet naar de middelbare school kunnen en dat dit een schending vormt van het grondrecht van alle kinderen op onderwijs, zoals verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;
D. overwegende dat Afghanistan op de wereldranglijst voor vrouwen, vrede en veiligheid op de laatste plaats staat, hetgeen betekent dat Afghanistan het gevaarlijkste land voor vrouwen is; overwegende dat VN-special procedures hebben gerapporteerd dat leiders van de taliban proberen om vrouwen en meisjes uit het openbare leven te weren door middel van systematische discriminatie en systematisch geweld op grond van geslacht;
E. overwegende dat de taliban sinds de machtsovername op 15 augustus 2021 het Ministerie van Vrouwenzaken hebben opgedoekt en het voormalige Ministerie van Zedeloosheid en Deugdzaamheid in ere hebben hersteld; overwegende dat de taliban in de praktijk alle voorheen geldende wetgeving buiten werking hebben gesteld, waaronder wetgeving ter bescherming van vrouwen, en dat zij strenge beperkingen hebben opgelegd wat betreft lichaamsbeweging, het recht op vreedzame vergadering, het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht van vrouwen om te werken en het recht van vrouwen op onderwijs en gezondheidszorg; overwegende dat de Afghaanse onafhankelijke mensenrechtencommissie (AIHRC) na de machtsovername door de taliban is opgeheven;
F. overwegende dat Afghaanse vrouwen op grond van nieuwe regelgeving niet meer dan 45 mijl (72 km.) van huis mogen reizen zonder begeleiding van een naast mannelijk familielid; overwegende dat er in november 2021 al regelgeving van kracht werd op grond waarvan het televisiezenders verboden is programma’s uit te zenden waarin vrouwelijke acteurs een rol spelen;
G. overwegende dat vreedzame protesten voor vrouwenrechten in Afghanistan met geweld uiteen worden geslagen; overwegende dat er mensenrechtenverdedigers zijn ontvoerd en dat er herhaaldelijk is aangedrongen op hun vrijlating, maar dat er nog geen informatie naar buiten is gebracht over hun verblijfplaats; overwegende dat personen die uit gevangenschap zijn ontslagen nog steeds vrezen voor hun leven;
H. overwegende dat er dagelijks mensenrechtenschendingen worden gemeld, waarbij het onder meer gaat om arrestaties, gevangennemingen, ontvoeringen, folteringen, bedreigingen, afpersing, moorden en aanvallen op mensenrechtenverdedigers en hun familieleden; overwegende dat er voor al deze schendingen nooit iemand ter verantwoording wordt geroepen; overwegende dat met name vrouwelijke mensenrechtenverdedigers door dergelijke schendingen worden getroffen; overwegende dat minderheden, zoals de Hazara-gemeenschap, specifiek het doelwit zijn geworden;
I. overwegende dat de armoede ertoe leidt dat Afghaanse families huwelijken arrangeren om bruidsschatten voor hun dochters te kunnen ontvangen; overwegende dat het aantal kindhuwelijken in Afghanistan sinds de invoering van het onderwijsverbod voor meisjes met 500 % is toegenomen; overwegende dat voor de machtsovername door de taliban 35 % van de meisjes trouwde voor de leeftijd van 18 jaar en 9 % van de meisjes trouwde voor de leeftijd van 15 jaar;
J. overwegende dat Afghanistan behoort tot de landen met de hoogste kindersterftecijfers in de wereld en dat er in Afghanistan elk jaar duizenden vrouwen overlijden aan gemakkelijk te voorkomen zwangerschapsgerelateerde problemen; overwegende dat de sociaaleconomische situatie, die vóór de machtsovername door de taliban al precair was, onder het huidige bestuur en ten gevolge van de COVID-19-pandemie, ernstige droogte en een barre winter dramatisch is verslechterd;
K. overwegende dat de humanitaire crisis in Afghanistan verergert in een tempo zoals vrijwel nergens anders in de wereld en onevenredig ernstige gevolgen heeft voor vrouwen en meisjes; overwegende dat bijna 100 % van de Afghaanse huishoudens met een vrouw aan het hoofd kampt met voedselonzekerheid; overwegende dat de nieuwe beleidsmaatregelen van de talibanregering enorme gevolgen hebben voor de mogelijkheden van vrouwen om zelf in hun levensonderhoud te voorzien, waardoor veel vrouwen in armoede vervallen en vooral veel vrouwelijke gezinshoofden in grote problemen komen;
L. overwegende dat volgens het rapport van de Internationale Organisatie voor Migratie van maart 2022 in 2021 meer dan 1,258 miljoen Afghanen hun land zijn ontvlucht, wat twee keer zoveel is als in voorgaande jaren; overwegende dat tegelijkertijd het aantal intern ontheemden dat naar huis terugkeerde verdrievoudigde en dat het aantal terugkeerders in 2021 een recordaantal van 3,06 miljoen mensen bereikte; overwegende dat er nog altijd 5 miljoen ontheemde Afghanen buiten hun land maar in de regio verblijven, en dat 90 % daarvan verblijft in Pakistan en Iran;
M. overwegende dat 35 % van de vrouwen en meisjes die opgevangen worden in de buurlanden Iran en Pakistan zich volgens de Hoge Commissaris van de VN voor de vluchtelingen onveilig voelt, omdat zij te maken krijgen met gendergerelateerd geweld; overwegende dat slechts 70 % van de meisjes in die landen naar school gaat, terwijl dit percentage bij jongens op 92 % ligt;
N. overwegende dat de EU haar inspanningen ter ondersteuning van de bevolking heeft opgevoerd en projecten heeft opgezet om het onderwijs te ondersteunen, om mensen te steunen bij het voorzien in hun levensonderhoud en om de volksgezondheid te beschermen, en dat zij hiervoor meer dan 268,3 miljoen EUR ter beschikking heeft gesteld; overwegende dat deze projecten deel uitmaken van het totale EU-steunpakket van 1 miljard EUR dat de Commissie in oktober 2021 heeft aangekondigd, bedoeld ter ondersteuning van vluchtelingen, migranten en intern ontheemden, alsook mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties;
O. overwegende dat volgens Verslaggevers zonder Grenzen in Afghanistan 231 mediakanalen hun activiteiten hebben moeten stopzetten, hetgeen 40 % is van het totale aantal mediakanalen in het land; overwegende dat 6 400 journalisten hun baan hebben verloren, waarvan 80 % vrouw is; overwegende dat er beperkingen zijn opgelegd aan lokale en internationale media, zoals de BBC, en dat er journalisten gearresteerd, gevangengenomen en geslagen zijn;
P. overwegende dat de sancties tegen aan de taliban gelieerde personen en instanties er niet toe mogen leiden dat er geen financiële transacties meer worden verricht met het oog op humanitaire hulpverlening of de verstrekking van basisdiensten door niet‑gouvernementele organisaties (ngo’s);
Q. overwegende dat vrouwen in de periode voor 15 augustus 2021, ten tijde van de voormalige Republiek Afghanistan, hoge functies bekleedden als parlementslid, minister, rechter, gouverneur, advocaat of ambassadeur; overwegende dat de taliban personen die onder het vorige regime legitiem voor overheidsinstanties werkzaam waren, uit hun functie hebben gezet, en in hun nieuwe, niet erkende, feitelijke regering geen enkele vrouw hebben opgenomen; overwegende dat deze feitelijke autoriteiten geen representatieve afspiegeling vormen van de Afghaanse samenleving die gekenmerkt wordt door diversiteit;
R. overwegende dat inlichtingendiensten waarschuwen dat Afghanistan geen toevluchtsoord voor terroristische groeperingen mag worden;
1. is ernstig bezorgd over de humanitaire en mensenrechtencrisis waarvan sinds de machtsovername door de taliban in Afghanistan sprake is; benadrukt nogmaals zijn onwrikbare solidariteit met en betrokkenheid bij het Afghaanse volk; benadrukt dat de fundamentele rechten en vrijheden die de Afghaanse bevolking de afgelopen 20 jaar heeft genoten, behouden moeten blijven;
2. betreurt dat de situatie van vrouwen en meisjes in Afghanistan sinds de machtsovername door de taliban steeds verder verslechtert; veroordeelt de aanhoudende inspanningen van de taliban om vrouwen en meisjes uit het openbare leven te weren en vrouwen en meisjes de belangrijkste grondrechten te onthouden, waaronder het recht op onderwijs, werk, vrij verkeer en gezondheidszorg;
3. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen het besluit van de taliban om het verbod op het volgen van onderwijs voor vrouwelijke leerlingen na de zesde klas voor onbepaalde tijd te verlengen, ondanks hun eerdere toezegging om de toegang van alle burgers tot onderwijs te waarborgen; dringt er bij de taliban op aan de besluiten en beperkende maatregelen die specifiek gericht zijn op vrouwen en meisjes ongedaan te maken en het Ministerie van Vrouwenzaken te heropenen;
4. benadrukt dat de toegang van vrouwen en meisjes tot onderwijs voor de EU en haar lidstaten een absolute voorwaarde moet zijn voordat verdere verbintenissen worden aangegaan met de feitelijke Afghaanse autoriteiten;
5. dringt er bij de taliban op aan om hun toezegging om het recht op onderwijs voor alle Afghaanse burgers te waarborgen, ook voor vrouwen en meisjes, gestand te doen;
6. betreurt dat vreedzame protesten voor vrouwenrechten in Afghanistan door de taliban uiteen worden geslagen; dringt aan op de onmiddellijke vrijlating van de vrouwelijke politiebeambte Alia Azizi, die in oktober 2021 in Herat werd gearresteerd, en van alle andere vrouwenrechtenactivisten die in gevangenschap verkeren, en dringt er tevens op aan dat er een einde komt aan de intimidatie en het treiteren van deze activisten; dringt er tevens op aan dat er een einde komt aan de treiterijen en bedreigingen en het geweld tegen leerkrachten, leerlingen en studenten;
7. dringt er bij de feitelijke autoriteiten op aan om de toegang van vrouwen tot reproductieve gezondheidszorg en hun rechten op dit gebied in heel Afghanistan te waarborgen;
8. geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat vrouwen en meisjes sinds de machtsovername door de taliban meer risico lopen om te worden uitgebuit, te worden verhandeld met het oog op een gedwongen huwelijk of het slachtoffer te worden van seksuele uitbuiting of dwangarbeid; veroordeelt gendergerelateerd geweld en discriminatie;
9. dringt er bij de feitelijke Afghaanse autoriteiten op aan een inclusieve regering te vormen die ervoor zorgt dat vrouwen bij besluitvormingsprocessen op alle niveaus betrokken worden; dringt aan op de ontwikkeling van een nieuwe EU-strategie voor Afghanistan waarin aandacht wordt besteed aan de situatie van vrouwen en meisjes, om de rechten van vrouwen en de deelname van vrouwen in het openbare leven concreet te bevorderen;
10. herinnert eraan dat de EU een ferm standpunt inneemt ten aanzien van politieke verbintenissen met de taliban en dat zij thematische ijkpunten heeft vastgesteld voor de betrekkingen met Afghanistan, waarbij de eerbiediging van de mensenrechten van iedereen en de beginselen van de rechtsstaat centraal staan; is van mening dat er in het licht van deze ijkpunten sinds 15 augustus 2021 slechts sprake is van een verslechtering van de situatie en dat de talibanregering om die reden niet kan worden erkend;
11. is ingenomen met resolutie 2626 (2022) van de VN van 17 maart 2022, waarbij het mandaat van de bijstandsmissie van de VN in Afghanistan werd verlengd; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal voor Afghanistan te ondersteunen, door onder meer samen te werken met alle relevante Afghaanse actoren en belanghebbenden om ervoor te zorgen dat vrouwelijke studenten zo snel mogelijk weer onderwijs kunnen volgen;
12. wijst op de besprekingen die in januari 2022 in Oslo plaatsvonden tussen Europese en Amerikaanse functionarissen en een delegatie van de taliban, en wijst tevens op het feit dat de VS vergaderingen met de taliban in Doha hebben geannuleerd in reactie op het besluit van de taliban om de scholen voor meisjes niet te heropenen; benadrukt dat bij verdere onderhandelingen op nationaal niveau met de taliban vertegenwoordigers van Afghaanse vrouwen aanwezig moeten zijn;
13. roept de EU en haar lidstaten op om personen die Afghanistan ontvluchten te ondersteunen en te beschermen; wijst er nogmaals op dat de rechtspositie van vrouwelijke Afghaanse advocaten, leiders van het maatschappelijk middenveld, kunstenaars, sporters en andere kwetsbare personen, met name degenen wier leven in gevaar is, zoals lhbtqi+‑personen, moet worden beschermd; dringt aan op de invoering van een speciaal visumprogramma, betere hervestigingsregelingen en daadwerkelijke gegarandeerde bescherming voor Afghaanse vluchtelingen;
14. benadrukt dat het probleem van gendergerelateerd geweld waarmee Afghaanse vrouwen en meisjes in de gastlanden, met name Iran en Pakistan, worden geconfronteerd, moet worden aangepakt, en dat ervoor moet worden gezorgd dat zij naar school kunnen gaan, aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en toegang hebben tot gezondheidsdiensten, waaronder geestelijke gezondheidsdiensten; wijst er nogmaals op dat vluchtelingen en personen op doorreis een bijzonder groot risico lopen slachtoffer te worden van gendergerelateerd geweld; dringt derhalve aan op beschikbaarstelling van meer financiële middelen voor humanitaire organisaties en agentschappen die zich inzetten voor de bescherming van vluchtelingen;
15. verzoekt alle landen onmiddellijk te stoppen met het terugsturen van personen naar Afghanistan of naar derde landen waar zij het risico lopen naar Afghanistan te worden teruggestuurd; roept ertoe op om de situatie van Afghaanse onderdanen die reeds zijn teruggekeerd, in het bijzonder kinderen, nauwlettend in het oog te houden;
16. is ernstig bezorgd over het toenemend aantal meldingen van moord, treiterij en intimidatie waar leden van etnische en religieuze minderheden het slachtoffer van zijn;
17. is ernstig bezorgd over het feit dat de taliban wederom een toevluchtsoord bieden aan terroristische groeperingen; dringt er bij de taliban en de feitelijke autoriteiten van Afghanistan op aan dat zij hun toezeggingen op het gebied van terrorismebestrijding nakomen;
18. herinnert aan zijn opdracht aan de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om de Pakistaanse leiders duidelijk te maken dat zij verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid en de stabiliteit in Afghanistan en dat zij hun invloed op de taliban moeten aanwenden om die doelstellingen te bereiken, waaronder het waarborgen van de fundamentele mensenrechten voor Afghaanse vrouwen en meisjes;
19. wijst er nogmaals op dat de EU de samenwerking met de Centraal-Aziatische landen moet versterken en die landen moet aanmoedigen een constructieve en praktische rol te spelen bij de opvang van Afghaanse vluchtelingen; benadrukt dat deze samenwerking de verdediging door de EU van fundamentele waarden en de rechtsstaat niet mag ondermijnen;
20. benadrukt dat de bevrijding van vrouwen en meisjes een luchtkasteel blijft zolang de humanitaire ramp voortduurt; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de oorzaken van de humanitaire crisis aan te pakken door alles in het werk te stellen om de humanitaire hulp op te voeren, een genderbewuste aanpak te volgen, de liquiditeit te herstellen en fundamentele sociale voorzieningen in stand te houden; roept op tot het vrijgeven van Afghaanse tegoeden en tot meer financiële steun voor programma’s, zoals de ondersteuning door het directoraat-generaal Internationale Partnerschappen van de Commissie (DG INTPA), dat zich richt op basisbehoeften en bestaansmiddelen, en het trustfonds voor de wederopbouw van Afghanistan van de Wereldbank; benadrukt dat de financiering van humanitaire hulp toegankelijk moet worden gemaakt via een goed werkend bankenstelsel en op flexibele wijze moet worden verstrekt aan bonafide ngo’s en in de gemeenschap gevestigde organisaties die in Afghanistan actief zijn, met inbegrip van plaatselijke vrouwenorganisaties;
21. wijst erop dat de EU-delegatie in Kabul weer een minimale aanwezigheid ter plaatse heeft om de humanitaire hulp te coördineren en de humanitaire situatie in het oog te houden; wijst er nadrukkelijk op dat dit niet betekent dat de EU het talibanregime erkent;
22. betreurt dat internationale donoren, waaronder de EU en haar lidstaten, op 31 maart 2022 slechts 2,44 miljard USD hebben toegezegd, nadat de VN had opgeroepen om 4,4 miljard USD beschikbaar te stellen voor het VN-plan voor humanitaire hulp 2022, bedoeld voor humanitaire hulpverlening in Afghanistan; dringt er bij de Commissie op aan om in het kader van een omvattende langetermijnverbintenis ter ondersteuning van de mensenrechten en vrouwenrechten in Afghanistan passende en specifieke middelen toe te wijzen voor vrouwenrechtenprogramma’s en -projecten en deze programma’s en projecten ook daadwerkelijk uit te voeren;
23. wijst op de noodzaak van onbeperkte toegang voor humanitaire hulp om ervoor te zorgen dat vastgelegde middelen ook daadwerkelijk terechtkomen bij de getroffen bevolkingsgroepen; spoort de EU en haar lidstaten aan de huidige maatregelen met het oog hierop te evalueren en aan te passen; herinnert eraan dat humanitaire hulpverlening neutraal, onpartijdig, humaan en onafhankelijk moet zijn en nooit aan enige voorwaarde mag worden onderworpen; verzoekt de Raad, de Commissie en de EDEO om consequent de boodschap over te brengen dat de vijf ijkpunten van de Raad voor samenwerking met de taliban niet bepalend zijn voor de verlening van humanitaire hulp;
24. verzoekt de EU en haar lidstaten, in het licht van de VN-donorconferentie op hoog niveau ter ondersteuning van de humanitaire hulp in Afghanistan, die op 31 maart 2022 plaatsvond, om verdere stappen te ondernemen om de humanitaire hulp transparanter en doeltreffender te maken; is daarom van mening dat het van essentieel belang is de toegang tot humanitaire financiering veilig te stellen via een functioneel bankenstelsel waarmee middelen worden verstrekt aan bonafide ngo’s die in het land actief zijn;
25. prijst de moed van de meisjes en vrouwen die deelnemen aan protesten; verzoekt de EDEO en de Commissie om contact op te nemen met de feitelijke autoriteiten van Afghanistan, en duidelijkheid te eisen over de verblijfplaats van de verdwenen vrouwenrechtenactivisten waarvan vermoed wordt dat zij worden vastgehouden, en om aan te dringen op hun onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating; eist dat de taliban onmiddellijk een einde maken aan deze willekeurige en buitengerechtelijke praktijken en dat zij de vrijheid van vreedzame vergadering en meningsuiting eerbiedigen;
26. verzoekt de EU en haar lidstaten meer steun te verlenen aan vrouwenrechtenactivisten in Afghanistan en de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers volledig ten uitvoer te leggen, onder meer door ervoor te zorgen dat er verantwoording wordt afgelegd voor schendingen door middel van particulier en overheidsoptreden in individuele gevallen;
27. verlangt dat de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in Afghanistan voldoende middelen en de nodige deskundige en diplomatieke ondersteuning krijgt om zijn mandaat te kunnen vervullen; verzoekt de VN‑Mensenrechtenraad een onafhankelijke, internationale onderzoekscommissie op te richten met een meerjarig mandaat en toereikende middelen om schendingen, waaronder schendingen van de rechten van vrouwen, te documenteren en te rapporteren en bewijsmateriaal te verzamelen;
28. is ingenomen met de oprichting van het Forum van vrouwelijke leiders in Afghanistan; verzoekt de Commissie en de EDEO om de organisatie van de eerste internationale conferentie van Afghaanse vrouwen te ondersteunen, zodat deze vrouwen hun stem kunnen laten horen in Afghanistan en daarbuiten, ondersteuning te bieden bij de wederopbouw van netwerken van vrouwen, en de werkzaamheden van het Forum van vrouwelijke leiders in Afghanistan op een inclusievere manier te ondersteunen; steunt de oprichting van de Afghan Exile Online University met financiële steun van de EU;
29. verzoekt Afghaanse parlementsleden, voormalige regeringsfunctionarissen en activisten uit het maatschappelijk middenveld en met name de finalisten van de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken 2021 om actief met de Delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Afghanistan en de bevoegde commissies en andere organen samen te werken om ervoor te zorgen dat het EU-beleid ter ondersteuning van Afghanistan tegemoetkomt aan de behoeften van het Afghaanse volk;
30. steunt de oproepen van Afghaanse maatschappelijke organisaties, en met name de oproepen van deelnemers aan de Afghan Women Days in het Europees Parlement, om de feitelijke Afghaanse autoriteiten ter verantwoording te roepen voor begane misdaden en hun gruweldaden niet te vergeten;
31. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de leden van de Afghaanse nationale vergadering, de VN-Mensenrechtenraad en het politieke bureau van de taliban in Doha.