Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2022 over de gedwongen ontheemding van mensen als gevolg van het escalerende conflict in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) (2022/2957(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de Democratische Republiek Congo (DRC),
– gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 10 oktober 2022 over kinderen en gewapende conflicten in de Democratische Republiek Congo,
– gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) van 18 december 1979,
– gezien het Vierde Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd van 1949, en de bijbehorende aanvullende protocollen van 1977 en 2005,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (VRK) van 20 november 1989,
– gezien het verslag van het OHCHR-MONUSCO van juli 2020 getiteld “Verslag over schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de gewapende groepering Geallieerde Democratische Strijdkrachten en door leden van de strijdkrachten en de veiligheidstroepen in het gebied Beni in de provincie Noord-Kivu en in de gebieden Irumu en Mambasa in de provincie Ituri tussen 1 januari 2019 en 31 januari 2020”,
– gezien de door Josep Borell, vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, afgelegde verklaring van 4 juli 2022 over de situatie in het oostelijke deel van de Democratische Republiek Congo,
– gezien Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden(1),
– gezien Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld(2),
– gezien de Overeenkomst van Cotonou,
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de veiligheidssituatie in de Democratische Republiek Congo (DRC), met name in het noordoosten van het land, blijft verslechteren door toedoen van gewapende buitenlandse en binnenlandse groeperingen, waaronder de M23-groepering die banden heeft met Rwanda; overwegende dat sommige rebellengroeperingen banden hebben met Uganda en Burundi en naar verluidt trouw zijn aan ISIS, dat deze groeperingen betrokken waren bij talrijke slachtpartijen die geleid hebben tot de ontheemding van duizenden burgers, en dat gewapende groeperingen naar verluidt kinderen hebben gerekruteerd en wijdverbreid seksueel en gendergerelateerd geweld hebben gepleegd;
B. overwegende dat de opmars van M23 sinds 20 oktober 2022 heeft geleid tot de ontheemding van duizenden mensen van Rutshuru naar Kanyaruchinya en Kibati, ten noorden van de stad Goma, en naar het Lubero-gebied, zodat de reeds bestaande groep van zes miljoen intern ontheemden nog aangroeide;
C. overwegende dat naar schatting 183 000 mensen, voornamelijk vrouwen en kinderen, sinds 20 oktober 2022 ontheemd zijn geraakt, waardoor hun aantal in het oostelijke deel van het land is opgelopen tot meer dan 232 000 burgers; overwegende dat 2.4 miljoen Congolese kinderen jonger dan vijf jaar te lijden hebben onder algehele acute ondervoeding; overwegende dat veel kinderen gescheiden werden van hun ouders en voogden doordat mensen halsoverkop op de vlucht slaan voor rebellenaanvallen; overwegende dat naar schatting 7.5 miljoen mensen momenteel nood hebben aan hulp en geen toegang hebben tot water en sanitaire voorzieningen;
D. overwegende dat de oostelijke DRC-provincies Ituri en Kivu al twee decennia lang lijden onder cyclische conflicten die worden gekenmerkt door slachtpartijen onder de burgerbevolking en geweld door gewapende groeperingen, waarbij de overheidsinstanties er niet in slagen niet-statelijke groeperingen ter verantwoording te roepen voor begane misdaden;
E. overwegende dat in oktober 2022 werd bericht dat Congolese legereenheden en hun bondgenoten in het recente conflict met de rebellen van de M23-groepering verantwoordelijk waren voor massale mensenrechtenschendingen; overwegende dat ook melding is gemaakt van ernstige schendingen zoals kinderarbeid;
F. overwegende dat journalisten die verslag uitbrengen over het conflict, te maken krijgen met toenemende intimidatie, bedreigingen en arrestaties;
G. overwegende dat met het door Angola gefaciliteerde proces van Luanda ernaar wordt gestreefd tussen de DRC en Rwanda te bemiddelen met betrekking tot het conflict in het oosten van de DRC; overwegende dat de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC), waarvan de DRC in maart 2022 lid is geworden, een tweesporenproces op gang heeft gebracht om een einde te maken aan de instabiliteit in Oost-Congo: politieke besprekingen met rebellengroeperingen die zich bereid hebben verklaard de gevechten te staken en te ontwapenen, in combinatie met het inzetten van een Oost-Afrikaanse militaire troepenmacht;
1. uit zijn grote zorgen over de escalatie van het geweld en de alarmerende en verslechterende humanitaire situatie in de DRC, met name als gevolg van de gewapende conflicten in de oostelijke provincies; betreurt het verlies van mensenlevens en spreekt zijn medeleven uit met de bevolking van de DRC; vindt het betreurenswaardig dat naar schatting 27 miljoen Congolezen humanitaire hulp nodig hebben als gevolg van het conflict en dat het aantal intern ontheemden in de DRC toeneemt, met naar schatting tot zes miljoen ontheemden op heden waaronder 515 000 vluchtelingen;
2. roept de EU en andere internationale partners ertoe op humanitaire hulp te verlenen aan de regio; dringt erop aan dat de door de EU gefinancierde humanitaire hulp gericht wordt op het helpen van kwetsbare mensen, zoals slachtoffers van seksueel geweld, en het verbeteren van de sociale gezondheidsdeterminanten; verzoekt de EU haar financiering voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp voor de DRC voor de programmeringsperiode 2021-2027 te blijven verhogen; roept alle partijen op humanitaire toegang tot alle hulpbehoevenden toe te staan en te vergemakkelijken, en de vrijwillige en veilige terugkeer van ontheemden mogelijk te maken;
3. veroordeelt ten stelligste de aanhoudende brute agressie door gewapende groeperingen; dringt er bij de gewapende groepering M23 op aan zich terug te trekken uit haar stellingen en te ontwapenen, en roept alle gewapende groeperingen in de regio ertoe op zich opnieuw aan te sluiten bij de intercongolese dialoog (proces van Nairobi) ter voorbereiding op ontwapening, demobilisatie en herintegratie in de gemeenschap; verzoekt alle overheidsactoren in de regio iedere samenwerking met M23 en andere gewapende groeperingen in de regio stop te zetten; dringt er bij alle betrokken regeringen op aan ervoor te zorgen dat een politieke regeling geen amnestie omvat voor degenen die verantwoordelijk zijn voor ernstige internationale misdrijven en dat aan schendingen schuldige M23-commandanten niet de kans krijgen om te integreren in de strijdkrachten van de DRC;
4. verzoekt Rwanda met klem om geen steun te bieden aan de M23-rebellen; roept de EU en haar lidstaten ertoe op via het wereldwijde sanctiemechanisme voor de mensenrechten sancties op te leggen aan de daders van mensenrechtenschendingen in het oosten van de DRC; dringt erop aan de sancties tegen hoge M23-commandanten te handhaven en uit te breiden tot degenen die onlangs verantwoordelijk zijn bevonden voor ernstige schendingen, met inbegrip van hoge ambtenaren uit de hele regio die medeplichtig zijn aan de schendingen door de gewapende groeperingen;
5. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over het hele arsenaal aan bedreigingen, mensenrechtenschendingen en verkrachtingen waarmee vrouwen en meisjes in gewapende conflicten te maken krijgen, en erkent dat vrouwen en meisjes in het bijzonder gevaar lopen aangezien zij vaak specifiek het doelwit vormen en meer risico lopen op geweld in conflict- en postconflictsituaties, waardoor hun deelname aan vredesprocessen wordt belemmerd; dringt er bij de internationale gemeenschap op aan haar inspanningen op te voeren om de plaag van seksueel en gendergerelateerd geweld bij gewapende conflicten in het oosten van de DRC uit te bannen, slachtoffers te beschermen, een einde te maken aan de straffeloosheid van de daders en de toegang tot de rechter, schadeloosstelling en genoegdoening voor overlevenden te waarborgen;
6. verzoekt de internationale gemeenschap met klem concrete stappen te zetten om een einde te maken aan het aanhoudende geweld, met name door de bevordering van dialoog en geweldloze oplossingen aan te moedigen en door steun te verlenen aan het door de president van Angola, João Lourenço, opgestarte regionale bemiddelingsproces, het proces van Luanda; benadrukt dat alle staten die partij zijn bij de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC), de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC) en de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren (ICGLR) de beginselen moeten eerbiedigen die zijn overeengekomen bij het Conclaaf van Oost-Afrikaanse staatshoofden en het bemiddelingsproces van Luanda; beklemtoont uitdrukkelijk de noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking in het gebied van de Grote Meren in Afrika;
7. roept op tot instelling van een formeel doorlichtingsmechanisme als onderdeel van bredere inspanningen om de veiligheidssector te hervormen, teneinde kandidaten die voor afzetting in aanmerking komen door te lichten en erop toe te zien dat de veiligheidstroepen handelen op een wijze die in overeenstemming is met de internationale mensenrechtennormen en de normen van humanitair recht;
8. dringt er bij de Commissie en de EU-lidstaten op aan ervoor te zorgen dat in de komende EU-strategie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika de talrijke en grote uitdagingen op het vlak van mensenrechten en humanitaire hulp op zowel nationaal als regionaal niveau, met name in de DRC, naar behoren tot uiting komen;
9. verzoekt de buurlanden van de DRC de inspanningen op te voeren ter bestrijding van de smokkel van conflictmineralen via hun landen en van de illegale handel in natuurlijke hulpbronnen die het conflict aanwakkert; benadrukt hoe belangrijk het is dat verder inspanningen worden geleverd om de financiële kanalen droog te leggen van gewapende groeperingen die betrokken zijn bij de illegale handel in natuurlijke hulpbronnen, waaronder goud en producten van wilde dieren en planten; roept de Commissie ertoe op de effecten en efficiëntie van Verordening (EU) 2017/821 te beoordelen bij haar evaluatie van de werking en de doeltreffendheid ervan;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de Afrikaanse Unie, de ACS-EU-Raad van ministers, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de regering en het parlement van de Democratische Republiek Congo en andere landen van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap.