Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2022 over de situatie van de mensenrechten in Qatar in het kader van het FIFA-wereldkampioenschap voetbal (2022/2948(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien de conclusies van de Raad van 20 juni 2022 over een strategisch partnerschap met de Golfregio,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 18 mei 2022 over een strategisch partnerschap met de Golf (JOIN(2022)0013),
– gezien de 4e mensenrechtendialoog EU-Qatar, gehouden in Brussel op 12 september 2022,
– gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Qatar van 7 maart 2018,
– gezien het Internationaal Verdrag van de VN inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden van 18 december 1990,
– gezien de bekendmaking door de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) op 2 december 2010 van de selectie van Qatar als locatie voor het houden van de wereldbeker voetbal van 2022,
– gezien de wetten nrs. 17, 18 en 19 die de regering van Qatar in 2020 heeft vastgesteld inzake het vrije verkeer en een minimumloon voor arbeidsmigranten,
– gezien het verslag van Human Rights Watch van 24 oktober 2022 getiteld “Qatar: Security Forces Arrest, Abuse LGBT People”,
– gezien artikel 285 van het wetboek van strafrecht van Qatar en wet nr. 17 van 2002 inzake de bescherming van de gemeenschap,
– gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,
– gezien de richtsnoeren van de EU inzake de doodstraf,
– gezien het voortgangsverslag over het programma voor technische samenwerking tussen de regering van Qatar en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 31 oktober 2022,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Qatar op 21 mei 2018 heeft geratificeerd,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,
– gezien zijn eerdere resoluties over Qatar, in het bijzonder van 21 november 2013 getiteld “Qatar: de situatie van migrerende werknemers”(1),
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Qatar het eerste land in de regio is dat het wereldkampioenschap voetbal organiseert; overwegende dat de FIFA in 2010 het wereldkampioenschap voetbal aan Qatar heeft toegekend zonder de nodige zorgvuldigheid op het gebied van mensenrechten en milieu te betrachten of voorwaarden te stellen voor de bescherming van arbeidsmigranten; overwegende dat Qatar het biedingsproces voor de wereldbeker voetbal won te midden van geloofwaardige beschuldigingen van omkoping en corruptie die tot gerechtelijke onderzoeken leidden;
B. overwegende dat er in Qatar naar schatting meer dan 2 miljoen buitenlanders zijn, die ongeveer 94 % van de beroepsbevolking uitmaken; overwegende dat migranten voornamelijk werkzaam zijn in de bouw, de dienstensector en huishoudelijk werk; overwegende dat gemeld is dat de rechten van werknemers in deze sectoren zijn geschonden; overwegende dat Qatar door dit aantal de hoogste verhouding tussen arbeidsmigranten en binnenlandse bevolking ter wereld heeft;
C. overwegende dat veel werknemers die in Qatar werden gedwongen zich in de schulden te steken door wervingsbedrijven die hun illegaal honoraria in rekening brachten, en dat velen van hen het slachtoffer werden van loondiefstal en onderworpen werden aan zware werkomstandigheden in extreme hitte die hen blootstelden aan het risico van ziektes, verwondingen en de dood;
D. overwegende dat naar verluidt duizenden arbeidsmigranten zijn omgekomen en nog veel meer gewond zijn geraakt tijdens bouwwerkzaamheden in verband met het wereldkampioenschap voetbal in Qatar;
E. overwegende dat sommige Europese bedrijven volgens de IAO geweigerd hebben deel te nemen aan de gemengde comités, die tot doel hebben vertegenwoordigers van de bedrijfsleiding en van de werknemers bijeen te brengen om conflicten op de werkplek te bespreken, te voorkomen en op te lossen;
F. overwegende dat het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (ITUC) vóór de hervormingen in Qatar in 2014 bij de IAO een klacht tegen Qatar heeft ingediend wegens niet-naleving van het Verdrag betreffende gedwongen arbeid van 1930 en het Verdrag betreffende arbeidsinspectie van 1947; overwegende dat volgens de ITUC de wetten in Qatar zijn gewijzigd en dat het land vorderingen blijft maken met de tenuitvoerlegging van deze veranderingen;
G. overwegende dat Qatar het eerste land in de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) is dat een projectbureau van de IAO heeft geopend; overwegende dat Qatar een aantal partnerschappen heeft gesloten met de IAO, VN-organisaties en EU-lidstaten, zoals een memorandum van overeenstemming met Zweden in januari 2020 en met Frankrijk in maart 2022, om de rechten van werknemers te verbeteren; overwegende dat de IAO in de vijf jaar voorafgaand aan het WK voetbal van 2022 tastbare vooruitgang heeft geconstateerd, met name op het gebied van het beheer van arbeidsmigratie, de handhaving van het arbeidsrecht en de toegang tot de rechter, en de versterking van de stem van werknemers en de sociale dialoog; overwegende dat het volgens de IAO voor arbeidsmigranten nog steeds niet legaal is om zich bij een vakbond aan te sluiten of een vakbond op te richten;
H. overwegende dat werknemers in Qatar voorheen toestemming van hun werkgevers nodig hadden om van baan te veranderen of het land te verlaten; overwegende dat deze vereisten de meest problematische aspecten van het kafala-sponsorsysteem vormden, aangezien zij de werknemers te afhankelijk van hun werkgevers maakten en aldus mogelijkheden voor uitbuiting en dwangarbeid creëerden; overwegende dat het ministerie van Arbeid als gevolg van deze veranderingen in de twee jaar sinds de invoering van deze hervormingen ongeveer 420 000 aanvragen van arbeidsmigranten om van baan te veranderen heeft goedgekeurd; overwegende dat veel werknemers er echter nog steeds moeite mee hebben om hun baan op te zeggen en naar een nieuwe baan over te stappen, zoals represailles van hun werkgevers;
I. overwegende dat Qatar in maart 2021 als eerste land in de Golfregio een niet-discriminerend minimumloon heeft vastgesteld dat geldt voor alle werknemers, ongeacht hun nationaliteit, in alle sectoren, met inbegrip van huishoudelijk werk; overwegende dat volgens de IAO in totaal 13 % van de werknemers - 280 000 personen - hun loon sinds de invoering van de nieuwe wetgeving hebben zien stijgen tot het nieuwe minimum;
J. overwegende dat de nieuwe wetgeving de werknemers in Qatar beter beschermt tegen hittestress;
K. overwegende dat Qatar maatregelen heeft genomen om de toegang van werknemers tot de rechter te verbeteren door een nieuw onlineplatform op te zetten waar werknemers klachten kunnen indienen en door nieuwe arbeidsrechtbanken op te richten om geschillen te beslechten;
L. overwegende dat sommige van de discriminerende praktijken met betrekking tot buitenlandse werknemers in Qatar en andere GCC-landen naar verluidt echter nog steeds bestaan, zoals het willekeurig inhouden en niet betalen van loon en het inhouden van reisdocumenten;
M. overwegende dat artikel 285 van het wetboek van strafrecht van Qatar buitenechtelijke seks, inclusief relaties tussen personen van hetzelfde geslacht, bestraft met maximaal zeven jaar gevangenisstraf; overwegende dat willekeurige arrestaties van lhbtq+-personen naar verluidt gebaseerd zijn op wet nr. 17 van 2002 betreffende de bescherming van de gemeenschap, die volgens Human Rights Watch voorziet in voorlopige hechtenis zonder aanklacht of proces gedurende maximaal zes maanden indien “er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de verdachte een misdrijf kan hebben begaan”, met inbegrip van “schending van de openbare zedelijkheid”, hetgeen leidt tot veelvuldig misbruik van lhbtq+-personen; overwegende dat een Qatarese FIFA World Cup-ambassadeur publiekelijk homofobe uitspraken heeft gedaan; overwegende dat zeven voetbalbonden, waaronder in Europa, hebben besloten dat hun spelers een regenboogkleurige “OneLove”-armband mogen dragen; overwegende dat de FIFA niettemin heeft besloten dat spelers een gele kaart kunnen krijgen of geschorst kunnen worden voor het dragen van die armband, omdat het een vermeend politiek statement is;
N. overwegende dat de FIFA zich in 2016 heeft aangesloten bij de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, die de FIFA verplichten zich te onthouden van inmenging in de mensenrechten en de negatieve effecten van haar activiteiten op het gebied van de mensenrechten te verhelpen;
O. overwegende dat in een tijd van onveiligheid en aanzienlijke uitdagingen voor de op regels gebaseerde internationale orde, zowel in Europa als in de Golfregio, en nu de wereld geconfronteerd wordt met de gevolgen van de Russische agressie tegen Oekraïne en de COVID-19-pandemie, alsmede met de dringende noodzaak van de groene en digitale transitie, de EU veel te winnen heeft bij een sterker en strategischer partnerschap met de GCC en zijn lidstaten, waaronder Qatar; overwegende dat in 2021 de diplomatieke betrekkingen tussen Qatar en Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Egypte zijn hersteld;
P. overwegende dat de in 2018 ondertekende samenwerkingsregeling tussen de EU en Qatar een kader biedt voor politiek en sectoraal overleg op gebieden van wederzijds belang; overwegende dat Qatar een belangrijke partner van de EU is en dat hun betrekkingen een groot aantal belangrijke gebieden bestrijken; overwegende dat voor Qatar een sleutelrol is weggelegd bij de uitvoering van de Europese strategie inzake energiezekerheid; overwegende dat de betrokkenheid tussen de EU en Qatar aanzienlijk is toegenomen, hetgeen heeft geleid tot de opening van een EU-delegatie in Doha in 2022; overwegende dat Qatar in februari 2022 mede-indiener was van een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN waarin Rusland werd opgeroepen zich terug te trekken uit Oekraïne, en voor resoluties stemde waarin de Russische invasie in Oekraïne werd veroordeeld;
Q. overwegende dat op 12 september 2022 de vierde mensenrechtendialoog tussen de EU en Qatar heeft plaatsgevonden; overwegende dat de mensenrechtendialoog een cruciaal moment van betrokkenheid vormt om de mensenrechten te bevorderen;
1. betreurt de dood van duizenden arbeidsmigranten en de verwondingen die werknemers hebben opgelopen tijdens de voorbereidingen voor het WK; betuigt zijn medeleven met de families van deze werknemers en eist dat verantwoording wordt afgelegd;
2. dringt er bij Qatar op aan zijn nieuwe wetgeving ter bescherming van de rechten van werknemers volledig uit te voeren en de resterende onderdelen van het kafala-sponsorsysteem, zoals de straffen voor onderduiken door werknemers, af te schaffen;
3. benadrukt dat de EU zich ertoe verbindt de mensenrechten in haar betrekkingen met Qatar te ondersteunen, ook in verband met de FIFA-Wereldcup; is bezorgd over berichten dat honderdduizenden arbeidsmigranten in Qatar nog steeds te maken hebben met discriminerende wetten en praktijken; betreurt het gebrek aan transparantie en het duidelijke ontbreken van een deugdelijke risicobeoordeling waardoor de toewijzing van het wereldkampioenschap voetbal aan Qatar in 2010 werd gekenmerkt; herinnert aan zijn reeds lang gehuldigde standpunt dat de corruptie binnen de FIFA welig tiert en systematisch en diepgeworteld is, en blijft van mening dat de organisatie het imago en de integriteit van het mondiale voetbal ernstig heeft geschaad, ondanks pogingen om de organisatie te hervormen, bijvoorbeeld door de invoering van eisen inzake mensenrechten;
4. dringt er bij overheden, sportfederaties en -organisaties op aan de universele waarden van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat hoog te houden bij de toekenning van de organisatie van belangrijke sportevenementen, alsook bij de keuze van sponsors; vraagt in dit verband om duidelijke criteria en een handvest met duidelijke waarden; vraagt dat voorafgaand aan de organisatie van dergelijke belangrijke sportevenementen bijzondere aandacht wordt besteed aan de bescherming van de rechten van werknemers, gelijkheid en non-discriminatie, alsook aan de opstelling van onafhankelijke en geloofwaardige milieueffectbeoordelingen;
5. verzoekt de EU-lidstaten, met name die met grote nationale voetbalbonden, zoals Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje, druk uit te oefenen op de UEFA en de FIFA opdat deze laatste fundamentele hervormingen doorvoert, waaronder de invoering van democratische en transparante procedures bij de toekenning van wereldkampioenschappen voetbal en de strikte toepassing van mensenrechten- en duurzaamheidscriteria voor organiserende landen; dringt er met nadruk op aan dat schendingen van fundamentele rechten en mensenrechten, met name evident systematisch gendergerelateerd geweld, bindende uitsluitingscriteria worden voor de toewijzing van internationale sportevenementen, teneinde sporters en fans te beschermen en een einde te maken aan sportswashing; vraagt dat de onderzoeken en vervolgingen naar de toewijzing van met corruptie besmette wereldkampioenschappen worden voortgezet; verzoekt de EU-lidstaten toegang te verlenen tot gearchiveerde informatie over de toewijzing van de organisatie van het WK 2022;
6. wijst op de belangrijke bijdrage van migrerende werknemers aan de economie van Qatar en de FIFA-Wereldcup 2022; dringt er bij de Qatarese autoriteiten op aan een volledig onderzoek in te stellen naar de dood van de arbeidsmigranten, de dood van de arbeidsmigranten te certificeren en de families schadeloos te stellen in gevallen waarin de werknemers als gevolg van hun arbeidsomstandigheden zijn overleden; steunt de inspanningen van Qatar om hun arbeidsomstandigheden en de eerbiediging van hun rechten te verbeteren, waartoe door de internationale gemeenschap is aangedrongen; roept op tot volledige uitvoering van de aangenomen hervormingen; juicht de samenwerking van Qatar met de IAO toe; roept Qatar op om met de IAO te blijven overleggen over de hervormingen; onderstreept dat verantwoord ondernemen, ook voor Europese bedrijven, vereist dat de rechten van werknemers worden geëerbiedigd en dat dezelfde zorgvuldigheidsnorm geldt als in de EU;
7. erkent niettemin dat de IAO en het ITUC de in Qatar doorgevoerde hervormingen als een voorbeeld voor de Golfregio beschouwen;
8. benadrukt dat slachtoffers van mensenrechtenschendingen juridische mogelijkheden hebben om hun recht te halen en in de EU gevestigde bedrijven ter verantwoording te roepen op grond van bestaande wetgeving inzake due diligence in sommige lidstaten; neemt nota van de lopende werkzaamheden op EU-niveau met betrekking tot de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid, die dergelijke juridische mogelijkheden verder zal uitbreiden; is van oordeel dat de betrokken ondernemingen hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/95/EU(2) en de verplichtingen die voortvloeien uit internationaal erkende mensenrechtenverdragen niet volledig zijn nagekomen;
9. veroordeelt met klem de medeplichtigheid van Europese bedrijven aan schendingen van de rechten van arbeidsmigranten, of zij die nu hebben veroorzaakt, ertoe hebben bijgedragen of ervan hebben geprofiteerd, met name in de bouw- en financiële sector, tijdens de voorbereiding van het wereldkampioenschap voetbal 2022;
10. is ingenomen met het feit dat de regering van Qatar volgens de IAO 320 miljoen USD heeft terugbetaald aan slachtoffers van loonmisbruik via het steun- en verzekeringsfonds voor werknemers; betreurt echter dat het fonds pas in 2018 operationeel werd, waardoor miljoenen werknemers en hun gezinnen uitgesloten bleven van de toepassing ervan; dringt er bij Qatar op aan zijn normen voor gegevensverzameling en onderzoek naar gevallen van werkgerelateerd letsel of overlijden grondig te herzien; vraagt dat het fonds wordt uitgebreid tot alle slachtoffers sinds het begin van de werkzaamheden in verband met het WK voetbal 2022, met inbegrip van alle sterfgevallen en andere schendingen van de mensenrechten van werknemers in verband met de voorbereidingen voor het WK, zoals loondiefstal, verwondingen en alle niet-onderzochte en niet-gecompenseerde sterfgevallen; verzoekt de FIFA bij te dragen aan een uitgebreid herstelprogramma voor de gezinnen van de werknemers, als compensatie voor de arbeidsomstandigheden waaronder zij hebben geleden;
11. is ingenomen met de hervormingen die de Qatarese autoriteiten in overleg met de IAO hebben doorgevoerd om het beheer van de arbeidsmigratie aan te pakken, het arbeidsrecht te handhaven en toegang tot de rechter mogelijk te maken, en de stem van de werknemers en de sociale dialoog te versterken; merkt op dat deze veranderingen de werk- en leefomstandigheden van honderdduizenden werknemers al hebben verbeterd; betreurt echter dat veel werknemers nog steeds niet van deze hervormingen profiteren en geconfronteerd worden met belemmeringen bij de toegang tot deze verbeteringen en vergeldingsmaatregelen van hun werkgevers; neemt nota van zijn bezorgdheid over de gedocumenteerde en herhaalde aantijgingen dat arbeidsmigranten die huishoudelijk werk verrichten het slachtoffer zijn van misbruik en uitbuiting;
12. roept Qatar op alle wetgeving af te schaffen die bedrijven toestaat aanwervingskosten aan buitenlandse werknemers in rekening te brengen;
13. verwelkomt de nieuwe wetgeving van Qatar betreffende werken tijdens hitte op bouwplaatsen; roept alle landen van de GCC op soortgelijke wetgeving aan te nemen en deze volledig uit te voeren;
14. herhaalt zijn oproep aan Qatar om het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden van de VN te bekrachtigen;
15. dringt er bij Qatar op aan er in samenwerking met de IAO voor te zorgen dat alle werknemers en werkgevers kunnen profiteren van de kafala-hervormingen inzake arbeidsmobiliteit, de toegang tot de rechter en de terugvordering van verschuldigde lonen te stroomlijnen, en de wet betreffende de rechten van huishoudelijk personeel volledig uit te voeren; verwelkomt in dit verband het feit dat meer dan 420 000 werknemers in heel Qatar van baan zijn veranderd en dat meer dan 300 000 werknemers hebben geprofiteerd van de invoering van het minimumloon;
16. wijst erop dat het recht van vereniging en van zelforganisatie voor alle werknemers, met inbegrip van migranten, moet worden erkend; roept de regering van Qatar op ervoor te zorgen dat werknemers het recht hebben zich vrij te verenigen zonder daarvoor gestraft te worden en een veilige toegang tot de rechter hebben, onder meer door vakbonden op te richten of zich daarbij aan te sluiten;
17. is ingenomen met de aanhoudende inzet van de EU op het gebied van de mensenrechten met Qatar, onder meer via de mensenrechtendialoog tussen de EU en Qatar, die moet worden geïntensiveerd, en via de versterking van de institutionele opzet van de samenwerking tussen de EU en Qatar; benadrukt dat het nationale mensenrechtencomité van Qatar regelmatige contacten met de EU-instellingen onderhoudt en dat Qatar de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten heeft uitgenodigd om het land te bezoeken; onderstreept dat de rechten van arbeidsmigranten, arbeidshervormingen, vrouwenrechten en vrijheid van meningsuiting terugkerende onderwerpen zijn;
18. verzoekt de lidstaten en de EU-delegatie in Qatar de sociale hervormingen in Qatar nauwlettend te volgen, met bijzondere aandacht voor de concrete uitvoering van de wetgeving, ook door Europese bedrijven in Qatar, en verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid het Parlement regelmatig te informeren over de voortgang van deze hervormingen; verwelkomt in dit verband de betrokkenheid van de Qatarese minister van Arbeid Ali Bin Samikh Al Marri bij de Subcommissie mensenrechten van het Parlement over de lopende hervormingen en de resterende leemten die moeten worden opgevuld, en neemt nota van zijn toezegging om werknemers of hun gezinnen die niet hebben gekregen wat hun toekomt, schadeloos te stellen;
19. verzoekt de autoriteiten van Qatar hun inspanningen voort te zetten om ervoor te zorgen dat het nationale mensenrechtencomité volledig voldoet aan de beginselen inzake de status van nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten en dat het comité zijn mandaat volledig, doeltreffend en onafhankelijk kan uitvoeren, onder meer door het pluralisme en de diversiteit van zijn leden en personeel te bevorderen;
20. verzoekt de Qatarese autoriteiten de bestaande wetgeving die foltering en mishandeling verbiedt, volledig te handhaven;
21. wijst op zijn inzet voor de algehele afschaffing van de doodstraf en verzoekt de Qatarese autoriteiten een moratorium op de doodstraf in te stellen;
22. dringt er bij de autoriteiten van Qatar op aan de maatregelen ter waarborging van gendergelijkheid te versterken, onder meer door de resterende regels inzake de voogdij van vrouwen af te schaffen, en tegelijkertijd hun inspanningen op te voeren om te komen tot een billijke vertegenwoordiging van vrouwen op de officiële arbeidsmarkt en in de openbare en politieke sfeer, met inbegrip van de Shura-raad en de uitvoerende organen, met name in besluitvormingsfuncties, en vrouwen en mannen als gezinshoofden gelijk te behandelen; roept de Qatarese autoriteiten op de nationaliteitswet zodanig te wijzigen dat Qatarese vrouwen en mannen gelijke rechten hebben om hun nationaliteit door te geven aan hun kinderen en hun buitenlandse echtgenoten; moedigt Qatar aan ervoor te zorgen dat gegevens over geweld tegen vrouwen worden verzameld en dat alle gevallen van geweld tegen vrouwen, inclusief huiselijk geweld, grondig worden onderzocht en dat de daders worden vervolgd en, indien zij worden veroordeeld, met passende sancties worden bestraft;
23. wijst op de wereldwijde trend om vrijwillige relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht uit het strafrecht te halen; roept Qatar op tot intrekking van artikel 285 van zijn strafwetboek en alle andere daarmee verband houdende wetten die vrijwillige seksuele betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht strafbaar stellen, en tot invoering van wetgeving tegen discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en genderidentiteit of -uitdrukking; betreurt de meldingen van mishandeling van leden de lhbtq+-gemeenschap door de strijdkrachten van de Preventieve Veiligheidsdienst van Qatar en het gebruik van wet nr. 17 van 2002 betreffende de bescherming van de gemeenschap, die voorziet in voorlopige hechtenis zonder aanklacht of proces gedurende maximaal zes maanden; is in dit verband ontzet over het besluit van de FIFA met betrekking tot de “OneLove”-armbanden;
24. verzoekt de autoriteiten van Qatar ervoor te zorgen dat de mensenrechten van alle personen die het WK 2022 bijwonen, waaronder internationale gasten en personen die in het land wonen, worden geëerbiedigd, ook wat betreft hun vrijheid van godsdienst en overtuiging;
25. neemt nota van en verwelkomt de diepe bezorgdheid van Qatar met betrekking tot de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne; verwelkomt de belangrijke besluiten van Qatar om voor alle relevante VN-resoluties over deze kwestie te stemmen, in tegenstelling tot diverse GCC-leden;
26. is ingenomen met de samenwerking en de dialoog tussen de EU en Qatar, alsook met andere Golfstaten, die essentieel zijn voor het verwezenlijken van de hoofddoelstellingen van de EU, met name: vreedzame en welvarende regio’s in de Golf en het Midden-Oosten; een krachtig economisch herstel; een duurzame, betaalbare en veilige energievoorziening; intensieve samenwerking op het gebied van de groene transitie; een krachtig antwoord op de wereldwijde humanitaire en ontwikkelingsbehoeften; verwelkomt in dit verband de normalisering van de betrekkingen tussen Qatar en zijn buren; prijst de rol van Qatar bij de evacuatie van tienduizenden mensen uit Afghanistan na de gewelddadige overname door de taliban in september 2021;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de staat Qatar, de Fédération Internationale de Football Association (FIFA), de Unie van Europese voetbalbonden (UEFA), de Internationale Arbeidsorganisatie en de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten.
Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1).