Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2023/2555(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B9-0144/2023

Debatten :

Stemmingen :

PV 16/02/2023 - 7.7

Aangenomen teksten :

P9_TA(2023)0055

Aangenomen teksten
PDF 126kWORD 43k
Donderdag 16 februari 2023 - Straatsburg
Oprichting van een onafhankelijk EU-orgaan voor ethiek
P9_TA(2023)0055RC-B9-0144/2023

Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2023 over de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU (2023/2555(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name de artikelen 9 en 10, artikel 15, lid 3, en artikel 17, lid 3, en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 298,

–  gezien de brief van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen aan de Raad van 18 maart 2022 met de follow-up door de Commissie van de niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 september 2021 over de versterking van de transparantie en integriteit in de EU-instellingen door de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU,

–  gezien de opdrachtbrief van de voorzitter van de Commissie van 1 december 2019 aan Věra Jourová, voorgedragen vicevoorzitter voor Waarden en Transparantie,

–  gezien de politieke richtsnoeren voor de volgende Europese Commissie 2019-2024, die op 16 juli 2019 zijn gepresenteerd door Ursula von der Leyen in haar hoedanigheid van kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Europese Commissie,

–  gezien zijn resolutie van 15 december 2022 over vermoedens van corruptie door Qatar en de bredere noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht in de Europese instellingen(1),

–  gezien zijn resolutie van 16 september 2021 over de versterking van de transparantie en integriteit in de EU-instellingen door de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU(2),

–  gezien de gedragscode voor de leden van het Europees Parlement,

–  gezien zijn Reglement, en met name de artikelen 2, 10 en 11 en artikel 176, lid 1, alsook de artikelen 1 tot en met 3, artikel 4, lid 6, en de artikelen 5 en 6 van bijlage I, en bijlage II,

–  gezien Verordening nr. 31 (EEG), 11 (EGA) tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(3),

–  gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de voorzitter van de Commissie in haar politieke beleidslijnen in juli 2019 beloofd heeft zich in te zetten voor de oprichting van een ethisch orgaan; overwegende dat de vicevoorzitter van de Commissie voor Waarden en Transparantie in haar opdrachtbrief dezelfde toezegging heeft gedaan; overwegende dat het Parlement reeds zijn steun voor een dergelijk orgaan heeft uitgesproken; overwegende dat de Commissie echter nog geen voorstel heeft ingediend voor een interinstitutioneel akkoord met het oog op de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan;

B.  overwegende dat de recente onthullingen over corruptie terecht hebben geleid tot meer publieke en politieke controle op de huidige normen en praktijken bij het Parlement en andere instellingen; overwegende dat de onafhankelijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht van overheidsinstellingen en hun verkozen vertegenwoordigers, commissarissen en ambtenaren van het grootste belang zijn om de burgers vertrouwen in te boezemen, wat noodzakelijk is voor de legitieme werking van democratische instellingen;

C.  overwegende dat er binnen de EU-instellingen reeds ethische normen bestaan, maar dat deze zeer versnipperd zijn en uitsluitend op zelfregulering berusten; overwegende dat de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan kan helpen om het vertrouwen in de EU-instellingen en hun democratische legitimiteit te versterken;

D.  overwegende dat het dankzij de door het Hof van Justitie van de Europese Unie ontwikkelde Meroni-doctrine mogelijk is om bevoegdheden van de Europese instellingen te delegeren aan externe organen, met inbegrip van bevoegdheden die nog niet worden uitgeoefend;

1.  spreekt nogmaals zijn diepe ontzetting en veroordeling uit naar aanleiding van de beschuldigingen van corruptie in het Europees Parlement en verklaart een nultolerantiebeleid te hanteren ten aanzien van corruptie in welke vorm dan ook;

2.  spreekt nogmaals zijn steun uit voor de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan, zoals uiteengezet in zijn resolutie van 16 september 2021, om het vertrouwen van de burgers in de EU-instellingen te herstellen;

3.  dringt er bij de Commissie op aan om haar voorstel tot oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan voor het Europees Parlement en de Commissie, dat openstaat voor deelname van alle instellingen en agentschappen van de EU, uiterlijk eind maart 2023 in te dienen en om de onderhandelingen over de structuur, het bestuur, de naam, de samenstelling en de bevoegdheden van het orgaan en over eventuele andere kwesties die aan de orde kunnen komen, vóór het zomerreces af te ronden;

4.  dringt erop aan dat een er duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen strafbare feiten, inbreuken op institutionele regels en onethisch gedrag; herinnert eraan dat het onafhankelijke ethisch orgaan op basis van strenge normen een gemeenschappelijke definitie van het begrip “belangenconflict” moet formuleren die voor alle EU-instellingen geldt;

5.  is van mening dat aan het nieuwe ethisch orgaan van de EU een lijst van overeengekomen taken moet worden gedelegeerd om voorstellen te doen en adviezen te verstrekken over zaken en regels voor commissarissen, leden van het Europees Parlement en personeelsleden van de deelnemende instellingen voor, tijdens en in sommige gevallen na hun ambtstermijn of dienstverband, overeenkomstig de toepasselijke regels; is van mening dat het advies voor het onafhankelijk EU-orgaan voor ethiek in zijn standpunt over dezelfde kwestie bindend zou moeten zijn om een consequente toepassing van ethische normen en voorspelbaarheid te waarborgen;

6.  herinnert eraan dat het orgaan het recht moet hebben om zelf onderzoeken in te stellen en ter plaatse en aan de hand van stukken onderzoeken te verrichten met gebruikmaking van de informatie die het heeft verzameld of van derden heeft ontvangen; herinnert eraan dat het orgaan ook de mogelijkheid moet hebben om te controleren in hoeverre opgaven van financiële belangen en activa waarheidsgetrouw zijn;

7.  benadrukt dat ngo’s in de Qatargate-zaak zouden zijn gebruikt als vectoren van buitenlandse inmenging in de Europese democratie; dringt aan op een herziening van de bestaande regelgeving om de transparantie en aflegging van verantwoording van belangenvertegenwoordigers met betrekking tot hun contacten met de leden te vergroten;

8.  herinnert eraan dat zijn voorstel voorziet in een negenkoppig orgaan dat bestaat uit deskundigen op het gebied van ethiek;

9.  benadrukt dat het orgaan klokkenluiders, in het bijzonder Europese ambtenaren, moet beschermen zodat zij hun bezorgdheid over mogelijke inbreuken op de voorschriften kunnen uiten zonder bang te hoeven zijn voor represailles; beveelt aan het Statuut, en met name artikel 22, punt c), te herzien om het in overeenstemming te brengen met de normen van de klokkenluidersrichtlijn(4); herhaalt zijn verzoek aan het Bureau om in de tussentijd de interne regels van het Parlement ter uitvoering van artikel 22, punt c), van het Statuut onmiddellijk te herzien om ervoor te zorgen dat deze regels voorzien in dezelfde bescherming als de klokkenluidersrichtlijn;

10.  beveelt aan dat het onafhankelijke ethisch orgaan de mogelijkheid moet hebben om, binnen hun respectieve mandaten, samen te werken en informatie uit te wisselen met relevante EU-organen zoals het Europees Bureau voor fraudebestrijding, het Europees Openbaar Ministerie, de Europese Ombudsman en de Europese Rekenkamer;

11.  beveelt aan dat alle EU-instellingen geharmoniseerde en passende “afkoelingsperioden” invoeren en strenger toezien op de naleving daarvan; erkent dat het “draaideurverschijnsel” ook geldt voor ngo’s en dringt aan op verdere analyse van belangenconflicten in dit verband; dringt, om mogelijke belangenconflicten te beperken, aan op een verbod voor leden van het Europees Parlement om betaalde nevenfuncties of activiteiten uit te oefenen namens organisaties of personen die onder het toepassingsgebied van het transparantieregister vallen;

12.  stelt voor om de sanctieprocedures binnen het Europees Parlement onverwijld te versterken en er ten volle gebruik van te maken, en tegelijkertijd werk te maken van de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan; wijst in dit verband op de recente opmerkingen van de Europese Ombudsman over het raadgevend comité van het Parlement; onderstreept dat zij voorstelt om de onafhankelijkheid van het raadgevend comité te versterken en het tegelijkertijd bevoegdheden te verlenen om proactief toezicht te houden op, onderzoek te doen naar en toe te zien op de naleving van de ethische regels, met name de gedragscode, en het van voldoende middelen te voorzien;

13.  verbindt zich ertoe zo snel mogelijk te werk te gaan overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking, zodat de onderhandelingen tegen de zomer afgerond kunnen worden; verzoekt haar Conferentie van voorzitters haar onderhandelaars aan te wijzen en een brief te sturen om onderhandelingen te beginnen met de Commissie en andere instellingen, agentschappen en organen die willen deelnemen;

14.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0448.
(2) PB C 117 van 11.3.2022, blz. 159.
(3) PB P 045 van 14.6.1962, blz. 1385.
(4) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

Laatst bijgewerkt op: 15 mei 2023Juridische mededeling - Privacybeleid