Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/2202(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0052/2023

Ingediende teksten :

A9-0052/2023

Debatten :

PV 14/03/2023 - 19
CRE 14/03/2023 - 19

Stemmingen :

PV 15/03/2023 - 7.8
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2023)0080

Aangenomen teksten
PDF 169kWORD 57k
Woensdag 15 maart 2023 - Straatsburg
Uitvoeringsverslag over het akkoord inzake de terugtrekking van het VK uit de EU
P9_TA(2023)0080A9-0052/2023

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2023 over het uitvoeringsverslag over het Akkoord inzake de terugtrekking van het VK uit de EU (2020/2202(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(1), (hierna “het terugtrekkingsakkoord”), met inbegrip van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland (“het protocol”),

–  gezien de politieke verklaring waarin het kader wordt geschetst voor de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk(2), die bij het terugtrekkingsakkoord is gevoegd,

–  gezien het aangekondigde beginselakkoord over het “Windsor Framework” (Protocol betreffende Ierland en Noord-Ierland),

–  gezien het akkoord van Belfast van 10 april 1998 tussen de regering van het VK, de regering van Ierland en de andere deelnemers aan de multilaterale onderhandelingen (het “Goede Vrijdagakkoord”),

–  gezien zijn resoluties van 5 april 2017 over onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk na de kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie terug te trekken(3), van 3 oktober 2017 over de stand van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk(4), van 13 december 2017 over de stand van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk(5), van 14 maart 2018 over het kader van de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK(6), van 18 september 2019 over de stand van zaken van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie(7), van 15 januari 2020 over de uitvoering van en het toezicht op de bepalingen over burgerrechten in het terugtrekkingsakkoord(8), van 12 februari 2020 over het voorgestelde mandaat voor onderhandelingen over een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland(9), van 18 juni 2020 over de onderhandelingen voor een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland(10), van 28 april 2021 over het resultaat van de onderhandelingen tussen de EU en het VK(11) en van 16 februari 2022 over de beoordeling van de tenuitvoerlegging van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie(12),

–  gezien zijn standpunt van 29 januari 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(13),

–  gezien de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland(14), anderzijds,

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie internationale handel, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie verzoekschriften,

–  gezien de brief van de Commissie interne markt en consumentenbescherming,

–  gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A9-0052/2023),

A.  overwegende dat het terugtrekkingsakkoord dat tussen de EU en het VK is gesloten, op 1 februari 2020 in werking is getreden;

B.  overwegende dat het terugtrekkingsakkoord een ordelijke terugtrekking van het VK uit de Europese Unie mogelijk maakte; overwegende dat bij het terugtrekkingsakkoord een Gemengd Comité werd opgericht dat verantwoordelijk is voor het toezicht op en het bevorderen van de uitvoering en toepassing van het akkoord; overwegende dat bij het terugtrekkingsakkoord zes gespecialiseerde comités zijn opgericht die de volgende werkterreinen beslaan: rechten van de burgers, overige scheidingsbepalingen, Ierland en Noord-Ierland, Gibraltar, de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het VK vallen, en financiële bepalingen;

C.  overwegende dat het terugtrekkingsakkoord, met name het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland, en de handels- en samenwerkingsovereenkomst een gemeenschappelijk kader vormen voor de betrekkingen van het VK met de EU; overwegende dat beide overeenkomsten door de EU en het VK zijn goedgekeurd en geratificeerd en derhalve naar internationaal publiekrecht juridisch bindende verdragen zijn; overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en het VK gegrondvest moeten zijn in volledige eerbiediging van die internationale verbintenissen; overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst berust op een volledige uitvoering van het terugtrekkingsakkoord en het protocol, wat betekent dat problemen bij de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord en het protocol dus onlosmakelijk verbonden zijn met de handels- en samenwerkingsovereenkomst; overwegende dat die problemen bij de uitvoering ook in bredere zin verstrekkende implicaties en ernstige gevolgen kunnen hebben voor de betrekkingen tussen de EU en het VK;

D.  overwegende dat deel twee van het terugtrekkingsakkoord de rechten beschermt van EU-burgers die in het VK wonen en van burgers van het VK die in de EU wonen; overwegende dat de bescherming van deze rechten ook na de voltooiing van de terugtrekking van het VK uit de EU wettelijk standhoudt;

E.  overwegende dat de discrepantie tussen de status die wordt verleend uit hoofde van de EU-vestigingsregeling en de rechten uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord voor EU-burgers een risico van rechtsonzekerheid kan inhouden;

F.  overwegende dat het VK op 31 december 2020 de Independent Monitoring Authority (IMA) voor de overeenkomsten inzake rechten van burgers heeft opgericht;

G.  overwegende dat het blijven naleven van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) een van de essentiële voorwaarden van het terugtrekkingsakkoord was, met name wat betreft rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken; overwegende dat in het terugtrekkingsakkoord wordt bepaald dat de terugtrekking niet mag leiden “tot verslechtering van rechten, waarborgen of gelijke kansen” voor mensen in Noord-Ierland;

H.  overwegende dat het terugtrekkingsakkoord voorziet in een ordelijke en eerlijke financiële regeling met het VK;

I.  overwegende dat op 10 april 1998 de ondertekening plaatsvond van het Goede Vrijdagakkoord tussen de regering van het VK, de regering van Ierland en de andere deelnemers aan de multilaterale onderhandelingen; overwegende dat met het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland een “harde grens” op het eiland Ierland wordt voorkomen, dat ervoor gezorgd wordt dat de economie van het eiland als één economie werkt en dat het Goede Vrijdagakkoord in al zijn dimensies wordt nageleefd, en dat tegelijkertijd de integriteit van de interne markt van de EU wordt beschermd; overwegende dat het protocol na jaren van intensieve onderhandelingen met het VK als enige oplossing uit de bus kwam; overwegende dat het protocol daarom het enige kader biedt voor het aanpakken van de specifieke gevolgen voor Noord-Ierland van het besluit van het VK om uit de interne markt en de douane-unie te treden;

J.  overwegende dat de Commissie op 13 oktober 2021, als blijk van flexibiliteit en pragmatisme, een aantal vergaande voorstellen heeft voorgesteld om de uitvoering van het protocol flexibeler te maken;

K.  overwegende dat het VK zijn internationale verplichtingen heeft verzaakt door eenzijdig respijtperioden in te stellen en te verlengen; overwegende dat als gevolg van deze eenzijdige actie het protocol wat betreft een aantal centrale aspecten ervan is geschonden;

L.  overwegende dat het VK recentelijk de Northern Ireland Protocol Bill heeft ingediend waarmee wordt beoogd meerdere bepalingen van het Protocol unilateraal niet langer toe te passen; overwegende dat een dergelijk wetsvoorstel een duidelijke en onacceptabele schending vormt van de internationale toezeggingen die in het terugtrekkingsakkoord besloten liggen;

M.  overwegende dat het onlangs aangekondigde beginselakkoord over het “Windsor Framework” voorwaarden bevat voor een flexibele maar doeltreffende uitvoering van het protocol; overwegende dat de regering van het Verenigd Koninkrijk in dit verband heeft aangekondigd de voorgestelde Northern Ireland Protocol Bill stop te zetten en op te schorten;

N.  overwegende dat gekozen gezagsdragers en belanghebbenden in Noord-Ierland kennis en ervaring uit de eerste hand hebben wat de praktische gevolgen van de uitvoering van het protocol aangaat;

O.  overwegende dat het noodzakelijk is een gelijk speelveld en rechtszekerheid voor bedrijven en burgers te behouden;

Algemene overwegingen

1.  herinnert eraan dat het terugtrekkingsakkoord een ordelijke terugtrekking van het VK uit de EU mogelijk maakte, waarbij de maatschappelijke en economische schade tot een minimum werd beperkt en een abrupte omslag werd vermeden; herinnert eraan dat de onderhandeling van het akkoord een historisch maar ook omslachtig en langdurig politiek proces was waarin door beide partijen aanzienlijke politieke, administratieve en financiële middelen zijn geïnvesteerd; wijst erop dat dit een periode van grote onzekerheid was voor de EU-27, het VK en alle belanghebbenden; betreurt het feit dat het terugtrekkingsakkoord nog steeds niet volledig ten uitvoer is gelegd; onderstreept dat de volledige en tijdige uitvoering van het terugtrekkingsakkoord en de handels- en samenwerkingsovereenkomst, die gebaseerd zijn op het internationaal recht, een centrale prioriteit voor de EU is en altijd zal blijven;

2.  merkt op dat de terugtrekking van het VK uit de EU zoals verwacht heeft geleid tot verstoringen in de handel en in de toeleveringsketens tussen de EU en het VK, tot meer onzekerheid voor burgers en bedrijven en stijgende kosten voor handelaren in diverse sectoren, voor investeerders en voor de industrie als gevolg van transporttekorten, vertragingen in de scheepvaart, moeilijkheden bij de naleving van veranderende invoerregels en verwarring aan de douanegrenzen voortkomend uit dubbele regelgevingssystemen en extra formaliteiten; merkt op dat de Brexit dus schadelijk is gebleken voor alle betrokkenen, en nog het meest voor het VK; merkt op dat met name de regio’s die betrokken waren bij Interreg-projecten met het VK hier de gevolgen van hebben ondervonden; wijst erop dat zonder het terugtrekkingsakkoord de situatie voor burgers, bedrijven en overheidsdiensten in zowel de EU als het VK nog veel slechter zou zijn geweest;

3.  benadrukt dat met het terugtrekkingsakkoord het rechtskader is geschapen voor de bescherming van de rechten van de burgers, het voorkomen van een “harde grens” op het eiland Ierland en de eerbiediging van het Goede Vrijdagakkoord, terwijl de integriteit en werking van de interne markt en de douane-unie van de EU en een eerlijke financiële regeling worden gewaarborgd, en een doeltreffend systeem voor geschillenbeslechting alsook gezamenlijke instellingen voor toezicht en handhaving op de uitvoering van het akkoord worden opgezet;

4.  merkt op dat er nog enkele belangrijke verbeteringen moeten plaatsvinden om de rechten van burgers te waarborgen, en dat de eerste drie jaar van de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord zijn besmet doordat het VK voortdurend zijn beloften uit hoofde van het protocol brak en dreigde daarin nog verder te gaan;

5.  herhaalt dat de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord moeten worden geëerbiedigd en uitgevoerd; benadrukt dat de naleving van verdragen een fundamenteel beginsel van het internationaal recht is en dat een vertrouwensrelatie tussen de EU en het VK alleen kan bestaan indien alle partijen hun juridisch bindende verplichtingen nakomen;

6.  herinnert eraan dat het terugtrekkingsakkoord rechtstreeks effect heeft op de respectieve rechtsorden van de EU en het VK; wijst erop dat betrokken rechtspersonen in nationale rechtbanken rechtstreeks een beroep kunnen doen op de bepalingen van het akkoord; benadrukt dat nationale uitvoeringsmaatregelen die indruisen tegen deze bepalingen terzijde moeten worden geschoven en niet mogen worden gehandhaafd;

7.  benadrukt dat de rol van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) behouden moet blijven, gezien de noodzaak het toepasselijke EU-recht te interpreteren; herinnert eraan dat rechters in het VK naar behoren rekening moet houden met de rechtspraak van het HvJ-EU die na de overgangsperiode wordt gewezen en dat de rechten waarin het gedeelte van het akkoord over rechten van de burgers voorziet, rechtstreeks kunnen worden ingeroepen door EU-burgers voor rechters in het VK en door burgers van het VK voor de rechters in de lidstaten; herinnert eraan dat in het akkoord wordt voorzien in een rol voor het HvJ-EU die inhoudt dat rechters in het VK onder bepaalde voorwaarden tot acht jaar na het einde van de overgangsperiode om een prejudiciële beslissing kunnen verzoeken over de interpretatie van deel twee van het akkoord;

Rechten van de burgers

8.  herinnert eraan dat in deel twee van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat alle EU-burgers die legaal in het VK verbleven en alle onderdanen van het VK die aan het eind van de overgangsperiode op 31 december 2020 legaal in de EU-27 verbleven en nog steeds verblijven, alle rechten genieten zoals vastgesteld in het EU-recht en zoals geïnterpreteerd door het HvJ-EU; herinnert eraan dat ook kinderen worden beschermd door het terugtrekkingsakkoord, mits aan de voorwaarden van artikel 10, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord is voldaan; benadrukt dat de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord inzake rechten van de burgers volledig moeten worden toegepast om die rechten te waarborgen en om de rechtszekerheid te bieden die EU-burgers en burgers van het VK, en hun familieleden, nodig hebben;

9.  herinnert eraan dat, zoals is benadrukt in artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord, de EU en het VK elkaar ondersteuning moeten bieden bij de uitvoering van uit dit akkoord voortvloeiende taken, waarbij zij elkaar ten volle respecteren en te goeder trouw handelen;

10.  is ingenomen met de invoering door het VK van de EU-vestigingsregeling teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens EU-burgers en hun familieleden, maar herhaalt ook de bezorgdheid van de Commissie over het gebrek aan juridische duidelijkheid, aangezien de door het VK vastgestelde voorwaarden voor toegang tot rechten in het kader van de EU-vestigingsregeling nog steeds verschillen van de voorwaarden die zijn opgenomen in het terugtrekkingsakkoord; herinnert eraan dat in het terugtrekkingsakkoord duidelijk wordt gesteld dat de administratieve procedures in het kader van een constitutief systeem “soepel, transparant en eenvoudig” moeten zijn;

11.  merkt op dat het VK op 31 december 2022 in het kader van de EU-vestigingsregeling 7 040 670 aanvragen had ontvangen, waarvan er 988 440 na de uiterste termijn van 30 juni 2021 werden ontvangen; merkt op dat de afgehandelde aanvragen in 50 % van de gevallen (3 420 270 aanvragen) resulteerden in de toekenning van settled status en in 39 % van de gevallen (2 707 800 aanvragen) in de toekenning van slechts een pre-settled status, en in 11 % van de gevallen een ander resultaat opleverden (onder meer 442 770 geweigerde aanvragen, 152 990 ingetrokken of nietig verklaarde aanvragen en 135 840 ongeldige aanvragen);

12.  maakt zich ernstige zorgen over discrepanties ten opzichte van het terugtrekkingsakkoord, namelijk het feit dat EU-burgers met een pre-settled status een tweede aanvraag moeten indienen om settled status te verkrijgen, wat kan leiden tot een automatisch en illegaal verlies van hun rechten; herinnert eraan dat de eerste groep EU-burgers met pre-settled status in de tweede helft van 2023 hun aanvraag zal moeten indienen voor het verkrijgen van settled status; uit zijn bezorgdheid over het feit dat EU-burgers bij hun tweede aanvraag onafgebroken verblijf moeten aantonen, waardoor de aanvraagprocedure voor de settled status belastender wordt dan die voor de pre-settled status;

13.  herinnert eraan dat personen die nog geen duurzaam verblijfsrecht hebben verworven, namelijk personen die nog niet ten minste vijf jaar in het gastland hebben gewoond, nog steeds volledig worden beschermd door het terugtrekkingsakkoord en in het gastland kunnen blijven wonen en duurzaam verblijfsrecht in het gastland kunnen verwerven na een verblijf van vijf jaar;

14.  merkt op dat de uiterste termijn om een aanvraag voor settled status in te dienen voor de meeste EU-burgers op 30 juni 2021 is verstreken; benadrukt dat EU-burgers en hun familieleden die kunnen aantonen dat zij de termijnen om gegronde redenen niet konden naleven, op grond van het terugtrekkingsakkoord nog altijd een aanvraag kunnen indienen onder de EU-vestigingsregeling; erkent dat de regering van het VK heeft besloten aanvragen die na de officiële termijn zijn ingediend, niet af te wijzen; is verheugd over de flexibiliteit die de regering van het VK in dat opzicht heeft getoond; maakt zich echter nog steeds zorgen over de situatie van late aanvragers, aangezien veel burgers nog steeds in onzekerheid verkeren over hun immigratiestatus;

15.  uit zijn bezorgdheid over de ernstig vertraagde besluitvorming van de regering van het VK met betrekking tot de rechten van burgers; merkt op dat in december 2022 er 181 000 aanvragen in afwachting waren van een besluit; maakt zich met name zorgen over de vertragingen bij gevallen van gezinshereniging; vestigt de aandacht op het feit dat de vertraging in de besluitvorming betreffende gezinsherenigingszaken is opgelopen van 95 kalenderdagen in juli 2021 naar 291 kalenderdagen in juni 2022; verzoekt de regering van het VK zich tot het uiterste in te spannen om haar besluitvorming te versnellen;

16.  prijst het werk van de IMA, die als taak heeft ervoor te zorgen dat de autoriteiten van het VK adequaat en doeltreffend uitvoering geven aan de rechten uit hoofde van de overeenkomsten inzake rechten van burgers; herhaalt hoe belangrijk het is te waarborgen dat de IMA haar rol daadwerkelijk onafhankelijk kan uitoefenen;

17.  is ingenomen met het rapport over de tweede IMA-enquête van juli 2022; merkt bezorgd op dat drie van de vier respondenten voorafgaand aan de enquête in 2022 nog nooit van de IMA hadden gehoord; verzoekt de IMA haar voorlichtings- en bewustmakingscampagnes te intensiveren;

18.  is ingenomen met de gerechtelijke procedure die de IMA in december 2021 heeft ingeleid bij het High Court of Justice in het VK met betrekking tot het standpunt van de regering van het VK dat EU-burgers die voordat hun pre-settled status verloopt geen aanvraag voor settled status of verlening van hun pre-settled status indienen, hun rechten automatisch verliezen, en volgt deze procedure op de voet; merkt op dat het High Court of Justice in het VK in zijn uitspraak van 21 december 2022 heeft verklaard dat de EU-vestigingsregeling zoals die momenteel wordt toegepast in deze opzichten onrechtmatig is; steunt de deelname van de Commissie aan de gerechtelijke procedure; is ingenomen met de recente aankondiging van het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken dat het niet in beroep zal gaan tegen de uitspraak, en verwacht dat deze spoedig ten uitvoer zal worden gelegd; wijst erop dat burgers met een duurzaam verblijfsrecht dit recht op grond van artikel 15, lid 3, van het terugtrekkingsakkoord alleen kunnen verliezen door een afwezigheid van meer dan vijf achtereenvolgende jaren uit het gastland;

19.  wijst op de rol van het gespecialiseerde Comité voor de rechten van de burgers bij het faciliteren van de toepassing van deel twee van het terugtrekkingsakkoord; benadrukt het belang van zijn werkzaamheden en zijn verslagen over de uitvoering van verblijfsrechten; verzoekt de lidstaten en het VK volledige en actuele statistische informatie te blijven verstrekken aan het gespecialiseerd Comité voor de rechten van de burgers met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het terugtrekkingsakkoord; dringt er bij de Commissie en de regering van VK op aan het gespecialiseerd Comité zo spoedig mogelijk opnieuw bijeen te roepen en driemaandelijks bijeen te blijven komen totdat alle genoemde kwesties volledig zijn verholpen;

20.  is ingenomen met het zesde gezamenlijke verslag van 26 januari 2022 over de uitvoering van verblijfsrechten uit hoofde van deel twee van het terugtrekkingsakkoord; neemt kennis van de periodieke publicatie van gezamenlijke verslagen door het gespecialiseerd Comité voor de rechten van de burgers over de uitvoering van verblijfsrechten uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord en van de jaarverslagen die het secretariaat van het comité indient bij het Gemengd Comité; benadrukt dat deze documenten nuttig zijn voor het toezicht op de uitvoering van deel twee van het terugtrekkingsakkoord;

21.  herhaalt zijn standpunt dat EU-burgers in het VK meer zekerheid zouden krijgen als zij in aanvulling op hun digitale status een fysiek document zouden krijgen als bewijs van hun recht als ingezetene; uit zijn bezorgdheid over het feit dat de uitsluitend digitale procedure een negatief en discriminerend effect kan hebben op aanvragers uit kwetsbare groepen en dringt erop aan dat in dergelijke gevallen hulp wordt geboden; herhaalt zijn standpunt dat een declaratoir systeem de betreffende burgers nog meer rechtszekerheid zou geven en de administratieve lasten voor de autoriteiten van het VK zou verminderen;

22.  uit zijn bezorgdheid over de moeilijkheden die EU-burgers en hun familieleden bij hun poging om terug te keren naar het VK kunnen ondervinden doordat luchtvaartmaatschappijen onvoldoende bekend zijn met de digitale procedure voor verificatie van settled of pre-settled status, en niet bij machte zijn dit te verifiëren bij luchthavengates voorafgaand aan het boarden; verzoekt de regering van het VK met luchtvaartmaatschappijen te blijven werken aan een oplossing;

23.  betreurt dat er toenemende vertragingen zijn bij de afgifte van verblijfsdocumenten en inreisvisa voor EU-burgers in het VK en dringt er bij de autoriteiten van het VK op aan plannen te ontwikkelen om het aantal lopende aanvragen terug te dringen;

24.  betreurt het besluit van het VK om uit verschillende EU-lidstaten afkomstige aanvragers van visa verschillende leges in rekening te brengen;

25.  verzoekt de regering van het VK de verblijfsrechten van gedetineerde EU-burgers met pre-settled status te blijven waarborgen in overeenstemming met het terugtrekkingsakkoord;

26.  is bezorgd over de moeilijkheden die onderdanen van het VK in sommige Eu-landen ondervinden bij het verkrijgen van duidelijkheid over hun status; verzoekt de lidstaten flexibiliteit te tonen met betrekking tot te laat ingediende aanvragen; verlangt van de lidstaten die hebben gekozen voor de toepassing van artikel 18, lid 4, op grond waarvan er geen aanvraagprocedure nodig is om de rechten op grond van het terugtrekkingsakkoord te bevestigen, dat zij ingaan op de bedenkingen van het VK ten aanzien van het kunnen aantonen van verblijfsstatus en de toegankelijkheid van sociale zekerheid en diensten voor in de EU wonende burgers van het VK; is ingenomen met de initiatieven van de Commissie om de lidstaten in dit verband richtsnoeren te verstrekken; verzoekt de lidstaten met een constitutief systeem te overwegen een geheel of gedeeltelijk declaratoir systeem in te voeren;

27.  benadrukt het belang van grassroots-organisaties die ervoor pleiten dat de rechten van burgers in het VK en de EU in overeenstemming met het terugtrekkingsakkoord worden geëerbiedigd; stelt met spijt vast dat sommige organisaties die in Europa pleitten voor de rechten van burgers van het VK, hun werkzaamheden hebben moeten staken wegens gebrek aan financiering;

28.  herhaalt dat de rechten van de burgers voor het Parlement een topprioriteit zijn en bevestigt nogmaals zijn toezegging om nauwlettend toe te zien op de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord, zodat deze rechten volledig worden beschermd;

29.  herinnert eraan dat EU-burgers die in het VK verblijven overeenkomstig artikel 227 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het recht hebben een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement; herinnert eraan dat burgers van het VK die in de EU verblijven ook het recht behouden om een verzoekschrift bij het Parlement in te dienen;

30.  verzoekt de autoriteiten van het VK de sociale en arbeidsrechten van EU-burgers en het vrije verkeer van grensarbeiders te waarborgen op basis van non-discriminatie en wederkerigheid;

Het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland

31.  herinnert eraan dat het protocol is overeengekomen als compromis om alle onderdelen van het Goede Vrijdagakkoord te waarborgen en de totstandbrenging van een harde grens op het eiland Ierland te voorkomen, en tegelijkertijd de integriteit van de interne markt van de EU te beschermen; herinnert er voorts aan dat de definitieve versie van het protocol door de regering van het VK is voorgesteld, waardoor eerdere versies van de “backstop” van tafel verdwenen; merkt op dat de toepassing van het protocol tot dusver heeft aangetoond dat het op verschillende belangrijke punten zijn doel met succes dient;

32.  betreurt ten zeerste dat het VK de afgelopen drie jaar heeft verzuimd te handelen overeenkomstig zijn verplichtingen uit hoofde van het protocol; betreurt met name het gebrek aan ondersteuning voor het EU-personeel dat belast is met het toezicht op douanecontroles in de Ierse Zee, de ontoereikende toegang die zij hebben tot douanegegevens van het VK en de opeenvolgende eenzijdig door het VK afgeroepen respijtperioden die de grenscontroles hebben ondermijnd en duidelijk in strijd zijn met het protocol;

33.  benadrukt dat Noord-Ierland door het protocol in een unieke positie wordt geplaatst doordat in Noord-Ierland geproduceerde goederen toegang krijgen tot zowel de interne markt van de EU als de interne markt van het VK; onderstreept dat de nodige controles moeten worden uitgevoerd op die punten waar goederen vanuit de rest van het VK of uit een ander derde land Noord-Ierland binnenkomen;

34.  wijst erop dat de aanhoudende onzekerheid over het handelsregime voor Noord-Ierland schadelijk en nadelig is voor het bedrijfsleven; merkt op dat de investeringsstromen naar Noord-Ierland afnemen en dat de voordelen van de dubbele markttoegang waarin het protocol voorziet worden ondermijnd; onderkent dat bedrijven in Noord-Ierland onder grotere druk zullen komen te staan omdat ze met de uiteenlopende beleidsmaatregelen van het VK en de EU zullen moeten omgaan;

35.  benadrukt dat elke schending van het protocol een schending is van internationale juridische verbintenissen en een uiting is van een onaanvaardbaar gebrek aan respect voor de rechtsstaat;

36.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de ingediende Northern Ireland Protocol Bill, aangezien de wet die hiermee wordt voorgesteld de ministers van het VK verregaande bevoegdheden zou geven om eenzijdig de toepassing van bepalingen van het protocol te beëindigen, hetgeen het Goede Vrijdagakkoord zou kunnen ondermijnen, tot economische en politieke onzekerheid in Noord-Ierland zou kunnen bijdragen en negatieve gevolgen zou kunnen hebben op het vlak van consumentenbescherming, voor het bedrijfsleven en werknemers;

37.  onderstreept dat een bilaterale overeenkomst niet eenzijdig kan worden gewijzigd en dat, wanneer het VK dit toch zou doen, de betrekkingen tussen de EU en het VK ondermijnd zouden worden; herhaalt zijn oproep aan de autoriteiten van het VK om het Goede Vrijdagakkoord in al zijn onderdelen volledig na te leven zoals overeengekomen in het terugtrekkingsakkoord, en te waarborgen dat burgers in Noord-Ierland geen rechten verliezen;

38.  is ingenomen met de recente aankondiging van een beginselakkoord tussen de EU en het VK over het protocol — het zogenaamde Windsor Framework — dat zal zorgen voor een flexibele maar doeltreffende uitvoering en eerbiediging van het Goede Vrijdagakkoord, en tegelijkertijd de integriteit van de interne markt van de EU zal waarborgen; hoopt dat de machtsdeling in Noord-Ierland zo snel mogelijk kan worden hersteld, overeenkomstig de verbintenissen van het Goede Vrijdagakkoord en ten voordele van de bevolking van Noord-Ierland; verwacht dat het politieke akkoord volledig ten uitvoer wordt gelegd, zodat een nieuw hoofdstuk in het partnerschap tussen de EU en het VK kan worden ingeluid op basis van wederzijds vertrouwen en volledige samenwerking; is daarom ingenomen met de aankondiging van de regering van het Verenigd Koninkrijk, in de context van het Windsor Framework, dat zij het wetgevingsproces van de Northern Ireland Protocol Bill zal stopzetten en niet zal voortzetten;

39.  herinnert aan de unilaterale verklaring die de regering van het VK in het kader van het protocol heeft afgelegd aangaande de werking van de bepaling inzake democratische instemming van Noord-Ierland op een wijze die het Goede Vrijdagakkoord geen geweld aandoet; benadrukt dat, overeenkomstig die unilaterale verklaring, “democratische instemming” ten aanzien van het protocol te zijner tijd moet worden verleend middels een gewone meerderheid van stemmen in de Noord-Ierse Assemblee; herinnert eraan dat bij de meest recente verkiezingen in Noord-Ierland een duidelijke meerderheid van de kiezers heeft gestemd voor partijen die zeiden het behoud van het protocol te steunen;

40.  onderstreept dat de EU altijd bereid is geweest besprekingen met de regering van het VK aan te gaan teneinde gemeenschappelijke oplossingen te vinden om de duurzame werking van het protocol voor de lange termijn mogelijk te maken; herinnert aan de verreikende voorstellen die de Commissie in oktober 2021 heeft gedaan om pragmatische, redelijke en flexibele oplossingen te vinden voor de problemen bij de uitvoering van het protocol; is ingenomen met het feit dat beide partijen hebben aangekondigd dat de politieke wil aanwezig is om constructief deel te nemen aan serieuze onderhandelingen via het Gemengd Comité EU-VK, teneinde duurzame oplossingen te vinden op punten die mogelijk wrijving opleveren; verzoekt de regering van het VK om de Noord-Ierse Assemblee en andere gekozen gezagsdragers en belanghebbenden proactief te betrekken bij de besprekingen over de toepassing van het protocol;

41.  wijst er op dat artikel 75 van de wet inzake nationaliteit en grenzen (Nationality and Borders Act) van het VK, op grond waarvan personen zonder Britse immigratiestatus (waaronder EU-burgers, met uitzondering van Ierse burgers) een elektronische reisvergunning (ETA) moeten hebben voordat zij Noord-Ierland binnenkomen, negatieve gevolgen zal hebben voor EU-burgers die in Ierland wonen; wijst er bovendien op dat het ETA-systeem niet volledig in overeenstemming zou zijn met artikel 2 van het protocol dat de rechten van individuen beschermt en het VK verplicht ervoor te zorgen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan rechten, waarborgen of gelijke kansen, onder meer door bescherming te bieden tegen discriminatie; beklemtoont dat elk voorstel van het VK dat er uiteindelijk toe zou kunnen leiden dat in Ierland verblijvende EU-burgers zich moeten laten registreren om een vrijstelling van het ETA-systeem te verkrijgen, onevenredig zou zijn en dat toepassing van dergelijke regelgeving zou neerkomen op een mogelijke schending van het non-discriminatiebeginsel zoals vastgelegd in het VWEU;

42.  spreekt zijn volledige steun uit voor de juridische initiatieven die door de Commissie in gang zijn gezet om de volledige uitvoering van het terugtrekkingsakkoord te waarborgen; verwelkomt de goedkeuring van het interinstitutioneel akkoord over het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake het handhavingsmechanisme van het terugtrekkingsakkoord en van de handels- en samenwerkingsovereenkomst(15), welke de EU in staat zou snellen snel maatregelen te nemen zodra er inbreuk wordt gepleegd op het terugtrekkingsakkoord en/of de handels- en samenwerkingsovereenkomst; verzoekt de Commissie het Parlement en de Raad volledig en tijdig op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen die aanleiding kunnen geven tot de vaststelling van maatregelen of acties vanuit de Commissie; benadrukt dat het handhavingsinstrumentarium in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ook kan worden gebruikt om de handhaving van het protocol te versterken;

Financiële regeling

43.  herinnert eraan dat het terugtrekkingsakkoord voorziet in één financiële regeling met het VK, die alle juridische verplichtingen omvat die voortvloeien uit uitstaande verplichtingen en een voorziening vormt voor posten die niet op de balans staan, voorwaardelijke verplichtingen en andere financiële kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de terugtrekking van het VK uit de EU; onderstreept dat deze financiële regeling geen eenmalig forfaitair bedrag is, maar een regeling om de uitstaande verplichtingen die tijdens het EU-lidmaatschap van het VK zijn aangegaan, te vereffenen;

44.  is ingenomen met de vruchtbare samenwerking op dit gebied en met het feit dat de EU en het VK hebben bevestigd hun financiële verplichtingen uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord te zullen nakomen;

Governance en rol van het Europees Parlement

45.  verwelkomt het feit dat de voor de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord verantwoordelijke governancestructuren volledig operationeel zijn, in het bijzonder het gespecialiseerd Comité voor de rechten van de burgers, dat regelmatig bijeenkomt; verzoekt het VK ten volle gebruik te maken van deze structuren in plaats van unilaterale actie te ondernemen;

46.  bevestigt nogmaals de toezegging van het Parlement om nauwlettend toe te zien op de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord, met name met betrekking tot de rechten van de burgers en het protocol; is ingenomen met de zeer vruchtbare samenwerking op deze onderwerpen tussen het Parlement en de Commissie;

47.  verwelkomt de actieve betrokkenheid van de Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK; is van mening dat deze assemblee een goed kader biedt voor parlementaire samenwerking op het vlak van gemeenschappelijke uitdagingen, waaronder de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord en het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland; is ingenomen met het feit dat de landen binnen het VK met een eigen uitvoerende en wetgevende macht (de “devolved nations”) een actieve rol kregen tijdens de tweede vergadering van de Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK in november 2022 en verwacht dat deze rol in de toekomst zal worden versterkt;

48.  is ingenomen met de Contactgroep CvdR-VK die in februari 2020 door het Comité van de Regio’s is opgericht en een forum biedt voor doorlopende dialoog en politieke samenwerking tussen lokale en regionale overheden uit de EU en het VK; wil zich inzetten voor een soortgelijke interactie tussen de Contactgroep CvdR-VK en de delegatie van het Europees Parlement in het VK met het oog op de vergaring van ter plaatse verkregen bewijs over de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord;

49.  herinnert eraan dat Spanje en het VK op 31 december 2020 overeenstemming bereikten over een mogelijk kader voor een akkoord over Gibraltar; herinnert eraan dat de Commissie op 20 juli 2021 een aanbeveling heeft ingediend voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het VK over Gibraltar, en voor de betreffende onderhandelingsrichtsnoeren; merkt op dat de Raad op 5 oktober 2021 een besluit heeft aangenomen met daarin de machtiging om te gaan onderhandelen en de onderhandelingsrichtsnoeren, met het oog op een overeenkomst EU-VK over Gibraltar; merkt op dat er in oktober 2022 negen onderhandelingsrondes waren voltooid;

o
o   o

50.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.
(2) PB C 34 van 31.1.2020, blz. 1.
(3) PB C 298 van 23.8.2018, blz. 24.
(4) PB C 346 van 27.9.2018, blz. 2.
(5) PB C 369 van 11.10.2018, blz. 32.
(6) PB C 162 van 10.5.2019, blz. 40.
(7) PB C 171 van 6.5.2021, blz. 2.
(8) PB C 270 van 7.7.2021, blz. 21.
(9) PB C 294 van 23.7.2021, blz. 18.
(10) PB C 362 van 8.9.2021, blz. 90.
(11) PB C 506 van 15.12.2021, blz. 26.
(12) PB C 342 van 6.9.2022, blz. 78.
(13) PB C 331 van 17.8.2021, blz. 38.
(14) PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.
(15) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels voor de uitoefening van de rechten van de Unie bij de uitvoering en handhaving van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (COM(2022)0089).

Laatst bijgewerkt op: 7 september 2023Juridische mededeling - Privacybeleid