Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2231(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0037/2023

Ingediende teksten :

A9-0037/2023

Debatten :

PV 14/03/2023 - 21
CRE 14/03/2023 - 21

Stemmingen :

PV 15/03/2023 - 7.10
CRE 15/03/2023 - 7.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2023)0082

Aangenomen teksten
PDF 195kWORD 67k
Woensdag 15 maart 2023 - Straatsburg
Betrekkingen EU-Azerbeidzjan
P9_TA(2023)0082A9-0037/2023

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2023 over de betrekkingen EU-Azerbeidzjan (2021/2231(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 1950, dat in 2002 door Azerbeidzjan is geratificeerd,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,

–  gezien de volgende resoluties van de VN-Veiligheidsraad: nr. 822 van 30 april 1993, nr. 853 van 29 juli 1993, nr. 874 van 14 oktober 1993 en nr. 884 van 12 november 1993,

–  gezien de resoluties van de Verenigde Naties over de huidige oorlog in Oekraïne, namelijk ES-11/1 en ES-11/2 van maart 2022, ES-11/3 van april 2022 en ES-11/4 van oktober 2022,

–  gezien de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 7 december 2021,

–  gezien de activiteiten van de covoorzitters van de Minsk-groep van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE),

–  gezien zijn resoluties van 16 februari 2006 over het cultureel erfgoed in Azerbeidzjan(1), van 20 mei 2021 over krijgsgevangenen na het meest recente conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan(2), van 17 februari 2022 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – jaarverslag 2021(3), van 10 maart 2022 over de vernietiging van cultureel erfgoed in Nagorno-Karabach(4), van 8 juni 2022 over de veiligheid in de regio van het Oostelijk Partnerschap en de rol van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid(5) en van 19 januari 2023 over de humanitaire gevolgen van de blokkade in Nagorno-Karabach(6),

–  gezien de beschikkingen van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023 inzake de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (Armenië/Azerbeidzjan en Azerbeidzjan/Armenië),

–  gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst van 22 april 1996 tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Azerbeidzjan, anderzijds(7),

–  gezien Aanbeveling nr. 1/2018 van de Samenwerkingsraad EU-Azerbeidzjan van 28 september 2018 over de partnerschapsprioriteiten van de EU en Azerbeidzjan(8),

–  gezien zijn aanbeveling van 4 juli 2018 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over de onderhandelingen voor een brede overeenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan(9),

–  gezien zijn aanbevelingen van 15 november 2017 over het Oostelijk Partnerschap, in de aanloop naar de top van november 2017(10),

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 18 maart 2020, getiteld “Het beleid inzake het Oostelijk Partnerschap na 2020: de weerbaarheid versterken – een Oostelijk Partnerschap dat iedereen ten goede komt” (JOIN(2020)0007),

–  gezien de Samenwerkingsraad EU-Azerbeidzjan van 19 juli 2022 en het gezamenlijke werkdocument van 14 juli 2022, getiteld “Cooperation Implementation Report on Azerbeidzjan” (Verslag over de uitvoering van de samenwerking met Azerbeidzjan; SWD(2022)0197),

–  gezien het gezamenlijke advies van de Commissie van Venetië en het directoraat-generaal mensenrechten en rechtsstaat (DGI) van de Raad van Europa over de mediawet, aangenomen door de Commissie van Venetië tijdens haar 131e plenaire vergadering op 17 en 18 juni 2022,

–  gezien zijn resolutie van 9 maart 2022 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie(11),

–  gezien de verklaringen van de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, van 14 december 2021 en 6 april 2022, en zijn persverklaringen van 22 mei 2022, van 31 augustus 2022 na afloop van de trilaterale ontmoeting met de Azerbeidzjaanse president Ilham Aliyev en de Armeense premier Nikol Pasjinian en van 6 oktober 2022 na afloop van de ontmoeting tussen president Aliyev, premier Pasjinian, de Franse president Macron en de voorzitter van de Europese Raad Michel,

–  gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 19 november 2020 namens de Europese Unie over Nagorno-Karabach,

–  gezien het verslag van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa naar aanleiding van haar bezoek aan Azerbeidzjan van 8 tot en met 12 juli 2019(12),

–  gezien zijn resolutie van 17 januari 2019 over Azerbeidzjan, en met name de zaak van Mehman Huseynov(13), en andere resoluties over Azerbeidzjan, met name die over de mensenrechtensituatie en de rechtsstaat,

–  gezien de tussentijdse resolutie van de Raad van Europa betreffende de tenuitvoerlegging van de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Mammadli-groep/Azerbeidzjan van 22 september 2022,

–  gezien het verslag van de onafhankelijke onderzoeksinstantie van 15 april 2018 over de vermeende corruptie binnen de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa,

–  gezien de beschikking van het IGH inzake de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (Armenië/Azerbeidzjan) van 7 december 2021,

–  gezien de rapporten van de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid van de Raad van Europa, met name het landspecifieke monitoringverslag over Azerbeidzjan van 2016,

–  gezien het verslag van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE), getiteld “Alleged violations of the rights of LGBTI people in the Southern Caucasus” (Vermeende schendingen van de rechten van lhbti-personen in de zuidelijke Kaukasus),(14)

–  gezien het advies over Azerbeidzjan van het adviescomité voor het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa, dat werd gepubliceerd op 4 februari 2019,

–  gezien het verslag “Freedom in the World” van 2022 en het verslag “Nations in Transit” van 2022 van Freedom House,

–  gezien het meerjarig indicatief programma voor Azerbeidzjan (2021-2027) van de Commissie,

–  gezien het gezamenlijke werkdocument van de diensten van de Commissie en de EDEO van 2 juli 2021, getiteld “Herstel, veerkracht en hervorming: prioriteiten van het Oostelijk Partnerschap na 2020” (SWD(2021)0186),

–  gezien het memorandum van overeenstemming over een strategisch partnerschap tussen de EU en Azerbeidzjan op het gebied van energie van 18 juli 2022,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 8 juni 2016, getiteld “Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen” (JOIN(2016)0029),

–  gezien de regelmatige bilaterale dialogen op hoog niveau tussen de EU en Azerbeidzjan op het vlak van veiligheid, energie en vervoer,

–  gezien de Eastern Partnership Index 2021,

–  gezien het op 2 juli 2021 gepubliceerde economisch en investeringsplan,

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9‑0037/2023),

A.  overwegende dat het conflict in Nagorno-Karabach en de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan, die al ruim dertig jaar duren, tienduizenden slachtoffers, enorme verwoestingen, ook van culturele en religieuze trekpleisters, en de ontheemding van honderdduizenden mensen tot gevolg hebben gehad;

B.  overwegende dat er soms nog steeds dodelijke militaire confrontaties plaatsvinden tussen Azerbeidzjan en Armenië; overwegende dat de staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020, die werd afgelegd naar aanleiding van de 44 dagen durende oorlog die Azerbeidzjan in 2020 heeft gevoerd, niet volledig ten uitvoer is gelegd; overwegende dat het staakt-het-vuren bovendien verscheidene malen is geschonden, met honderden slachtoffers en de bezetting van soeverein Armeens grondgebied in het oosten en zuidoosten van het land door Azerbeidzjaanse troepen; overwegende dat het burgerverkeer tussen Armenië en Nagorno-Karabach via de Lachin-bergpas sinds december 2022 geblokkeerd is, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de levering van voedsel en andere essentiële goederen aan de regio;

C.  overwegende dat er in de nasleep van de confrontaties in september 2022 beschuldigingen zijn geuit over fysiek misbruik en vernedering van een groot aantal Armeense krijgsgevangenen; overwegende dat er ook sprake is van andere beschuldigingen van foltering en andere vormen van misbruik die de troepen van Azerbeidzjan zouden hebben gepleegd ten aanzien van Armeense burgers, met inbegrip van ouderen, en van een standrechtelijke executie in het begin van 2021; overwegende dat er tevens beschuldigingen aan het licht zijn gekomen van zeker tien andere standrechtelijke executies van Armeense soldaten en burgers in 2020 en het begin van 2021;

D.  overwegende dat de Russische vredesmacht die in de regio is ingezet niet bereid en niet in staat was om verdere aanvallen van Azerbeidzjan te voorkomen, en dat het aantal vredessoldaten geleidelijk is afgenomen, met name na het begin van de misdadige Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne;

E.  overwegende dat de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne gevolgen heeft voor de zuidelijke Kaukasus en de veiligheidssituatie in de regio verder heeft bemoeilijkt;

F.  overwegende dat de EU zich actief inzet voor de bevordering van veiligheid, stabiliteit, vrede en welvaart in de zuidelijke Kaukasus, met sterke economische, politieke en culturele banden met de EU; overwegende dat de EU bereid is een actieve rol op zich te nemen als betrouwbare handelspartner en eerlijke bemiddelaar bij onderhandelingen over een duurzame vredesregeling tussen Armenië en Azerbeidzjan, waarbij zij haar optreden baseert op de bevordering van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten;

G.  overwegende dat de EU via diplomatieke kanalen vreedzame oplossingen voor lopende regionale conflicten ondersteunt;

H.  overwegende dat er in Brussel bijeenkomsten op hoog niveau hebben plaatsgevonden tussen de Azerbeidzjaanse president Aliyev en de Armeense premier Pasjinian, met de bemiddeling van de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, die hebben geleid tot concrete toezeggingen;

I.  overwegende dat de EU na afloop van de ontmoeting van 6 oktober 2022 in Praag tussen de Azerbeidzjaanse president Aliyev, de Armeense premier Pasjinian, de Franse president Macron en de voorzitter van de Europese Raad Michel een tijdelijke monitoringcapaciteit naar de Armeense zijde van de internationale grens met Azerbeidzjan heeft gestuurd om de situatie in de regio te monitoren en te analyseren en daarvan verslag te doen;

J.  overwegende dat Azerbeidzjan in maart 2022 vijf basisbeginselen voor de normalisering van de betrekkingen tussen Azerbeidzjan en Armenië heeft voorgesteld: de wederzijdse erkenning van de territoriale integriteit, de onschendbaarheid van de grenzen en de politieke onafhankelijkheid, de bevestiging dat geen van beide landen territoriale aanspraken maakt op het grondgebied van het andere land, de verplichting om elkaars nationale veiligheid niet te zullen bedreigen, de afbakening van de staatsgrens tussen Armenië en Azerbeidzjan en de openstelling van vervoersverbindingen; overwegende dat Armenië weliswaar zijn voorlopige akkoord aan die beginselen heeft gegeven, maar achteraf aanvullende beginselen heeft toegevoegd, onder meer over de veiligheid en de rechten van de etnische Armeniërs in Nagorno-Karabach, de vastlegging van de definitieve status van de regio, de teruggave van gevangenen en het herstel van de communicatie;

K.  overwegende dat het voor een duurzame normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan en voor de basis van een duurzame en rechtvaardige vrede noodzakelijk is dat alle geweld wordt stopgezet, dat alle onderliggende oorzaken van het conflict worden aangepakt en dat de overeenkomsten die tussen de twee partijen zijn bereikt volledig ten uitvoer worden gelegd om de ontwikkeling van beide landen te waarborgen; overwegende dat dit doel alleen kan worden bereikt indien de autoriteiten van Armenië en Azerbeidzjan de vreedzame co-existentie, de veiligheid en de eerbiediging van de rechten van minderheden garanderen;

L.  overwegende dat de gewapende conflicten tussen Armenië en Azerbeidzjan rampzalige gevolgen hebben gehad voor het culturele, religieuze en historische erfgoed van de hele regio;

M.  overwegende dat er in de uitspraak van het IGH van 7 december 2021 ernstige beschuldigingen zijn geuit over de betrokkenheid van de Azerbeidzjaanse autoriteiten bij de vernietiging van begraafplaatsen, kerken en historische monumenten in Nagorno-Karabach; overwegende dat Armenië op grond van die uitspraak verplicht is alle nodige maatregelen te nemen om het aanzetten tot en het aanwakkeren van rassenhaat tegen personen van Azerbeidzjaanse nationale of etnische afkomst te voorkomen;

N.  overwegende dat de staat van dienst van Azerbeidzjan op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden nog steeds zeer negatief is en moet worden verbeterd voordat de EU haar politieke en energiepartnerschap met het land verder uitbreidt;

O.  overwegende dat de EU en Azerbeidzjan aan de hand van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst van 1996 gezamenlijk het algemene beginsel van eerbiediging van de democratie en de beginselen van het internationaal recht en de mensenrechten zijn overeengekomen; overwegende dat de partijen de toezegging hebben gedaan samen te zullen werken aan de eerbiediging en de bevordering van de mensenrechten, met name die van minderheden;

P.  overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten, in strijd met de Azerbeidzjaanse grondwet, die voorziet in de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, deze vrijheden consequent en ernstig beknotten, waardoor omstandigheden worden gecreëerd die leiden tot een feitelijk verbod op vergadering; overwegende dat in Azerbeidzjan de mogelijkheden voor onafhankelijk activisme, kritische journalistiek en politieke activiteiten van de oppositie in grote mate zijn ingeperkt; overwegende dat veel activisten, mensenrechtenverdedigers en journalisten zijn gearresteerd en gevangengezet op grond van wetten en regels waarmee de activiteiten van onafhankelijke groeperingen aan banden worden gelegd;

Q.  overwegende dat er in Azerbeidzjan nog steeds geen onafhankelijke rechterlijke macht bestaat en dat de inmenging in het werk en de onafhankelijkheid van advocaten maar al te vaak voorkomt; overwegende dat arrestanten tijdens hun hechtenis worden mishandeld, zogenaamd om bekentenissen af te dwingen, en dat gevangenen geen toegang krijgen tot familieleden, onafhankelijke advocaten of onafhankelijke medische zorg; overwegende dat de autoriteiten klachten in verband met foltering en andere vormen van mishandeling tijdens politiehechtenis doorgaans afwijzen en dat deze praktijken ongestraft worden voortgezet;

R.  overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten de pluriformiteit van de media en de vrijheid van meningsuiting voortdurend beperken; overwegende dat politieke tegenstanders van de regering, mensenrechtenactivisten en journalisten het mikpunt zijn van haatzaaiende uitlatingen en politiek geweld en willekeurig gevangen worden genomen; overwegende dat hun zaken onvoldoende worden onderzocht; overwegende dat het Organized Crime and Corruption Reporting Project in juli 2021 rapporteerde dat Azerbeidzjaanse journalisten het mikpunt waren van de Pegasus-spyware van NSO;

S.  overwegende dat Azerbeidzjan volgens de Rainbow Europe Index van de Internationale Vereniging voor lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, trans- en interseksuelen in Europa de grootste lacunes in de wetgeving en het beleid ter bescherming van lhbtiq-personen vertoont en het land het slechtst scoort van alle landen die lid zijn van de Raad van Europa; overwegende dat haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven tegen lhbtiq-personen in Azerbeidzjan blijven plaatsvinden en vanwege een gebrek aan vertrouwen in de rechtshandhaving en passiviteit doorgaans ongemeld en ongestraft blijven; overwegende dat PACE in 2022 een resolutie heeft aangenomen over de schendingen van de rechten van lhbtiq-personen in de zuidelijke Kaukasus en een aantal verzoeken heeft gericht tot de autoriteiten om de wetgeving te hervormen en deze schendingen aan te pakken;

T.  overwegende dat Azerbeidzjan zijn zorgvuldigheidsverplichting tot het voorkomen, onderzoeken en bestraffen van geweld tegen vrouwen niet is nagekomen, evenmin als die om te voorzien in doeltreffende wetgevingsmaatregelen; overwegende dat gendergerelateerd geweld in Azerbeidzjan alomtegenwoordig blijft, maar dat er nauwelijks aangifte van wordt gedaan; overwegende dat het aantal gevallen van femicide is toegenomen en dat femicide vaak wordt gepleegd door familieleden; overwegende dat er ernstige lacunes blijven bestaan in de officiële reactie op femicide, onder meer gebrek aan bescherming of mogelijkheden voor ondersteuning voor overlevenden;

U.  overwegende dat vrouwelijke mensenrechtenverdedigers systematisch het doelwit zijn van bedreigingen, dwang, mishandelingen door de politie, schendingen van hun recht op privacy en genderspecifieke lastercampagnes om hun werk in diskrediet te brengen en hen de mond te snoeren; overwegende dat vrouwelijke journalisten en andere vrouwen in de media worden geconfronteerd met specifieke gendergerelateerde gevaren, onder meer seksistische, misogyne en vernederende beledigingen, bedreigingen, intimidatie, pesterijen en seksuele agressie en geweld;

V.  overwegende dat corruptie wijdverbreid is in Azerbeidzjan; overwegende dat in een verslag van de onafhankelijke onderzoeksinstantie over de vermeende corruptie binnen de PACE van 15 april 2018 werd vastgesteld dat een aantal voormalige leden van PACE in strijd met de gedragscode van PACE had gehandeld, en dat bepaalde huidige en voormalige leden van PACE betrokken waren bij een of andere corrupte activiteit ten gunste van Azerbeidzjan;

W.  overwegende dat de zuidelijke Kaukasus zich op een strategische plek op de mondiale energiemarkt bevindt en Azerbeidzjan een strategische leverancier van energie (met name olie en gas) aan de EU is; overwegende dat het land in deze rol steeds belangrijker wordt aangezien de EU haar energievoorziening moet diversifiëren;

X.  overwegende dat de EU nauwere economische integratie met Azerbeidzjan ondersteunt via het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en het initiatief van het Oostelijk Partnerschap; overwegende dat de EU de belangrijkste handelspartner van Azerbeidzjan is en de toetreding van dat land tot de WTO steunt, evenals de diversificatie, digitalisering en het koolstofvrij maken van de Azerbeidzjaanse economie;

Y.  overwegende dat het noodzakelijk is om een verbinding tussen Europa en Azië te verzekeren die niet over het Russische grondgebied loopt; overwegende dat Azerbeidzjan een strategische positie heeft om de Euraziatische connectiviteit te bevorderen; overwegende dat de EU er een groot belang bij heeft om efficiënte handels- en energiecorridors tussen Europa en Azië te ontwikkelen, zoals blijkt uit de conferentie over de connectiviteit tussen de EU en Centraal-Azië die op 18 november 2022 is gehouden in Samarkand;

Z.  overwegende dat er sinds 2017 wordt onderhandeld over een nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan; overwegende dat de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan de belangen van de EU in de regio moet bevorderen, evenals de mensenrechten, democratische normen en beginselen, groei en economische ontwikkeling;

Conflictoplossing en normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan

1.  is van mening dat het gewapende conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan om Nagorno-Karabach, dat in de loop der jaren enorm veel leed en verwoestingen heeft veroorzaakt, de sociaal-economische ontwikkeling en stabiliteit van de hele zuidelijke Kaukasus aanzienlijk heeft belemmerd en ook gevolgen heeft voor de stabiliteit van Europa in bredere zin; is ervan overtuigd dat een duurzame vrede tussen Armenië en Azerbeidzjan niet met militaire middelen en geweldsdreigingen met gebruik van geweld kan worden bewerkstelligd, maar dat er een uitgebreide politieke regeling moet komen in overeenstemming met het internationaal recht, inclusief de beginselen die zijn verankerd in het VN-Handvest, de Slotakte van Helsinki van de OVSE van 1975 (met name de drie beginselen van afzien van het gebruik van geweld, territoriale integriteit en zelfbeschikking), de basisbeginselen van de Minsk-groep van de OVSE van 2009 en de overeenkomsten die tussen de partijen tot stand zijn gekomen, inclusief de Verklaring van Alma Ata van 1991; herhaalt dat een breed vredesakkoord alleen succesvol kan zijn als het bepalingen bevat waarmee de integriteit van het soevereine grondgebied van Armenië, de veiligheid van de Armeense bevolking in Nagorno-Karabach en andere conflictgebieden en de onmiddellijke en veilige terugkeer van alle vluchtelingen en intern ontheemde personen naar hun woningen worden gewaarborgd; verzoekt de internationale gemeenschap zich te blijven bezighouden met dit conflict dat de stabiliteit en veiligheid van de hele regio aangaat;

2.  is ingenomen met de vele stappen die de Armeense en Azerbeidzjaanse leiders hebben ondernomen om hun onenigheid bij te leggen en te komen tot een langdurige en duurzame vrede in de regio en prijst hun niet-aflatende inzet tijdens de lopende onderhandelingen; veroordeelt in dit verband het gedrag dat door de Azerbeidzjaanse leiders wordt vertoond, dat deze inspanningen ondergraaft, en met name de uitdrukkelijke dreigingen met verdere aanvallen, de regelmatige grensschendingen, de territoriale aanspraken op het zogenaamde West-Azerbeidzjan en de haatzaaiende uitlatingen tegen de Armeense bevolking, met name in het onderwijs; verzoekt de Azerbeidzjaanse leiders een eind te maken aan dit gedrag en verzoekt beide partijen niet te verslappen, maar concrete stappen naar vrede overeen te komen en een veilige en welvarende omgeving tot stand te brengen die ten goede komt aan alle etnische bevolkingsgroepen in de regio;

3.  veroordeelt de laatste grootscheepse militaire agressie van Azerbeidzjan in september 2022 tegen verschillende doelwitten op het soevereine grondgebied van Armenië ten stelligste, aangezien die een ernstige schending van de staakt-het-vurenverklaring van november 2022 vormde en in tegenspraak is met eerdere toezeggingen, die onder meer werden gedaan in het kader van gesprekken waarin de EU als bemiddelaar optrad; veroordeelt de militaire invallen buiten de niet-afgebakende grens sinds mei 2021; dringt aan op de terugkeer van alle troepen naar hun oorspronkelijke posities; veroordeelt alle pogingen om het vredesproces te ondermijnen en dringt er bij alle partijen in het conflict op aan geen geweld meer te gebruiken; herhaalt dat de territoriale integriteit van Armenië en Azerbeidzjan volledig moet worden geëerbiedigd door alle partijen; onderstreept dat de EU bereid is om een actievere rol te spelen bij het oplossen van de voortslepende conflicten in de regio; is ernstig bezorgd over de aanhoudende blokkade van de Lachin-bergpas; dringt er bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan het vrije en veilige verkeer langs deze bergpas te garanderen, zoals voorgeschreven in de trilaterale verklaring van 9 november 2020; benadrukt dat Azerbeidzjan krachtens de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023 de plicht heeft alle maatregelen te nemen die zij bij machte is te nemen om het ongehinderde verkeer van personen, voertuigen en vracht langs de bergpas van Lachin in beide richtingen te waarborgen; verzoekt Armenië en Azerbeidzjan alle punten van zorg in verband met de toegankelijkheid van de Lachin-bergpas aan te pakken aan de hand van gesprekken en overleg met alle betrokken partijen; is ingenomen met de recente ontmoeting tussen een Azerbeidzjaanse officiële delegatie en Armeense inwoners van Nagorno-Karabach om bepaalde kwesties te bespreken, onder andere in verband met de heropening van de Lachin-bergpas; verzoekt de Raad gerichte sancties op te leggen aan Azerbeidzjaanse regeringsfunctionarissen indien de beslissing van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023 niet onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd;

4.  dringt er bij Armenië en Azerbeidzjan op aan de tripartiete staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 volledig en op alle aspecten ten uitvoer te leggen; benadrukt dat er vaart moet worden gezet achter de besprekingen over het toekomstige vredesakkoord en achter de aanpak van de onderliggende oorzaken van het conflict, en beklemtoont dat stappen die tot verdere escalatie kunnen leiden, moeten worden vermeden; benadrukt dat er dringend moet worden afgezien van vijandige retoriek of acties die kunnen worden opgevat als aanzettend tot haat of expliciet geweld of als steun voor straffeloosheid, of van acties die mogelijk ondermijnend werken voor de inspanningen om een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor vertrouwen, verzoening, samenwerking en duurzame vrede, waaronder contacten tussen mensen; wijst op de dringende noodzaak van uitgebreidere en geloofwaardige vertrouwenwekkende maatregelen om polarisatie, wantrouwen, haatzaaiende uitlatingen en andere opruiende retoriek tegen te gaan; is van mening dat de gevolgen van deze vijandelijkheden en de aanwezigheid van Russische vredestroepen ook van invloed zijn op de politieke ontwikkelingen in de regio; toont zich bezorgd over de aanwezigheid van Russische “vredeshandhavers” en hun mogelijke invloed op de politieke ontwikkelingen in de zuidelijke Kaukasus en de toekomst van de hervormingsagenda voor de regio;

5.  is ingenomen met de toezegging van Azerbeidzjan om de betrekkingen met Armenië te normaliseren, inclusief het voorstel van vijf basisbeginselen in maart 2022, en verzoekt beide partijen een werkbare oplossing te zoeken om de regio Nachitsjevan met de rest van Azerbeidzjan te verbinden; wijst op de toezegging van Armenië om zijn gewapende troepen terug te trekken en de veiligheid van vervoersverbindingen te garanderen tussen de westelijke regio’s van de Republiek Azerbeidzjan en de Autonome Republiek Nachitsjevan om het ongehinderde verkeer van burgers, voertuigen en goederen in beide richtingen te waarborgen; stelt met bezorgdheid vast dat de verstrekte landmijnkaarten weinig accuraat zijn; verzoekt de Commissie bijstand te mobiliseren voor humanitaire mijnopruimingsoperaties in Nagorno-Karabach;

6.  dringt er bij Armenië en Azerbeidzjan op aan duurzame vrede en verzoening tot stand te brengen door een gerechtelijk overgangsmechanisme op te zetten als een stap om geleidelijk vertrouwen te kweken voor de erkenning van het lijden van beide partijen, en te werken aan verzoening op basis van een feitelijke beoordeling van de gebeurtenissen die zich tijdens het gewapende conflict vanaf 1988 hebben voorgedaan; beveelt aan dat de EU deze werkzaamheden ondersteunt en faciliteert, in samenwerking met andere organen, zoals de VN, de Raad van Europa, de OVSE, het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) en andere relevante internationale organisaties;

7.  herinnert eraan dat de passieve houding van de EU tijdens en onmiddellijk na de oorlog van 2020 ertoe heeft geleid dat andere regionale spelers zoals Rusland, Iran en Turkije hun invloed in de regio konden blijven uitoefenen; wijst erop dat dit had kunnen worden vermeden door een actievere preventieve Europese diplomatie;

8.  beklemtoont dat de context in de Kaukasus sinds de grootschalige invasie van Oekraïne door Rusland in februari 2022 aan het veranderen is aangezien de geloofwaardigheid en de capaciteit van Rusland als eerlijke bemiddelaar schade hebben opgelopen; benadrukt dat Rusland in de regio een oneerlijke en schadelijke rol speelt en geen belang heeft bij de totstandkoming van een vreedzame oplossing voor het conflict over Nagorno-Karabach, aangezien Moskou zowel Armenië als Azerbeidzjan onder druk kan zetten zolang het conflict voortduurt; adviseert daarom tegen strategische overeenkomsten met Rusland, dat moet worden behandeld als een internationale paria sinds de invasie van Oekraïne;

9.  veroordeelt de expansionistische en destabiliserende rol van Turkije in de zuidelijke Kaukasus, onder meer door Syrische huurlingen te sturen om aan de zijde van Azerbeidzjan te vechten tegen Armenië in de tweede oorlog in Nagorno-Karabach in 2020; is van mening dat Turkije, als het een constructieve rol wil kunnen spelen in de regio, zijn onvoorwaardelijke steun aan Azerbeidzjan moet heroverwegen en concrete stappen moet zetten om de betrekkingen met Armenië te normaliseren;

10.  is daarom groot voorstander van het initiatief van voorzitter Charles Michel om bilaterale ontmoetingen van de staatshoofden van Armenië en Azerbeidzjan te organiseren en hierbij te bemiddelen, en moedigt de werkzaamheden van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië ter plaatse aan;

11.  verzoekt de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) de inspanningen op te voeren om de vreedzame oplossing van dit conflict nieuw leven in te blazen en daar doeltreffend aan bij te dragen, onder meer met steun voor stabilisering, rehabilitatie na het conflict, wederopbouw en maatregelen om het vertrouwen aan te wakkeren;

12.  verzoekt de regeringen van beide landen met klem zich volledig in te zetten voor het opstellen van een uitgebreid en wederzijds aanvaardbaar vredesverdrag dat voorziet in de rechten en de veiligheid van de gehele bevolking in Nagorno-Karabach, de terugkeer van intern ontheemde personen en vluchtelingen, en de bescherming van het cultureel, religieus en historisch erfgoed; is in dit verband ingenomen met de ontmoetingen tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen op 30 september 2022 in Genève en op 8 november 2022 in Washington D.C.; benadrukt dat er een haalbare juridische oplossing moet worden gevonden voor de rechten en veiligheid van de bevolking van Nagorno-Karabach om een duurzame oplossing van het conflict veilig te stellen;

13.  verzoekt Azerbeidzjan de veiligheid van alle minderheden in de regio Nagorno-Karabach te waarborgen en hun rechten te eerbiedigen aangezien dit essentiële voorwaarden zijn om omstandigheden tot stand te brengen die leiden tot rehabilitatie en daadwerkelijke verzoening na de oorlog;

14.  is ingenomen met de oprichting van commissies voor het bepalen van de grens tussen Azerbeidzjan en Armenië en neemt kennis van de vorderingen die zijn geboekt met betrekking tot de afbakening van de grenzen; wijst erop dat het belangrijk is regelmatiger dergelijke ontmoetingen van de grenscommissies te houden om alle grensgerelateerde vraagstukken te behandelen, de veiligheidssituatie te verbeteren en vooruitgang te boeken met de afbakening van de grenzen; verzoekt erom de afbakening van de grenzen internationaal te laten faciliteren door de EU om betrouwbaarheid, eerlijkheid en duurzaamheid te waarborgen;

15.  is ingenomen met de werkzaamheden van de EU-monitoringcapaciteit in Armenië, die haar activiteiten op 19 december 2022 heeft afgerond; is verheugd over de inzet op 20 februari 2023 in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid een civiele EU-missie in Armenië langs de Armeense zijde van de internationale grens met Azerbeidzjan, teneinde bij te dragen tot stabiliteit in de grensgebieden van Armenië, vertrouwen op te bouwen, vertrouwensopbouw te bevorderen, de weerbaarheid te versterken en een dialoog tot stand te brengen tussen beide partijen; is ingenomen met de bereidheid van Armenië om de missie op zijn grondgebied te faciliteren en verzoekt Azerbeidzjan om ook aan zijn kant van de grens EU-monitoringdeskundigen toe te laten;

16.  is ingenomen met de humanitaire hulp die de EU heeft verleend aan de door het conflict getroffen bevolking in en rond Nagorno-Karabach, en met haar leidende rol bij het verlenen van steun voor humanitaire mijnopruimingsoperaties in de conflictgebieden; verzoekt de Commissie te zorgen voor aanvullende financiering en bijstand voor mijnopruiming, onder meer in de vorm van apparatuur, trainingen en cursussen over risico’s; pleit voor extra samenwerking op het gebied van mijnopruiming met deskundigen uit de lidstaten en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s); verzoekt Armenië nauwkeurige kaarten te verstrekken van landmijnen in de niet langer bezette regio’s van Azerbeidzjan;

17.  verzoekt de Commissie de EU-steun aan mensen in nood te verhogen, waaronder in Nagorno-Karabach, de uitvoering van ambitieuzere vertrouwenwekkende maatregelen te bevorderen, de interreligieuze en interetnische dialoog aan te moedigen, de rechten van minderheden te beschermen en het contact tussen burgers aan beide zijden van de grens te verbeteren om de grondslagen te leggen voor een duurzame een vreedzame co-existentie; dringt erop aan te streven naar wederzijds aanvaardbare oplossingen voor de veilige terugkeer van ontheemde bevolkingsgroepen;

18.  verzoekt erom internationale humanitaire organisaties, met name de Verenigde Naties, toegang te verlenen tot Nagorno-Karabach en wijst erop dat momenteel alleen het ICRC toegang krijgt tot de regio, hetgeen niet volstaat om de omstandigheden en behoeften van de bevolking aldaar nauwkeurig te kunnen beoordelen;

19.  maakt zich nog altijd zorgen over het lot van de Armeense militairen en burgers die tijdens en na het conflict zijn gevangengenomen en nog steeds door Azerbeidzjan worden vastgehouden, en is verheugd over de vrijlating van een aantal van hen; wijst erop dat zowel Armenië als Azerbeidzjan partij zijn bij het Verdrag van Genève (III) betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, en dat daarin is bepaald dat krijgsgevangenen altijd humaan moeten worden behandeld en na de beëindiging van openlijke vijandelijkheden onverwijld en onvoorwaardelijk moeten worden vrijgelaten en gerepatrieerd; roept alle partijen op duidelijkheid te verschaffen over het lot en de verblijfplaats van verdwenen personen en waardig om te gaan met stoffelijke overschotten; dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle resterende gevangenen, ook degenen die tijdens de recente militaire confrontaties zijn opgesloten, en eist dat zij worden behandeld in overeenstemming met het internationaal humanitair recht;

20.  is geschokt door de beelden die zijn vrijgegeven en waarop de foltering en verminking van en de moord op een vrouwelijke Armeense soldaat en ongewapende Armeense krijgsgevangenen door Azerbeidzjaanse strijdkrachten te zien zijn, en veroordeelt de openbare verspreiding daarvan; dringt aan op een volledig en onpartijdig onderzoek van de video’s om de verantwoordelijken te identificeren en hen ter verantwoording te roepen voor hun acties; veroordeelt alle gevallen van foltering en gedwongen verdwijningen, ook wanneer deze plaatsvinden in gewapende conflicten, evenals de mishandeling en ontheiliging van stoffelijke overschotten; wijst erop dat deze handelingen schendingen zijn van de Verdragen van Genève die door Azerbeidzjan zijn geratificeerd en mogelijk oorlogsmisdaden zijn;

21.  betreurt de opening van het zogeheten Trofeeënpark in Bakoe, dat op 12 april 2021 werd opengesteld voor het publiek, aangezien dit de opbouw van het wederzijds vertrouwen tussen Armenië en Azerbeidzjan ondergraaft; onderkent de beslissing om de ontmenselijkende wassen beelden en de helmen uit het Trofeeënpark te verwijderen na de internationale verontwaardiging en de rechtszaak die Armenië heeft aangespannen bij het IGH;

22.  benadrukt dat beide staten in het kader van internationale verplichtingen onafhankelijke, snelle, openbare en doeltreffende onderzoeken moeten verrichten en alle geloofwaardige beweringen van ernstige inbreuken op de Verdragen van Genève en andere schendingen van het internationaal recht en oorlogsmisdaden moeten vervolgen, teneinde te waarborgen dat de verantwoordelijken verantwoording afleggen en de slachtoffers schadeloos worden gesteld;

23.  betreurt de vernieling van Armeens en Azerbeidzjaans cultureel, religieus en historisch erfgoed sinds het begin van het conflict om Nagorno-Karabach; eist dat Azerbeidzjan en Armenië geen erfgoed meer vernietigen of veranderen, en dat zij garanderen dat burgers in dit verband niet worden verhinderd hun vrijheid van godsdienst en levensovertuiging uit te oefenen; dringt er bij beide landen op aan zich daadwerkelijk in te zetten voor het behoud, de bescherming en de bevordering van deze rijke diversiteit, ongeacht de herkomst ervan en zonder oneigenlijke toe-eigening of verkeerde indeling in categorieën; dringt aan op de verantwoordingsplicht met betrekking tot alle misdaden van vernieling en verandering, op het herstel en de restauratie van beschadigde locaties in overeenstemming met de normen en aanwijzingen van de Unesco en op grotere betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij het behoud van cultureel, religieus en historisch erfgoed in de regio; dringt er bij Armenië en Azerbeidzjan op aan een Unesco-missie naar beide landen zonder voorafgaande voorwaarden toe te staan en te faciliteren;

24.  benadrukt in dit verband de verplichtingen van Azerbeidzjan en Armenië uit hoofde van de beslissing van het IGH van 7 december 2021 betreffende de toepassing van dringende maatregelen, waarin van Azerbeidzjan wordt verlangd dat het vandalisme en de ontheiliging van Armeens cultureel erfgoed, onder meer kerken en andere plaatsen voor de eredienst, monumenten, plaatsen van historische betekenis, begraafplaatsen en kunstvoorwerpen, voorkomt en bestraft; dringt erop aan dat Azerbeidzjan en Armenië zich volledig houden aan het Unesco-Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict – gewoonlijk het Haags Verdrag van 1954 genoemd – op grond waarvan de partijen bij een conflict zich moeten onthouden van vijandigheden die gericht zijn tegen culturele goederen;

25.  pleit voor intensievere bilaterale contacten tussen de politieke autoriteiten van Armenië en Azerbeidzjan en voor initiatieven die contacten tussen de burgers van beide landen bevorderen, vooral op het niveau van het maatschappelijk middenveld, universiteiten, jongerenorganisaties en ngo’s; benadrukt dat het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers moeten worden geraadpleegd, dat met hen moet worden samengewerkt, met name inzake vraagstukken betreffende conflictoplossing, vredesopbouw, verzoening en humanitaire bijstand, en dat die organisaties moeten beschikken over duurzame financiering en over de vrijheid om hun werkzaamheden zonder beperkingen uit te voeren; roept de Commissie er dan ook toe op steun te verlenen aan maatschappelijke organisaties in Armenië en Azerbeidzjan die daadwerkelijk bijdragen tot verzoening;

26.  benadrukt de specifieke gevolgen van het conflict voor vrouwen en gemarginaliseerde groepen, onder meer de toename van huiselijk geweld in de nasleep van de recente oorlog, en het feit dat vrouwen zijn uitgesloten van het officiële vredesproces; verzoekt de Azerbeidzjaanse regering en de internationale bemiddelaars om belemmeringen voor de deelname van vrouwen op alle terreinen uit de weg te ruimen en stelselmatig vrouwelijke deskundigen en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers bij alle raadplegingen te betrekken;

27.  wijst erop dat met het Europees nabuurschapsbeleid wordt benadrukt dat de betrekkingen tussen de buurlanden moeten worden versterkt en dat de regionale samenwerking moet worden bevorderd;

Mensenrechten en fundamentele vrijheden

28.  herinnert eraan dat de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan van 1996 stoelt op de eerbiediging van de democratie en de beginselen van het internationaal recht en de mensenrechten, en dat Azerbeidzjan zich hier niet stelselmatig aan heeft gehouden; wijst erop dat het externe optreden van de EU, met inbegrip van haar overeenkomsten met niet-EU-landen, gebaseerd moet zijn op de kernwaarden van de EU, met name de eerbiediging van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten; benadrukt dat verdere samenwerking tussen de EU en Azerbeidzjan afhankelijk moet worden gemaakt van de daadwerkelijke en tastbare vooruitgang van het land bij de naleving van internationale normen en internationale verbintenissen, met name in verband met de democratie, de mensenrechten, de rechtsstaat en fundamentele vrijheden, en dan vooral de vrijheid van meningsuiting en vereniging, goed bestuur, de rechten van minderheden, mediavrijheid en gendergelijkheid;

29.  wijst op het multiculturele en multireligieuze karakter van Azerbeidzjan en verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten dan ook om meer inspanningen te leveren en zo te zorgen voor de niet-discriminerende behandeling van nationale minderheden en actief onderzoek in te stellen naar haatmisdrijven op religieuze, gendergerelateerde en etnische gronden en deze strafrechtelijk te veroordelen; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten erop toe te zien dat alle minderheidsgroeperingen onderwijs krijgen in hun nationale taal, gelijke kansen hebben en op passende wijze vertegenwoordigd zijn in het politieke en culturele leven, de publieke media en het overheidsbestuur; verzoekt Azerbeidzjan het materiële en immateriële culturele erfgoed, de talen en tradities van zijn nationale minderheden te beschermen en te bevorderen;

30.  wijst op de afsluitende bevindingen over het tiende, elfde en twaalfde verslag inzake Azerbeidzjan van de VN-Commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie van 30 augustus 2022 waarin zij haar bezorgdheid uit over het aanzetten tot rassenhaat en de verspreiding van racistische stereotypen, die gericht zijn tegen personen van Armeense nationale oorsprong of etnische afkomst, zo ook op internet en de sociale media, en die onder meer afkomstig zijn van publieke figuren en overheidsfunctionarissen, en wijst op het gebrek aan gedetailleerde informatie over onderzoeken, gerechtelijke vervolgingen, veroordelingen en sancties met betrekking tot dergelijke daden;

31.  verzoekt de Azerbeidzjaanse regering en autoriteiten dringend de fundamentele vrijheden en de mensenrechten te eerbiedigen en af te zien van elke ongerechtvaardigde toepassing van het strafrecht om deze rechten en vrijheden te beperken; uit zijn diepe bezorgdheid over het feit dat schendingen van de fundamentele mensenrechten in Azerbeidzjan een stelselmatig en wijdverspreid patroon vertonen en invloed hebben op het recht van burgers op vrijheid en veiligheid;

32.  betreurt de huidige stand van zaken van de mediavrijheid in Azerbeidzjan ten zeerste; uit zijn bezorgdheid over de nieuwe mediawet die in december 2021 is aangenomen en die alle vormen van onafhankelijke journalistiek en alle werkzaamheden van Azerbeidzjaanse journalisten in ballingschap in feite verbiedt; wijst op het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid in democratische samenlevingen; verzoekt Azerbeidzjan zijn inspanningen om een onafhankelijk en pluriform medialandschap mogelijk te maken op te voeren, in overeenstemming met de aanbevelingen in het advies van de Commissie van Venetië van 17 en 18 juni 2022; dringt er bij Azerbeidzjan op aan een einde te maken aan de vervolging van bloggers, redacteuren, journalisten en vertegenwoordigers van mediaorganisaties, die regelmatig worden vastgehouden of gevangengehouden op grond van allerhande aanklachten, en erop toe te zien dat zij in een veilige omgeving kunnen werken; verzoekt Azerbeidzjan om de vrijlating van alle journalisten en bloggers die momenteel gevangen worden gehouden op grond van de meningen die zij hebben geuit;

33.  verzoekt de regering van Azerbeidzjan om smaad uit het strafrecht te halen en de aanbeveling van het Comité van ministers van de Raad van Europa inzake de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren op te volgen;

34.  veroordeelt de censuur op toegang tot informatie in Azerbeidzjan en verzoekt de autoriteiten de toegang tot internet en de communicatiedekking te verbeteren; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten om de wetgeving en praktijken in verband met internetvrijheid af te stemmen op de Europese normen;

35.  beveelt de EDEO, de Commissie en de lidstaten aan om hun steun voor en samenwerking met het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten op te voeren, met name in verband met belemmeringen voor hun werk; verzoekt de regering van Azerbeidzjan een regelmatige en diepgaande politieke dialoog met het maatschappelijk middenveld aan te gaan teneinde ambitieuze en breed gedragen hervormingen aan te moedigen die bedoeld zijn om de instellingen democratischer en onafhankelijker te maken, om de mensenrechten en de mediavrijheid te bevorderen en om een regelgevingsklimaat te scheppen waarin het maatschappelijk middenveld actief kan zijn zonder onnodige bemoeienis;

36.  is sterk gekant tegen de vervolging en onderdrukking, zowel in eigen land als in het buitenland, van politieke activisten, journalisten, studenten, mensenrechtenverdedigers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, met inbegrip van degenen die zijn gearresteerd wegens openbare oproepen tot vrede tijdens de confrontaties in september 2022, door middel van intimidatie, arrestaties, foltering, detentie, lastercampagnes, ontvoeringen en reisverboden, zonder de betrokkenen te informeren en zonder rechtszaken te houden; dringt er bij Azerbeidzjan op aan deze praktijken te staken en alle politieke gevangenen en gewetensgevangenen die momenteel worden vastgehouden in vrijheid te stellen; betreurt het dat Azerbeidzjan de beslissingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens niet volledig heeft nageleefd; verzoekt Azerbeidzjan die beslissingen volledig uit te voeren en zijn achterstand van niet-uitgevoerde zaken weg te werken; dringt er bij Azerbeidzjan op aan alle nodige maatregelen te blijven nemen om de politiek gemotiveerde, willekeurige toepassing van zijn wetgeving te voorkomen; herhaalt zijn standpunt dat de vrijlating van alle politieke gevangenen een essentiële voorwaarde is voor een nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan;

37.  verzoekt de Raad in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten een onderzoek uit te voeren naar doelgerichte individuele sancties tegen Azerbeidzjaanse ambtenaren die ernstige inbreuken op de mensenrechten hebben gepleegd, zoals rechtshandhavers, en daarbij met name rekening te houden met het wijdverspreide politiegeweld tegen politieke activisten, mensenrechtenverdedigers en journalisten;

38.  verzoekt de EU-delegatie en de vertegenwoordigingen van de lidstaten in Azerbeidzjan hun steun voor de werkzaamheden van mensenrechtenverdedigers op te voeren en in voorkomend geval de afgifte van noodvisa te vergemakkelijken en tijdelijk onderdak te verlenen in de lidstaten; dringt er bij Azerbeidzjan op aan het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning te ratificeren;

39.  veroordeelt de intimidatie en doodsbedreigingen aan het adres van en moordaanslagen op tegenstanders van de Azerbeidzjaanse regering ten stelligste, ook in Europese landen en op Azerbeidzjaanse burgers die in de lidstaten politiek asiel hebben gekregen, zoals Mahammad Mirzali in Frankrijk; wijst erop dat het een kwestie van democratie, mensenrechten, veiligheid en soevereiniteit is wanneer lidstaten vergeldingsmaatregelen op hun grondgebied voorkomen; dringt erop aan dat Europol deze zaak nauwlettend in het oog houdt;

40.  dringt erop aan dat Azerbeidzjan het recht op vreedzame vergadering garandeert en verzoekt Azerbeidzjan te stoppen met het tegenhouden van de mars ter ere van Internationale Vrouwendag;

41.  onderstreept het belang van gendergelijkheid en de aanwezigheid van vrouwen op alle niveaus van het sociale en politieke leven; verzoekt de Azerbeidzjaanse regering het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te ratificeren, het nationale actieplan inzake Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid aan te nemen, de strategie voor gendergelijkheid 2022-2025 van het VN-ontwikkelingsprogramma uit te voeren en beleid ter bestrijding van huiselijk en gendergerelateerd geweld vast te stellen en uit te voeren; dringt er sterk op aan dat de autoriteiten van Azerbeidzjan een snel, onpartijdig en doeltreffend onderzoek verrichten naar elk gerapporteerd incident in verband met geweld, discriminatie en intimidatie van vrouwen en dat zij straffeloosheid bestrijden; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten een einde te maken aan de stelselmatige pesterijen van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers, vrouwelijke journalisten en andere vrouwen die werkzaam zijn in de media, en te stoppen met genderspecifieke lastercampagnes, gevangenzetting en willekeurige en onwettige schendingen van de privacy, briefwisseling en andere privécommunicatie;

42.  herinnert eraan dat het Parlement een duidelijk standpunt heeft ingenomen betreffende de niet-discriminatie van lhbtiq-personen, hun bescherming tegen discriminatie volgens de wet en in de praktijk, en de vervolging van alle gevallen van misbruik, haatzaaiende uitlatingen en fysiek geweld die tegen deze personen zijn gericht; dringt er daarom bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan antidiscriminatiewetgeving vast te stellen, waarbij seksuele gerichtheid, genderidentiteit en -expressie en geslachtskenmerken worden toegevoegd als verboden gronden voor discriminatie; dringt er bij Azerbeidzjan op aan civiele, administratieve en/of strafrechtelijke procedures in te stellen om mensen te beschermen tegen haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten de strafwet te hervormen door de bovengenoemde gronden toe te voegen als verzwarende omstandigheden en om geweld ten gevolge van lhbtiq-fobie te bestrijden; herhaalt de oproep van PACE aan de autoriteiten van Azerbeidzjan om gevallen van onrechtmatige arrestatie van lhbtiq-personen te onderzoeken en het politiegeweld tegen deze mensen te voorkomen en te bestrijden;

43.  veroordeelt de desinformatie die afkomstig is uit Azerbeidzjan en gericht is op het Westen, met name als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; merkt op dat het narratief dat tegen het Westen wordt gebruikt een kopie is van de Russische propaganda, met inbegrip van aanvallen op de rechten van lhbtiq-personen of de vermeende bedreigingen van traditionele waarden;

44.  is diep teleurgesteld over het feit dat Azerbeidzjan er niet in is geslaagd het door Azerbeidzjan geratificeerde Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa volledig toe te passen, hetgeen een inbreuk vormt op de verbintenis die Azerbeidzjan is aangegaan om de rechten van etnische minderheden zoals de Lezgiërs, Talysh, Armeniërs en Koerden te beschermen;

45.  verzoekt Azerbeidzjan de huidige beperkingen op te heffen, de administratieve lasten voor ngo’s te verlichten en de restrictieve wetgeving inzake de registratie, werking en financiering van ngo’s te wijzigen; verzoekt Azerbeidzjan tevens de beperkingen voor religieuze gemeenschappen op te heffen, met name wat hun registratie en financiering betreft; verzoekt Azerbeidzjan de huidige wettelijke beperkingen voor donorinstellingen en internationale organisaties die de werkzaamheden van het maatschappelijk middenveld ondersteunen op te heffen; verzoekt de Commissie haar inspanningen in Azerbeidzjan op te voeren om de beperkingen van de activiteiten van het maatschappelijk middenveld op te heffen, de goedkeuring van nieuwe wetgeving te bevorderen en onafhankelijke ngo’s uitgebreider te betrekken bij door de EU gefinancierde projecten en bij de monitoring van de uitvoering van de partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst;

46.  vindt het uiterst zorgwekkend dat het wetsontwerp inzake politieke partijen de vrijheid van vereniging van de Azerbeidzjaanse burgers verder kan beknotten door het lastiger te maken om politieke partijen te registreren; dringt er bij Azerbeidzjan op aan zijn electorale rechtskader te hervormen zodat het is afgestemd op internationale normen en verplichtingen, de grondwettelijk beschermde rechten en vrijheden te waarborgen en hangende aanbevelingen van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten en de Commissie van Venetië te behandelen; pleit voor verkiezingen in overeenstemming met internationale normen en met naleving van de verbintenissen van Azerbeidzjan als staat die deelneemt aan de OVSE;

Goed bestuur, justitie, rechtsstaat en corruptiebestrijding

47.  uit zijn bezorgdheid over het aanhoudende gebrek aan onafhankelijkheid, onpartijdigheid en doeltreffendheid van de rechterlijke macht evenals het gebrek aan transparantie van de beslissingen van die rechterlijke macht en systematische tekortkomingen in de procedures; dringt er bij Azerbeidzjan op aan de rechterlijke macht en het vervolgingssysteem te hervormen om de volledige onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen, met inbegrip van de raad voor de rechtspraak, die vrij moet zijn van interventies van wetshandhavingsinstanties om het vertrouwen van de bevolking in het rechtsstelsel te vergroten; dringt er bij Azerbeidzjan verder op aan de toegang tot de balie voor mensenrechtenadvocaten niet langer te beperken en tuchtprocedures niet langer te gebruiken als middel om druk uit te oefenen op die advocaten; dringt er bij de autoriteiten op aan de gedragscode in overeenstemming te brengen met de internationale normen inzake de vrijheid van meningsuiting; verzoekt Azerbeidzjan het recht op juridische dienstverlening door onafhankelijke advocaten te waarborgen en te handhaven; neemt kennis van de maatregelen die zijn genomen voor de versterking van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in overeenstemming met het presidentieel besluit van 3 april 2019 betreffende de verdieping van hervormingen in het juridisch-rechterlijke stelsel, met onder meer wetgevende en bestuursrechtelijke maatregelen om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de rechters te waarborgen; spoort Azerbeidzjan ertoe aan zijn inspanningen voort te zetten om de relevante aanbevelingen van de Groep van Staten tegen Corruptie met betrekking tot de versterking van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht uit te voeren;

48.  betreurt het dat Azerbeidzjan slechts zeer beperkte vooruitgang heeft geboekt op het gebied van corruptiepreventie en -bestrijding; neemt kennis van de goedkeuring van het alomvattende nationale actieplan ter versterking van de corruptiebestrijding dat bedoeld is om de inspanningen van de autoriteiten op het gebied van corruptiebestrijding te consolideren en te versterken; verzoekt Azerbeidzjan het gebrek aan een doeltreffend systeem voor de openbaarmaking van vermogensbestanddelen voor parlementsleden, rechters en openbare aanklagers aan te pakken om de rol van de rechterlijke macht binnen de raad voor de rechterlijke macht te versterken en de ongepaste invloed van de regering op het openbaar ministerie weg te nemen; betreurt het dat Azerbeidzjan niet beschikt over een transparant stelsel van overheidsfinanciën, waar ook overheidsopdrachten en aanbestedingen deel van uitmaken;

49.  veroordeelt de activiteiten van de Azerbeidzjaanse elite in verschillende internationale organisaties die bedoeld zijn om de internationale kritiek op het regime te verzwakken, met name op het gebied van de mensenrechten zoals wordt aangetoond door de zaak van bepaalde huidige en voormalige leden van PACE die “betrokken waren bij een corrupte activiteit” ten voordele van Azerbeidzjan;

Veiligheid en geopolitieke uitdagingen

50.  verheugt zich over de officiële steun van Azerbeidzjan voor de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne, en zijn bijdrage aan de humanitaire hulpverlening aan Oekraïne tijdens de oorlog die nu aan de gang is; is echter zeer bezorgd over de verklaring inzake geallieerde interactie tussen de Republiek Azerbeidzjan en de Russische Federatie die in februari 2022 in Moskou werd ondertekend; merkt verder op dat Azerbeidzjan niet achter de resoluties stond waarover is gestemd in de Algemene Vergadering van de VN over de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, en dringt er bij Azerbeidzjan op aan te waarborgen dat de sancties tegen Rusland niet worden omzeild;

51.  uit zijn bezorgdheid over destabiliserende acties en terreurdaden in de zuidelijke Kaukasus; veroordeelt alle terreurdaden met klem; is ingenomen met de samenwerking op veiligheidsgebied tussen de EU, haar lidstaten en Azerbeidzjan en steunt de verdere verdieping van de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding volledig; pleit met name voor nauwere samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding en de bestrijding van radicalisering en islamitisch extremisme;

52.  veroordeelt het illegale en massale gebruik van de Pegasus-surveillancesoftware van de NSO-groep en repressieve cyberbeveiliging die door Azerbeidzjan is aangewend tegen journalisten, bloggers, mensenrechtenverdedigers, advocaten en politici, en verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten voortaan van het gebruik daarvan af te zien; dringt er opnieuw bij de Commissie op aan een lijst met illegale surveillancesoftware op te stellen en deze lijst voortdurend bij te werken; verzoekt de EU en de lidstaten deze lijst te gebruiken om erop toe te zien dat de mensenrechten terdege worden geëerbiedigd en dat de uitvoer van en de technische bijstand voor Europese surveillancetechnologie naar lidstaten die een duidelijk risico vormen voor de rechtsstaat naar behoren worden gecontroleerd; herhaalt zijn oproepen voor de oprichting van een EU-burgerlab, bestaande uit journalisten, mensenrechtendeskundigen en deskundigen op het gebied van reverse engineering malware, dat als taak zou hebben het onrechtmatige gebruik van software voor illegale surveillancedoeleinden op te sporen en aan het licht te brengen;

53.  herinnert aan de belangrijke coördinerende rol die Azerbeidzjan in multilaterale organisaties heeft gespeeld in verband met de bestrijding van de COVID-19-pandemie;

54.  veroordeelt de militaire oefeningen van Iran langs de Azerbeidzjaanse grens met Iran op basis van agressieve scenario’s ten stelligste; verzoekt de Islamitische Republiek Iran alle provocaties te staken en de territoriale integriteit en soevereiniteit van Azerbeidzjan te eerbiedigen;

Energie, handel, milieu, economische samenwerking en connectiviteit

55.  onderkent de voltooiing van de zuidelijke gascorridor tussen Azerbeidzjan en Europa en de eerste gaslevering in december 2020; onderkent de strategische rol van Azerbeidzjan als leverancier van fossiele brandstoffen aan de EU en is ingenomen met de bereidheid van Azerbeidzjan om nog meer bij te dragen aan de doelstellingen van de EU op het gebied van de zekerheid en diversificatie van de energievoorziening en klimaatneutraliteit, zoals uiteengezet in de Europese Green Deal; betreurt het dat de ambitie van Azerbeidzjan als strategische energiepartner niet wordt geëvenaard door zijn inspanningen op het gebied van democratische hervormingen en zijn eerbiediging van de fundamentele vrijheden en de mensenrechten; verzoekt de Commissie steun te verlenen aan buitenlandse investeringen van internationale partners, die bedoeld zijn om de connectiviteit tussen de EU en Azerbeidzjan te vergroten; verzoekt de Commissie te waarborgen dat gasinvoer uit niet-EU-landen niet de manier is om de Europese sancties op Russisch gas te omzeilen; roept Azerbeidzjan op hervormingen door te voeren in overeenstemming met de internationale verplichtingen van het land;

56.  neemt kennis van het nieuwe memorandum van overeenstemming tussen de EU en Azerbeidzjan over een strategisch partnerschap op het vlak van energie, dat op 18 juli 2022 in Bakoe is ondertekend door de Azerbeidzjaanse president Aliyev en Commissievoorzitter Von der Leyen, waarin het fundament wordt gelegd voor toekomstige samenwerking op het vlak van groene energie en een verbintenis is opgenomen om de capaciteit van de zuidelijke gascorridor te verdubbelen en zo uiterlijk in 2027 jaarlijks ten minste 20 miljard kubieke meter gas te leveren aan de EU; betreurt het echter dat het memorandum alleen gericht is op samenwerking op energiegebied en aan geen enkele voorwaarde is onderworpen; is ingenomen met de deelname van Azerbeidzjan aan het programma EU4Energy en dringt er bij het land op aan meer vooruitgang te boeken op het gebied van energie-efficiëntie;

57.  benadrukt het potentieel van Azerbeidzjan als producent en toekomstige exporteur van energie, met name windenergie op zee en groene waterstof, en verzoekt de Commissie en de lidstaten om de samenwerking tussen de EU en Azerbeidzjan op dit gebied op te voeren ter ondersteuning van de inspanningen van Azerbeidzjan om van een leverancier van olie en aardgas te evolueren naar een EU-partner voor hernieuwbare energie; benadrukt dat het gebruik van fossiele brandstoffen de klimaatnoodtoestand waarin wij ons momenteel bevinden slechts zal verergeren; benadrukt dat de EU moet investeren in hernieuwbare energie om haar klimaatbeloften waar te maken; verzoekt de autoriteiten van Azerbeidzjan cruciale stappen te zetten om de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen te versnellen en de energie-efficiëntie te verbeteren;

58.  verzoekt Azerbeidzjan om zijn inzet voor de bestrijding van de klimaatverandering en de bescherming van het milieu verder op te voeren; spoort Azerbeidzjan ertoe aan zijn emissiereductiestreefcijfers in het kader van zijn nationaal bepaalde bijdrage te verhogen en serieuze inspanningen te leveren om de uitstoot te verlagen;

59.  neemt kennis van de vooruitgang die is geboekt bij de onderhandelingen over een nieuwe alomvattende bilaterale overeenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan, en verzoekt de onderhandelende partijen in de nieuwe overeenkomst ook nauwere samenwerking buiten de energiesector te overwegen; benadrukt dat mensenrechten, de rechtsstaat, democratie en goed bestuur prioriteit moeten krijgen; spoort aan tot meer interparlementaire samenwerking tussen de EU en Azerbeidzjan met een brede agenda van vraagstukken van wederzijds belang; benadrukt dat goed bestuur en de eerbiediging van het internationaal recht en de internationale normen van cruciaal belang zijn om langdurige vrede met de buurlanden van Azerbeidzjan en in de bredere regio tot stand te brengen;

60.  is ingenomen met het aanzienlijke handelsverkeer tussen de EU en Azerbeidzjan en het hoge niveau van EU-investeringen in Azerbeidzjan; benadrukt dat het economisch en investeringsplan voor het Oostelijk Partnerschap maximaal 2 miljard EUR aan extra investeringen voor de opbouw van een dynamische en veerkrachtige economie kan aantrekken, hetgeen tastbare voordelen zal opleveren voor de bevolking van Azerbeidzjan en de groene en de digitale transitie van het land zal ondersteunen; verzoekt de EU steun te blijven verlenen aan de regionale ontwikkeling in Azerbeidzjan, met inbegrip van plattelandsontwikkeling, landbouw en voedselveiligheid, en is ingenomen met de vlaggenschipinitiatieven ter ondersteuning van economische duurzaamheid en veerkracht in Azerbeidzjan; neemt kennis van het potentieel voor toekomstige samenwerking met Europese ondernemingen en investeerders in het kader van rehabilitatie- en wederopbouwprojecten in Azerbeidzjan;

61.  betreurt het dat Azerbeidzjan slechts minimale vooruitgang heeft geboekt bij zijn inspanningen om een einde te maken aan de ergste vormen van kinderarbeid, seksuele uitbuiting en gedwongen bedelarij;

62.  merkt op dat het opheffen van de blokkades op de regionale vervoers- en communicatieverbindingen een belangrijke mogelijkheid zal bieden voor de sociaal-economische ontwikkeling van de zuidelijke Kaukasus; wijst erop dat dit moet gebeuren met volledige eerbiediging van de soevereiniteit van alle landen in de regio en op grond van het wederkerigheidsbeginsel; benadrukt dat Armenië en Azerbeidzjan in het kader van de trilaterale staakt-het-vurenverklaring van november 2020 zijn overeengekomen om de blokkades op de verbindingen tussen de westelijke regio’s van de Republiek Azerbeidzjan en de Autonome Republiek Nachitsjevan op te heffen en verbindingen tot stand te brengen tussen Armenië en Nagorno-Karabach;

63.  is verheugd over het initiatief om een nieuw regionaal platform voor Azerbeidzjan, Georgië en Armenië op te zetten en verzoekt de EU regionale samenwerking te ondersteunen teneinde de vrede, veiligheid en welvaart in de regio te bevorderen;

64.  onderkent de strategische geografische positie van Azerbeidzjan als een potentiële poort tussen Europa, Centraal-Azië en verder gelegen regio’s, binnen de zogenaamde Middle Corridor, die investeringen en financiering van de EU vereist om volledig te kunnen functioneren; benadrukt dat de Middle Corridor in de zoektocht naar alternatieven voor de handelsroutes die door Rusland lopen een belangrijke rol kan spelen;

65.  dringt er daarom bij de EU op aan Azerbeidzjan en zijn buurlanden te steunen bij hun inspanningen om trans-Kaspische en trans-Kaukasische verbindingen tot stand te brengen en nauwe contacten te onderhouden met Azerbeidzjan en de Centraal-Aziatische landen met het oog op de ontwikkeling van connectiviteitsprojecten tussen Europa, de zuidelijke Kaukasus en Centraal-Azië; verzoekt erom vastberaden werk te maken van de studie voor de aanleg van de trans-Kaspische pijpleiding, die zou bijdragen aan de zekerheid van de energievoorziening en de diversificatie van de leveranciers, de bronnen en de routes naar de Europese Unie, waarbij de doorvoer over het Russische grondgebied vermeden wordt; verzoekt de Commissie bilaterale uitwisselingen in het kader van de dialoog op hoog niveau over vervoer te intensiveren;

66.  verzoekt de regering van Azerbeidzjan om de in het kader van het Oostelijk Partnerschap beschikbare programma’s en projecten beter te benutten, met name de projecten die de contacten tussen burgers van de EU en Azerbeidzjan bevorderen, zoals gemakkelijker reizen en academische uitwisselingen;

o
o   o

67.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de regering van Azerbeidzjan.

(1) PB C 290 E van 29.11.2006, blz. 421.
(2) PB C 15 van 12.1.2022, blz. 156.
(3) PB C 342 van 6.9.2022, blz. 148.
(4) PB C 347 van 9.9.2022, blz. 198.
(5) PB C 493 van 27.12.2022, blz. 70.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0012.
(7) PB L 246 van 17.9.1999, blz. 3.
(8) PB L 265 van 24.10.2018, blz. 18.
(9) PB C 118 van 8.4.2020, blz. 158.
(10) PB C 356 van 4.10.2018, blz. 130.
(11) PB C 347 van 9.9.2022, blz. 61.
(12) https://rm.coe.int/report-on-the-visit-to-azerbaijan-from-8-to-12-july-2019-by-dunja-mija/168098e108.
(13) PB C 411 van 27.11.2020, blz. 107.
(14) https://pace.coe.int/en/files/29711/html

Laatst bijgewerkt op: 7 september 2023Juridische mededeling - Privacybeleid