Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2023 over de tenuitvoerlegging van het civiele GVDB en andere EU-veiligheidsbijstand (2022/2196(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name hoofdstuk 2, afdeling 2, over de bepalingen inzake het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB),
– gezien de conclusies van het voorzitterschap tijdens de top van de Europese Raad van Santa Maria da Feira op 19 en 20 juni 2000,
– gezien het civiel hoofddoel 2008 dat de Europese Raad op 17 december 2004 heeft goedgekeurd,
– gezien het nieuwe civiel hoofddoel 2008 dat de Europese Raad op 19 november 2007 heeft goedgekeurd,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 11 december 2013 getiteld “De brede EU-aanpak van externe conflicten en crisissituaties” (JOIN(2013)0030),
– gezien de conclusies van de Raad van 22 januari 2018 over de geïntegreerde aanpak van externe conflicten en crises,
– gezien de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het sluiten van een civiel GVDB-pact, van 19 november 2018,
– gezien de conclusies van de Raad van 10 december 2018 over vrouwen, vrede en veiligheid,
– gezien de conclusies van de Raad van 14 november 2022 over vrouwen, vrede en veiligheid,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 25 november 2020 getiteld “EU-Genderactieplan (GAP) III – Een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen in het externe optreden van de EU” (JOIN(2020)0017), de strategische aanpak van de EU inzake vrouwen, vrede en veiligheid van 10 december 2018 en het bijbehorende actieplan van 4 juli 2019, en de strategie en het actieplan van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 21 december 2021 voor de verbetering van de deelname van vrouwen aan civiele GVDB-missies in de periode 2021-2024,
– gezien de conclusies van de Raad van 5 juni 2020 over jongeren in het externe optreden,
– gezien de routekaart voor klimaatverandering en defensie van de Raad van 9 november 2020,
– gezien het concept van de Raad voor een geïntegreerde aanpak van klimaatverandering en veiligheid van 5 oktober 2021,
– gezien de derde jaarlijkse toetsingsconferentie van het pact inzake het civiele GVDB, die op 19 november 2021 in Brussel is gehouden,
– gezien de vierde en laatste jaarlijkse toetsingsconferentie van het pact inzake het civiele GVDB van 16 november 2022,
– gezien de conclusies van de Raad van 13 december 2021 over het pact inzake het civiele GVDB,
– gezien Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad(1) (de NDICI-verordening),
– gezien het “Strategisch kompas inzake veiligheid en defensie – Voor een Europese Unie die haar burgers, waarden en belangen beschermt en bijdraagt aan de internationale vrede en veiligheid”, zoals aangenomen door de Raad op 21 maart 2022 en bekrachtigd door de Europese Raad op 25 maart 2022,
– gezien de conclusies van de Raad over het pact inzake het civiele GVDB van 12 december 2022,
– gezien het EDEO-verslag over de basisstudie over de integratie van mensenrechten en gendergelijkheid in het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie van 30 maart 2022,
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0091/2023),
A. overwegende dat civiele crisisbeheersing sinds 1999 een belangrijke pijler van het GVDB van de EU is geworden op het gebied van conflictpreventie, stabilisatie en bevordering van duurzame vrede; overwegende dat het 20 jaar geleden is dat de civiele politiemissie van de EU (EUPM) in Bosnië en Herzegovina werd gelanceerd (in 2003), als de eerste GVDB-missie; overwegende dat de Verdragen en de prioriteiten van Feira van 2000 de grondslag vormen voor civiele crisisbeheersing; overwegende dat de lidstaten krachtens artikel 42 VEU de nodige vermogens voor de missies moeten leveren; overwegende dat de EU op dit moment 12 civiele missies heeft lopen en in de 20 jaar waarin zij nu aan civiele crisisbeheersing doet 24 missies heeft gelanceerd op drie continenten, waaruit blijkt dat de vraag naar civiele crisisbeheersing is toegenomen, mede als gevolg van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne; overwegende dat civiele missies een cruciaal onderdeel vormen van de bredere reactie van de EU op veiligheidsuitdagingen met niet-militaire middelen, en effectieve opleiding en operationele vermogens behoeven om gelijke tred te houden met het veranderende dreigingsmilieu aan de oostelijke en de zuidelijke flank van Europa; overwegende dat er als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie en de humanitaire crisis in en rond de EU meer wordt gevraagd van de GVDB-missies, waardoor de begroting van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) zwaar onder druk staat;
B. overwegende dat het strategisch kompas van de EU onder meer tot doel heeft de civiele en militaire GVDB-missies en -operaties van de EU te versterken door de mandaten ervan robuuster en flexibeler te maken, snellere en flexibelere besluitvormingsprocessen te bevorderen en te zorgen voor grotere financiële solidariteit; overwegende dat de EU haar positie als legitieme civiele macht versterkt doordat haar identiteit in de GVDB-missies verweven zit; overwegende dat de EU zich ervoor inzet om assertiever en daadkrachtiger in te staan voor de veiligheid en beter voorbereid te zijn om huidige en toekomstige dreigingen en uitdagingen aan te pakken, en om samen met haar partners de Europese en mondiale veiligheidsorde te verdedigen; overwegende dat het civiele GVDB voor de EU een uniek instrument vormt voor civiele respons op de meest dringende crises; overwegende dat het GVDB dankzij de toegang tot planning, middelen en logistiek in potentie het primaire kader voor civiel crisisbeheer in noodsituaties is, en dan ook bij zowel door de mens veroorzaakte als natuurrampen als praktisch middelpunt voor maatschappelijke weerbaarheid en herstel dienst moet doen; overwegende dat de GVDB-missies en -operaties hierdoor in staat moeten worden gesteld zich snel aan te passen aan nieuwe dreigingen en uitdagingen en hun doeltreffendheid te vergroten, mede gelet op de nieuwe veiligheidssituatie en de toenemende aanwezigheid van onze strategische concurrenten in de operationele gebieden; overwegende dat een doeltreffender civiel GVDB gezien de huidige geopolitieke context hoognodig is; overwegende dat de EU en de lidstaten hebben afgesproken het civiele GVDB te versterken door middel van een nieuw pact dat een snellere inzet mogelijk maakt, ook in complexe omgevingen;
C. overwegende dat de Raad van Göteborg van 2001 besloot om 200 rechters en officieren van justitie, een pool van deskundigen op het gebied van civiel bestuur, en maximaal 2 000 personen in civiele-beschermingsteams in te zetten; overwegende dat in het kader van het civiel hoofddoel van 2010 285 deskundigen op het gebied van conflictanalyse, overgangsjustitie en dialoog werden toegevoegd, en werd voorzien in de oprichting van civiele reactieteams, bestaande uit een pool van 100 deskundigen;
D. overwegende dat het civiele GVDB bijdraagt aan de geïntegreerde aanpak van conflicten en crises op gebieden als politie, de rechtsstaat, civiel bestuur, hervorming van de veiligheidssector en monitoring overeenkomstig de artikelen 42 en 43 VEU, en vergezeld gaat van aanvullende maatregelen die worden uitgevoerd in het kader van het instrument Europa in de wereld van de EU, waarbij de internationale veiligheid wordt versterkt;
E. overwegende dat de goedkeuring van het pact inzake het civiele GVDB in 2018 een belangrijke stap voorwaarts was in het versterken van de civiele crisisbeheersingscapaciteit van de EU en het vergroten van de betrokkenheid en de verantwoordelijkheid van de lidstaten alsook van de middelen die zij bijdragen; overwegende dat een hoger niveau van politieke ambitie en technische inzet alsook meer personele en financiële middelen van de lidstaten nodig zijn om de overeengekomen doelstellingen te verwezenlijken, hetgeen nog niet is gebeurd, en om de legitimiteit van die missies te vergroten;
F. overwegende dat de civiele GVDB-taken in de loop der jaren zijn uitgebreid tot onder meer overgangsjustitie, bemiddeling, dialoog en conflictanalyse, en ondersteuning van de implementatie van hervormingen met praktische adviezen, opleiding en uitrusting, en verder overwegende dat zij onverwijld moeten worden aangepast aan nieuwe en opkomende uitdagingen zoals hybride dreigingen, waaronder cyberaanvallen, de instrumentalisering van migratie, buitenlandse inmenging, beïnvloeding en manipulatie van informatie, terrorisme en radicalisering, maritieme veiligheid, georganiseerde criminaliteit en de bescherming van cultureel erfgoed; overwegende dat de GVDB-missies en -operaties van de EU ook doelwit zijn van hybride dreigingen, met inbegrip van desinformatie, waardoor de doeltreffendheid ervan bij het stabiliseren van het land waar zij worden ingezet, in gevaar komt; overwegende dat klimaatverandering en milieudegradatie een grote impact hebben op de operationele omstandigheden van crisisbeheersing en steeds meer aandacht vragen bij de planning en uitvoering van civiele missies;
G. overwegende dat in veel conflictgebieden de bevolking voor een groot deel uit jongeren bestaat; overwegende dat jongeren actief moeten worden betrokken bij de totstandbrenging van duurzame vrede en veiligheid, en een bijdrage moeten leveren aan conflictpreventie en vredesopbouw, met inbegrip van de bevordering van de rechtsstaat, rechtvaardigheid en verzoening; overwegende dat de EU heeft toegezegd de rechten van kinderen in haar externe optreden te bevorderen, maar dat deze verbintenis nog niet wordt geïmplementeerd in het kader van het GVDB;
H. overwegende dat de EU inspanningen levert om de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid centraal te stellen in haar GBVB, en dat de lidstaten zich inzetten voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in GVDB-missies, maar dat in het pact inzake het civiele GVDB van 2018 geen concrete doelstelling voor de vertegenwoordiging van vrouwen in civiele missies is vastgesteld en niet wordt verwezen naar gendergelijkheid;
I. overwegende dat de vertegenwoordiging van vrouwen in GVDB-missies en -operaties in de vijfjarige periode 2015-2020 ongewijzigd is gebleven; overwegende dat vrouwen in de civiele hoofdkwartierstructuren (het directoraat geïntegreerde aanpak van veiligheid en vrede (ISPD), het directoraat veiligheids- en defensiebeleid (SECDEFPOL) en het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC)) ongeveer 50 % van het personeel uitmaken, maar dat zij in managementfuncties nog steeds ondervertegenwoordigd zijn (30 %);
J. overwegende dat alle personeelsleden sinds 2017 alvorens te worden ingezet een opleidingssessie over mensenrechten en gendergelijkheid moeten volgen; overwegende dat meer dan een derde van de respondenten die zijn ondervraagd voor het EDEO-verslag over de basisstudie over de integratie van mensenrechten en gendergelijkheid in het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de EU die sessie niet heeft gevolgd;
K. overwegende dat de lidstaten uiterlijk in mei 2023 een nieuw pact inzake het civiele GVDB moeten vaststellen om de inspanningen voor doeltreffendereenslagvaardigere civieleGVDB-missies voort te zetten, met name rekening houdend met de toenemende mondiale veiligheidsuitdagingen; overwegende dat het veranderende geopolitieke landschap en de veranderende veiligheidssituatie, met inbegrip van de conflicten in de omgeving van de EU en op Europees grondgebied, alsook de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, desinformatie, terrorisme en hybride en kwaadaardige dreigingen, volledige inzet vereisen om het civiele GVDB te versterken middels een nieuw civiel GVDB-pact;
Verbetering van de strategische visie voor civiele crisisbeheersing
1. benadrukt dat de civiele crisisbeheersing van de EU een belangrijke bijdrage levert aan de internationale vrede en veiligheid en een sleutelrol speelt bij de uitvoering van de geïntegreerde aanpak van externe conflicten en crises van de EU;
2. herinnert eraan dat crisisbeheersing een centrale plaats inneemt in het GVDB van de EU, met name via haar militaire en civiele missies en operaties; brengt in herinnering dat een van de belangrijkste conclusies van de dreigingsanalyse 2020 luidde dat het vermogen van de EU om snel op crises te reageren moet worden versterkt en dat haar algemene paraatheid moet worden vergroot; onderstreept derhalve het belang van de taken die worden toevertrouwd aan het personeel dat in civiele GVDB-missies werkzaam is, hetgeen impliceert dat de lidstaten in dit verband relevante profielschetsen moeten verstrekken om de nationale bijdragen aan civiele GVDB-missies te vergroten, en de EDEO een zorgvuldig personeelsbeleid moet voeren; overwegende dat de EU ook een belangrijke rol speelt door werk te bieden aan internationale en plaatselijke medewerkers;
3. verzoekt de lidstaten het nieuwe pact inzake het civiele GVDB te gebruiken om hun strategische visie op civiele crisisbeheersing te versterken door de rol, de doeltreffendheid en de toegevoegde waarde van het civiele GVDB te verduidelijken en door een gemeenschappelijk ambitieniveau voor civiele crisisbeheersing vast te stellen;
4. herinnert eraan dat de dreigingsanalyse die voorafging aan de vaststelling van het strategisch kompas in 2022 een unieke mogelijkheid bood om het veiligheids- en defensiebeleid van de EU te actualiseren; verzoekt de lidstaten en de EDEO deze analyse te benutten in hun discussies over de toekomst van civiele crisisbeheersing en over het beoogde gebruik van het civiele GVDB;
5. is van mening dat traditionele civiele GVDB-taken zoals politie, de rechtsstaat, civiel bestuur, hervorming van de veiligheidssector, monitoring, ontwapening en demobilisatie relevanter dan ooit zijn om de sectoren veiligheid en justitie te stabiliseren en te moderniseren; onderstreept dat de taken in het kader van de geïntegreerde aanpak en de Verdragen verder moeten worden geactualiseerd en uitgebreid in het licht van de nieuwe risico’s en dreigingen die zijn ontstaan en die tot een nieuwe veiligheidssituatie hebben geleid; benadrukt dat horizontale kwesties moeten worden geïntegreerd en versterkt, met name:
(a)
menselijke veiligheid,
(b)
veiligheidsbehoeften en eigen inbreng van de overheid van de gastlanden en de plaatselijke bevolking,
(c)
gendersensitiviteit, gelijkheid en vrouwen, agenda voor vrede en veiligheid (VVV),
(d)
de agenda voor jongeren, vrede en veiligheid, kinderen en gewapende conflicten,
(e)
bemiddeling, dialoog en verzoening,
(f)
zinvolle betrokkenheid bij het maatschappelijk middenveld,
(g)
het verband tussen veiligheid en klimaat,
(h)
civiel-militaire interactie door de rechtsstaat en verantwoordingsplicht te bevorderen, onder meer door de justitieketen en de capaciteit om doeltreffend te reageren op veiligheidsuitdagingen te versterken,
(i)
de civiele aspecten van ontwapening, demobilisatie en reïntegratie,
(j)
het bestrijden van corruptie,
(k)
monitoring en bestrijding van desinformatiecampagnes,
(l)
bescherming en behoud van cultureel erfgoed;
6. benadrukt dat menselijke veiligheid, de veiligheidsbehoeften van de plaatselijke bevolking, genderbewustzijn, parlementaire controle, transparantie en de verantwoordingsplicht van de plaatselijke veiligheidssector op proactievere wijze moeten worden geïntegreerd in het mandaat en de werkzaamheden van de missies;
7. benadrukt dat het welslagen van civiele GVDB-missies sterk afhangt van de mate waarin men openstaat voor de zienswijze en inbreng van het gastland; dringt aan op maatwerk, actieve betrokkenheid en samenwerking met de overheid van het gastland, het maatschappelijk middenveld en de plaatselijke bevolking; onderstreept derhalve het belang van plaatselijk eigenaarschap gedurende de uitvoering van het mandaat van de missie, vanaf het ontwerp tot de uitvoering, de monitoring en de evaluatie; benadrukt dat het personeel van civiele GVDB-missies een vertrouwensband moet opbouwen met de overheid, het maatschappelijk middenveld en de bevolking in de gastlanden, waartoe situationeel bewustzijn, cultureel begrip en kennis van de plaatselijke talen vereist zijn; is ingenomen met de operationele richtsnoeren van de EDEO voor proactieve betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij GVDB-missies; herinnert eraan dat civiele missies bijzondere aandacht moeten besteden aan conflictdynamiek, robuuste risicobeoordelings- en beperkingsprocessen, en meer effectgerichte monitoring en evaluatie van GVDB-interventies moeten omvatten, evenals meer raadplegings- en feedbackmechanismen; pleit voor het opzetten van veilige en beveiligde formele, informele en anonieme kanalen waar het maatschappelijk middenveld feedback en klachten over missies kan indienen, zodat de EU beter kan vaststellen hoe doeltreffend haar operaties zijn;
8. merkt op dat het welslagen van civiele GVDB-missies soms in gevaar komt doordat de overheid van de gastlanden de toegezegde hervormingen niet doorvoert; roept derhalve op tot intensievere samenwerking met de gastlanden, waarbij in gelijke mate aandacht wordt besteed aan opleiding en institutionele hervormingen; pleit ervoor om de geïntegreerde aanpak van de EU, die naast de civiele GVDB-missies ook ontwikkelings- en humanitaire hulp omvat, te gebruiken om die civiele missies de nodige armslag te geven om de overheid van de gastlanden op koers te houden om hun verbintenissen na te komen en fundamentele vrijheden en mensenrechten te eerbiedigen; merkt op hoe belangrijk het is dat civiele GVDB-missies coördinatie plegen met andere internationale partners die betrokken zijn bij vergelijkbare activiteiten in het gastland; merkt op dat civiele GVDB-missies vaak plaatsvinden in landen en regio’s die betwist worden door statelijke en niet-statelijke actoren die bereid zijn het vermogen en de geloofwaardigheid van de EU als veiligheidsverschaffer te ondermijnen; benadrukt in dit verband dat al het optreden van de EU geloofwaardig moet zijn in de ogen van de plaatselijke en regionale bevolking en overheid, dat daarbij nauw en oprecht moet worden samengewerkt met de gastlanden en veelvuldig overleg moet plaatsvinden tussen missiepersoneel, nationale overheden en de algemene bevolking; verzoekt de EU en de lidstaten dan ook hun strategische communicatie inzake civiele crisisbeheersing te verbeteren om politieke steun te verwerven in de EU en in de landen waar de missies plaatsvinden, en in dat verband op elke missie toegesneden strategische communicatie te verzorgen, met bijzondere aandacht voor de doelstellingen en waarden van de missie en de voordelen daarvan voor de plaatselijke bevolking, en om een doeltreffender aanwerving van gekwalificeerd personeel voor civiele GVDB-missies, met inbegrip van vrouwen, te ondersteunen;
9. is van mening dat het civiele GVDB deel moet uitmaken van een bredere politieke strategie waarmee de onderliggende oorzaken van conflicten, waaronder klimaatverandering, worden aangepakt; brengt in herinnering dat missies moeten worden onderbouwd met conflictanalyses waarin het klimaat in aanmerking wordt genomen en dringt erop aan klimaatverandering en milieudegradatie verder te integreren in de civiele crisisbeheersing; wijst erop dat het verband tussen klimaat en veiligheid moet worden opgenomen in het pact 2.0, waarbij duidelijk wordt uitgelegd hoe dit kan worden geoperationaliseerd in het kader van civiele crisisbeheersing; herhaalt de oproep van de Raad in zijn conclusies van december 2022 om in het kader van missies en operaties concrete stappen te zetten om de milieuvoetafdruk ervan te verkleinen met als doel klimaatneutraliteit in 2050, conform de doelstellingen van de Europese Green Deal;
10. benadrukt hoe belangrijk het is de civiele GVDB-inspanningen op specifieke terreinen te beoordelen, met name wat betreft de aanpak van nieuwe en opkomende veiligheidsproblemen zoals de instrumentalisering van migratie, maritieme veiligheid en georganiseerde misdaad; betreurt het dat de EU vaak tekortschiet bij de preventie en opsporing van hybride dreigingen, met name informatiemanipulatie, die rechtstreeks van invloed zijn op het welslagen van civiele GVDB-missies; is in dit verband ingenomen met het besluit om een hybride EU-instrumentarium voor een gecoördineerde respons op hybride campagnes te ontwikkelen; verwelkomt daarnaast de gezamenlijke mededeling over een EU-cyberdefensiebeleid, waarin erop wordt gewezen hoe belangrijk cyberveerkracht voor GVDB-missies is, en benadrukt dat het beleid en de vermogens van de EU op het gebied van cyberdefensie verder moeten worden ontwikkeld, met inbegrip van de oprichting van snellereactieteams bij cyberincidenten en de uitbreiding daarvan tot ondersteuning van civiele GVDB-missies; geeft nogmaals aan dat het ontwikkelen van strategische communicatievermogens, inclusief beveiligde communicatiesystemen, met gebruikmaking van het EU-programma voor beveiligde communicatie, alsook het opnemen van een gemeenschappelijk platform voor het uitwisselen van informatie tussen het CPCC en operaties ter plekken, absolute prioriteit verdient, met gebruikmaking van technologische innovaties, en dat tegelijkertijd het cyberbewustzijn en de cyberveerkracht van GVDB-missies moeten worden versterkt; roept op tot versterking van de cyberveerkracht van de algemene CPCC-structuren en de GVDB-missies;
11. vraagt de lidstaten en de EDEO iets te doen aan de aanhoudende en toenemende dreigingen voor de bescherming en het behoud van cultureel erfgoed en aan de smokkel van cultuurgoederen, met name in conflictgebieden;
12. dringt erop aan dat het nieuwe pact inzake het civiele GVDB wordt gebruikt om te streven naar de volledige, gelijke en betekenisvolle deelname van vrouwen aan het civiele GVDB; benadrukt de belangrijke bijdrage die vrouwen leveren aan het succes van de missies en operaties van het GVDB, en hun bijdrage aan de geloofwaardigheid van de EU als verdediger van gelijke rechten voor mannen en vrouwen wereldwijd; herinnert eraan dat voor het EU-genderactieplan III (GAP III) (2021-2025) een systematische integratie van een genderperspectief vereist is in al het EU-beleid en alle externe optredens, met inbegrip van het GVDB; dringt er bij de lidstaten en de EDEO op aan een toename van het aantal vrouwen bij GVDB-operaties te bevorderen, onder meer, als eerste stap, door ernaar te streven de deelname van vrouwen tegen 2024 te verhogen tot ten minste 40 % in alle missies en op alle niveaus; beveelt de lidstaten aan hun goedkeuring te hechten aan de strategie en het actieplan van het CPCC voor de verbetering van de deelname van vrouwen aan civiele GVDB-missies in de periode 2021-2024; verzoekt de EU-lidstaten derhalve toe te zeggen geleidelijk een genderevenwicht tot stand te brengen bij de benoeming van missiehoofden en andere hogere leidinggevenden; spoort hen aan nauw samen te werken met het plaatselijke maatschappelijk middenveld om gendergelijkheid en -mainstreaming waar mogelijk te bevorderen;
13. roept ertoe op de bescherming van kinderen en de agenda voor kinderen in conflictsituaties, alsook de agenda voor jongeren, vrede en veiligheid, op doeltreffende wijze uit te voeren in het kader van civiele crisisbeheersing, jongeren actief te betrekken bij het ontwerp en de uitvoering van missies en operaties en hun perspectief in aanmerking te nemen in conflictanalyses;
14. benadrukt dat het anticiperen op toekomstige veranderingen in de veiligheidsomgeving van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat de strategische doelstellingen van civiele crisisbeheersing worden verwezenlijkt; dringt erop aan dat met het nieuwe pact inzake het civiele GVDB uitvoering wordt gegeven aan meer op scenario’s gebaseerde planning, strategische prognoses en conflictanalyse, alsook vroegtijdige waarschuwing bij de besluitvorming over missies en mandaten;
15. roept het CPCC, het EUMC en het militaire personeel van de EU op een model te ontwikkelen om beste praktijken inzake de planning van campagnes en missies te creëren en in een zo vroeg mogelijk stadium uit te wisselen met partners die van cruciaal belang zijn voor het welslagen van de campagne;
16. roept ertoe op in het CPCC en in het militair plannings- en uitvoeringsvermogen (MPCC) van de EU de nadruk te leggen op de civiel-militaire beroepsopleiding van al het personeel in GVDB-missies door de deskundigheid van civiele en defensiemedewerkers te bevorderen via de Europese Veiligheids- en defensieacademie, zodat de GVDB-medewerkers de complexiteit van de veiligheidsuitdagingen in de landen waar zij worden ingezet beter begrijpen en erop kunnen reageren;
17. roept de EDEO, het MPCC, het CPCC en het GVDB-hoofdkwartier op om te werken aan een betere samenwerking tussen civiele en militaire partners op basis van versterkte institutionele betrekkingen en het delen van kennis en analyses, en daartoe een breed planningskader en een passende manier van werken te ontwikkelen;
18. dringt er bij de lidstaten, de Commissie en de EDEO op aan een concreet plan te ontwikkelen voor de uitvoering van de geïntegreerde aanpak en ervoor te zorgen dat alle relevante instrumenten van de EU en de lidstaten (militair GVDB, Europa in de wereld, het instrument voor pretoetredingssteun) op coherente wijze worden toegepast en de algemene doelstellingen van de EU op efficiëntere wijze verwezenlijken; roept op tot verdere inspanningen om de overgang tussen verschillende politieke en technische instrumenten van de EU in goede banen te leiden;
19. wijst op het belang van samenwerking, met inbegrip van nauwere coördinatie inzake mandaten, met partners zoals de VN, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de NAVO, bij de aanpak van bestaande en toekomstige dreigingen en uitdagingen voor de veiligheid;
20. dringt er bij de lidstaten op aan de kandidaat-lidstaten van de EU per geval uit te nodigen om een bijdrage te leveren en deel te nemen aan civiele GVDB-missies; roept ertoe op geïnteresseerde landen bij te staan om ze op te leiden en voor te bereiden voor deelname; wijst in dit verband op de toegevoegde waarde die partnerschappen met derde landen kunnen hebben voor civiele GVDB-missies; verwelkomt de steun van derde landen met betrekking tot Oekraïne en herinnert eraan dat landen zoals Noorwegen, IJsland, Australië, Zwitserland, de Verenigde Staten, Canada, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk aanzienlijke politieke en financiële middelen kunnen inbrengen in de civiele GVDB-missies; verzoekt de Commissie haar kader voor deelnameovereenkomsten met derde partnerlanden te herzien, aangezien het aantal gedetacheerde deskundigen uit derde landen sinds 2010 is gedaald van 200 naar tien;
Uitvoering van het pact
21. neemt nota van de resultaten die met het pact van 2018 zijn behaald, doordat het ertoe heeft geleid dat de lidstaten hun nationale uitvoeringsplannen (NIP’s) hebben ontwikkeld, onder meer door middel van een gestructureerde dialoog en de uitwisseling van goede praktijken en getrokken lessen, dat erop wordt voortgebouwd door gestructureerde en regelmatige processen inzake defensievermogens waarover overeenstemming moet worden bereikt, en dat regionale samenwerking en gezamenlijke acties tussen de lidstaten worden bevorderd;
22. steunt initiatieven die gericht zijn op de ontwikkeling van een instrument voor de opleiding en uitrusting van civiele missies opdat de EU derde landen beter kan ondersteunen en beter tegemoet kan komen aan hun specifieke verwachtingen en behoeften; dringt er dan ook op aan deze inspanningen voort te zetten, meer cijfermatige doelstellingen vast te leggen, alsook tijdschema’s voor alle acties, met inbegrip van het aanwijzen van de verantwoordelijke entiteiten;
23. onderstreept de uitdagingen waarmee civiele GVDB-missies worden geconfronteerd, zoals de beschikbaarheid van vermogens en middelen, het reactievermogen, het gebrek aan kernprestatie-indicatoren, snellere besluitvorming en meer schaalbare, aanpasbare, modulaire missies en duidelijkere mandaten, en dat daar al op is gewezen in het eerste pact, wat heeft geleid tot een grotere nadruk op het civiele GVDB, maar niet tot volledige operationalisering en de daarmee gepaard gaande grotere deelname en grotere eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten, wat dringend aan de orde moet worden gesteld in het nieuwe pact inzake het civiele GVDB;
24. merkt op dat het aantal langlopende civiele GVDB-operaties aantoont dat er duidelijk omschreven politieke en operationele doelstellingen en exitstrategieën nodig zijn, die moeten worden geëvalueerd; roept ertoe op duidelijke exitstrategieën voor civiele missies te ontwikkelen, met benchmarks om hun succes te meten, zodat missies sneller kunnen worden afgesloten wanneer de operationele en politieke doelstellingen (niet) zijn verwezenlijkt of wanneer in het land van vestiging niet meer aan de relevante veiligheids-, politieke of strategische voorwaarden kan worden voldaan; roept dan ook op tot een openhartig politiek debat over het stopzetten van missies die niet het gewenste succes hebben, met het risico dat het uitblijven van vooruitgang in het gastland wordt gelegitimeerd;
25. merkt op dat de enige beoordelingen van mandaten van civiele GVDB-missies die momenteel van kracht zijn, strategische evaluaties zijn die als input dienen voor de verlenging, aanpassing of afsluiting van de missie; benadrukt dat het belangrijk is een systeem en een methodologie te ontwikkelen en vast te stellen om de uitvoering van missies, alsook de doeltreffendheid en het financieel beheer ervan te beoordelen; benadrukt in dit verband het belang van een onpartijdig en onafhankelijk mechanisme voor het evalueren van de impact van missies; is ingenomen met de hiertoe door de EDEO opgestelde nota met opties voor de evaluatie; merkt op dat er voldoende middelen moeten worden uitgetrokken voor de evaluatie van civiele GVDB-missies en de doeltreffendheid ervan, en dat systematische evaluaties in aanmerking moeten worden genomen bij de politieke besluitvorming over zowel lopende als toekomstige missies;
26. is ingenomen met de operationele richtsnoeren van de EDEO-het CPCC, die voorzien in instrumenten waarmee civiele GVDB-missies proactief kunnen samenwerken met actoren uit het maatschappelijk middenveld als belangrijke partners op alle niveaus en in alle processtadia; is verheugd over de operationele richtsnoeren van de EDEO inzake mainstreaming van en zorgvuldigheid met betrekking tot mensenrechten en roept op tot de daadwerkelijke uitvoering daarvan, met name door duidelijke interne procedures vast te stellen voor het beheer van de risico’s in verband met de mensenrechten die voortvloeien uit de ondersteuning van de veiligheidssector;
Versterking en levering van de vermogens in overeenstemming met het ambitieniveau van het pact
27. verzoekt de EDEO om samen met de relevante diensten van de Commissie en de lidstaten een gestructureerd en periodiek proces voor de ontwikkeling van civiele vermogens te ontwikkelen om de vermogensbehoeften van de lidstaten in kaart te brengen, de vereisten te ontwikkelen, een kloofanalyse uit te voeren en de vorderingen periodiek te evalueren; spoort de vice-voorzitter van de Commissie / de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan te onderzoeken of financiële stimulansen kunnen worden geboden om de lidstaten te helpen bij hun inspanningen voor het ontwikkelen van vermogens, zoals aangegeven in het civiele pact van 2018, en er tegelijkertijd bij de lidstaten op aan te dringen in het nieuwe pact de verbintenis te handhaven om de volledige waaier van vermogens te ontwikkelen die nodig zijn voor de uitvoering en ondersteuning van civiele crisisbeheersingsmissies;
28. betreurt het dat civiele GVDB-missies, hoewel zij een van de kernverbintenissen van het pact vormen, continu te lijden hebben onder het probleem dat de lidstaten hun toezeggingen om voldoende personeel ter beschikking te stellen niet nakomen, waarbij 10 lidstaten momenteel 78 % van het gedetacheerde personeel ter beschikking stellen en 17 lidstaten slechts 22 %; verzoekt de lidstaten in het nieuwe pact de verbintenis te handhaven om gezamenlijk het aantal gedetacheerde medewerkers en hun aandeel te verhogen in alle missies en op alle niveaus, en te streven naar de terbeschikkingstelling van gedetacheerd personeel om alle operationele functies te vullen alsmede naar ten minste 60 % gedetacheerd personeel voor niet-operationele functies; verzoekt de lidstaten de detachering van personeel te harmoniseren om het verstorende effect van ongecoördineerd personeelsverloop in de missies te beperken; verzoekt de lidstaten voorts te waarborgen dat gedetacheerd personeel door middel van loopbaanontwikkelingsbeleid wordt beloond voor deelname aan EU-missies; verzoekt de EDEO de huidige situatie te evalueren en indicatoren voor de lidstaten vast te stellen om het personeelsverloop en de bezettingsgraad van posten te meten op basis van functiecategorie en type dienstverband;
29. benadrukt dat het personeelsbeleid en het beheersysteem moeten worden hervormd en dat ervoor moet worden gezorgd dat de arbeidsomstandigheden in civiele GVDB-missies bijdragen tot een veiliger en inclusiever klimaat, in het bijzonder voor vrouwen; is ingenomen met de inspanningen van de EDEO om zwakke punten in de ondersteuning van het personeel van missies aan te pakken, met inbegrip van de herziening van de gedragscode, met bijzondere aandacht voor de mensenrechtenbeginselen, en om een model te ontwikkelen voor het formuleren en uitwisselen van optimale campagnepraktijken en/of missieplanningsconcepten; benadrukt dat het belangrijk is een netwerk van vertrouwenspersonen op te richten; roept op tot een geformaliseerd, zinvol en stelselmatig overlegproces met vertegenwoordigers van het personeel van de civiele veiligheidsmissies van de EU; verzoekt de EDEO na te gaan hoe het personeelsverloop en het aantal vacatures kunnen worden beperkt, onder meer door de stationeringsduur te verlengen;
30. betreurt de krappe middelen van de EDEO op het gebied van het civiele GVDB in het algemeen, met inbegrip van het CPCC, dat met een personeelsbestand van 110 personen momenteel steun verleent aan twaalf missies van 2 200 personeelsleden; verzoekt de lidstaten te zorgen voor de snelle ontwikkeling van het CPCC tot een volledig operationeel hoofdkwartier, door ervoor te zorgen dat het over de nodige middelen, personeelsleden en deskundigheid beschikt; benadrukt dat het MPCC alle militaire missies moet plannen en uitvoeren met een duidelijke commandostructuur en dat het moet worden voorzien van de benodigde personeelsleden, middelen en infrastructuur; benadrukt de noodzaak om de civiel-militaire coördinatie en interactie op het niveau van de EU te verbeteren, en de complementariteit en synergieën met het militaire GVDB te vergroten en tegelijkertijd de civiele en de militaire commandoketen gescheiden te houden;
31. benadrukt dat opleiding van essentieel belang is voor de doeltreffendheid, die op zijn beurt cruciaal is voor succesvolle civiele GVDB-missies; dringt aan op een alomvattende beoordeling van de algemene civiele GVDB-opleidingsstructuur om behoeften, lacunes en overlappingen op het gebied van opleiding in de lidstaten in kaart te brengen, teneinde het EU-beleid inzake opleiding voor het GVDB te verbeteren en te harmoniseren, met bijzondere aandacht voor de behoeften van de lokale bevolking; is van mening dat de kernelementen en -begrippen van mensenrechten- en gendermainstreaming stelselmatig moeten worden opgenomen in de opleiding vóór uitzending en de introductieopleiding; herinnert eraan dat de opleidingsactiviteiten in het kader van GVDB-missies het personeel de kennis, het begrip, de vaardigheden en de houding moeten bijbrengen die nodig zijn in complexe culturele omgevingen, ook in verband met de behoeften van de plaatselijke bevolking, en derhalve sessies moeten omvatten inzake internationaal humanitair recht, mensenrechten, gendergelijkheid, civiel-militaire samenwerking, menselijke veiligheid, conflictgevoeligheid, antiracisme en interculturele communicatie;
32. verzoekt de Commissie, de EDEO, het CPCC en het MPCC zich meer in te spannen voor de oprichting van werkgroepen van verschillende instanties, waarbij oefeningen en opleiding worden gebruikt voor de ontwikkeling van beste praktijken, samenwerking tussen instanties en solide persoonlijke relaties tussen functies, die van cruciaal belang zijn voor doeltreffende civiel-militaire partnerschappen, bijvoorbeeld in de landen van het Oostelijk Partnerschap;
33. benadrukt hoe belangrijk het is om tegen civiele GVDB-missies gerichte negatieve desinformatie te bestrijden; roept er daarnaast toe op het missiepersoneel beter op te leiden wat betreft het voorkomen, opsporen en aanpakken van hybride dreigingen, in het bijzonder informatiemanipulatie; merkt op dat de afdeling strategische communicatie van de EDEO en de EU-missies meer zijn gaan samenwerken om de tegen hen gerichte desinformatiecampagnes te bestrijden; verzoekt alle EU-missies in het buitenland bij deze samenwerking te betrekken en ervoor te zorgen dat elke missie beschikt over goed opgeleid personeel dat belast is met de monitoring van, de verslaglegging over en - waar mogelijk - de bestrijding van desinformatie; is van mening dat de grootschalige desinformatiestrategie moet worden bestreden met een alomvattend, efficiënt en gecoördineerd actieplan van de EDEO en de EU met de actieve steun van de missies en delegaties;
34. dringt erop aan om, waar mogelijk en nodig, voor duurzame, op de lange termijn gerichte capaciteitsopbouw en opleiding te zorgen, zoals programma’s voor het opleiden van opleiders, om de uitvoerbaarheid en het welslagen van de missies op lange termijn te waarborgen; wenst dat in de mandaten van de GVDB-missies advies- en opleidingstaken worden opgenomen met betrekking tot opkomende technologieën;
35. brengt in herinnering dat kennisbeheer cruciaal is en een essentieel onderdeel vormt van de uitvoering van de geïntegreerde aanpak; benadrukt het belang van de ontwikkeling van een kennisbeheerstructuur om op een meer systematische manier deskundigheid te behouden, optimale werkmethoden te bevorderen en lessen te trekken, alsook een cultuur van leren te stimuleren onder het personeel dat werkzaam is bij en werkt aan civiele GVDB-missies; is verheugd over de inspanningen die de EDEO en het CPCC momenteel leveren in dit verband; verzoekt de lidstaten de aanstelling van speciale deskundigen op het gebied van kennisbeheer en evaluatie, ter plekke en in het CPCC, te ondersteunen;
Hernieuwde, gerichte aandacht voor lopende missies
36. verwelkomt de herziening van het mandaat van de EU-adviesmissie in Oekraïne, dat wordt uitgebreid met nieuwe taken om Oekraïne te steunen in het licht van de Russische aanvalsoorlog; brengt in herinnering dat krachtige ondersteuning van de civiele veiligheid in Oekraïne van groot belang zal zijn voor de wederopbouw van het land en zijn weg naar het EU-lidmaatschap; verzoekt de EU en de lidstaten hun steun voor de opbouw van de civiele vermogens in Oekraïne verder op te voeren, onder meer op het gebied van corruptiebestrijding, het opzetten van een doeltreffende rechtsstaat en vergroting van de weerbaarheid tegen cyber- en hybride dreigingen; prijst de werkzaamheden en de fysieke aanwezigheid op Oekraïens grondgebied van de 79 medewerkers van de civiele missie van de EU (EUAM) in Oekraïne; spoort de missie aan Oekraïne te blijven ondersteunen bij het documenteren en onderzoeken van oorlogsmisdaden; verzoekt de Commissie in het kader van de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne zo spoedig mogelijk met EUAM Oekraïne te overleggen om profijt te trekken van haar ervaring met veiligheidsvraagstukken, haar langdurige partnerschap met de Oekraïense autoriteiten en haar sterke aanwezigheid ter plaatse; onderstreept de belangrijke ondersteuning die de missie levert op het gebied van strafrechtelijk onderzoek;
37. is ingenomen met de snelle inzet van waarnemers van de EUMM Georgië aan de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan als belangrijke maatregel om te zorgen voor stabiliteit en de spanningen tussen beide landen te verminderen; spoort de EDEO aan te onderzoeken of verdere samenwerking van dit type tussen civiele GVDB-missies mogelijk is; beschouwt dit als een positief voorbeeld van modulaire en schaalbare mandaten die worden bepleit in het strategisch kompas en die verder kunnen worden verbeterd door instrumenten voor een snelle respons in te zetten, zoals gespecialiseerde teams en gastdeskundigen; benadrukt dat al deze vernieuwingen en de grotere flexibiliteit moeten stoelen op een volledig geïntegreerde aanpak van crisisresponsacties, om ter plaatse een maximaal effect te sorteren en te zorgen voor een efficiënt gebruik van de financiële middelen;
38. is verheugd over de recente oprichting van de civiele missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA) met als doel de stabiliteit in de Armeense grensgebieden te bevorderen, ter plekke vertrouwen op te bouwen en een gunstig klimaat te creëren voor de normalisatie-inspanningen tussen Armenië en Azerbeidzjan; roept de missie op bij te dragen tot dialogen en initiatieven die ten goede komen aan de vrede en veiligheid in de regio; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten om EUMA toegang te bieden tot de Laçın-corridor om de situatie ter plekke te beoordelen en bij te dragen tot een oplossing;
39. erkent dat de cruciale steun van de rechtsstaatmissie (EULEX) van de Europese Unie in Kosovo recent heeft bijgedragen tot het verminderen van de spanningen en het herstel van het vertrouwen in Noord-Kosovo; dringt er bij de lidstaten van de EU op aan de missie te blijven ondersteunen door hoognodige politie-eenheden te mobiliseren en ter plaatse in te zetten;
40. benadrukt het belang van EUAM Irak, de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer (EUBAM) aan de grensovergang bij Rafah, en de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS), die momenteel in het Midden-Oosten plaatsvinden; roept ertoe op alle mogelijke synergieën tussen de twee in Palestina ingezette missies te verwezenlijken;
41. is bezorgd over ontwikkelingen in Libië op politiek en veiligheidsgebied; dringt er bij de Libische autoriteiten op aan de werkzaamheden van EUBAM Libië bij de uitvoering van haar mandaat en wat betreft zijn gehele functionele toepassingsgebied te vergemakkelijken;
42. waardeert de resultaten die met de vijf civiele GVDB-missies in Afrika zijn behaald en roept op tot een verdere uitvoering van de mandaten ervan; verzoekt de EDEO om, gezien de verslechterde politieke en veiligheidssituatie, alle opties met betrekking tot de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Mali (EUCAP Sahel Mali) en de adviesmissie van de EU in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) te onderzoeken, waaronder een besluit tot beëindiging ervan; neemt met bezorgdheid kennis van de ontwikkelingen met betrekking tot de veiligheid in de Sahel en de Golf van Guinee; hekelt de toenemende aanwezigheid van de door het Kremlin gesteunde Wagner-groep in de regio en haar strategie om de activa van de landen waar de groep aanwezig is te monopoliseren, ten nadele van de bevolking, en hekelt de wreedheden die worden gepleegd tegen de plaatselijke bevolking; roept op tot de oprichting van een netwerk van veiligheidsadviseurs binnen de GVDB-missies in de Afrikaanse landen die met de EU willen samenwerken op militair en veiligheidsgebied;
43. herinnert aan het ambitieuze streefcijfer van 5 000 politiefunctionarissen dat tijdens de Raad van Feira in 2000 werd afgesproken en onderkent de waarde van de civiele hoofddoelen die sinds 2008 worden vastgesteld; dringt aan op de zo snel mogelijke verwezenlijking van deze doelen, met name wat betreft de snel inzetbare capaciteit en het gebruik van multinationale troepenmachten in het kader van artikel 44 VEU; onderstreept hoe belangrijk het is de doelstellingen van het strategisch kompas met betrekking tot het civiele GVDB volledig te verwezenlijken (waaronder het vermogen om 200 deskundigen in te zetten binnen dertig dagen) door voort te bouwen op recente inspanningen van de EU om wendbaarder, responsiever en gecoördineerder op te treden; is in dit verband ingenomen met de snelle besluitvorming over en lancering van de monitoringcapaciteit van de EU in Armenië; benadrukt dat de besluitvormingsprocedures moeten worden gewijzigd, onder meer door te onderzoeken of voor bepaalde aspecten van de missies kan worden overgestapt op stemming met een gekwalificeerde meerderheid; benadrukt dat voor elke civiele GVDB-missie noodplannen moeten worden vastgesteld in coördinatie met het MPCC, het CPCC en de snel inzetbare capaciteit om te anticiperen op potentiële noodsituaties waarbij de snel inzetbare capaciteit mogelijk moet worden ingezet;
Verhoging van de financiering om de ambities waar te kunnen maken
44. betreurt het feit dat de GBVB-begroting voor civiele GVDB-missies in het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 slechts marginaal verhoogd is ten opzichte van het MFK 2014-2020 (vanaf een beginpunt van ongeveer 350 miljoen EUR per jaar), terwijl tegelijkertijd het aantal missies en de taken van de missies zijn toegenomen, de veiligheidsomgeving een grotere uitdaging is geworden, de kosten van operaties zijn gestegen, de inflatie is gegroeid en het aantal gecontracteerde personeelsleden is toegenomen, waardoor het uiterst moeilijk is de huidige mandaten van de missies uit te breiden of eventueel nieuwe missies in te stellen om te voorzien in dringende veiligheidsbehoeften; dringt er tevens op aan de structuur van de GBVB-begroting te wijzigen en één begrotingslijn per civiele GVDB-missie in te voeren om het toezicht te verbeteren en de transparantie te vergroten;
45. benadrukt dat moet worden voorzien in een solidere en realistischere GBVB-begroting die aansluit bij de behoeften van nieuwe en lopende civiele GVDB-missies; dringt aan op substantieel meer geld voor de GBVB-begroting, alsook op een efficiënte benutting van de aan civiele GVDB-missies toegekende middelen, teneinde ervoor te zorgen dat ze doeltreffend reageren op crisissituaties en onvoorziene gebeurtenissen, en om actief te bepalen waar aanvullende projecten en programma’s kunnen worden gefinancierd uit andere relevante EU-begrotingen, en voor goed financieel beheer te zorgen en een zorgvuldige prioritering van de beschikbare middelen;
46. meent dat er een solide beleid moet worden vastgesteld inzake de uitrusting en diensten die de partnerlanden waar civiele GVDB-missies plaatsvinden, nodig hebben; dringt aan op de instelling van een specifieke GBVB-begrotingslijn binnen een verhoogde algemene GBVB-begroting, of van een “civiele ondersteuningsfaciliteit”, om partnerlanden de uitrusting en diensten aan te bieden om hun civiele vermogens te versterken;
47. juicht het toe dat de EU-uitgaven voor defensie de laatste tijd aanzienlijk zijn gestegen als gevolg van de huidige uiterst instabiele geopolitieke situatie en de terugkeer van oorlog in Europa, maar betreurt dat dit niet geldt voor de financiering voor het civiele GVDB;
48. verzoekt de EDEO en de diensten van de Commissie meerjarige begrotingsramingen, een beoordeling van de lopende activiteiten en duidelijke ramingen van de absorptiepercentages van de missies te presenteren; onderstreept dat dergelijke maatregelen nodig zijn om besluiten voor te bereiden ter vermindering van ondoeltreffende activiteiten, om de doeltreffendheid en flexibiliteit te vergroten door middel van duidelijke mandaten en om te voorzien in duidelijk omschreven overgangs- en exitstrategieën; herinnert eraan dat bij de planning van missies van meet af aan zowel de operationele als de financiële aspecten in aanmerking moeten worden genomen; vraagt de lidstaten concrete toezeggingen te doen met betrekking tot het leveren van personeel in de beginfase waarin een missie wordt goedgekeurd;
49. wenst dat het nieuwe strategisch kompas de GVDB-missies voorziet van de politieke en strategische ambitie, vermogens en middelen die nodig zijn om positieve veranderingen teweeg te brengen; bevestigt dat het strategisch kompas tot doel heeft een positief effect te sorteren op de snelheid en robuustheid van de gemeenschappelijke respons op wereldwijde conflicten;
50. onderstreept de essentiële rol van het Parlement als begrotingsautoriteit en bij de toetsing van het GVDB, met inbegrip van GVDB-missies; is dan ook van oordeel dat het Europees Parlement nauwer bij het besluitvormingsproces ten aanzien van civiele GVDB-missies moet worden betrokken; hamert erop dat het uitgerust wordt met alle informatie die het nodig heeft om zijn taken uit te voeren overeenkomstig de Verdragen en met betrekking tot de burgers; merkt op dat het Europees Parlement zich op basis van de huidige informatievoorziening niet van zijn taken kan kwijten, ook in afwachting van de herziening van het Interinstitutioneel Akkoord van 2002 over toegang tot informatie op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid;
o o o
51. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad en de Commissie.