Resolutie van het Europees Parlement van 20 april 2023 over het risico op de doodstraf voor en executie van de zanger Yahaya Sharif-Aminu wegens godslastering in Nigeria (2023/2650(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Nigeriaanse zanger Yahaya Sharif-Aminu op 10 augustus 2020 voor een hogere shariarechtbank in de staat Kano moest verschijnen en daar zonder wettelijke vertegenwoordiging is berecht en veroordeeld tot dood door ophanging wegens vermeende godslastering in een lied dat door de zanger was geschreven en op sociale media was gedeeld, waarin naar verluidt onterende taal werd gebruikt ten aanzien van de profeet Mohammed;
B. overwegende dat de nationale rechter in eerste aanleg van de staat Kano op 21 januari 2021 een nieuw proces heeft gelast op grond van procedurele onregelmatigheden en het hof van beroep op 17 augustus 2022 de bepalingen in het sharia-strafwetboek met betrekking tot godslastering grondwettig heeft bevonden en het bevel tot inleiding van een nieuw proces heeft bevestigd;
C. overwegende dat Yahaya Sharif-Aminu in november 2022 bij het hooggerechtshof beroep heeft aangetekend tegen zijn veroordeling en daarbij als argument heeft aangevoerd dat de wet inzake godslastering van het sharia-strafwetboek van de staat Kano rechtstreeks in strijd is met de Nigeriaanse grondwet en bindende internationale mensenrechtenverdragen; overwegende dat hij nog altijd gevangen wordt gehouden;
D. overwegende dat ook veel anderen schade is berokkend door de Nigeriaanse wetgeving inzake godslastering; overwegende dat student Deborah Yakubu in 2022 werd gestenigd en doodgeslagen; overwegende dat Rhoda Jatau werd aangevallen door een menigte en momenteel terechtstaat en geen recht heeft op borgtocht; overwegende dat humanist Mubarak Bala werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaar;
E. overwegende dat de doodstraf overeenkomstig het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), waarbij Nigeria partij is, enkel voor de ernstigste misdrijven mag worden opgelegd; overwegende dat de sharia, die in ten minste twaalf staten in het noorden van Nigeria wordt gehandhaafd, de doodstraf oplegt voor godslastering;
F. overwegende dat de Nigeriaanse wetgeving inzake godslastering in strijd is met de internationale verbintenissen van Nigeria op het gebied van de mensenrechten, alsook met het Afrikaans Handvest en de Nigeriaanse grondwet;
1. verzoekt de Nigeriaanse autoriteiten met klem Yahaya Sharif-Aminu onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, alle aanklachten tegen hem in te trekken en zijn recht op een eerlijk proces te garanderen; pleit voor de vrijlating van Rhoda Jatau, Mubarak Bala en anderen die van godslastering worden beschuldigd;
2. wijst erop dat de wetgeving inzake godslastering duidelijk in strijd is met internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, en met name met het IVBPR, en haaks staat op de Nigeriaanse grondwet, waarin de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting worden gewaarborgd;
3. verzoekt de Nigeriaanse autoriteiten met klem de mensenrechten in het hele land te handhaven door ervoor te zorgen dat Nigerianen geen bescherming uit hoofde van de nationale grondwet en internationale verdragen wordt ontzegd krachtens het federaal recht, het staatsrecht en de sharia; verzoekt de Nigeriaanse autoriteiten met klem de wetgeving inzake godslastering zowel op federaal als op staatsniveau in te trekken;
4. wijst erop dat Nigeria in heel Afrika en in de hele moslimwereld een zeer grote invloed heeft en benadrukt dat deze zaak het land een uitgelezen kans biedt om het voortouw te nemen bij de afschaffing van wetgeving inzake godslastering;
5. verzoekt de Nigeriaanse regering met klem de straffeloosheid omtrent beschuldigingen van godslastering aan te pakken;
6. wijst op de internationale inspanningen die worden geleverd om de doodstraf af te schaffen en verzoekt Nigeria met klem niet langer de doodstraf op te leggen voor godslastering en stappen te ondernemen om de doodstraf volledig af te schaffen;
7. verzoekt de EU en haar lidstaten als belangrijke ontwikkelingspartners afzonderlijke gevallen, mensenrechtenkwesties en wetgeving inzake godslastering aan te kaarten bij de Nigeriaanse autoriteiten;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Nigeriaanse autoriteiten en aan internationale instellingen.