Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2022/2185(BUI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0153/2023

Ingediende teksten :

A9-0153/2023

Debatten :

Stemmingen :

PV 20/04/2023 - 8.11

Aangenomen teksten :

P9_TA(2023)0119

Aangenomen teksten
PDF 182kWORD 53k
Donderdag 20 april 2023 - Straatsburg
Raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2024
P9_TA(2023)0119A9-0153/2023

Resolutie van het Europees Parlement van 20 april 2023 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2024 (2022/2185(BUI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(1),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027(2),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(3),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie(4),

–  gezien de additionaliteitsvereisten in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (richtlijn hernieuwbare energie), met name overweging 90 en artikel 27 daarvan,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit – Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM(2020)0789), met name paragraaf 9 daarvan over collectief vervoer,

–  gezien zijn resolutie van 7 april 2022 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2023(5),

–  gezien zijn resolutie van 19 oktober 2022 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2023(6),

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2023(7) en de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie,

–  gezien de resolutie van de Raad van 22 april 1970 over het herenakkoord over het toezicht op de begrotingsuitgaven, dat werd geconsolideerd door een overeenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad met rechtsgevolgen voor beide instellingen,

–  gezien de EMAS-strategie voor de middellange termijn 2024, die op 15 december 2020 door het Stuurcomité milieubeheer in Brussel is aangenomen,

–  gezien de studie “The European Parliament’s carbon footprint – Towards carbon neutrality”,

–  gezien Speciaal verslag nr. 14/2014 van de Europese Rekenkamer: “Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU-instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen?”,

–  gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het maximaliseren van het energie-efficiëntiepotentieel van het gebouwenbestand in de EU(8),

–  gezien de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de voorbeeldfunctie van hun gebouwen in het kader van de richtlijn energie-efficiëntie,

–  gezien het verslag van de secretaris-generaal aan het Bureau met het oog op de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement voor het begrotingsjaar 2024,

–  gezien het voorontwerp van raming, opgesteld door het Bureau op 13 maart 2023 overeenkomstig artikel 25, lid 7, en artikel 102, lid 1, van het Reglement van het Parlement,

–  gezien de ontwerpraming, opgesteld door de Begrotingscommissie overeenkomstig artikel 102, lid 2, van het Reglement van het Parlement,

–  gezien artikel 102 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9‑0124/2023),

A.  overwegende dat de op 13 februari 2023 door de secretaris-generaal voorgestelde begroting voor het voorontwerp van raming 2024 van het Parlement 2 392 401 312 EUR bedraagt, wat neerkomt op een stijging van 6,46 % of 145 miljoen EUR ten opzichte van de begroting 2023;

B.  overwegende dat de Commissie in haar (tussentijdse) winterprognose 2023 voorspelt dat de inflatie in de EU 6,4 % zal bedragen in 2023 en 2,7 % in 2024; overwegende dat het uitgavenniveau in rubriek 7 van het MFK 2021-2027 gebaseerd is op een jaarlijkse stijging van 2 %;

C.  overwegende dat het van cruciaal belang is de democratische stem van het Parlement te beschermen, met name gezien de huidige geopolitieke situatie, en meer bepaald de onwettige oorlog van Rusland tegen Oekraïne; overwegende dat de begroting van het Parlement voldoende moet zijn toegerust om de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2024 voor te bereiden en te houden, en te communiceren over het belang van democratische betrokkenheid en stemmen;

D.  overwegende dat de geloofwaardigheid van het Parlement afhangt van zijn vermogen om zich te concentreren op zijn belangrijkste begrotings-, wetgevings- en controlewerkzaamheden volgens de hoogste normen, en tegelijkertijd het goede voorbeeld te geven aan andere instellingen van de Unie door zijn uitgaven voorzichtig en efficiënt te plannen en uit te voeren en rekening te houden met de heersende economische realiteit;

E.  overwegende dat het Parlement een voortrekkersrol moeten spelen bij de digitale en de groene transitie;

F.  overwegende dat in de “Gebouwenstrategie van het Parlement voor de periode na 2019” wordt gewezen op de noodzaak om gebouwen te onderhouden om te voldoen aan de huidige veiligheidsnormen en de reële behoeften van hun gebruikers;

G.  overwegende dat het vrijwillig pensioenfonds in 1990 is opgezet op basis van de regeling van het Bureau inzake het (vrijwillig) aanvullend pensioenstelsel(9);

Algemeen kader

1.  herinnert eraan dat bijna twee derde van de begroting wordt vastgesteld door wettelijke verplichtingen; herinnert eraan dat de salarisindexering, overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren en het Statuut van de leden van het Europees Parlement, volgens de huidige prognoses van de Commissie voor juli 2023 en juli 2024 respectievelijk 4,4 % en 3,4 % zal bedragen; merkt op dat in de begroting 2023 vanaf juli 2023 een salarisindexering van 2,6 % is opgenomen; merkt op dat de Begrotingscommissie de officiële geraamde ontwikkeling van de salarisindexering op de voet zal volgen;

2.  bekrachtigt de overeenkomst die op 21 maart 2023 tijdens de bemiddeling is bereikt tussen het Bureau en de Begrotingscommissie om de verhoging ten opzichte van de begroting voor 2023 vast te stellen op 6,06 %, hetgeen overeenkomt met een totaal niveau van ramingen van 2 383 401 312 EUR voor 2024, en de kredieten die voor de onderstaande begrotingslijnen zijn voorgesteld met in totaal 12 195 000 te verlagen:

Post 1 0 0 4 — Normale reiskosten, Post 1 4 0 5 — Uitgaven voor tolkendiensten, Post 1 6 1 2 — Opleiding en ontwikkeling, Post 1 6 5 0 — Gezondheid en preventie, Post 2 0 0 7 — Inrichting van dienstruimten, Post 2 0 2 4 — Energieverbruik, Post 2 1 0 3 — Informatica en telecommunicatie — Terugkerende activiteiten met betrekking tot het beheer van ICT-applicaties, Post 2 1 0 4 — Informatica en telecommunicatie — Infrastructuurinvesteringen, Artikel 2 1 4 — Technisch materieel en technische installaties, Artikel 3 0 0 — Dienstreizen van het personeel en reizen tussen de drie vergaderplaatsen, Post 3 0 4 2 — Vergaderingen, congressen, conferenties en delegaties, Artikel 3 2 0 — Verwerving van expertise, Artikel 3 2 1 — Uitgaven voor de onderzoeksdienst voor de leden, met inbegrip van de bibliotheek, de historische archieven, de evaluatie van wetenschappelijke en technologische keuzes (STOA) en het Europees wetenschaps- en mediaknooppunt, Post 3 2 4 2 — Kosten van publicatie, voorlichting en deelneming aan openbare evenementen, Artikel 4 2 2 — Assistentie aan de leden;

daarnaast is besloten het niveau van de uitgaven van het voorontwerp van raming als goedgekeurd door het Bureau op 13 maart 2023 met 3 195 000 EUR te verhogen en de kredieten zoals voorgesteld voor de onderstaande begrotingslijnen dienovereenkomstig te verhogen:

Post 1400 — Andere personeelsleden — Secretariaat-generaal en fracties met 195 000 EUR om over kredieten te beschikken voor het financieren van extra arbeidscontractanten voor de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen en in artikel 10 1 — Noodreserve met 3 miljoen EUR;

3.  merkt op dat van de stijging met 136 miljoen EUR ten opzichte van de begroting 2023 de stijging met 120 miljoen EUR het gevolg is van statutaire verplichtingen, voornamelijk voor de salarisindexering (62,9 miljoen EUR) en van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een verkiezingsjaar (32,9 miljoen EUR); merkt op dat de stijging voor niet-verplichte uitgaven 17 miljoen EUR bedraagt, wat neerkomt op een stijging van 1,97 % ten opzichte van 2023;

4.  is van mening dat aanzienlijkere besparingen kunnen worden gerealiseerd bovenop de 15 miljoen EUR als gevolg van de vermindering van de omvang van de parlementaire werkzaamheden in een verkiezingsjaar;

5.  is ingenomen met de oprichting door de Conferentie van voorzitters in januari 2023 van de werkgroep voor parlementaire hervorming als voortzetting van de werkzaamheden van de focusgroepen voor de totstandbrenging van een moderner en efficiënter Parlement;

6.  wijst erop dat transparantie, verantwoordingsplicht en integriteit essentiële ethische beginselen zijn binnen de instellingen van de Unie en met name binnen het Parlement, als huis van de Europese democratie;

Communicatie over de Europese verkiezingen van 2024

7.  is ingenomen met de communicatiecampagne voor de verkiezingen van 2024 om het doel van het Parlement en zijn verwezenlijkingen in de huidige zittingsperiode en waarom stemmen tijdens de verkiezingen een verschil kan maken, uit te leggen aan de burgers; benadrukt dat communicatie door de politieke partijen en de leden zelf de belangrijkste stimulans is voor een hoge participatiegraad en de betrokkenheid en belangstelling van de burgers van de Unie voor de Europese verkiezingen; benadrukt de rol van Europa Experiences als integrerend onderdeel van het communicatieplan voor de verkiezingscampagne;

8.  herinnert eraan dat in het kader van de begrotingsprocedure 2023, 27,5 miljoen EUR is toegewezen aan de verkiezingscampagne door de administratie van het Parlement; merkt op dat de resterende 25 % in 2024 zal worden toegewezen (9,5 miljoen EUR); is ingenomen met het feit dat ook na de verkiezingen de diensten zullen blijven communiceren over de installatie van het nieuwe Parlement, de verkiezing van de Commissievoorzitter en de hoorzittingen van de commissarissen;

9.  benadrukt dat het Parlement alleen niet de nodige middelen heeft om de 400 miljoen stemgerechtigden te bereiken, en dat het daartoe dus optimaal gebruik moet maken van zijn netwerk van multiplicatoren; is van oordeel dat communicatie via sociale media ook een belangrijke rol moet toekomen;

10.  herinnert eraan dat het Parlement de democratische betrokkenheid van en stemmen door de burgers aanmoedigt, zich sterk maakt voor meertaligheid, en de rechten van nationale, regionale en taalkundige minderheden bevordert; is van oordeel dat het Parlement actief kan bijdragen aan de bestrijding van desinformatie door, waar nodig, ook informatie te verstrekken via zijn EPLO’s in de talen van taalkundige minderheden en gemeenschappen; spoort het Bureau aan te overwegen communicatieactiviteiten te steunen die aansluiten bij de behoeften van nationale, regionale en taalkundige minderheden in de lidstaten; benadrukt het belang van de actieve deelname van de EPLO’s aan de uitvoering van de werkzaamheden van het Parlement op het gebied van burgerschapsonderwijs door middel van meerdere programma’s waar plaatselijke gemeenschappen en taalkundige minderheden, scholen en universiteiten bij betrokken zijn; wijst erop dat het Parlement zijn communicatie aanzienlijk aanpast aan zijn doelgroep; neemt in dit verband kennis van de antwoorden van de secretaris-generaal op de resolutie van het Parlement van 7 april 2022 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2023 en zijn resolutie van 19 oktober 2022 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2023, waarin wordt gewezen op de inspanningen die de EPLO’s in de Baltische staten hebben geleverd na het begin van de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne om burgers in de Oekraïense taal en in de Russische taal te informeren, waar passend en in het bijzonder om desinformatieactiviteiten tegen te gaan;

11.  dringt er bij het Bureau op aan de leden te ondersteunen om bezoekersgroepen in staat te stellen het Parlement te bezoeken; begrijpt dat de huidige geopolitieke situatie bijdraagt tot de moeilijkheid en de stijging van de kosten om bezoekersgroepen naar het Parlement te brengen; erkent de waarde die bezoekersgroepen met zich meebrengen voor het verhogen van de participatiegraad, de betrokkenheid en de belangen van de burgers van de Unie, met name in een verkiezingsjaar; verzoekt het Bureau derhalve de regels voor gesponsorde bezoeken, met name wat betreft de kilometervergoeding en andere kostencomponenten, te herzien met het oog op een goede werking van het programma van bezoekersgroepen, zodat alle burgers die leden bezoeken gelijk worden behandeld en om de milieu-impact - in overeenstemming met de toepasselijke regels van de Unie - tot een minimum te beperken;

Cyberdreigingen

12.  acht het van het grootste belang dat het Parlement naar behoren is toegerust tegen desinformatie en cyberaanvallen, met name met het oog op de komende verkiezingen; verzoekt de administratie alle nodige maatregelen te nemen om het verkiezingsproces te beschermen tegen ongepaste inmenging; is ingenomen met de essentiële bijdrage van de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen aan de integriteit van de verkiezingen voor het Europees Parlement in het licht van evoluerende dreigingen van buitenlandse inmenging, en stelt hiervoor de noodzakelijke aanvullende personele middelen ter beschikking; is ingenomen met de samenwerking tussen DG ITEC, DG SAFE en DG COMM om cyberaanvallen en desinformatiecampagnes, met name op sociale media, doeltreffend op te sporen en te monitoren en er snel en duidelijk op te reageren; dringt aan op permanente samenwerking met de Commissie, de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden op het gebied van desinformatie, in het kader van een interinstitutionele samenwerkingsvorm op basis van de bundeling van middelen in één orgaan van de Unie, zoals CERT-EU op het gebied van cyberbeveiliging;

13.  dringt er bij de administratie op aan de 40 posten op het gebied van cyberbeveiliging waarover tijdens de begrotingsprocedure 2023 overeenstemming is bereikt, uiterlijk eind 2023 in te vullen om het cyberdefensievermogen van het Parlement te blijven vergroten en een passend niveau van interne capaciteit te bereiken vóór de verkiezingen in 2024;

14.  dringt erop aan regelmatig geactualiseerde opleidingsprogramma’s op het gebied van cyberbeveiliging aan te bieden voor alle personeelsleden van het Parlement;

Vastgoedbeleid

15.  herinnert aan het belang van een transparant en eerlijk besluitvormingsproces op het gebied van het vastgoedbeleid, met terdege inachtneming van artikel 266 van het Financieel Reglement, alsook aan het feit dat de leden toegang moeten hebben tot gedetailleerde informatie over de staat van de gebouwen, de methode voor de beoordeling daarvan, alsook over de organen die hier uitvoering aan geven, en over de kosten van de werkzaamheden die strikt noodzakelijk zijn om aan het regelgevingskader te voldoen;

16.  beveelt aan om in de jaarlijkse begrotingsplanning rekening te houden met het feit dat alle gebouwen regelmatig moeten worden gerenoveerd; wijst erop dat een dergelijke toewijzing deel uitmaakt van een proactief gebouwenbeleid, dat gericht moet zijn op de groene renovatie van het gebouwenbestand, en moet garanderen dat het Parlement ernaar streeft de energie-efficiëntie te maximaliseren en aldus het energieverbruik, de CO2-emissies en de operationele kosten van de faciliteiten van het Parlement te verminderen;

17.  betreurt dat de oprichting van de Europe Experience-centra in alle lidstaten vóór de verkiezingen vertraging heeft opgelopen; neemt er kennis van dat deze vertraging niet aan het Parlement te wijten is; vindt dat prioriteit moet worden toegekend aan de oprichting van Europa Experience-centra in lidstaten die het verst van de drie werklocaties liggen; herinnert eraan dat de Europa Experience-centra bedoeld zijn om alle burgers een beter inzicht te geven in de werking van de instellingen van de Unie;

18.  merkt op dat de raming voor 2024 niet voorziet in kredieten voor grote investeringen inzake vastgoed; herinnert het Bureau eraan dat goede informatie en overleg met de Begrotingscommissie nodig is alvorens belangrijke besluiten over kwesties inzake vastgoed vast te stellen vanwege de belangrijke gevolgen ervan voor de begroting; is gekant tegen het aanwenden van middelen via overschrijvingen voor voorbereidende werkzaamheden voor grote bouwprojecten voorafgaand aan de goedkeuring van het betrokken project door de begrotingsautoriteit; stelt vast dat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van collectieve overschrijvingen aan het einde van het jaar ter financiering van bouwprojecten; merkt op dat deze aanpak systematisch wordt gevolgd bij dezelfde hoofdstukken, titels en vaak ook precies dezelfde begrotingslijnen; is van mening dat een dergelijke praktijk dreigt te worden gezien als geprogrammeerde overbudgettering; verzoekt om, voorafgaand aan de volgende collectieve overschrijving, een op transparantie gebaseerd reflectieproces over de financiering van essentiële investeringen op gang te brengen; verzoekt het Bureau met spoed over te gaan tot de stemming in de plenaire vergadering over de heroverweging van de toekomst van het Spaakgebouw in Brussel; verwacht dat alle werkzaamheden in het Spaakgebouw tot doel hebben de naleving van het toepasselijke regelgevingskader, de veiligheid en beveiliging van het personeel en haalbare investeringen in energiebesparing te waarborgen; verwacht dat elk besluit wordt genomen met inachtneming van volledige transparantie, waaronder eerbiediging van het recht van de begrotingsautoriteit op toegang tot alle relevante documenten (plannen en technische beoordeling) en tot een gedetailleerde uitsplitsing van de kosten; verzoekt het Bureau met betrekking tot de gebouwen in Straatsburg de toegankelijkheid en een adequate ontvangst van bezoekers te waarborgen en “out of the box” te denken wat betreft het gebruik van de gebouwen van het Parlement buiten de zittingen; is van mening dat de uitgaven voor gebouwen kosteneffectief en in het belang van het Parlement op de lange termijn moeten zijn;

19.  herinnert aan de steun die een grote meerderheid van de leden in verschillende resoluties heeft uitgesproken voor één enkele zetel om ervoor te zorgen dat het geld van de belastingbetalers in de Unie doelmatig wordt besteed en dat het Parlement zijn institutionele verantwoordelijkheid kan nemen voor het beperken van zijn koolstofvoetafdruk; herhaalt dat oplossingen moeten worden gevonden om de parlementaire institutionele werkzaamheden, de financiële lasten en de koolstofvoetafdruk te optimaliseren; is van mening dat de ervaring opgedaan tijdens en de investeringen gedaan in het werken en vergaderen op afstand als uitgangspunt kunnen dienen om de behoeften met betrekking tot dienstreizen van het personeel aan te passen; herinnert eraan dat het Parlement volgens het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn zetel in Straatsburg moet hebben; merkt op dat voor permanente veranderingen een wijziging van het Verdrag nodig is en dat daarvoor unanimiteit vereist is;

20.  is ingenomen met het beleid van het Parlement dat erop gericht is personen met een handicap in staat te stellen zich geheel zelfstandig in de gebouwen van het Parlement te verplaatsen, en steunt de verdere maatregelen en aanpassingen die in dit verband noodzakelijk zullen zijn;

21.  dringt aan op een studie naar de mogelijkheid om externe bureaus van het Parlement te openen in landen die formeel hebben verzocht om toetreding tot de Unie, namelijk de Republiek Moldavië, Oekraïne en Georgië, en wijst er nogmaals op dat het Parlement met actieve voorlichtingscampagnes in die landen aanwezig moet zijn;

Groen Parlement

22.  herinnert eraan dat de administratie van het Parlement momenteel werkt aan een alomvattende aanpak om het vastgoedbeleid van het Parlement op lange termijn vast te stellen, met name rekening houdend met milieuverplichtingen, energie-efficiëntie en afvalbeheer, in overeenstemming met het “Fit for 55”-pakket; is ingenomen met de energiebesparingsmaatregelen waartoe het Bureau van het Parlement op 2 mei en 3 oktober 2022 heeft besloten;

23.  spreekt nogmaals zijn volledige steun uit voor de streefcijfers van het Parlement voor het milieubeheersysteem (EMAS) voor 2024; is ingenomen met het feit dat de meeste streefcijfers waarschijnlijk in 2024 zullen worden bereikt, en vindt dat door moet worden gegaan met alle inspanningen die erop gericht zijn alle streefcijfers zo snel mogelijk te halen;

24.  neemt er kennis van dat de koolstofkredietprijzen stijgen; verzoekt het Parlement prioriteit te geven aan investeringen in energie-efficiëntie en productie ter plaatse in plaats van een laag ambitieniveau te compenseren met de aankoop van koolstofcertificaten; wijst erop dat dergelijke investeringen in energie-efficiëntie een betere methode zijn om waar voor je geld te krijgen; moedigt de diensten aan koolstofbeprijzing te ontwikkelen als informatief instrument (schaduwprijzen) in plaats van een harde koolstofprijs die de bestaande kosten van koolstofcompensatieprijzen zou verhogen waarvan al wordt verwacht dat zij in de nabije toekomst zullen stijgen in het licht van de recente sterke stijging van koolstofkredietprijzen teneinde het bereiken van koolstofneutraliteit te bevorderen;

25.  is ingenomen met de investeringen in hernieuwbare energie en voor de uitfasering van fossiele brandstoffen, met name de installatie van warmtepompen, en moedigt dit alles aan in het licht van de energiecrisis en de geopolitieke context; herinnert eraan dat er alleen al in Brussel sprake is van 52 gasketels in de gebouwen van het Parlement; dringt aan op de opname van een routekaart voor de uitfasering van fossiele brandstoffen met specifieke mijlpalen in de volgende meerjarige gebouwenstrategie om gestrande activa te vermijden, alsook op een analyse van de doeltreffendheid en efficiëntie van het gebruik van warmtepompsystemen en andere relevante technologieën; merkt op dat het Parlement zonnepanelen heeft geïnstalleerd en daarmee zal doorgaan om het aandeel ter plaatse geproduceerde hernieuwbare energie op te trekken tot de doelstelling van 25 %; verzoekt het Parlement alle nodige maatregelen te nemen om het energieverbruik op middellange en lange termijn terug te dringen; verzoekt de secretaris-generaal uitvoering te geven aan de geactualiseerde studies en controles over de technische haalbaarheid van de installatie van zonnepanelen op het dak van de gebouwen in Straatsburg, rekening te houden met de geëvolueerde technologieën en marktprijzen sinds de oorspronkelijke studies tien jaar geleden werden verricht, alsook met de toegevoegde waarde ervan ten opzichte van andere soorten investeringen in energiebesparing; is van mening dat qua begrotingsaspect van mogelijke besluiten op dit gebied een evenwicht moet worden gevonden tussen de beste toegevoegde waarde en het redelijke investeringsbedrag in een beperkte begrotingscontext;

26.  herinnert eraan dat bijna twee derde van de koolstofvoetafdruk van het Parlement afkomstig is van het vervoer van personen; vindt dat meer ingezet moet worden op een overstap op koolstofarme alternatieven bij vervoer en dat moet worden gekeken naar nieuwe manieren van werken die tijdens de pandemie zijn ontstaan, op voorwaarde dat dit geen negatieve impact heeft op de kwaliteit van de wetgevings- en politieke werkzaamheden, met name in de werkplaatsen van het Parlement, en onderkent dat veel leden een lange reis moeten maken om vanuit hun kiesdistrict in de werkplaatsen van het Parlement te komen en dat dit alleen kan indien ze gebruik maken van het vliegtuig; is ingenomen met de inspanningen van het Parlement om zijn CO2-uitstoot te verminderen door middel van gecharterde treinen en het papierloze initiatief;

27.  is ingenomen met de inspanningen van het Parlement om het personeel aan te moedigen gebruik te maken van duurzame vervoermiddelen voor woon-werkverkeer door klassieke en elektrische fietsen gratis ter beschikking te stellen en een deel van de kosten voor gebruik van het openbaar vervoer te vergoeden in ruil voor een beperking van de toegang tot parkeerplaatsen; roept de leden en de fracties nogmaals op bij te dragen tot de voortdurende vermindering van het vervoer tussen Brussel en Straatsburg tijdens de plenaire vergaderingen, zoals toegezegd door het Bureau; roept er eens te meer toe op om in de komende begrotingen de nodige investeringen op te nemen voor de terugwinning en het hergebruik van regenwater en een efficiënter watergebruik;

28.  dringt er vanwege de transparantie op aan dat de tabel met de voortgang van de mijlpalen bij de voltooiing van de EMAS-doelstellingen voor de periode na 2021-2024 elk jaar wordt opgenomen in het voorontwerp van raming, aangezien het traceren van klimaatuitgaven ook wordt toegepast in de begrotingen voor het beleid van de Unie;

Overige kwesties

29.  betreurt dat een deel van de 66 nieuwe posten in de personeelsformatie die tijdens de begrotingsprocedure 2022 voor de commissiesecretariaten zijn overeengekomen, nog steeds niet volledig wordt bezet; herinnert aan de doelstelling om de steun aan de parlementaire commissies snel te versterken, in overeenstemming met de verzoeken van de plenaire vergadering; is in dit verband ingenomen met het besluit van de secretaris-generaal om de parallelle verlaging van de begroting voor arbeidscontractanten voor DG IPOL met ingang van 2023 ongedaan te maken, waardoor de 25 posten voor arbeidscontractanten die in 2022 zijn geschrapt, weer kunnen worden opgenomen; verwacht, naast deze tijdelijke compensatie, dat deze 66 overeengekomen posten zullen worden gebruikt om tegemoet te komen aan de behoeften van de commissiesecretariaten, en niet voor andere doelen; verzoekt om regelmatige beoordelingen van de organisatie van de administratie en de personeelsbehoeften van het Parlement; dringt in dit verband aan op het optimaliseren van de personeelsverdeling in het secretariaat van het Parlement, met name door vacante posten opnieuw onder directoraten te verdelen;

30.  dringt er bij het Parlement op aan een afkoelingsperiode in te voeren voor oud-leden waarin zij geen lobby- of vertegenwoordigingsactiviteiten met het Parlement mogen verrichten, die gelijk is aan de periode waarin de leden een overbruggingstoelage ontvangen;

31.  is van mening dat aan voormalige leden geen vergoeding voor algemene uitgaven moet worden uitgekeerd; dringt derhalve aan op de schrapping van artikel 42, alinea 4, van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement;

32.  erkent dat de instellingen van de Unie, waaronder het Parlement, in het algemeen moeilijkheden ondervinden bij het aantrekken en behouden van talent, hetgeen gevolgen heeft voor de diversiteit en de geografische spreiding van het personeelsbestand; dringt aan op voortdurende inspanningen van het Bureau en de secretaris-generaal om ervoor te zorgen dat de werkgelegenheid in het Parlement even aantrekkelijk is voor alle nationaliteiten van de Unie en dat het geografische evenwicht van het personeel wordt verbeterd; verzoekt de secretaris-generaal om de risico’s in verband met het toenemende aantal arbeidscontractanten te beoordelen, met inbegrip van het gevaar dat een tweelagige personeelsstructuur wordt gecreëerd binnen het Parlement; dringt erop aan dat belangrijke vaste functies en taken worden uitgeoefend door vast personeel;

33.  is van oordeel dat het Europees Parlement niet mag bijdragen aan de normalisering en legitimisering van onzekere dienstverbanden of schijnzelfstandigheid en dat het zich moet toeleggen op de eerbiediging, bevordering en bescherming van de rechten van werknemers;

34.  is ingenomen met de besprekingen in het Bureau om de uitvoeringsbepalingen van het statuut van geaccrediteerde parlementaire medewerkers te herzien, teneinde de vergoeding van de kosten van dienstreizen af te stemmen op die welke van toepassing zijn op de rest van het personeel voor plenaire vergaderingen, rekening houdend met het feit dat het bedrag voor parlementaire vergoedingen ongewijzigd blijft; herinnert eraan dat dit verzoek in het verleden herhaaldelijk door de plenaire vergadering is goedgekeurd;

35.  herhaalt zijn oproep aan de Conferentie van voorzitters en het Bureau om de uitvoeringsbepalingen betreffende het werk van delegaties en missies buiten de Unie te herzien; benadrukt dat bij een dergelijke herziening de mogelijkheid moet worden overwogen dat geaccrediteerde parlementaire medewerkers leden onder bepaalde voorwaarden vergezellen in officiële delegaties en tijdens dienstreizen van het Parlement;

36.  vraagt het Bureau te werken aan een technische oplossing die de leden de mogelijkheid biedt hun stemrecht uit te oefenen terwijl ze met moederschaps-, vaderschaps- of langdurig ziekteverlof zijn;

37.  verzoekt het Bureau de haalbaarheid en de kosten van het ter beschikking stellen van vertolking in de internationale gebarentaal in alle plenaire vergaderingen te onderzoeken, waarmee het beginsel van gelijke toegang voor alle burgers zou worden gerespecteerd, en vindt dat specifieke initiatieven moeten worden ontwikkeld voor het invoeren van vertolking in de gebarentalen die in elke lidstaat worden gebruikt voor specifieke plenaire debatten, met bijzondere aandacht voor het debat over de Staat van de Unie, “This is Europe”-debatten, en plechtige zittingen;

38.  herinnert aan zijn eerdere verzoeken aan het Bureau om te zorgen voor de vertaling van belangrijke resoluties over buitenlands beleid die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 54 (initiatiefverslagen) in de officiële niet-EU-talen van de VN (namelijk Arabisch, Chinees en Russisch), alsook van landenspecifieke resoluties die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 132 (resolutie bij de verklaringen van de Commissie/de HV/VV) en artikel 144 (spoedresolutie) in de officiële taal van het betrokken land; is van mening dat deze vertalingen snel en op zichtbare wijze beschikbaar moeten worden gesteld op de website van het Parlement, gezien het tijdsgevoelige karakter van de resoluties van het Parlement over dringende en buitenlandse zaken;

39.  pleit voor oprechte inspanningen om het beginsel meertaligheid in praktijk te brengen;

40.  dringt erop aan de aanpak van elke vorm van intimidatie en misbruik in het Parlement opnieuw tegen het licht te houden; is ervan op de hoogte dat het Bureau in beweging is gekomen naar aanleiding van het verzoek van de plenaire vergadering met betrekking tot de belangrijkste hervormingsmaatregelen voor het Parlement die aanvankelijk werden genoemd in zijn resolutie van 26 oktober 2017 over de bestrijding van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de EU(10), waaronder de invoering van verplichte cursussen ter voorkoming van intimidatie voor alle personeelsleden en leden;

41.  merkt op dat het herziene artikel 44, lid 2, van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement voorziet in de mogelijkheid om extra kosten te financieren in verband met de begrotingen voor parlementaire assistentie waarbij kredieten van hun vergoeding voor algemene uitgaven worden overgedragen; merkt echter op dat dit strijdig is met het in artikel 29, lid 4, vastgestelde uitgavenplafond voor parlementaire assistentie; verzoekt het Bureau de uitvoeringsbepalingen zo nodig te wijzigen zodat leden die dit wensen een deel van hun vergoeding voor algemene uitgaven kunnen overdragen indien hun vergoeding voor parlementaire assistentie volledig is onderschreven;

42.  verzoekt het Parlement door te gaan met het bij senioren onder de aandacht brengen van de programma’s en het beleid van de Unie ter bevordering van actief ouder worden;

43.  acht het uitermate belangrijk en in het belang van het Parlement dat chauffeurs van het Parlement specifieke en op maat gemaakte beroepsopleiding krijgen, zodat zij in staat worden gesteld met onverwachte situaties om te gaan in het kader van hun taken, waaronder veiligheid en beveiliging; is van mening dat, aangezien de knowhow in de afdeling Personenvervoer van DG INLO voorhanden is, de opleiding via interne middelen kan worden verstrekt, met uitzondering van de infrastructuur die nodig is voor de opleiding, zoals speciale opleidingsfaciliteiten waarvoor voldoende financiële middelen moeten worden ingezet;

44.  verzoekt het Bureau ervoor te zorgen dat alle restaurants in het Parlement hun prijs-kwaliteitsverhouding verbeteren en opnieuw toegangscontroles aan de ingang van de zelfbedieningsrestaurants invoeren;

45.  verwacht dat gevolg wordt gegeven aan alle verzoeken waar de plenaire vergadering haar goedkeuring aan heeft gehecht;

46.  dringt er bij het Bureau op aan actief gevolg te geven aan het vinden van een haalbare, wettelijke en billijke oplossing gezien de urgentie van de situatie van het vrijwillig pensioenfonds;

o
o   o

47.  stelt de raming voor het begrotingsjaar 2024 vast;

48.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de raming te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(2) PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11.
(3) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
(4) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 15.
(5) PB C 434 van 15.11.2022, blz. 160.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0366.
(7) PB L 58 van 23.2.2023.
(8) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0227.
(9) Door het Bureau goedgekeurde teksten, PE 113.116/BUR./rev. XXVI/01-04-2009.
(10) PB C 346 van 27.9.2018, blz. 192.

Laatst bijgewerkt op: 21 april 2023Juridische mededeling - Privacybeleid