Resolutie van het Europees Parlement van 11 juli 2023 over de bescherming van journalisten in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake (2022/2057(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 en algemene opmerking nr. 34 van de VN-Commissie voor de rechten van de mens over artikel 19 betreffende de vrijheid van mening en meningsuiting,
– gezien het Verdrag tegen corruptie van de VN van 2005 en het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van de Unesco van 2005,
– gezien het verslag van de speciale VN-rapporteur voor de bevordering en bescherming van het recht op vrijheid van mening en meningsuiting van 13 april 2021 over desinformatie en vrijheid van mening en meningsuiting en het verslag getiteld “Reinforcing media freedom and the safety of journalists in the digital age” van 20 april 2022,
– gezien het actieplan van de VN inzake de veiligheid van journalisten en de kwestie van straffeloosheid van 12 april 2012,
– gezien artikel 4 inzake “oorlogscorrespondenten” van het derde Verdrag van Genève, artikel 79 inzake “maatregelen ter bescherming van journalisten in gewapende conflicten” van Aanvullend Protocol I en andere artikelen ter bescherming van journalisten als “burgers” in tijden van gewapend conflict,
– gezien resolutie 1738 (2006) van de VN-Veiligheidsraad van 23 december 2006 over de bescherming van burgers in gewapende conflicten, waarin aanvallen tegen journalisten in conflictsituaties worden veroordeeld,
– gezien de gezamenlijke verklaring inzake politici en ambtenaren en de vrijheid van meningsuiting van 20 oktober 2021 van de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van mening en meningsuiting, de vertegenwoordiger van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) voor mediavrijheid, de speciale rapporteur van de Organisatie van Amerikaanse Staten inzake vrijheid van meningsuiting, en de speciale rapporteur van de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en volken inzake vrijheid van meningsuiting en toegang tot informatie,
– gezien de resultaten van de 25e Ministeriële Raad van de OVSE van 7 december 2018, en met name Besluit nr. 3/18 over de veiligheid van journalisten,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 10 VWEU betreffende de bepaling en de uitvoering van het beleid en optreden van de EU,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en met name artikel 10 betreffende de vrijheid van meningsuiting,
– gezien de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline, die de Raad op 12 mei 2014 heeft aangenomen,
– gezien het actiepalen voor Europese democratie van de Commissie van 3 december 2020 (COM(2020)0790),
– gezien de gedragscode voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op internet van de Commissie, die in mei 2016 werd gepubliceerd, en de zevende evaluatie daarvan van 7 oktober 2021, die heeft geleid tot de opstelling van het informatieblad “Factsheet – 7th evaluation of the Code of Conduct”,
– gezien het voorstel van de Commissie van 27 april 2022 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) (COM(2022)0177),
– gezien de conclusies van de Raad van 25 mei 2020 over mediawijsheid in een voortdurend veranderende wereld,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 3 mei 2022, getiteld “The safety of journalists is a priority for the European Union”,
– gezien de werkzaamheden van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming en veiligheid van journalisten, met name Aanbeveling CM/Rec(2016)4 van het Comité van Ministers aan de lidstaten van 13 april 2016 over de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren, en Aanbeveling CM/Rec(2018)1 van het Comité van Ministers aan de lidstaten van 7 maart 2018 over pluriformiteit van de media en transparantie inzake media-eigendom,
– gezien Aanbeveling C(2021)6650 van de Commissie van 16 september 2021,
– gezien de verklaring van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 13 februari 2019 over de financiële duurzaamheid van kwaliteitsjournalistiek in het digitale tijdperk en het jaarverslag 2022 van de Raad van Europa getiteld “Defending Press Freedom in Times of Tensions and Conflict”,
– gezien de verklaring van Addis Abeba over de erkenning van cartoontekenen als grondrecht, die ter gelegenheid van de Werelddag van de Persvrijheid op 3 mei 2019 aan Unesco werd gepresenteerd,
– gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de EU enerzijds, en leden van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (OACPS) anderzijds, geparafeerd door de hoofdonderhandelaars van de EU en de OACPS op 15 april 2021, en met name artikel 9 en artikel 11, lid 2,
– gezien de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede 2021 aan journalisten Maria Ressa en Dmitri Moeratov, respectievelijk uit de Filipijnen en Rusland, als erkenning voor hun uitstekende inspanningen om de vrijheid van journalisten te vrijwaren,
– gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 28 november 2019 over de impact van sociale media op governance, ontwikkeling, democratie en stabiliteit (ACP-EU/102.745/19/fin.),
– gezien zijn resoluties die zijn ingediend voor een debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat overeenkomstig artikel 144 van zijn Reglement,
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien het advies van de Commissie cultuur en onderwijs,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0206/2023),
A. overwegende dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting, opinie en informatie; overwegende dat dit recht de vrijheid omvat om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven; overwegende dat democratieën alleen kunnen functioneren wanneer burgers toegang hebben tot onafhankelijke en betrouwbare informatie en wanneer het optreden van overheidsinstanties effectief kritisch wordt onderzocht door de media en andere externe waarnemers en doordat alle soorten mensenrechtenschendingen aan het licht worden gebracht; overwegende dat vrijheid en pluriformiteit van de media cruciale onderdelen vormen van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie, en democratische, vrije en participatieve samenlevingen mogelijk maken; overwegende dat het versterken van de transparantie en de democratische verantwoordingsplicht tot de belangrijkste taken van journalisten en onafhankelijke media behoort; overwegende dat vrijheid van informatie een grondrecht is dat in het Handvest van de grondrechten van de EU is erkend; overwegende dat journalisten een essentiële rol kunnen spelen bij de bevordering van democratische waarden, mensenrechten en fundamentele vrijheden;
B. overwegende dat een journalist iemand is die gebeurtenissen, verklaringen, beleid en voorstellen die van invloed kunnen zijn op de samenleving observeert, beschrijft, documenteert, onderzoekt en analyseert, met als doel die informatie te systematiseren en feiten te verzamelen en te analyseren om geledingen van de samenleving of de samenleving als geheel te informeren, zowel online als offline; overwegende dat het VN-Comité voor de rechten van de mens in zijn algemene opmerking nr. 34 (2011) journalistiek heeft gedefinieerd als een functie die wordt gedeeld door een brede waaier aan actoren, onder wie professionele voltijdse verslaggevers en analisten, alsook bloggers en anderen die betrokken zijn bij vormen van zelfpublicatie in gedrukte vorm, op het internet of elders;
C. overwegende dat staten de verplichting hebben om de grondrechten in verband met journalistiek en mediavrijheid te beschermen, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting, het recht op leven, het recht op persoonlijke waardigheid en het recht op eerbiediging van de correspondentie van journalisten in haar verschillende vormen; overwegende dat het internationaal humanitair recht voorziet in de bescherming van journalisten en oorlogscorrespondenten door hun specifieke bescherming te bieden in gewapende conflicten; overwegende dat het internationaal recht inzake de mensenrechten alle vormen van discriminatie zonder enig onderscheid verbiedt, waaronder discriminatie op grond van ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, en vermogen, geboorte of andere status; overwegende dat de fundamentele vrijheden van journalisten in sommige gevallen ernstig worden ondermijnd doordat journalisten niet afdoende worden beschermd en doordat sommige publieke figuren zich steeds vijandiger jegens hen opstellen;
D. overwegende dat journalisten en andere mediawerkers tot taak hebben het publiek zo verantwoordelijk en objectief mogelijk informatie te verstrekken over algemene of gespecialiseerde onderwerpen van belang; overwegende dat het belangrijk is rekening te houden met de maatschappelijke rol van alle mediawerkers en al het ondersteunend personeel, alsook van gemeenschapsmediawerkers en zogenoemde burgerjournalisten;
E. overwegende dat de persvrijheid de afgelopen jaren is afgenomen en dat er sprake is van een toenemend patroon van fysieke aanvallen, pesterijen, ook online, en intimidatie gericht op het monddood maken en belasteren van journalisten, in het bijzonder oorlogscorrespondenten, onderzoeksjournalisten die corruptie, mensenhandel, misbruik door bedrijven of wandaden van politieke actoren aan het licht brengen, en journalisten die verslag uitbrengen over situaties in bepaalde totalitaire staten of dictaturen; overwegende dat steeds meer journalisten worden omgebracht buiten gebieden waar een gewapend conflict plaatsvindt; overwegende dat lokale journalisten die lokale verhalen brengen, veruit de grootste groep slachtoffers vormen; overwegende dat journalisten een cruciale opdracht van algemeen belang uitoefenen wanneer zij betrouwbare informatie over gewapende conflicten verzamelen en verspreiden; overwegende dat dit een situatie is die dringend optreden vereist om de essentiële rol van de onafhankelijke media bij het waarborgen van transparantie en verantwoordingsplicht te handhaven;
F. overwegende dat sommige autoriteiten journalisten moedwillig de toegang tot conflictzones ontzeggen zodat zij het monopolie kunnen houden over uitgaande informatie, klokkenluiders het zwijgen kunnen opleggen, mensenrechtenschendingen kunnen verdoezelen en de publieke opinie kunnen controleren; overwegende dat mediacorrespondenten vaak te maken krijgen met tal van problemen en moedwillige tegenwerking bij de toegang tot landen of bepaalde gebieden waar conflicten of ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden; overwegende dat de onmogelijkheid om toegang tot deze gebieden te krijgen, de kwaliteit van de verslaggeving over lokale ontwikkelingen aantast, waardoor meer desinformatiecampagnes en misinformatie in offline en online media mogelijk worden;
G. overwegende dat journalisten bij de uitvoering van hun werk worden geconfronteerd met tal van uitdagingen, waaronder beperking van hun bewegingsvrijheid, zoals uitzetting uit en de ontzegging van toegang tot een land of een bepaald gebied, reisverboden, willekeurige arrestaties en detentie, foltering, seksueel geweld, met name tegen vrouwelijke journalisten, schending van waarborgen voor een eerlijk proces, veroordelingen op basis van valse beschuldigingen, inbeslagname en beschadiging van apparatuur, informatiediefstal, illegale surveillance en inbraak in kantoren, intimidatie, lastigvallen van familieleden, doodsbedreigingen, stigmatisering en lastercampagnes om journalisten in diskrediet te brengen, onrechtmatige gerechtelijke procedures, ontvoeringen, gedwongen verdwijningen, moorden en andere soorten wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;
H. overwegende dat met name onderzoeksjournalisten die corruptie aan het licht brengen en die de georganiseerde misdaad bestrijden, het doelwit zijn; overwegende dat journalisten directe, onmiddellijke en onbelemmerde toegang tot informatie nodig hebben om besluitvormers naar behoren te kunnen controleren;
I. overwegende dat journalisten betrouwbare bronnen nodig hebben voor hun onderzoekswerk; overwegende dat klokkenluiders belangrijke informatiebronnen voor journalisten zijn, onder meer in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, en een essentiële rol kunnen spelen bij het opsporen en melden van onregelmatigheden en wanpraktijken; overwegende dat zij zo de democratische verantwoordingsplicht en de transparantie kunnen versterken; overwegende dat adequate bescherming van klokkenluiders een voorwaarde is om hun doeltreffendheid te waarborgen; overwegende dat het internationaal recht inzake de mensenrechten een solide bescherming biedt voor klokkenluiders, journalistieke bronnen en verslaggeving van openbaar belang;
J. overwegende dat individuen, regeringen en andere actoren dankzij technologische innovatie meer mogelijkheden hebben om journalisten te bespioneren, hun recht op privacy en hun recht op de vertrouwelijkheid van hun bronnen te schenden, hun digitale veiligheid in gevaar te brengen en hun censuur op te leggen; overwegende dat dit aanvallen inhoudt zoals het illegaal of in strijd met het internationaal recht inzake de mensenrechten en privacynormen verzamelen van gegevens, het compromitteren en blokkeren van accounts van journalisten, aanvallen met intrusieve malware, bestoking van journalisten met haatdragende en gewelddadige content, het publiekelijk in diskrediet brengen van journalisten, het verzamelen en publiceren van persoonlijke informatie over hen of hun families, en zelfs het gebruik van de verkregen informatie om ze te vermoorden; overwegende dat surveillance en digitale bedreigingen een negatief effect hebben op de wereldwijde persvrijheid en het vermogen van journalisten beperken om onderzoek te doen en verslag uit te brengen;
K. overwegende dat journalisten in toenemende mate te maken hebben met intimidatie, bedreigingen van hun veiligheid en doodsbedreigingen op onlineplatforms zoals fora, socialemediawebsites, via e-mails en chatwebsites, door mensen met slechte bedoelingen en door sommige regeringen, met name de regeringen van landen of regio’s waar die journalisten actief zijn en proberen of erin slagen mensenrechtenkwesties of corruptie van regeringen of bedrijven aan het licht te brengen of de aandacht te vestigen op pogingen om de publieke opinie te misleiden door desinformatie-, intimidatie- en misinformatiecampagnes;
L. overwegende dat er in 2022 volgens het Comité voor de Bescherming van Journalisten 67 journalisten zijn vermoord en 64 journalisten als vermist zijn opgegeven; overwegende dat er tussen 2003 en 2022 volgens gegevens die zijn bekendgemaakt door Verslaggevers zonder Grenzen wereldwijd 1 668 journalisten zijn vermoord in verband met hun werk en dat er in 2022 volgens het jaarlijkse overzicht van geweld tegen en belaging van journalisten van VZG 2022 in totaal 533 journalisten werden vastgehouden; overwegende dat in het Unesco-verslag over vrijheid van meningsuiting van 2021-2022, dat op 17 januari 2023 is gepubliceerd, staat dat in 2022 86 journalisten zijn omgekomen, d.w.z. één om de vier dagen, tegenover in totaal 55 moorden in 2021;
M. overwegende dat de veiligheid van journalisten van cruciaal belang is om te waarborgen dat zij hun werk naar behoren kunnen uitvoeren; overwegende dat landen moeten instaan voor de bescherming van alle journalisten die op hun grondgebied actief zijn; overwegende dat er geen robuuste internationale maatregelen zijn om journalisten te beschermen en straffeloosheid voor misdaden tegen journalisten aan te pakken; overwegende dat het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties heeft verzocht om de oprichting van een internationale taskforce voor de preventie van, onderzoek naar en de vervolging van aanvallen op journalisten;
N. overwegende dat de COVID-19-crisis de aandacht heeft gevestigd op de essentiële rol die journalisten spelen door burgers te voorzien van betrouwbare en geverifieerde informatie; overwegende dat er daarom meer inspanningen moeten worden geleverd om te zorgen voor veilige en passende arbeidsomstandigheden voor journalisten en mediawerkers; overwegende dat bepaalde regeringen COVID-19-beperkingen ten onrechte hebben gebruikt als een methode om het werk van journalisten op illegale wijze te beperken, met name met betrekking tot hun verslaggeving over mensenrechtenschendingen;
O. overwegende dat factchecken een specifieke journalistieke activiteit is waarbij feiten worden geverifieerd of officiële berichten ter discussie worden gesteld, met als doel desinformatie te weerleggen of misinformatie aan het licht te brengen, zowel offline als online; overwegende dat factcheckers actief zijn in een wereld waarin informatie op grote schaal wordt verspreid en waarin algoritmen debatten polariseren; overwegende dat dit het risico inhoudt dat factcheckers worden blootgesteld aan onlineaanvallen, bedreigingen, pesterijen, druk van overheidsinstanties en onrechtmatige gerechtelijke procedures;
P. overwegende dat de snelle groei van online- en sociale media heeft geleid tot meer mis- en desinformatie en de verspreiding van nepnieuws, met als doel geloofwaardige informatiebronnen in diskrediet te brengen en journalisten, factcheckers en mediawerkers die deze verspreiding proberen in te dammen, in het vizier te nemen; overwegende dat steeds meer mensen gebruikmaken van het internet en sociale netwerken om zich te informeren;
Q. overwegende dat desinformatie en misinformatie ernstige gevolgen kunnen hebben voor de bescherming van de mensenrechten en een aanzienlijke bedreiging kunnen vormen van de waarden van democratie en individuele vrijheden; overwegende dat nepnieuws vaak inspeelt op emoties en wordt gemaakt om de aandacht te trekken, waardoor het gemakkelijker en sneller rondgaat dan echt nieuws; overwegende dat activiteiten ter bestrijding van desinformatie als zaken van algemeen belang worden beschouwd;
R. overwegende dat volgens de Commissie vooral de politieke journalistiek gevaar loopt, aangezien sociale schokken of crises vaak leiden tot overheidsmaatregelen die de vrijheid, pluriformiteit en onafhankelijkheid van de media inperken;
S. overwegende dat het aanvallen, intimideren, tot ballingschap dwingen, vermoorden en opsluiten van journalisten, cartoonisten, bloggers en mediawerkers een wijdverbreid fenomeen blijft, evenals straffeloosheid met betrekking tot deze daden; overwegende dat onlineruimten steeds meer een vijandige omgeving worden en dat haatzaaiende uitlatingen en geweld, in het bijzonder tegen vrouwelijke journalisten, toenemen; overwegende dat deze misdrijven het publiek minder goed in staat stellen om correcte informatie en ideeën te ontvangen en dus van invloed zijn op zijn recht op informatie en zijn vermogen om hun recht op vrijheid van meningsuiting en politieke participatie uit te oefenen; overwegende dat adequate arbeidsomstandigheden voor journalisten onder meer inhouden dat ongepaste interne en externe druk, afhankelijkheid, kwetsbaarheid en instabiliteit, en daarmee het risico van zelfcensuur, worden vermeden;
T. overwegende dat gedetineerde journalisten in sommige landen het recht op toegang tot een advocaat is ontzegd en dat zij onder onmenselijke omstandigheden worden bedreigd en mishandeld; overwegende dat het recht op onafhankelijke en transparante toegang tot de rechter een kerncomponent is van de rechtsstaat en dat het recht op een onpartijdig gerecht wereldwijd moet worden gewaarborgd;
U. overwegende dat naast geweld tegen journalisten ook intimidatie, pesterijen, moorden, straffeloosheid en het uitblijven van vervolging een afschrikkend effect hebben en tot zelfcensuur leiden;
V. overwegende dat toe-eigening van media, een gebrek aan institutionele transparantie, haatzaaiende uitingen en desinformatie in toenemende mate door statelijke en in sommige gevallen niet-statelijke actoren voor politieke doeleinden worden gebruikt om de maatschappelijke polarisatie te vergroten, in het bijzonder door antidemocratische politieke bewegingen; overwegende dat deze praktijken met name door autoritaire regimes worden gebruikt om aan de macht te blijven;
W. overwegende dat goed gefinancierde en sterke openbare media garant kunnen staan voor democratische samenlevingen; overwegende dat openbare media en hun journalisten echter met een aantal steeds grotere uitdagingen worden geconfronteerd, zoals politieke druk en marktdruk, alsook bezuinigingen op overheidsuitgaven voor mediadiensten, die nog zijn verergerd door de COVID-19-pandemie;
X. overwegende dat transparantie van de eigendom en financiering van media van groot belang is voor het waarborgen van de pluriformiteit van de media en van onafhankelijke journalistiek; overwegende dat alles in het werk moet worden gesteld om de robuustheid van de mediasector te waarborgen, onafhankelijkheid te garanderen en de mediavrijheid en ‑pluriformiteit te vergroten; overwegende dat een transparante financiering van de media van essentieel belang is om het vertrouwen van de Europese burgers te winnen;
Y. overwegende dat vrouwelijke journalisten met genderspecifiek geweld worden geconfronteerd, zoals seksuele en online-intimidatie; overwegende dat online-intimidatie en ‑beledigingen vaak een sterk seksueel karakter hebben en niets te maken hebben met de inhoud van de werkzaamheden van de slachtoffers, maar betrekking hebben op hun fysieke kenmerken, culturele achtergrond of privéleven; overwegende dat deze bedreigingen vrouwelijke journalisten tot zelfcensuur kunnen aanzetten en een verlammend effect kunnen hebben op de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting; overwegende dat deskundigen herhaaldelijk hebben aangetoond dat vrouwen in alle mediasectoren in de minderheid zijn, met name in creatieve functies, en zwaar ondervertegenwoordigd zijn op de hogere besluitvormingsniveaus; overwegende dat verschillende landen vrouwen ontmoedigen of zelfs verbieden om een journalistieke carrière op te bouwen; overwegende dat online misogyn gedrag en gendergerelateerd geweld tegen vrouwelijke journalisten niet mag worden getolereerd of genormaliseerd; overwegende dat seksistische haatzaaiende uitlatingen stigmatiserend zijn, angst en schaamte veroorzaken, alsook psychologische, professionele en reputatieschade, en aanleiding geven tot bezorgdheid over digitale privacy en veiligheidsrisico’s; overwegende dat online bedreigingen die niet strafbaar worden gesteld in extreme gevallen kunnen escaleren tot fysiek geweld, intimidatie en molestatie van journalisten in een offlinecontext;
Z. overwegende dat discriminatie waarmee journalisten te maken krijgen, tot uiting kan komen met betrekking tot hun geslacht, ras, etniciteit, religie, overtuiging, leeftijd, klasse, seksuele gerichtheid of genderidentiteit; overwegende dat LHBTIQ+-journalisten een hoger risico lopen op online-aanvallen; overwegende dat online-aanvallen vaak offlinebedreigingen voor de veiligheid verergeren; overwegende dat deze bedreigingen tot zelfcensuur kunnen leiden en een verlammend effect kunnen hebben op de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting;
AA. overwegende dat politieke en financiële actoren in veel landen strategische rechtszaken tegen publieke participatie (strategic lawsuits against public participation, SLAPP’s) gebruiken om kritische stemmen het zwijgen op te leggen of journalisten ervan af te schrikken onderzoek naar corruptie en andere zaken van algemeen belang voort te zetten; overwegende dat SLAPP’s een ernstige bedreiging vormen voor de vrijheid van meningsuiting en informatie, omdat journalisten ervan kunnen worden weerhouden zich uit te spreken over zaken van algemeen belang of daarvoor kunnen worden bestraft; overwegende dat dit vooral gebeurt in landen met smaad- of lasterwetten waarvan gemakkelijker misbruik kan worden gemaakt, en in landen met autoritaire regimes; overwegende dat niet-EU-landen en hun handlangers momenteel betrokken zijn bij SLAPP’s tegen Europese journalisten in nationale rechtsgebieden in de EU;
AB. overwegende dat het actieplan van de VN inzake de veiligheid van journalisten en de kwestie van straffeloosheid beoogt een vrije en veilige omgeving te creëren voor journalisten en mediawerkers, zowel in conflictsituaties als daarbuiten, teneinde de vrede, democratie en ontwikkeling wereldwijd te versterken; overwegende dat er specifieke en toereikende financiële en personele middelen nodig zijn voor een goede uitvoering van het actieplan van de VN;
AC. overwegende dat de verspreiding van misinformatie, nepnieuws, propaganda en desinformatie wereldwijd scepsis onder de bevolking veroorzaakt ten aanzien van informatie in het algemeen, waardoor journalisten worden gewantrouwd en de informatievrijheid, het democratische debat en de onafhankelijkheid van de media gevaar lopen, en dat de behoefte aan kwalitatief hoogwaardige mediabronnen hierdoor is toegenomen; overwegende dat er niet genoeg inspanningen zijn geleverd om journalisten en burgers te beschermen tegen propaganda, nepnieuws en desinformatie online;
AD. overwegende dat gegevensanalyse en algoritmen een steeds grotere invloed hebben op de informatie waarover burgers kunnen beschikken; overwegende dat verschillende landen wetten hebben aangenomen die zogenaamd bedoeld zijn om cybercriminaliteit te bestrijden, maar in werkelijkheid de persvrijheid fnuiken door onafhankelijke en kritische journalisten in het vizier te nemen; overwegende dat er journalisten gevangen zijn gezet, tot ballingschap zijn gedwongen en zijn gefolterd wegens hun berichtgeving over corruptie en andere schendingen van de mensenrechten;
AE. overwegende dat het Partnerschap voor informatie en democratie, dat vijftig landen van over de hele wereld verenigt, heeft opgeroepen om democratische waarborgen in de communicatie- en informatieruimte te creëren en het recht van iedere burger op betrouwbare informatie heeft erkend; overwegende dat dit partnerschap een reeks aanbevelingen heeft uitgewerkt om de kwestie van de informatiechaos aan te pakken, die de EU zou kunnen gebruiken om inspanningen van democratische landen buiten de Unie te ondersteunen;
AF. overwegende dat steeds meer Europese journalisten zich genoopt zien om onverzekerd naar conflictgebieden af te reizen omdat verzekeringsmaatschappijen weigeren hun verblijf te dekken;
AG. overwegende dat de Daphne Caruana Galizia-prijs van het Europees Parlement, die in december 2019 in het leven is geroepen als eerbetoon aan Daphne Caruana Galizia – een Maltese anticorruptie-onderzoeksjournaliste en blogster die in 2017 om het leven kwam bij een aanslag met een autobom – jaarlijks wordt uitgereikt voor uitstekende journalistiek die de kernbeginselen en ‑waarden van de Europese Unie, zoals menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en mensenrechten, bevordert of verdedigt;
1. onderstreept en insisteert dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting, mening en informatie, en dat dit recht de vrijheid omvat om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven, zoals vastgesteld in de VN-Verklaring van de Rechten van de Mens; herinnert eraan dat journalisten een essentiële rol kunnen spelen bij de bevordering en bescherming van democratische waarden, mensenrechten en fundamentele vrijheden; benadrukt dat journalisten moeten worden beschermd tegen elke vorm van geweld, zoals beschreven in het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024;
2. herinnert eraan dat de democratie niet kan functioneren zonder beschikbare en toegankelijke betrouwbare informatie, zowel online als offline; wijst erop hoe belangrijk het is dat de onafhankelijkheid van journalisten wordt beschermd en dat de vrijheid van meningsuiting, de diversiteit van de media en het grondrecht van alle burgers op informatie worden gewaarborgd;
3. herinnert eraan dat de vrijheid om journalistiek uit te oefenen zonder kwaadwillige en doelbewuste beperkingen getuigt van de waarden van de democratie en dat het toestaan van het onbeperkt uitoefenen van journalistiek derhalve bijdraagt tot democratische waarden;
4. veroordeelt alle misdrijven, waaronder fysieke aanvallen, ontvoering, foltering, intimidatie en haatzaaiende uitingen, tegen journalisten, mediawerkers en hun medewerkers overal ter wereld, ook in de EU; drukt zijn bezorgdheid uit over de hoge mate van straffeloosheid wereldwijd voor deze misdrijven en dringt erop aan dat de verantwoordelijken ter verantwoording worden geroepen door middel van onafhankelijke, tijdige en doeltreffende onderzoeken die overeenkomstig de internationale verplichtingen en de rechtsstaat worden uitgevoerd; onderstreept dat slachtoffers en hun families het recht hebben om tijdens de hele procedure toegang te krijgen tot passende rechtsmiddelen en juridische bijstand;
5. veroordeelt ten stelligste elke willekeurige detentie van journalisten en elke voorlopige hechtenis op grond van politieke criteria of onrechtmatige wetgeving; vraagt dat alle journalisten die zonder bewijs van individuele betrokkenheid bij het plegen van een strafbaar feit of zonder aanklacht worden vastgehouden, onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten; vraagt de bevoegde autoriteiten familieleden van onder verdenking staande journalisten niet ook als potentiële verdachten te behandelen en geen administratieve of andere sancties tegen hen aan te wenden;
6. betreurt dat er in 2022 volgens het Comité voor de Bescherming van Journalisten wereldwijd 67 journalisten zijn vermoord, naast de journalisten die zijn bedreigd of zijn onderworpen aan geweld of willekeurige opsluiting; brengt hulde aan al diegenen die hun leven hebben verloren en het slachtoffer zijn geworden van aanvallen bij de uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting, zowel online als offline, en schaart zich achter al diegenen die de moed hebben om zich uit te spreken tegen onrecht, corruptie en wetteloosheid; benadrukt dat misdrijven tegen journalisten en mediawerkers moeten worden onderzocht door het Internationaal Strafhof wanneer die onder zijn jurisdictie vallen, en verzoekt de EU en de lidstaten de nodige steun te verlenen voor het onderzoek;
7. herinnert aan de essentiële rol van journalisten, met inbegrip van politieke en onderzoeksjournalisten die mensenrechtenschendingen aan het licht brengen door betrouwbare en relevante informatie te verzamelen, de activiteiten van overheden en gekozen functionarissen kritisch te onderzoeken en schendingen van nationaal en internationaal recht, financiële en bedrijfsmisdrijven, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid, repressie door staten, corruptie, criminele netwerken en activiteiten, milieudelicten en alle soorten mensenrechtenschendingen, waarmee zij bijdragen tot de nodige controlemiddelen om degenen die verantwoordelijk zijn voor schendingen, met inbegrip van machthebbers, ter verantwoording te roepen; wijst erop dat journalisten door deze activiteiten verhoogde persoonlijke risico’s lopen;
8. herhaalt dat het nog steeds zeer bezorgd is over de toestand van de mediavrijheid wereldwijd in de context van de in veel landen nog steeds voorkomende belaging van en aanvallen op journalisten en mediawerkers, alsook over het toenemende denigreren van journalisten en mediawerkers in het openbaar, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de uitoefening van journalistiek, met name als het gaat om politieke, onderzoeks- en grensoverschrijdende journalistiek; uit met name zijn bezorgdheid over de situatie van journalisten en mediaorganisaties in landen waar de situatie volgens Verslaggevers zonder Grenzen het ergst is; betreurt de wijdverbreide belaging, zowel online als offline, en de censuur waarmee journalisten in veel landen te maken hebben, onder meer op grond van seksuele geaardheid, geslacht en genderidentiteit;
9. onderstreept dat journalisten een belangrijke rol spelen bij de berichtgeving over protesten en demonstraties en dringt erop aan dat zij worden beschermd zodat zij hun werk kunnen doen zonder angst, represailles of intimidatie; is bezorgd over de toegenomen beperkingen en represailles om openbare protesten de kop in te drukken, ook door het verbieden van berichtgeving daarover door journalisten en onafhankelijke waarnemers;
10. uit nogmaals zijn bezorgdheid over het ontbreken van specifieke wets- of beleidskaders die journalisten en mediawerkers wereldwijd beschermen tegen geweld, bedreigingen en intimidatie, en over de noodzaak om straffeloosheid voor de daders tegen te gaan; hekelt het feit dat sommige publieke figuren en overheidsvertegenwoordigers zich publiekelijk denigrerend uitlaten over journalisten, aangezien dit in de hele samenleving het vertrouwen in de media ondergraaft;
11. onderstreept dat overheidsinstanties de plicht hebben om de vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten te beschermen, en verzoekt landen overal ter wereld wetgeving en beleid vast te stellen op basis van de ervaringen van journalisten, in overeenstemming met het internationaal recht en de internationale normen, met als doel een juridisch kader te scheppen om gevallen van repressie tegen journalisten te voorkomen, te beschermen en krachtdadig te vervolgen en te zorgen voor passend onderzoek en passende follow-up, met inbegrip van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties; dringt er bij de autoriteiten op aan alles in het werk te stellen om dergelijk geweld te voorkomen, ervoor te zorgen dat verantwoording wordt afgelegd en een einde te maken aan straffeloosheid;
12. betreurt dat journalisten en mediawerkers vaak in onzekere en verslechterende arbeids- en veiligheidsomstandigheden werken, waardoor het risico bestaat dat zij hun werk niet in een veilige en bevorderlijke omgeving kunnen verrichten; benadrukt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan jonge journalisten en freelancejournalisten en herinnert aan de zorgplicht die mediaorganisaties hebben ten aanzien van de journalisten en mediawerkers met wie zij werken; benadrukt dat adequate arbeidsomstandigheden voor journalisten en mediawerkers van cruciaal belang zijn om kwaliteitsjournalistiek te bevorderen, journalisten in staat te stellen hun taken te vervullen en het recht op informatie en het recht om te worden geïnformeerd te handhaven; verzoekt de autoriteiten in nauwe samenwerking met journalistenorganisaties nationale actieplannen op te stellen om de arbeidsomstandigheden van journalisten te verbeteren en journalisten te beschermen tegen fysiek en psychologisch geweld;
13. vraagt dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan het waarborgen van de continuïteit van de werkzaamheden van journalisten en mediawerkers die in conflictzones werken, aangezien het voor hen zeer financieel onmogelijk is om hun belangrijke werkzaamheden voort te zetten als gevolg van conflicten; is van mening dat journalisten die naar conflictgebieden reizen, een adequate verzekering moeten krijgen;
14. onderstreept dat journalisten van mediaorganisaties de nodige opleiding moeten krijgen, met name op het gebied van veiligheid en eerste hulp; verzoekt bedrijven, met name in de digitale sector, effectieve en grondige zorgvuldigheid aan de dag te leggen om negatieve gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting, de pluriformiteit van de media en de rechten van journalisten in niet-EU-landen te voorkomen of te beperken;
15. herinnert aan de plicht om de vrijheid van meningsuiting, ook van satirici en cartoonisten, te beschermen, aangezien zij informeren, democratische waarden bevorderen en de mensenrechten en de fundamentele vrijheden verdedigen en tegelijk tegen misdrijven, corruptie en machtsmisbruik protesteren en censuur en mensenrechtenschendingen aan het licht brengen en bestrijden;
16. betreurt het toenemende aantal pogingen van religieuze en nationale autoriteiten om de vrijheid van meningsuiting en kritiek aan banden te leggen onder het mom van godsdienst- of godslasteringswetten, met name in het geval van satire of kritiek in de vorm van journalistieke of creatieve werken en expressie;
17. benadrukt dat het belangrijk is de veiligheid en het welzijn te waarborgen van journalistieke factcheckers, die specifiek het doelwit zijn omdat zij misinformatie, desinformatie en verspreiders van propaganda aan het licht brengen en zo vaak feiten onthullen die mensen met veel moeite hebben geprobeerd te verbergen of te verdraaien; verzoekt de Commissie instrumenten te ontwikkelen om dit probleem aan te pakken, zoals een rechtskader voor mediakanalen die in het vizier worden genomen en effectieve middelen om ze in staat te stellen hun werk te doen;
18. wijst erop dat het waarborgen van de vertrouwelijkheid van bronnen een voorwaarde is voor onderzoeksjournalistiek en een onafhankelijke pers en dat klokkenluiders een belangrijke bron zijn gebleken voor het bevorderen van transparantie en verantwoordingsplicht; benadrukt dan ook de rol die klokkenluiders kunnen spelen bij de bestrijding van corruptie door overheids- en niet-overheidsactoren en bij het informeren van het publiek; spreekt zijn steun uit voor het werk van klokkenluiders en hun uitgevers bij het aan de kaak stellen van misstanden overal ter wereld;
19. betreurt dat er geen betrouwbare gegevens zijn over de situatie van journalisten die te maken hebben met een vijandige werkomgeving; brengt hulde aan organisaties zoals onder andere Verslaggevers zonder Grenzen, het Comité voor de Bescherming van Journalisten, Frontline, de Internationale Federatie van Journalisten en het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten, voor hun steun aan journalisten en mediawerkers die in een gevaarlijke situatie verkeren die hun veiligheid en welzijn in het gedrang kan brengen; verzoekt de Commissie holistische en geavanceerde methoden te ontwikkelen om manieren te vinden om gegevens gedurende langere perioden en over verschillende soorten inbreuken tegen journalisten te verzamelen; vraagt dat er in samenwerking met journalistenorganisaties doeltreffende monitoringtoolkits worden ontwikkeld en verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) regelmatig aan het Parlement verslag te blijven uitbrengen over de wereldwijde stand van zaken op het gebied van mediavrijheid en schendingen van de rechten van journalisten;
20. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen pogingen van overheidsinstanties om onafhankelijke media het zwijgen op te leggen of hun vrijheid en pluralisme te ondermijnen en de toegang van het publiek tot betrouwbare informatie te beperken door het platleggen van het internet, illegale en/of onevenredige surveillance, het blokkeren of filteren van online-inhoud door middel van onrechtmatige of ongedifferentieerde verzoeken aan platforms om inhoud te verwijderen, of het blokkeren van communicatiewebsites en sociale media; waarschuwt voor praktijken die deze media indirect onderwerpen door middel van financieel patronaat en veroordeelt met name pogingen om controle uit te oefenen over openbare media; betreurt dat bepaalde niet-EU-landen zogenoemde wetten tegen buitenlandse agenten hebben aangenomen, die worden gebruikt om journalisten het zwijgen op te leggen en te onderdrukken; verzoekt regeringen misstanden effectief tegen te gaan en beschermingsmaatregelen niet te misbruiken om de vrijheid van meningsuiting te fnuiken of censuur mogelijk te maken; beveelt aan dat regeringen vrijheid van sociale en politieke dialoog en kritiek toestaan; herinnert eraan dat de concentratie van media-eigendom, zoals de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van meningsuiting heeft verklaard, een praktijk is die indruist tegen democratie en pluralisme, aangezien zij de diverse expressie van de verschillende geledingen van de samenleving verhindert;
21. hekelt het toenemende gebruik van bewakingsapparatuur en spyware om het werk van journalisten te monitoren, te onderscheppen en te censureren; veroordeelt de betrokkenheid van staten en particuliere actoren bij deze illegale surveillance, die onder meer een inbreuk vormt op het recht op privacy en de bescherming van de bronnen van journalisten; vraagt dat alle beschuldigingen van onwettige surveillance van journalisten onafhankelijk worden onderzocht en vervolgd en dat de daders ter verantwoording worden geroepen; onderstreept hoe belangrijk het is in verhaalsmogelijkheden te voorzien voor journalisten die het doelwit zijn geweest van spyware; vraagt om een strikte handhaving en monitoring van de EU-verordening betreffende producten voor tweeërlei gebruik, zodat er geen EU-uitvoer kan plaatsvinden die autoritaire regimes in staat stelt journalisten op willekeurige wijze tot doelwit te maken of aan te vallen;
22. veroordeelt het gebruik van SLAPP’s, ook door de autoriteiten van niet-EU-landen tegen in de EU gevestigde journalisten en media, om journalisten en mediakanalen het zwijgen op te leggen of te intimideren en een klimaat van angst te creëren om hun berichtgeving tegen te houden; is in dit verband ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn tegen SLAPP’s tegen journalisten in de EU; wenst dat deze wetgeving de externe dimensie van SLAPP’s adequaat bestrijkt om in de EU gevestigde journalisten te beschermen tegen onrechtmatige rechtszaken die worden aangespannen door autoriteiten van niet-EU-landen of hun handlangers; verzoekt de Commissie en de EDEO in dit verband niet-EU-landen, in het bijzonder gelijkgestemde partners die dit nog niet hebben gedaan, aan te moedigen om op nationaal niveau soortgelijke initiatieven te nemen en zich op internationaal niveau voor deze kwestie in te zetten; verzoekt de EU juridische en andere bijstand te verlenen aan journalisten die het doelwit zijn van SLAPP’s en samen te werken met partners om uitgebreide richtsnoeren uit te werken voor aanklagers die SLAPP’s behandelen en hen en rechters hierover opleidingen te geven; is van mening dat de EU, om haar externe governance te verbeteren, het goede voorbeeld moet geven en haar ambities op het gebied van binnenlands mediabeleid op een volledig coherente en consistente wijze moet waarmaken; verwelkomt in dit verband de goedkeuring van de digitaledienstenverordening(1) en vraagt dat er doeltreffende maatregelen worden ingevoerd in de onlangs gepubliceerde voorstellen voor een richtlijn tegen “strategische rechtszaken tegen publieke participatie” (de anti-SLAPP-richtlijn) (COM(2022)0177) en de verordening mediavrijheid (COM(2022)0457), die erop wijzen dat de EU het mediabeleid krachtdadiger aanpakt; is van mening dat deze maatregelen andere regio’s in de wereld kunnen inspireren en kunnen bijdragen tot de vaststelling van positieve wereldwijde normen; herinnert aan de aanbevelingen van de Raad van Europa(2) inzake smaad, die richtsnoeren omvatten om de evenredigheid van sancties en de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen;
23. verwelkomt acties om mensen bewust te maken van het volledige scala aan EU- en andere internationale beschermingsmechanismen en ‑instrumenten die met spoed kunnen worden ingezet ter ondersteuning van journalisten die in gevaar verkeren en die al beschikbaar zijn voor EU- en VN‑personeel, organisaties die zich bezighouden met de bescherming van journalisten en maatschappelijke organisaties; is van mening dat de EU haar aanwezigheid wat betreft de bescherming van journalisten in het buitenland kan vergroten door het werk van haar delegaties, zowel door rechtstreeks met journalisten te werken als via haar communicatiestrategieën om ervoor te zorgen dat ze ook in afgelegen gebieden bekend zijn en toegankelijk zijn voor journalisten en door bestaande internationale waarschuwingsmechanismen voor journalisten die in gevaar verkeren, te ondersteunen en te bevorderen; vraagt dat deze beschermingsmechanismen en ‑instrumenten worden versterkt met een genderbewuste aanpak en meer financiering van de EU en de lidstaten; benadrukt dat de EDEO en de EU-delegaties in dit verband over voldoende financiële en personele middelen moeten beschikken;
24. verzoekt de EU-instellingen het gebruik van mediageletterdheid te bevorderen als instrument om burgers en samenlevingen meer inzicht te geven in de maatschappelijke rol van journalistiek, en uitwisselingsprogramma’s voor journalisten te stimuleren; vraagt met name om programma’s en beleid ter bevordering van media- en nieuwsgeletterdheid voor journalisten en mediaspelers te stimuleren; is van mening dat het versterken van de journalistiek essentieel is om desinformatie, polarisatie en geweld te voorkomen en democratieën kan versterken door politieke participatie mogelijk te maken; benadrukt dat het van essentieel belang is dat journalisten de nodige voorwaarden worden gegarandeerd om bij te kunnen dragen aan een open, vrij en eerlijk publiek debat, hetgeen een wezenlijk aspect is om de samenleving te helpen bij het tegengaan van desinformatie, informatiemanipulatie en inmenging; herhaalt zijn oproep om media-educatie in formele en informele settings op te nemen, onder meer via onderwijsprogramma’s, teneinde mediageletterdheid, ‑vaardigheden en ‑competenties te bevorderen en kritisch denken te stimuleren en te ondersteunen; kijkt in dit verband uit naar de tussentijdse herziening door de Commissie van het actieplan voor digitaal onderwijs (2012-2027); merkt op dat de noodzaak om mediavrijheid te waarborgen moet worden opgenomen in de partnerschapsprogramma’s van de EU met niet-EU-landen;
25. dringt aan op nauwere samenwerking tussen onlineplatforms, regeringen en rechtshandhavingsinstanties om de verspreiding van berichten die aanzetten tot haat of geweld tegen journalisten en mediawerkers effectief aan te pakken, rekening houdend met het feit dat vooral vrouwen het doelwit zijn; benadrukt dat er maatregelen moeten worden genomen om journalisten te beschermen tegen online- en gendergerelateerd geweld op sociale media en andere digitale platforms; verzoekt platforms onlinecommentaar of ‑reacties waarmee journalisten worden lastiggevallen, wordt aangezet tot geweld en haat of de veiligheid van journalisten wordt ondermijnd, onmiddellijk te verwijderen; dringt er bij de autoriteiten buiten de EU op aan gevallen van online‑intimidatie en ‑misbruik te onderzoeken en te vervolgen om de verantwoordelijken ter verantwoording te roepen;
26. benadrukt dat haatzaaiende uitingen en discriminatie in de media, zowel online als offline, en cybergeweld tegen journalisten de laatste jaren steeds vaker voorkomen, hetgeen een bedreiging vormt voor de vrijheid van de media, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van informatie en het pluralisme van de media; herinnert eraan dat haatzaaiende online-uitlatingen kunnen leiden tot offlinegeweld en online-intimidatie; benadrukt dat vooral vrouwelijke journalisten ook te maken krijgen met seksuele intimidatie en seksueel geweld en een veel groter risico lopen op online-intimidatie dan hun mannelijke collega’s; verzoekt de EU en de lidstaten politieke en diplomatieke druk uit te oefenen om verandering te brengen in het beleid en de praktijk van landen buiten de EU die vrouwen ontmoedigen of zelfs verbieden carrière te maken in de journalistiek;
27. verzoekt de EU-delegaties en de diplomatieke missies van de EU-lidstaten de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline op krachtige, uniforme en consistente wijze toe te passen, aangezien ze betrekking hebben op de bescherming van journalisten en de verdediging van de persvrijheid; spoort de EDEO, zijn delegaties en de lidstaten ertoe aan alles in het werk te stellen om voorbeelden van goede praktijken te bevorderen, te benutten en te delen, met name met EU-ambtenaren voordat zij buiten de EU worden uitgezonden; moedigt de EU-delegaties in niet-EU-landen aan om voorlichtingscampagnes op te zetten om aan bewustmaking over nepnieuws te doen en het publiek instrumenten aan te reiken om nepnieuws te herkennen en betrouwbare informatiebronnen te zoeken;
28. verzoekt de Commissie en de EDEO altijd een afweging te maken tussen de mogelijkheid van uitgesproken openbare actie en stille diplomatie in het belang van de mensenrechten; benadrukt hoe belangrijk het is dat het maatschappelijk middenveld meer inzicht krijgt in de werkwijze van de EU-delegaties met betrekking tot de uitoefening van journalistiek en de vrijheid van mening en meningsuiting; moedigt de EU-delegaties in dit verband aan om, voor zover mogelijk, meer publieke verklaringen af te leggen, zowel preventief als in reactie op ernstige schendingen of inperking van het recht op vrijheid van mening en meningsuiting in de wereld, met name in gevallen van aanvallen op en detentie van journalisten in niet-EU-landen;
29. vraagt de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten om van het waarborgen van de veiligheid van journalisten, mediawerkers en hun medewerkers een van zijn hoogste prioriteiten te maken bij zijn gesprekken met autoriteiten van niet-EU-landen; is van mening dat er in dit verband meer kan worden gedaan; dringt er met klem op aan dat de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid meer aandacht besteedt aan specifieke gevallen van onrechtmatige arrestaties en vervolgingen van journalisten en de inperking van hun rechten, en aan de noodzaak om te voorkomen dat er niets wordt ondernomen om journalisten wier leven onmiddellijk in gevaar is, te beschermen;
30. verzoekt de EDEO een noodplan op te stellen dat door de EU-delegaties moet worden gevolgd en dat een reeks beschermingsinstrumenten omvat, zoals het afleggen van verklaringen, het reageren op publieke lastercampagnes, het coördineren van monitoring van rechtszaken, het afleggen van bezoeken aan gevangenissen en aan het huis of het kantoor van journalisten die risico lopen, het dringend aankaarten van zaken bij de autoriteiten, het gebruik van bilaterale dialogen om bezorgdheid over de persvrijheid aan de orde te stellen, het faciliteren van mogelijkheden voor rust en respijt voor bedreigde of getraumatiseerde journalisten, het ondersteunen van tijdelijke verhuizing en/of evacuatie, het bieden van fysieke begeleiding in extreme situaties, en het trachten op te komen voor journalisten en het opbouwen van de capaciteit van plaatselijke rechtshandhavings-, gerechtelijke en overheidsinstanties om hen te beschermen, onder meer door aan te dringen op volledige verantwoording voor schendingen van de persvrijheid; vraagt dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan journalisten die worden gegijzeld en aan de bescherming van familieleden van journalisten die in het vizier worden genomen; verzoekt de Commissie en de EDEO initiatieven te steunen die tot doel hebben mediawerkers doelgericht en snel te waarschuwen voor onmiddellijke bedreigingen in niet-EU-landen en op maat gesneden richtsnoeren voor journalisten uit te werken; herinnert de lidstaten eraan dat humanitaire visa kunnen worden gebruikt als veiligheids- en beschermingsmechanisme voor journalisten die in gevaar verkeren; benadrukt hoe belangrijk het is om journalisten die in gevaar verkeren, te faciliteren en te steunen, onder meer door middel van een hervestigingsproces en ondersteuning van hun werk in ballingschap, en om journalisten die op de vlucht zijn voor door de staat gesteunde censuur en propagandacampagnes te blijven steunen door hen te helpen van grondgebied te veranderen, hun activiteiten vanuit een veilige plaats voort te zetten of hun onafhankelijke media naar het buitenland te verplaatsen, zodat zij vrijelijk betrouwbare informatie kunnen blijven verstrekken;
31. onderstreept dat het belangrijk is om op alle niveaus van de samenleving en binnen overheden opleidings‑ en bewustmakingsacties te bevorderen over de preventie van geweld tegen journalisten bij de uitoefening van hun werk; dringt er bij de EDEO op aan een gestructureerde aanpak te ontwikkelen ter ondersteuning van journalisten die te maken hebben met digitale bedreigingen; dringt er in dit verband op aan dat de capaciteit van de EU-delegaties om deze kwestie aan te pakken wordt versterkt, onder meer door steun voor de toegang van journalisten tot opleidingen om hen beter bewust te maken van preventieve digitale beveiliging en goede praktijken; benadrukt dat er noodplannen moeten worden opgesteld voor het geval dat de digitale veiligheid bij communicatie wordt geschonden en vraagt om aandacht voor de psychologische gevolgen van online-intimidatie van journalisten; benadrukt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat EU-steun voor de ontwikkeling van de media niet beperkt blijft tot het opleiden van journalisten en mediawerkers, maar het ook mogelijk maakt professionele technische apparatuur aan te schaffen, iets waarom onafhankelijke journalisten buiten de EU regelmatig vragen;
32. verzoekt de Commissie en de EDEO ook hun steun voor capaciteitsopbouw verder te versterken door niet-EU-landen te helpen om wetskaders vast te stellen die de pluriformiteit van de media, de bescherming van journalisten, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van informatie online en offline bevorderen, en ervoor te zorgen dat alle aanvallen op journalisten worden onderzocht en vervolgd en dat er adequate beschermingsmechanismen worden ingesteld; vraagt daarom om EU-steun om de continue ontwikkeling van competenties en vaardigheden in alle beroepen die van belang zijn voor de bescherming van journalisten en andere mediawerkers in partnerlanden te bevorderen, met name voor rechtshandhavingsinstanties, rechters en aanklagers, alsook voor alle relevante autoriteiten die betrokken zijn bij digitale beveiliging;
33. verzoekt de EDEO de gedachtewisseling tussen ordehandhavers en journalisten aan te moedigen om onbelemmerde verslaggeving en andere mediawerkzaamheden over protesten of demonstraties in landen met EU-delegaties mogelijk te maken en een gemeenschappelijke opvatting over de rechten van journalisten tot stand te brengen;
34. onderstreept de noodzaak van meer multilaterale contacten en coördinatie inzake de veiligheid en effectieve bescherming van journalisten, mediawerkers en hum medewerkers, met als doel een uitgebreide beleidsaanpak op te zetten die de pijlers preventie, bescherming en vervolging omvat; benadrukt dat de EU het goede voorbeeld moet geven en haar inzet voor de bescherming van journalisten en de vrijheid van mening en meningsuiting moet handhaven en versterken en straffeloosheid voor misdrijven tegen journalisten, mediawerkers en hun medewerkers moet tegengaan als een van haar belangrijkste prioriteiten, en daartoe een pact moet sluiten en in bondgenootschap moet werken met andere democratieën en gelijkgestemde partners;
35. roept de EU-delegaties, diplomatieke missies van de EU-lidstaten en gelijkgestemde partners op om zich proactief in te zetten voor en steun te verlenen aan journalisten en onafhankelijke mediakanalen in niet-EU-landen teneinde hun werk en werkomstandigheden te ondersteunen, regelmatig het persvrijheidsklimaat in elk van de respectieve landen, met inbegrip van bestaande of nieuwe risico’s voor journalisten, te evalueren en manieren te zoeken om hetzij maatregelen te nemen die misstanden kunnen voorkomen of beschermingsmaatregelen te treffen, waaronder het bieden van aantoonbare en zichtbare morele steun aan journalisten en onafhankelijke media die gevaar lopen; beveelt aan om een contactpunt op te richten waar journalisten terecht kunnen voor bescherming en steun en dat geweld monitort;
36. verzoekt de Raad en de EDEO in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten (de Magnitski-wet van de EU) gerichte sancties op te leggen aan personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen tegen journalisten en mediawerkers;
37. verzoekt de Commissie en de lidstaten in al hun overeenkomsten en partnerschappen met derde landen duurzame maatregelen te bevorderen ter bescherming, financiering en ondersteuning van pluralisme in de media en onafhankelijke journalistiek; herinnert in dit verband aan de centrale plaats van de mensenrechtenclausule in de bilaterale overeenkomsten van de EU en vraagt dat bij de activering en toepassing van deze clausule bijzondere aandacht wordt besteed aan ernstige schendingen van de rechten van journalisten; verzoekt de Commissie en de lidstaten hiertoe middelen uit te trekken, onder meer door de toewijzing voor het thematische programma mensenrechten en democratie van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld (NDICI) te verhogen;
38. verzoekt de Commissie en de EDEO ervoor te zorgen dat de financieringsprogramma’s van de EU bekend zijn bij en toegankelijk zijn voor lokale maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van de veiligheid van journalisten en de vrijheid van meningsuiting, en ze zo nodig aan te moedigen en te steunen om die programma’s toe te passen en een leidende rol te spelen bij het vormgeven en uitvoeren van relevante projecten; onderstreept dat er moet worden gezorgd voor een evenwicht tussen EU-financiering voor projecten ter bevordering van de veiligheid van journalisten en ter ondersteuning van de ontwikkeling van de media, in overeenstemming met het thematische programma van het NDICI inzake mensenrechten en democratie en de meerjarige indicatieve programmering en de bijbehorende indicatoren daarvan; herhaalt zijn verzoek om de aanvraagprocedure te vereenvoudigen om deze minder bureaucratisch te maken;
39. herinnert eraan dat vooruitgang op het gebied van mediavrijheid en vrijheid van meningsuiting een essentieel onderdeel vormt van het toetredingsproces van de EU; herinnert eraan dat kandidaat-lidstaten met een solide en concurrerende mediaomgeving meer kans maken op snelle onderhandelingen over toetreding tot de EU; is in dit verband verheugd over de steun die via het Europees Fonds voor Democratie wordt verleend, maar is van mening dat er meer moet worden gedaan om onafhankelijke journalistiek te ondersteunen in gebieden waar kwaadwillige buitenlandse actoren hun invloed laten gelden; herhaalt daarom zijn oproep om een specifiek Europees Fonds voor democratische media op te richten ter ondersteuning van onafhankelijke journalistiek in uitbreidings- en nabuurschapslanden en kandidaat-lidstaten;
40. vraagt om een adequaat en duurzaam rechtskader dat voorziet in een mechanisme ter bescherming van de vrije informatieruimte op basis van wederkerigheid van de vereisten inzake openheid; is van mening dat dit systeem ter bescherming van democratische informatieruimtes op twee pijlers moet berusten: 1) gelijke behandeling – voor alle audiovisuele kanalen die in de EU uitzenden; en 2) wederkerigheid – openheid van de openbare ruimte voor EU-omroepen in niet-EU-landen;
41. is van mening dat EU-programma’s, ‑fondsen en ‑initiatieven zoals Creatief Europa, het actieplan voor de media en de audiovisuele sector, de monitor voor de pluriformiteit van de media, de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline en het EU-mechanisme voor mensenrechtenverdedigers ten volle moeten worden ingezet in de externe governance van de EU om gerichte steun te verlenen aan media- en nieuwsorganisaties in niet-EU-landen, ook al komen mediaorganisaties hun zorgplicht jegens hun journalisten na, met name door te voldoen aan paragraaf 16 van de aanbevelingen van de Raad van Europa over de bescherming van de journalistiek en over de veiligheid van journalisten en van andere media-actoren(3) en aan de aanbeveling van de Commissie van 2021 betreffende de bescherming, veiligheid en weerbaarheid van journalisten;
42. spoort ertoe aan om, in overleg met journalisten en maatschappelijke organisaties die journalisten ondersteunen, de steun voor financieringsprogramma’s, verklaringen en openbare evenementen ter versterking van de monitoring- en beschermingsmechanismen op het niveau van de VN en van regionale mensenrechtenmechanismen, waaronder het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten, te verhogen; is verheugd over het werk van de speciale procedures van de VN bij het aanpakken van bedreigingen jegens journalisten, waaronder de aanbeveling van de speciale VN-rapporteur voor de bevordering en bescherming van het recht op vrijheid van mening en meningsuiting om een internationale taskforce op te richten voor preventie van, onderzoek naar en vervolging van aanvallen op journalisten en om actief na te denken over de mogelijkheid van een speciale VN-vertegenwoordiger voor de bescherming van journalisten wereldwijd, naast andere maatregelen;
43. is ingenomen met de werkzaamheden van het Partnerschap voor informatie en democratie, dat vijftig landen van over de hele wereld verenigt en dat heeft opgeroepen om democratische waarborgen in de communicatie- en informatieruimte te creëren en het recht op betrouwbare informatie heeft erkend; steunt de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het Partnerschap voor informatie en democratie;
44. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).
Raad van Europa, “Decriminalisation of defamation: Council of Europe guidance on proportionality of laws and conformity with human rights”, 13 juli 2018.
Aanbeveling CM/Rec(2016)4 van het Comité van Ministers aan de lidstaten over de bescherming van de journalistiek en over de veiligheid van journalisten en van andere media-actoren