Aanbeveling van het Europees Parlement van 12 juli 2023 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende de betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit (2021/2207(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de Beginselverklaring over interimregelingen voor zelfbestuur van 13 september 1993 (de Oslo-akkoorden),
– gezien het Protocol inzake de economische betrekkingen tussen de regering van de Staat Israël en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, als vertegenwoordiger van het Palestijnse volk, van 29 april 1994 (het protocol van Parijs), en de Israëlisch-Palestijnse interimovereenkomst over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van 28 september 1995 (het Oslo II-akkoord),
– gezien het vierde Verdrag van Genève,
– gezien het actieplan EU-Palestijnse Autoriteit (PA), dat in mei 2013 werd goedgekeurd,
– gezien de gezamenlijke Europese strategie ter ondersteuning van Palestina 2021‑2024 – Naar een democratische, verantwoordelijke en duurzame Palestijnse staat,
– gezien de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds(1) van 1997,
– gezien de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds(2) (de Overeenkomst EU-Israël),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 14 mei 2012, 12 mei 2014, 22 juli 2014, 20 juli 2015 en 20 juni 2016,
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 22 augustus 2022 over de inval door Israël bij zes Palestijnse maatschappelijke organisaties,
– gezien Speciaal verslag nr. 14/2013 van de Europese Rekenkamer, getiteld “De directe financiële steun van de Europese Unie aan de Palestijnse autoriteit”,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de EU en de Organisatie van de VN voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) van 17 november 2021 betreffende EU-steun voor de UNRWA (2021‑2024),
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 9 februari 2021 getiteld “Hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap Een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied” (JOIN(2021)0002),
– gezien de interpretatieve mededeling van de Commissie van 12 november 2015 inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden(3),
– gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 november 2019(4) inzake uit Israëlische nederzettingen afkomstige producten in de bezette Palestijnse gebieden,
– gezien het verslag van de Europese Dienst voor extern optreden van 15 mei 2023 getiteld “2022 Report on Israeli settlements in the occupied West Bank, including East Jerusalem” (Verslag 2022 over de Israëlische nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost‑Jeruzalem),
– gezien het verslag van de Europese Dienst voor extern optreden van 28 maart 2023 getiteld “One-year report on demolitions and seizures in the West Bank, including East Jerusalem” (Verslag over sloop en inbeslagneming op de Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost‑Jeruzalem, in het voorbije jaar),
– gezien de geactualiseerde richtsnoeren van de Europese Unie inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht(5) en de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers,
– gezien de coalitieraamovereenkomst en de richtsnoeren van de nieuwe Israëlische regering,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 30 april 2021 over het uitstel van de verkiezingen in Palestina,
– gezien het Arabische vredesinitiatief van 2002,
– gezien de nationale gezondheidsstrategie 2017‑2022 van de Staat Palestina van oktober 2016,
– gezien de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de VN,
– gezien het verslag van de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties voor de mensenrechtensituatie in de sinds 1967 bezette de Palestijnse gebieden van 21 september 2022,
– gezien het verslag van UN Women van 2022 getiteld “Women’s role in local peacebuilding: Recommendations to better support the work of Palestinian women-led grassroots organizations” (De rol van vrouwen bij lokale vredesopbouw: Aanbevelingen ter bevordering van de ondersteuning van het werk van door Palestijnse vrouwen geleide burgerorganisaties),
– gezien het verslag van de onafhankelijke taskforce van de VN voor de versterking van de Palestijnse overheidsinstellingen van april 2004 getiteld “Reforming the Palestinian Authority: An update’ (De hervorming van de Palestijnse Autoriteit: Een update),
– gezien de resultaten van de vergadering van het ad‑hocverbindingscomité van de VN van 18 september 2011,
– gezien het verslag van de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie van 17 mei 2023 getiteld “Health conditions in the occupied Palestinian territory, including east Jerusalem, and in the occupied Syrian Golan” (De gezondheidstoestand in de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost‑Jeruzalem, en de bezette Syrische Golanhoogten),
– gezien het verslag van de Wereldbank van 22 december 2021 getiteld “Palestinian Digital Economy Assessment” (Beoordeling van de Palestijnse digitale economie),
– gezien het verslag van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (UNCTAD) van 22 december 2021 getiteld “The economic costs of the Israeli occupation for the Palestinian people: Arrested development and poverty in the West Bank” (De economische kosten van de Israëlische bezetting voor het Palestijnse volk: Gestagneerde ontwikkeling en armoede op de Westelijke Jordaanoever) en haar verslag van 8 augustus 2022 getiteld “Report on UNCTAD assistance to the Palestinian people: Developments in the economy of the Occupied Palestinian Territory” (Verslag over de steun van UNCTAD aan het Palestijnse volk: Ontwikkelingen met betrekking tot de economie van de bezette Palestijnse gebieden),
– gezien het lopende onderzoek van het Internationaal Strafhof (ICC) naar de toestand in Palestina, dat op 3 maart 2021 werd ingesteld,
– gezien het verslag van het Carter Center van 15 april 2022 getiteld “March 26, 2022 Municipal Elections in West Bank/Gaza” (De gemeenteraadsverkiezingen van 26 maart 2022 op de Westelijke Jordaanoever/in de Gazastrook),
– gezien de erkenning van de Staat Palestina door de Zweedse regering op 30 oktober 2014,
– gezien de op 13 oktober 2022 door 14 Palestijnse facties in Algerije ondertekende Verklaring van Algiers, in het kader waarvan de partijen zich ertoe hebben verbonden vóór oktober 2023 verkiezingen te houden,
– gezien zijn aanbeveling van 14 september 2022 aan de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende het hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap: een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied(6),
– gezien zijn eerdere resoluties over het vredesproces in het Midden-Oosten, en met name zijn resolutie van 18 mei 2017 over het verwezenlijken van de tweestatenoplossing in het Midden-Oosten(7) en zijn resolutie van 14 december 2022 over de vooruitzichten voor de tweestatenoplossing voor Israël en Palestina(8),
– gezien zijn resolutie van 17 december 2014 over de erkenning van Palestina als staat(9),
– gezien artikel 118 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9‑0226/2023),
A. overwegende dat een tweestatenoplossing, waarbij de Staat Israël en de Staat Palestina in vrede en veiligheid naast elkaar bestaan en zij de in 1967 vastgestelde grenzen, met Jeruzalem als hoofdstad van beide staten, wederzijds erkennen, met volledige inachtneming van het internationaal recht, de enige levensvatbare oplossing voor het conflict is, hetgeen aansluit bij de conclusies van de Raad van juli 2014;
B. overwegende dat het Palestijnse volk recht heeft op zelfbeschikking, zoals in het VN‑Handvest is verankerd en herhaaldelijk door VN-organen is bekrachtigd, waaronder door de Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad en de Commissie voor de rechten van de mens/de Mensenrechtenraad;
C. overwegende dat de Palestijnse leiders de Staat Israël hebben erkend en hebben gepleit voor de oprichting van een Staat Palestina binnen de grenzen van vóór 1967, maar dat de verschillende Israëlische regeringen zich niettemin niet bereid hebben getoond in dit verband actie te ondernemen; overwegende dat de Palestijnse leiders herhaaldelijk hebben opgeroepen tot nieuwe vredesonderhandelingen met het oog op de bewerkstelliging van een tweestatenoplossing;
D. overwegende dat het de PA als gevolg van de bezetting ontbreekt aan belangrijke competenties die de kern vormen van soevereiniteit, waaronder de uitvoering van grenscontroles en het vermogen om volledige belastinginning te verrichten;
E. overwegende dat er alleen zinvolle onderhandelingen kunnen plaatsvinden als beide partijen op gelijke voet met elkaar staan; overwegende dat onder meer het gebrek aan politieke wil en internationale erkenning, in combinatie met tientallen jaren van bezetting van Palestina, in dit geval ernstige belemmeringen vormen voor eerlijke onderhandelingen; overwegende dat investeren in zinvolle onderhandelingen tussen Israël en de PA nog altijd van groot belang is;
F. overwegende dat Arabische landen zoals Egypte en Jordanië, die al jaren diplomatieke betrekkingen met Israël onderhouden, een gewichtige rol hebben gespeeld bij de bevordering van de dialoog over het vredesproces in het Midden‑Oosten, onder meer met betrekking tot veiligheid en stabiliteit;
G. overwegende dat Israël inmiddels al 56 jaar Palestijns grondgebied bezet houdt; overwegende dat de EU vasthoudt aan haar standpunt dat permanente bezetting, nederzettingen, sloop en uitzetting op grond van het internationaal recht illegaal zijn; overwegende dat het aantal kolonisten en de aanleg van voor hen bestemde infrastructuur op de Westelijke Jordaanoever en in Oost‑Jeruzalem sinds de ondertekening van de Oslo-akkoorden en het Oslo II-akkoord drastisch zijn toegenomen en een flagrante schending vormen van het internationaal recht, evenals een grote belemmering voor de bewerkstelliging van de tweestatenoplossing en de totstandbrenging van rechtvaardige, duurzame en alomvattende vrede; overwegende dat dit het sociale en demografische landschap van de Westelijke Jordaanoever ingrijpend heeft veranderd en heeft geleid tot de versnippering van de Palestijnse gebieden;
H. overwegende dat de speciaal rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in de sinds 1967 bezette de Palestijnse gebieden(10), alsmede verscheidene Israëlische, Palestijnse en internationale mensenrechtenorganisaties, onlangs verslagen hebben uitgebracht waarin wordt geconcludeerd dat de Israëlische regering Palestijnen op verschillende vlakken systemisch onderdrukt en institutioneel discrimineert, waaronder op het vlak van wetshandhaving, bouwvergunningen, vrij verkeer en economische activiteit; overwegende dat Palestijnen en Israëlische kolonisten voor hetzelfde vergrijp voor verschillende rechtbanken en op grond van verschillende wetten worden berecht; overwegende dat de door Israël op de Westelijke Jordaanoever gebouwde scheidingsmuur illegaal is;
I. overwegende dat Israël geen activiteiten van de PA in het geannexeerde Oost‑Jeruzalem toestaat; overwegende dat de PA slechts een zekere mate van controle heeft over de niet-aangrenzende gebieden A en B op de Westelijke Jordaanoever, die worden omringd door gebied C, dat volledig onder controle van Israël staat en 60 % van de Westelijke Jordaanoever beslaat; overwegende dat de betrekkingen van de EU met de PA daarom niet kunnen worden bezien zonder het Israëlische beleid in aanmerking te nemen;
J. overwegende dat de nieuwe Israëlische regering in haar coalitieraamovereenkomst en richtsnoeren plannen heeft aangekondigd om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te bevorderen en verder te ontwikkelen; overwegende dat de eerste zin van de coalitieraamovereenkomst luidt: “het Joodse volk heeft een exclusief en onvervreemdbaar recht op alle delen van het land Israël, […] Galilea, de Negev-woestijn, de Golanhoogten, Judea en Samaria”;
K. overwegende dat de rivaliteit tussen Palestijnse politieke facties en het gebrek aan een uniforme nationale visie of strategie, die van essentieel belang is voor het onderhandelen van een politieke oplossing, nog altijd enkele van de voornaamste uitdagingen vormen in de Palestijnse politiek; overwegende dat de versplinterde Fatah-beweging, de consolidatie van de macht in het kabinet van de president van de PA, de krimpende ruimte voor het Palestijns maatschappelijk middenveld, de onderdrukking van dissidenten en de demonstraties ter ondersteuning van democratische hervormingen enkele van de uitdagingen tonen die door de PA moeten worden aangepakt; overwegende dat de Palestijnse Hamas-beweging door de EU is aangewezen als terroristische organisatie;
L. overwegende dat 2022 volgens het Bureau van de Verenigde Naties voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden het dodelijkste jaar sinds 2006 was voor Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever; overwegende dat de spiraal van geweld sinds begin 2023 is verergerd, hetgeen niet alleen voor burgers in de bezette Palestijnse gebieden maar ook in Israël ernstige gevolgen heeft en de spanningen alsook de instrumentalisering van het conflict door extremistische en terroristische groeperingen aanwakkert;
M. overwegende dat de Europese ontwikkelingspartners (de EU, de EU-lidstaten, Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk) met 1,2 miljard EUR aan officiële ontwikkelingsbijstand veruit de grootste donoren van het Palestijnse volk zijn; overwegende dat internationale bijstand van cruciaal belang is voor de stabiliteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, en daarmee ook Israël ten goede komt; overwegende dat Israël krachtens het internationaal humanitair recht verplicht is te voorzien in de basisbehoeften van de burgerbevolking die onder zijn bezetting leeft, en haar welzijn moet waarborgen;
N. overwegende dat de Israëlische autoriteiten door de EU gefinancierde faciliteiten, activa en structuren in Palestina in beslag nemen en/of slopen; overwegende dat in 2022 in totaal 101 door de EU of door EU-lidstaten gefinancierde structuren (ter waarde van 337 019 EUR) in beslag zijn genomen of zijn gesloopt; overwegende dat de EU Israël herhaaldelijk heeft verzocht om vergoeding van het belastinggeld van EU-burgers dat hierdoor verloren is gegaan;
O. overwegende dat de EU-bijstand in het kader van het Pegase-programma van wezenlijk belang is voor de ondersteuning van de begroting van de PA; overwegende dat de EU‑bijstand aan Palestina sinds het begin van het huidige meerjarig financieel kader slechts op basis van jaarlijkse actieplannen is verleend; overwegende dat er op basis van de gezamenlijke strategie 2021‑2024 meerjarige actieprogramma’s kunnen worden aangenomen, maar dat er nog altijd geen zicht is op concrete, meerjarige financiering; overwegende dat de doeltreffende toewijzing van EU-middelen en de nauwgezette beoordeling en controle daarvan moeten worden voortgezet;
P. overwegende dat de PA en de PLO “martelaarbetalingen” blijven verstrekken aan de families van Palestijnen die zijn gedood bij het plegen van geweld tegen Israëliërs of bij Israëlische militaire acties; overwegende dat zij ook afzonderlijke stipendia blijven verstrekken aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen, waaronder aan Palestijnen die zijn veroordeeld voor terroristische daden tegen Joodse doelwitten;
Q. overwegende dat 7 van de 21 organisaties die op de lijst staan met organisaties die door de EU als terroristisch zijn aangemerkt Palestijns zijn; overwegende dat Hamas en andere Palestijnse organisaties op de lijst staan met organisaties die door de EU als terroristisch zijn aangemerkt hybride terreurtactieken gebruiken, waaronder aanvallen met messen en bommen op Israëlische burgers en het afvuren van raketten vanuit de Gazastrook op Israël, waarmee opzettelijk wordt getracht civiele doelen te treffen;
R. overwegende dat de UNRWA, die tot op de dag van vandaag fungeert als kritieke reddingslijn voor miljoenen Palestijnse vluchtelingen, nog altijd voor ernstige uitdagingen en chronische financieringstekorten staat die de inspanningen om haar essentiële mandaat te vervullen, ondergraven; overwegende dat het Europees Parlement het belangrijke humanitaire en ontwikkelingswerk van de UNRWA blijft ondersteunen met het oog op de cruciale rol die de organisatie speelt bij de bevordering van stabiliteit en ontwikkeling in de regio en daarmee bij de koestering van de vooruitzichten van een duurzame vrede, en bovendien blijft pleiten voor de voortzetting ervan, met bijzondere nadruk op de bevordering van onderwijs op basis van vredesopbouw, verzoening, tolerantie, coëxistentie en geweldloosheid; overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN er in december 2022 voor heeft gestemd het mandaat van de UNRWA tot 30 juni 2026 te verlengen; overwegende dat de EU en haar lidstaten de grootste donoren van de organisatie zijn en dat de EU-financiering tevens een meerjarige bijdrage aan de UNRWA omvat om te voorzien in voorspelbare steun in overeenstemming met de gezamenlijke verklaring van de EU en de UNRWA van 17 november 2021;
S. overwegende dat het ad‑hocverbindingscomité van de VN in 2011 heeft geconcludeerd dat de Palestijnse instellingen klaar zijn om een zelfstandige staat te besturen; overwegende dat de democratische status van de PA er sindsdien op achteruit is gegaan als gevolg van de externe bezetting en interne problemen, waaronder de afbrokkeling van de rechtsstaat en de verergerende corruptie; overwegende dat de bezetting van grondgebied in tijden van oorlog volgens het internationaal humanitair recht een tijdelijke situatie is en de bezette macht niet van haar hoedanigheid van staat of van haar soevereiniteit berooft;
T. overwegende dat de PA kampt met een verlies aan legitimiteit; overwegende dat de laatste Palestijnse parlementsverkiezingen zijn gehouden in 2006; overwegende dat de laatste Palestijnse presidentsverkiezingen zijn gehouden in 2005; overwegende dat er in mei 2021 parlements- en presidentsverkiezingen zouden plaatsvinden, maar dat deze door president Abbas bij presidentieel decreet werden afgelast; overwegende dat de EU de Israëlische autoriteiten in februari 2021 op verzoek van de PA om toestemming heeft gevraagd voor het sturen van een verkenningsmissie om de stemming waar te nemen, maar dat haar in dit verband geen toegang is verleend;
U. overwegende dat de praktijken van de PA alsmaar onderdrukkender worden en dat onder meer vreedzame demonstraties met onwettig geweld worden neergeslagen, journalisten, activisten uit het maatschappelijk middenveld en advocaten willekeurig worden gearresteerd en gevangenen worden gefolterd; overwegende dat gedetineerde Palestijnen, waaronder critici en tegenstanders, volgens Human Rights Watch systematisch door de Palestijnse autoriteiten worden mishandeld en gefolterd; overwegende dat het VN-Comité tegen foltering heeft opgeroepen tot gerechtigheid en heeft laten weten te betreuren dat de Palestijnse autoriteiten er niet in zijn geslaagd de daders van de moord op Palestijns activist Nizar Banat ter verantwoording te roepen;
V. overwegende dat president Abbas in oktober 2022 een decreet heeft uitgevaardigd tot oprichting van de hoge raad van rechterlijke autoriteiten en organen, waarmee alle Palestijnse autoriteiten onder zijn controle worden geplaatst en de laatste pijler van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Palestina wordt ontmanteld;
W. overwegende dat vrouwen in de Palestijnse gebieden worden gediscrimineerd en nog altijd minder rechten hebben dan mannen, bijvoorbeeld met betrekking tot echtscheiding, voogdij over kinderen en erfenissen; overwegende dat seksuele handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht op de Westelijke Jordaanoever weliswaar zijn gedecriminaliseerd, maar dat personen die tot de lhbtiq+-gemeenschap behoren niettemin nog altijd worden geïntimideerd en gediscrimineerd;
X. overwegende dat 84 % van de deelnemers aan een peiling van het Palestinian Center for Policy and Survey Research van maart 2022 van mening was dat er sprake is van corruptie binnen de instellingen van de PA;
Y. overwegende dat de EU-missie ter ondersteuning van de Palestijnse politie en de rechtsstaat in januari 2006 is opgezet om de PA bij te staan bij de opbouw van een Palestijnse staat;
Z. overwegende dat de PA de veiligheidscoördinatie met Israël consequent heeft gehandhaafd en daarmee heeft bijgedragen tot de veiligheid van zowel Israël als Palestina; overwegende dat de PA in januari 2023 de samenwerking met Israël op verschillende vlakken, waaronder veiligheid, heeft stopgezet als reactie op de meest recente ontwikkelingen;
AA. overwegende dat de sociaal-economische en werkgelegenheidsomstandigheden in Palestina er zwaar op achteruit zijn gegaan als gevolg van het aanhoudende conflict; overwegende dat de Palestijnse economie kraakt onder de in het kader van de Israëlische bezetting opgelegde beperkingen en in dit verband onder meer kampt met een gebrek aan controle over land, water, fysieke grenzen, inkomsten en mobiliteit; overwegende dat deze beperkingen de Palestijnse handel belemmeren, de begrotingsontvangsten van de PA verzwakken en haar afhankelijkheid van internationale donoren vergroten; overwegende dat economische hervormingen door de Palestijnse autoriteiten noodzakelijk zijn, maar op zichzelf niet volstaan om duurzame economische groei en de ontwikkeling van de particuliere sector in de Palestijnse gebieden te waarborgen; overwegende dat dit de Palestijnse uitvoer naar de EU in het kader van de interim-associatieovereenkomst tussen de EU en de PLO belemmert en de doeltreffendheid van de EU-bijstand ondergraaft;
AB. overwegende dat de blokkade en het alsmaar opnieuw oplaaiende conflict in de Gazastrook de economie hebben verlamd en dat 63 % van de inwoners van het gebied een of andere vorm van humanitaire bijstand nodig heeft;
AC. overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN in december 2022 een resolutie heeft aangenomen waarin het Internationaal Gerechtshof (IGH) wordt opgeroepen een advies uit te brengen inzake de rechtsgevolgen van de aanhoudende bezetting van Palestijnse gebieden door Israël; overwegende dat Israël op de resolutie van de VN heeft gereageerd door 39 miljoen USD aan belastinginkomsten in beslag te nemen die namens de PA waren geïnd; overwegende dat meer dan negentig landen hun ernstige bezorgdheid over de strafmaatregelen van Israël hebben geuit;
AD. overwegende dat Palestijnen in de bezette Palestijnse gebieden het voorwerp zijn van Israëlische spyware, waaronder Pegasus, waardoor hen hun recht op privacy, vrijheid van meningsuiting en open, veilig en vrij internet wordt ontzegd;
AE. overwegende dat de door de Israëlische Coördinatie van regeringsactiviteiten op het grondgebied (Israeli Coordination of Government Activities in the Territories – COGAT) ingevoerde nieuwe procedure voor de toegang van buitenlanders tot Judea en Samaria onderdanen van derde landen, waaronder EU-burgers, er sinds 20 oktober 2022 toe verplicht een vergunning aan te vragen om naar de Westelijke Jordaanoever te mogen reizen; overwegende dat de nieuwe regels van COGAT de mogelijkheid van buitenlandse echtgenoten van Palestijnen om naar de Westelijke Jordaanoever te reizen, beperken en soortgelijke beperkingen opleggen aan vrijwilligers, academici en zakenlieden die op de Westelijke Jordaanoever werken, waardoor de betrekkingen tussen de EU en Palestina worden ondermijnd;
AF. overwegende dat in artikel 2 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël staat dat “de betrekkingen tussen Partijen, evenals de bepalingen van de Overeenkomst zelf, gebaseerd moeten zijn op eerbiediging van de mensenrechten en democratische beginselen, hetgeen een richtsnoer vormt voor hun binnenlandse en internationale beleid en een essentieel element van deze Overeenkomst inhoudt”;
1. beveelt de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan om, bij het onderhouden van de EU-betrekkingen ten aanzien van de PA:
(a)
er nogmaals op te wijzen dat de EU zich onverminderd achter een tweestatenoplossing schaart als de enige levensvatbare oplossing voor het conflict, waarbij de Staat Israël en de Staat Palestina op democratische wijze in vrede en gegarandeerde veiligheid naast elkaar bestaan, de grenzen van 1967 wederzijds erkennen, met een wederzijds overeengekomen gelijkwaardige ruil van grond en Jeruzalem als hoofdstad van beide staten, op basis van de parameters in de conclusies van de Raad van juli 2014; daarbij in beginsel de erkenning van de Palestijnse staat in overeenstemming met deze parameters te ondersteunen; te blijven pleiten voor volledige eerbiediging van het internationaal recht; te herhalen dat de EU zich zal blijven inzetten voor gelijke rechten voor alle Israëli’s en Palestijnen;
(b)
uiting te geven aan hun bezorgdheid over het toenemende geweld dat het Israëlisch-Palestijnse conflict sinds 2022 kenmerkt, en over het risico dat dit verder escaleert; op te roepen om onmiddellijk een einde te maken aan alle vormen van geweld tussen Israëli’s en Palestijnen, zodat er een halt wordt toegeroepen aan deze spiraal van geweld; zinvolle inspanningen te leveren om de vredesonderhandelingen weer op gang te brengen; erop te wijzen dat geweld, terrorisme en de aanzetting daartoe fundamenteel onverenigbaar zijn met een vreedzame oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict;
(c)
op te roepen tot een onmiddellijke beëindiging van het Palestijnse terrorisme, met inbegrip van de raketaanvallen die worden uitgevoerd door Palestijnse organisaties die op de lijst staan met organisaties die door de EU als terroristisch zijn aangemerkt, waaronder Hamas, de Palestijnse Islamitische Jihad en het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina;
(d)
samen te werken met Israël, de PA, de Verenigde Staten en de Arabische partners in de regio om te voorkomen dat terroristische groeperingen in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever zich herbewapenen, wapens smokkelen en raketten en tunnels bouwen; te benadrukken dat alle terroristische groeperingen in Gaza absoluut moeten worden ontmanteld; de onaanvaardbare activiteiten van Hamas in Gaza te veroordelen en er tegen deze achtergrond nogmaals op te wijzen dat de PA de controle over de Gazastrook moet overnemen;
(e)
de PA op te roepen om alle banden met extremistische organisaties en terroristische groeperingen die actief zijn in de regio, te veroordelen en te verbreken;
(f)
te benadrukken dat rechtstreekse en serieuze onderhandelingen tussen Israëlische en Palestijnse vertegenwoordigers op basis van internationaal overeengekomen parameters belangrijk zijn, en beide partijen eraan te herinneren dat vrouwen en religieuze en andere minderheden op alle onderhandelingsniveaus inspraak moeten kunnen hebben; te werken aan een gemeenschappelijk vredesinitiatief van Europa en de Verenigde Staten om weer tot een politieke horizon voor een eerlijke, alomvattende en duurzame vrede tussen Israël en Palestina te komen; erop te wijzen dat de EU zich uitspreekt tegen de eenzijdige besluiten van sommige staten om Jeruzalem te erkennen als de onverdeelde hoofdstad van Israël en hun ambassades te verplaatsen;
(g)
ervoor te zorgen dat de betrokken EU-autoriteiten voorkomen dat EU-financiering direct of indirect wordt doorgesluisd naar terroristische organisaties; eraan te herinneren dat de externe middelen van de EU overeenkomstig de EU-strategie voor de bestrijding van antisemitisme niet mogen worden misbruikt voor activiteiten die aanzetten tot haat en geweld;
(h)
te benadrukken dat hoe dan ook alle vormen van haatzaaiende uitlatingen en gewelddadig gedrag door Israëli’s en Palestijnen moeten worden veroordeeld en uitgebannen; nogmaals te wijzen op het belang van onderwijs bij het scheppen van vooruitzichten op een tweestatenoplossing; zijn standpunt te herhalen dat alle schoolboeken en lesmateriaal van beide zijden in overeenstemming moeten zijn met de Unesco-normen inzake vrede, tolerantie, co-existentie en geweldloosheid;
(i)
te betreuren dat problematisch en haatdragend materiaal in Palestijnse schoolboeken en studiemateriaal nog steeds niet is verwijderd; te onderstrepen dat onderwijs en de toegang van leerlingen tot neutrale schoolboeken met vredelievende inhoud van essentieel belang zijn, met name in de context van de toenemende betrokkenheid van tieners bij terroristische aanslagen; te benadrukken dat financiële steun van de EU aan de PA op het gebied van onderwijs alleen mag worden verleend op voorwaarde dat de inhoud van schoolboeken wordt afgestemd op de Unesco-normen, zoals de ministers van Onderwijs van de EU op 17 maart 2015 in Parijs hebben besloten, dat alle antisemitische uitingen en voorbeelden die aanzetten tot haat en geweld worden geschrapt, zoals herhaaldelijk gevraagd in de resoluties bij de kwijtingsbesluiten met betrekking tot de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2016, 2018, 2019 en 2020; de Commissie dan ook te verzoeken er nauwlettend op toe te zien dat de PA het volledige lesprogramma spoedig wijzigt;
(j)
te erkennen dat de Abraham-akkoorden een rol van betekenis spelen bij de reorganisatie van de interstatelijke betrekkingen in de regio; samen met de EU en de Verenigde Staten een dialoog aan te gaan met de Arabische landen die de Abraham-akkoorden hebben ondertekend, om te onderzoeken hoe hun normaliseringsovereenkomsten met Israël kunnen bijdragen tot de tweestatenoplossing, de economische ontwikkeling van Palestina en de algehele ontwikkeling van de regio;
(k)
te eisen dat Israël, als bezettingsmacht, stopt met de vernietiging van vitale civiele infrastructuur en de illegale exploitatie van water en land in de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem; erop te wijzen dat wederopbouw- en ontwikkelingsprojecten in dit verband dringend moeten worden bevorderd, ook in de Gazastrook, en op te roepen tot steun voor de benodigde inspanningen, in overeenstemming met de toezeggingen die in 2014 zijn gedaan op de internationale conferentie over Palestina in Caïro;
(l)
zich achter de Palestijnse oproep te scharen voor een nieuwe en inclusieve politieke vertegenwoordiging; er bij de Palestijnse politieke leiders met klem op aan te dringen om de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van vrije, geloofwaardige, inclusieve, transparante en eerlijke parlements- en presidentsverkiezingen, die met het oog op de versterking van de legitimiteit ervan zo snel mogelijk moeten plaatsvinden; de deelname van jongeren, vrouwen en minderheden aan dit proces te bevorderen en het belang van een onafhankelijke rechterlijke macht en eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting te onderstrepen; erop te wijzen dat het onaanvaardbaar is dat de PA al meer dan 16 jaar geen verkiezingen heeft gehouden; Israël te verzoeken zijn verplichtingen na te komen om deze verkiezingen in Oost-Jeruzalem te laten plaatsvinden;
(m)
ervoor te zorgen dat de Israëlische autoriteiten leden van het Europees Parlement toegang verlenen tot de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van de Gazastrook;
(n)
ondersteuning te blijven geven aan het werk van de centrale verkiezingscommissie, en in gesprek te gaan met relevante actoren om een impuls te geven aan het verkiezingsproces; alle nodige politieke steun en technische bijstand te verlenen om het houden van verkiezingen op het gehele Palestijnse grondgebied, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, te vergemakkelijken; aan te bieden een EU-verkiezingswaarnemingsmissie naar de bezette Palestijnse gebieden te sturen zodra er algemene verkiezingen worden aangekondigd;
(o)
te benadrukken hoe belangrijk vrije, eerlijke en democratische verkiezingen en de eerbiediging hiervan door alle betrokken partijen zijn en dat daarbij vanuit moeten kunnen worden gegaan dat alle kandidaten bij de verkiezingen zullen afzien van geweld als middel om hun politieke doelstellingen te verwezenlijken;
(p)
er met aandrang voor te pleiten dat Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onder het onverdeelde legitieme en democratische bewind van de PA worden gebracht; nationale dialoog, verzoening, veiligheid, vrede en consensus tussen alle politieke en maatschappelijke actoren in Palestina te bevorderen; de internationale bemiddelingspogingen te verwelkomen om tot overeenstemming te komen tussen de verschillende Palestijnse politieke groeperingen;
(q)
de Palestijnse aanwezigheid en ontwikkeling in gebied C te blijven steunen en ervoor te zorgen dat de PA de volledige controle over gebied C op zich neemt, zoals bepaald in de Oslo- en Oslo II-akkoorden;
(r)
de PA op te roepen om de beginselen van de rechtsstaat te eerbiedigen en de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht nogmaals te bevestigen door intrekking van het decreet van oktober 2022 tot oprichting van de hoge raad van rechterlijke autoriteiten en organen, hetgeen ook het vertrouwen van de burgers in de instellingen zou helpen herstellen; ondersteuning te verlenen bij de concrete stappen naar bestuurlijke hervormingen van de Wetgevende Raad en het gerechtelijk apparaat, met name het Constitutioneel Hooggerechtshof; de autoriteiten in Palestina aan te sporen te stoppen met het blokkeren van nog in behandeling zijnde wetgeving, met name wetgeving op het gebied van familiebetrekkingen, sociale zaken en de bestrijding van witwassen en terrorisme;
(s)
maatregelen te stimuleren om jongeren en vrouwen te betrekken bij alle lagen van de maatschappelijke besluitvorming; aan te dringen op concrete maatregelen ter bestrijding van intimidatie en discriminatie van meisjes en vrouwen, zoals eerwraak, alsook van personen die tot de lhbtqi+-gemeenschap behoren, mensenrechtenverdedigers, activisten, journalisten, kunstenaars, religieuze en andere minderheden en andere gemarginaliseerde groepen;
(t)
uiting te geven aan hun bezorgdheid over de steeds beperktere ruimte voor het maatschappelijk middenveld en ervoor te ijveren dat de EU deze kwestie hoog op de agenda van haar politieke dialoog met de PA plaatst; er bij de PA op aan te dringen de door haar opgelegde beperkingen wat betreft de financiering en registratie van niet-gouvernementele organisaties op te heffen en niet willekeurig mensen die hun grondrechten uitoefenen, vast te zetten; er bij de PA op te blijven aandringen de vrijheid van vereniging, vreedzame vergadering en meningsuiting en het recht op inspraak van het publiek te eerbiedigen, zowel offline als online, en in overeenstemming met het internationaal recht en de internationale normen, met inbegrip van het recht van werknemers om zich te organiseren via vrije en onafhankelijke vakbonden;
(u)
de Israëlische militaire autoriteiten op te roepen om zes Palestijnse sociale en mensenrechtenorganisaties niet langer als terroristisch aan te merken en daarmee te voorkomen dat het Palestijnse maatschappelijk middenveld nog meer aan banden wordt gelegd;
(v)
de PA te verzoeken onafhankelijke en betrouwbare mechanismen in het leven te roepen om gevallen van foltering of mishandeling en andere mensenrechtenschendingen op haar grondgebied te onderzoeken, in overeenstemming met haar verplichtingen uit hoofde van het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering, waartoe zij in 2017 is toegetreden; een onafhankelijk onderzoek naar de dood van Nizar Banat te steunen en te eisen dat de daders ter verantwoording worden geroepen; er bij de PA op aan te dringen de veiligheidstroepen ter verantwoording te roepen voor gevallen van willekeurige arrestatie, mishandeling en foltering, alle politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten en alle aanklachten in te trekken; het voortdurende gebruik van foltering door de Palestijnse autoriteiten te veroordelen;
(w)
de PA op te roepen om haar nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met internationale juridische normen inzake antidiscriminatie, onder meer door seksuele gerichtheid en genderidentiteit te erkennen als civielrechtelijk beschermde eigenschappen, zodat haatmisdrijven bij wet verboden worden, en om eventuele discriminerende motieven zorgvuldig te onderzoeken;
(x)
de PA te verzoeken de nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, met name door alle bepalingen in het wetboek van strafrecht die de straf voor het plegen van moord op grond van zogenaamde “eer” verminderen, in te trekken, verkrachting tussen echtgenoten op te nemen in de definitie van verkrachting, en ervoor te zorgen dat de straffen voor misdrijven waarbij gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes een rol speelt, in verhouding staan tot de ernst van de gepleegde feiten;
(y)
te blijven benadrukken dat de Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden onwettig zijn uit hoofde van het internationaal recht; op te roepen tot onmiddellijke beëindiging van het nederzettingenbeleid, de uitbreidingsplannen, het uitzetten van Palestijnse gezinnen en het slopen van hun huizen, hetgeen een belangrijk obstakel is voor de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing en het bereiken van duurzame vrede en veiligheid en een schending vormt van het vierde Verdrag van Genève;
(z)
op te roepen tot het doorbreken van de geweldscyclus en gerichte EU-maatregelen te overwegen met betrekking tot de uitbreiding van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever;
(aa)
te voldoen aan de verplichting om de bestaande EU-wetgeving en de bilaterale regelingen die van toepassing zijn op producten uit de nederzettingen, volledig en doeltreffend uit te voeren en er onder meer voor te zorgen dat die producten worden uitgesloten van de preferentiële douaneregeling en dat die regeling beter functioneert; ervoor te zorgen dat het beginsel van juridische differentiatie tussen het grondgebied van de Staat Israël en de sinds 1967 bezette gebieden consequent wordt toegepast op de volledige werkingssfeer van de bilaterale betrekkingen van de EU met Israël en naar behoren wordt gemonitord, in overeenstemming met het huidige beleid van de EU, de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU en Resolutie 2334 (2016) van de VN-Veiligheidsraad van 23 december 2016; opdracht te geven tot een onafhankelijk verslag over aanvullende EU-maatregelen met betrekking tot uit de nederzettingen afkomstige producten;
(ab)
samen met de PA regelmatiger politiek overleg op ministerieel niveau te plegen, met een sterke focus op mensenrechten, de rechtsstaat en terrorismebestrijding; het belang van de interim-associatieovereenkomst tussen de EU en de PLO te benadrukken; nogmaals te wijzen op de verbintenis van de EU om alle vormen van discriminatie, waaronder antisemitisme, te bestrijden, en in haar betrekkingen met de PA de aandacht te vestigen op die verbintenis; te wijzen op het belang van de politieke werkzaamheden van het bureau van de EU-vertegenwoordiger (Westelijke Jordaanoever en Gazastrook, UNRWA) en aan te dringen op versterking daarvan;
(ac)
zich in te zetten voor heropening van de Palestijnse instellingen in het geannexeerde Oost-Jeruzalem; regelmatig bijeenkomsten te organiseren met Palestijnse functionarissen in Oost-Jeruzalem en hun betrokkenheid bij de politieke, economische, sociale en culturele ontwikkeling van Oost-Jeruzalem te ondersteunen; zich te verzetten tegen de pogingen om Israëlische leerplannen op te leggen aan Palestijnse scholen; het recht van Palestijnen om hun eigen onderwijsmateriaal te kiezen, te eerbiedigen;
(ad)
zo snel mogelijk een einde proberen te maken aan de blokkade van de Gazastrook en erop toe te zien dat Israëli’s en Palestijnen elkaars recht op vrede en veiligheid eerbiedigen, met inbegrip van de uitreismogelijkheid voor Palestijnen in verband met werk of studie, om medische redenen of om familieleden op de Westelijke Jordaanoever en elders te bezoeken, alsook het verkeer van goederen; steun te blijven verlenen voor de inspanningen om de humanitaire crisis in de Gazastrook te beperken en actief te werken aan een politieke oplossing van de 16 jaar durende blokkade, waaronder veiligheidsgaranties aan beide kanten die door alle partijen worden nageleefd;
(ae)
meer financiering (met inbegrip van humanitaire hulp en ontwikkelingsbijstand) beschikbaar te stellen voor de groene transitie, jongerenparticipatie, democratisering, goed bestuur en de tenuitvoerlegging van anticorruptie-inspanningen en -maatregelen, zoals een hervorming van het beheer van overheidsfinanciën; de hulp voor het Palestijnse maatschappelijk middenveld uit te breiden, ook voor mensenrechtenactivisten die onder vuur liggen; erop toe te zien dat de beginselen van goed financieel beheer worden toegepast, en te benadrukken dat de financiering van maatschappelijke organisaties of de PA niet op willekeurige gronden of zonder bewijs van misbruik mag worden opgeschort; te zorgen voor blijvende financiering voor essentiële diensten, waaronder onderwijs en gezondheidszorg;
(af)
de EU-financiering en -programma’s in kwetsbare gebieden rond Oost-Jeruzalem en in plattelandsgebieden op de Westelijke Jordaanoever voort te zetten en uit te breiden en op te komen voor de rechten van Palestijnen in gebied C;
(ag)
Israël te verzoeken om de fysieke en administratieve beperkingen op Palestijnse economische activiteiten en handel terug te schroeven en te stoppen met het bevoordelen van bedrijven van Israëlische kolonisten ten opzichte van die van Palestijnen met betrekking tot bouwvergunningen, exploitatievergunningen en toegang tot natuurlijke hulpbronnen in gebied C; erop aan te dringen dat Israël financieel bijdraagt aan de basisbehoeften en het welzijn van de Palestijnen die onder Israëlische bezetting leven, in overeenstemming met zijn verplichtingen uit hoofde van het internationaal humanitair recht (in plaats van de internationale donoren de lasten te laten dragen);
(ah)
de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers te implementeren en concrete maatregelen te nemen wanneer mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties worden aangevallen; Palestijnse maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers consequent te raadplegen om zo vorm te geven aan het beleid en de standpuntbepaling van de EU inzake de situatie in Israël en Palestina;
(ai)
hun treurnis uit te spreken over de opvallende verschillen in gezondheidszorg die beschikbaar is voor respectievelijk Israëli’s en Palestijnen, en die tot hogere sterftecijfers leiden; te eisen dat de Israëlische autoriteiten ervoor zorgen dat Palestijnse patiënten ongehinderd toegang krijgen tot medische zorg;
(aj)
toe te zien op de uitvoering van de gezamenlijke strategie voor Palestina voor 2021-2024, en het Parlement ruimschoots voor de opstelling en vaststelling van de volgende gezamenlijke strategie ter ondersteuning van Palestina voor de periode 2024-2027 politiek te raadplegen; de aanwending van EU-financiering door de PA en alle begunstigden doeltreffender op te volgen;
(ak)
de Palestijnse partners planningszekerheid en voorspelbaarheid voor de lange termijn te bieden door een meerjarig actieplan aan de gezamenlijke strategie 2024-2027 toe te voegen;
(al)
hun bezorgdheid te uiten over de manier waarop het EU-beleid en de doeltreffendheid van de financiële bijstand in de bezette Palestijnse gebieden door de illegale nederzettingen, de Israëlische bezetting en de daarmee verbonden beperkingen voor de Palestijnse economie worden ondermijnd; de noodzaak van verantwoordingsplicht te onderstrepen en alle partijen op te roepen het EU-beleid te eerbiedigen; een schadevergoeding te eisen voor alle door de EU-gefinancierde infrastructuur in de bezette Palestijnse gebieden die is gesloopt; het beleid ten aanzien van Israël in overeenstemming te brengen met de doelstelling van de EU om tot een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat te komen als onderdeel van de tweestatenoplossing, en zich te verzetten tegen beleid dat een levensvatbare Palestijnse staat in de weg staat;
(am)
het mandaat van de EU-missie ter ondersteuning van de Palestijnse politie en de rechtsstaat te herzien en zo haar bijdrage aan de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing ter plaatse te verbeteren;
(an)
te verzoeken om een juridisch advies over de vraag wat de overdracht van het Israëlische civiele bestuur en de COGAT van het gezag van de militaire commandant naar dat van een civiele minister bij het Ministerie van Defensie betekent voor de samenwerking van de EU met deze officiële organen;
(ao)
hun zorgen te uiten over de negatieve gevolgen van de nieuwe regels die de toegang tot en het verblijf van buitenlandse burgers op de Westelijke Jordaanoever beperken voor zowel de Palestijnse samenleving als EU-burgers die op de Westelijke Jordaanoever willen werken, studeren of wonen; te benadrukken dat deze beperkingen een ernstig verstorend effect hebben op de uitvoering van het Erasmus+-programma; te eisen dat de Israëlische autoriteiten alle maatregelen met dergelijke gevolgen afschaffen; de toegang van Palestijnse burgers tot de EU te vergemakkelijken, onder meer via de luchthaven Ben Gurion;
(ap)
nogmaals te wijzen op de krachtige steun van de EU voor het werk, de onpartijdigheid en neutraliteit van het ICC; hun treurnis uit te spreken over de geringe vooruitgang die er is geboekt met het onderzoek van het ICC naar oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in de bezette Palestijnse gebieden, en zich ertoe te verbinden het ICC en zijn aanklager te helpen bij het voortzetten van het onderzoek en de vervolging;
(aq)
kennis te nemen van het door de Algemene Vergadering van de VN omarmde initiatief van de PA om het Internationaal Gerechtshof om advies te vragen over de rechtsgevolgen van de bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël; uiting te geven aan hun bezorgdheid over het besluit van de Israëlische regering om, naar aanleiding van het verzoek van de Algemene Vergadering om een advies van het Internationaal Gerechtshof, strafmaatregelen op te leggen aan het Palestijnse volk, zijn leiders en het maatschappelijk middenveld, zoals het inhouden van middelen en het invoeren van een moratorium op bouwprojecten in gebied C; steun te verlenen aan de inspanningen die een einde moeten maken aan de straffeloosheid met betrekking tot misdrijven die in de bezette Palestijnse gebieden zijn gepleegd;
(ar)
ervoor te pleiten dat het Protocol van Parijs wordt herzien om de PA meer autonomie te verschaffen op het gebied van economische en budgettaire governance, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat ze haar eigen fiscale beleid (zoals btw-tarieven) kan bepalen en zelf haar eigen belastingen kan innen; er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen om af te zien van het om politieke redenen inhouden van belastinginkomsten die voor de Palestijnse autoriteiten bestemd zijn;
(as)
de op stimulansen gebaseerde aanpak en beleidsdialoog in het kader van het Pegase-programma te blijven toepassen, onder meer door frequenter en op een meer systematische basis om de tafel te gaan zitten en concrete indicatoren toe te passen, teneinde de PA te helpen bij het bevorderen van doeltreffende en verantwoordingsplichtige instellingen in de aanloop naar een zelfstandige staat, en bij het mogelijk maken van een inclusieve sociale ontwikkeling; de politieke dialoog te intensiveren en er bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de PA en de autoriteiten die onder dat ministerie ressorteren op aan te dringen om een einde te maken aan willekeurige arrestaties en het gebruik van foltering en om de verantwoordelijken hiervoor op te sporen en te vervolgen; bij gebrek aan vooruitgang te overwegen de financiële bijstand van de EU aan het ministerie in het kader van Pegase tijdelijk op te schorten en deze middelen over te hevelen naar Palestijnse maatschappelijke en mensenrechtenorganisaties totdat het ministerie aan bepaalde benchmarks voldoet, zonder dat dit ten koste gaat van het algemene niveau van financiële steun voor de PA;
(at)
de samenwerking met de PA en UNRWA voort te zetten met het oog op blijvende en aanvullende financiële steun, zodat Palestijnse vluchtelingen in de bezette Palestijnse gebieden en de naburige gastlanden de bijstand en bescherming blijven ontvangen die de organisatie moet bieden; de voortgezette samenwerking met regionale en internationale donoren aan te moedigen om ervoor te zorgen dat de politieke steun voor de UNRWA wordt gekoppeld aan passende financiële middelen, en een beroep te doen op de internationale gemeenschap om de organisatie uit te rusten met een duurzaam financieringsmodel; eraan te herinneren dat de twee takken van de begrotingsautoriteit in het akkoord over de EU-begroting 2023 gezamenlijk hebben besloten tot een verhoging van het begrotingsonderdeel instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – zuidelijk nabuurschap, en dat de middelen deels bestemd zijn voor de UNRWA; extra middelen te reserveren voor het kernprogrammabudget van de UNRWA, waarmee de verlening van essentiële diensten, met bijzondere aandacht voor onderwijs en gezondheidszorg, wordt ondersteund;
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de commissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Palestijnse Autoriteit en de Palestijnse Wetgevende Raad.
Arrest van het Hof van Justitie van 12 november 2019, Organisation juive européenne en Vignoble Psagot Ltd tegen Ministre de l'Économie et des Finances, C‑363/18, ECLI:EU:C:2019:954.