Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2023/0079(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0260/2023

Ingediende teksten :

A9-0260/2023

Debatten :

PV 13/09/2023 - 13
CRE 13/09/2023 - 13
PV 12/12/2023 - 2
CRE 12/12/2023 - 2

Stemmingen :

PV 14/09/2023 - 7.5
CRE 14/09/2023 - 7.5
Stemverklaringen
PV 12/12/2023 - 7.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2023)0325
P9_TA(2023)0454

Aangenomen teksten
PDF 519kWORD 188k
Donderdag 14 september 2023 - Straatsburg
Kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen
P9_TA(2023)0325A9-0260/2023
Tekst
 Geconsolideerde tekst

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 14 september 2023 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020 (COM(2023)0160 – C9-0061/2023 – 2023/0079(COD))(1)
AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT(2)
op het voorstel van de Commissie
---------------------------------------------------------
2023/0079(COD)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

[Amendement 1, tenzij anders bepaald]* Dit is een gecorrigeerde versie van de aangenomen teksten, met als doel te zorgen voor overeenstemming tussen alle taalversies. Een definitie die om technische redenen ontbrak in de eerdere versie, werd toegevoegd, en als gevolg daarvan zijn de definities hernummerd (correctie in artikel 2).

(1) De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0260/2023).
(2)** Amendementen: nieuwe of gewijzigde tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▌aangegeven.


Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Toegang tot grondstoffen is van essentieel belang voor de economie, de groene en de digitale transitie, de veiligheid en de defensie van de Unie en voor de werking van de interne markt. Bepaalde niet-energetische en niet-agrarische grondstoffen worden kritiek geacht vanwege hun grote economische belang en de grote risico’s met betrekking tot hun voorziening, vaak als gevolg van een zeer geconcentreerd aanbod uit een beperkt aantal derde landen. Aangezien veel van die kritieke grondstoffen onmisbaar zijn voor de groene en de digitale transitie, in het kader van de Europese Green Deal, en gebruikt worden voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen, zal de vraag naar die grondstoffen de komende decennia exponentieel toenemen, hetgeen inhoudt dat er maatregelen moeten worden getroffen om de vraag in te perken en de Unie te beschermen tegen de steeds groter wordende kloof tussen vraag en aanbod op mondiaal niveau. Andere grondstoffen die in andere sectoren worden gebruikt, zoals de landbouw, de gezondheidszorg of de bouw, kunnen in de toekomst aan grote voorzieningsrisico’s worden blootgesteld. Tegelijkertijd wordt het risico op verstoringen van de voorziening steeds groter gezien de oplopende geopolitieke spanningen en de concurrentie om hulpbronnen. Indien niet goed wordt omgegaan met de toegenomen vraag naar kritieke grondstoffen, kan deze bovendien negatieve gevolgen hebben voor het milieu en de maatschappij. Met het oog op deze ontwikkelingen moeten maatregelen worden getroffen om de toegang tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen door de toenemende vraag te beteugelen en vervanging alsook meer efficiëntie te stimuleren om de kritikaliteit van de verwachte exponentiële toename van de vraag in de Unie te beperken, teneinde de economische veerkracht en de open strategische autonomie van de Unie te beschermen.

(1 bis)  Naast de toenemende vraag naar primaire en secundaire grondstoffen is er een toenemende vraag naar geschoolde werknemers. Het tekort aan geschoolde werknemers in de Unie bevindt zich reeds in een kritiek stadium – ook in de sector grondstoffen, waar tegen 2030 alleen al op het gebied van e‑mobiliteit en hernieuwbare energie nog eens 1,2 miljoen geschoolde werknemers nodig zullen zijn. De Unie moet de lidstaten daarom ondersteunen bij het aanbieden van opleidingen en vaardigheden en moet concrete EU-maatregelen overwegen, zoals de totstandbrenging van een Europese grondstoffenacademie, waar talent wordt opgeleid voor de grondstoffensector en de sector geavanceerde materialen en waar de bestaande beroepsbevolking wordt om- en bijgeschoold.

(1 ter)   De veiligheidssituatie in Europa en de rest van de wereld vereist dat er dringend wordt nagedacht over de vraag hoe de veerkracht van de voorzieningsketen kan worden versterkt, ook in de defensiesector.

(2)  Gezien de complexiteit en het transnationale karakter van de waardeketens van kritieke grondstoffen, is de kans groot dat ongecoördineerde nationale maatregelen om voor een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te zorgen, de mededinging zouden verstoren en de interne markt zouden fragmenteren. Om de werking van de interne markt in stand te houden, moet dus een gezamenlijk EU-kader worden gecreëerd teneinde deze belangrijke uitdaging samen en op eerlijke en rechtvaardige wijze aan te gaan, met volledige inachtneming van de toepasselijke EU-regels op het gebied van mededinging en staatssteun.   

(3)  Om de toegang van de Unie tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen op doeltreffende wijze te blijven garanderen, moet dit kader in de eerste plaats maatregelen omvatten om de toenemende voorzieningsrisico’s voor de Unie in de gehele waardeketen van strategische grondstoffen, waaronder in de winnings-, verwerkings- en recyclingfase, terug te brengen tot benchmarks die voor iedere kritieke grondstof worden vastgesteld. Wat recycling betreft, moet het doel erin bestaan de recyclingcapaciteit van elke strategische grondstof te verbeteren voor zover dit technisch en economisch haalbaar is. Aangezien de Unie afhankelijk zal blijven van invoer, moet het kader daarnaast maatregelen omvatten waarmee de toevoer van strategische grondstoffen naar de Unie wordt gediversifieerd, met name om de directe en indirecte afhankelijkheid van niet-betrouwbare partners te verminderen en tegelijkertijd het gebruik van alternatieven en vervangende materialen voor deze kritieke grondstoffen te bevorderen teneinde de milieuvoetafdruk van de Unie te verkleinen en de vraag naar kritieke grondstoffen te verminderen of in te perken. Voorts moeten maatregelen worden getroffen waarmee de Unie beter in staat wordt gesteld om bestaande en toekomstige risico’s voor de voorziening vast te stellen, te monitoren en te beperken en snel dienovereenkomstig te handelen. Een vierde reeks maatregelen van het kader moet zorgen voor een geoptimaliseerd circulairder en duurzamer verbruik van de kritieke grondstoffen in de Unie en moet onderzoek en ontwikkeling stimuleren met betrekking tot alternatieve innovatieve materialen en productiemethoden ter vervanging van de in de Unie verbruikte grondstoffen. Ten slotte moeten maatregelen worden getroffen om de toenemende vraag naar kritieke grondstoffen te beteugelen door de efficiëntie en toepassing van materiaalvervanging in de gehele waardeketen te verbeteren.

(4)  Om ervoor te zorgen dat de maatregelen van de onderhavige verordening gericht zijn op de meest relevante materialen, moeten een lijst van strategische grondstoffen en een lijst van kritieke grondstoffen worden opgesteld. Deze lijsten moeten tevens dienen als leidraad voor de inspanningen van de lidstaten om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. De lijst van strategische grondstoffen moet grondstoffen bevatten die van groot strategisch belang zijn, rekening houdend met het gebruik ervan in strategische technologieën die de groene en de digitale transitie ondersteunen, of in defensie- of ruimtevaarttoepassingen, waarvan het mondiale aanbod en de verwachte vraag mogelijk sterk verschillen en waarvan een toename van de productie relatief moeilijk is, bijvoorbeeld vanwege lange aanlooptijden voor nieuwe projecten ter vergroting van de leveringscapaciteit. De lijst van strategische grondstoffen moet op gezette tijden worden geëvalueerd en zo nodig worden bijgewerkt om rekening te houden met eventuele technologische en economische ontwikkelingen, alsook met ad-hocrisico’s, zoals risico’s die gepaard gaan met geopolitieke conflicten of natuurrampen. Om ervoor te zorgen dat de inspanningen om de capaciteiten van de Unie in de hele waardeketen te vergroten, het vermogen van de Unie om de risico’s voor de voorziening te monitoren en te beperken en het aanbod te diversifiëren, gericht zijn op materialen waarvoor die inspanningen het hardst nodig zijn, moeten de desbetreffende maatregelen alleen gelden voor de strategische grondstoffen die in de lijst zijn opgenomen.

(5)  De lijst van kritieke grondstoffen moet alle strategische grondstoffen bevatten, plus alle andere grondstoffen die van groot belang zijn voor de economie van de Unie in het algemeen en waarvoor het risico op verstoring van de voorziening groot is. Om rekening te houden met mogelijke technologische en economische ontwikkelingen moet de Commissie, in navolging van de huidige praktijk, op gezette tijden een evaluatie uitvoeren op basis van de gegevens over productie, handel, toepassingen, recycling en vervanging van een breed scala aan grondstoffen, met als doel de lijsten van kritieke en strategische grondstoffen bij te werken naar aanleiding van ontwikkelingen met betrekking tot het economisch belang en het voorzieningsrisico van die grondstoffen. De lijst van kritieke grondstoffen moet de grondstoffen bevatten die zowel de benchmark voor economisch belang als die voor het voorzieningsrisico halen of overschrijden, zonder een hiërarchie aan te brengen in hoe kritiek die grondstoffen zijn. Deze beoordeling moet worden gebaseerd op het gemiddelde van de meest recente beschikbare gegevens over een periode van vijf jaar. De maatregelen van de onderhavige verordening die betrekking hebben op één loket voor vergunningverlening, planning, exploratie, monitoring, circulariteit en duurzaamheid moeten van toepassing zijn op alle kritieke grondstoffen. De mondiale vraag naar kritieke grondstoffen zal naar verwachting binnenkort het aanbod overtreffen, hetgeen betekent dat de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor innovatieve en duurzame alternatieven voor de Unie van cruciaal belang is. Dit vergt niet alleen investeringen in onderzoek, maar ook de totstandbrenging van marktvoorwaarden met behulp waarvan hernieuwbare vervangende materialen kunnen concurreren met traditionele fossiele grondstoffen. De Unie moet daarom anticiperende maatregelen nemen om de verwachte toename van het verbruik van kritieke grondstoffen ten opzichte van de prognoses te beperken zonder haar industriële basis aan te tasten. In alle Unie- en nationale wetgeving moet rekening worden gehouden met de lijst van kritieke grondstoffen en de daarmee samenhangende prioriteiten indien deze directe of indirecte gevolgen hebben voor de desbetreffende grondstoffen.

(6)  Ter versterking van de capaciteiten van de Unie in de gehele waardeketen van strategische grondstoffen moeten benchmarks worden vastgesteld om de inspanningen te sturen en de vooruitgang te volgen. Het doel moet erin bestaan de capaciteiten voor elke strategische grondstof in elk stadium van de waardeketen te versterken en ernaar te streven de benchmarks voor de totale capaciteit voor winning, verwerking en recycling van strategische grondstoffen te halen. In de eerste plaats moet de Unie meer strategische grondstoffen uit eigen bodem gebruiken en de capaciteit opbouwen om de materialen te winnen die nodig zijn om ten minste 10 % van haar verbruik van strategische grondstoffen te produceren. Aangezien de winningscapaciteit sterk afhankelijk is van de beschikbaarheid van geologische hulpmiddelen in de Unie, hangt het van deze beschikbaarheid af of die benchmark kan worden gehaald. Om een volledige waardeketen op te bouwen en eventuele knelpunten in de tussenstadia te voorkomen, moet de Unie daarnaast haar verwerkingscapaciteit in de hele waardeketen vergroten en in staat zijn ten minste 40 % van haar jaarlijkse verbruik van strategische grondstoffen te produceren. Daarnaast zou een deel van de nieuwe verwerkingscapaciteit van de Unie kunnen worden ontwikkeld in het kader van strategische partnerschappen in door de Unie geleide, strategische projecten van wederzijds belang in derde landen, met name in ontwikkelingslanden en opkomende markten. Voorts wordt verwacht dat in de komende decennia een steeds groter aandeel van het verbruik van strategische grondstoffen in de Unie door secundaire grondstoffen zal kunnen worden gedekt, waardoor zowel de zekerheid als de duurzaamheid van de grondstoffenvoorziening van de Unie zou verbeteren. Met de recyclingcapaciteit van de Unie moet daarom ten minste +10 % van het volume kunnen worden geproduceerd op basis van het basisscenario 2020-2022 voor elke strategische grondstof, teneinde in het afval in de Unie ten minste 45 % van elke strategische grondstof in te zamelen, te sorteren en te verwerken, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid daarvan. Deze benchmarks hebben betrekking op de periode tot 2030, zijn in overeenstemming met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie als vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(2) en de digitale doelstellingen van het digitaal decennium(3), en dienen ter ondersteuning daarvan. Met hoogwaardige banen, met inbegrip van de ontwikkeling van vaardigheden en baanwisselingen, worden bovendien de risico’s op de sectorale arbeidsmarkt aangepakt en wordt bijgedragen tot de waarborging van het concurrentievermogen van de EU. Bij deze beoordeling is flexibiliteit geboden om rekening te houden met de unieke kenmerken van de grondstof in kwestie, waaronder de materiaaleigenschappen en de uitdagingen die zich in de hele waardeketen daarvan voordoen. De beoordeling moet bovendien gericht zijn op ondersteuning van de bestaande capaciteit.

(7)  Voor de voorziening van sommige grondstoffen is de Unie vrijwel volledig afhankelijk van één land. Dergelijke afhankelijkheden creëren een hoog risico op verstoringen van de voorziening en vergroten, in het geval van de Volksrepubliek China, de kwetsbaarheid van en de veiligheidsrisico’s in de Unie. Om dergelijke risico’s te beperken en de economische veerkracht van de Unie te vergroten, moeten inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de Unie tegen 2030 in geen enkel stadium van de verwerking voor meer dan 65 % van haar voorziening van een onverwerkte strategische grondstof afhankelijk is van één derde land, waarbij niettemin bijzondere aandacht moet worden besteed aan landen waarmee de Unie een strategisch partnerschap inzake grondstoffen is aangegaan, waardoor meer zekerheid met betrekking tot de voorziening wordt geboden.

(8)  Er moeten passende maatregelen worden getroffen om strategische projecten te ondersteunen die gericht zijn op de winning, verwerking of recycling van strategische grondstoffen in de Unie en waarmee, in combinatie met de inspanningen van de lidstaten, moet worden bijgedragen tot de vergroting van de capaciteiten om de benchmarks te halen. Andere maatregelen, met name inzake exploratie en circulariteit, zijn even belangrijk voor de versterking van de verschillende stadia van de waardeketen, en daarmee voor het halen van de benchmarks. Om ervoor te zorgen dat de benchmarks op tijd worden gehaald, moet de Commissie, daarbij ondersteund door de Europese raad voor kritieke grondstoffen (de “raad kritieke grondstoffen”) de vooruitgang met betrekking tot de verwezenlijking van de benchmarks volgen en daar verslag over uitbrengen. Indien de gerapporteerde vooruitgang in het algemeen onvoldoende is, moet de Commissie nagaan of het treffen van aanvullende maatregelen haalbaar en evenredig is. Indien er enkel een gebrek aan vooruitgang is met betrekking tot één strategische grondstof of een klein aantal strategische grondstoffen, hoeft de Unie in principe geen aanvullende inspanningen te leveren.

(9)  Ten behoeve van de capaciteitsopbouw in de Unie, moet de Commissie, daarbij ondersteund door de raad kritieke grondstoffen, strategische projecten in de Unie aanwijzen waarmee strategische grondstoffen moeten worden gewonnen, verwerkt of gerecycled, of waarmee vervangende materialen moeten worden ontwikkeld en opgeschaald. Strategische projecten moeten vlaggenschipprojecten zijn op het gebied van technologische innovatie en duurzaamheid. Door doeltreffende ondersteuning van strategische projecten kan de toegang tot materialen in downstreamsectoren worden verbeterd, kunnen, onder meer voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en lokale gemeenschappen, economische kansen in de gehele waardeketen worden gecreëerd en kan worden bijgedragen tot het scheppen van werkgelegenheid. Om ervoor te zorgen dat in de hele Unie strategische projecten worden opgezet, moeten voor deze projecten daarom gestroomlijnde en voorspelbare vergunningsprocedures bestaan en moet het verkrijgen van toegang tot financiering voor deze projecten worden ondersteund, waardoor vervolgens, indien dit succesvol blijkt, rolmodellen kunnen ontstaan voor vergunningsprocedures en toegang tot financiering voor kritieke of andere grondstoffen. Om gerichte steun te verlenen en voor toegevoegde waarde te zorgen, moeten projecten, voordat zij dergelijke steun ontvangen, op een aantal criteria worden beoordeeld. Strategische projecten in de Unie moeten de voorzieningszekerheid van de Unie op het gebied van strategische grondstoffen versterken en moeten technisch haalbaar zijn en op ecologisch en maatschappelijk verantwoorde wijze worden uitgevoerd. De projecten moeten ook buiten de betrokken lidstaten voordelen opleveren. Indien de Commissie van oordeel is dat aan deze criteria is voldaan, moet zij de erkenning van een project als strategisch project in een besluit bekendmaken. Aangezien snelle erkenning essentieel is om de voorzieningszekerheid van de Unie op doeltreffende wijze te ondersteunen, moet de beoordelingsprocedure eenvoudig en niet te belastend zijn. De beperking van de toename van de vraag naar kritieke grondstoffen is een van de instrumenten waarmee de strategische autonomie van de Unie kan worden versterkt en de mondiale milieuvoetafdruk van de Unie kan worden verkleind. De Commissie moet daarom een indicator ontwikkelen voor het monitoren van de ontwikkelingen met betrekking tot de mate van kritikaliteit en de materiaalefficiëntie van halffabricaten en eindproducten die kritieke grondstoffen bevatten.

(10)  Om de voorziening van strategische grondstoffen van de Unie te diversifiëren, moet de Commissie, daarbij ondersteund door de raad kritieke grondstoffen en in samenwerking met gelijkgestemde partners, strategische projecten in derde landen en in de in bijlage II bij het VWEU bedoelde overzeese landen en gebieden aanwijzen waarmee strategische grondstoffen moeten worden gewonnen, verwerkt of gerecycled. Deze projecten moeten voldoen aan internationale normen en verdragen op het gebied van milieubescherming en mensenrechten, en het gebruik van inclusieve bedrijfsmodellen bevorderen waarbij plaatselijke gemeenschappen bij de besluitvorming worden betrokken. In het kader van strategische projecten moet worden voorzien in verbeterde toegang tot financiering en risicobeperkingsmechanismen voor investeringen, zodat zij op doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd. Om ervoor te zorgen dat projecten niet alleen van toegevoegde waarde zijn voor de Unie, maar ook voor de betrokken derde landen, alsmede voor de derde landen waar zij worden uitgevoerd, moeten zij op een aantal criteria worden beoordeeld. Strategische projecten in derde landen moeten, net als projecten in de Unie, bijdragen tot de versterking van de voorzieningszekerheid van de Unie op het gebied van strategische grondstoffen, en op duurzame wijze worden uitgevoerd met behulp van het kader van een door de Commissie erkende duurzaamheidscertificeringsregeling voor grondstoffen. De projecten moeten wederzijds voordeel opleveren voor de Unie en het betrokken derde land. Waar nodig zal de EU derde landen ondersteunen bij de versterking van hun rechtskader, hun capaciteit voor goed bestuur en de transparantie in de grondstoffensector teneinde het partnerschap op het gebied van grondstoffen ten goede te laten komen aan alle partijen, en dus ook aan de lokale bevolking. Projecten moeten van toegevoegde waarde zijn voor het desbetreffende land en moeten dit, in het geval van ontwikkelingslanden en opkomende markten, in staat stellen op te klimmen in de waardeketen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de in de Verdragen verankerde beginselen, het gemeenschappelijk handelsbeleid en de strategische prioriteiten van de Unie en het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling, als neergelegd in artikel 208 VWEU. Die waarde kan erin bestaan dat het project bijdraagt tot meerdere stadia van de waardeketen van grondstoffen of dat het project bredere economische en maatschappelijke voordelen oplevert, bijvoorbeeld het scheppen van werkgelegenheid overeenkomstig de internationale normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Indien de Commissie van oordeel is dat aan deze criteria is voldaan, moet zij de erkenning van een project als strategisch project in een besluit bekendmaken.

(11)  Om de duurzaamheid van de toegenomen productie van grondstoffen te waarborgen, moeten nieuwe projecten op het gebied van grondstoffen op duurzame wijze worden uitgevoerd. Daartoe moeten de uit hoofde van de onderhavige verordening ondersteunde strategische projecten worden beoordeeld met inachtneming van internationale instrumenten die alle in de EU-beginselen voor duurzame grondstoffen(4) aangehaalde duurzaamheidsaspecten omvatten, met inbegrip van het waarborgen van milieubescherming, waaronder bescherming van mariene en kustmilieus, maatschappelijk verantwoorde praktijken (onder andere eerbiediging van de mensenrechten, waaronder vrouwen- en kinderrechten) en transparante bedrijfsvoering. Ook moet ervoor worden gezorgd dat te goeder trouw aan projecten wordt deelgenomen en dat plaatselijke gemeenschappen, met inbegrip van inheemse volkeren, in het kader van die projecten naar behoren worden geraadpleegd. Om projectontwikkelaars een duidelijke en efficiënte wijze te bieden waarop zij aan dit criterium kunnen voldoen, moet naleving van de desbetreffende Uniewetgeving, internationale normen, richtsnoeren en beginselen of deelname aan een in het kader van de onderhavige verordening erkende milieucertificeringsregeling altijd voldoende worden geacht. Voorts moet de Commissie, in nauwe samenspraak met de lidstaten, derde landen, de sector, normalisatie-instellingen en andere relevante belanghebbenden verdere gesprekken aangaan over de ontwikkeling van Europese normen voor de winning, verwerking en recycling van kritieke grondstoffen. Duurzame en milieuvriendelijke mijnbouwprojecten, die innovatieve processen omvatten en gericht zijn op minerale en metallurgische verwerking in de buurt van de winningslocaties, kunnen worden beschouwd als belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Dergelijke projecten moeten in aanzienlijke mate bijdragen tot de economische groei, het scheppen van werkgelegenheid, en de groene en de digitale transitie, en moeten het concurrentievermogen van de sector en de economie van de Unie versterken. Bovendien moeten deze projecten, om in overeenstemming te zijn met de waarden en doelstellingen van de Unie, blijk geven van een niet-aflatende inzet voor transparantie, onderwijs en maatschappelijke betrokkenheid, waarbij het gebruik van fossiele brandstoffen wordt vermeden door de integratie van hernieuwbare energiebronnen, het verminderen van afval en de toepassing van praktijken inzake duurzaam watergebruik. Strategische grondstoffen worden in de meeste gevallen gewonnen als bijproducten van een dragermineraal. Met het oog op de verwezenlijking door de Unie van de doelstellingen van deze verordening heeft de aard van bijproduct van strategische grondstoffen geen gevolgen voor de strategische aard van dergelijke winningsprojecten. Winningsprojecten kunnen daarom, ongeacht of het strategisch mineraal als hoofd- of als bijproduct wordt gewonnen, als strategisch worden beschouwd.

(12)  Iedere ontwikkelaar van een project inzake strategische grondstoffen moet een aanvraag bij de Commissie kunnen indienen voor erkenning van diens project als strategisch project. Die aanvraag moet relevante documenten en bewijsmateriaal met betrekking tot de criteria omvatten. Om de maatschappelijke, ecologische en economische levensvatbaarheid en de haalbaarheid van het project, alsook de betrouwbaarheid van de ramingen, beter te kunnen beoordelen, moet de projectontwikkelaar ook een classificatie van het project overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties verstrekken en deze classificatie ten behoeve van een objectieve validatie onderbouwen met relevant bewijsmateriaal. Ook moet een aanvraag vergezeld gaan van een tijdschema voor het project, zodat kan worden ingeschat wanneer het project zou kunnen bijdragen tot het halen van de benchmarks voor interne capaciteit of diversificatie. Aangezien het voor de doeltreffende uitvoering van mijnbouwprojecten van essentieel belang is dat de projecten door het publiek worden aanvaard, moet de projectontwikkelaar ook een plan verstrekken met maatregelen om draagvlak te creëren. Dit geldt ook voor projecten in derde landen. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan sociale partners, het maatschappelijk middenveld en toezichthouders. De projectontwikkelaar moet ook een ondernemingsplan verstrekken met informatie over de financiële levensvatbaarheid van het project en een overzicht van de financiering, met inbegrip van de eigendomsstructuur, om ervoor te zorgen dat de projectfinanciering niet in strijd is met de doelstelling om de samenwerking met gelijkgestemde partners te intensiveren, met name voor projecten in derde landen of projecten die door partners uit derde landen worden gefinancierd. Voorts moet informatie worden verstrekt over reeds verworven afnameovereenkomsten, ramingen van de potentiële schepping van werkgelegenheid, en ramingen van de behoefte aan geschoold personeel van het project, ook wat betreft om- en bijscholing, en de geplande initiatieven om de deelname van vrouwen en de algemene arbeidsomstandigheden te verbeteren.

(13)  Om te waarborgen dat de aanvragen doeltreffend en efficiënt worden afgehandeld, moet de Commissie de mogelijkheid hebben voorrang te geven aan de afhandeling van aanvragen voor projecten met betrekking tot specifieke ondervertegenwoordigde stadia van de waardeketen of strategische grondstoffen, zodat zij ervoor kan zorgen dat de Unie op evenwichtige wijze vooruitgang boekt in de richting van alle benchmarks voor de capaciteit van de Unie in het kader van deze verordening. De Commissie moet prioriteit kunnen geven aan strategische projecten die bijdragen aan de circulariteit van grondstoffen of die door kmo’s worden ingediend, op voorwaarde dat het evenwicht tussen projecten in de verschillende stadia van de waardeketen wordt gehandhaafd. De Commissie moet bovendien proactief op zoek gaan naar partnerlanden om strategische samenwerking te bevorderen.

(14)  Aangezien het voor de doeltreffende uitvoering van een strategisch project nodig is dat de lidstaat op wiens grondgebied dat project wordt uitgevoerd, medewerking verleent, moet die lidstaat het recht hebben bezwaar aan te tekenen om daarmee te voorkomen dat een project tegen zijn wens de status van strategisch project krijgt. Indien de desbetreffende lidstaat een dergelijk bezwaar maakt, moet deze zijn weigering onderbouwen en daarbij verwijzen naar de toepasselijke criteria. Evenzo is het niet wenselijk dat de Unie de status van strategisch project verleent aan projecten die door een derde land worden uitgevoerd tegen de wil van de regering van dat land, en mag dit daarom niet gebeuren indien een regering van een derde land bezwaar aantekent.

(15)  Om misbruik van de erkenning als strategisch project te voorkomen, moet de Commissie haar aanvankelijke besluit tot erkenning van een project als strategisch project kunnen intrekken indien het project niet langer aan de voorwaarden voldoet of indien de erkenning gebaseerd was op een aanvraag die onjuiste informatie bevatte. Voordat de Commissie kan overgaan tot intrekking, moet zij de raad kritieke grondstoffen raadplegen en de projectontwikkelaar horen. Projectontwikkelaars moeten volledig aansprakelijk blijven voor opzettelijke misleiding en kunnen worden onderworpen aan mogelijke overeenkomstige gerechtelijke procedures.

(16)  Met het oog op het belang van strategische projecten voor de waarborging van de voorzieningszekerheid op het gebied van strategische grondstoffen, moeten deze projecten van algemeen belang of van belang voor de openbare veiligheid worden geacht. De waarborging van de voorzieningszekerheid op het gebied van strategische grondstoffen is van cruciaal belang voor het welslagen van de groene en de digitale transitie en voor de veerkracht van de defensie- en de ruimtevaartsector. Om bij te dragen tot de voorzieningszekerheid in de Unie op het gebied van strategische grondstoffen, kunnen de lidstaten ondersteuning bieden bij nationale vergunningsprocedures om de verwezenlijking van strategische projecten in overeenstemming met het Unierecht te versnellen.

(17)  Met nationale vergunningsprocedures wordt ervoor gezorgd dat projecten inzake grondstoffen veilig en duurzaam zijn en voldoen aan milieu-, maatschappelijke en veiligheidsvereisten. In de milieuwetgeving van de Unie zijn gemeenschappelijke voorwaarden voor het verloop en de inhoud van nationale vergunningsprocedures vastgesteld, waarmee een hoog niveau van milieubescherming wordt gewaarborgd en waardoor het potentieel van de Unie in de hele waardeketen van grondstoffen op duurzame wijze kan worden benut. Daarom moet erkenning als strategisch project alle toepasselijke vergunningsvoorwaarden voor de desbetreffende projecten, met inbegrip van de voorwaarden van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad(5), Richtlijn 92/43/EEG van de Raad(6), Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad(7), Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad(8), Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad(9), Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad(10) en Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad(11), onverlet laten.

(18)  De onvoorspelbaarheid, de complexiteit en de soms buitensporig lange duur van nationale vergunningsprocedures ondermijnen momenteel echter de investeringszekerheid die nodig is voor de doeltreffende ontplooiing van projecten inzake strategische grondstoffen. Om de doeltreffende uitvoering van deze projecten te waarborgen en te bespoedigen, moeten de lidstaten daarom gestroomlijnde en voorspelbare vergunningsprocedures op strategische projecten toepassen. Daartoe moeten strategische projecten op nationaal niveau een prioritaire status krijgen om een snelle administratieve afhandeling te garanderen en ervoor te zorgen dat alle bijbehorende gerechtelijke procedures en geschillenbeslechtingsprocedures met spoed worden behandeld. De onderhavige verordening mag bevoegde autoriteiten niet beletten de vergunningverlening voor andere projecten dan strategische projecten in de waardeketen van kritieke grondstoffen te stroomlijnen.

(19)  Met het oog op de rol die zij spelen bij de waarborging van de voorzieningszekerheid in de Unie op het gebied van strategische grondstoffen en de bijdrage die zij leveren aan de open strategische autonomie van de Unie, alsmede aan de groene en de digitale transitie, moeten strategische projecten door de verantwoordelijke vergunningverlenende autoriteit in het algemeen belang en in het belang van de openbare veiligheid worden geacht. Voor zover de gevolgen onder Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en Richtlijn 2009/147/EG(12) vallen, mag een vergunning worden verleend voor strategische projecten die negatieve gevolgen hebben voor het milieu indien de verantwoordelijke vergunningverlenende autoriteit op basis van een beoordeling per geval concludeert dat het algemeen belang dat met het project wordt gediend zwaarder weegt dan die gevolgen, mits aan alle relevante voorwaarden van die richtlijnen is voldaan. In voorkomend geval moet bij de beoordeling per geval naar behoren rekening worden gehouden met specifieke geologische kenmerken van winningslocaties, waardoor de keuze van de locatie vanwege een gebrek aan alternatieve oplossingen voor de winningslocatie wordt beperkt.

(20)  Om de vergunningsprocedure eenvoudiger, efficiënter en transparanter te maken, moeten ontwikkelaars van projecten inzake kritieke grondstoffen terecht kunnen bij één nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor het faciliteren, coördineren en stroomlijnen van de gehele vergunningsprocedure en die in het geval van strategische projecten binnen de gestelde termijn een raambesluit vaststelt. De lidstaten moeten daartoe één bevoegde nationale autoriteit aanwijzen. Er moet een case officer worden aangewezen als gemakkelijk aanspreekbaar contactpunt. De aangestelde case officer kan ook deel uitmaken van een andere autoriteit, afhankelijk van de nationale structuur van het loket. Indien dat voor de interne organisatie van een lidstaat nodig is, moeten de taken van de bevoegde nationale autoriteiten kunnen worden overgedragen aan een andere autoriteit, die aan dezelfde voorwaarden moet voldoen. Zonder afbreuk te doen aan de snelheid van de procedure, moet de aangewezen bevoegde autoriteit andere bevoegde ministeries om advies en inbreng kunnen verzoeken. Om ervoor te zorgen dat hun bevoegde nationale autoriteit haar taken doeltreffend uitvoert, moeten de lidstaten die autoriteit, of elke andere autoriteit die namens de bevoegde nationale autoriteit optreedt, van voldoende personeel en middelen voorzien.

(21)  Om ervoor te zorgen dat de vergunningsstatus van strategische projecten duidelijk is en eventueel misbruik van het procesrecht minder doeltreffend te maken zonder daarbij de rechterlijke toetsing te ondermijnen, moeten lidstaten waarborgen dat geschillen met betrekking tot de vergunningsprocedure voor strategische projecten tijdig worden afgehandeld. De nationale bevoegde autoriteiten moeten daartoe waarborgen dat de aanvragers en de projectontwikkelaars toegang hebben tot een eenvoudige geschillenbeslechtingsprocedure en dat strategische projecten in alle gerechtelijke en geschillenbeslechtingsprocedures met betrekking tot de projecten met spoed worden behandeld. Voorts moet de onderhavige verordening de uitwisseling van beste praktijken voor geschillenbeslechting vergemakkelijken, zoals ad-hocwerkgroepen onder neutrale arbiters om openstaande problemen op te lossen.

(22)  Om burgers en bedrijven in staat te stellen rechtstreeks te profiteren van de voordelen van de interne markt zonder hen onnodig extra administratief te belasten, voorziet Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad(13), waarbij één digitale toegangspoort is opgericht, in algemene regels voor het online verstrekken van informatie, procedures en ondersteunende diensten die relevant zijn voor de werking van de interne markt. De informatievereisten en procedures die onder de onderhavige verordening vallen, moeten voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2018/1724. Er moet met name voor worden gezorgd dat projectontwikkelaars online toegang hebben tot alle procedures die betrekking hebben op de vergunningverlening en deze volledig online kunnen doorlopen, in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van en bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1724.

(23)  Om projectontwikkelaars en andere investeerders de zekerheid en duidelijkheid te bieden die nodig zijn om meer strategische projecten te ontwikkelen, moeten de lidstaten waarborgen dat de vergunningsprocedure voor dergelijke projecten niet langer duurt dan een vooraf vastgestelde termijn. Voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling, mag de vergunningsprocedure niet langer duren dan één jaar. Voor strategische projecten voor winning bedraagt de maximale duur van de vergunningsprocedure, gezien de complexiteit en omvang van de mogelijke gevolgen van dergelijke projecten, echter twee jaar. Om deze termijnen daadwerkelijk te halen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de verantwoordelijke autoriteiten over voldoende middelen en personeel beschikken. Door middel van het instrument voor technische ondersteuning ondersteunt de Commissie de lidstaten op verzoek bij de vormgeving, ontwikkeling en uitvoering van hervormingen, waaronder de versterking van de administratieve capaciteit voor nationale vergunningverlening.

(24)  De krachtens het Unierecht vereiste milieubeoordelingen en -vergunningen, onder meer met betrekking tot water, habitats en vogels, maken integraal onderdeel uit van de vergunningsprocedure voor projecten inzake grondstoffen en zijn van essentieel belang voor het waarborgen dat nadelige milieueffecten worden voorkomen of tot een minimum worden beperkt. Om ervoor te zorgen dat de vergunningsprocedures voor strategische projecten voorspelbaar zijn, tijdig kunnen worden afgerond en de vooraf bepaalde termijn voor een bepaald stadium van de vergunningsprocedure niet overschrijden, moeten de vereiste beoordelingen en toestemmingen echter worden gestroomlijnd zonder het niveau van milieubescherming te verlagen. In dat verband moet ervoor worden gezorgd dat de nodige beoordelingen worden gebundeld om onnodige overlap te voorkomen en dat projectontwikkelaars en verantwoordelijke autoriteiten uitdrukkelijk overeenstemming bereiken over de reikwijdte van de gebundelde beoordeling voordat deze wordt uitgevoerd, teneinde onnodige follow-up te voorkomen, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de betreffende beoordelingen.

(25)  Conflicten over landgebruik kunnen de uitrol van projecten inzake kritieke grondstoffen belemmeren, met name in ontwikkelingslanden, waar gedwongen uitzetting een gangbaar kenmerk van mijnbouwactiviteiten is. Met goed ontworpen plannen, die gebaseerd zijn op nauwe, gerechtvaardigde samenwerking tussen de relevante bevoegde autoriteiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau, waaronder plannen voor ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen, waarin rekening wordt gehouden met de mogelijke uitvoering van projecten inzake kritieke grondstoffen en de milieueffecten worden beoordeeld, kan ertoe worden bijgedragen openbare goederen en belangen in balans te brengen, het risico op conflicten te verkleinen en de duurzame uitrol van projecten inzake grondstoffen in de Unie en in derde landen te versnellen. Daarom moeten de verantwoordelijke nationale, regionale en lokale autoriteiten bij het opstellen van de desbetreffende plannen overwegen voorzieningen voor projecten inzake grondstoffen te treffen.

(26)  In de Unie is het vaak lastig om toegang te krijgen tot financiering voor projecten inzake kritieke grondstoffen. Op markten voor kritieke grondstoffen is vaak sprake van instabiele prijzen, lange aanlooptijden en een hoge mate van concentratie en ondoorzichtigheid. Voor de financiering van de sector is daarnaast een hoge mate van specialistische kennis nodig, evenals financiële instrumenten die gericht zijn op het verminderen van risico’s van investeringen, zoals grondstoffenfondsen, belastingverlaging, financiële garanties, subsidies of andere risicobeperkende financiële maatregelen, die bij financiële instellingen vaak ontbreken. Om deze problemen te ondervangen en bij te dragen tot een stabiele en betrouwbare voorziening van strategische grondstoffen, moeten de lidstaten en de Commissie hindernissen op het gebied van beleid aanpakken en bijstand bieden wat betreft de toegang tot financiële en administratieve ondersteuning. Bij het nemen van besluiten over de verlening van financiële steun moeten de lidstaten rekening houden met de milieu‑, sociale en arbeidsverbintenissen die de betrokken projectontwikkelaars zijn aangegaan. Om concurrerend, innovatief en veerkrachtig te zijn en om de productie‑, verwerkings-, recycling- en vervangingscapaciteit op te voeren, moet de sector kritieke grondstoffen toegang hebben tot zowel publieke als particuliere financiering. Gezien de dringende noodzaak om te handelen en om de in de onderhavige verordening vastgestelde benchmarks te halen, is het even belangrijk om ervoor te zorgen dat andere horizontale beleidsmaatregelen, zoals initiatieven op het gebied van duurzame financiering, blijven aansluiten bij de inspanningen van de Unie om haar sector kritieke grondstoffen voldoende toegang tot financiering en investeringen te bieden.

(27)  Alleen met voldoende financiële middelen kan in Europa een sterke waardeketen tot stand worden gebracht. De Commissie zal samenwerken met uitvoerende partners van InvestEU om na te gaan hoe investeringen beter kunnen worden ondersteund, in overeenstemming met de gezamenlijke doelstellingen van Verordening (EU) 2021/523(14) en de onderhavige verordening. De InvestEU-advieshub kan bijdragen tot de opbouw van een portfolio van levensvatbare projecten.

(27 bis)   De onderhavige verordening moet zorgen voor synergieën met maatregelen die momenteel door de Unie en de lidstaten worden ondersteund door middel van programma’s en acties op het gebied van onderzoek en innovatie met betrekking tot kritieke grondstoffen en ontwikkelingen van een deel van de toeleveringsketen, met name het kaderprogramma Horizon Europa, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (Horizon Europa)(15), en Besluit (EU) 2021/764 van de Raad(16).

(28)  Om de beperkingen van de momenteel vaak versnipperde publieke en particuliere investeringsinspanningen weg te nemen en de integratie en het rendement te bevorderen, moeten de Commissie, de lidstaten en stimuleringsbanken de coördinatie en de totstandbrenging van synergieën tussen de bestaande financieringsprogramma’s op Unie- en nationaal niveau verbeteren en voor een betere coördinatie en samenwerking met de industrie en belangrijke belanghebbenden uit de particuliere sector zorgen. Daartoe moet een speciale subgroep van de raad kritieke grondstoffen worden opgericht, waarin deskundigen van de lidstaten, de Commissie en relevante publieke financiële instellingen bijeen worden gebracht. In die subgroep moeten de afzonderlijke financieringsbehoeften van en de bestaande financieringsmogelijkheden voor strategische projecten worden besproken om projectontwikkelaars de beste manier aan te bevelen om toegang te krijgen tot bestaande financieringsmogelijkheden. De Commissie en de raad kritieke grondstoffen moeten strategische projecten bij hun besprekingen en hun aanbevelingen voor de financiering van strategische projecten in derde landen, alsook in opkomende markten en ontwikkelingslanden, in samenwerking met potentiële partnerlanden, tot een prioriteit maken in het kader van de Global Gateway-strategie en dit met nationale en internationale instellingen voor ontwikkelingsfinanciering coördineren(17).

(28 bis)   Er zijn voortdurende inspanningen op Unie- en nationaal niveau nodig om onderzoek en innovatie op het gebied van kritieke grondstoffen te bevorderen en te ondersteunen, aangezien fundamenteel onderzoek van cruciaal belang zal zijn voor de ontdekking van nieuwe materialen en vervangende materialen.

(28 ter)   Op Unie- en nationaal niveau zijn specifieke financiële en ondersteunende instrumenten en gerichte onderzoeks- en innovatiefondsen ter verbetering van de efficiëntie, vervanging, recyclingprocessen en gesloten materiaalcycli nodig, door middel van programma’s voor onderzoek en innovatie en met behulp van andere instrumenten ter stimulering van innovatie, met name op het gebied van afvalverwerking, geavanceerde materialen en vervangende materialen, en voor de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve technologieën voor de duurzame ontginning van kritieke grondstoffen in de Unie.

(29)  Particuliere investeringen door bedrijven, financiële investeerders en afnemers zijn van essentieel belang. Indien enkel particuliere investeringen niet volstaan, kan voor de doeltreffende uitrol van projecten in de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen overheidssteun nodig zijn, bijvoorbeeld in de vorm van garanties, leningen of investeringen in eigen vermogen en quasi-eigenvermogen. Dergelijke overheidssteun kan staatssteun zijn. De steun moet een stimulerend effect hebben en noodzakelijk, passend en evenredig zijn. De bestaande richtsnoeren inzake staatssteun, die onlangs grondig zijn herzien met het oog op de doelstellingen van de tweeledige transitie, bieden voldoende mogelijkheden om onder bepaalde voorwaarden investeringen in de waardeketen van kritieke grondstoffen en andere doelstellingen van de Europese Green Deal te ondersteunen. De Commissie moet voorts de mogelijkheid overwegen om op het niveau van de Unie een specifiek fonds op te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een Europees fonds voor strategische grondstoffen, met inbegrip van herinzetbare instrumenten, of om financiële steun te oormerken door middel van herprioritering van middelen in het kader van het meerjarig financieel kader. Reeds bestaande kennis, investeringsplatforms en pijplijnen met betrekking tot projecten inzake kritieke grondstoffen moeten in deze context worden gebruikt.

(30)  Overheidssteun wordt gebruikt om specifieke, vastgestelde tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, en de maatregelen mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen, de samenwerking tussen bedrijven uit verschillende lidstaten niet hinderen, noch de mededinging op de interne markt verstoren. De maatregelen moeten gericht en doelmatig zijn en een duidelijke meerwaarde voor de Unie met zich meebrengen.

(31)  De prijsvolatiliteit van verschillende strategische grondstoffen, die nog eens wordt verergerd door de beperkte middelen om deze op termijnmarkten af te dekken, vormen een belemmering voor zowel projectontwikkelaars om financiering voor projecten inzake strategische grondstoffen veilig te stellen als voor downstreamconsumenten die stabiele en voorspelbare prijzen voor belangrijke productiemiddelen willen veiligstellen. Om de onzekerheid over prijzen in verband met strategische grondstoffen in de toekomst te verminderen, moet een systeem worden ingevoerd dat geïnteresseerde afnemers en ontwikkelaars van strategische projecten in staat stelt hun aankoop- of verkoopbiedingen kenbaar te maken en met elkaar in contact brengt indien de biedingen mogelijk verenigbaar zijn. Een dergelijk systeem is van essentieel belang voor de bevordering van de deelname van kmo’s in de waardeketen van strategische grondstoffen. Er moet steun worden verleend om bedrijfsconsortia in staat te stellen toegang te krijgen tot markten die nog niet onder een strategisch partnerschap of een vrijhandelsovereenkomst vallen.

(31 bis)   De Europese Investeringsbank moet, in overleg met de raad kritieke grondstoffen, de Commissie en de lidstaten, nagaan of een EU-exportkredietfaciliteit kan worden opgezet die bedrijven in de Unie in staat stelt te investeren in projecten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderhavige verordening.

(32)  De bestaande kennis en in kaart gebrachte afzettingen van grondstoffen in de Unie zijn tot stand gekomen toen de waarborging van de voorziening van kritieke grondstoffen voor de ontwikkeling van strategische technologieën nog geen prioriteit was. Om informatie over de afzettingen van kritieke grondstoffen te verzamelen en bij te werken, met inbegrip van het potentieel van geothermische winning, moeten de lidstaten nationale programma’s voor de algemene exploratie van kritieke grondstoffen en dragermetalen van kritieke grondstoffen opstellen, die maatregelen moeten omvatten zoals het in kaart brengen van mineralen, geochemische campagnes, geowetenschappelijke onderzoeken en de herverwerking van bestaande geowetenschappelijke gegevensverzamelingen. De vaststelling van minerale afzettingen en de beoordeling van de technische en economische haalbaarheid van de winning ervan brengen een groot financieel risico met zich mee. Om dit risico te verkleinen en het gemakkelijker te maken winningsprojecten te ontplooien, moeten de lidstaten de in het kader van hun nationale exploratieprogramma verkregen informatie openbaar maken, waar passend met behulp van de bij Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad(18) ingestelde infrastructuur voor ruimtelijke informatie.

(32 bis)  Om de winnings-, verwerkings- en recyclingdoelstellingen te kunnen verwezenlijken, moeten de lidstaten maatregelen bevorderen waarmee het tekort in de Unie aan studenten en afgestudeerden in de geowetenschappen kan worden aangepakt.

(33)  De inspanningen voor duurzame waardeketens van kritieke grondstoffen moeten worden ondersteund door een zo groot mogelijk gebruik van gegevens en diensten inzake ruimtevaart die zijn gebaseerd op aardobservatie en GNSS-systemen, en met name systemen die zijn afgeleid van het ruimtevaartprogramma van de Europese Unie, Copernicus, Galileo en Egnos, aangezien deze zorgen voor een continue informatiestroom die nuttig kan zijn voor activiteiten zoals monitoring en beheer van mijnbouwgebieden, milieu- en sociaaleconomische effectbeoordelingen of exploratie van minerale hulpbronnen. Aangezien gegevens en diensten inzake ruimtevaart ook gegevens over afgelegen en ontoegankelijke gebieden kunnen opleveren, moeten de lidstaten daar bij het opstellen en uitvoeren van hun nationale exploratieprogramma’s voor zover mogelijk rekening mee houden.

(34)  Hoewel de waardeketen van kritieke grondstoffen in de Unie moet worden versterkt om een grotere voorzieningszekerheid te waarborgen, zullen de toeleveringsketens van kritieke grondstoffen mondiaal en aan externe factoren onderhevig blijven. Uit recente of aanhoudende ontwikkelingen, van de COVID‑19-crisis tot de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne, alsook de invloed van de Chinese Nieuwe Zijderoute op derde landen, is gebleken hoe kwetsbaar sommige toeleveringsketens van de Unie zijn voor verstoringen en is bovendien duidelijk geworden dat het dringend noodzakelijk is om instrumenten vast te stellen waarmee de vraag, en met name de vraag naar strategische grondstoffen, kan worden ingeperkt. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten en de Europese industrieën kunnen anticiperen op verstoringen van de voorziening en voorbereid zijn om met de gevolgen daarvan om te gaan, moeten maatregelen worden getroffen om de monitoringcapaciteit te vergroten, informatie uit te wisselen, waar nodig strategische voorraden te coördineren en de paraatheid van ondernemingen te versterken.

(35)  De lidstaten beschikken niet over dezelfde capaciteit wat betreft bewustzijn van en anticipatie op risico’s, en niet alle lidstaten hebben specifieke structuren opgezet om de toeleveringsketens van kritieke grondstoffen te monitoren en ondernemingen te informeren over de mogelijke risico’s van verstoringen van de voorziening. Evenzo hebben sommige ondernemingen geïnvesteerd in monitoring van hun toeleveringsketens, maar beschikken andere ondernemingen niet over de capaciteit daarvoor. Daarom moet de Commissie, gezien de mondiale dimensie en de complexiteit van toeleveringsketens van kritieke grondstoffen, een specifiek monitoringdashboard ontwikkelen om de voorzieningsrisico’s van kritieke grondstoffen te beoordelen en ervoor te zorgen dat de verzamelde informatie beschikbaar is voor overheidsinstanties en particulieren, waardoor de synergieën tussen de lidstaten worden vergroot. Om ervoor te zorgen dat de waardeketens van de Unie voldoende voorbereid zijn op mogelijke verstoringen van de voorziening, moet de Commissie stresstests uitvoeren om te beoordelen hoe kwetsbaar de toeleveringsketens van strategische grondstoffen zijn en in hoeverre zij blootstaan aan voorzieningsrisico’s. De lidstaten moeten hieraan bijdragen door dergelijke stresstests waar mogelijk uit te voeren via hun nationale voorzienings- en informatieagentschappen die werkzaamheden met betrekking tot kritieke grondstoffen uitvoeren. De raad kritieke grondstoffen moet ervoor zorgen dat de uitvoering van de stresstests door de Commissie en de lidstaten wordt gecoördineerd. Indien geen enkele lidstaat in staat is een vereiste stresstest voor een bepaalde strategische grondstof uit te voeren, moet de Commissie deze zelf uitvoeren. Wanneer de Commissie de resultaten van dergelijke stresstests openbaar maakt, moet zij ook mogelijke strategieën voorstellen die overheidsinstanties en particulieren kunnen gebruiken om de voorzieningsrisico’s op de korte en de middellange termijn te beperken, bijvoorbeeld het uitvoeren van aanvullende beleidsmaatregelen om de behoefte aan strategische grondstoffen te verminderen, het aanleggen van strategische voorraden of het verder diversifiëren van het aanbod. Om de informatie te verzamelen die nodig is om de monitoring- en stresstestmaatregelen uit te voeren, moet de Commissie samenwerken met de relevante permanente subgroep van de raad kritieke grondstoffen en moeten de lidstaten de grote ondernemingen die het belangrijkst zijn voor de werking van de waardeketen aanwijzen en daar toezicht op houden. Indien geen enkel lid van de permanente subgroep in staat is een vereiste stresstest voor een bepaalde strategische grondstof uit te voeren, moet de Commissie deze zelf uitvoeren.

(36)  Strategische voorraden zijn een belangrijk instrument om de gevolgen van verstoringen van de voorziening, met name die van grondstoffen, te verlichten. Hoewel het in het kader van het voorgestelde noodinstrument voor de eengemaakte markt mogelijk is strategische voorraden aan te leggen als de waakzaamheidsfase voor de eengemaakte markt is geactiveerd, zijn de lidstaten en ondernemingen niet verplicht om strategische voorraden op te bouwen of deze te coördineren voordat de voorziening wordt verstoord. Bovendien bestaat er geen coördinatiemechanisme voor de hele Europese Unie waarmee een gemeenschappelijke beoordeling en een analyse van mogelijke overlappingen en synergieën kan worden ontwikkeld. Als eerste stap moeten de lidstaten, rekening houdend met het huidige gebrek aan relevante informatie, de Commissie daarom informatie verstrekken over hun strategische voorraden, ongeacht of deze worden beheerd door overheidsinstanties of door marktdeelnemers namens de lidstaten. Die informatie moet in ieder geval betrekking hebben op de omvang van de beschikbare voorraden per strategische grondstof, de vooruitzichten daarvoor, en de regels en procedures die daarvoor gelden. Elk verzoek moet evenredig zijn, rekening houden met de kosten en inspanningen die nodig zijn om de gegevens beschikbaar te stellen en met de gevolgen voor de nationale veiligheid, en passende termijnen voor het verstrekken van de opgevraagde informatie bevatten. Er kan informatie over de voorraden van marktdeelnemers aan de analyse worden toegevoegd, maar dit vormt geen verzoek om informatie over hen. De Commissie moet de gegevens op een veilige manier behandelen en mag alleen geaggregeerde informatie openbaar maken. Als tweede stap moet de raad kritieke grondstoffen op basis van de verkregen informatie een veilige omvang van de voorraden van de Unie aangeven, en daarbij rekening houden met het totale jaarlijkse verbruik van de desbetreffende strategische grondstoffen in de Unie. Op basis van een vergelijking tussen huidige voorraden en de totale omvang van de strategische voorraden strategische grondstoffen in de Unie, moet de raad kritieke grondstoffen, in overleg met de Commissie, de lidstaten niet-bindende adviezen kunnen verstrekken over de wijze waarop de convergentie kan worden vergroot en hen aanmoedigen om hun strategische voorraden aan te leggen en te vergroten en tegelijkertijd verstoringen van de markt, ook die ten koste van opkomende markten en ontwikkelingslanden, te voorkomen. Daarbij moet de raad kritieke grondstoffen nagaan of de stimulansen voor de aanleg van strategische voorraden door particuliere marktdeelnemers die strategische grondstoffen gebruiken, moeten worden behouden.

(37)  Met het oog op verdere coördinatie moet de Commissie zorgen voor de nodige raadpleging voorafgaand aan de deelname van de lidstaten aan internationale fora waar dergelijke strategische voorraden kunnen worden besproken, met name via de daartoe bestemde permanente subgroep van de raad kritieke grondstoffen. Om de complementariteit tussen dit voorstel en andere horizontale of thematische instrumenten te vergroten, moet de Commissie er eveneens voor zorgen dat de verzamelde en geaggregeerde informatie wordt doorgegeven aan crisisbewakings- of de crisisbeheermechanismen, zoals de adviesgroep van het voorgestelde noodinstrument voor de eengemaakte markt, de Europese Raad voor halfgeleiders van de voorgestelde chipverordening, de HERA-raad of de Raad voor gezondheidscrises.

(38)  Grote ondernemingen in de Unie die met strategische grondstoffen strategische technologieën vervaardigen, moeten zorgen voor een passend intern risicobeheer om ervoor te zorgen dat zij voldoende voorbereid zijn op verstoringen van de voorziening. Dit zal ervoor zorgen dat zij rekening houden met de voorzieningsrisico’s van strategische grondstoffen en passende mitigatiestrategieën ontwikkelen om beter voorbereid te zijn op verstoringen van de voorziening. Evenzo moeten de grote ondernemingen waarvoor dit geldt regelmatig stresstests van hun toeleveringsketens voor strategische grondstoffen uitvoeren zodat zij alle verschillende scenario’s in aanmerking nemen die bij een verstoring van invloed kunnen zijn op hun voorziening. Door deze maatregelen zal meer aandacht worden besteed aan de kosten van mogelijke voorzieningsrisico’s.

(39)  Veel markten voor strategische grondstoffen zijn niet volledig transparant en zijn geconcentreerd op de aanbodzijde, hetgeen de onderhandelingspositie van verkopers versterkt en de prijzen voor kopers opdrijft, wat een uitdaging vormt voor de markt. Om de beschikbaarheid van grondstoffen voor in de Unie gevestigde ondernemingen te helpen waarborgen, moet de Commissie een systeem opzetten waarmee de vraag van geïnteresseerde afnemers kan worden gebundeld. Bij de ontwikkeling van een dergelijk systeem moet de Commissie rekening houden met de ervaring die is opgedaan met soortgelijke inspanningen, met name in verband met de gezamenlijke aankoop van gas zoals eerder vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad(19)naar aanleiding van de gascrisis. De autoriteiten van de lidstaten moeten ook aan dit systeem kunnen deelnemen om hun strategische voorraden te vergroten. Alle maatregelen die in het kader van dit mechanisme worden vastgesteld, moeten verenigbaar zijn met het mededingingsrecht van de Unie en het nationaal recht.

(39 bis)  Een veerkrachtige en concurrerende grondstoffensector is van groot economisch en strategisch belang voor de Unie. Aangezien deze verordening tot doel heeft om de capaciteit van de Unie op het gebied van de winning, verwerking en recycling van strategische grondstoffen te versterken, is het belangrijk om ondernemingen in de hele grondstoffenwaardeketen een eerlijke en voorspelbare marktomgeving te bieden. Daarom moet er in elk systeem dat bedoeld is om de vraag te bundelen teneinde de marktpositie van ondernemingen in de Unie aan de vraagzijde te versterken, ook zorgvuldig rekening worden gehouden met de markteffecten voor ondernemingen in de Unie aan de aanbodzijde.

(40)  De bepalingen inzake monitoring en strategische voorraden van deze verordening hebben geen harmonisatie van nationale wet- en regelgeving tot gevolg en komen niet in de plaats van bestaande mechanismen. Stimulansen voor monitoring en risicoparaatheid moeten in overeenstemming zijn met Europese instrumenten. Daarom kunnen instrumenten zoals het voorgestelde noodinstrument voor de eengemaakte markt, waarmee wordt getracht te anticiperen en te reageren op crises die de werking van de eengemaakte markt of van Verordening (EU) 2022/2372 van de Raad(20) betreffende een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau aantasten en de gevolgen van dergelijke crises te verzachten, in geval van een crisis of bedreiging nog steeds van toepassing zijn op kritieke en strategische grondstoffen voor zover deze onder het toepassingsgebied van dergelijke instrumenten vallen. Met zorgvuldige uitwisseling van informatie tussen de in het kader van deze crisisinstrumenten opgerichte respectieve advies- en bestuursorganen moet door de Commissie voor complementariteit en samenhang tussen deze verordening en crisisinstrumenten worden gezorgd.

(41)  De meeste kritieke grondstoffen zijn metalen, die in principe eindeloos kunnen worden gerecycled, hoewel de kwaliteit daardoor soms verslechtert. Dit biedt de mogelijkheid om over te stappen op een werkelijk circulaire economie in het kader van de groene transitie. Na een eerste fase van snel toenemende vraag naar kritieke grondstoffen voor nieuwe technologieën, waarin primaire winning en verwerking de belangrijkste bron zullen blijven, moeten recycling en hergebruik steeds belangrijker worden, waardoor de behoefte aan primaire winning zal verminderen en de effecten daarvan zullen afnemen. Momenteel zijn de recycling- en hergebruikpercentages van de meeste kritieke grondstoffen echter laag, onder meer doordat er tijdens de ontwerpfase van producten weinig rekening wordt gehouden met recyclebaarheid, en zijn recyclingsystemen en -technologieën vaak niet aangepast aan de specifieke kenmerken van deze grondstoffen. Er moet dus actie worden ondernomen om de verschillende factoren aan te pakken die afdoen aan het potentieel voor circulariteit. Ongeacht de hoeveelheid strategische grondstoffen die in 2030 wordt verbruikt, moet de Unie streven naar de circulariteit van die grondstoffen.

(41 bis)   Europa moet zijn open strategische soevereiniteit versterken en zijn veerkracht vergroten ter voorbereiding op mogelijke toekomstige verstoringen in de voorziening als gevolg van gezondheids- en andere crises. Het verbeteren van de circulariteit en het efficiënt gebruik van hulpbronnen met een toename van recycling en terugwinning van kritieke grondstoffen, zal bijdragen aan het bereiken van dit doel.

(42)  Belangrijke bevoegdheden op het gebied van circulariteit, bijvoorbeeld op het gebied van systemen voor de inzameling en verwerking van afval, berusten bij de lidstaten. Die bevoegdheden moeten worden ingezet om de inzamelings- en recyclingpercentages van afvalstromen met een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te verhogen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van financiële stimulansen zoals kortingen, geldelijke beloningen of statiegeldregelingen, waarbij de integriteit van de interne markt in stand wordt gehouden. De autoriteiten van de lidstaten moeten ook in hun rol als kopers van kritieke grondstoffen en van producten die deze grondstoffen bevatten een verschil maken, en nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s voorzien in aanzienlijke middelen om de kennis en technologie op het gebied van de circulariteit van kritieke grondstoffen, materiaalefficiëntie en vervangingsstrategieën te verbeteren. Ten slotte moeten de lidstaten de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval bevorderen door de beschikbaarheid van informatie te verbeteren en door juridische, economische en technische belemmeringen aan te pakken. Een mogelijke oplossing die de lidstaten moeten onderzoeken zijn mechanismen voor het spreiden van de risico’s over exploitanten en de lidstaten, teneinde terugwinning uit gesloten afvalinstallaties te bevorderen. De Commissie moet de maatregelen van de lidstaten monitoren, beste praktijken benchmarken en verspreiden en waar passend aanbevelingen doen voor verdere maatregelen van de lidstaten.

(42 bis)  Elektronisch afval bevat concentraties kritieke grondstoffen in hogere grootteordes dan in ‘s werelds meest hoogwaardige erts. Dit biedt een belangrijke economische kans voor stedelijke mijnbouw, met een groot ontwikkelingspotentieel.

(43)  Veel regio’s in de Unie hebben een geschiedenis van grondstoffenwinning en beschikken dus over aanzienlijke hoeveelheden winningsafval in gesloten installaties die, omdat het economisch belang ervan pas recent is toegenomen, doorgaans niet zijn onderzocht op hun potentieel voor kritieke grondstoffen. De nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafvalinstallaties heeft het potentieel om negatieve sociale en milieueffecten van nieuwe winningsactiviteiten te vermijden of te beperken en economische waarde en werkgelegenheid te creëren in voormalige mijnbouwgebieden, die vaak te lijden hebben onder de-industrialisering en achteruitgang, terwijl die regio’s een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij het vergroten van de veerkracht van de Unie en het beperken van de negatieve milieu- en sociale gevolgen van de toegang tot grondstoffen. Het gebrek aan aandacht voor en informatie over de aanwezigheid van kritieke grondstoffen, met name in gesloten afvalinstallaties, is een belangrijke reden dat het potentieel van winningsafval voor kritieke grondstoffen niet beter wordt benut.

(44)  De nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafvalinstallaties moet deel uitmaken van de valorisatie van de desbetreffende afvalinstallaties. Richtlijn 2006/21/EG bevat strenge vereisten voor de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid met betrekking tot afvalbeheer in de winningsindustrie. Hoewel deze strenge vereisten moeten worden gehandhaafd, is het passend aanvullende maatregelen te treffen om de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval te maximaliseren.

(45)  Exploitanten van bestaande en nieuwe winningsafvalinstallaties moeten een voorlopige economische evaluatiestudie uitvoeren over de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit ter plaatse aanwezig winningsafval en afzettingen uit dergelijk afval dat wordt geproduceerd. In overeenstemming met de afvalhiërarchie die is vastgesteld bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(21), moet prioriteit worden gegeven aan het voorkomen van de productie van afval dat kritieke grondstoffen bevat, door kritieke grondstoffen uit het gewonnen volume te winnen voordat het afval wordt. In het kader van deze studie moeten de exploitanten de nodige informatie verzamelen, waaronder de concentraties en hoeveelheden kritieke grondstoffen in het winningsafval, en een beoordeling uitvoeren van meerdere opties met betrekking tot processen, activiteiten of zakelijke regelingen waarmee technisch haalbare en nuttige toepassing van kritieke grondstoffen economisch levensvatbaar kan worden gemaakt. Deze verplichting komt bovenop de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2006/21/EG en de nationale wetgeving tot omzetting van die richtlijn, en is rechtstreeks toepasselijk. Exploitanten en bevoegde autoriteiten moeten er bij de naleving van die verplichting naar streven de administratieve lasten tot een minimum te beperken en procedures voor zover mogelijk te integreren.

(46)  Om het huidige gebrek aan informatie over het potentieel van gesloten winningsafvalinstallaties voor kritieke grondstoffen aan te pakken, moeten de lidstaten, in overeenstemming met de mededingingsregels van de Unie, een databank opzetten met alle informatie die relevant is voor het stimuleren van de nuttige toepassing, met name van de hoeveelheden en concentraties kritieke grondstoffen in de winningsafvalinstallatie. Die informatie moet in gebruiksvriendelijke en digitale vorm openbaar worden gemaakt, zodat toegang kan worden verkregen tot gedetailleerdere technische informatie. Om gebruiksvriendelijke toegang tot de informatie te vergemakkelijken, moeten de lidstaten bijvoorbeeld een contactpunt aanwijzen om diepgaander met potentiële ontwikkelaars van projecten voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te kunnen overleggen. De databank moet zo zijn ontworpen dat potentiële projectontwikkelaars installaties met een groot potentieel voor economisch levensvatbare nuttige toepassing op de korte, middellange en lange termijn gemakkelijk kunnen identificeren. Om de beperkte middelen gericht in te zetten, kunnen de lidstaten bij het verzamelen van informatie een gefaseerde aanpak volgen en alleen voor de meest veelbelovende installaties de meer belastende stappen voor informatieverzameling uitvoeren. De informatieverzamelingsactiviteiten moeten gericht zijn op het verstrekken van nauwkeurige en representatieve informatie over de winningsafvalinstallaties en het verkrijgen van een zo goed mogelijke indicatie van het potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen.

(47)  Permanente magneten zijn ingebouwd in een grote verscheidenheid aan producten, waarvan windmolens en elektrische voertuigen de belangrijkste en sterkst toenemende toepassingen zijn, maar ook andere producten, waaronder MRI-apparaten, industriële robots, lichte vervoermiddelen, koelgeneratoren, warmtepompen, elektrische motoren, industriële elektrische pompen, automatische wasmachines, droogtrommels, magnetronovens, stofzuigers en vaatwassers bevatten aanzienlijke hoeveelheden permanente magneten waarvan het de moeite waard is deze terug te winnen. De meeste permanente magneten, en met name de best presterende soorten, bevatten kritieke grondstoffen, zoals neodymium, praseodymium, dysprosium en terbium, boor, samarium, nikkel of kobalt. Die magneten kunnen worden gerecycled, maar dit wordt in de Unie momenteel alleen op kleine schaal of in het kader van onderzoeksprojecten gedaan. Permanente magneten moeten daarom een prioritair product zijn om de circulariteit te verhogen.

(48)  Een voorwaarde voor het vergroten van de circulariteit van magneten is dat recyclers, opknapbedrijven en reparateurs toegang hebben tot de nodige informatie over de hoeveelheid, de soort en de chemische samenstelling van magneten in een product, hun locatie en de gebruikte coating, kleefstoffen en additieven, en tot informatie over hoe de permanente magneten uit het product kunnen worden verwijderd. Bovendien moeten permanente magneten die zijn ingebouwd in producten die in de Unie in de handel worden gebracht, mettertijd steeds meer gerecycled materiaal bevatten om recycling van magneten economisch interessant te houden. In een eerste stadium moet ervoor worden gezorgd dat het gehalte aan gerecycled materiaal duidelijk is, en na een beoordeling van het passende niveau en de te verwachten effecten daarvan, moet een minimumgehalte aan gerecycled materiaal worden vastgesteld.

(49)  Kritieke grondstoffen die op de markt van de Unie worden verkocht, worden vaak gecertificeerd met betrekking tot de duurzaamheid van hun productie- en toeleveringsketen. Certificering kan worden verkregen in het kader van een breed scala aan openbare en particuliere certificeringsregelingen met uiteenlopende reikwijdte en striktheid, waardoor verwarring kan ontstaan over de aard en juistheid van claims over de relatieve duurzaamheid van kritieke grondstoffen die op basis van een dergelijke certificering in de Unie in de handel worden gebracht. De Commissie moet worden gemachtigd om uitvoeringshandelingen vast te stellen tot erkenning van certificeringsregelingen die als alomvattend en betrouwbaar moeten worden beschouwd, en die autoriteiten en marktdeelnemers een gemeenschappelijke basis bieden voor de beoordeling van de duurzaamheid van kritieke grondstoffen. Alleen certificeringsregelingen die een breed scala aan duurzaamheidsaspecten bestrijken, waaronder milieubescherming in verband met lucht, bodem, water en biodiversiteit, mensenrechten en arbeidsrechten, bestuurlijke overwegingen met inbegrip van transparantie van ondernemingen en deelname van lokale gemeenschappen, die hoge duurzaamheidsnormen waarborgen en die voorzien in onafhankelijke verificatie door derden en toezicht op de naleving, mogen worden erkend. Om ervoor te zorgen dat procedures doeltreffend zijn, moeten projectontwikkelaars die een aanvraag voor erkenning als strategisch project indienen, kunnen deelnemen aan een erkende regeling om aan te tonen dat hun project op duurzame wijze wordt uitgevoerd.

(50)  De productie van kritieke grondstoffen heeft in verschillende stadia van de waardeketen gevolgen voor het klimaat en het milieu, met name voor water en de biodiversiteit. Om die schade te beperken en de productie van duurzamere kritieke grondstoffen te stimuleren, moet de Commissie worden gemachtigd om een systeem voor berekening van de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen op te zetten dat ook een verificatieproces omvat, teneinde ervoor te zorgen dat informatie over de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen die in de Unie in de handel worden gebracht publiekelijk wordt getoond. Het systeem moet worden gebaseerd op wetenschappelijk verantwoorde beoordelingsmethoden en relevante internationale normen op het gebied van levenscyclusbeoordeling. De vereiste om de milieuvoetafdruk van een materiaal te vermelden, mag alleen van toepassing zijn als op basis van een beoordeling daarvan is geconcludeerd dat dit bijdraagt tot de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie en in verhouding is met de economische kosten door de aanschaf van kritieke grondstoffen met een kleinere milieuvoetafdruk te vergemakkelijken, en dit geen onevenredige invloed op de handelsstromen heeft. Wanneer de desbetreffende berekeningsmethoden zijn vastgesteld, moet de Commissie prestatieklassen voor kritieke grondstoffen uitwerken, zodat potentiële kopers de milieuvoetafdruk van beschikbare materialen gemakkelijk kunnen vergelijken en de markt meer gericht wordt op duurzamere materialen. Verkopers van kritieke grondstoffen moeten ervoor zorgen dat de milieuvoetafdrukverklaring voor hun klanten beschikbaar is. Transparantie over de relatieve milieuvoetafdruk van in de Unie in de handel gebrachte kritieke grondstoffen kan ook andere beleidsmaatregelen op Unie- en nationaal niveau mogelijk maken, zoals stimulansen of criteria voor groene overheidsopdrachten waarmee de productie van kritieke grondstoffen met minder milieueffecten wordt bevorderd. De diepzee wordt geacht de hoogste biodiversiteit op aarde te herbergen en levert kritieke milieudiensten, waaronder langdurige koolstofvastlegging. Diepzeemijnbouw veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk permanent verlies aan biodiversiteit en schade aan ecosystemen. Volgens het voorzorgsbeginsel mag er geen diepzeemijnbouw plaatsvinden zolang de effecten ervan op het mariene milieu en de biodiversiteit niet voldoende zijn onderzocht en er geen wetenschappelijke consensus bestaat over het feit dat diepzeemijnbouw zodanig kan worden beheerd dat wordt gewaarborgd dat er geen verlies aan mariene biodiversiteit en schade aan het ecosysteem optreden.

(51)  De milieuvoetafdrukmethoden vormen een relevante basis voor de uitwerking van de berekeningsregels. Deze berusten op wetenschappelijk verantwoorde beoordelingsmethoden die rekening houden met vergelijkbare verplichtingen die in andere Uniewetgeving zijn vastgesteld en ontwikkelingen op internationaal niveau en betrekking hebben op milieueffecten, waaronder klimaatverandering en effecten op water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit.

(52)  Er moet worden gewaarborgd dat de verantwoordelijke exploitanten, voordat zij hun producten of materialen in de handel brengen, beoordelen of deze overeenstemmen met vereisten om permanente magneten circulairder te maken en met vereisten in verband met de milieuvoetafdrukverklaring van kritieke grondstoffen, en dat de bevoegde nationale autoriteiten die voorschriften daadwerkelijk handhaven. De bepalingen inzake conformiteit en markttoezicht van Verordening (EU) 2019/1020 en Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] zijn bedoeld om deze uitdaging aan te pakken en moeten daarom ook op die vereisten van toepassing zijn. Om verder te waarborgen dat de bestaande kaders optimaal worden benut, moet ervoor worden gezorgd dat voor producten waarvoor krachtens Verordening (EU) 2018/858 of Verordening (EU) nr. 168/2013 typegoedkeuring is vereist, de naleving wordt gehandhaafd door middel van het bestaande typegoedkeuringssysteem.

(53)  Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 moet de Commissie een of meer Europese normalisatieorganisaties verzoeken Europese normen op te stellen ter ondersteuning van de doelstellingen van deze verordening.

(54)  De Unie is strategische partnerschappen voor grondstoffen met derde landen aangegaan om het actieplan inzake kritieke grondstoffen van 2020 uit te voeren. Om het aanbod te diversifiëren, moeten deze inspanningen worden opgevoerd en leiden tot totstandkoming van strategische projecten. Om een coherent kader te ontwikkelen en te waarborgen voor het aangaan van toekomstige partnerschappen en om een Europese grondstoffendiplomatie te ontwikkelen in overeenstemming met de energie- en klimaatdiplomatie van de Unie, moeten de lidstaten en de Commissie in de raad kritieke grondstoffen overleggen, analyses uitvoeren en voor coördinatie zorgen, onder meer met betrekking tot de vraag of de beoogde doelstellingen met de bestaande partnerschappen worden verwezenlijkt, de prioritering van derde landen voor nieuwe partnerschappen, de inhoud van dergelijke partnerschappen en de samenhang en mogelijke synergieën tussen die partnerschappen en de bilaterale samenwerking van lidstaten met de relevante derde landen en de beschikbaarheid van voldoende toegang tot financiering. De Unie moet streven naar wederzijds voordelige en duurzame partnerschappen met die derde landen, waaronder opkomende markten en ontwikkelingslanden die in overeenstemming zijn met de Global Gateway-strategie, de Team Europa-aanpak, het gemeenschappelijk handelsbeleid en het ontwikkelings- en buitenlands beleid van de Unie, bijdragen tot de diversificatie van haar grondstoffentoeleveringsketen en van toegevoegde waarde zijn voor deze landen. Ook moet er meer worden gedaan om te investeren in samenwerking met internationale gelijkgestemde partners die deelnemen aan de interne markt, kandidaat-lidstaten of gelijkgestemde derde landen die noch onder een strategisch partnerschap, noch onder een vrijhandelsovereenkomst vallen. Die wederzijdse belangen moeten de bevordering en bescherming van milieunormen, sociale en mensenrechtenbescherming overeenkomstig internationale en nationale wetgeving omvatten, met volledige inachtneming van de multilaterale samenwerkingsregels.

(54 bis)  De strategische prioriteit van de Unie om haar voorziening van kritieke grondstoffen te diversifiëren, moet een prioriteit worden van het externe optreden en de diplomatie van de Unie in het kader van de Team Europa-aanpak, in overeenstemming met haar externe energie- en klimaatbeleid. Het externe grondstoffenbeleid van de Unie moet gericht zijn op het uitleggen van de Unie-aanpak met betrekking tot hulpbronnenefficiëntie, duurzaamheid, circulariteit en vervanging, en gericht zijn op samenwerking, en indien nodig, op het oprichten van internationale fora met het oog op een betere coördinatie en transparantie op de mondiale grondstoffenmarkten en de oprichting van platforms voor gezamenlijke aankoop.

(55)  Om de uitvoering van taken in verband met de ontwikkeling en financiering van strategische projecten, exploratieprogramma’s, monitoringcapaciteiten of strategische voorraden te ondersteunen en de Commissie passend te adviseren, moet een Europese raad voor kritieke grondstoffen worden opgericht. Die “raad kritieke grondstoffen” moet bestaan uit de lidstaten en de Commissie, en moet voorzien in de deelname van het maatschappelijk middenveld en andere partijen als waarnemers, zoals wetenschappers, maatschappelijke organisaties en andere instellingen en instanties van de Unie. Om de nodige deskundigheid voor de uitvoering van bepaalde taken te ontwikkelen, moet de raad kritieke grondstoffen permanente subgroepen voor financiering, exploratie, monitoring, strategische voorraden en duurzaamheid oprichten, die als netwerk moeten fungeren door de verschillende relevante nationale autoriteiten bijeen te brengen en indien nodig het bedrijfsleven, de academische wereld, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden te raadplegen. De adviezen en aanbevelingen van de raad kritieke grondstoffen moeten niet-bindend zijn en het ontbreken van een dergelijk advies of een dergelijke aanbeveling mag de Commissie niet beletten haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren.

(56)  Het uitblijven van vooruitgang in de richting van de doelstellingen, met inbegrip van de capaciteits- en diversificatiebenchmarks, kan erop wijzen dat aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. De Commissie moet daarom toezicht houden op de vooruitgang in de richting van die doelstellingen.

(57)  Om de administratieve lasten voor de lidstaten en ondernemingen, met name kmo’s, tot een minimum te beperken, moeten de verschillende verslagleggingsverplichtingen worden gestroomlijnd en moet de Commissie een model ontwikkelen waarmee de lidstaten hun verslagleggingsverplichtingen inzake projecten, exploratie en monitoring kunnen nakomen door middel van één regelmatig gepubliceerd document, dat vertrouwelijk of gerubriceerd kan zijn.

(58)  Om een betrouwbare en constructieve samenwerking van bevoegde autoriteiten op nationaal en Unieniveau te waarborgen, moeten alle partijen die betrokken zijn bij de toepassing van deze verordening, de vertrouwelijkheid eerbiedigen van de informatie en gegevens die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen. De Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten, hun ambtenaren, personeelsleden en andere personen die onder toezicht van die autoriteiten werken, alsmede ambtenaren en andere personeelsleden van andere autoriteiten van de lidstaten, mogen geen informatie openbaar maken die zij op grond van deze verordening hebben verkregen of uitgewisseld en die onder de geheimhoudingsplicht vallen. Dit moet ook gelden voor de Europese raad voor kritieke grondstoffen. De gegevens moeten in een beveiligde omgeving worden verwerkt en opgeslagen.

(59)  Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(22). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(60)  Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om: a) de modellen vast te stellen die moeten worden gebruikt voor aanvragen voor de erkenning van strategische projecten, voortgangsverslagen met betrekking tot strategische projecten, nationale exploratieprogramma’s, en verslaglegging van de lidstaten met betrekking tot exploratie, monitoring, strategische voorraden en circulariteit; b)  te specificeren welke producten, componenten en afvalstromen worden geacht een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te hebben; en c) de criteria voor erkenning van regelingen met betrekking tot de duurzaamheid van kritieke grondstoffen vast te stellen en te bepalen hoe deze moeten worden toegepast. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(23).

(61)  Om ervoor te zorgen dat de bij deze verordening opgelegde verplichtingen, met name de verplichting om aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp te voldoen, worden nageleefd, moeten ondernemingen die hun verplichtingen, onder meer op het gebied van risicoparaatheid, verslaglegging over projecten en informatie over recyclebaarheid, niet nakomen, worden bestraft met sancties. De lidstaten moeten in hun nationaal recht daarom in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voorzien ter bestraffing van de niet-naleving van deze verordening.

(62)  De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven, moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde van de EU, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De Commissie moet bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag indienen over de uitvoering van deze verordening en over de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met inbegrip van de capaciteits- en diversificatiebenchmarks. Op basis van de uitvoering van de maatregelen in verband met de transparantie van de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen, moet in het verslag ook worden beoordeeld of maximumdrempels voor de milieuvoetafdruk moeten worden vastgesteld.

(63)  Voor zover een van de in deze verordening bedoelde maatregelen staatssteun vormt, doen de bepalingen betreffende dergelijke maatregelen geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU.

(64)  Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de verbetering van de werking van de interne markt door vaststelling van een kader om de toegang van de Unie tot een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, uitsluitend op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en doelstellingen

1.  De algemene doelstelling van deze verordening is het verbeteren van de werking van de interne markt door een kader vast te stellen waarmee de internationaal concurrerende, veilige, veerkrachtige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen van de Unie wordt gewaarborgd, onder meer door het bevorderen van duurzaamheid, efficiëntie en circulariteit in de hele waardeketen.

2.  Om de in lid 1 bedoelde algemene doelstelling te verwezenlijken, wordt met deze verordening beoogd:

a)  de verschillende stadia van de waardeketen van strategische grondstoffen te versterken, met als doel ervoor te zorgen dat de capaciteiten van de Unie voor elke strategische grondstof tegen 2030 aanzienlijk zijn toegenomen, zodat de gehele capaciteit van de Unie de volgende benchmarks haalt of benadert:

i)  met de winningscapaciteit van de Unie kunnen de ertsen, mineralen of concentraten worden gewonnen die nodig zijn om in ten minste 10 % van het jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen van de Unie te voorzien, voor zover de voorraden van de Unie dit toelaten;

ii)  met de verwerkingscapaciteit van de Unie, met inbegrip van de capaciteit voor alle tussenstappen van de verwerking, kan ten minste 50 % van het jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen van de Unie worden geproduceerd; tot 20 % van de nieuwe verwerkingscapaciteit van de Unie kan worden ontwikkeld in het kader van strategische partnerschappen in opkomende markten en ontwikkelingslanden;

iii)  met de recyclingcapaciteit van de Unie, met inbegrip van de capaciteit voor alle tussenstappen van de recycling, kan ten minste een toename van 10 % van de recyclingcapaciteit op basis van het basisscenario 2020-2022 voor elke strategische grondstof worden bereikt, teneinde ten minste 45 % van elke strategische grondstof in het afval van de Unie in te zamelen, te sorteren en te verwerken, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid;

b)  de invoer van strategische grondstoffen van de Unie te diversifiëren, teneinde ervoor te zorgen dat het jaarlijks verbruik van elke strategische grondstof van de Unie in alle relevante stadia van de verwerking tegen 2030 wordt ondersteund door invoer vanuit verschillende derde landen, waarvan geen enkel land in meer dan.65 % van het jaarlijks verbruik van de Unie voorziet, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan de vermindering van de afhankelijkheid van niet-betrouwbare partners die de Uniewaarden, de eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat niet delen;

c)  het vermogen van de Unie te vergroten om het voorzieningsrisico met betrekking tot kritieke grondstoffen te monitoren en te beperken, zowel op korte als lange termijn, waarbij volledig rekening wordt gehouden met het internationale concurrentievermogen;

d)  het vrije verkeer te waarborgen van in de Unie in de handel gebrachte kritieke grondstoffen en producten die kritieke grondstoffen bevatten, en tegelijkertijd een hoog niveau van milieubescherming en duurzaamheid te bieden door de circulariteit, duurzaamheid, repareerbaarheid en de kostenefficiënte beschikbaarheid van die grondstoffen en producten op de interne markt te verbeteren;

d bis)  de ontwikkeling en het gebruik van vervangende grondstoffen te bevorderen door de toepassing van productiemethoden om grondstoffen te vervangen, en onderzoek en ontwikkeling op het gebied van alternatieve innovatieve materialen om de milieuvoetafdruk van de Unie te verkleinen, te stimuleren;

d ter)  de toename van de vraag van de Unie naar kritieke grondstoffen te beperken, onder meer door de efficiëntie en de toepassing van materiaalsubstitutie in de hele waardeketen te verbeteren met als doel minder kritieke grondstoffen te verbruiken dan volgens het verwachte basisscenario uit hoofde van lid 4 ter;

d quater)  het aandeel van secundaire grondstoffen in het verbruik van strategische grondstoffen in de Unie te vergroten.

3.  Indien de Commissie op grond van het in artikel 42 bedoelde verslag concludeert dat de Unie de doelstellingen van lid 2 waarschijnlijk niet gaat verwezenlijken, beoordeelt zij of het haalbaar en evenredig is om op het niveau van de Unie maatregelen voor te stellen of haar bevoegdheden uit te oefenen om ervoor te zorgen dat die doelstellingen worden verwezenlijkt.

4.  De Commissie houdt rekening met de doelstellingen en benchmarks van lid 2, punt a), iii), als gerelateerde prioriteiten van de Unie in alle relevante Uniewetgeving, waaronder in de zin van artikel 5, lid 4, punt a), i), van Verordening (EU) XX/XXXX [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] wanneer zij vereisten inzake ecologisch ontwerp voorstelt om de volgende aspecten van producten te verbeteren: de duurzaamheid, de herbruikbaarheid, de repareerbaarheid, het gebruik of de efficiëntie van hulpbronnen, de mogelijkheid tot herproductie of recycling, het gehalte aan gerecycled materiaal, en de mogelijkheid tot nuttige toepassing van de materialen.

4 bis.   De waardeketens die ten gevolge van deze verordening zowel in de Unie als in derde landen worden opgezet en versterkt, worden na 2030 verder versterkt. De Commissie neemt dit in aanmerking wanneer zij de in artikel 46 bedoelde evaluatie uitvoert.

4 ter.  De Commissie verstrekt door middel van een gedelegeerde handeling die uiterlijk [drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] overeenkomstig artikel 36 wordt vastgesteld, prognoses van het jaarlijkse verbruik van kritieke grondstoffen tot 2050 met tussentijdse mijlpalen, en actualiseert deze ten minste om de vier jaar. Deze prognoses zijn gebaseerd op een technologierijke bottom-upkostenoptimalisatie- en input-outputmodelleringsexercitie, waarbij bestaande gegevens en verslagen van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Commissie worden uitgebreid en verschillende scenario’s in aanmerking genomen worden, waaronder scenario’s met een lage en een hoge vraag en een basisscenario. Deze prognoses worden uitgesplitst op het niveau van elke lidstaat of lager en bestrijken alle economische sectoren. Dit omvat kritieke grondstoffen in halffabricaten of eindproducten die in de Unie op de markt worden gebracht en stemt overeen met de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie en de in de verordening voor een nettonulindustrie vastgelegde ambities.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)  “grondstof”: verwerkte of onverwerkte materie die wordt gebruikt als input voor de vervaardiging van halffabricaten of eindproducten, met uitzondering van stoffen die voornamelijk als voedsel, diervoeder of brandstof worden gebruikt;

(2)  “kritieke grondstoffen”: de in artikel 4 bedoelde grondstoffen;

(3)  “strategische grondstoffen”: de in artikel 3 bedoelde grondstoffen;

(4)  “grondstoffenwaardeketen”: alle activiteiten en processen die verband houden met de exploratie, winning, verwerking en recycling van grondstoffen;

(5)  “exploratie”: alle activiteiten om de kenmerken van minerale afzettingen in kaart te brengen en vast te stellen;

(6)  “winning”: de primaire of secundaire winning van ertsen, mineralen en plantaardige producten uit oorspronkelijke bron als hoofd- of bijproduct, onder meer uit minerale afzettingen ondergronds, minerale afzettingen onder en van water, pekel en bomen;

(7)  “winningscapaciteit van de Unie”: geheel van de maximale jaarlijkse productievolumes in de Unie voor de winning van ertsen, mineralen, plantaardige producten en concentraten die strategische grondstoffen bevatten, met inbegrip van vormen van verwerking die doorgaans op of dichtbij de winningslocatie plaatsvinden;

(8)  “voorraden”: alle minerale afzettingen waarvan de winning binnen een bepaalde marktcontext economisch levensvatbaar is;

(9)  “verwerking”: alle fysische, chemische en biologische processen om een grondstof van ertsen, mineralen, plantaardige producten of afval om te zetten in zuivere metalen, legeringen of een andere economisch bruikbare vorm;

(10)  “verwerkingscapaciteit van de Unie”: geheel van de maximale jaarlijkse productievolumes in de Unie voor de verwerking van strategische grondstoffen, met uitzondering van vormen van verwerking die doorgaans op of dichtbij de winningslocatie plaatsvinden;

(11)  “recycling”: elke nuttige toepassing waarmee afvalstoffen, zowel vóór als na consumptie, opnieuw worden verwerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel;

(12)  “recyclingcapaciteit van de Unie”: geheel van de maximale jaarlijkse productievolumes voor de recycling van strategische grondstoffen, met inbegrip van de sortering en voorbehandeling van afval, waaronder zwarte massa, en de verwerking ervan tot secundaire grondstoffen;

(13)  “jaarlijks verbruik van strategische grondstoffen”: de volledige hoeveelheid strategische grondstoffen die in de Unie gevestigde ondernemingen in verwerkte vorm verbruiken, met uitzondering van strategische grondstoffen die in in de Unie in de handel gebrachte halffabricaten of eindproducten zijn verwerkt;

(14)  “voorzieningsrisico”: het voorzieningsrisico als berekend overeenkomstig bijlage II;

(15)  “project inzake strategische grondstoffen”: een geplande installatie of een geplande aanzienlijke uitbreiding of herbestemming van een bestaande installatie waar grondstoffen worden gewonnen, verwerkt of gerecycled;

(16)  “afnemer”: een onderneming die een afnameovereenkomst met een projectontwikkelaar is aangegaan;

(17)  “afnameovereenkomst”: een contractuele overeenkomst tussen een onderneming en een projectontwikkelaar waarin de onderneming toezegt gedurende een bepaalde periode een deel van de in het kader van een bepaald project inzake grondstoffen geproduceerde grondstoffen aan te kopen, of waarin de projectontwikkelaar toezegt de onderneming de mogelijkheid daartoe te bieden;

(18)  “projectontwikkelaar”: een onderneming die of een consortium van ondernemingen dat een project inzake grondstoffen uitvoert;

(19)  “vergunningsprocedure”: een procedure die alle relevante administratieve vergunningen voor de planning, opbouw en uitvoering van de in artikel 5 bedoelde strategische projecten omvat, met inbegrip van bouwvergunningen, vergunningen voor chemische stoffen en netaansluitingen en, indien die vereist zijn, milieueffectbeoordelingen en milieuvergunningen, en die alle administratieve toepassingen en procedures omvat van de erkenning van de geldigheid van de aanvraag tot de kennisgeving van het raambesluit over de resultaten van de procedure door de in artikel 8, lid 1, bedoelde bevoegde nationale autoriteit;

(20)  “raambesluit”: het besluit of de reeks besluiten van autoriteiten van de lidstaten, met uitzondering van rechterlijke instanties, waarin wordt bepaald of een projectontwikkelaar een vergunning krijgt om een project inzake grondstoffen uit te voeren, onverminderd besluiten in het kader van een administratief beroep;

(21)  “algemene exploratie”: exploratie op nationaal of regionaal niveau, met uitsluiting van gerichte exploratie;

(22)  “gerichte exploratie”: een gedetailleerd onderzoek naar een afzonderlijke minerale afzetting;

(23)  “diepe ertsafzettingen”: minerale afzettingen die zich dieper in de aardkorst bevinden dan doorgaans gebruikte ertsafzettingen;

(24)  “voorspellingskaart”: een kaart waarop gebieden zijn aangegeven waarin zich waarschijnlijk minerale afzettingen van een bepaalde grondstof bevinden;

(25)  “verstoring van de voorziening”: een onverwachte aanzienlijke daling van de beschikbaarheid van een grondstof of onverwachte aanzienlijke stijging van de prijs van een grondstof die de normale volatiliteit van de marktprijs te boven gaat;

(26)  “toeleveringsketen van grondstoffen”: alle activiteiten en processen van de grondstoffenwaardeketen totdat een grondstof als input voor de vervaardiging van halffabricaten of eindproducten wordt gebruikt;

(27)  “mitigatiestrategieën”: het beleid van een marktdeelnemer om de kans op verstoring van de voorziening in zijn toeleveringsketen te verkleinen of de schade voor zijn economische activiteit als gevolg van een dergelijke verstoring te beperken;

(28)  “belangrijke marktdeelnemers”: producenten die betrokken zijn bij de winning, verwerking of recycling van kritieke grondstoffen, handelaars en distributeurs van kritieke grondstoffen, en downstreamondernemingen die aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen verbruiken;

(29)  “strategische voorraad”: een hoeveelheid van een bepaalde grondstof die een publieke of particuliere partij in om het even welke vorm opslaat om in geval van verstoring van de voorziening vrij te kunnen geven;

(30)  “grote onderneming”: een onderneming met gemiddeld meer dan 500 werknemers en een wereldwijde netto-omzet van meer dan 150 miljoen EUR in het laatste boekjaar waarvoor jaarrekeningen zijn opgesteld;

(31)  “strategische technologieën”: de technologieën die nodig zijn voor de groene en de digitale transitie en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen;

(32)  “directie”: het administratieve of toezichtorgaan dat verantwoordelijk is voor het toezicht op het operationeel beheer van een onderneming, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, de persoon of personen die gelijkaardige functies uitoefenen;

(33)  “inzameling”: het verzamelen van afvalstoffen, inclusief de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;

(34)  “verwerking”: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;

(35)  “nuttige toepassing”: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt;

(36)  “winningsafval”: winningsafval in de zin van Richtlijn 2006/21/EG;

(37)  “winningsafvalinstallatie”: een afvalvoorziening in de zin van Richtlijn 2006/21/EG;

(38)  “voorlopige economische evaluatie”: een ontwerpbeoordeling in een vroeg stadium van de mogelijke economische levensvatbaarheid van een project inzake grondstoffen voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval;

(39)  “apparaat voor beeldvorming door middel van magnetische resonantie (MRI-apparaat)”: een niet-invasief medisch hulpmiddel dat gebruikmaakt van magnetische velden om anatomische beelden te genereren of een ander apparaat dat magnetische velden gebruikt om beelden van de binnenkant van een object te genereren;

(40)  “windenergiegenerator”: het onderdeel van een windmolen op land of op zee waarmee de mechanische energie van de rotor in elektrische energie wordt omgezet;

(41)  “industriële robot”: een automatisch bestuurde, herprogrammeerbare, multifunctionele manipulator met ten minste drie programmeerbare assen, die vast gemonteerd kan zijn of bewogen kan worden en bestemd is voor gebruik in industriële automatiseringstoepassingen;

(42)  “motorvoertuig”: een voertuig van categorie M of N waarvoor typegoedkeuring is verleend, in de zin van Verordening (EU) 2018/858;

(43)  “licht vervoermiddel”: een voertuig met wielen dat kan worden aangedreven door enkel de elektrische motor of door een combinatie van de motor en menselijke kracht, met inbegrip van elektrische scooters, elektrische fietsen, en voertuigen van categorie L in de zin van Verordening (EU) nr. 168/2013 waarvoor typegoedkeuring is verleend;

(44)  “koelgenerator”: het onderdeel van een koelsysteem waarmee een temperatuurverschil wordt gegenereerd waardoor warmte kan worden onttrokken van de gekoelde ruimte of het gekoelde proces met behulp van een cyclus van elektrische dampcompressie;

(45)  “warmtepomp”: het onderdeel van een verwarmingssysteem waarmee een temperatuurverschil wordt gegenereerd waardoor warmte kan worden geleverd aan de te verwarmen ruimte of het te verwarmen proces met behulp van een cyclus van elektrische dampcompressie;

(46)  “elektrische motor”: een apparaat met een nominaal vermogen van ten minste 0,12 kW waarmee elektrisch ingaand vermogen wordt omgezet in mechanisch uitgaand vermogen;

(47)  “automatische wasmachine”: een wasmachine die de lading volledig behandelt zonder dat tijdens het programma een tussenkomst van de gebruiker vereist is;

(48)  “droogtrommel”: een apparaat waarin textiel wordt gedroogd in een roterende trommel waar verwarmde lucht door wordt geblazen;

(49)  “magnetronoven”: een apparaat dat bedoeld is om voedsel op te warmen met elektromagnetische energie;

(50)  “stofzuiger”: een apparaat dat vuil van een te reinigen oppervlak verwijdert door middel van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk;

(51)  “vaatwasser”: een apparaat waarmee vaatwerk wordt gereinigd en afgespoeld;

(52)  “permanente magneet”: een magneet die ook na verwijdering van een extern magnetisch veld magnetisch blijft;

(53)  “gegevensdrager”: een streepjescode, tweedimensionaal symbool of ander medium voor het automatisch identificeren en lezen van gegevens, dat met een apparaat kan worden afgelezen;

(54)  “unieke productidentificatiecode”: een unieke reeks karakters om producten mee te identificeren;

(55)  “magnetische coating”: een laag materiaal die doorgaans wordt gebruikt om magneten tegen corrosie te beschermen;

(56)  “afzondering”: een handmatige, mechanische, chemische, thermische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat de doelonderdelen of doelmaterialen identificeerbaar zijn als een afzonderlijke uitvoerstroom of deel van een uitvoerstroom;

(57)  “recycler”: een natuurlijke of rechtspersoon die recycling verricht in een inrichting met een vergunning;

(58)  “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

(59)  “soort grondstof”: een in de handel gebrachte grondstof gedifferentieerd naar het stadium van de verwerking, de chemische samenstelling, de geografische oorsprong of de productiemethode ervan;

(60)  “in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product;

(61)  “conformiteitsbeoordeling”: het proces waarmee wordt aangetoond of aan de vereisten van artikel 27, artikel 28 of artikel 34 is voldaan;

(62)  “strategisch partnerschap”: verbintenis tussen de Unie en een derde land om hun samenwerking met betrekking tot de grondstoffenwaardeketen te intensiveren, die is vastgelegd in een niet-bindend instrument waarin concrete acties van wederzijds belang zijn vermeld. Strategische partnerschappen bevorderen gunstige resultaten voor beide partners, met inbegrip van het delen van kennis.

Hoofdstuk 2

Kritieke en strategische grondstoffen

Artikel 3

Lijst van strategische grondstoffen

1.  De grondstoffen die zijn opgenomen in de lijst van afdeling 1 van bijlage I, met inbegrip van grondstoffen die een bijproduct zijn van andere winnings- of recyclingprocessen, worden als strategische grondstoffen beschouwd.

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om afdeling 1 van bijlage I te wijzigen teneinde de lijst van strategische grondstoffen bij te werken, onder meer door grondstoffen toe te voegen aan die lijst indien er voorzieningsrisico’s worden vastgesteld ten gevolge van de uit hoofde van deze verordening verrichte monitoring en stresstests. Dergelijke ad hoc uitgevoerde bijwerkingen van de lijst van strategische grondstoffen hebben geen invloed op de in lid 3 van dit artikel bedoelde actualiseringen.

Een bijgewerkte lijst van strategische grondstoffen bevat de grondstoffen die van alle beoordeelde grondstoffen het hoogst scoren wat betreft strategisch belang, geraamde toename van de vraag en beschikbaarheid en moeilijkheid van de verhoging van de productie, en draagt bovenal bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van deze verordening zoals uiteengezet in artikel 1, leden 1 en 2. Het strategisch belang, de geraamde toename van de vraag en beschikbaarheid en de moeilijkheid van de verhoging van de productie worden bepaald overeenkomstig afdeling 2 van bijlage I.

3.  Uiterlijk... [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en daarna om de twee jaar evalueert de Commissie de lijst van strategische grondstoffen en werkt deze zo nodig bij. De Commissie geeft duidelijke redenen voor dergelijke bijwerkingen. Op verzoek van de raad kritieke grondstoffen evalueert de Commissie de lijst, en werkt deze, indien passend, bij op enig moment in het kader van die geplande evaluaties op basis van de monitoring en stresstests die overeenkomstig deze verordening zijn uitgevoerd.

3 bis.  De Commissie maakt gebruik van een transparante en duidelijk omschreven methode als bedoeld in afdeling 2 van bijlage I voor de beoordeling van de strategische grondstoffen die moeten worden opgenomen in de lijst, onder meer door het gebruik van technische informatiebladen, die vergelijkbaar is met de methode die op de in artikel 4 bedoelde lijst van kritieke grondstoffen wordt toegepast.

Artikel 3 bis

Strategische secundaire grondstoffen

1.  Uiterlijk op ... [zes maanden na de vaststelling van deze verordening] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een lijst in van strategische secundaire grondstoffen, waaronder ijzerschroot.

2.  Bij het vaststellen van de in het eerste lid bedoelde lijst let de Commissie specifiek op de relevantie van een secundaire grondstof voor de groene en de digitale transitie en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen, rekening houdend met:

a)  de bijdrage tot het behoud van het extra verbruik van grondstoffen dat anders voor strategische technologieën nodig is;

b)  de hoeveelheid vermeden broeikasgasemissies door het gebruik van secundaire grondstoffen wanneer deze worden gebruikt voor de productie van relevante strategische technologieën, vergeleken met andere materialen; en

c)  de verwachte toename van de mondiale vraag naar secundaire grondstoffen.

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening te wijzigen door de lijst van strategische secundaire grondstoffen bij te werken. Bij het bijwerken van de lijst van strategische secundaire grondstoffen wordt nagegaan of er sprake is van een belangrijke strategische rol bij het koolstofvrij maken van de economie en de groene transitie, een verwachte grote toename van de vraag op mondiaal niveau, moeilijkheden om inzameling en nuttige toepassing in de Unie op te voeren en een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen in de Unie.

4.  Uiterlijk op ... [PB: gelieve datum twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te voegen] en daarna om de twee jaar evalueert de Commissie de lijst van strategische secundaire grondstoffen en werkt zij deze zo nodig bij. [Am. 3]

Artikel 4

Lijst van kritieke grondstoffen

1.  De grondstoffen die zijn opgenomen in de lijst van afdeling 1 van bijlage II worden als kritieke grondstoffen beschouwd.

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van afdeling 1 van bijlage II teneinde de lijst van kritieke grondstoffen bij te werken.

Een bijgewerkte lijst van kritieke grondstoffen bevat de in afdeling 1 van bijlage I genoemde strategische grondstoffen, alsook andere grondstoffen die de in lid 3 bedoelde drempelwaarden voor het economisch belang en het voorzieningsrisico halen of overschrijden. Het economisch belang en het voorzieningsrisico worden berekend overeenkomstig afdeling 2 van bijlage II. De Commissie overweegt om aan de kriticiteitsbeoordeling een extra indicator toe te voegen die zowel de schaarste van grondstoffen als hun energie-intensiteit bij de productie weergeeft.

3.  De drempelwaarde voor het voorzieningsrisico is 1, en de drempelwaarde voor het economisch belang is 2,8.

4.  Uiterlijk... [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en daarna om de twee jaar evalueert de Commissie de lijst van kritieke grondstoffen en werkt deze zo nodig bij. De Commissie geeft duidelijke redenen voor dergelijke bijwerkingen.

Hoofdstuk 3

Versterking van de grondstoffenwaardeketen van de Unie

Afdeling 1

Strategische projecten

Artikel 5

Criteria voor de erkenning van strategische projecten

1.  Op aanvraag van de projectontwikkelaar en overeenkomstig de procedure van artikel 6, erkent de Commissie projecten inzake grondstoffen als strategische projecten indien die aan de volgende criteria voldoen:

a)  het project zal een betekenisvolle bijdrage leveren aan de zekerheid van de voorziening van strategische grondstoffen van de Unie door te voldoen aan een van de volgende twee criteria:

i)  het project levert een aanzienlijke bijdrage, in om het even welke fase van de waardeketen, aan de voorziening van een in bijlage I, afdeling I opgenomen strategische grondstof;

ii)  het project draagt bij aan de voorziening van strategische technologieën door de vervanging van een van de in afdeling I van bijlage I beschreven strategische grondstoffen binnen de waardeketens van die strategische technologieën, waarbij maatregelen worden genomen om een gelijke of lagere milieu- en grondstofvoetafdruk te bereiken in vergelijking met de grondstof die wordt vervangen;

b)  het project is of wordt binnen een redelijke termijn technisch haalbaar, en het verwachte productievolume van het project kan met voldoende zekerheid worden geraamd;

c)  het project zal op duurzame wijze worden uitgevoerd, met name wat betreft de monitoring, preventie, minimalisering van de sociaal-economische en klimaateffecten ervan, waaronder, maar niet uitsluitend, op water, lucht en bodem, het gebruik van maatschappelijk verantwoorde praktijken — waaronder eerbiediging van de mensenrechten, de rechten van inheemse bevolkingsgroepen en arbeidsrechten, een potentieel voor hoogwaardige werkgelegenheid, en zinvolle betrokkenheid van plaatselijke gemeenschappen en sociale partners — en een transparante bedrijfsvoering met een passend nalevingsbeleid om het risico op negatieve gevolgen voor de goede werking van de overheid, zoals corruptie en omkoping, te voorkomen en te minimaliseren, zoals uiteengezet in bijlage III; ; [Am. 18]

d)  voor projecten in de Unie: de totstandbrenging, uitvoering of productie van het project zal ook buiten de desbetreffende lidstaat voordelen opleveren, onder meer voor downstreamsectoren;

e)  voor projecten in derde landen die opkomende markten of ontwikkelingslanden zijn: het project zal alleen uitgevoerd worden met gelijkgestemde partners, in het kader van een duurzaamheidscertificeringsregeling voor grondstoffen die door de Commissie is erkend, zal wederzijdse voordelen opleveren voor de Unie en, doordat het in dat land toegevoegde waarde biedt, het desbetreffende derde land, en zal bijdragen aan de ontwikkeling van zijn economie en de vestiging van relevante downstreamsectoren, met inbegrip van lokale verwerkende industrieën;

e bis)   aanvragen voor de status van strategisch project die uitsluitend betrekking hebben op verwerking of recycling in gebieden die beschermd zijn krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad(24) en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad(25), worden door de Commissie niet in aanmerking genomen voor de status van strategisch project tenzij die aanvragen naar behoren zijn gemotiveerd.

2.  De Commissie beoordeelt of aan de criteria van lid 1 is voldaan overeenkomstig de elementen en het bewijsmateriaal als vermeld in bijlage III.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage III vast te stellen om de elementen die en het bewijsmateriaal dat in aanmerking moeten worden genomen om te beoordelen of aan de erkenningscriteria van lid 1 is voldaan, aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, of om rekening te houden met wijzigingen van de Uniewetgeving of van in punt 4 van bijlage III vermelde internationale instrumenten of met de vaststelling van nieuwe Uniewetgeving of nieuwe internationale instrumenten die relevant zijn om het aan de in lid 1, punt c), bedoelde criterium te voldoen. De projectontwikkelaar kan de naleving van het in lid 1, punt c), bedoelde criterium aantonen door middel van certificering in het kader van een regeling of door toe te zeggen dat hij aan een dergelijke regeling zal voldoen op het moment van uitvoering van het project, overeenkomstig bijlage III, punt 5. Aan het begin van de in artikel 36, lid 4, vastgestelde bezwaarperiode stelt de Commissie projectontwikkelaars die bezig zijn met het verkrijgen van een vergunning voor een strategisch project en de eigenaars van de regeling in kennis van elke overeenkomstig artikel 36 vastgestelde gedelegeerde handeling. Zodra de gedelegeerde handeling in werking treedt, stelt de Commissie de projectontwikkelaars en de eigenaars van de regelingen ook daarvan in kennis.

3.  De erkenning van een project als strategisch project mag geen afbreuk doen aan de vereisten die krachtens internationale, Unie- of nationale wetgeving op het desbetreffende project of de desbetreffende projectontwikkelaar van toepassing zijn, met inbegrip van de nationale wetgeving van derde landen.

3 bis.   Indien relevant onderzoekt de Commissie de haalbaarheid van aanvullende strategische infrastructuurprojecten die het vervoer en de communicatie in verband met strategische projecten kunnen ondersteunen en verbeteren, en die meer in het algemeen kunnen bijdragen aan een betere regionale en lokale ontwikkeling, aan een grotere maatschappelijke acceptatie van strategische projecten en aan sociale inclusie, waarbij ook rekening wordt gehouden met milieuaspecten.

Artikel 6

Aanvraag en erkenning

1.  De projectontwikkelaar kan te allen tijde bij de Commissie een aanvraag indienen voor de erkenning van een project inzake grondstoffen als strategisch project. Die aanvraag omvat:

a)  relevant en feitelijk bewijsmateriaal in verband met de naleving van de criteria van artikel 5, lid 1;

b)  een classificatie van het project overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties, onderbouwd met passend bewijsmateriaal;

c)  een tijdschema voor de uitvoering van het project, met inbegrip van een overzicht van de vergunningen die voor het project vereist zijn en de status van de bijbehorende vergunningsprocedure;

d)  een plan met maatregelen om de zinvolle betrokkenheid en actieve deelname van de betrokken gemeenschappen te waarborgen, in voorkomend geval met inbegrip van het opzetten van regelmatige communicatiekanalen met plaatselijke en regionale overheden, waaronder sociale partners en plaatselijke gemeenschappen, de uitvoering van bewustmakings- en informatiecampagnes en het opzetten van mitigatie- en compensatiemechanismen, waarbij erop wordt toegezien dat onvrijwillige hervestiging uitsluitend als laatste redmiddel wordt ingezet;

e)  informatie over de zeggenschap, in de zin van artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad, over de bij het project betrokken ondernemingen;

f)  een ondernemingsplan waarin wordt beoordeeld of het project financieel levensvatbaar is;

g)  een raming van het potentieel van het project voor de creatie van hoogwaardige werkgelegenheid en van de behoeften van het project wat betreft geschoolde arbeidskrachten, een analyse van de ontbrekende vaardigheden en een meerjarig werkplan om eventuele tekorten weg te werken door middel van om- en bijscholing en om gendergelijkheid te bevorderen;

g bis)  voor winningsprojecten: een plan ter verbetering van de milieusituatie van de locaties na beëindiging van de exploitatie met het oog op het herstel van de vroegere milieusituatie, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid, alsmede maatregelen ter bevordering van opleiding en herplaatsing van werknemers;

g ter)  indien het project gepaard gaat met hervestiging: een plan waarin uiteengezet wordt hoe de rechtmatige landeigenaren zullen worden geïdentificeerd en bij het taxatieproces zullen worden betrokken, en hoe de processen voor de compensatie van het verlies van activa eerlijk en tijdig zullen worden uitgevoerd;

g quater)   voor projecten die winning in krachtens Richtlijn 92/43/EG of Richtlijn 2000/60/EG beschermde gebieden omvatten: een beschrijving waaruit het tastbare verband tussen het project en het openbaar belang blijkt;

g quinquies)  voor winningsprojecten: een plan met maatregelen om ervoor te zorgen dat een deel van de toegevoegde waarde wordt gecreëerd in de ruimere regio van het winningsproject;

g sexies)  voor projecten in derde landen: door de projectontwikkelaar te verstrekken bewijsmateriaal waaruit blijkt dat ten minste 40 % van de onderneming in handen is van aandeelhouders die in de Unie of in een partnerland gevestigd zijn.

2.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met één enkel model dat projectontwikkelaars moeten gebruiken voor de in lid 1 bedoelde aanvragen, en wel uiterlijk [PB: gelieve datum in te voegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 1 bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld. Het enkele model voorziet alleen in informatie die benodigd is om de aanvraag te beoordelen. De reikwijdte van de informatie die benodigd is om het enkele model in te vullen, is redelijk.

3.  De Commissie beoordeelt de volledigheid van de aanvraag binnen 14 dagen na ontvangst ervan en deelt de projectontwikkelaar mee of de aanvraag volledig is en welk tijdschema op de beoordeling van toepassing is. Indien de Commissie van oordeel is dat de informatie in de aanvraag onvolledig is, geeft zij de aanvrager de mogelijkheid de aanvullende informatie in te dienen die nodig is om de aanvraag tijdig af te ronden.

4.  Indien de Commissie de projectontwikkelaar in kennis heeft gesteld van het feit dat de informatie in de aanvraag volledig is overeenkomstig lid 3 van dit artikel, zendt zij alle aanvraagdocumenten aan de in artikel 34 bedoelde Europese raad voor kritieke grondstoffen (de “raad kritieke grondstoffen”). Binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraagdocumenten bespreekt de raad kritieke grondstoffen op basis van een eerlijk en transparant proces de volledigheid van de aanvraag en de vraag of het voorgestelde project aan de criteria van artikel 5, lid 1, voldoet, en brengt daar een advies over uit.

4 bis.  De Commissie stuurt de aanvraag door naar de lidstaat op wiens grondgebied het voorgestelde project wordt uitgevoerd.

4 ter.  De Commissie houdt bij de beoordeling van de aanvraag rekening met de bewezen staat van dienst op het gebied van inbreuken op de mensenrechten en milieuovertredingen die hebben plaatsgevonden in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag, en met eventuele mitigatiemaatregelen die zijn genomen.

5.  Iedere lidstaat op wiens grondgebied het voorgestelde project betrekking heeft, kan bezwaar aantekenen tegen de erkenning van het voorgestelde project als strategisch project. De raad kritieke grondstoffen kan de betrokken lidstaat verzoeken de onderbouwde redenen voor het bezwaar uiteen te zetten, zodat de raad deze kan bespreken.

Voor strategische projecten in derde landen deelt de Commissie de ontvangen aanvraag met het derde land op wiens grondgebied het voorgestelde project betrekking heeft. De Commissie keurt de aanvraag niet goed voordat zij daarvoor de uitdrukkelijke toestemming van het desbetreffende derde land heeft ontvangen, overeenkomstig het geldende internationale recht en de wetgeving van dat derde land.

5 bis.  Voor strategische projecten in derde landen waarmee de Unie een strategische partnerschapsovereenkomst heeft gesloten, pleegt de Commissie overleg met de autoriteiten van dat land om een snelle uitvoering van het project te waarborgen.

6.  Rekening houdend met het in lid 4 bedoelde advies van de raad kritieke grondstoffen, stelt de Commissie binnen zestig dagen na erkenning van de volledigheid van de aanvraag overeenkomstig lid 3 haar besluit tot erkenning van het project als strategisch project vast en stelt zij de aanvrager daarvan op de hoogte.

Het besluit van de Commissie, en in voorkomend geval de punten waarop het afwijkt van het advies van de raad, worden met redenen onderbouwd. De Commissie deelt haar onderbouwing met de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaat, de raad kritieke grondstoffen, het Europees Parlement, en met de projectontwikkelaar.

7.  De Commissie kan voorrang verlenen aan de verwerking van aanvragen voor projecten met betrekking tot specifieke stadia van de waardeketen, teneinde:

a)  voor een evenwichtige vertegenwoordiging van strategische projecten voor alle strategische grondstoffen en in de hele waardeketen te zorgen;

b)  ervoor te zorgen dat vooruitgang wordt geboekt richting alle in artikel 1, lid 2, punten a) en b), vastgestelde benchmarks;

b bis)  ervoor te zorgen dat, overeenkomstig de benchmarks en de evenwichtige vertegenwoordiging als bedoeld in punt a), voorrang wordt gegeven aan projecten op het gebied van grondstofterugwinning, winningsafval en geïntegreerde recycling, alsmede aan aanvragen die door kmo’s worden ingediend.

De Commissie verleent voorrang aan de verwerking van aanvragen op grond van de eerste alinea van dit lid, mits de Commissie heeft voldaan aan de tijdschema’s voor alle aanvragen zoals vermeld in lid 6.

8.  Indien de Commissie vaststelt dat een strategisch project niet meer aan de criteria van artikel 5, lid 1, voldoet, of indien de erkenning ervan was gebaseerd op een aanvraag die frauduleuze informatie bevat, kan zij, rekening houdend met het advies van de raad kritieke grondstoffen en van de verantwoordelijke projectontwikkelaar, het besluit tot erkenning van een project als strategisch project intrekken. Voordat een dergelijk besluit om die status in te trekken, wordt genomen, verstrekt de Commissie de projectontwikkelaar de redenen voor de beslissing tot intrekking, krijgt de projectontwikkelaar de gelegenheid om te reageren op het standpunt van de Commissie en houdt de Commissie rekening met het antwoord van de projectontwikkelaar.

Strategische projecten die niet langer als strategisch project worden beschouwd als gevolg van uitsluitend een bijwerking van de lijst van strategische grondstoffen zoals bedoeld in artikel 3, worden nog als strategisch project beschouwd gedurende twee jaar na het besluit tot intrekking als bedoeld in de eerste alinea van dit lid.

9.  Projecten die niet meer als strategisch project zijn erkend, verliezen alle rechten uit hoofde van deze verordening die met die erkenning verband houden.

Artikel 7

Uitvoering van strategische projecten

1.  Strategische projecten worden geacht bij te dragen tot de voorzieningszekerheid van strategische grondstoffen in de Unie, in overeenstemming met de in artikel 1 van deze verordening uiteengezette doelstellingen.

2.  Wat betreft de milieueffecten als bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, punt c), van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 9, lid 1, punt a), van Richtlijn 2009/147/EG, worden strategische projecten in de Unie geacht van algemeen belang te zijn of de volksgezondheid en de openbare veiligheid te dienen, en kunnen zij van hoger openbaar belang worden geacht indien aan alle voorwaarden van die richtlijnen is voldaan.

3.  De lidstaat op wiens grondgebied een strategisch project betrekking heeft, treft samen met de betrokken regionale en lokale overheden maatregelen die bijdragen tot de tijdige en doeltreffende uitvoering van dat project.

4.  De raad kritieke grondstoffen bespreekt op gezette tijden de uitvoering van strategische projecten en, indien nodig, de maatregelen die de projectontwikkelaar of de lidstaat op wiens grondgebied een strategisch project betrekking heeft, kan nemen om de tenuitvoerlegging en succesvolle uitvoering van de strategische projecten verder te faciliteren.

5.  De projectontwikkelaar dient vanaf de datum van erkenning van dat project als strategisch project elke twee jaar een verslag in bij de Commissie, dat in ieder geval informatie bevat over:

a)  de vooruitgang van de uitvoering van het project, met name wat betreft de vergunningsprocedure;

b)  de redenen voor eventuele vertraging ten opzichte van het in artikel 6, lid 1, punt c), bedoelde tijdschema, en een plan om die vertragingen in te halen;

c)  de vooruitgang van de financiering van het project, waaronder informatie over financiële overheidssteun.

De Commissie zendt een kopie van het verslag aan de raad kritieke grondstoffen om de in lid 4 bedoelde bespreking te vergemakkelijken.

6.  De raad kritieke grondstoffen kan projectontwikkelaars te allen tijde vragen om aanvullende informatie die relevant is voor de uitvoering van het strategisch project.

7.  De projectontwikkelaar stelt de Commissie in kennis van:

a)  veranderingen die belemmeringen vormen voor het project om te voldoen aan de criteria van artikel 5, lid 1;

b)  veranderingen in de zeggenschap over de ondernemingen die langdurig bij het project betrokken zijn, ten opzichte van de in artikel 6, lid 1, punt e), bedoelde informatie.

8.  De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model dat projectontwikkelaars moeten gebruiken voor de in lid 5 bedoelde verslagen. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 5 bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Die uitvoeringshandelingen voorzien in één model dat alle voor het verslag vereiste informatie bestrijkt. De hoeveelheid informatie die vereist is om het model in te vullen, is redelijk.

9.  De projectontwikkelaar zet een bedrijfswebsite of een website voor het desbetreffende project op met informatie die relevant is voor de plaatselijke bevolking, ook om het draagvlak voor het strategisch project te bevorderen, met inbegrip van informatie over de effecten en voordelen van het strategisch project voor het milieu, de maatschappij en de economie, en houdt deze websites bij. De website is vrij toegankelijk voor het publiek en beschikbaar in een taal of talen die de plaatselijke bevolking gemakkelijk kan begrijpen.

Afdeling 2

Vergunningsprocedure

Artikel 8

Eén loket

1.  Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] wijzen de lidstaten één nationale bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het faciliteren, coördineren en stroomlijnen van de vergunningsprocedure voor projecten inzake kritieke grondstoffen, en verstrekken zij informatie over de in artikel 17 vermelde elementen. Zonder afbreuk te doen aan de snelheid van de procedure kan de aangewezen bevoegde autoriteit andere bevoegde autoriteiten vragen om advies en betrokkenheid.

2.  De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit is het enige contactpunt voor de projectontwikkelaar tijdens de vergunningsprocedure die leidt tot een raambesluit voor een bepaald project inzake kritieke grondstoffen en coördineert de indiening van alle relevante documenten en informatie. De nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat alle aangelegenheden met betrekking tot de vergunningsprocedure voor projecten inzake kritieke grondstoffen tijdig worden behandeld.

In het kader van het één-loketsysteem wordt een case officer belast met de projecten inzake kritieke grondstoffen die de status van strategisch project hebben gekregen. De case officer vormt een toegankelijk aanspreekpunt en begeleidt de projectontwikkelaar bij het begrijpen van administratieve zaken. De case officer kan ook deel uitmaken van een andere autoriteit, afhankelijk van de nationale structuur van het loket.

3.  De verantwoordelijkheden van de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit of de taken in verband met die autoriteit kunnen voor elk project inzake kritieke grondstoffen aan een andere autoriteit worden gedelegeerd of door een andere autoriteit worden uitgevoerd, mits:

a)  de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit de projectontwikkelaar van die delegatie in kennis stelt;

b)  één autoriteit verantwoordelijk is voor elk project inzake grondstoffen;

c)  één autoriteit de indiening van alle relevante documenten en informatie coördineert;

c bis)  de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit waarborgt dat de delegatie van taken niet leidt tot vertragingen.

4.  Projectontwikkelaars mogen alle documenten die relevant zijn voor de vergunningsprocedure in elektronische vorm indienen.

5.  De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit neemt alle gefundeerde studies die voor de start van de vergunningsprocedure overeenkomstig dit artikel voor een bepaald project inzake grondstoffen zijn uitgevoerd en alle vergunningen of toestemmingen die voor die tijd voor dat project zijn verleend in aanmerking, en vereist geen duplicaten van studies en vergunningen of toestemmingen, tenzij dat krachtens het Unierecht is vereist.

6.  De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de aanvragers gemakkelijk toegang hebben tot informatie over en eenvoudige procedures voor geschillenbeslechting met betrekking tot de vergunningsprocedure en de verstrekking van vergunningen voor projecten inzake kritieke grondstoffen, in voorkomend geval met inbegrip van alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen.

7.  De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteit of een autoriteit waaraan op grond van lid 3 taken zijn gedelegeerd, beschikt over voldoende gekwalificeerd personeel en voldoende financiële, technische en technologische middelen, waaronder middelen voor om- en bijscholing, om zijn taken in het kader van deze verordening doeltreffend te kunnen uitvoeren.

Indien de lidstaten aanvankelijk niet beschikken over de technische de middelen om te voldoen aan de vereisten van dit lid, staat de Commissie hen bij met middelen ter ondersteuning van de lidstaat om aan die vereisten te voldoen.

8.  De raad kritieke grondstoffen:

a)  vergadert op gezette tijden over de uitvoering van deze afdeling en wisselt beste praktijken uit voor het versnellen van vergunningsprocedures voor projecten inzake kritieke grondstoffen en voor het verbeteren van de inspraak en raadplegingen hierover;

b)  stelt in voorkomend geval richtsnoeren voor de uitvoering van deze afdeling voor aan de Commissie, die de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde autoriteiten in aanmerking moeten nemen.

Artikel 9

Prioritaire status van strategische projecten

1.  Om een doeltreffende administratieve afhandeling van de vergunningsprocedures met betrekking tot strategische projecten in de Unie te waarborgen, zorgen projectontwikkelaars en alle betrokken autoriteiten, met inbegrip van de in artikel 8, leden 1 en 3, bedoelde nationale autoriteiten, ervoor dat deze procedures, waaronder het contact tussen de projectontwikkelaar en alle autoriteiten voordat de aanvraag officieel wordt ingediend en is vervolledigd, zo snel mogelijk in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht worden afgehandeld.

2.  Strategische projecten in de Unie krijgen, onverminderd verplichtingen uit hoofde van het Unierecht en indien het nationale recht in een dergelijke status voorziet, de hoogst mogelijke nationale status en worden in de vergunningsprocedure dienovereenkomstig behandeld, met inbegrip van bouwvergunningen, vergunningen voor chemische stoffen en vergunningen voor netaansluitingen, en, indien die vereist zijn, milieueffectbeoordelingen en milieuvergunningen, en omvatten alle administratieve toepassingen en procedures.

3.  Alle geschillenbeslechtingsprocedures, rechtszaken, beroepen en rechtsmiddelen in verband met de vergunningsprocedure en de verstrekking van vergunningen voor strategische projecten in de Unie voor een nationale rechterlijke instantie, gerecht of kamer, met inbegrip van bemiddeling of arbitrage indien het nationale recht daarin voorziet, worden met spoed behandeld indien en voor zover het nationale recht in dergelijke spoedprocedures voorziet en indien de doorgaans geldende rechten van de verdediging van individuen en plaatselijke gemeenschappen daarbij worden strikt geëerbiedigd. Ontwikkelaars van strategische projecten nemen in voorkomend geval deel aan dergelijke spoedprocedures.

Artikel 10

Duur van de vergunningsprocedure

1.  Voor strategische projecten in de Unie duurt de vergunningsprocedure niet langer dan:

a)  24 maanden voor strategische projecten die betrekking hebben op winning, met uitzondering van strategische projecten die uitsluitend betrekking hebben op winningsafval, waarvoor de vergunningsprocedure niet langer dan 18 maanden mag duren;

b)  12 maanden voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling.

2.  In afwijking van lid 1 duren de na erkenning als strategisch project resterende stappen van de vergunningsprocedure voor strategische projecten in de Unie, en voor uitbreidingen van reeds over een vergunning beschikkende strategische projecten, waarvoor de vergunningsprocedure is begonnen voordat het project als strategisch project is erkend, niet langer dan:

a)  21 maanden voor strategische projecten die betrekking hebben op winning, met uitzondering van strategische projecten die uitsluitend betrekking hebben op winningsafval, waarvoor de vergunningsprocedure niet langer dan 15 maanden mag duren; 

b)  9 maanden voor strategische projecten die alleen betrekking hebben op verwerking of recycling.

3.  In uitzonderlijke gevallen waarin dat gezien de aard, complexiteit, locatie of omvang van het voorgestelde project nodig is, kan de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit, vóór afloop van die termijnen en per geval, de in lid 1, punt a), en lid 2, punt a), bedoelde termijnen met maximaal drie maanden en de in lid 1, punt b), en lid 2, punt b), bedoelde termijnen met maximaal een maand verlengen. In dat geval stelt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de projectontwikkelaar schriftelijk in kennis van de redenen die ten grondslag liggen aan de verlenging en van de datum waarop het raambesluit wordt verwacht.

4.  Voor strategische projecten die geen betrekking hebben op mijnbouw leidt het uitblijven van een raambesluit van de in artikel 8, lid 1, van deze verordening bedoelde nationale bevoegde autoriteit binnen de toepasselijke, in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde termijnen ertoe dat de desbetreffende vergunningsaanvraag wordt geacht te zijn goedgekeurd, behalve in gevallen waarin voor het specifieke project een milieueffectbeoordeling overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of de Richtlijnen 2000/60/EG, 2008/98/EG, 2009/147/EG, 2010/75/EU, 2011/92/EU of 2012/18/EU is vereist. In afwijking van artikel 4, lid 6, van Richtlijn 2011/92/EU wordt binnen dertig dagen vastgesteld of een dergelijke milieueffectbeoordeling nodig is en wordt over de desbetreffende beoordelingen een besluit genomen dat aan de projectontwikkelaar wordt meegedeeld. [Am. 4]

5.  Ten laatste een maand na ontvangst van de vergunningsaanvraag voor een strategisch project valideert de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de aanvraag of, indien de projectontwikkelaar niet alle voor de verwerking van de aanvraag benodigde informatie heeft verstuurd, verzoekt zij de projectontwikkelaar binnen 30 dagen na dit verzoek een volledige aanvraag in te dienen onder vermelding van de ontbrekende informatie.

De datum waarop de geldigheid van de aanvraag door de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit wordt erkend, geldt als het begin van de vergunningsprocedure.

6.  Ten laatste een maand na de erkenning van de geldigheid van de vergunningsaanvraag stelt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit in nauwe samenwerking met de projectontwikkelaar en andere betrokken autoriteiten een gedetailleerd schema voor de vergunningsprocedure op. Dit schema wordt door de projectontwikkelaar op de in artikel 7, lid 9, bedoelde website gepubliceerd.

7.  De in dit artikel vastgestelde termijnen laten verplichtingen die voortvloeien uit het Unie- en internationale recht, alsook administratieve beroepsprocedures en gerechtelijke procedures, onverlet.

De in dit artikel vastgestelde termijnen voor de vergunningsprocedures laten eventuele kortere termijnen die door de lidstaten worden vastgesteld, onverlet.

Artikel 11

Milieubeoordelingen en milieuvergunningen

1.  Indien overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 9 van Richtlijn 2011/92/EU een milieueffectbeoordeling voor een strategisch project moet worden uitgevoerd, verzoekt de desbetreffende projectontwikkelaar uiterlijk 30 dagen na de kennisgeving van de erkenning als strategisch project de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit om een advies betreffende het bereik en de gedetailleerdheid van de informatie die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die richtlijn in het milieueffectbeoordelingsverslag moet worden opgenomen.

De in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het in de eerste alinea bedoelde advies zo snel mogelijk, en ten laatste 20 dagen na de datum van indiening van het verzoek van de projectontwikkelaar, wordt uitgebracht. De nationale bevoegde autoriteit tracht het proces te stroomlijnen en de projectontwikkelaar gedurende het hele proces te begeleiden.

De Commissie publiceert gemeenschappelijke richtsnoeren voor de in dit lid bedoelde nationale bevoegde autoriteiten.

2.  Indien de verplichting om een milieueffectbeoordeling uit te voeren voor een strategisch project tegelijkertijd voortvloeit uit twee of meer van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2000/60/EG, 2008/98/EG, 2009/147/EG 2010/75/EU, 2011/92/EU of 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad, zorgt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit ervoor dat er bij om het even welke procedure waarvoor de projectontwikkelaar kiest een gecoördineerde of gezamenlijke procedure wordt toegepast om aan alle vereisten van die Uniewetgeving te voldoen.

Bij de in de eerste alinea bedoelde gecoördineerde procedure coördineert en stroomlijnt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de verschillende afzonderlijke milieueffectbeoordelingen van een bepaald project die krachtens de desbetreffende Uniewetgeving zijn vereist.

Bij de in de eerste alinea bedoelde gezamenlijke procedure voorziet de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit in één milieueffectbeoordeling van een bepaald project die krachtens de desbetreffende Uniewetgeving is vereist.

3.  De in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de betrokken autoriteiten de in artikel 1, lid 2, punt g), iv), van Richtlijn 2011/92/EU bedoelde gemotiveerde conclusie over de milieueffectbeoordeling van een strategisch project verstrekken binnen 80 dagen na ontvangst van alle overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 van die richtlijn verzamelde informatie en afronding van de in de artikelen 6 en 7 van die richtlijn bedoelde raadplegingen.

3 bis.  In uitzonderlijke gevallen waarin dat gezien de aard, complexiteit, locatie of omvang van het voorgestelde project nodig is, kan de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de in lid 3 van dit artikel vermelde termijn vóór afloop van die termijn en per geval met maximaal 30 dagen verlengen. In dat geval stelt de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde autoriteit de projectontwikkelaar schriftelijk in kennis van de redenen die ten grondslag liggen aan de verlenging en van de datum waarop de gemotiveerde conclusie wordt verwacht.

4.  De duur van de raadpleging van het betrokken publiek over het in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2011/92/EU bedoelde milieueffectbeoordelingsrapport bedraagt voor strategische projecten maximaal 80, maar niet minder dan 40 dagen.

4 bis.  Voor strategische projecten kan de projectontwikkelaar, bij gebrek aan een gemotiveerde conclusie van de in artikel 8, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit binnen de toepasselijke, in lid 3 van dit artikel genoemde termijn een klacht indienen bij de bevoegde rechtbank, die leidt tot een boete of een kort geding.

5.  Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op vergunningsprocedures voor strategische projecten waarvoor de vergunningsprocedure is begonnen voordat het project als strategisch project is erkend.

De leden 2 tot en met 4 van dit artikel zijn alleen van toepassing op vergunningsprocedures voor strategische projecten waarvoor de vergunningsprocedure is begonnen voordat het project als strategisch project is erkend voor zover de in die leden beschreven stappen nog niet zijn voltooid.

Artikel 12

Planning

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van plannen, waaronder bestemmingsplannen en plannen voor ruimtelijke ordening en landgebruik, daar in voorkomend geval bepalingen voor de ontwikkeling van projecten inzake kritieke grondstoffen in opnemen, in nauwe onderlinge samenwerking. Er wordt voorrang gegeven aan kunstmatige en bebouwde oppervlakken, industriële locaties, brownfields, actieve en verlaten mijnen en, indien passend, minerale afzettingen die aangetoond zijn door geologisch onderzoek van een lidstaat.

2.  Indien plannen met bepalingen voor de ontwikkeling van projecten inzake kritieke grondstoffen zowel overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG als overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG moeten worden beoordeeld, worden die beoordelingen gecombineerd. In deze gecombineerde beoordeling wordt indien van toepassing ook ingegaan op de effecten op mogelijk getroffen waterlichamen, en wordt beoordeeld of het plan zou leiden tot achteruitgang van de toestand of het potentieel van een waterlichaam, als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, of zou kunnen beletten dat een waterlichaam een goede status of een goed potentieel bereikt. Indien bepaalde lidstaten de effecten van huidige en toekomstige activiteiten op het mariene milieu, met inbegrip van de wisselwerking tussen land en zee als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2014/89/EU, moeten beoordelen, heeft de gecombineerde beoordeling ook betrekking op die effecten, waarbij hetzelfde kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd. Indien er uit hoofde van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG of artikel 4 van Richtlijn 2014/89/EU een beoordeling moet worden uitgevoerd, wordt deze beoordeling zodanig uitgevoerd dat deze niet leidt tot een verlenging van de in artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 3, van deze verordening bedoelde termijnen.

Artikel 13

Toepasbaarheid van VN/ECE-verdragen

1.  De bepalingen van deze verordening laten de verplichtingen uit hoofde van ▌het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, dat op 25 juni 1998 in Aarhus is ondertekend, en uit hoofde van het VN/ECE-Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, dat op 25 februari 1991 in Espoo is ondertekend, onverlet.

2.  Alle besluiten die uit hoofde van deze afdeling worden vastgesteld, worden openbaar gemaakt op een gemakkelijk te begrijpen manier, en alle besluiten die betrekking hebben op één project zijn op dezelfde website beschikbaar.

Afdeling 3

Randvoorwaarden

Artikel 14

Versnelling van de uitvoering

1.  De Commissie en de lidstaten, alsook de betrokken lokale en regionale autoriteiten, ontplooien activiteiten om particuliere investeringen in strategische projecten te versnellen en te vergemakkelijken. Om een consistente voorziening binnen de Unie te waarborgen, overwegen de lidstaten, in overeenstemming met de artikelen 107 en 108 van het VWEU, om steun en coördinatie te verlenen aan strategische projecten die moeite hebben met de toegang tot financiering, alsook aan startende ondernemingen die actief zijn in verschillende stadia van de waardeketen, teneinde de ontwikkeling van een innovatief ecosysteem en een zo breed mogelijk scala aan technologieën op dit gebied te ondersteunen en te bevorderen. De Commissie en de lidstaten onthouden zich van activiteiten die particuliere investeringen verdringen.

2.  De Commissie en de lidstaten, met inbegrip van lokale en regionale overheden bieden in voorkomend geval administratieve ondersteuning aan strategische projecten om de snelle en doeltreffende uitvoering ervan te vergemakkelijken, onder meer door:

a)  bijstand te bieden om de toepasselijke administratieve en verslagleggingsverplichtingen na te leven;

b)  projectontwikkelaars te helpen om tijdig te zorgen voor meer inspraak bij en raadplegingen over het project, waar nodig gebruikmakend van de door de raad kritieke grondstoffen gedeelde aanbevelingen en beste praktijken;

b bis)  updates te verstrekken over voorzienbare en onvoorzienbare administratieve vertragingen van de projectontwikkelaars in het vergunningsproces en de onderliggende redenen daarvan, en tegelijkertijd te zorgen voor regelmatige, tijdige en duidelijke communicatie;

b ter)  informatie te verstrekken over de programma’s voor startfinanciering die specifiek zijn voor grondstoffen en het gevolg zijn van de academies voor de nettonulindustrie zoals bedoeld in [PB: gelieve verwijzing naar de verordening voor een nettonulindustrie in te voegen].

2 bis.  De Commissie kan lidstaten een advies inzake de afstemming tussen de nationale uitvoering en de in artikel 1, lid 2, vastgelegde doelstellingen doen toekomen.

Artikel 15

Coördinatie van de financiering

1.  Op verzoek van de ontwikkelaar van een strategisch project bespreekt de in artikel 35, lid 6, punt a), bedoelde permanente subgroep hoe de financiering van het project kan worden voltooid en doet zij aanbevelingen over toekomstige financiële middelen en financieringsinstrumenten, en houdt zij daarbij rekening met de reeds verworven financiering en met ten minste de volgende elementen:

a)  aanvullende financiering van particuliere partijen en steun met middelen van de Europese Investeringsbank Groep of andere internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor het Global Gateway-initiatief voor strategische projecten buiten de Unie;

b)  bestaande instrumenten en programma’s van de lidstaten, waaronder die van exportkredietinstellingen en nationale stimuleringsbanken en -instellingen;

c)  relevante financieringsprogramma’s van de Unie.

1 bis.  Uiterlijk ... [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens elk jaar dient de Commissie, bijgestaan door de in artikel 35, lid 6, punt a), bedoelde permanente subgroep, een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het verslag beschrijft belemmeringen voor de toegang tot financiering en bevat aanbevelingen om de toegang tot financiering voor strategische projecten te vergemakkelijken, met inbegrip van financiering van de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

Artikel 16

Facilitering van afnameovereenkomsten

1.  De Commissie zet een systeem op om de sluiting van afnameovereenkomsten in verband met strategische projecten te faciliteren, in overeenstemming met de mededingingsregels.

2.  Met het in lid 1 bedoelde systeem moeten potentiële afnemers biedingen kunnen doen waarin het volgende wordt aangegeven:

a)  het volume en de kwaliteit van de strategische grondstoffen die zij willen kopen;

b)  de beoogde prijs of het beoogde prijsbereik;

c)  de beoogde geldigheidsduur van de afnameovereenkomst.

3.  Met het in lid 1 bedoelde systeem moeten ontwikkelaars van strategische projecten aanbiedingen kunnen doen waarin het volgende wordt aangegeven:

a)  het volume en de kwaliteit van de strategische grondstoffen waarvoor zij afnameovereenkomsten willen sluiten;

b)  de beoogde prijs of het beoogde prijsbereik waartegen zij willen verkopen;

c)  de beoogde geldigheidsduur van de afnameovereenkomst.

4.  Op basis van de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen biedingen en aanbiedingen brengt de Commissie ontwikkelaars van strategische projecten in contact met mogelijke afnemers die relevant zijn voor hun project.

4 bis.  Het systeem is toegankelijk voor projectontwikkelaars wanneer er nog geen strategisch project is toegekend, maar de vergunningsaanvraag zich wel in een vergevorderd stadium bevindt bij de in artikel 8, lid 1, bedoelde nationale bevoegde instantie.

Artikel 17

Online toegankelijkheid van administratieve informatie

1.   De lidstaten verstrekken online en op gecentraliseerde en gemakkelijk toegankelijke wijze informatie over de volgende administratieve procedures die relevant zijn voor projecten inzake kritieke grondstoffen:

a)  de vergunningsprocedure en de bijbehorende administratieve processen die nodig zijn voor het verkrijgen van de vergunning;

b)  financierings- en investeringsdiensten;

c)  financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten;

d)  diensten voor bedrijfsondersteuning, onder meer wat betreft aangifte van vennootschapsbelasting, plaatselijke belastingwetgeving en arbeidsrecht.

1 bis.  De Commissie verstrekt online en op gecentraliseerde en toegankelijke wijze informatie over de administratieve procedures die relevant zijn voor het verkrijgen van de status van strategisch project.

Afdeling 4

Exploratie

Artikel 18

Nationale exploratieprogramma’s

1.  Elke lidstaat stelt een nationaal programma voor op kritieke grondstoffen gerichte algemene exploratie op. Elke lidstaat stelt het eerste programma tegen [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] op. De nationale programma’s worden elke drie jaar herzien en digitaal bijgewerkt met gegevens van andere exploratiecampagnes met het oog op de publicatie daarvan.

2.  De in lid 1 bedoelde nationale exploratieprogramma’s omvatten maatregelen om de beschikbaarheid van informatie over de afzettingen van kritieke grondstoffen in de Unie, met inbegrip van diepe ertsafzettingen, te verbeteren. Die programma’s omvatten, naargelang het geval, de volgende maatregelen:

a)  de inkaartbrenging van mineralen op een passende schaal, met inbegrip van het potentieel van aanwezige residuen;

b)  geochemische campagnes, onder meer om de chemische samenstelling van bodems, sedimenten en gesteenten vast te stellen;

c)  aardwetenschappelijke onderzoeken, waaronder geofysische onderzoeken;

d)  de verwerking van gegevens die door middel van algemene exploratie zijn verzameld, onder meer door voorspellingskaarten te ontwikkelen;

e)  de herverwerking van bestaande aardwetenschappelijke gegevens om deze te controleren op onontdekte minerale afzettingen die kritieke grondstoffen bevatten en metalen die mogelijk kritieke grondstoffen bevatten.

3.  De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun in lid 1 bedoelde nationale ontwerpprogramma’s. De Commissie kan een advies uitbrengen met betrekking tot het toepassingsgebied en de vorm van hun exploratieprogramma’s teneinde een gestroomlijnde aanpak te waarborgen in de Unie. De Commissie kan de lidstaten ook helpen bij het opzetten en uitvoeren van hun nationale exploratieprogramma’s, door middel van technische, digitale en technologische middelen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de definitieve versie van de in lid 1 van dit artikel bedoelde nationale programma’s. De Commissie stuurt deze programma’s vervolgens door naar de raad kritieke grondstoffen zodat ze kunnen worden besproken in de in artikel 35, lid 6, punt e), bedoelde subgroep.

4.  De lidstaten verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over vooruitgang van de uitvoering van de in hun nationale programma’s vervatte maatregelen.

5.  De lidstaten stellen de bijgewerkte informatie over hun minerale afzettingen die kritieke grondstoffen bevatten, die is verkregen door middel van de maatregelen die zijn vervat in de lid 1 bedoelde nationale programma’s, beschikbaar na een met redenen omkleed verzoek van de academische wereld, nationale bevoegde autoriteiten, instanties van de Unie of van nationale, regionale en lokale overheden of nationale geologische instituten of onderzoeksinstellingen. Die informatie bevat in voorkomend geval de classificatie van de geïdentificeerde afzettingen overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties.

De Commissie is bevoegde uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model voor de openbaarmaking van de in de eerste alinea bedoelde informatie. In dat model kan worden aangegeven hoe de in de eerste alinea bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

6.  Rekening houdend met de bestaande samenwerking met betrekking tot algemene exploratie, bespreekt de in artikel 35, lid 6, punt b), bedoelde permanente subgroep de in lid 1 bedoelde nationale programma’s en de uitvoering daarvan, ten minste wat betreft:

a)  de mogelijkheid voor samenwerking, onder meer op het gebied van exploratie van minerale afzettingen over grenzen heen en gezamenlijke geologische formaties;

b)  beste praktijken met betrekking tot de in lid 2 genoemde maatregelen;

c)  de integratie van de resultaten van de in lid 1 bedoelde nationale programma’s in de infrastructuur voor ruimtelijke gegevens zoals bedoeld in Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad(26), en het toegankelijk maken van die infrastructuur voor alle nationale bevoegde autoriteiten teneinde de gegevensuitwisseling te verbeteren.

6 bis.  De lidstaten ondersteunen de technologische rijpheid van exploratietechnologieën voor diepe en complexe afzettingen van kritieke grondstoffen ten minste door daarop gerichte steunmaatregelen op te nemen in hun nationale programma’s voor onderzoek en innovatie, waarbij de milieueffecten van deze technologieën tot een minimum worden beperkt.

Hoofdstuk 4

Monitoring en beheersing van risico’s

Artikel 19

Monitoring en stresstests

1.  De Commissie monitort het voorzieningsrisico met betrekking tot kritieke grondstoffen. Die monitoring heeft ten minste betrekking op de ontwikkeling van de volgende parameters:

a)  handelsstromen;

b)  vraag en aanbod;

c)  concentratie van het aanbod;

d)  de productie en productiecapaciteiten in de Unie en de wereld in verschillende stadia van de waardeketen;

d bis)  prijsvolatiliteit;

d ter)  knelpunten bij de vergunning;

d quater)  de recyclingcapaciteit voor strategische grondstoffen in de Unie en wereldwijd;

d quinquies)  geopolitieke ontwikkelingen, mensenrechtencrises en veiligheidsuitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd.

2.  De nationale autoriteiten die deelnemen aan de in artikel 35, lid 6, punt c), bedoelde permanente subgroep ondersteunen de Commissie bij de in lid 1 bedoelde monitoring door:

a)  alle informatie over de ontwikkeling van de in lid 1 genoemde parameters waarover zij beschikken, met inbegrip van de in artikel 20 bedoelde informatie, te delen;

b)  samen met de Commissie en andere deelnemende autoriteiten informatie over de ontwikkeling van de in lid 1 genoemde parameters, met inbegrip van de in artikel 20 bedoelde informatie, te verzamelen, onverminderd het toepasselijke mededingingsrecht en de toepasselijke anti-trustwetgeving;

c)  een analyse van de risico’s voor de voorziening van kritieke grondstoffen met het oog op de ontwikkeling van de in lid 1 genoemde parameters te verstrekken.

3.  De Commissie zorgt er samen met de nationale autoriteiten die deelnemen aan de in artikel 35, lid 6, punt c), bedoelde permanente subgroep voor dat ten minste om de twee jaar, of wanneer er voorzieningsrisico’s worden vastgesteld naar aanleiding van de in lid 1 bedoelde monitoring, een stresstest van de toeleveringsketen van elke kritieke grondstof wordt uitgevoerd. Daartoe coördineert en verdeelt de in artikel 35, lid 6, punt c), bedoelde permanente subgroep de uitvoering van stresstests voor de verschillende kritieke grondstoffen door de deelnemende autoriteiten.

De in de eerste alinea bedoelde stresstests bestaan uit een beoordeling van de kwetsbaarheid van de toeleveringsketen van de Unie voor verstoringen van de voorziening van de desbetreffende kritieke grondstof, door de gevolgen te ramen van verschillende scenario’s die dergelijke verstoringen kunnen veroorzaken en de mogelijke effecten daarvan, waarbij ten minste rekening moet worden gehouden met de volgende elementen:

a)  waar de grondstof wordt gewonnen, verwerkt of gerecycled;

b)  de capaciteiten van de marktdeelnemers in de waardeketen, en de structuur van de markt;

c)  factoren die van invloed kunnen zijn op het aanbod, met inbegrip van maar niet beperkt tot de geopolitieke situatie, handelsgeschillen met inbegrip van economische dwang, logistiek, energievoorziening, arbeidskrachten of natuurrampen;

d)  de beschikbaarheid van bevoorradingsbronnen en het vermogen om snel over te gaan tot het diversifiëren van die bronnen, het vervangen van materialen of het beperken van de vraag naar grondstoffen door het vergroten van de efficiëntie;

e)  de gebruikers van de desbetreffende grondstof in de hele waardeketen en hun aandeel in de vraag, met bijzondere aandacht voor de vervaardiging van technologieën die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie, en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen.

4.  De Commissie stelt op een met redenen omkleed verzoek van de academische wereld, nationale bevoegde autoriteiten, instanties van de Unie of geologische instituten of onderzoeksinstellingen van de lidstaten informatie beschikbaar, die het volgende omvat:

a)  de beschikbare informatie over de ontwikkeling van de in lid 1 bedoelde parameters;

b)  een berekening van het voorzieningsrisico van kritieke grondstoffen met het oog op de in punt a) bedoelde informatie;

c)  de resultaten van de in lid 3 bedoelde stresstest;

d)  in voorkomend geval aanbevelingen voor passende mitigatiestrategieën om het voorzieningsrisico te verkleinen.

Indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het beschikbaar stellen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie aan een van de in die eerste alinea bedoelde actoren zou leiden tot geopolitieke nadelen, kan de Commissie per geval weigeren om de informatie aan een van deze actoren beschikbaar te stellen.

5.  Indien de Commissie op basis van de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 verzamelde informatie van oordeel is dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor een risico van verstoring van de voorziening, waarschuwt zij de lidstaten, de raad kritieke grondstoffen, het Europees Parlement en de bestuursorganen van de crisisbewakings- of crisisbeheersingsmechanismen van de Unie die betrekking hebben op de desbetreffende kritieke of strategische grondstoffen.

5 bis.  Grote ondernemingen die strategische technologieën produceren en daarvoor strategische grondstoffen gebruiken, nemen passende risicobeheersings- en risicobeperkende maatregelen met betrekking tot hun toeleveringsketens van kritieke grondstoffen en delen deze op regelmatige en indien nodig op ad-hocbasis met hun raad van bestuur.

Artikel 20

Informatieverplichtingen voor monitoring

1.  De lidstaten verstrekken de Commissie in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over nieuwe of bestaande projecten inzake grondstoffen op hun grondgebied die relevant zijn voor artikel 19, lid 1, punt d), met inbegrip van een classificatie van nieuwe projecten overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties.

De lidstaat die overeenkomstig de eerste alinea van dit lid informatie verstrekt, ontleent die informatie uitsluitend aan de gegevens die zijn verstrekt in de vergunningaanvraag. De informatie die uit hoofde van de eerste alinea van dit lid wordt verstrekt, wordt overeenkomstig artikel 44 behandeld.

2.  De lidstaten wijzen in de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen de grote ondernemingen aan die op hun grondgebied zijn gevestigd, en:

a)  monitoren hun activiteiten door middel van regelmatige en evenredige onderzoeken om de informatie te verzamelen die nodig is voor de in artikel 19 bedoelde monitoringtaken. Van de grote ondernemingen die in het kader van dit lid worden geïdentificeerd, wordt alleen verlangd dat zij informatie overleggen die zij verzamelen in het kader van reeds bestaande monitoringexercities of stresstests, voor zover deze informatie reeds beschikbaar is. De grote ondernemingen hoeven geen gegevens over te leggen die bedrijfsrisico’s omvatten. De Commissie zorgt ervoor dat deze informatie overeenkomstig artikel 44 wordt behandeld;

b)  verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de resultaten van die onderzoeken;

c)  stellen de Commissie onverwijld in kennis van belangrijke voorvallen die de normale uitvoering van de activiteiten van de geïdentificeerde grote ondernemingen kunnen belemmeren.

3.  De lidstaten verzenden de overeenkomstig lid 2, punten a) en b), van dit artikel verzamelde gegevens aan de nationale bureaus voor de statistiek en aan Eurostat met het oog op de samenstelling van statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten wijzen de nationale autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het verzenden van de gegevens aan de nationale bureaus voor de statistiek en aan Eurostat.

3 bis.  De lidstaten ontwikkelen, na raadpleging van de belanghebbenden in de hele waardeketen van kritieke grondstoffen, één model dat door grote ondernemingen moet worden ingevuld om de in lid 2, punt a), bedoelde enquêtevragen te beantwoorden. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 2, punt a), bedoelde informatie moet worden geformuleerd. De reikwijdte van de informatie die benodigd is om het model in te vullen, is redelijk.

Artikel 21

Verslaglegging van strategische voorraden

1.  De lidstaten verstrekken de Commissie in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de status van hun strategische voorraden van strategische grondstoffen.

2.  De in lid 1 bedoelde informatie omvat voorraden van alle overheidsinstanties, overheidsbedrijven of marktdeelnemers die van een lidstaat de opdracht hebben gekregen namens die lidstaat strategische voorraden op te bouwen of te beheren, en bevat ten minste een beschrijving van:

a)  de omvang van de beschikbare voorraad van elke strategische grondstof, zowel uitgedrukt in tonnen als in percentages van het jaarlijks nationale verbruik van de desbetreffende materialen, en de chemische vorm en zuiverheid van de opgeslagen materialen;

b)  de ontwikkeling van de omvang van de voorraad van elke strategische grondstof gedurende de voorgaande vijf jaar;

c)  eventuele regels of procedures die gelden voor vrijgave, toewijzing of distributie van strategische voorraden.

3.  Ook kan informatie over strategische voorraden van kritieke grondstoffen of andere grondstoffen in het verslag worden opgenomen.

Artikel 22

Monitoring van strategische voorraden

1.  Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens om de twee jaar deelt de Commissie, op basis van de overeenkomstig artikel 21, lid 1, ontvangen informatie, het volgende met de raad kritieke grondstoffen en het Europees Parlement:

a)  informatie over de volledige omvang van de voorraden van de Unie van elke strategische grondstof;

b)  informatie over de mogelijke beschikbaarheid van strategische voorraden van strategische grondstoffen over landsgrenzen heen, gezien de regels of procedures voor de vrijgave, toewijzing en distributie daarvan.

2.  De in artikel 35, lid 6, punt d), bedoelde permanente subgroep van de raad kritieke grondstoffen stelt een veilige omvang van de voorraden strategische grondstoffen van de Unie vast. De veilige omvang:

a)  wordt uitgedrukt als de benodigde voorraad om, in geval van verstoring van de voorziening, een bepaald aantal dagen aan netto-invoer te dekken, berekend op basis van de invoer in het voorgaande kalenderjaar;

b)  is evenredig aan het voorzieningsrisico voor en het economisch belang van de desbetreffende strategische grondstof.

3.  De Commissie adviseert, rekening houdend met de standpunten van de raad kritieke grondstoffen, in voorkomend geval de lidstaten:

a)  de strategische voorraden aan te vullen, waarbij rekening wordt gehouden met de in lid 1, punt b), bedoelde vergelijking, de relatieve verdeling van bestaande voorraden tussen de lidstaten en het verbruik van strategische grondstoffen door marktdeelnemers op het grondgebied van de respectieve lidstaten;

b)  de regels of procedures voor vrijgave, toewijzing en distributie van strategische voorraden te wijzigen of te coördineren, teneinde de mogelijke beschikbaarheid ervan over landsgrenzen heen te verbeteren, met name indien dat nodig is voor de productie van strategische technologieën.

4.  Bij het opstellen van de in lid 3 bedoelde adviezen kennen de Commissie en de raad kritieke grondstoffen bijzonder belang toe aan de noodzaak van het behoud van stimulansen voor particuliere marktdeelnemers die afhankelijk zijn van strategische grondstoffen als input om hun eigen voorraden aan te leggen of om andere maatregelen te treffen om hun blootstelling aan voorzieningsrisico’s te beheersen.

5.  De lidstaten verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de vraag of en hoe zij gevolg geven of voornemens zijn te geven aan de in lid 3 bedoelde adviezen.

6.  Voorafgaand aan de deelname van ten minste twee lidstaten aan internationale of multilaterale fora over strategische voorraden van strategische grondstoffen zorgt de Commissie voor voorafgaande coördinatie, ofwel tussen de desbetreffende lidstaten en de Commissie, ofwel door middel van een vergadering van de raad kritieke grondstoffen daarover.

7.  De Commissie verstrekt de verzamelde gegevens over de beschikbare voorraden van de Unie aan de bestuursorganen van de Unie die verantwoordelijk zijn voor crisisbewaking of de crisisbeheersingsmechanismen van de Unie die betrekking hebben op de desbetreffende strategische grondstoffen. 

Artikel 24

Gezamenlijke aankoop

1.  De Commissie zet een systeem op om de vraag van geïnteresseerde, in de Unie gevestigde ondernemingen die strategische grondstoffen verbruiken en van de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor strategische voorraden, te bundelen en te zoeken naar aanbiedingen van leveranciers om aan die gebundelde vraag te voldoen, en zij beheert dit systeem. Dit systeem heeft betrekking op zowel verwerkte als onverwerkte strategische grondstoffen.

2.  Bij het opzetten en beheren van het in lid 1 bedoelde systeem wijst de Commissie de strategische grondstoffen en tussenstappen van de verwerking aan waarvoor het systeem kan worden gebruikt, rekening houdend met het relatieve voorzieningsrisico van verschillende strategische grondstoffen en de mogelijkheden om strategische voorraden van die grondstoffen aan te leggen, op basis van de overeenkomstig de artikelen 21 en 22 verzamelde informatie.

De Commissie kan ook de minimale hoeveelheid gevraagd materiaal vaststellen zonder afbreuk te doen aan de capaciteit van kmo’s om aan het systeem deel te nemen, rekening houdend met de geaggregeerde behoeften van kmo’s, het verwachte aantal geïnteresseerde deelnemers en de noodzaak om het aantal deelnemers beheersbaar te houden.

3.  Deelname aan het in lid 1 bedoelde systeem staat open en is transparant voor alle geïnteresseerde, in de Unie gevestigde ondernemingen en voor autoriteiten van de lidstaten. Deelname van lidstaten of nationale entiteiten waarop de aanbestedingsrichtlijnen (Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU) van toepassing zijn, is alleen mogelijk in gevallen waarin die deelname in overeenstemming is met die richtlijnen.

4.  In de Unie gevestigde ondernemingen en autoriteiten van de lidstaten die aan het in lid 1 bedoelde systeem deelnemen, kunnen op transparante wijze samen onderhandelen over aankoop, onder meer over de prijzen of de voorwaarden van de aankoopovereenkomst, of gebruikmaken van gezamenlijke aankoop om betere voorwaarden met hun leveranciers overeen te komen of tekorten te voorkomen. Deelnemende in de Unie gevestigde ondernemingen en autoriteiten van de lidstaten houden zich aan het Unierecht, waaronder het mededingingsrecht van de Unie.

5.  Entiteiten worden uitgesloten van deelname als leverancier, in de bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop, of als dienstverlener, indien zij:

a)  onderworpen zijn aan uit hoofde van artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie;

b)  direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

6.  In afwijking van artikel 176 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de Commissie via een aanbestedingsprocedure op grond van die verordening een overeenkomst sluiten met een in de Unie gevestigde entiteit die als dienstverlener optreedt om het in lid 1 bedoelde systeem op te zetten en te beheren. De geselecteerde dienstverlener mag geen belangenconflict hebben.

7.  De Commissie legt in de dienstenovereenkomst vast welke taken de dienstverlener moet vervullen, waaronder de toewijzing van de vraag, de toewijzing van de toegangsrechten voor het aanbod, de registratie en de verificatie van alle deelnemers, publicatie en verslaglegging over de activiteiten en andere taken die nodig zijn om het systeem op te zetten en te beheren. De dienstenovereenkomst heeft ook betrekking op de praktische aspecten van de activiteiten van de dienstverlener, waaronder het gebruik van het IT-instrument, de beveiligingsmaatregelen, de valuta of valuta’s, de betalingsregeling en de aansprakelijkheid.

8.  De overeenkomst met de dienstverlener doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om controles en audits van die dienstverlener te verrichten. Daartoe krijgt de Commissie volledige toegang tot de informatie waarover de dienstverlener met betrekking tot de overeenkomst beschikt. Alle servers en gegevens bevinden zich fysiek en worden opgeslagen op het grondgebied van de Unie.

9.  In de overeenkomst met de geselecteerde dienstverlener is de eigendom van de door de dienstverlener verkregen informatie bepaald en is voorzien in de eventuele overdracht van die informatie aan de Commissie bij de beëindiging of afloop van de dienstenovereenkomst.

Hoofdstuk 5

Duurzaamheid

Afdeling 1

Circulariteit

Artikel 25

Nationale maatregelen inzake circulariteit

1.  Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] zorgt elke lidstaat voor de vaststelling en uitvoering van nationale programma’s die grensoverschrijdende maatregelen kunnen omvatten en samenwerking binnen de Europese Economische Ruimte met passende maatregelen om:

-a)  de stijging van de vraag naar kritieke grondstoffen te beteugelen om de benchmark van artikel 1, lid 2, punt d ter), te halen;

a)  de inzameling, sortering en verwerking van afval, schroot en afgedankte producten met een groot potentieel voor nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit te breiden, evenals het potentieel ervan voor hergebruik en reparatie overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG, en ervoor te zorgen dat deze in het juiste recyclingsysteem terechtkomen, teneinde de levensduur van producten, de beschikbaarheid en de kwaliteit van recyclebaar materiaal als input voor recyclinginstallaties voor kritieke grondstoffen te maximaliseren in overeenstemming met het Unierecht, met name het Unierecht inzake milieu en volksgezondheid;

b)  het voorkomen van afval, het hergebruik, de reparatie, het opknappen, de herproductie en de herbestemming van producten en onderdelen met een groot potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen te vergroten;

c)  het gebruik van secundaire grondstoffen die kunnen worden gebruikt in plaats van of naast primaire kritieke grondstoffen, met inbegrip van grondstoffen die afkomstig zijn van schroot en afgedankte producten, te vergroten en het opknappen van producten te bevorderen, in voorkomend geval ook door in gunningscriteria voor aanbestedingen rekening te houden met het gehalte aan gerecycled materiaal of door financiële stimulansen voor het gebruik van dergelijke grondstoffen te overwegen;

c bis)  het efficiënte gebruik van kritieke grondstoffen in de hele waardeketen te vergroten;

d)  de technologische rijpheid van recyclingtechnologieën voor kritieke grondstoffen, de materiaalefficiëntie en de vervanging van kritieke grondstoffen in toepassingen te bevorderen, rekening houdend met de prestaties en de functionaliteit ervan, ten minste door acties daartoe in het kader van nationale programma’s voor onderzoek en innovatie te ondersteunen;

e)  ervoor te zorgen dat zijn beroepsbevolking over de vaardigheden beschikt die nodig zijn om de circulariteit van de waardeketen van kritieke grondstoffen te bevorderen door maatregelen op het vlak van vaardigheden en om- en bijscholing te bevorderen;

e bis)   meer mogelijkheden te scheppen om kritieke grondstoffen terug te winnen uit producten door middel van veranderingen in het ontwerp van die producten of door de recyclebaarheid ervan te vergroten, ten minste door het opnemen van daarop gerichte steunmaatregelen in nationale programma’s voor onderzoek en innovatie;

e ter)  in hun nationale programma’s de consolidering van programma’s voor capaciteitsopbouw en technologieoverdracht te bevorderen, om de verantwoorde recycling van kritieke mineralen in producerende landen te stimuleren;

e quater)  de invoering van kwaliteitsnormen voor recyclingprocessen van afvalstromen die kritieke grondstoffen bevatten, zoals elektronisch afval, te ondersteunen, om de optimale terugwinning van materiaal te waarborgen.

De in de eerste alinea bedoelde nationale programma’s worden regelmatig bijgewerkt, waarbij met name wordt beoordeeld of de overeenkomstig dit lid genomen maatregelen geschikt zijn.

De lidstaten delen relevante informatie en beste praktijken met betrekking tot dergelijke maatregelen met de krachtens artikel 34 ingestelde Europese raad voor kritieke grondstoffen. Waar mogelijk worden maatregelen ter vergroting van de technologische rijpheid van recyclingtechnologieën, de materiaalefficiëntie en de vervanging van kritieke grondstoffen genomen in samenwerking met andere lidstaten.

2.  De in lid 1 bedoelde programma’s hebben met name betrekking op producten en afval waarvoor krachtens het Unierecht geen specifieke verplichting voor inzameling, behandeling, recycling of hergebruik geldt. Voor andere producten en ander afval worden de maatregelen uitgevoerd in overeenstemming met het geldende Unierecht.

Onverminderd de artikelen 107 en 108 van het VWEU en wanneer dit naar behoren gemotiveerd is, kunnen de in lid 1 bedoelde programma’s wat betreft de punten a) en b) van dat lid betrekking hebben op de invoering van economische instrumenten, zoals kortingen, geldelijke beloningen of statiegeldregelingen, om het hergebruik van producten met een groot potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen en de inzameling van afval van die producten aan te moedigen.

3.  Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] zorgt elke lidstaat voor de vaststelling en uitvoering van maatregelen om de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval te bevorderen, met name uit gesloten afvalinstallaties waarvan in de overeenkomstig artikel 26 opgezette databank is aangeduid dat die mogelijk kritieke grondstoffen bevatten die economisch nuttig kunnen worden toegepast.

4.  De in de leden 1 en 2 bedoelde nationale maatregelen moeten zo zijn opgesteld dat, in overeenstemming met het VWEU, belemmeringen van de internationale handel en de handel binnen de Unie en verstoringen van de mededinging op de Unie-markt worden voorkomen.

5.  Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur de gegevens betreffende de hoeveelheden gerecyclede afgedankte elektrische en elektronische apparatuur aan de Commissie rapporteren, identificeren en rapporteren zij afzonderlijk een onderbouwde schatting van kritieke grondstoffen die op de markt van elektrische en elektronische apparatuur zijn gebracht, het aantal relevante hoeveelheden kritieke grondstoffen bevattende onderdelen die van dergelijke afgedankte apparatuur zijn verwijderd en de hoeveelheden kritieke grondstoffen uit de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die nuttig zijn toegepast. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin wordt vastgesteld in welke vorm en in welk detail die rapportage moet plaatsvinden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van die uitvoeringshandelingen vormt de eerste verslagleggingsperiode.

5 bis.  Op basis van de in lid 5 van dit artikel bedoelde verslagen evalueert de Commissie Richtlijn 2012/19/EU om na te gaan of het haalbaar is daarin doelstellingen op te nemen voor de inzameling en nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

6.  De lidstaten verstrekken in het in artikel 43 bedoelde verslag informatie over de vaststelling van de in lid 1 bedoelde nationale programma’s en over de vooruitgang van de uitvoering en de effecten van de overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 getroffen maatregelen, evenals de bijdrage daarvan aan het behalen van de benchmarks van artikel 1.

7.  Uiterlijk op ... [één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen met een lijst van producten, onderdelen en afvalstromen die in ieder geval worden geacht een relevant potentieel voor de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen in de zin van lid 1, punten a) en b), te hebben.

Bij het opstellen van die lijst houdt de Commissie rekening met:

a)  de totale hoeveelheid kritieke grondstoffen uit die producten, onderdelen en afvalstromen die mogelijk nuttig kan worden toegepast;

b)  de mate waarin die producten, onderdelen en afvalstromen onder Uniewetgeving vallen;

c)  lacunes in de regelgeving;

d)  specifieke uitdagingen voor de inzameling en afvalbehandeling van die producten, onderdelen en afvalstromen;

e)  bestaande systemen voor inzameling en afvalbehandeling die op die producten, onderdelen en afvalstromen van toepassing zijn.

7 bis.  De Commissie ontwikkelt, na overleg met de belanghebbenden in kwestie, specifieke afvalcodes voor lithiumionbatterijen en tussenliggende afvalstromen (“zwarte massa”).

Artikel 26

Nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit winningsafval

1.  Exploitanten die krachtens artikel 5 van Richtlijn 2006/21/EG afvalbeheerplannen moeten indienen, voorzien de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 3 van die richtlijn van een voorlopige milieu- en economische evaluatiestudie met betrekking tot de mogelijke nuttige toepassing van kritieke grondstoffen:

a)  uit het in de inrichting opgeslagen winningsafval, en

a bis)  het winningsafval dat door de exploitant is verwijderd sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 2006/21/EG; en

b)  uit het geproduceerde winningsafval of, indien dat doeltreffender wordt geacht, uit het gewonnen volume voordat het afval werd.

1 bis.  Exploitanten zijn vrijgesteld van de verplichting uit hoofde van lid 1 indien zij aan de bevoegde autoriteiten kunnen aantonen dat het winningsafval geen kritieke grondstoffen bevat die technisch nuttig kunnen worden toegepast.

2.  De in lid 1 bedoelde studie bevat ten minste een raming van de hoeveelheden en concentraties kritieke grondstoffen in het winningsafval en het gewonnen volume, en een beoordeling van het potentieel voor technisch en economisch nuttige toepassing ervan, alsook de milieugevolgen van de nuttige toepassing ervan. Exploitanten specificeren de methoden die worden gebruikt om de hoeveelheden en concentraties te ramen.

3.  Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten van bestaande afvalinstallaties de in lid 1 bedoelde studie in bij een bevoegde autoriteit als gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2006/21/EG. Exploitanten van nieuwe afvalinstallaties dienen die studie bij de bevoegde autoriteit in wanneer zij overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2006/21/EG hun afvalbeheerplannen indienen.

4.  De lidstaten zetten een databank op van alle gesloten afvalinstallaties op hun grondgebied, met inbegrip van verlaten afvalinstallaties. Die databank bevat informatie over:

a)  de locatie, het oppervlak en het afvalvolume van de afvalinstallatie;

b)  de exploitant of voormalige exploitant van de afvalinstallatie, en in voorkomend geval de rechtsopvolger daarvan;

c)  de geraamde hoeveelheden en concentraties van alle grondstoffen in het winningsafval en in voorkomend geval in de oorspronkelijke minerale afzetting, overeenkomstig lid 6 van dit artikel;

d)  eventuele aanvullende informatie die de lidstaat relevant acht om de nuttige toepassing van kritieke grondstoffen uit een afvalinstallatie mogelijk te maken.

5.  De in lid 4 bedoelde databank is uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] operationeel, en alle informatie is uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] ingevoerd. De databank wordt op openbaar toegankelijke en digitale wijze beschikbaar gesteld en wordt ten minste om de twee jaar bijgewerkt met aanvullende informatie en recentelijk gesloten of in kaart gebrachte installaties.

6.  Om de in lid 4, punt c), bedoelde informatie te verstrekken, voeren de lidstaten ten minste de volgende activiteiten uit:

a)  de lidstaten voeren uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een grondige evaluatie uit van de vergunningsdocumenten voor alle gesloten afvalinstallaties;

b)  voor afvalinstallaties waarvan op basis van de beschikbare informatie niet op voorhand kan worden uitgesloten dat er mogelijk economisch nuttig toepasbare hoeveelheden kritieke grondstoffen aanwezig zijn, voeren de lidstaten daarnaast uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een representatieve geochemische bemonstering uit;

c)  voor afvalinstallaties waarvan uit de in de punten a) en b) van dit lid beschreven activiteiten is gebleken dat er mogelijk economisch nuttig toepasbare hoeveelheden kritieke grondstoffen aanwezig zijn, voeren de lidstaten daarnaast, indien dat overeenkomstig de toepasselijke milieuvereisten op het niveau van de Unie en in voorkomend geval overeenkomstig de vereisten van Richtlijn 2006/21/EG ecologisch verantwoord is, uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: dertig maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een gedetailleerdere analyse uit waarbij de boorkern in kaart wordt gebracht of vergelijkbare technieken worden toegepast.

7.  De in lid 6 beschreven activiteiten worden uitgevoerd binnen de grenzen van de nationale rechtstelsels met betrekking tot eigendomsrechten, landeigendom, minerale bronnen en afval, en andere relevante bepalingen. Indien dergelijke factoren de activiteiten belemmeren, vragen de autoriteiten van de lidstaten de exploitant of eigenaar van de afvalinstallatie om medewerking. De resultaten van de in lid 6 beschreven activiteiten worden in de in lid 4 bedoelde databank beschikbaar gesteld. Indien mogelijk nemen de lidstaten een classificatie van de gesloten winningsafvalinstallaties overeenkomstig de kaderclassificatie voor hulpbronnen van de Verenigde Naties in die databank op.

Artikel 27

Recyclebaarheid van permanente magneten

1.  Met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] waarborgt elke natuurlijke of rechtspersoon die MRI-apparaten, windenergiegeneratoren, industriële robots, motorvoertuigen, lichte vervoermiddelen, koelgeneratoren, warmtepompen, elektrische motoren (ook als die in andere producten zijn geïntegreerd), automatische wasmachines, droogtrommels, magnetronovens, stofzuigers of vaatwassers in de handel brengt, dat op die producten een opvallend, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar etiket is aangebracht waarop is aangegeven:

a)  of het product een of meerdere permanente magneten bevat;

b)  indien het product een of meerdere permanente magneten bevat, of die magneten behoren tot een van de volgende soorten:

i)  neodymium-ijzer-boor;

ii)  samarium-kobalt;

iii)  aluminium-nikkel-kobalt;

iv)  ferriet.

b bis)   indien het product een of meerdere permanente magneten van de in punt b) beschreven soorten bevat, de hoeveelheid van elke soort magneten die het product bevat.

2.  De Commissie stelt uiterlijk op ... [datum: één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een uitvoeringshandeling vast waarin het formaat van het in lid 1 bedoelde etiket wordt vastgelegd. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.  Met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] waarborgt elke natuurlijke of rechtspersoon die in lid 1 bedoelde producten die een of meer permanente magneten bevatten van de in lid 1, punt b), i) tot en met iii), bedoelde soorten in de handel brengt, dat op of in het product een gegevensdrager aanwezig is. In geen geval bevat de gegevensdrager commercieel gevoelige informatie of geeft hij daar toegang toe.

4.  De in lid 3 bedoelde gegevensdrager wordt gekoppeld aan een unieke productidentificatiecode die gerichte toegang biedt tot:

a)  de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en het postadres van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop daarmee contact kan worden opgenomen;

b)  informatie over het gewicht, de locatie en de chemische samenstelling van alle afzonderlijke permanente magneten in het product, en over de aanwezigheid van en de soort deklagen, kleefmiddelen en eventuele additieven die voor de magneten zijn gebruikt;

c)  informatie waarmee toegang kan worden verkregen tot alle permanente magneten in het product en waarmee deze kunnen worden verwijderd, waaronder in ieder geval de volgorde van alle verwijderingsstappen en de benodigde gereedschappen of technologieën voor de toegang tot en de verwijdering van de permanente magneet, onverminderd artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU.

5.  Voor producten waarvan de permanente magneten alleen in een of meer elektrische motoren in het product zijn ingebouwd, kan de in lid 4, punt b), bedoelde informatie worden vervangen door informatie over de locatie van de elektrische motoren, en kan de in lid 4, punt c), bedoelde informatie worden vervangen door informatie over de toegang tot en de verwijdering van de elektrische motor, in ieder geval met inbegrip van de volgorde van alle verwijderingsstappen en de benodigde gereedschappen of technologieën voor de toegang tot en verwijdering van de elektrische motoren.

6.  Voor in lid 3 bedoelde producten waarvoor krachtens andere Uniewetgeving een productpaspoort in de zin van Verordening XX/XXXX [verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten] of Verordening XX/XXXX [verordening batterijen en afgedankte batterijen] is vereist, wordt de in lid 4 bedoelde informatie in dat productpaspoort of in het digitale paspoort opgenomen. De in lid 3 bedoelde informatie moet volledig, actueel en nauwkeurig zijn en ten minste beschikbaar blijven voor een periode van de normale levensduur van het product plus tien jaar, ook in geval van insolventie, liquidatie of stopzetting van de activiteiten van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon in de Unie.

In de in lid 4 bedoelde informatie wordt verwezen naar het productmodel of, indien die informatie tussen exemplaren van hetzelfde model verschilt, naar een bepaalde partij of een bepaald exemplaar. De in lid 4 bedoelde informatie is toegankelijk voor refurbishers, reparateurs, recyclers, markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten.

8.  Artikel 9, lid 1, punten c) en d), artikel 10 en artikel 13 van Verordening (EU) .../... [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] en de bijbehorende definities in artikel 2 van die verordening zijn van toepassing.

Voordat een in lid 3 bedoeld product in de handel wordt gebracht, zorgen natuurlijke of rechtspersonen ervoor dat de in lid 4 bedoelde unieke productidentificatiecode naar het in [artikel 12, lid 1,] van Verordening (EU) .../... [verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten] bedoelde register wordt geüpload.

Voor de toepassing van de eerste en tweede alinea gelden de verwijzingen naar “de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling” in artikel 10, punt b), van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen], naar “uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 10, punt f), van die verordening en naar “een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling” in artikel 13, lid 2, van die verordening gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

9.  Indien in uit hoofde van artikel 4 van Verordening XX/XXXX [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde gedelegeerde handelingen of in andere harmonisatiewetgeving van de Unie voor een van de in lid 1 vermelde producten informatievereisten met betrekking tot de recycling van permanente magneten worden vastgesteld, zijn die vereisten van toepassing in plaats van de bepalingen van dit artikel.

10.  Producten die voornamelijk zijn ontworpen voor defensie- of ruimtevaarttoepassingen zijn van de vereisten van dit artikel vrijgesteld.

De specifieke in de leden 1, 3 en 4 bedoelde informatie kan worden weggelaten indien zij commercieel gevoelige informatie omvat.

11.  De bepalingen van dit artikel zijn met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] van toepassing op MRI-apparaten, motorvoertuigen, en lichte vervoermiddelen van categorie L waarvoor typegoedkeuring is verleend.

12.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage VI vast te stellen om een lijst met codes van de gecombineerde nomenclatuur(27) en productomschrijvingen van de in lid 1 bedoelde producten te verstrekken of bij te werken, teneinde de werkzaamheden van douaneautoriteiten met betrekking tot die producten en de vereisten van dit artikel en artikel 28 te vergemakkelijken.

Artikel 28

Gerecyclede inhoud van permanente magneten

1.  Met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] of, indien dat later is, twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling, maakt een natuurlijke of rechtspersoon die in artikel 27, lid 1, bedoelde producten met een of meerdere permanente magneten als bedoeld in artikel 27, lid 1, punt b), i) tot en met iii), in de handel brengt waarvan het totale gewicht van al die permanente magneten meer dan 0,2 kg bedraagt, het aandeel neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt dat uit afval na consumptie wordt teruggewonnen in de in het product ingebouwde permanente magneten, openbaar.

2.  De Commissie stelt uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] overeenkomstig artikel 36 een gedelegeerde handeling vast tot aanvulling van deze verordening met regels voor de berekening en verificatie van het aandeel neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt dat uit productieafval of afval na consumptie wordt teruggewonnen in de permanente magneten die in in lid 1 bedoelde producten zijn ingebouwd.

In de regels voor berekening en verificatie wordt aangegeven welke van de in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG beschreven modules, indien nodig aangepast aan de desbetreffende producten, de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure is. Bij het aanwijzen van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure houdt de Commissie rekening met:

a)  de vraag of de betrokken module geschikt is voor het soort product en in verhouding staat tot het nagestreefde algemene belang;

b)  de beschikbaarheid van bevoegde en onafhankelijke derden die mogelijke taken van conformiteitsbeoordeling door derden kunnen uitvoeren;

c)  indien betrokkenheid van een derde partij vereist is, de noodzaak van een keuzemogelijkheid voor de fabrikant tussen modules voor kwaliteitsborging en productcertificatie, zoals beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG.

3.  Uiterlijk op 31 december 2030 stelt de Commissie gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast waarin de minimale aandelen van uit afval na consumptie teruggewonnen neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt worden vastgesteld die de in in lid 1 bedoelde producten ingebouwde permanente magneten moeten bevatten. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen andere minimale aandelen worden toegepast voor verschillende producten of kunnen bepaalde producten worden uitgesloten van deze verplichting.

In de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen wordt voorzien in overgangsperioden die zijn afgestemd op de moeite die het kost om de onder de maatregel vallende producten zodanig aan te passen dat zij conform zijn.

Het in de eerste alinea bedoelde minimale aandeel wordt gebaseerd op een voorafgaande effectbeoordeling, waarin rekening wordt gehouden met:

a)  de bestaande en voorspelde beschikbaarheid van uit afval na consumptie teruggewonnen neodymium, dysprosium, praseodymium, terbium, boor, samarium, nikkel en kobalt

b)  de overeenkomstig lid 1 verzamelde informatie en de relatieve verdeling van het aandeel gerecycled materiaal in permanente magneten die in in de handel gebrachte in lid 1 bedoelde producten zijn ingebouwd;

c)  de technische en wetenschappelijke vooruitgang, met inbegrip van aanzienlijke veranderingen in technologieën voor permanente magneten die van invloed zijn op het soort materiaal dat wordt teruggewonnen;

d)  de daadwerkelijke en potentiële bijdrage van een minimumaandeel aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie;

e)  mogelijke effecten op de werking van producten met permanente magneten;

f)  de noodzaak om onevenredige negatieve gevolgen voor de betaalbaarheid van permanente magneten en producten met permanente magneten te voorkomen.

4.  Indien in uit hoofde van artikel 4 van Verordening XX/XXXX [PB: gelieve verwijzing naar de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde gedelegeerde handelingen of in andere harmonisatiewetgeving van de Unie voor een van de in lid 1 vermelde producten vereisten met betrekking tot het gehalte aan gerecycled materiaal in permanente magneten worden vastgesteld, zijn die vereisten van toepassing in plaats van de bepalingen van dit artikel.

5.  Vanaf de datum waarop de verplichting van lid 1 van toepassing wordt, waarborgen natuurlijke en rechtspersonen die in lid 1 bedoelde producten in de handel brengen wanneer zij die producten voor verkoop, waaronder verkoop op afstand, aanbieden of die producten in het kader van een commerciële activiteit tentoonstellen dat hun klanten, voordat zij gebonden zijn door een koopovereenkomst, toegang hebben tot de in lid 1 bedoelde informatie.

Natuurlijke en rechtspersonen die in lid 1 bedoelde producten in de handel brengen, verstrekken of tonen geen etiketten, markeringen, symbolen of inscripties die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat betreft de in lid 1 bedoelde informatie. Producten die voornamelijk zijn ontworpen voor defensie- of ruimtevaarttoepassingen zijn van de vereisten van dit artikel vrijgesteld.

6.  De vereisten van de leden 1 en 6 zijn vanaf vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling van toepassing op MRI-apparaten, motorvoertuigen, en lichte vervoermiddelen van categorie L waarvoor typegoedkeuring is verleend.

Afdeling 2

Certificering en milieuvoetafdruk

Artikel 29

Erkende regelingen

1.  Overheden, bedrijfsverenigingen of groepen geïnteresseerde organisaties die certificeringsregelingen met betrekking tot de duurzaamheid van kritieke grondstoffen hebben ontwikkeld en daar toezicht op houden (“regelinghouders”), kunnen een aanvraag doen voor erkenning van hun regelingen door de Commissie. Het besluit om een regeling te erkennen wordt uiterlijk zes maanden na de indiening van de aanvraag door de regelinghouder gepubliceerd.

In de eerste alinea bedoelde aanvragen bevatten alle bewijsmateriaal dat relevant is om aan de criteria van bijlage IV te voldoen. De Commissie stelt uiterlijk ... [drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening] uitvoeringshandelingen vast waarin wordt gespecificeerd welke informatie die aanvragen ten minste moeten bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Die uitvoeringshandelingen voorzien in één model dat alle benodigde informatie voor de aanvraag bevat. Het model voorziet alleen in informatie die nodig is om de aanvraag te beoordelen. De reikwijdte van de informatie die benodigd is om het model in te vullen, is redelijk.

2.  Indien de Commissie op basis van het overeenkomstig lid 1 verstrekte bewijsmateriaal bepaalt dat een certificeringsregeling aan de criteria van bijlage IV voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarbij die regeling wordt erkend. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.  De Commissie controleert ten minste om de twee jaar of erkende regelingen nog aan de criteria van bijlage IV voldoen.

4.  Houders van erkende regelingen stellen de Commissie onverwijld in kennis van relevante wijzigingen of actualiseringen van erkende regelingen. De Commissie beoordeelt of dergelijke wijzigingen of actualiseringen gevolgen hebben voor de basis voor erkenning, en treft zo nodig passende maatregelen.

5.  Indien er bewijs is van herhaalde of significante gevallen waarbij marktdeelnemers die een erkende regeling toepassen niet aan de vereisten van die regeling voldoen, gaat de Commissie in overleg met de houder van de erkende regeling na of deze gevallen wijzen op gebreken in de regeling die afdoen aan de basis voor erkenning, en treft zij zo nodig passende maatregelen.

6.  Indien de Commissie gebreken in een erkende regeling vaststelt die afdoen aan de basis voor erkenning, kan zij de regelinghouder een passende periode de tijd geven om corrigerende maatregelen te treffen, met een maximum van twaalf maanden. Indien het gebrek na het verstrijken van die periode blijft bestaan, erkent de Commissie de regeling niet langer.

7.  Indien de regelinghouder de nodige corrigerende maatregelen niet treft of weigert te treffen en indien de Commissie heeft vastgesteld dat de in lid 6 bedoelde gebreken ertoe leiden dat de regeling niet langer aan de vereisten van bijlage IV voldoet, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij de erkenning van de regeling wordt ingetrokken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

8.  De Commissie zet een register van erkende regelingen op en houdt dit bij. Dat register wordt op een vrij toegankelijke website openbaar gemaakt. Deze website maakt het ook mogelijk om van alle relevante belanghebbenden feedback te verzamelen met betrekking tot de uitvoering van de erkende regelingen. Die feedback wordt voor overweging doorgestuurd naar de desbetreffende regelinghouders.

Artikel 30

Milieuvoetafdrukverklaring

1.  Uiterlijk 31 december 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast waarbij, overeenkomstig bijlage V en rekening houdend met wetenschappelijk onderbouwde beoordelingsmethoden en relevante internationale normen, regels voor de berekening en verificatie van de milieuvoetafdruk van alle kritieke grondstoffen worden vastgesteld. In de regels voor berekening en verificatie wordt de belangrijkste effectcategorie of, in naar behoren gemotiveerde gevallen, verscheidene effectcategorieën aangewezen. De milieuvoetafdrukverklaring bestrijkt die effectcategorie(ën) alsook broeikasgasemissies.

2.  Indien de Commissie, na de verschillende relevante milieueffectcategorieën en broeikasgasemissies in aanmerking te hebben genomen, tot de conclusie komt dat een specifieke kritieke grondstof een relevante milieuvoetafdruk heeft en dat de verplichting om de milieuvoetafdruk van die grondstof met betrekking tot de belangrijkste effectcategorie(ën) te verklaren daarom nodig en evenredig is om bij te dragen tot de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie door de voorziening van kritieke grondstoffen met een kleinere milieuvoetafdruk te faciliteren en de gevolgen voor het klimaat en het milieu van andere maatregelen in deze verordening te beperken, stelt zij regels voor berekening en verificatie van die specifieke grondstof vast.

3.  Wanneer de Commissie nagaat of de in lid 2 bedoelde verplichting nodig is, houdt zij rekening met:

a)  de vraag of en hoe alsook hoe doeltreffend de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie reeds worden verwezenlijkt door middel van andere Uniewetgeving die van toepassing is op de desbetreffende kritieke grondstof;

b)  de vraag of er relevante internationale normen en richtsnoeren bestaan en worden toegepast, of met de vooruitzichten op een akkoord op internationaal niveau over dergelijke normen, en met duurzame praktijken op de markt, waaronder erkende vrijwillige regelingen overeenkomstig artikel 29;

c)  de doeltreffendheid van strategische partnerschappen, strategische projecten, handelsovereenkomsten en andere internationale instrumenten, alsook van outreachactiviteiten van de Unie, voor de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie;

c bis)  de daarmee gepaard gaande economische kosten en administratieve lasten voor marktdeelnemers.

4.  De Commissie voert een voorafgaande effectbeoordeling uit om te beslissen of zij uit hoofde van lid 1 een gedelegeerde handeling vaststelt. Die beoordeling:

a)  wordt onder meer gebaseerd op raadpleging van:

i)  alle relevante belanghebbenden, zoals de industrie (met inbegrip van de downstreamsector), kmo’s en in voorkomend geval de ambachtssector, sociale partners, handelaren, detailhandelaren, importeurs, organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, consumentenorganisaties en de academische wereld;

ii)  derde landen wier handel met de Unie door deze verplichting aanzienlijk kan worden beïnvloed;

iii)  de raad kritieke grondstoffen;

iii bis)  het Europees Milieuagentschap, de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering en het Europees Agentschap voor chemische stoffen;

b)  waarborgt dat een dergelijke maatregel niet wordt opgesteld, vastgesteld of toegepast met als doel of gevolg dat onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan en dat die maatregel de handel niet verder beperkt dan nodig is om de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie te verwezenlijken, rekening houdend met het vermogen van leveranciers uit derde landen om een dergelijke verklaring zodanig na te leven dat dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de algehele handelsstromen en de kosten van kritieke grondstoffen;

b bis)  dient om te beoordelen of vergelijkbare verplichtingen krachtens het Unierecht de beoogde effecten hebben gesorteerd en significant hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de Unie;

c)  dient om te beoordelen of de maatregel zou bijdragen tot verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie zonder onevenredige gevolgen te hebben voor het vermogen van de industrie van de Unie om de desbetreffende kritieke grondstof te betrekken.

5.  Natuurlijke of rechtspersonen die kritieke grondstoffen in de handel brengen waarvoor de Commissie overeenkomstig lid 1 regels voor berekening en verificatie heeft vastgesteld, stellen een milieuvoetafdrukverklaring beschikbaar.

De in de eerste alinea vastgestelde vereiste geldt voor elke afzonderlijke soort kritieke grondstof die in de handel wordt gebracht en is ▌van toepassing op kritieke grondstoffen die in halffabricaten of eindproducten zijn verwerkt, waarbij de kritieke grondstof een niet te verwaarlozen aandeel van de totale milieuvoetafdruk van het product vormt.

6.  De in lid 5 bedoelde milieuvoetafdrukverklaring bevat de volgende informatie:

a)  de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en het postadres van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, en ▌de elektronische wijze waarop daarmee contact kan worden opgenomen;

b)  informatie over de soort kritieke grondstof waarop de verklaring van toepassing is;

c)  informatie over het land en de regio waar de kritieke grondstof is gewonnen, verwerkt, geraffineerd en gerecycled, naargelang van het geval;

d)  de milieuvoetafdruk van de kritieke grondstof, berekend volgens de overeenkomstig lid 1 toepasselijke regels voor berekening en verificatie;

e)  de milieuvoetafdrukprestatieklasse van de kritieke grondstof, bepaald overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling uit hoofde van lid 7;

f)  een weblink die toegang biedt tot een openbare versie van de studie ter onderbouwing van de resultaten van de milieuvoetafdrukverklaring.

7.  De Commissie stelt binnen twee jaar overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast waarin overeenkomstig bijlage V milieuvoetafdrukprestatieklassen worden bepaald voor kritieke grondstoffen waarvoor overeenkomstig lid 1 regels voor berekening en verificatie zijn vastgesteld.

7 bis.  Indien halffabricaten of eindproducten die kritieke grondstoffen bevatten onder vereisten van de Unie inzake de milieuvoetafdruk vallen die zijn opgenomen in andere wetgeving, wordt de milieu- en koolstofvoetafdruk van elke kritieke grondstof waar mogelijk opgenomen in de berekening van de milieuvoetafdruk van het gehele product.

7 ter.  Uiterlijk op 31 december 2030 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad met een analyse van de mogelijkheden om de toegang tot de markt van de Unie te beperken tot grondstoffen die behoren tot de best presterende milieuvoetafdrukprestatieklassen als bedoeld in lid 7, voor alle of bepaalde producten die in de Unie in de handel worden gebracht. De Commissie doet dat verslag indien nodig vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen.

8.  De milieuvoetafdrukverklaring wordt op een vrij toegankelijke website op begrijpelijke wijze openbaar gemaakt.

De Commissie is bevoegd een uitvoeringshandeling vast te stellen waarin het formaat van de in lid 5 bedoelde milieuvoetafdrukverklaring wordt vastgelegd. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 37, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

9.  Wanneer natuurlijke en rechtspersonen die kritieke grondstoffen in de handel brengen, deze voor verkoop, waaronder verkoop op afstand, aanbieden of in het kader van een commerciële activiteit tentoonstellen, waarborgen zij dat hun klanten, voordat zij gebonden zijn door een koopovereenkomst, toegang hebben tot de milieuvoetafdrukverklaring.

Natuurlijke en rechtspersonen die kritieke grondstoffen in de handel brengen, verstrekken of tonen geen etiketten, markeringen, symbolen of inscripties die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat betreft de informatie in de milieuvoetafdrukverklaring.

Afdeling 3

Vrij verkeer, conformiteit en markttoezicht

Artikel 31

Vrij verkeer

1.  De lidstaten verbieden, beperken of verhinderen het op de markt aanbieden of in gebruik nemen van producten met permanente magneten of van kritieke grondstoffen die aan deze verordening voldoen niet vanwege redenen die verband houden met informatie voor de recycling of de gerecyclede inhoud van permanente magneten of met informatie over de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof.

2.  De lidstaten verhinderen niet dat op handelsbeurzen of tentoonstellingen, of bij demonstraties of soortgelijke evenementen producten met permanente magneten of kritieke grondstoffen worden getoond die niet aan deze verordening voldoen, op voorwaarde dat duidelijk op een zichtbaar bord is vermeld dat die producten of materialen niet aan deze verordening voldoen en dat zij niet op de markt mogen worden aangeboden totdat zij conform zijn gemaakt.

Artikel 32

Conformiteit en markttoezicht

1.  De verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon waarborgt alvorens een onder artikel 27 of artikel 28 vallend product in de handel te brengen dat de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure is uitgevoerd en dat de vereiste technische documentatie is opgesteld. Indien door middel van de conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat een product aan de toepasselijke vereisten voldoet, waarborgen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen dat een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld en dat de CE-markering is aangebracht.

2.  De conformiteitsbeoordelingsprocedure voor producten die onder de vereisten van artikel 27 vallen, is de procedure van bijlage IV bij Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen], tenzij die producten ook onder de vereisten van artikel 28 vallen; in dat geval is de conformiteitsbeoordelingsprocedure de in de uit hoofde van artikel 28, lid 2, vastgestelde regels voor berekening en verificatie uiteengezette procedure.

3.  Hoofdstuk IX en de artikelen 37, 38 en 39 van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] en de overeenkomstige definities in artikel 2 van die verordening zijn van toepassing op de vereisten van de artikelen 27 en 28 van deze verordening met betrekking tot producten die in de Unie in de handel worden gebracht.

4.  Met betrekking tot markttoezicht gelden de volgende voorschriften:

a)  hoofdstuk XII van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] en de bijbehorende definities in artikel 2 van die verordening zijn van toepassing op de vereisten van artikel 27, artikel 28 of artikel 30 van deze verordening met betrekking tot producten die in de Unie in de handel worden gebracht;

b)  behalve met de uit hoofde van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp houden de lidstaten in het kader van het in artikel 59, lid 1, van die verordening bedoelde actieplan rekening met de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening;

c)  artikel 60 en artikel 61, lid 1, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] zijn ook van toepassing op de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening;

d)  naast de uit hoofde van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp verstrekt de Commissie in het in artikel 61, leden 2 en 3, van die verordening bedoelde verslag informatie over de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening;

e)  bij de uitvoering van artikel 62 van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] houden de in dat artikel bedoelde groep voor administratieve samenwerking (ADCO) en de Commissie ook rekening met de vereisten van de artikelen 27, 28 en 30 van deze verordening.

5.  Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden de relevante delen van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] als volgt toegepast:

a)  verwijzingen naar “in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten inzake ecologisch ontwerp” in artikel 37, lid 1, “in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten” in artikel 63, lid 1, en “in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling gestelde vereisten” in artikel 63, lid 5, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar de in de artikelen 27 en 28 van deze verordening vastgestelde vereisten;

b)  verwijzingen naar “een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product” in artikel 37, lid 3, en artikel 63, lid 1, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar onder de vereisten van artikelen 27 en 28 van deze verordening vallende producten of materialen;

c)  verwijzingen naar “conformiteitsbeoordelingstaken [...] als bedoeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 41 en “conformiteitsbeoordelingstaken uit hoofde van de desbetreffende uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 45, lid 10, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar conformiteitsbeoordelingstaken als bedoeld in de uit hoofde van artikel 28, lid 2, van deze verordening vastgestelde regels voor berekening en verificatie;

d)  verwijzingen naar “conformiteitsbeoordelingsprocedures in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen” in artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) 2023/xxx [PB: gelieve verwijzing naar verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten in te voegen] gelden als verwijzingen naar conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in de uit hoofde van artikel 28, lid 2, van deze verordening vastgestelde regels voor berekening en verificatie.

6.  Dit artikel is niet van toepassing op producten waarvoor de typegoedkeuringsprocedures uit hoofde van Verordening (EU) 2018/858 en Verordening (EU) nr. 168/2013 gelden.

Hoofdstuk 6

Strategische partnerschappen

Artikel 33

Strategische partnerschappen

1.  Uiterlijk op ... [PB gelieve in te voegen: binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens elke twee jaar brengt de raad een verslag uit dat al het volgende bevat:

-a)  een geactualiseerde lijst van bestaande strategische partnerschappen en lopende onderhandelingen voor strategische partnerschappen, alsmede strategische partnerschappen in derde landen;

a)  de mate waarin de door de Unie aangegane strategische partnerschappen bijdragen tot:

i)  verbetering van de voorzieningszekerheid van de Unie op korte en lange termijn, rekening houdend met de in artikel 1, lid 2, vastgestelde benchmarks;

iii)  verbetering van de samenwerking ▌in de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen tussen de Unie, met inbegrip van de landen en gebieden overzee als bedoeld in bijlage II bij het VWEU, en partnerlanden alsmede de onafhankelijkheid van de Unie ten opzichte van derde landen die geen partner zijn, en met een bijzondere focus op samenwerking met gelijkgestemde partners;

iii bis)  de economische en sociale ontwikkelingen in partnerlanden, met name met betrekking tot opkomende en ontwikkelingslanden, en tegelijkertijd de invoering in die landen van ecologisch duurzame en circulaire economische praktijken, fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en mensenrechten te bevorderen;

b)  de samenhang en mogelijke synergieën tussen bilaterale samenwerking van lidstaten met derde landen en de acties die door de Unie in het kader van strategische partnerschappen worden ondernomen, met inbegrip van het streven van de Unie naar en onderhandelingen van de Unie over vrijhandelsovereenkomsten met derde landen;

b bis)  de voorgenomen of opgezette projecten inzake kritieke grondstoffen met of in derde landen die noch onder strategische partnerschappen, noch onder handelsovereenkomsten vallen, maar worden uitgevoerd binnen het toepassingsgebied van het in lid 3 ter bedoelde platform;

c)  een lijst van derde landen die prioriteit moeten krijgen bij het aangaan van strategische partnerschappen, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende criteria:

i)  de mogelijke bijdrage tot de voorzieningszekerheid en de veerkracht daarvan, rekening houdend met de potentiële capaciteiten voor voorraden, winning, verwerking en recycling met betrekking tot kritieke grondstoffen van een derde land;

ii)  de vraag of samenwerking tussen de Unie en een derde land, via het regelgevingskader van dat derde land en de uitvoering daarvan, zou kunnen zorgen voor een beter vermogen van een derde land om negatieve milieueffecten te monitoren, voorkomen en minimaliseren, maatschappelijk verantwoorde praktijken (waaronder eerbiediging van de mensenrechten en arbeidsrechten, met inbegrip van beleid ter bestrijding van dwang- en kinderarbeid, toe te passen, te zorgen voor zinvolle betrokkenheid van plaatselijke gemeenschappen, waaronder ook van inheemse volkeren) en voor een transparante en verantwoordelijke bedrijfsvoering en ▌negatieve gevolgen voor de goede werking van de overheid en de rechtstaat te voorkomen, en op welke manier de Unie via haar partnerschapsbeleid, bijvoorbeeld door middel van beroepsopleiding en technische ondersteuning, kan bijdragen tot de versterking van de regelgevingskaders van de derde landen;

iii)  de vraag of er bestaande of potentiële samenwerkingsovereenkomsten tussen een derde land en de Unie zijn, en, voor opkomende markten en ontwikkelingslanden, het potentieel om investeringsprojecten in het kader van de Global Gateway op te zetten;

iv)  voor opkomende markten en ontwikkelingslanden, de vraag of en hoe een partnerschap een bijdrage kan leveren aan waardecreatie binnen het land alsook ter plaatse van toegevoegde waarde kan zijn, met inbegrip van downstreamactiviteiten, en wederzijdse voordelen voor het partnerland en de Unie zou opleveren;

iv bis)  voor opkomende markten en ontwikkelingslanden, in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van bestaande instrumenten van de Unie voor financiering en risicovermindering, met name uit hoofde van de Global Gateway, en in hoeverre er belemmeringen bestaan voor het gebruik van dergelijke instrumenten in het kader van strategische projecten.

2.  In het kader van lid 1 en voor zover het verband houdt met opkomende markten en ontwikkelingslanden, zorgen de Commissie en de raad kritieke grondstoffen ervoor dat er op coherente wijze wordt samengewerkt met andere relevante samenwerkingsfora, waaronder de fora die zijn opgezet in het kader van de Global Gateway.

3.  De lidstaten:

a)  zorgen samen met de Commissie voor coherentie tussen hun bilaterale samenwerking met de desbetreffende derde landen en de niet-bindende strategische partnerschappen van de Unie met derde landen die ten minste betrekking hebben op de waardeketen van kritieke grondstoffen, en voor de consolidatie van programma’s voor capaciteitsopbouw en technologieoverdracht teneinde de verantwoorde recycling van kritieke mineralen in producerende landen te stimuleren;

b)  ondersteunen de Commissie bij de doeltreffende uitvoering van de in de strategische partnerschappen uiteengezette concrete samenwerkingsmaatregelen;

b bis)  coördineren de activiteiten van hun ontwikkelingsbanken, exportkredietverstrekkers en andere onder hun toezicht staande overheidsinstellingen om de uitvoering en financiering van strategische projecten die in derde landen worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met elkaar te ondersteunen.

3 bis.  De raad kritieke grondstoffen brengt elk nieuw verslag uit aan de bevoegde commissies van het Europees Parlement.

3 ter.  Uiterlijk op ... [PB gelieve in te voegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] zet de Commissie een platform op waarin vertegenwoordigers van ondernemingen in de hele waardeketen voor kritieke grondstoffen bijeen worden gebracht om de exploratie, verwerking en recycling van deze grondstoffen, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 1, te ondersteunen in derde landen waarmee de Unie nog geen strategisch partnerschap of vrijhandelsovereenkomsten heeft. Het platform stelt de Commissie in staat om strategische betrekkingen tussen projectontwikkelaars en de relevante nationale overheden te faciliteren en te ondersteunen.

3 quater.  De Commissie verzoekt de Europese normalisatie-instellingen om Europese normen of Europese normalisatieproducten te ontwikkelen ter ondersteuning van de doelstellingen van deze verordening.

3 quinquies.  Strategische partnerschappen die de Unie sluit met derde landen, bevatten maatregelen die bijdragen tot:

i)  de verbetering van de veerkracht, diversificatie en duurzaamheid van de voorziening met strategische grondstoffen van de Unie overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, vastgestelde benchmarks;

ii)  de verbetering van de samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid in de hele waardeketen van kritieke grondstoffen tussen de Unie en partnerlanden bij het verwezenlijken van de overeengekomen doelstellingen;

iii)  de economische en sociale ontwikkeling in partnerlanden, in het bijzonder opkomende markten en ontwikkelingseconomieën;

iv)  voor opkomende markten en ontwikkelingseconomieën, verhoging van de lokale toegevoegde waarde door ondersteuning van de ontwikkeling van verwerkings- en recyclingcapaciteiten naast nieuw ontwikkelde winningscapaciteiten, evenals maatregelen om de overdracht van kennis en vaardigheden te vergemakkelijken;

De Commissie stelt het Europees Parlement ervan in kennis wanneer zij besprekingen over het opzetten van een nieuw strategisch partnerschap begint.

Zodra de onderhandelingen over een strategisch partnerschap zijn afgerond, stelt de Commissie ook het Parlement daarvan in kennis.

Hoofdstuk 7

Governance

Artikel 34

Europese raad voor kritieke grondstoffen

1.  Hierbij wordt de Europese raad voor kritieke grondstoffen (“de raad kritieke grondstoffen”) opgericht.

2.  De raad kritieke grondstoffen voert de in deze verordening vastgestelde taken uit.

Artikel 35

Samenstelling en werking van de Europese raad voor kritieke grondstoffen

1.  De leden van de raad kritieke grondstoffen zijn de lidstaten en de Commissie. De raad kritieke grondstoffen wordt voorgezeten door de Commissie.

2.  Elke lidstaat wijst een vertegenwoordiger op hoog niveau aan die die lidstaat in de raad kritieke grondstoffen vertegenwoordigt. Indien dat relevant is voor de functie en deskundigheid, kan een lidstaat verschillende vertegenwoordigers aanwijzen voor verschillende taken van de raad kritieke grondstoffen. Elke vertegenwoordiger van een lid van de raad kritieke grondstoffen heeft een plaatsvervanger.

De raad kritieke grondstoffen nodigt vertegenwoordigers van het Europees Parlement uit om als waarnemers deel te nemen aan zijn vergaderingen, met inbegrip van de vergaderingen van de in lid 6 bedoelde permanente of tijdelijke subgroepen.

2 bis.  Het Europees Defensieagentschap, het Europees Agentschap voor chemische stoffen, het Europees Milieuagentschap en de Europese Dienst voor extern optreden wijzen elk een vertegenwoordiger op hoog niveau aan als waarnemer in de raad kritieke grondstoffen.

2 ter.  Elke lidstaat wijst een vertegenwoordiger van zijn ene loket aan als waarnemer in de raad kritieke grondstoffen.

3.  De raad kritieke grondstoffen stelt, naar aanleiding van een voorstel van de Commissie, bij gewone meerderheid van zijn leden zijn reglement van orde vast.

4.  De raad kritieke grondstoffen komt op gezette tijden bijeen om zijn in deze verordening uiteengezette taken doeltreffend te kunnen uitvoeren. De raad kritieke grondstoffen komt wanneer nodig bijeen naar aanleiding van een beredeneerd verzoek van de Commissie.

De raad kritieke grondstoffen komt ten minste op de volgende tijden bijeen:

a)  elke drie maanden voor de beoordeling van de aanvragen voor strategische projecten overeenkomstig hoofdstuk 3, afdeling 1;

b)  elke zes maanden om vorm te geven aan de monitoring overeenkomstig hoofdstuk 4;

b bis)  elke zes maanden voor de beoordeling van strategische projecten om de voortgang ervan te bespreken met de respectieve vertegenwoordigers van de industrie;

c)  eenmaal per jaar om de voortgang bij de uitvoering van de in hoofdstuk 3, afdeling 4, bedoelde verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot exploratie te bespreken, ook met het oog op de actualisering van de lijsten van kritieke of strategische grondstoffen.

5.  De Commissie coördineert de werkzaamheden van de raad kritieke grondstoffen door middel van een uitvoerend secretariaat dat agenderingstaken uitvoert en technische en logistieke bijstand verleent.

6.  De raad kritieke grondstoffen kan permanente of tijdelijke subgroepen oprichten die zich bezighouden met specifieke vragen en taken.

De raad kritieke grondstoffen richt ten minste de volgende permanente subgroepen op:

a)  een subgroep om de financiering voor strategische projecten overeenkomstig artikel 15 te bespreken en te coördineren; vertegenwoordigers van nationale stimuleringsbanken en -instellingen, exportkredietinstellingen, de Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering, de Europese Investeringsbank Groep, andere internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, en in voorkomend geval particuliere financiële instellingen, worden als waarnemers uitgenodigd;

a bis)   een subgroep om de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 8, 10 en 11 te bespreken, onder meer om beste praktijken uit te wisselen met betrekking tot inspraak van het publiek en de betrokkenheid van belanghebbenden, ook uit andere relevante winningsregio’s, teneinde te zorgen voor gestructureerde en voorspelbare formaten voor vergunningverleningsprocedures, waarvoor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties als waarnemers worden uitgenodigd;

b)  een subgroep waarin nationale geologische instituten of onderzoeken, of, indien een dergelijk instituut of onderzoek niet bestaat, de relevante nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor algemene exploratie, bijeen worden gebracht om bij te dragen tot de coördinatie van de in artikel 18 bedoelde nationale exploratieprogramma’s;

c)  een subgroep waarin nationale voorzienings- en informatieagentschappen die werkzaamheden met betrekking tot kritieke grondstoffen uitvoeren, of, indien een dergelijke agentschap niet bestaat, de relevante ter zake bevoegde nationale autoriteit, bijeen worden gebracht om bij te dragen tot de in artikel 19 bedoelde monitoringtaken;

d)  een subgroep waarin nationale agentschappen voor noodsituaties en nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor strategische voorraden, of, indien een dergelijke agentschap niet bestaat, de relevante ter zake bevoegde nationale autoriteit, bijeen worden gebracht om bij te dragen tot de monitoring van de in artikel 22 bedoelde strategische voorraden; deze subgroep kan met name gelijkgestemde partners uitnodigen om van gedachten te wisselen over beste praktijken met betrekking tot strategische voorraden;

d bis)  een subgroep van industriële allianties en andere belanghebbenden uit de sector die de gehele waardeketen van kritieke grondstoffen bestrijken, met als doel om bij te dragen aan het proces van een eventueel verzoek tot wijziging van de lijsten van strategische en kritieke grondstoffen zoals bedoeld in respectievelijk artikel 3, lid 3, en artikel 4, lid 4, alsmede aan de evaluatie van strategische projecten en strategisch partnerschap overeenkomstig artikel 33, en die ook met vertegenwoordigers van kmo’s in de lidstaten zal spreken om de betrokkenheid van kmo’s bij de waardeketens van grondstoffen en mogelijkheden om de betrokkenheid van kmo’s te vergroten, te bespreken;

d ter)  een subgroep om de werkzaamheden inzake strategische partnerschappen overeenkomstig artikel 33 te bespreken en te coördineren, waarbij wordt gezorgd voor samenwerking met andere relevante coördinatiefora, met inbegrip van die welke in het kader van de Global Gateway-strategie zijn opgericht, en vertegenwoordigers van bedrijven in de waardeketen van kritieke grondstoffen; vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en de academische wereld worden waar nodig als waarnemers uitgenodigd voor de vergaderingen van deze subgroep.

6 bis.   De raad kritieke grondstoffen houdt het Europees Parlement geïnformeerd over zijn komende vergaderingen, met inbegrip van die van permanente of tijdelijke subgroepen, en de desbetreffende agenda’s.

7.   Wanneer het Europees Parlement deze vergaderingen niet bijwoont, informeert de raad kritieke grondstoffen het Europees Parlement op regelmatige basis over de besprekingen in deze vergaderingen.

Leden van de raad kritieke grondstoffen nodigen in voorkomend geval deskundigen uit de industrie, het maatschappelijk middenveld, de academische wereld, vakbonden en andere derden of vertegenwoordigers van derde landen, alsmede vertegenwoordigers van lokale en regionale autoriteiten uit om als waarnemers deel te nemen aan vergaderingen van de in lid 6 bedoelde permanente of tijdelijke subgroepen of om schriftelijke bijdragen te leveren. Daarbij wordt een groter gewicht toegekend aan vertegenwoordigers van kmo’s, die worden uitgenodigd voor alle vergaderingen en besprekingen die hen of hun betrokkenheid in de waardeketen van grondstoffen aangaan, zowel op het niveau van de raad kritieke grondstoffen als op het niveau van de subgroep.

Bij de uitvoering van zijn taken zorgt de raad kritieke grondstoffen in voorkomend geval voor coördinatie, samenwerking en informatie-uitwisseling met de desbetreffende structuren voor crisisrespons en crisisparaatheid die krachtens het Unierecht zijn opgericht.

8.  De raad kritieke grondstoffen treft de nodige maatregelen om te waarborgen dat vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie veilig wordt behandeld en verwerkt overeenkomstig artikel 44.

9.  De raad kritieke grondstoffen stelt alles in het werk om consensus te bereiken.

Hoofdstuk 8

Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

Artikel 36

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 27, lid 12, artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van acht jaar met ingang van [PB: gelieve datum in te voegen: een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van acht jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 27, lid 12, artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in het besluit genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. De raadpleging van deskundigen uit de lidstaten vindt plaats na de raadpleging uit hoofde van artikel 14.

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

6.  Een overeenkomstig artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 27, lid 12, artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.

Artikel 37

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het comité voor de uitvoering van [PB: gelieve referentie naar deze handeling in te voegen]. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk 9

Wijzigingen

Artikel 38

Wijziging van Verordening (EU) 2018/1724

Verordening (EU) 2018/1724 wordt als volgt gewijzigd:

1)  In bijlage I wordt in de eerste kolom een nieuwe rij “S. Projecten inzake kritieke grondstoffen” toegevoegd.

2)  In bijlage I worden in de tweede kolom in de rij “S. Projecten inzake kritieke grondstoffen” de volgende punten toegevoegd:"

“1. informatie over de vergunningsprocedure;

2. informatie over financierings- en investeringsdiensten;

3. informatie over financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten;

4. informatie over diensten voor bedrijfsondersteuning, onder meer wat betreft aangifte van vennootschapsbelasting, plaatselijke belastingwetgeving en arbeidsrecht.”.

"

3)  In bijlage II wordt in de eerste kolom een nieuwe rij “Projecten inzake kritieke grondstoffen” toegevoegd.

4)  In bijlage II worden in de tweede kolom in de rij “Projecten inzake kritieke grondstoffen” de volgende punten toegevoegd:"

“Procedure met betrekking tot alle relevante administratieve vergunningen voor de planning, bouw en exploitatie van productieprojecten voor nettonultechnologie, met inbegrip van bouwvergunningen, vergunningen voor chemische stoffen en vergunningen voor netaansluitingen, en, indien die vereist zijn, milieueffectbeoordelingen en milieuvergunningen, en die alle administratieve toepassingen en procedures omvat”.

"

5)  In bijlage II wordt in de derde kolom in de rij “Projecten inzake kritieke grondstoffen” het volgende punt toegevoegd:"

“Alle outputs met betrekking tot procedures, van de erkenning van de geldigheid van de aanvraag tot de kennisgeving van het raambesluit over de resultaten van de procedure door de bevoegde nationale autoriteit”.

"

6)  In bijlage III wordt het volgende punt toegevoegd:"

“9) De nationale bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 8, lid 1, van [PB: gelieve verwijzing naar deze verordening in te voegen].”.

"

Artikel 39

Wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

Verordening (EU) 2019/1020 wordt als volgt gewijzigd:

1)  In artikel 4, lid 5, wordt de tekst “(EU) 2016/425(35) en (EU) 2016/426(36)” vervangen door: “(EU) 2016/425(*), (EU) 2016/426(**) en [(EU) [jaar van vaststelling van deze verordening]/...(***)];”.

2)  In bijlage I wordt het volgende punt toegevoegd: “X. [PB: gelieve volgende nummer in de reeks in te voegen] Verordening (EU) .../... tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 [PB: gelieve publicatiegegevens van deze verordening in te voegen], met betrekking tot de vereisten van artikel 27, artikel 28 of artikel 30 van die verordening.”.

Artikel 40

Wijziging van Verordening (EU) 2018/858

Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858 wordt als volgt gewijzigd:

In deel I wordt in de tabel de volgende vermelding ingevoegd:"

[PB: gelieve onder G het volgende nummer in de reeks toe te voegen]

Circulariteitsvereisten voor permanente magneten

Verordening (EU) XX/XXXX [PB: gelieve publicatiegegevens in het PB van deze verordening in te voegen]

X

X

X

X

X

X

 

 

 

 

X

X

"

Artikel 41

Wijziging van Verordening (EU) nr. 168/2013

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 168/2013 wordt als volgt gewijzigd:

In deel I wordt in de tabel de volgende vermelding ingevoegd:"

[PB: gelieve onder C1 het volgende nummer in de reeks toe te voegen]

Circulariteitsvereisten voor permanente magneten

Verordening (EU) XX/XXXX [PB: gelieve publicatiegegevens in het PB van deze verordening in te voegen]

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

"

Hoofdstuk 10

Slotbepalingen

Artikel 42

Monitoring van de vooruitgang

1.  De Commissie monitort, rekening houdend met het advies van de raad kritieke grondstoffen, de vooruitgang in de richting van de in artikel 1, lid 2, vastgestelde doelstellingen en brengt ten minste om de drie jaar verslag uit over de vooruitgang van de Unie in de richting van de verwezenlijking van die doelstellingen.

Het eerste verslag wordt tegen [PB: gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] opgesteld.

2.  Het in lid 1 bedoelde verslag bevat kwantitatieve informatie over de mate waarin de Unie vooruitgang heeft geboekt in de richting van de in artikel 1, lid 2, punten a) en b), vastgestelde benchmarks.

2 bis.  De in dit artikel neergelegde monitoringtaken houden geen verplichtingen in voor ondernemingen of andere marktdeelnemers in de waardeketen voor grondstoffen om informatie te verstrekken aan de Commissie, de autoriteiten in de raad kritieke grondstoffen of om het even welke andere autoriteit. Alle informatie die uit hoofde van dit artikel door ondernemingen wordt verstrekt, wordt op zuiver vrijwillige basis verstrekt en wordt te allen tijde behandeld in overeenstemming met artikel 44.

2 ter.  De Commissie houdt voortdurend toezicht op de uitvoering van deze verordening om te voorkomen dat er discrepanties ontstaan tussen ander Unierecht en deze verordening. De Commissie publiceert daartoe uiterlijk [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een verslag over de verenigbaarheid van deze verordening met ander Unierecht.

Artikel 43

Verslaglegging door de lidstaten

1.  De lidstaten doen de Commissie elk jaar een verslag toekomen met de in artikel 18, lid 4, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 21, lid 1, artikel 22, lid 5, en artikel 25, lid 6, bedoelde informatie. Het eerste verslag wordt uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] toegezonden.

2.  De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met een model voor de in lid 1 bedoelde verslagen. In dat model kan worden aangegeven hoe de in lid 1 bedoelde informatie moet worden uitgedrukt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

3.  De informatie in de in lid 1 bedoelde verslagen wordt behandeld overeenkomstig artikel 44.

3 bis.  De in dit artikel neergelegde verslagleggingtaken houden geen verplichtingen in voor ondernemingen of andere marktdeelnemers in de waardeketen voor grondstoffen om informatie te verstrekken aan de Commissie, de autoriteiten in de raad kritieke grondstoffen of enige andere autoriteit. Alle informatie die uit hoofde van dit artikel door ondernemingen wordt verstrekt, wordt op zuiver vrijwillige basis verstrekt en wordt te allen tijde behandeld in overeenstemming met artikel 44.

Artikel 44

Behandeling van vertrouwelijke informatie

1.  Informatie die bij de uitvoering van deze verordening wordt verkregen, wordt alleen voor de toepassing van deze verordening gebruikt en wordt beschermd door de relevante Unie- en nationale wetgeving.

2.  De lidstaten en de Commissie waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige, vertrouwelijke en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, met inbegrip van aanbevelingen en te nemen maatregelen, overeenkomstig het Unierecht en het toepasselijke nationale recht.

3.  De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.

4.  Indien een lidstaat van oordeel is dat de presentatie van geaggregeerde informatie in het kader van artikel 21 desondanks afbreuk kan doen aan zijn nationale veiligheidsbelangen, kan die lidstaat door middel van een onderbouwde kennisgeving bezwaar aantekenen tegen de presentatie van die informatie door de Commissie.

5.  De Commissie en de nationale autoriteiten, hun ambtenaren, personeelsleden en andere personen die onder het toezicht van deze autoriteiten werken, waarborgen de vertrouwelijkheid van de bij het uitvoeren van hun taken en activiteiten verkregen informatie. Deze verplichting geldt ook voor alle vertegenwoordigers van lidstaten, waarnemers, deskundigen en andere deelnemers aan vergaderingen van de raad kritieke grondstoffen overeenkomstig artikel 35.

Artikel 45

Sancties

De lidstaten stellen uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening voorschriften vast betreffende de sancties die aan inbreuken op deze verordening worden verbonden, en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze sancties worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.

Artikel 46

Evaluatie

1.  Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen: vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de nagestreefde doelstellingen en brengt zij verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de belangrijkste bevindingen.

2.  In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ten minste beoordeeld of het passend is maximumdrempels vast te stellen voor de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen waarvoor regels voor berekening en verificatie zijn vastgesteld, alsook of het nodig is de toeleveringsketens voor kritieke grondstoffen na 2030 verder te versterken.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I

Strategische grondstoffen

Afdeling 1

Lijst van strategische grondstoffen

De volgende grondstoffen worden van strategisch belang geacht:

-a)   aluminium [Am. 5]

a)  bismut;

b)  boor voor metallurgie;

c)  kobalt;

d)  koper;

e)  gallium;

f)  germanium;

g)  lithium voor batterijen;

h)  magnesiummetaal;

i)  mangaan voor batterijen;

j)  natuurlijk grafiet voor batterijen;

k)  nikkel voor batterijen;

l)  platinametalen;

m)  zeldzame aardmetalen voor magneten (Nd, Pr, Tb, Dy, Gd, Sm en Ce);

n)  siliciummetaal;

o)  titaniummetaal;

p)  wolfraam.

Afdeling 2

Methode voor de selectie van strategische grondstoffen

1.  Het strategisch belang wordt bepaald op basis van de relevantie van een grondstof voor de groene en de digitale transitie en voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen, rekening houdend met:

a)  het aantal strategische technologieën dat een grondstof als input gebruikt;

b)  de hoeveelheid grondstof die nodig is om de desbetreffende strategische technologieën te produceren;

c)  de verwachte wereldwijde vraag naar de desbetreffende strategische technologieën.

2.  De verwachte toename van de vraag (DF/C) wordt als volgt berekend:

waarbij:

DF = de verwachte vraag naar een grondstof in een referentiejaar;

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode.

3.  Om te bepalen hoe moeilijk het is de productie op te voeren, wordt ten minste rekening gehouden met:

a)  de huidige productieschaal (PS) van een grondstof in een referentieperiode, die als volgt wordt berekend:

waarbij:

log10 = logaritme van Briggs;

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode;

b)  de verhouding tussen de voorraden en de productie (R/P) van een grondstof, die als volgt wordt berekend:

waarbij:

R = de bekende economisch winbare voorraden van geologische bronnen van een grondstof;

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode.

BIJLAGE II

Kritieke grondstoffen

Afdeling 1

Lijst van kritieke grondstoffen

De volgende grondstoffen worden van kritiek belang geacht:

a)  antimoon;

b)  arseen;

c)  bauxiet;

d)  bariet;

e)  beryllium;

f)  bismut;

g)  boor;

h)  kobalt;

i)  cokeskool;

j)  koper;

k)  veldspaat;

l)  fluoriet;

m)  gallium;

n)  germanium;

o)  hafnium;

p)  helium;

q)  zware zeldzame aardmetalen;

r)  lichte zeldzame aardmetalen;

s)  lithium;

t)  magnesium;

u)  mangaan;

v)  natuurlijk grafiet;

w)  nikkel voor batterijen;

x)  niobium;

y)  fosfaatgesteente;

z)  fosfor;

aa)  platinametalen;

bb)  scandium;

cc)  siliciummetaal;

dd)  strontium;

ee)  tantaal;

ff)  titaniummetaal;

gg)  wolfraam;

hh)  vanadium.

Afdeling 2

Berekening van het economisch belang en het voorzieningsrisico

1.  Het economisch belang (EI) van een grondstof wordt als volgt berekend:

20230914-P9_TA(2023)0325_NL-p0000005.png

waarbij:

As = het aandeel van de grondstof in het eindgebruik in een sector op het niveau van de tweecijfercode van de NACE;

Qs = de toegevoegde waarde van de desbetreffende sector op het niveau van de tweecijfercode van de NACE;

SIEI = de substitutie-index met betrekking tot het economisch belang.

2.  De substitutie-index van een grondstof met betrekking tot het economisch belang (SIEI) wordt als volgt berekend:

20230914-P9_TA(2023)0325_NL-p0000006.png

waarbij:

i = een afzonderlijk substituut;

a = een afzonderlijke toepassing van de grondstof;

SCP = de prestatieparameter van de substitutiekosten;

Share = het aandeel van de grondstoffen in een eindtoepassing;

Sub-share = het onderaandeel van elk substituut in elke toepassing.

3.  Het voorzieningsrisico (SR) van een grondstof wordt als volgt berekend:

20230914-P9_TA(2023)0325_NL-p0000007.png

waarbij:

GS = de jaarlijkse wereldwijde productie van een grondstof in een referentieperiode;

EU sourcing = de daadwerkelijke betrekking van grondstoffen naar de EU, d.w.z. de productie binnen de EU plus de invoer van andere landen naar de EU;

HHI = de Herfindahl-Hirschman-index (gebruikt als indicatie van de concentratie op een land);

WGI = de gewogen World Governance Index (gebruikt als indicatie voor het bestuur van een land);

t = de handelsparameter voor aanpassing van de WGI, die wordt berekend op basis van mogelijke uitvoerheffingen (die kunnen worden verlicht door een geldende handelsovereenkomst), fysieke uitvoerquota of uitvoerverboden die door een land zijn opgelegd;

IR = de invoerafhankelijkheid;

EoLRIR = het inputpercentage voor recycling aan het einde van de levensduur, d.w.z. het aandeel secundaire inputmaterialen (gerecycled uit schroot) in de totale input van grondstoffen (primair en secundair);

SISR = de substitutie-index met betrekking tot het voorzieningsrisico.

4.  De invoerafhankelijkheid van grondstoffen wordt als volgt berekend:

5.  De Herfindahl-Hirschman-index (HHI) van een grondstof wordt als volgt berekend:

20230914-P9_TA(2023)0325_NL-p0000009.png

waarbij:

Sc = het aandeel van land c in het wereldwijde aanbod (of de betrekking van grondstoffen naar de EU) van de grondstof;

WGIc = de gewogen World Governance Index van land c;

tc = de handelsparameter van een land voor aanpassing van de WGI, die wordt berekend op basis van mogelijke uitvoerbelastingen (die kunnen worden verlicht door een geldende handelsovereenkomst), fysieke uitvoerquota of uitvoerverboden die door een land zijn opgelegd.

6.  De substitutie-index van een grondstof met betrekking tot het voorzieningsrisico (SISR) wordt als volgt berekend:

20230914-P9_TA(2023)0325_NL-p0000010.png

waarbij:

i = een afzonderlijk substituut;

a = een afzonderlijke toepassing van het mogelijke substituut;

SP = de productie van het substituut, die een afspiegeling vormt van de wereldwijde productie van het substituut en het materiaal;

SCr = de kriticiteit van het substituut, rekening houdend met de vraag of het substituut zelf een kritieke grondstof is;

SCo = de coproductie van het substituut, rekening houdend met de vraag of het substituut een primair product is of als nevenproduct of bijproduct wordt gewonnen;

Share = het aandeel van mogelijke substituut in een eindtoepassing;

Sub-share = het onderaandeel van elk substituut in elke toepassing.

7.  Indien structurele of statistische veranderingen de meting van het economisch belang en het voorzieningsrisico horizontaal voor alle beoordeelde materialen belemmeren, worden de bijbehorende waarden gecorrigeerd om die veranderingen te verrekenen.

De berekeningen worden gebaseerd op het gemiddelde van de recentste vijf jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Er wordt rekening gehouden met de prioriteit, kwaliteit en beschikbaarheid van gegevens.

BIJLAGE III

Beoordeling van de erkenningscriteria voor strategische projecten

1.  Om te beoordelen of een project in de Unie aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt a), voldoet, wordt rekening gehouden met:

a)  de vraag of het project bijdraagt tot het halen van de in artikel 1, lid 2, punt a), vastgestelde benchmarks of bijdraagt aan de vervanging van strategische grondstoffen in de waardeketens van strategische technologieën, waarbij maatregelen worden genomen om een vergelijkbare of lagere ecologische voetafdruk te bereiken dan het materiaal dat wordt vervangen;

b)  in het geval dat het project een bijdrage levert aan de in artikel 1, lid 2, punt a), vastgestelde benchmarks, de vraag of het project bijdraagt tot behoud of versterking van de capaciteiten van de Unie ten opzichte van het jaarlijkse verbruik in de Unie van strategische grondstoffen, waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte toename van het verbruik in de Unie.

b bis)   de vraag of het project geen belemmering vormt voor de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050.

De bijdrage van een project tot de desbetreffende capaciteitsbenchmark wordt beoordeeld aan de hand van het ondernemingsplan van het project, de ondersteunende technische informatie in de aanvraag en de geraamde doorlooptijd van het project.

2.  Om te beoordelen of een project in een derde land aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt a), voldoet, wordt het volgende in aanmerking genomen:

a)  of het project bijdraagt tot het halen van de in artikel 1, lid 2, punt b), vastgestelde benchmarks of tot het behoud van de veerkracht van de voorziening van strategische grondstoffen van de Unie of tot de voorziening van strategische technologieën door strategische grondstoffen in de waardeketens van strategische technologieën te vervangen;

b)  of met het toepasselijke rechtskader of andere voorwaarden wordt gewaarborgd dat de handel en investeringen met betrekking tot het project niet worden verstoord, met name rekening houdend met de vraag of de Unie een strategisch partnerschap als bedoeld in artikel 33 of een handelsovereenkomst met een hoofdstuk over grondstoffen met het desbetreffende derde land is aangegaan, en of het toepasselijke rechtskader of andere voorwaarden in overeenstemming zijn met het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie;

c)  de mate waarin ondernemingen afnameovereenkomsten met de projectontwikkelaar hebben gesloten om de in het kader van de desbetreffende projecten in de Unie geproduceerde strategische grondstoffen te gebruiken of te verwerken, of daartoe bereid zijn;

d)  of het project in overeenstemming is met de doelstellingen van de Unie inzake ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid.

De bijdrage van een project tot de in punt a) bedoelde benchmarks wordt beoordeeld aan de hand van het ondernemingsplan van het project, de ondersteunende technische informatie in de aanvraag, de geraamde doorlooptijd van het project en het aandeel van de output van het project dat valt onder bestaande of potentiële afnameovereenkomsten als bedoeld in punt c). Onder meer contractuele overeenkomsten, intentieverklaringen of memoranda van overeenstemming kunnen met betrekking tot punt c) als bewijsmateriaal dienen.

3.  Om te beoordelen of een project aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt b), voldoet, wordt rekening gehouden met:

a)  de kwaliteit van de uitgevoerde haalbaarheidsstudies over het ontwikkelingspotentieel van het project;

b)  de vraag of de te gebruiken technologie zich in de relevante omgeving heeft bewezen.

De in punt a) bedoelde haalbaarheidsstudies worden ontworpen om:

a)  te beoordelen of een voorgesteld project waarschijnlijk succesvol zal zijn door technologische en milieuoverwegingen in aanmerking te nemen;

b)  mogelijke technische en andere problemen te identificeren die zich bij de uitvoering van het project kunnen voordoen.

Om te kunnen bevestigen dat het project haalbaar is, kunnen aanvullende studies vereist zijn.

4.  Om te beoordelen of een project aan het criterium van artikel 5, lid 1, punt c), voldoet, wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de overeenstemming van het project met de volgende Uniewetgeving of internationale instrumenten:

a)  [PB: gelieve verwijzing naar de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid in te voegen] voor zover het de projectontwikkelaar betreft;

b)  [PB: gelieve verwijzing naar de richtlijn duurzaamheidsrapportering door ondernemingen in te voegen] voor zover het de projectontwikkelaar betreft;

c)  de tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid;

d)  de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, met name de richtsnoeren met betrekking tot het bestrijden van corruptie;

e)  de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor verantwoorde toeleveringsketens van mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden;

f)  de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor zinvolle betrokkenheid van belanghebbenden in de winningssector;

g)  de beginselen van corporate governance van de OESO;

h)  de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen;

i)  de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN;

i bis)   de beginselen van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming (FPIC) zoals vastgelegd in de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken, die in 2007 door de Algemene Vergadering van de VN is aangenomen. [Am. 11]

Projectontwikkelaars kunnen ook aantonen dat zij aan het criterium van artikel 5, lid 1, punt c), voldoen door:

a)  aan te tonen dat het desbetreffende project afzonderlijk is gecertificeerd in het kader van een erkende regeling als bedoeld in artikel 29, of

b)  zich ertoe te verbinden een certificatie van het project in het kader van een erkende regeling als bedoeld in artikel 29 te verkrijgen en voldoende bewijs te verstrekken dat bij de uitvoering van het desbetreffende project aan de criteria voor die certificering kan worden voldaan.

b bis)   voor projecten in de Unie, toe te zeggen dat het project in kwestie, wanneer het wordt uitgevoerd, zal voldoen aan de toepasselijke wetgeving van de Unie.

5.  Om te beoordelen of een project in de Unie aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt d), voldoet, wordt het volgende in aanmerking genomen:

a)  of ondernemingen uit verschillende lidstaten aan het project deelnemen;

b)  of mogelijke afnemers ook in meer dan een lidstaat zijn gevestigd;

c)  de effecten op de beschikbaarheid van strategische grondstoffen voor downstreamgebruikers in meer dan één lidstaat.

6.  Om te beoordelen of een project in een derde land aan de criteria van artikel 5, lid 1, punt e), voldoet, wordt rekening gehouden met de mate waarin het project in het desbetreffende derde land bijdraagt tot:

a)  het versterken van meer dan één stadium van de grondstoffenwaardeketen in het desbetreffende land of de omliggende regio;

b)  het bevorderen van particuliere investeringen in de binnenlandse grondstoffenwaardeketen;

c)  het realiseren van bredere economische of maatschappelijke voordelen, onder meer het scheppen van werkgelegenheid.

BIJLAGE IV

Criteria voor certificeringsregelingen

Een erkende certificeringsregeling moet aan de volgende criteria voldoen:

a)  de regeling staat onder transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden open voor alle marktdeelnemers die aan de vereisten van de regeling willen en kunnen voldoen en is onderworpen aan multistakeholdergovenance;

b)  de vereisten voor certificering moeten in het hele Unierecht coherent zijn en omvatten▌:

i)  vereisten waarmee ecologisch duurzame praktijken vóór, tijdens en na de afsluiting ervan, waaronder milieubeheer en beperking van de milieueffecten, worden gewaarborgd in de volgende milieurisicocategorieën:

i)  lucht, met inbegrip van luchtverontreiniging zoals broeikasgasemissies;

ii)  water, met inbegrip van de zeebodem en het mariene milieu, waterverontreiniging, watergebruik, waterhoeveelheden (overstromingen of droogten) en toegang tot water;

iii)  bodem, met inbegrip van bodemverontreiniging, bodemerosie, landgebruik en bodemdegradatie;

iv)  biodiversiteit, met inbegrip van schade aan habitats, in het wild levende dieren, flora en ecosystemen, waaronder ecosysteemdiensten;

v)  gevaarlijke stoffen;

vi)  geluid en trillingen;

vii)  veiligheid van installaties;

viii)  energieverbruik;

ix)  afval en residuen;

ii)  vereisten waarmee maatschappelijk verantwoorde praktijken, waaronder eerbiediging van de mensenrechten en arbeidsrechten, met inbegrip van het gemeenschapsleven van inheemse volkeren, worden gewaarborgd;

iii)  vereisten waarmee de integriteit en transparantie van ondernemingen worden gewaarborgd, waaronder vereisten voor een goede omgang met financiële, milieu- en maatschappelijke kwesties, en beleid inzake bestrijding van omkoping en corruptiebestrijding overeenkomstig de in bijlage III, punt 4, vermelde OESO-richtsnoeren;

c)  de verificatie en monitoring van de naleving is objectief en gebaseerd op internationale, Unie- of nationale normen, vereisten en procedures, en wordt onafhankelijk van de desbetreffende marktdeelnemer uitgevoerd;

d)  de regeling omvat voldoende vereisten en procedures om de bekwaamheid en onafhankelijkheid van de verantwoordelijke verificateurs te waarborgen.

d bis)  de regeling omvat vereisten om een controleverslag op te stellen op het niveau van de locatie.

BIJLAGE V

Milieuvoetafdruk

1.  Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)  “activiteitsgegevens”: gegevens die betrekking hebben op de processen die samengaan met het modelleren van de levenscyclusinventarisaties (LCI). De samengevoegde LCI-resultaten van de procesketens die de activiteiten van een proces vertegenwoordigen, worden elk vermenigvuldigd met de bijbehorende activiteitsgegevens en vervolgens gecombineerd om de milieuvoetafdruk van het desbetreffende proces te berekenen;

b)  “materiaalstaat”: de lijst van grondstoffen, delen van samenstellen, tussenproducten, subcomponenten en onderdelen, en de hiervan benodigde hoeveelheden voor de vervaardiging van het product waarop de studie betrekking heeft;

c)  “bedrijfsspecifieke gegevens”: de direct bij een of meer inrichtingen gemeten of verzamelde gegevens (locatiespecifieke gegevens) die representatief zijn voor de activiteiten van de onderneming. Dit worden ook “primaire gegevens” genoemd;

d)  “effectbeoordelingsmethode”: het protocol om gegevens uit inventarisgegevens van de levenscyclus kwantitatief om te zetten in bijdragen aan een onderzocht milieueffect;

e)  “effectcategorie”: een klasse van het hulpbronnengebruik of milieueffect waarop de levenscyclusgegevens betrekking hebben;

f)  “levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling verbonden stadia van een productsysteem, van de verwerving van grondstoffen of de opwekking uit natuurlijke hulpbronnen tot de definitieve verwijdering (ISO 14040:2006);

g)  “levenscyclusinventarisatie”: de verzameling elementaire, afval- en productstromen in een gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie;

h)  “gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie (LCI)”: een document of dossier met informatie over de levenscyclus van een bepaald product of een andere referentiebron (bijvoorbeeld een website of een proces) met beschrijvende metagegevens en kwantitatieve levenscyclusinventarisatiegegevens. Een gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie kan een gegevensverzameling over een eenheidsproces, een deels samengevoegde of een geheel samengevoegde gegevensverzameling betreffen;

i)  “secundaire gegevens”: gegevens die niet afkomstig zijn uit een specifiek proces binnen de toeleveringsketen van het bedrijf dat het onderzoek naar de milieuvoetafdruk uitvoert. Dit zijn gegevens die niet rechtstreeks door het bedrijf zijn verzameld, gemeten of geschat, maar die afkomstig zijn van een levencyclusinventarisdatabank van een derde partij of een andere bron. Secundaire gegevens bestrijken onder meer gemiddelde sectorgegevens (zoals gepubliceerde productiegegevens, overheidsstatistieken en gegevens van bedrijfsverenigingen), literatuuronderzoek, technische studies en octrooien, en kunnen ook gebaseerd zijn op financiële gegevens en proxy-gegevens en andere generieke gegevens bevatten. Primaire gegevens die een horizontale samenvoegingsstap doorlopen worden als secundaire gegevens beschouwd;

j)  “systeemgrens”: de aspecten die worden opgenomen in of worden uitgesloten van het levenscyclusonderzoek.

Daarnaast worden aanvullende definities die nodig zijn voor de interpretatie van de regels voor berekening van de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof in die regels opgenomen.

2.  Reikwijdte

Deze bijlage bevat essentiële elementen over de methode voor de berekening van de milieuvoetafdruk van kritieke grondstoffen.

De regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een bepaalde kritieke grondstof moeten voortbouwen op de essentiële elementen van deze bijlage, waarbij rekening moet worden gehouden met wetenschappelijk onderbouwde beoordelingsmethoden en relevante internationale normen op het gebied van levenscyclusbeoordeling.

De berekening van de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof is gebaseerd op de materiaalstaat, de energie, de productiemethoden en de hulpstoffen die in een de productiefaciliteit voor het vervaardigen van een kritieke grondstof worden gebruikt.

Bij het vaststellen van de regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een bepaalde kritieke grondstof, tracht de Commissie waar redelijk overeenstemming met regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van halffabricaten en eindproducten die gebruikmaken van die kritieke grondstoffen te waarborgen.

3.  Opgegeven eenheid

De opgegeven eenheid is 1 kg van de desbetreffende soort kritieke grondstof.

In de regels voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een bepaalde kritieke grondstof kan een hogere of lagere opgegeven eenheid, uitgedrukt in kg, worden vastgesteld, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de aard of het gebruik van de desbetreffende kritieke grondstof.

Alle kwantitatieve input- en outputgegevens die door de fabrikant worden verzameld voor het bepalen van de koolstofvoetafdruk, worden aan de hand van deze opgegeven eenheid berekend.

4.  Systeemgrens

Winning, concentratie en raffinage zijn de drie stadia van de levenscyclus die, met de volgende processen (indien relevant voor de desbetreffende kritieke grondstof), binnen de systeemgrens van primaire kritieke grondstoffen moeten vallen:

a)  upstreamprocessen, waaronder de winning van ertsen voor de productie van grondstoffen, de productie en de levering (inclusief het vervoer) van chemische stoffen en hulpstoffen, de productie en de levering (inclusief het vervoer) van brandstoffen, de productie en de levering van elektriciteit, en het vervoer van materialen in voertuigen die geen eigendom van de organisatie zijn of door de organisatie worden geëxploiteerd;

b)  het vervoer van ertsen, concentraten en grondstoffen in voertuigen die eigendom zijn van of worden beheerd door de organisatie;

c)  de opslag van ertsen, concentraten en grondstoffen;

d)  het verbrijzelen en schoonmaken van ertsen;

e)  de productie van grondstofconcentraten;

f)  de onttrekking van metalen (met chemische, fysische of biologische middelen);

g)  smelten;

h)  de conversie van metalen;

i)  het schoonmaken van slak;

j)  de raffinage van metalen;

k)  de elektrolyse van metalen;

l)  het gieten of verpakken van metalen;

m)  de verwerking van verbruikt materiaal en slak;

n)  alle bijbehorende hulpprocessen, zoals afvalwaterbehandeling (ter plaatse, ook voor de behandeling van proceswater, koelwater en afgevloeid oppervlaktewater), systemen voor de besparing van gas (onder meer voor primaire en secundaire afgassen en boilers, met inbegrip van de voorbehandeling van het voedingswater), en interne logistiek.

De volgende processen (voor zover relevant voor de desbetreffende gerecyclede grondstof) vallen binnen de systeemgrens van secundaire kritieke grondstoffen (waarbij het levenscyclusstadium van recycling wordt bepaald):

a)  upstreamprocessen, waaronder de productie van inputgrondstoffen (schroot en nieuwe koperconcentraten), de productie en de levering (het vervoer) van chemische stoffen en hulpstoffen, de productie en de levering (het vervoer) van brandstoffen, de productie en de levering van elektriciteit, en het vervoer van materialen in voertuigen die geen eigendom van de organisatie zijn;

b)  het vervoer van concentraten en schroot in voertuigen die eigendom zijn van of worden beheerd door de organisatie;

c)  de opslag van schroot, concentraten en grondstoffen;

d)  de secundaire voorbehandeling van materialen;

e)  smelten;

f)  de conversie van metalen;

g)  de raffinage van metalen;

h)  de elektrolyse van metalen;

i)  het gieten of verpakken van metalen;

j)  de verwerking van verbruikt materiaal;

k)  alle bijbehorende hulpprocessen, zoals afvalwaterbehandeling (ter plaatse, ook voor de behandeling van proceswater, koelwater en afgevloeid oppervlaktewater), systemen voor de besparing van gas (onder meer voor primaire en secundaire afgassen en boilers, met inbegrip van de voorbehandeling van het voedingswater), en interne logistiek.

De gebruiksfase en de fase aan het einde van de levensduur worden van de berekening van de milieuvoetafdruk uitgesloten, aangezien de verantwoordelijke marktdeelnemer daar geen rechtstreekse invloed op heeft. Andere processen kunnen worden uitgesloten als zij niet significant bijdragen tot de milieuvoetafdruk van een kritieke grondstof.

5.  Effectcategorieën

In de berekeningsregels wordt bepaald welke effectcategorie(ën) bij de berekening van de milieuvoetafdruk en de broeikasgasemissies moet(en) worden gebruikt. Die keuze wordt gebaseerd op de hotspotanalyse die wordt uitgevoerd overeenkomstig op internationaal niveau ontwikkelde wetenschappelijk verantwoorde methoden en met inachtneming van:

a)  het relatieve belang van de verschillende effecten, met inbegrip van hun relatieve belang voor▌ klimaat- en milieudoelstellingen ▌;

b)  de behoeften van downstreamondernemingen die de milieuvoetafdruk van de kritieke grondstoffen die zij gebruiken, willen meedelen.

6.  Gebruik van bedrijfsspecifieke en secundaire gegevensverzamelingen

In de berekeningsregels wordt het gebruik van bedrijfsspecifieke of secundaire gegevensverzamelingen voor alle relevante processen en materialen gespecificeerd. Als berekeningsregels de keuze mogelijk maken tussen bedrijfsspecifieke en secundaire gegevensverzamelingen, bevat de berekeningsmethode voldoende stimulansen om de bedrijfsspecifieke gegevensverzameling te gebruiken.

Het gebruik van bedrijfsspecifieke gegevens is ten minste vereist voor de processen waarop de verantwoordelijke exploitant rechtstreeks invloed heeft en die het sterkste bijdragen tot de desbetreffende effectcategorieën.

De bedrijfsspecifieke activiteitsgegevens worden gebruikt in combinatie met de desbetreffende secundaire gegevensverzamelingen conform de milieuvoetafdrukmethode. In de berekeningsregels moet worden gespecificeerd of monsterneming is toegestaan, overeenkomstig de criteria van op internationaal niveau ontwikkelde wetenschappelijk verantwoorde methoden.

In het geval van een wijziging van de materiaalstaat of energiemix die voor het produceren van een soort kritieke grondstoffen wordt gebruikt, is een nieuwe berekening van de milieuvoetafdruk nodig.

Bij de berekening van de koolstofintensiteit van de energie die wordt gebruikt in de verschillende fasen van de in punt 4 vermelde processen, worden gegevens over de gemiddelde broeikasgasemissies van de energiemix van het land of, indien mogelijk, de regio waar de specifieke activiteit of het specifieke proces heeft plaatsgevonden, gebruikt. Lagere emissiefactoren worden alleen gebruikt wanneer de marktdeelnemer op betrouwbare wijze kan aantonen dat zijn individuele processen of energievoorziening minder koolstofintensief zijn dan de energiemix van het gemiddelde van het land of, waar mogelijk, de regio. Dit moet worden aangetoond door middel van een rechtstreekse connectie met een producent van hernieuwbare energie of een producent met een lagere koolstofintensiteit of door middel van een contract waaruit een tijdelijke en geografische band blijkt tussen de energielevering en het gebruik door de marktdeelnemer, die wordt geverifieerd door een verificatieverklaring van een derde partij.

De in een gedelegeerde handeling uit te werken berekeningsregels omvatten de gedetailleerde modellering van de volgende stadia van de levenscyclus:

a)  het stadium van winning, concentratie en raffinage van primaire grondstoffen;

b)  het stadium van verwerving en bewerking van secundaire grondstoffen.

7.  Effectbeoordelingsmethoden

De milieuvoetafdruk wordt berekend met wetenschappelijk verantwoorde effectbeoordelingsmethoden waarin rekening is gehouden met ontwikkelingen op internationaal niveau voor relevante effectcategorieën met betrekking tot klimaatverandering, water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit.

De resultaten worden als karakteriseringsresultaten weergegeven (zonder normalisatie en weging).

8.  Milieuvoetafdrukprestatieklassen

Afhankelijk van de verdeling van de waarden van de milieuvoetafdrukverklaringen van producten die op de interne markt in de handel zijn gebracht en met het oog op het mogelijk maken van marktdifferentiatie, wordt een zinvol aantal prestatieklassen vastgesteld, waarbij categorie A de beste klasse is met de minste effecten gedurende de gehele levenscyclus. Bij de vaststelling van de drempelwaarde voor iedere prestatieklasse, evenals de bandbreedte van elke prestatieklasse, wordt uitgegaan van de verdeling van de geleverde prestaties van de desbetreffende kritieke grondstoffen die in de voorgaande drie jaar in de handel zijn gebracht, de verwachte technologische vooruitgang en andere vast te stellen technische factoren.

De Commissie beoordeelt het aantal prestatieklassen en de bijbehorende drempelwaarden elke drie jaar opnieuw om te waarborgen dat deze representatief blijven voor de realiteit van de markt en de verwachte marktontwikkelingen.

9.  Conformiteitsbeoordeling

In de regels voor berekening en verificatie wordt aangegeven welke van de in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG beschreven modules, indien nodig aangepast aan het desbetreffende materiaal, de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure is.

Bij het aanwijzen van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure houdt de Commissie rekening met:

a)  de vraag of de betrokken module geschikt is voor het soort materiaal en in verhouding staat tot het nagestreefde algemene belang;

b)  de beschikbaarheid van bevoegde en onafhankelijke derden die mogelijke taken van conformiteitsbeoordeling door derden kunnen uitvoeren;

c)  indien betrokkenheid van een derde partij vereist is, de noodzaak van een keuzemogelijkheid voor de fabrikant tussen modules voor kwaliteitsborging en productcertificatie, zoals beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG.

BIJLAGE VI

Relevante producten als bedoeld in artikel 27, lid 1

In de volgende tabel zijn de goederen opgenomen zoals deze zijn ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur als vervat in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

(1) PB C […] van […], blz. […].
(2) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(3) Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).
(4) Europese Commissie, directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, “EU-beginselen voor duurzame grondstoffen”, Publicatiebureau, 2021 (https://op.europa.eu/s/ynY8).
(5) Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
(6) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(7) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(8) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(9) Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).
(10) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(11) Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG – Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).
(12) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(13) Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(14) Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
(15) Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
(16) Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).
(17) Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank getiteld “De Global Gateway” (JOIN(2021) 30 final).
(18) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(19) Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen (PB L 335 van 29.12.2022, blz. 1).
(20) Verordening (EU) 2022/2372 van de Raad van 24 oktober 2022 betreffende een kader van maatregelen ter waarborging van de levering van in een crisissituatie relevante medische tegenmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid op Unieniveau (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 64).
(21) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(22) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(23) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(24) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(25) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(26) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(27) De gecombineerde nomenclatuur is vervat in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

Laatst bijgewerkt op: 19 december 2023Juridische mededeling - Privacybeleid