Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2023 over 30 jaar criteria van Kopenhagen – een nieuwe impuls voor het uitbreidingsbeleid van de EU (2023/2987(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name artikel 49,
– gezien zijn resolutie van 22 november 2023 over ontwerpen van het Europees Parlement tot herziening van de Verdragen(1),
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad in Kopenhagen van 21 en 22 juni 1993, ook bekend als de “criteria van Kopenhagen”,
– gezien de verklaring van de top EU-Westelijke Balkan in Thessaloniki van 21 juni 2003 over het vooruitzicht van de landen van de Westelijke Balkan op toetreding tot de Europese Unie,
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2020 getiteld “Bevordering van het toetredingsproces – Een geloofwaardig EU-perspectief voor de Westelijke Balkan” (COM(2020)0057),
– gezien zijn aanbeveling van 23 november 2022 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende de nieuwe uitbreidingsstrategie van de EU(2),
– gezien zijn aanbeveling van 19 juni 2020 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende de Westelijke Balkan, naar aanleiding van de top in 2020,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2022 en van 29 en 30 juni 2023,
– gezien het uitbreidingspakket 2023 van de Commissie van 8 november 2023,
– gezien de grondbeginselen van de Europese Unie, waaronder de inzet voor democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat uitbreiding een van de meest doeltreffende instrumenten van het buitenlands beleid van de EU is en tot de meest succesvolle beleidsmaatregelen van de Unie tot nu toe behoort voor het bevorderen van de nodige hervormingen, zowel binnen de EU als in kandidaat-lidstaten; overwegende dat het een strategische, toekomstgerichte geopolitieke investering in vrede, veiligheid, stabiliteit, samenwerking, gedeelde waarden en welvaart op het Europese continent blijft;
B. overwegende dat eerdere uitbreidingsronden met succes de eengemaakte markt hebben versterkt, economische groei hebben bevorderd en de invloed van de EU in de wereld hebben vergroot;
C. overwegende dat de doeltreffendheid van uitbreiding de laatste jaren sterk is verminderd doordat de EU, en met name de Raad, er niet in slaagt haar beloften na te komen; overwegende dat onbillijke vertragingen en veto’s in de Raad de geloofwaardigheid van de EU en haar vermogen om politieke veranderingen in de uitbreidingslanden op gang te brengen, aanzienlijk hebben aangetast; overwegende dat het Parlement van alle EU-instellingen ongetwijfeld de grootste voorstander van uitbreiding is;
D. overwegende dat meer dan 30 jaar geleden, op 21 en 22 juni 1993, de toenmalige twaalf staatshoofden en regeringsleiders van de EU tijdens een bijeenkomst in Kopenhagen een reeks criteria voor EU-lidmaatschap hebben vastgesteld, onder meer met betrekking tot democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, een markteconomie en het vermogen om het EU-acquis daadwerkelijk uit te voeren; overwegende dat de criteria van Kopenhagen van cruciaal belang zijn om te waarborgen dat landen die willen toetreden tot de EU gemeenschappelijke waarden delen, stabiele instellingen hebben en de EU-wetgeving met succes kunnen uitvoeren;
E. overwegende dat de Unie overeenkomstig artikel 2 VEU gegrondvest is op de waarden van democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van personen die tot een minderheid behoren, die deel uitmaken van de criteria van Kopenhagen en die alle lidstaten te allen tijde moeten naleven; overwegende dat het Europees rechtsstaatmechanisme is ontworpen om een doeltreffende en coherente bescherming van de rechtsstaat in alle lidstaten te waarborgen;
F. overwegende dat in het licht van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de toenemende Russische bedreiging voor de Europese vrede en stabiliteit, een versterkt uitbreidingsbeleid een zeer krachtig politiek instrument blijft waarover de EU beschikt om vrede, veiligheid, stabiliteit, samenwerking en democratische waarden op het Europese continent te beschermen en te bevorderen;
G. overwegende dat de procedure voor toetreding tot de EU altijd gebaseerd met zijn op verdienste, waarbij elke aanvrager wordt beoordeeld op de mate waarin hij voldoet aan de criteria van Kopenhagen, met name wat het waarborgen van de volledige eerbiediging van de mensenrechten, democratie en rechtsstaat betreft, om ervoor te zorgen dat de uitbreiding van de EU de Unie en haar interne markt versterkt, en niet verzwakt; overwegende dat het toetredingsproces is vastgesteld in artikel 49 VEU; overwegende dat ook rekening moet worden gehouden met de capaciteit van de EU om nieuwe lidstaten op te nemen, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 1993; overwegende dat het Parlement heeft gevraagd om een duidelijk uiterste tijdstip voor de afronding van de onderhandelingen met de toetredingslanden, uiterlijk aan het einde van dit decennium;
H. overwegende dat een hervorming van de bestuursstructuren van de EU, met inbegrip van het stroomlijnen van besluitvormingsprocedures, reeds in de huidige samenstelling van de EU nodig is en een noodzakelijke voorwaarde vormt voor de goede en efficiënte werking van een uitgebreide Europese Unie; overwegende dat een hervormde en beter functionerende Unie in het belang is van zowel de huidige als de toekomstige lidstaten;
I. overwegende dat de uitbreidingsagenda in juni 2022 een nieuwe impuls heeft gekregen; overwegende dat de Commissie in haar uitbreidingspakket voor 2023 heeft aanbevolen toetredingsonderhandelingen te starten met Oekraïne en de Republiek Moldavië, alsmede met Bosnië en Herzegovina, zodra het de nodige maatregelen heeft uitgevoerd, en Georgië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen, zodra aan de relevante lidmaatschapscriteria is voldaan; overwegende dat de Europese Raad op 14 en 15 december 2023 een besluit zal nemen over deze aanbevelingen; overwegende dat Montenegro, Servië, Noord-Macedonië, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Turkije, de Republiek Moldavië en Oekraïne momenteel kandidaat-lidstaten zijn; overwegende dat Kosovo en Georgië beschouwd worden als “potentiële kandidaten”; overwegende dat de Europese Raad Oekraïne en de Republiek Moldavië op 23 en 24 juni 2022 en Bosnië en Herzegovina op 15 december 2022 de status van kandidaat-lidstaat heeft verleend;
J. overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 2023 over het uitbreidingsbeleid van de EU opmerkt dat de uitbreidingslanden vastberadener zullen moeten handelen om de nodige hervormingen door te voeren en tastbare vooruitgang te boeken op de fundamentele kwesties om het nieuwe momentum ten volle te benutten;
K. overwegende dat Armeens premier Nikol Pasjinjan op 17 oktober 2023 in het Europees Parlement heeft verklaard dat de Republiek Armenië klaar is om nader bij de Europese Unie te komen, voor zover de Europese Unie dit mogelijk acht;
1. dringt er in het licht van het bovenstaande bij de Europese Raad van 14 en 15 december 2023 op aan om de aanbevelingen van de Commissie in haar uitbreidingspakket voor 2023 van 8 november 2023 goed te keuren en te besluiten tot het openen van toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en de Republiek Moldavië, en tot het openen van toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina, en tot het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat aan Georgië, met dien verstande dat bepaalde stappen worden gezet; is ingenomen met het nieuwe groeiplan voor de Westelijke Balkan, dat tijdens de presentatie van het uitbreidingspakket 2023 door de Commissie werd aangekondigd; verzoekt de Raad ook zo spoedig mogelijk het onderhandelingskader goed te keuren zodra aan de relevante vereisten voor elk van de kandidaat-lidstaten is voldaan, zodat de toetredingsonderhandelingen snel van start kunnen gaan;
2. herdenkt het 30-jarig bestaan van de criteria van Kopenhagen, erkent de historische betekenis ervan voor het bieden van een duidelijk en doeltreffend kader voor uitbreiding van de EU, en viert de successen en vooruitgang die verschillende landen hebben geboekt op hun weg naar het EU-lidmaatschap; is ingenomen met de belangstelling en de politieke wil van zo veel landen om tot de EU toe te treden, en erkent dat vele toetredingslanden grote inspanningen leveren om aan de vereisten voor lidmaatschap te voldoen; bevestigt nogmaals zich te zullen inzetten voor het toekomstige EU-lidmaatschap van de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten; benadrukt dat er een duidelijk tijdschema voor de uitbreiding van de EU moet worden vastgesteld, op basis waarvan de toetredingsonderhandelingen met de kandidaat-lidstaten moeten zijn afgerond aan het einde van dit decennium; benadrukt dat er geen sprake mag zijn van een sneltraject voor toetreding; onderstreept dat er niet mag worden afgedongen op fundamentele waarden;
3. bevestigt nogmaals het belang van de criteria van Kopenhagen om ervoor te zorgen dat kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten blijk geven van een consistente en blijvende inzet voor democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en eerbiediging van en bescherming van minderheden en economische hervormingen, terwijl zij zich ook aanpassen aan de veranderende behoeften en uitdagingen van de EU; verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) geloofwaardiger op te treden en naar de verdiensten van een land te kijken – een aanpak die stevig verankerd is in de criteria van Kopenhagen;
4. is van mening dat uitbreiding van strategisch belang is voor de EU, des te meer in het licht van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; benadrukt dat een versterkt uitbreidingsbeleid een van de sterkste geopolitieke instrumenten is geworden waarover de EU beschikt en dat er in haar nabuurschap geen grijze zones meer zijn; wijst erop dat uitbreiding een strategische investering inhoudt in vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart, en de democratie en Europese waarden op het Europese continent aandrijft;
5. wijst op het geopolitiek significante karakter van de opname van de landen van de Westelijke Balkan, Oekraïne, de Republiek Moldavië en Georgië in de EU, benadrukt de vele inspanningen die zij voortdurend leveren om dit te bereiken en het belang van hun integratie voor de regionale stabiliteit en veiligheid, en spoort aan tot voortzetting van de dialoog en samenwerking om de huidige conflicten en meningsverschillen op te lossen; betreurt in dit opzicht ten zeerste de verklaringen van de premier van Hongarije over de start van toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en het gewijzigde beleid van Hongarije ten aanzien van Kosovo, en merkt op dat de verklaringen van de heer Orban het uitbreidingsproces van de EU belemmeren; herinnert de Raad aan de mogelijke negatieve gevolgen van het feit dat Hongarije vanaf juli 2024 voor zes maanden het voorzitterschap van de EU gaat bekleden;
6. drukt nogmaals zijn bezorgdheid uit over berichten dat de commissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding, Olivér Várhelyi, opzettelijk tracht het centrale belang van hervormingen op het gebied van de democratie en de rechtsstaat in de EU-toetredingslanden te omzeilen en te ondermijnen; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een onafhankelijk onderzoek naar deze kwestie in te stellen en de resultaten hiervan aan het Parlement en de Raad mee te delen;
7. is ingenomen met de bereidheid van de regering van Armenië om nader tot de Europese Unie te komen en verzoekt de Commissie te overwegen om in de bilaterale betrekkingen verder te gaan dan de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst;
8. concludeert dat de Turkse regering geen interesse toont om de al lang bestaande en groeiende kloof tussen Turkije en de EU op het gebied van waarden en normen te dichten, aangezien zij de afgelopen jaren heeft laten zien dat het aan politieke wil ontbreekt om de noodzakelijke hervormingen door te voeren, in het bijzonder wat betreft de rechtsstaat, de grondrechten en de bescherming en inclusie van alle etnische, religieuze en seksuele minderheden; concludeert voorts dat de Turkse regering geen interesse heeft getoond om de criteria van Kopenhagen te eerbiedigen en te handhaven en haar optreden af te stemmen op het beleid en de doelstellingen van de EU;
9. benadrukt dat toetreding tot de EU moet plaatsvinden overeenkomstig artikel 49 VEU, met inachtneming van de relevante procedures en op voorwaarde dat aan de vastgestelde criteria wordt voldaan, met name de criteria van Kopenhagen voor EU-lidmaatschap; onderstreept dat toetreding altijd een op verdiensten gebaseerd proces moet blijven dat vereist dat de landen van de Westelijke Balkan, Oekraïne, de Republiek Moldavië en Georgië de relevante hervormingen aanvaarden en uitvoeren, met name op het gebied van democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, fundamentele vrijheden, eerbiediging en bescherming van minderheden, de markteconomie en de uitvoering van het EU-acquis; is ingenomen met de inspanningen van vele autoriteiten van de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten om vooruitgang te boeken met hun hervormingsagenda en moedigt hen aan hun inspanningen verder op te voeren om het EU-lidmaatschap dichterbij te brengen, in overeenstemming met de aanbevelingen van de Commissie; verwacht dat de komende tijd tastbare vooruitgang zal worden geboekt middels de door de EU gefaciliteerde dialoog tussen Belgrado en Pristina, en verwacht van de betrokken partijen dat zij invulling gaan geven aan hun beloftes; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de Raad om de beperkende maatregelen tegen Kosovo op te heffen; benadrukt dat tijdens het uitbreidingsproces van de EU moet worden vermeden dat onopgeloste bilaterale en regionale geschillen worden gebruikt om de toetredingsprocessen van kandidaat-lidstaten te blokkeren; verzoekt de Commissie een mechanisme voor te stellen dat ervoor zorgt dat de beslechting en arbitrage van deze geschillen losstaan van de toetreding van de kandidaat-lidstaten tot de EU; merkt op dat het gebruik door de lidstaten van bilaterale kwesties voor hun eigen voordeel in strijd is met de geest van de EU-Verdragen; betreurt in dat verband de heropleving van eenzijdige historische eisen van bepaalde lidstaten, hetgeen de weg naar EU-lidmaatschap van bepaalde kandidaat-lidstaten in de weg staat en de geloofwaardigheid van de EU aanzienlijk ondermijnt;
10. is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een verordening tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne(3), waarmee ook hervormingen in verband met de toetreding tot de EU zullen worden ondersteund; herhaalt zijn standpunt over de faciliteit zoals vastgesteld in oktober 2023; is bezorgd over het gebrek aan vooruitgang in de wetgevingsprocedure en dringt er bij de Raad op aan snel een algemene aanpak vast te stellen met betrekking tot de verordening en de algehele herziening van het meerjarig financieel kader, zodat de interinstitutionele onderhandelingen onverwijld van start kunnen gaan;
11. is er sterk van overtuigd dat aansluiting bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU een fundamentele noodzaak is voor kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, en ook een manier om onvoorwaardelijke toewijding aan de fundamentele beginselen van de EU te tonen, alsmede een belangrijke indicator voor de duurzaamheid van toekomstig lidmaatschap; herhaalt dat een land alleen kan toetreden als het zich aansluit bij de sancties die de EU aan Rusland heeft opgelegd in verband met de oorlog van dat land tegen Oekraïne;
12. dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan vaart te zetten achter de integratie van landen die blijk geven van een strategische oriëntatie en niet-aflatende inzet in de richting van EU-gerelateerde hervormingen, consolidatie van de democratie, fundamentele waarden en afstemming van het buitenlands en veiligheidsbeleid;
13. moedigt een consequente toepassing van normen en regels op alle kandidaat-lidstaten aan en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het uitbreidingsproces continu op effectieve, transparante en integere wijze wordt gevoerd en dat alle besluiten worden genomen op een eerlijke, onbevooroordeelde wijze die de kernbeginselen van de Unie weerspiegelt;
14. verzoekt de Commissie strikt de voorwaarden toe te passen en toetredingslanden formeel te beoordelen in het kader van het EU-rechtsstaatmechanisme, met als doel een objectief en duidelijk beeld te geven van de stand van zaken, om te voorkomen dat zich een aanhoudend gebrek aan vooruitgang, ernstige tekortkomingen of achteruitgang voordoen; wijst erop dat sommige uitbreidingslanden maar beperkte inspanningen hebben geleverd om te voldoen aan de vereisten voor lidmaatschap zoals vastgelegd in de criteria van Kopenhagen; betreurt het ernstige en verontrustende gebrek aan vooruitgang of zelfs terugval in sommige uitbreidingslanden op weg naar EU-lidmaatschap; verzoekt de Commissie in dit opzicht alleen middelen uit te betalen aan landen die tastbare resultaten boeken en hervormingen doorvoeren op het gebied van de “fundamentele kwesties”;
15. verzoekt de EU ervoor te zorgen dat zij zich er ook op voorbereidt elke kandidaat-lidstaat van de EU in het toetredingsproces te verwelkomen tot de interne markt van de EU zodra het land heeft aangetoond in staat te zijn de vereiste verplichtingen na te komen en een solide rechtsstaat tot stand te brengen; pleit in dit verband voor de invoering van modellen van positieve conditionaliteit op gebieden waar vooruitgang wordt geboekt, voor het verlenen van toegang tot de interne markt van de EU en tot andere beleidsmaatregelen en initiatieven van de EU op basis van een prioritair actieplan en relevante sectorale programma’s, en voor het verlenen van toegang tot relevante EU-middelen, zodat de burgers van kandidaat-lidstaten de vruchten van de toetreding kunnen plukken tijdens het proces in plaats van pas bij de voltooiing ervan; dringt er tevens op aan negatieve conditionaliteit toe te passen in geval van achteruitgang of een aanhoudend gebrek aan vooruitgang, in de vorm van opschorting van pretoetredingsfinanciering en van de toetredingsonderhandelingen; dringt met name aan op de invoering van striktere en afdwingbare verantwoordingsnormen met betrekking tot de besteding van die financiering; benadrukt dat voordelen en initiatieven zoals de Europese politieke gemeenschap geen alternatieven voor uitbreiding zijn, aangezien dat de legitieme aspiraties van landen die lid van de EU willen worden, zou fnuiken;
16. verzoekt na te denken over het aanwijzen van een hoofdonderhandelaar (“chief negotiator”) van de EU, die verantwoording moet afleggen aan het Europees Parlement, die onderhandelingen voert met een breed mandaat voert voor elk land;
17. benadrukt dat er behoefte is aan meer parlementair toezicht op het uitbreidingsbeleid van de EU; pleit ervoor de rol van het Parlement gedurende het gehele toetredingsproces te versterken en het Parlement onder meer in staat te stellen breed toezicht uit te oefenen op de door vele kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten geboekte vooruitgang op alle beleidsterreinen; verzoekt de Commissie en de Raad terdege rekening te houden met de bekommernissen en eisen van het Parlement; wijst op de specifieke rol van parlementaire organen in de uitbreidingslanden en dringt erop aan hun functie in het toetredingsproces te versterken, aangezien zij een specifieke en belangrijke rol spelen bij de doorvoering van de nodige hervormingen, door aanpassing van de wetgeving, toezicht en voorlichting aan de burgers;
18. benadrukt de noodzaak van interne EU-hervormingen parallel aan het uitbreidingsproces, om de capaciteit van de Unie om doeltreffend nieuwe leden op te nemen te vergroten, zoals bepaald in de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 1993, om ervoor te zorgen dat het uitbreidingsproces een positieve bijdrage levert aan de algehele cohesie en stabiliteit van de Unie en om het vermogen van de EU om op te treden te vergroten door de besluitvorming te hervormen, onder meer door de invoering van stemming met gekwalificeerde meerderheid, ook voor besluiten op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid en op gebieden die van belang zijn voor het toetredingsproces; dringt met name aan op schrapping van het vereiste van eenparigheid voor besluiten over het starten van het onderhandelingsproces, alsook voor besluiten over het openen en sluiten van afzonderlijke onderhandelingsclusters en -hoofdstukken, maar benadrukt dat voor het definitieve besluit over de toetreding van elke kandidaat-lidstaat het beginsel van stemming met eenparigheid moet blijven gelden; dringt er voorts op aan de doeltreffende werking van een uitgebreide Unie als geheel te waarborgen; herinnert eraan dat vooruitgang in de richting van stemmingen zonder het vereiste van eenparigheid ook mogelijk is door volledig gebruik te maken van het mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt; herinnert eraan dat hervormingen de doeltreffende werking van een uitgebreide Unie als geheel kunnen waarborgen, parallel aan de toetredingsonderhandelingen met de kandidaat-lidstaten, zodat de EU klaar is om binnen een redelijke termijn nieuwe leden te verwelkomen, uiterlijk aan het eind van dit decennium;
19. dringt aan op een robuust monitoringmechanisme voor de hervormingen en de vorderingen van de kandidaat-lidstaten wat de eerbiediging van de politieke criteria betreft; dringt met name aan op de instelling van een specifiek en doeltreffend monitoringmechanisme voor de bescherming van de fundamentele waarden en de financiële belangen van de Unie in het kader van de toetredingsprocedures; dringt erop aan dat het mechanisme ter bescherming van de rechtsstaat en de fundamentele beginselen en waarden van de EU, en de monitoringcapaciteit ter waarborging van de naleving hiervan, vóór de volgende uitbreiding worden versterkt; beklemtoont dat er behoefte is aan een breder conditionaliteitsmechanisme in verband met de rechtsstaat, dat betrekking heeft op de hele begroting van de Unie en alle fundamentele waarden van de Unie, zoals bedoeld in artikel 2 VEU;
20. verzoekt de Commissie nogmaals om de aanbevelingen van speciaal verslag 01/2022 van de Europese Rekenkamer uit te voeren teneinde ervoor te zorgen dat de financiële bijstand van de EU ter ondersteuning van de rechtsstaat in de Westelijke Balkan daadwerkelijke effect sorteert, met name door duidelijke richtsnoeren en benchmarks uit te werken voor de toepassing van de bepalingen inzake differentiëring en conditionaliteit in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III); verzoekt de Commissie de nieuwe toetredingslanden toe te voegen aan IPA III;
21. verzoekt de Commissie in het uitbreidingsproces rekening te houden met de lopende reflectie over de perspectieven voor hervormingen op lange termijn van het EU-beleid;
22. verzoekt de EU en haar lidstaten de betrokkenheid van het publiek aanzienlijk te vergroten en de strategische communicatie over de voordelen van uitbreiding te versterken, zowel in de toetredingslanden als in de lidstaten; verzoekt de autoriteiten van de toetredingslanden hun volledige medewerking te verlenen bij deze inspanningen; roept de EU en haar lidstaten ertoe op zich actief in te zetten voor conflictoplossing en de bevordering van goede nabuurschapsbetrekkingen in de kandidaat-landen; verzoekt de Commissie financiële steun te verlenen aan toetredingslanden die echt werken aan goede nabuurschapsbetrekkingen en duurzame verzoening en die volledig zijn afgestemd op de strategische doelstellingen, waarden en belangen van de EU, met inbegrip van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU;
23. verzoekt de EU en haar lidstaten om in kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten steun te blijven geven aan mediawijsheid en de onafhankelijkheid van de media, alsook aan het maatschappelijk middenveld, en deze landen te ondersteunen in hun strijd tegen informatiemanipulatie en kwaadwillige buitenlandse inmenging, teneinde de democratische instellingen en waarden te versterken; benadrukt dat het belangrijk is organisaties van het maatschappelijk middenveld structureel bij het toetredingsproces te betrekken; verzoekt de EU in dit verband aanvullende middelen toe te wijzen aan maatschappelijke actoren die zich inzetten voor de waarden en beginselen van de EU, democratie, vredesopbouw en interpersoonlijke contacten; hamert erop dat gendergelijkheid, mensenrechten (met name de vrijheid van meningsuiting), de bescherming van minderheden en de bescherming van mensenrechtenverdedigers op deze gebieden in het beleid moeten worden geïntegreerd en dat het beginsel van non-discriminatie ten volle moet worden toegepast gedurende het hele toetredingsproces; benadrukt dat meer interpersoonlijke contacten tussen EU-lidstaten en uitbreidingslanden belangrijk zijn;
24. verzoekt het volgende college van commissarissen een commissaris voor Uitbreiding te benoemen, alsook het directoraat-generaal voor Uitbreiding opnieuw in te voeren;
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regeringen en parlementen van de toetredingslanden.