Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2022/0402(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0368/2023

Ingediende teksten :

A9-0368/2023

Debatten :

PV 13/12/2023 - 15
CRE 13/12/2023 - 15

Stemmingen :

PV 14/12/2023 - 7.9
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2023)0481

Aangenomen teksten
PDF 249kWORD 79k
Donderdag 14 december 2023 - Straatsburg
Rechterlijke bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning van beslissingen en aanvaarding van authentieke akten inzake afstamming, en invoering van een Europese akte van afstamming
P9_TA(2023)0481A9-0368/2023

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 14 december 2023 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning van beslissingen en de aanvaarding van authentieke akten inzake afstamming en betreffende de invoering van een Europese akte van afstamming (COM(2022)0695 – C9-0002/2023 – 2022/0402(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2022)0695),

—  gezien artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9-0002/2023),

–  gezien zijn resolutie van 2 februari 2017 met aanbevelingen aan de Commissie over grensoverschrijdende aspecten van adopties(1),

–  gezien zijn resolutie van 5 april 2022 over de bescherming van de rechten van het kind in civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en familierechtelijke zaken(2),

–  gezien de besluiten van de Commissie verzoekschriften met betrekking tot een aantal door burgers van de Unie ingediende verzoekschriften over de noodzaak van een rechtskader inzake de grensoverschrijdende erkenning van de afstamming tussen de lidstaten;

–  gezien advies 2/2023 van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake afstamming,

–  gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Franse senaat en door de Italiaanse senaat, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–  gezien artikel 82 van zijn Reglement,

–  gezien de adviezen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

—  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9-0368/2023),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie, zoals geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 1
(1)  De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld om met volledige eerbiediging van de grondrechten een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen en in stand te houden, waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot de rechter gewaarborgd zijn. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie maatregelen nemen om te zorgen voor de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken op het gebied van burgerlijk recht en voor de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende collisieregels en regels inzake rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke zaken.
(1)  De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld om met volledige eerbiediging van de grondrechten een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen en in stand te houden, waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot de rechter gewaarborgd zijn, in overeenstemming met de Verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “het Handvest”). Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie maatregelen nemen om te zorgen voor de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken op het gebied van burgerlijk recht en voor de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende collisieregels en regels inzake rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke zaken.
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 2
(2)  Deze verordening betreft de erkenning in een lidstaat van de afstamming van een kind zoals die in een andere lidstaat is vastgesteld. De verordening heeft als doel de grondrechten en andere rechten van kinderen inzake hun afstamming in grensoverschrijdende situaties te beschermen, met inbegrip van hun recht op een identiteit31, hun recht om niet te worden gediscrimineerd32 en hun recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven33, waarbij de belangen van het kind voorop staan34. Deze verordening heeft ook tot doel rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden en de proceskosten en de lasten voor gezinnen, nationale gerechten en andere bevoegde autoriteiten in verband met procedures voor de erkenning van de afstamming in een andere lidstaat te verminderen. Om deze doelen te bereiken, moet deze verordening de lidstaten ertoe verplichten de afstamming van een kind die in een andere lidstaat is vastgesteld, voor alle doeleinden te erkennen.
(2)  Deze verordening betreft de erkenning in een lidstaat van de afstamming van een kind zoals die in een andere lidstaat is vastgesteld. Alle lidstaten zijn verplicht te handelen in het belang van het kind, onder meer door het grondrecht van elk kind op een familie- en gezinsleven te waarborgen, en discriminatie van het kind op grond van de huwelijkse staat of seksuele gerichtheid van de ouders of de manier waarop het kind is verwekt, te verbieden. Daarom heeft deze verordening als doel de grondrechten en andere rechten van kinderen inzake hun afstamming in grensoverschrijdende situaties te beschermen, met inbegrip van hun recht op een identiteit31, hun recht om niet te worden gediscrimineerd32 en hun recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven33, waarbij de volledige inachtneming van het beginsel van het belang van het kind vooropstaat34. Deze verordening heeft ook tot doel rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden en de proceskosten en de lasten voor gezinnen, nationale gerechten en andere bevoegde autoriteiten in verband met procedures voor de erkenning van de afstamming in een andere lidstaat te verminderen, zodat het kind in een grensoverschrijdende situatie de rechten die voortvloeien uit de in een lidstaat vastgestelde afstamming niet verliest. Om deze doelen te bereiken, moet deze verordening de lidstaten ertoe verplichten de afstamming van een kind die in een andere lidstaat is vastgesteld, voor alle doeleinden te erkennen.
__________________
__________________
31 Artikel 8 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.
31 Artikel 8 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.
32 Artikel 2 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
32 Artikel 2 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
33 Artikel 9 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
33 Artikel 9 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
34 Artikel 3 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
34 Artikel 3 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 5
(5)  Volgens de Verdragen berust de bevoegdheid om materiële regels inzake familierecht vast te stellen, zoals regels inzake de definitie van “gezin” en regels inzake de vaststelling van de afstamming van een kind, bij de lidstaten. Op grond van artikel 81, lid 3, VWEU kan de Unie echter maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vaststellen, met name regels betreffende de internationale bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming.
(5)  Uit hoofde van artikel 67, lid 1, VWEU moet de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vormen, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd. Volgens de Verdragen berust de exclusieve bevoegdheid om materiële regels inzake familierecht vast te stellen, zoals regels inzake de definitie van “gezin” en regels inzake de vaststelling van de afstamming van een kind, bij de lidstaten. Op grond van artikel 81, lid 3, VWEU kan de Unie echter maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vaststellen, met name regels betreffende de internationale bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming.
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 8
(8)  Hoewel de Unie bevoegd is maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vast te stellen, zoals regels inzake de internationale bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, heeft de Unie tot op heden op deze gebieden geen bepalingen over de afstamming vastgesteld. De bepalingen van de lidstaten die thans op deze gebieden van toepassing zijn, verschillen van elkaar.
(8)  Hoewel de Unie bevoegd is maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vast te stellen, zoals regels inzake de internationale bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, heeft de Unie tot op heden op deze gebieden geen bepalingen over de afstamming vastgesteld. De bepalingen van de lidstaten die thans op deze gebieden van toepassing zijn, verschillen van elkaar, wat leidt tot juridische leemten en rechtsonzekerheid voor kinderen die hun rechten uitoefenen in grensoverschrijdende situaties, hetgeen op zijn beurt kan leiden tot discriminatie en niet-naleving van de grondrechten.
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 10
(10)  Als gevolg van het ontbreken van gemeenschappelijke bepalingen van de Unie inzake internationale bevoegdheid en toepasselijk recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning van de afstamming tussen lidstaten, kunnen gezinnen moeilijkheden ondervinden om de afstamming van hun kinderen binnen de Unie voor alle doeleinden te laten erkennen, onder meer wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen of naar hun lidstaat van herkomst terugkeren.
(10)  Als gevolg van het ontbreken van gemeenschappelijke bepalingen van de Unie inzake internationale bevoegdheid en toepasselijk recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning van de afstamming tussen lidstaten, ondervinden gezinnen moeilijkheden om de afstamming van hun kinderen binnen de Unie voor alle doeleinden te laten erkennen, onder meer wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen of naar hun lidstaat van herkomst terugkeren.
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis)  Het niet erkennen door een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming heeft met name negatieve gevolgen voor regenbooggezinnen (lhbtiq+-gezinnen) en andere soorten gezinnen die niet passen binnen het model van het kerngezin. Dit is in het bijzonder het geval wanneer er geen biologische band is tussen de ouders en het kind. Met deze verordening wordt gewaarborgd dat kinderen in grensoverschrijdende situaties hun rechten kunnen genieten en hun rechtspositie behouden, ongeacht hun gezinssituatie en zonder discriminatie.
Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
(13)  Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht, met name de rechten die een kind geniet uit hoofde van het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG. Zo moeten de lidstaten nu al een ouder-kindrelatie erkennen teneinde kinderen in staat te stellen om met elk van hun beide ouders zonder belemmeringen het recht te kunnen uitoefenen om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven en om alle rechten uit te oefenen die zij aan het Unierecht ontlenen. Deze verordening voorziet niet in aanvullende voorwaarden of vereisten voor de uitoefening van dergelijke rechten.
(13)  Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht, met name de rechten die een kind geniet uit hoofde van het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG. Zo moeten de lidstaten nu al een ouder-kindrelatie erkennen teneinde kinderen in staat te stellen om met hun ouders zonder belemmeringen het recht te kunnen uitoefenen om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven en om alle rechten uit te oefenen die zij aan het Unierecht ontlenen. Deze verordening voorziet niet in aanvullende voorwaarden of vereisten voor de uitoefening van dergelijke rechten.
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 14
(14)  Uit hoofde van artikel 21 VWEU en het desbetreffende afgeleide recht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, kan de eerbiediging van de nationale identiteit van een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 2, VEU en de openbare orde van een lidstaat niet als rechtvaardiging dienen voor de weigering een ouder-kindrelatie tussen kinderen en hun ouders van hetzelfde geslacht te erkennen met het oog op de uitoefening van de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent. Bovendien kan de afstamming met het oog op de uitoefening van dergelijke rechten op om het even welke wijze worden aangetoond52. Een lidstaat heeft derhalve niet het recht om van een persoon te verlangen dat hij ofwel de verklaringen overlegt waarin deze verordening voorziet, gevoegd bij een rechterlijke beslissing of een authentieke akte betreffende de afstamming, ofwel de bij deze verordening ingevoerde Europese akte van afstamming overlegt, wanneer hij zich, in het kader van de uitoefening van het recht op vrij verkeer, beroept op rechten die een kind aan het Unierecht ontleent. Dit mag een persoon echter niet beletten om in dergelijke gevallen ervoor te kiezen om ook de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming over te leggen waarin deze verordening voorziet. Om ervoor te zorgen dat burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat deze verordening geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent, moeten de aan deze verordening gehechte modelformulieren voor de verklaringen en voor de Europese akte van afstamming, specifiek vermelden dat de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent, met name de rechten die een kind geniet krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer, en dat met het oog op de uitoefening van dergelijke rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.
(14)  Uit hoofde van artikel 21 VWEU en het desbetreffende afgeleide recht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, kan de eerbiediging van de nationale identiteit van een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 2, VEU en de openbare orde van een lidstaat niet als rechtvaardiging dienen voor de weigering een ouder-kindrelatie tussen kinderen en hun ouders van hetzelfde geslacht te erkennen met het oog op de uitoefening van de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent. Daartoe is het van cruciaal belang dat de lidstaten erop toezien dat deze verordening correct wordt uitgevoerd, dat de openbare orde niet wordt ingeroepen om de in deze verordening vastgestelde verplichtingen te omzeilen en dat deze verordening wordt uitgelegd in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Bovendien kan de afstamming met het oog op de uitoefening van dergelijke rechten op om het even welke wijze worden aangetoond52. Een lidstaat heeft derhalve niet het recht om van een persoon te verlangen dat hij ofwel de verklaringen overlegt waarin deze verordening voorziet, gevoegd bij een rechterlijke beslissing of een authentieke akte betreffende de afstamming, ofwel de bij deze verordening ingevoerde Europese akte van afstamming overlegt, wanneer hij zich, in het kader van de uitoefening van het recht op vrij verkeer, beroept op rechten die een kind aan het Unierecht ontleent. Dit mag een persoon echter niet beletten om in dergelijke gevallen ervoor te kiezen om ook de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming over te leggen waarin deze verordening voorziet. Om ervoor te zorgen dat burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat deze verordening geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent, moeten de aan deze verordening gehechte modelformulieren voor de verklaringen en voor de Europese akte van afstamming, specifiek vermelden dat de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent, met name de rechten die een kind geniet krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer, en dat met het oog op de uitoefening van dergelijke rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.
__________________
__________________
52 Arresten van het Hof van Justitie van 25 juli 2002, C-459/99, MRAX, ECLI:EU:C:2002:461, punten 61 en 62, en 17 februari 2005, C-215/03, Oulane, ECLI:EU:C:2005:95, punten 23 tot en met 26.
52 Arresten van het Hof van Justitie van 25 juli 2002, C-459/99, MRAX, ECLI:EU:C:2002:461, punten 61 en 62, en 17 februari 2005, C-215/03, Oulane, ECLI:EU:C:2005:95, punten 23 tot en met 26.
Amendement 9
Voorstel voor een verordening
Overweging 14 bis (nieuw)
(14 bis)  De lidstaten, hierbij ondersteund door de Commissie en het Europees netwerk voor justitiële opleiding, dienen opleidingen te organiseren voor rechters, beoefenaars van juridische beroepen en relevante overheidsinstanties om ervoor te zorgen dat deze verordening correct wordt uitgevoerd en toegepast.
Amendement 10
Voorstel voor een verordening
Overweging 16
(16)  Artikel 2 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 (“VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind”) verplicht de staten die partij bij dat verdrag zijn om de rechten van kinderen te eerbiedigen en te waarborgen zonder discriminatie van welke aard dan ook, en om alle passende maatregelen te nemen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden van de ouders van het kind. Volgens artikel 3 van genoemd verdrag moet bij alle maatregelen die door, onder meer, rechterlijke instanties of bestuurlijke autoriteiten worden genomen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
(16)  Artikel 2 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 (“VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind”) verplicht de staten die partij bij dat verdrag zijn om de rechten van kinderen te eerbiedigen en te waarborgen zonder discriminatie van welke aard dan ook, en om alle passende maatregelen te nemen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden van de ouders van het kind. Volgens artikel 3 van genoemd verdrag moet bij alle maatregelen die door, onder meer, rechterlijke instanties of bestuurlijke autoriteiten worden genomen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen en moeten de rechten van het kind in alle situaties en omstandigheden worden geëerbiedigd.
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis)  De belangen van het kind moeten vooropstaan. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft uitdrukkelijk geoordeeld dat de belangen van het kind de beoordelingsruimte van de verdragsluitende partijen bij de erkenning van de kind-ouderrelatie beperken1 bis en dat de belangen van het kind met zich meebrengen dat de personen die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding, het voorzien in hun behoeften en het waarborgen van hun welzijn juridisch worden geïdentificeerd en dat het kind de mogelijkheid heeft om in een stabiele omgeving te leven en zich te ontwikkelen1 ter. Krachtens het Handvest en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het “Europees Verdrag voor de rechten van de mens”) hebben kinderen recht op een privéleven en een familie- en gezinsleven.
__________________
1 bis EHRM, arrest van 22 november 2022 [Deel III], D.B. e.a. tegen Zwitserland - 58252/15 en 58817/15.
1 ter EHRM, advies op verzoek van het Franse Hof van Cassatie van 10 april 2019 [GK].
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Overweging 18
(18)  Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 (hierna: “Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens” genoemd) voorziet in het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, terwijl artikel 1 van Protocol nr. 12 bij dat verdrag bepaalt dat het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geboorte. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft artikel 8 van het verdrag aldus uitgelegd dat alle staten die onder zijn jurisdictie vallen, verplicht zijn om de in het buitenland vastgestelde juridische ouder-kindrelatie tussen een uit een draagmoeder geboren kind en de biologische wensouder te erkennen en om te voorzien in een mechanisme voor de erkenning rechtens van de ouder-kindrelatie met de niet-biologische wensouder (bijvoorbeeld door adoptie van het kind)24.
(18)  Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens voorziet in het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, terwijl artikel 1 van Protocol nr. 12 bij dat verdrag bepaalt dat het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geboorte. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft artikel 8 van het verdrag aldus uitgelegd dat alle staten die onder zijn jurisdictie vallen, verplicht zijn om de in het buitenland vastgestelde juridische ouder-kindrelatie tussen een uit een draagmoeder geboren kind en de biologische wensouder te erkennen en om te voorzien in een mechanisme voor de erkenning rechtens van de ouder-kindrelatie met de niet-biologische wensouder (bijvoorbeeld door adoptie van het kind)24. Hoewel met deze verordening wordt voortgebouwd op die jurisprudentie en ervoor wordt gezorgd dat de in een lidstaat vastgestelde kind-ouderrelatie wordt erkend in alle lidstaten, kan deze verordening niet aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat verplicht zijn materieel familierecht te wijzigen om de praktijk van het draagmoederschap te aanvaarden. De bevoegdheden van de lidstaten moeten in dit verband in acht worden genomen.
__________________
__________________
24 Bijvoorbeeld, Mennesson/France (Verzoekschrift nr. 65192/11, Raad van Europa: Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26 juni 2014) en Advies P16‑2018-001 (Verzoek nr. P16-2018-001, Raad van Europa: Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 10 april 2019).
24 Bijvoorbeeld, Mennesson/Frankrijk (Verzoekschrift nr. 65192/11, Raad van Europa: Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26 juni 2014) en Advies P16-2018-001 (Verzoek nr. P16-2018-001, Raad van Europa: Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 10 april 2019).
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Overweging 21
(21)  Overeenkomstig de bepalingen van internationale verdragen en het recht van de Unie moet deze verordening ervoor zorgen dat kinderen in grensoverschrijdende situaties zonder discriminatie hun rechten kunnen genieten en hun rechtspositie behouden. Daartoe, en in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie, onder meer inzake wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, moet deze verordening van toepassing zijn op de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, ongeacht de wijze waarop het kind is verwekt of geboren en ongeacht het soort gezin waartoe het kind behoort, ook in geval van binnenlandse adoptie. Onder voorbehoud van de toepassing van de regels inzake het toepasselijke recht van deze verordening moet deze verordening derhalve betrekking hebben op de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming van een kind met ouders van hetzelfde geslacht. Deze verordening moet ook van toepassing zijn op de erkenning in een lidstaat van de afstamming van een kind dat in een andere lidstaat binnenlands is geadopteerd op grond van de regels inzake binnenlandse adoptie in die lidstaat.
(21)  Overeenkomstig de bepalingen van internationale verdragen en het recht van de Unie moet deze verordening ervoor zorgen dat kinderen in grensoverschrijdende situaties zonder discriminatie hun rechten kunnen genieten en hun rechtspositie behouden. Daartoe, en in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie, onder meer inzake wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, moet deze verordening van toepassing zijn op de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, ongeacht de wijze waarop het kind is verwekt of geboren en ongeacht het soort gezin waartoe het kind behoort, ook in geval van binnenlandse adoptie. Onder voorbehoud van de toepassing van de regels inzake het toepasselijke recht van deze verordening moet deze verordening derhalve betrekking hebben op de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming van een kind met ouders van hetzelfde geslacht of van een kind in een ander gezinstype dat niet past binnen het model van het kerngezin. Deze verordening moet ook van toepassing zijn op de erkenning in een lidstaat van de afstamming van een kind dat in een andere lidstaat binnenlands is geadopteerd op grond van de regels inzake binnenlandse adoptie in die lidstaat.
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Overweging 30
(30)  Deze verordening mag niet van toepassing zijn op preliminaire kwesties, zoals het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk of een relatie die volgens het daarop toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen heeft, waarop het nationale recht van de lidstaten, met inbegrip van de regels van internationaal privaatrecht van de lidstaten en, in voorkomend geval, de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake vrij verkeer, van toepassing moeten blijven.
(30)  Deze verordening mag niet van toepassing zijn op preliminaire kwesties, zoals het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk of een relatie die volgens het daarop toepasselijke nationale recht vergelijkbare gevolgen heeft, zoals geregistreerde partnerschappen, waarop het nationale recht van de lidstaten, met inbegrip van de regels van internationaal privaatrecht van de lidstaten en, in voorkomend geval, de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake vrij verkeer, van toepassing moeten blijven.
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Overweging 36
(36)  Om de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake afstamming te vergemakkelijken, moeten in deze verordening uniforme bevoegdheidsregels worden vastgesteld voor de vaststelling van afstamming met een grensoverschrijdend element. Deze verordening moet ook het recht verduidelijken van kinderen jonger dan 18 jaar om in de gelegenheid te worden gesteld hun mening te geven in procedures die op hen betrekking hebben.
(36)  Om de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake afstamming te vergemakkelijken, moeten in deze verordening uniforme bevoegdheidsregels worden vastgesteld voor de vaststelling van afstamming met een grensoverschrijdend element. Deze verordening moet ook het recht verduidelijken van kinderen jonger dan 18 jaar om in de gelegenheid te worden gesteld hun mening te geven in procedures die op hen betrekking hebben, in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid zoals bepaald in artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.
Amendement 16
Voorstel voor een verordening
Overweging 42
(42)  Indien de bevoegdheid niet kan worden vastgesteld op basis van de algemene alternatieve bevoegdheidsgronden, dienen de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd te zijn. Deze regel op basis van aanwezigheid moet met name de gerechten van een lidstaat in staat stellen bevoegdheid uit te oefenen ten aanzien van kinderen uit derde landen, met inbegrip van personen die om internationale bescherming verzoeken of die bescherming genieten, zoals vluchtelingenkinderen en kinderen die internationaal ontheemd zijn geraakt als gevolg van onlusten in de staat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben.
(42)  Indien de bevoegdheid niet kan worden vastgesteld op basis van de algemene alternatieve bevoegdheidsgronden, dienen de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd te zijn. Deze regel op basis van aanwezigheid moet met name de gerechten van een lidstaat in staat stellen bevoegdheid uit te oefenen ten aanzien van kinderen uit derde landen, met inbegrip van personen die om internationale bescherming verzoeken of die bescherming genieten, zoals vluchtelingenkinderen, kinderen die internationaal ontheemd zijn geraakt en kinderen die het slachtoffer zijn van mensenhandel als gevolg van onlusten in de staat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben.
Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Overweging 44 bis (nieuw)
(44 bis)  Teneinde de vaststelling van de afstamming tussen een kind en een ouder of ouders in een grensoverschrijdende situatie te vergemakkelijken, de erkenning van rechterlijke uitspraken en authentieke akten in verband met filiatie te faciliteren en bij te dragen tot de uitvoering van deze verordening, moeten de lidstaten, met volledige eerbiediging van de structuur van hun nationale rechterlijke instanties, overwegen de rechterlijke bevoegdheid voor dergelijke procedures te concentreren in een zo klein mogelijk aantal rechterlijke instanties.
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Overweging 49
(49)  Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten procedures inzake de vaststelling van afstamming op grond van deze verordening, als grondbeginsel, de bij deze procedures betrokken kinderen jonger dan 18 jaar die in staat zijn een eigen mening te vormen, een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid bieden om die mening te uiten, en bij het beoordelen van de belangen van het kind moet voldoende rekening worden gehouden met die mening. Deze verordening moet het echter aan de lidstaten overlaten om in hun nationaal recht en nationale procedures te bepalen door wie en hoe het kind zal worden gehoord. Bovendien mag het horen van een kind, hoewel het een recht van het kind blijft, geen absolute verplichting inhouden, maar moet de noodzaak daartoe worden beoordeeld met inachtneming van de belangen van het kind.
(49)  In overeenstemming met artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 24, lid 1, van het Handvest, hebben alle kinderen het recht hun mening te uiten in alle aangelegenheden die hen betreffen, moet rekening worden gehouden met hun standpunten en moeten deze serieus worden genomen. Kinderen moeten in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord in iedere gerechtelijke en bestuurlijke procedure die hen betreft. Tijdens procedures op grond van deze verordening moet de bij dergelijke procedures betrokken kinderen die in staat zijn een eigen mening te vormen derhalve, als grondbeginsel en in voorkomend geval, een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid worden geboden om die mening, waaronder gevoelens en wensen, te uiten, en moet bij het beoordelen van de belangen van het kind voldoende rekening worden gehouden met die mening. Deze verordening moet het echter aan de lidstaten overlaten om in hun nationaal recht en nationale procedures te bepalen door wie en hoe het kind zal worden gehoord. Bovendien mag het horen van een kind, hoewel het een recht van het kind blijft, geen absolute verplichting inhouden, vooral als het wordt geacht in te druisen tegen de belangen van het kind, maar moet de noodzaak daartoe worden beoordeeld met inachtneming van de belangen van het kind.
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Overweging 56
(56)  Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van de afstamming bevoegde autoriteiten van de lidstaten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om specifieke bepalingen van buitenlands recht buiten toepassing te laten, indien de toepassing hiervan in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de betrokken lidstaat. Niettemin mogen de gerechten en andere bevoegde autoriteiten de exceptie van openbare orde niet toepassen om het recht van een andere lidstaat buiten toepassing te laten wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt.
(56)  Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van de afstamming bevoegde autoriteiten van de lidstaten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om specifieke bepalingen van buitenlands recht buiten toepassing te laten, indien de toepassing hiervan in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de betrokken lidstaat. Niettemin mogen de gerechten en andere bevoegde autoriteiten de exceptie van openbare orde niet toepassen om het recht van een andere lidstaat buiten toepassing te laten wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt. Wanneer de exceptie van openbare orde door de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaat is aangevoerd, moet de beslissing van het gerecht tot vaststelling van de afstamming van kracht blijven totdat de rechtsmiddelen op nationaal en Unieniveau zijn uitgeput en er definitief uitspraak is gedaan over de exceptie van openbare orde.
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Overweging 66
(66)  Hoewel de verplichting uit hoofde van deze verordening om kinderen jonger dan 18 jaar de mogelijkheid te geven hun mening te uiten, niet van toepassing mag zijn op authentieke akten met bindende rechtsgevolgen, moet aan het recht van kinderen om hun mening te uiten passend belang worden gehecht overeenkomstig artikel 24 van het Handvest en in het licht van artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, zoals uitgevoerd krachtens nationaal recht en nationale procedures. Het feit dat kinderen niet de mogelijkheid is geboden hun mening te uiten, mag niet automatisch een grond zijn om de erkenning van authentieke akten met bindende rechtsgevolgen te weigeren.
(66)  Aan het recht van kinderen om hun mening te uiten, moet passend belang worden gehecht overeenkomstig artikel 24 van het Handvest en in het licht van artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, zoals uitgevoerd krachtens nationaal recht en nationale procedures, ook met betrekking tot authentieke akten met bindende rechtsgevolgen. Het feit dat kinderen jonger dan 18 jaar niet de mogelijkheid werd geboden hun mening te uiten, mag echter niet automatisch een grond zijn om de erkenning van authentieke akten met bindende rechtsgevolgen te weigeren.
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Overweging 75
(75)  Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van afstamming bevoegde autoriteiten van de lidstaten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van een rechterlijke beslissing of authentieke akte inzake in een andere lidstaat vastgestelde afstamming te weigeren, indien in een bepaalde zaak die erkenning of aanvaarding kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de betrokken lidstaat. Niettemin mogen de gerechten en andere bevoegde autoriteiten niet de mogelijkheid hebben om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing of afgegeven authentieke akte te weigeren wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt.
(75)  Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van afstamming bevoegde autoriteiten van de lidstaten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van een rechterlijke beslissing of authentieke akte inzake in een andere lidstaat vastgestelde afstamming te weigeren, indien in een bepaalde zaak die erkenning of aanvaarding kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de betrokken lidstaat. Niettemin mogen de gerechten en andere bevoegde autoriteiten niet de mogelijkheid hebben om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing of afgegeven authentieke akte te weigeren wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt. Wanneer de exceptie van openbare orde door de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaat is aangevoerd, moet de beslissing van het gerecht tot vaststelling van de afstamming van kracht blijven totdat de rechtsmiddelen op nationaal en Unieniveau zijn uitgeput en er definitief uitspraak is gedaan over de exceptie van openbare orde.
Amendement 22
Voorstel voor een verordening
Overweging 76
(76)  Om de erkenning van de in een lidstaat vastgestelde afstamming snel, soepel en efficiënt te kunnen regelen, moeten kinderen of hun ouder(s) de status van het kind gemakkelijk kunnen aantonen in een andere lidstaat. Om dit te verwezenlijken, moet bij deze verordening worden voorzien in de instelling van een eenvormige akte, de Europese akte van afstamming, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt. Ten einde het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen, mag de Europese akte van afstamming niet in de plaats treden van interne documenten met gelijkaardige strekking in de lidstaten.
(76)  Om de erkenning van de in een lidstaat vastgestelde afstamming snel, soepel en efficiënt te kunnen regelen, moeten kinderen of hun ouder(s) de status van het kind gemakkelijk kunnen aantonen in een andere lidstaat. Dit is een belangrijke stap om de bureaucratie te verminderen en de toegang tot vrij verkeer in de Unie te vergroten als middel om gelijkheid te bevorderen. Om dit te verwezenlijken, moet bij deze verordening worden voorzien in de instelling van een eenvormige akte, de Europese akte van afstamming, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt. Ten einde het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen, mag de Europese akte van afstamming niet in de plaats treden van interne documenten met gelijkaardige strekking in de lidstaten.
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Overweging 81
(81)  Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit moet de Europese akte van afstamming op verzoek afgeven. Het origineel van de Europese akte van afstamming moet bij de autoriteit van afgifte blijven, die een of meer gewaarmerkte afschriften van de Europese akte van afstamming aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger moet afgeven. Aangezien de afstammingsstatus in de overgrote meerderheid van de gevallen stabiel is, mag de geldigheid van de afschriften van de Europese akte van afstamming niet in de tijd worden beperkt, onverminderd de mogelijkheid om de Europese akte van afstamming waar nodig te corrigeren, te wijzigen, op te schorten of in te trekken. Deze verordening moet voorzien in de mogelijkheid van beroep tegen beslissingen van de autoriteit van afgifte, waaronder de beslissing tot weigering van de afgifte van een Europese akte van afstamming. Wanneer een Europese akte van afstamming wordt gecorrigeerd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken, stelt de autoriteit van afgifte eenieder die gewaarmerkte afschriften heeft ontvangen daarvan in kennis teneinde onrechtmatig gebruik van een gewaarmerkt afschrift te voorkomen.
(81)  Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit moet de Europese akte van afstamming op verzoek van het kind (de “verzoeker”) of, in voorkomend geval, een wettelijke vertegenwoordiger afgeven. Het origineel van de Europese akte van afstamming moet bij de autoriteit van afgifte blijven, die een of meer gewaarmerkte afschriften van de Europese akte van afstamming aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger moet afgeven. Aangezien de afstammingsstatus in de overgrote meerderheid van de gevallen stabiel is, mag de geldigheid van de afschriften van de Europese akte van afstamming niet in de tijd worden beperkt, onverminderd de mogelijkheid om de Europese akte van afstamming waar nodig te corrigeren, te wijzigen, op te schorten of in te trekken. Deze verordening moet voorzien in de mogelijkheid van beroep tegen beslissingen van de autoriteit van afgifte, waaronder de beslissing tot weigering van de afgifte van een Europese akte van afstamming. Wanneer een Europese akte van afstamming wordt gecorrigeerd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken, stelt de autoriteit van afgifte eenieder die gewaarmerkte afschriften heeft ontvangen daarvan in kennis teneinde onrechtmatig gebruik van een gewaarmerkt afschrift te voorkomen.
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Overweging 83
(83)  Het Europees elektronisch toegangspunt moet natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers in staat stellen een aanvraag voor een Europese akte van afstamming in te dienen en die akte elektronisch te ontvangen en te verzenden. Het moet hen ook in staat stellen elektronisch te communiceren met gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van een procedure tot het verkrijgen van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming, of van een procedure tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming. De gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen alleen via het Europees elektronisch toegangspunt met de burgers communiceren indien de burger vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dit communicatiemiddel.
(83)  Het Europees elektronisch toegangspunt moet verzoekers of hun wettelijke vertegenwoordigers in staat stellen een aanvraag voor een Europese akte van afstamming in te dienen en die akte elektronisch te ontvangen en te verzenden. Het moet hen ook in staat stellen elektronisch te communiceren met gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van procedures die onder deze verordening vallen. De gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen alleen via het Europees elektronisch toegangspunt met de burgers communiceren indien de burger vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dit communicatiemiddel.
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Overweging 89 bis (nieuw)
(89 bis)  Wanneer er twijfel bestaat over de uitlegging van een bepaling van deze verordening, is het belangrijk dat nationale rechters het mechanisme van de prejudiciële beslissing gebruiken uit hoofde van de Verdragen om een uniform toepasbare uitlegging van het Hof van Justitie van de Europese Unie te verkrijgen.
Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – alinea 1
Bij deze verordening worden gemeenschappelijke regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van afstamming in een lidstaat in grensoverschrijdende situaties, en gemeenschappelijke regels voor de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding in een lidstaat van in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen inzake afstamming en in een andere lidstaat verleden of geregistreerde authentieke akten inzake afstamming vastgesteld, en wordt een Europese akte van afstamming vastgesteld.
Bij deze verordening worden gemeenschappelijke regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van afstamming in een lidstaat in grensoverschrijdende situaties, en gemeenschappelijke regels voor de wederzijdse erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding in een lidstaat van in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen inzake afstamming en in een andere lidstaat verleden of geregistreerde authentieke akten inzake afstamming vastgesteld, en wordt een Europese akte van afstamming vastgesteld.
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – alinea 1 – punt 1
1.  “afstamming”: de rechtens vastgestelde ouder-kindrelatie. Het omvat de juridische status van het zijn van kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders;
1.  “afstamming”: de rechtens vastgestelde kind-ouderrelatie. Het omvat de juridische status van het zijn van kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders;
(Dit amendement, de wijziging van “ouder-kind” in “kind-ouder”, is van toepassing op de volledige tekst. Bij aanneming van dit amendement moet deze wijziging in de hele tekst worden doorgevoerd.)
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – alinea 1 – punt 4
4.  “gerecht”: een autoriteit in een lidstaat die rechterlijke functies op het gebied van afstamming vervult;
4.  “gerecht”: elke gerechtelijke autoriteit en alle andere autoriteiten van een lidstaat die bevoegd zijn ter zake van afstamming en die rechterlijke functies vervullen of die handelen krachtens een volmacht van of onder toezicht van een gerechtelijke autoriteit, voor zover dergelijke autoriteiten waarborgen bieden wat betreft de onpartijdigheid en het recht van alle partijen om gehoord te worden, en voor zover hun beslissingen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar zij gevestigd zijn:
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – alinea 1 – punt 4 – a (nieuw)
a)  vatbaar zijn voor hoger beroep bij of herziening door een rechterlijke instantie, alsook
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – alinea 1 – punt 4 – b (nieuw)
b)  dezelfde rechtskracht en dezelfde rechtsgevolgen hebben als een beslissing van een rechterlijke instantie over dezelfde aangelegenheid;
Amendement 31
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – alinea 1 – punt 9 bis (nieuw)
9 bis.  “videoconferentie”: het gebruik van audiovisuele transmissietechnologie-instrumenten die de deelname van personen op afstand aan een grensoverschrijdende gerechtelijke procedure mogelijk maken.
Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Artikel 5 – alinea 1
Deze verordening laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten op het gebied van afstamming onverlet.
Deze verordening laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten in aangelegenheden op het gebied van afstamming zonder grensoverschrijdende dimensie onverlet.
Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – titel
Recht van kinderen om hun mening te uiten
Recht van het kind om zijn mening te uiten en gehoord te worden
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 1
1.  Wanneer de gerechten van de lidstaten krachtens deze verordening hun bevoegdheid uitoefenen, zorgen zij er in overeenstemming met nationaal recht en procedures voor dat kinderen jonger dan 18 jaar van wie de afstamming moet worden vastgesteld en die in staat zijn hun eigen mening te vormen, een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid wordt geboden die mening te uiten, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instantie.
1.  Wanneer de gerechten van de lidstaten krachtens deze verordening hun bevoegdheid uitoefenen, ondersteunen zij in overeenstemming met nationaal recht en nationale procedures een kind jonger dan 18 jaar van wie de afstamming moet worden vastgesteld en dat in staat is een eigen mening te vormen, en zorgen zij ervoor dat het een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid wordt geboden die mening te uiten, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instantie in een procedure die onder deze verordening valt.
Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Artikel 15 – lid 2
2.  Wanneer het gerecht in overeenstemming met het nationale recht en de nationale procedures kinderen jonger dan 18 jaar de mogelijkheid biedt om overeenkomstig dit artikel hun mening te uiten, hecht het gerecht passend belang aan de mening van de kinderen in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid.
2.  Wanneer het gerecht in overeenstemming met het nationale recht en de nationale procedures een kind jonger dan 18 jaar de mogelijkheid biedt om overeenkomstig dit artikel zijn mening te uiten, hecht het gerecht passend belang aan de mening van dat kind in overeenstemming met zijn leeftijd en rijpheid.
Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Artikel 18 – alinea 1 – punt a
a)  de procedures om de afstamming vast te stellen of te betwisten;
a)  de procedures en voorwaarden om de afstamming vast te stellen of te betwisten;
Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – lid 1
1.  De toepassing van een voorschrift van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat kan slechts worden geweigerd in geval van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van het land van de aangezochte rechter.
1.  De toepassing van een voorschrift van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat kan slechts worden geweigerd in geval van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van het land van de aangezochte rechter, rekening houdend met het belang van het kind.
Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – lid 2
2.  Lid 1 wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
2.  Lid 1 wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Wanneer tegen de toepassing van lid 1 beroep wordt ingesteld door een verzoeker die verzoekt om erkenning van een reeds in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, blijft de beslissing van het gerecht tot vaststelling van de afstamming in stand totdat de rechtsmiddelen op nationaal en Unieniveau zijn uitgeput en er definitief uitspraak is gedaan over de uitzonderingsbepaling uit hoofde van de openbare orde.
Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Artikel 29 – lid 2
2.  De verklaring wordt in de taal van de rechterlijke beslissing opgesteld en afgegeven. De verklaring mag op verzoek van de partij ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Dit schept geen verplichting voor het gerecht dat de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.
2.  De verklaring wordt in de taal van de rechterlijke beslissing opgesteld en afgegeven. De verklaring wordt op verzoek van de partij ook afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Het is aan de lidstaten om te beslissen of een dergelijke vertaling of transliteratie moet worden afgegeven door de rechtbank en/of een overheidsinstantie.
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 1 – punt a
a)  indien de erkenning, gelet op de belangen van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
a)  indien de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
Amendement 42
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 1 – punt c
c)  op verzoek van eenieder die stelt dat de rechterlijke beslissing de uitoefening van zijn vaderschap of haar moederschap over het kind in de weg staat, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
c)  op verzoek van en na overlegging van bewijsstukken door eenieder die een legitiem belang heeft op grond van het procesrecht van de lidstaat waarin de procedure wordt aangespannen, en die stelt dat de rechterlijke beslissing de uitoefening van diens ouderschap over het kind in de weg staat, indien zij is genomen zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord en bewijsstukken te overleggen;
Amendement 43
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 2
2.  Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
2.  Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
Amendement 44
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Wanneer tegen de toepassing van lid 1, punt a), beroep wordt ingesteld door een verzoeker die verzoekt om erkenning van een reeds in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, blijft de beslissing van het gerecht tot vaststelling van de afstamming in stand totdat de rechtsmiddelen op nationaal en Unieniveau zijn uitgeput en er definitief uitspraak is gedaan over de uitzonderingsbepaling uit hoofde van de openbare orde.
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Artikel 33 – lid 1
1.  Elke partij kan tegen de rechterlijke beslissing over het verzoek tot weigering van de erkenning bezwaar of beroep instellen.
1.  Elke partij met een vastgesteld legitiem belang kan tegen de rechterlijke beslissing over het verzoek tot weigering van de erkenning bezwaar of beroep instellen.
Amendement 46
Voorstel voor een verordening
Artikel 37 – lid 3
3.  De verklaring wordt in de taal van de authentieke akte gesteld. Zij mag op verzoek van een partij ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Dit schept geen verplichting voor de bevoegde autoriteit die de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.
3.  De verklaring wordt in de taal van de authentieke akte gesteld. Zij wordt op verzoek van een partij ook afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Het is aan de lidstaten om te beslissen of een dergelijke vertaling of transliteratie moet worden afgegeven door de rechtbank en/of een overheidsinstantie.
Amendement 47
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 1 – punt a
a)  indien de erkenning, gelet op de belangen van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
a)  indien de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
Amendement 48
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 1 – punt b
b)  op verzoek van eenieder die stelt dat de authentieke akte de uitoefening van zijn vaderschap of haar moederschap over het kind in de weg staat, indien de authentieke akte formeel is verleden of geregistreerd zonder dat deze persoon daarbij betrokken is geweest;
b)  op verzoek van eenieder die stelt dat de authentieke akte de uitoefening van diens ouderschap over het kind in de weg staat, indien de authentieke akte formeel is verleden of geregistreerd zonder dat deze persoon daarbij betrokken is geweest;
Amendement 49
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 2
2.  Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
2.  Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
Amendement 50
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Wanneer tegen de toepassing van lid 1, punt a), beroep wordt ingesteld door een verzoeker die verzoekt om erkenning van een reeds in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, blijft de erkenning van de authentieke akte en de hieraan ontleende rechten in stand totdat de rechtsmiddelen op nationaal en Unieniveau zijn uitgeput en er definitief uitspraak is gedaan.
Amendement 51
Voorstel voor een verordening
Artikel 39 – lid 3
3.  De erkenning van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen kan worden geweigerd indien zij formeel is verleden of geregistreerd zonder dat de kinderen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te uiten. Indien de kinderen jonger dan 18 jaar waren, is deze bepaling van toepassing wanneer de kinderen in staat waren hun mening te vormen.
3.  De erkenning van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen kan in uitzonderlijke gevallen worden geweigerd indien zij formeel is verleden of geregistreerd zonder dat het kind uit hoofde van artikel 15 in de gelegenheid is gesteld zijn mening te uiten.
Amendement 52
Voorstel voor een verordening
Artikel 43 – lid 2
2.  Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst kosteloos een procedure voor een overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde administratieve autoriteit heeft kunnen voeren, heeft in de procedures van artikel 25, lid 1, en artikel 32 recht op rechtsbijstand overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Hiertoe legt hij een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst opgestelde verklaring over, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de financiële voorwaarden om voor het geheel of een gedeelte in aanmerking te komen voor rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven.
2.  Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst kosteloos een procedure voor een overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde administratieve autoriteit heeft kunnen voeren, heeft in de procedures van artikel 25, lid 1, en artikel 32 recht op rechtsbijstand overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Hiertoe legt hij een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst opgestelde verklaring over, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de financiële voorwaarden om voor het geheel of een gedeelte in aanmerking te komen voor rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven. De bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst verstrekt daarover gratis en binnen twee weken na ontvangst van een verzoek van de partij een verklaring.
Amendement 53
Voorstel voor een verordening
Artikel 45 – lid 2
2.  Het criterium van de openbare orde, bedoeld in lid 1, wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
2.  Het criterium van de openbare orde, bedoeld in lid 1, wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
Amendement 54
Voorstel voor een verordening
Artikel 45 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Wanneer tegen de toepassing van lid 1 beroep wordt ingesteld door een verzoeker die verzoekt om erkenning van een reeds in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, blijft de erkenning van de authentieke akte en de hieraan ontleende rechten in stand totdat de rechtsmiddelen op nationaal en Unieniveau zijn uitgeput en er definitief uitspraak is gedaan.
Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Artikel 49 – lid 2
2.  Het verzoek kan worden ingediend met behulp van het formulier in bijlage IV.
2.  Het verzoek wordt ingediend met behulp van het formulier in bijlage IV.
Amendement 56
Voorstel voor een verordening
Artikel 49 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.  Indien een lidstaat digitale toegang geeft tot de in lid 3 bedoelde informatie, krijgt de verzoeker toegang tot een digitale versie van het in bijlage IV vastgestelde formulier, dat, afhankelijk van de beschikbare informatie, volledig of deels automatisch wordt ingevuld door de bevoegde autoriteiten. De verzoeker of, in voorkomend geval, de wettelijke vertegenwoordiger van de verzoeker kan eventuele op het formulier ontbrekende informatie invullen voordat het verzoek wordt ingediend.
Amendement 57
Voorstel voor een verordening
Artikel 50 – lid 1
1.  Na ontvangst van het verzoek verifieert de autoriteit van afgifte de door de verzoeker verstrekte gegevens, verklaringen, stukken en andere bewijzen. Zij verricht ambtshalve het daartoe vereiste en in het nationale recht voorgeschreven of toegestane onderzoek, of vereist dat de verzoeker alle bewijzen overlegt die zij verder nodig acht.
1.  Na ontvangst van het verzoek verifieert de autoriteit van afgifte de door de verzoeker verstrekte gegevens, verklaringen, stukken en andere bewijzen. Zij verricht ambtshalve het daartoe vereiste en in het nationale recht voorgeschreven of toegestane onderzoek, of vereist dat de verzoeker alle informatie verstrekt die volgens de autoriteit ontbreekt om een certificaat te kunnen afgeven.
Amendement 58
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 1 – alinea 1
Zodra de te staven gegevens volgens het op de vaststelling van afstamming toepasselijke recht vaststaan, geeft de autoriteit van afgifte de akte volgens de in dit hoofdstuk bepaalde procedure onverwijld af. De autoriteit van afgifte gebruikt het formulier in bijlage V.
Zodra de te staven gegevens volgens het op de vaststelling van afstamming toepasselijke recht vaststaan geeft de autoriteit van afgifte de akte volgens de in dit hoofdstuk bepaalde procedure onverwijld en niet later dan twee weken na ontvangst van het verzoek af. De autoriteit van afgifte gebruikt het formulier in bijlage V.
Amendement 59
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 2
2.  De vergoeding die voor de afgifte van een akte wordt geïnd, mag niet hoger zijn dan de vergoeding die wordt geïnd voor de afgifte van een akte uit hoofde van het nationale recht die de afstamming van de verzoeker aantoont.
2.  De vergoeding die voor de afgifte van een akte wordt geïnd, mag niet hoger zijn dan de vergoeding die wordt geïnd voor de afgifte van een geboorteakte of een akte uit hoofde van het nationale recht die de afstamming van de verzoeker aantoont.
Amendement 60
Voorstel voor een verordening
Artikel 51 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  Het certificaat is zowel in een papieren als in een elektronische versie beschikbaar.
Amendement 61
Voorstel voor een verordening
Artikel 54 – lid 1
1.  De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de akte en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger.
1.  De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de akte en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger, met als enige voorwaarde dat de verzoeker of, in voorkomend geval, de wettelijke vertegenwoordiger documenten indient waaruit de identiteit blijkt, in overeenstemming met het nationale recht van de lidstaat die het certificaat afgeeft.
Amendement 62
Voorstel voor een verordening
Artikel 54 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.  Elektronische afschriften van het certificaat worden beschikbaar gesteld via het Europese elektronische toegangspunt dat op het Europees e-justitieportaal overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) …/... [digitaliseringsverordening] wordt ingesteld en via de desbetreffende bestaande nationale IT-portalen.
Amendement 63
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 1
1.  Schrijffouten in de akte worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, of ambtshalve, gecorrigeerd.
1.  Schrijffouten in de akte worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, of ambtshalve, onmiddellijk gecorrigeerd.
Amendement 64
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 2
2.  Op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte de akte of trekt zij deze in, indien is aangetoond dat de akte of onderdelen daarvan niet met de werkelijkheid overeenstemmen.
2.  Op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte onmiddellijk de akte of trekt zij deze onmiddellijk in, indien is aangetoond dat de akte of onderdelen daarvan niet met de werkelijkheid overeenstemmen.
Amendement 65
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3
3.  De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 54, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de akte heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de correctie, wijziging of intrekking daarvan.
3.  De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 54, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de akte heeft ontvangen, onverwijld en ten minste binnen twee weken na haar beslissing in kennis van de correctie, wijziging of intrekking daarvan.
Amendement 66
Voorstel voor een verordening
Artikel 55 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.  Indien een certificaat wordt gerectificeerd, gewijzigd of ingetrokken, zijn het oorspronkelijke certificaat en alle eerdere gewaarmerkte afschriften niet meer rechtsgeldig.
Amendement 67
Voorstel voor een verordening
Artikel 56 – lid 2 – alinea 1
Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de akte niet met de werkelijkheid overeenstemt, zal het bevoegde gerecht de akte corrigeren, wijzigen of intrekken of ervoor zorgen dat de autoriteit van afgifte de akte corrigeert, wijzigt of intrekt.
Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de akte niet met de werkelijkheid overeenstemt, zal het bevoegde gerecht de akte onverwijld corrigeren, wijzigen of intrekken of ervoor zorgen dat de autoriteit van afgifte de akte onverwijld corrigeert, wijzigt of intrekt.
Amendement 68
Voorstel voor een verordening
Artikel 56 – lid 2 – alinea 2
Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de weigering tot afgifte van de akte ongegrond was, geeft het bevoegde gerecht de akte af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.
Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de weigering tot afgifte van de akte ongegrond was, geeft het bevoegde gerecht ten minste binnen twee weken na haar beslissing de akte af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.
Amendement 69
Voorstel voor een verordening
Artikel 57 – lid 2 – alinea 2
Zolang de rechtsgevolgen van de akte opgeschort zijn, kunnen er geen gewaarmerkte afschriften van de akte meer worden verstrekt.
Zolang de rechtsgevolgen van de akte opgeschort zijn, kunnen er geen gewaarmerkte afschriften van de akte meer worden verstrekt. De gewaarmerkte afschriften van het reeds uitgegeven certificaat zijn niet rechtsgeldig tijdens de opschorting van de rechtsgevolgen van het certificaat.
Amendement 70
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 1 – inleidende formule
1.  Het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal wordt ingesteld, kan worden gebruikt voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in verband met:
1.  Het moet mogelijk zijn het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal wordt ingesteld, te gebruiken voor elektronische communicatie tussen verzoekers of hun vertegenwoordigers en de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in verband met procedures die onder deze verordening vallen.
Amendement 71
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 1 – punt a
a)  een procedure tot verkrijging van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming, of een procedure tot verkrijging van een beslissing tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming;
Schrappen
Amendement 72
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 1 – punt b
b)  het verzoek om, de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting van of beroepsprocedures met betrekking tot de Europese akte van afstamming.
Schrappen
Amendement 73
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.  Het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal wordt ingesteld, wordt gebruikt voor elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in verband met:
a)  alle in lid 1 van dit artikel bedoelde procedures en verzoeken;
b)  lis pendens.
Amendement 74
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 – lid 2
2.  Artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 3, artikel 6, artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 10 van [de digitaliseringsverordening] zijn van toepassing op elektronische communicatie krachtens lid 1.
2.  Artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 3, artikel 6, artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 10 van [de digitaliseringsverordening] zijn van toepassing op elektronische communicatie krachtens de leden 1 en 1 bis van dit artikel.
Amendement 75
Voorstel voor een verordening
Artikel 58 bis (nieuw)
Artikel 58 bis
Gebruik van videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand
1.  Er kan in overeenstemming met Verordening (EU) …/... [de digitaliseringsverordening] gebruik worden gemaakt van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand voor hoorzittingen in verband met de procedures die onder deze verordening vallen.
2.  Uit hoofde van artikel 15 kunnen de gerechten van een lidstaat in individuele gevallen toestaan dat een kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, wordt gehoord via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand. Bij het nemen van een beslissing om een kind al dan niet te horen via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand, laat de bevoegde autoriteit zich met name leiden door het belang van het kind.
Amendement 76
Voorstel voor een verordening
Artikel 63 – alinea 1
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met V om deze bij te werken of om daarin technische wijzigingen door te voeren.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met V om deze bij te werken of om daarin technische wijzigingen door te voeren. De voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen worden voorafgegaan door overleg met belanghebbenden, met inbegrip van relevante maatschappelijke organisaties en deskundigen uit de academische wereld, en bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met dat overleg.
Amendement 77
Voorstel voor een verordening
Artikel 67 bis (nieuw)
Artikel 67 bis
Ondersteunende maatregelen
1.  De Commissie stelt richtsnoeren op voor de toepassing en handhaving van deze verordening, die [zes maanden vóór de in artikel 72 genoemde toepassingsdatum] beschikbaar zijn.
2.  De lidstaten vullen de richtsnoeren van de Commissie waar nodig aan met richtsnoeren voor alle relevante beroepsbeoefenaren, alsook voor de betrokken kinderen en ouders, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het nationale bestuurs- en rechtsstelsel. Deze richtsnoeren zijn uiterlijk op ... [de datum van toepassing zoals bedoeld in artikel 72] beschikbaar.
3.  De Commissie en de lidstaten herzien de richtsnoeren zoals bedoeld in de leden 1 en 2 regelmatig en werken deze indien nodig bij.
4.  De lidstaten verstrekken gemakkelijk toegankelijke en gebruiksvriendelijke informatie over de onder deze verordening vallende procedures, onder meer via een openbare website.
5.  De lidstaten organiseren met steun van de Commissie en het Europees netwerk voor justitiële opleiding opleidingen over de toepassing van deze verordening voor alle betrokken beroepsbeoefenaren, met name rechters, advocaten en ambtenaren.
Amendement 78
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid 1
1.  Uiterlijk [vijf jaar vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens, een verslag in over de toepassing van deze verordening, waarin onder meer de eventuele praktische problemen die zich hebben voorgedaan, worden geëvalueerd. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
1.  Uiterlijk ... [drie jaar vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] en daarna elke vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens, een verslag in over de toepassing van deze verordening, waarin onder meer de overeenkomsten en verschillen tussen de lidstaten en eventuele praktische problemen die zich hebben voorgedaan, worden geëvalueerd. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
Amendement 79
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid 2 – inleidende formule
2.  De lidstaten stellen de Commissie op verzoek informatie ter beschikking die relevant is voor de evaluatie van de werking en toepassing van deze verordening, in zoverre die beschikbaar is, en die met name de volgende elementen betreft:
2.  De lidstaten stellen de Commissie informatie ter beschikking die relevant is voor de evaluatie van de werking en toepassing van deze verordening en die op zijn minst de volgende elementen betreft:
Amendement 80
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid 2 – punt a bis (nieuw)
a bis)  het aantal uit hoofde van deze verordening ingediende verzoeken tot erkenning van de afstamming en het aantal verzoeken dat is afgewezen, samen met een overzicht van de redenen voor afwijzing;
Amendement 81
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid 2 – punt a ter (nieuw)
a ter)  voor gevallen waarin wordt geweigerd bepalingen van deze verordening toe te passen omdat zij onverenigbaar zijn met de openbare orde van een lidstaat, een toelichting van de redenen voor elk van die gevallen en informatie over eventuele beroepen die tegen de toepassing ervan zijn ingesteld;
Amendement 82
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid 2 – punt c bis (nieuw)
c bis)  het aantal verzoeken tot erkenning van een rechterlijke beslissing of van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst krachtens artikel 32, en het aantal gevallen waarin het verzoek tot erkenning werd ingewilligd;
Amendement 83
Voorstel voor een verordening
Artikel 70 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.  De Commissie gaat een dialoog aan met relevante belanghebbenden om een bijdrage te leveren aan de opstelling van het in lid 1 bedoelde evaluatieverslag.

(1) PB C 252 van 18.7.2018, blz. 14.
(2) PB C 434 van 15.11.2022, blz. 11.

Laatst bijgewerkt op: 29 mei 2024Juridische mededeling - Privacybeleid