Resolutie van het Europees Parlement van 8 februari 2024 over het toenemend aantal executies in Iran, in het bijzonder het geval van Mohammad Ghobadlou (2024/2551(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in 2023 meer dan 800 personen in Iran zijn geëxecuteerd, het hoogste aantal sinds 2015, en dat meer dan 500 demonstranten zijn gedood in het kader van de voortdurende onderdrukking van de beweging “Vrouwen, leven, vrijheid”; overwegende dat minderheden onevenredig zwaar worden getroffen;
B. overwegende dat het beroep van Mohammad Ghobadlou, een 23-jarige met een verstandelijke beperking, tegen zijn doodvonnis op 23 januari 2024 is afgewezen en dat hij werd geëxecuteerd; overwegende dat zijn oneerlijke proces werd ontsierd door beschuldigingen van foltering en door geheimhouding;
C. overwegende dat de VN-Mensenrechtenraad heeft gemeld dat er in januari 2024 minstens 54 mensen zijn terechtgesteld; overwegende dat volgens Human Rights Watch ten minste elf gevangenen, waaronder Anwar Khezri, Kamran Sheikheh en Khosrow Basharat, momenteel het risico lopen op onmiddellijke executie;
D. overwegende dat Iran gijzeldiplomatie stelselmatig gebruikt als instrument van buitenlands beleid;
1. veroordeelt met klem de terechtstelling van vreedzame demonstranten in Iran, waaronder die van Mohammad Ghobadlou; betreurt het feit dat het regime de doodstraf op grote schaal toepast om de samenleving te terroriseren en afwijkende meningen uit te bannen; benadrukt dat dit neerkomt op door de staat gesanctioneerde moord; dringt er bij Iran op aan alle doodvonnissen om te zetten en de doodstraf volledig af te schaffen; verklaart nogmaals in alle gevallen en onder alle omstandigheden gekant te zijn tegen de doodstraf; staat volledig achter de afschaffingscampagne van de gedetineerde winnares van de Nobelprijs voor de vrede, Narges Mohammadi; herhaalt dat het de Iraanse beweging “Vrouwen, leven, vrijheid” blijft steunen;
2. roept op tot de onvoorwaardelijke en onmiddellijke vrijlating van iedereen die willekeurig ter dood veroordeeld is en van alle gewetensgevangenen, met inbegrip van EU-onderdanen, waaronder Ahmadreza Djalali en Johan Floderus;
3. dringt aan op een nieuwe en doortastende EU-strategie ten aanzien van Iran, met inbegrip van de bestrijding van zijn gijzeldiplomatie;
4. herhaalt dat het de Raad met klem verzoekt de Islamitische Revolutionaire Garde aan te wijzen als terroristische organisatie en verdere EU-sancties op te leggen aan functionarissen en entiteiten die betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten, waaronder de hoogste leider, de president en de procureur-generaal;
5. spreekt nogmaals zijn veroordeling uit over de wrede onderdrukking door Iran van vreedzame demonstranten, met name vrouwen en minderheden; dringt aan op een onpartijdig, onafhankelijk en transparant onderzoek naar de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen tegen demonstranten;
6. roept Iran op een eerlijke rechtsgang te handhaven; veroordeelt de ontstellende omstandigheden waaronder de gevangenen worden vastgehouden, het veelvuldig gebruik van foltering, met inbegrip van seksueel geweld, en het gebrek aan toegang tot medische behandeling en wettelijke vertegenwoordiging;
7. dringt er bij de lidstaten op aan toezicht te houden op rechtszaken en bezoeken te organiseren aan gevangenissen waar gewetensgevangenen worden vastgehouden, met inbegrip van EU-onderdanen, in overeenstemming met de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers;
8. verzoekt de lidstaten strafrechtelijke onderzoeken in te stellen naar ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten, ook op grond van universele jurisdictie;
9. roept de Commissie op meer technische steun te verlenen en meer begrotingsmiddelen te verstrekken voor een sterk en onafhankelijk Iraans maatschappelijk middenveld; verzoekt de lidstaten de afgifte van visa, de verlening van asiel en de verstrekking van noodsubsidies aan mensen die Iran moeten ontvluchten, te vergemakkelijken;
10. verzoekt de lidstaten om de verlenging van de mandaten van de speciale VN-rapporteur voor Iran en de onafhankelijke internationale onderzoeksmissie tijdens de komende zitting van de VN-Mensenrechtenraad te steunen;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de Iraanse autoriteiten.