Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2023/2119(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0403/2023

Ingediende teksten :

A9-0403/2023

Debatten :

Stemmingen :

PV 28/02/2024 - 17.2
CRE 28/02/2024 - 17.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2024)0105

Aangenomen teksten
PDF 255kWORD 92k
Woensdag 28 februari 2024 - Straatsburg
Uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid – jaarverslag 2023
P9_TA(2024)0105A9-0403/2023

Resolutie van het Europees Parlement van 28 februari 2024 over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid – jaarverslag 2023 (2023/2119(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name hoofdstuk 2, afdeling 2, over de bepalingen inzake het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB),

–  gezien Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds (EDF) en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092(1),

–  gezien Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie(2),

–  gezien Verordening (EU) 2023/2418 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot vaststelling van een instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (EDIRPA)(3),

–  gezien Verordening (EU) 2023/1525 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2023 betreffende de ondersteuning van de productie van munitie(4),

–  gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020 (COM(2023)0160),

–  gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen ter versterking van de solidariteit en de capaciteit in de Unie om cyberdreigingen en -incidenten op te sporen, zich erop voor te bereiden en erop te reageren (COM(2023)0209),

–  gezien Besluit (GBVB) 2017/2315 van de Raad van 11 december 2017 tot instelling van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en tot opstelling van de lijst van deelnemende lidstaten(5),

–  gezien Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528(6),

–  gezien Besluit (GBVB) 2022/1970 van de Raad van 17 oktober 2022 tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia(7),

–  gezien Besluit (GBVB) 2022/1968 van de Raad van 17 oktober 2022 betreffende een militaire bijstandsmissie van de Europese Unie ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Oekraïne)(8),

–  gezien Besluit (GBVB) 2022/2507 van de Raad van 19 december 2022 tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia(9),

–  gezien Besluit (GBVB) 2023/162 van de Raad van 23 januari 2023 inzake een missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA)(10),

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2023 betreffende het besluit om toetredingsonderhandelingen te openen met Oekraïne en de Republiek Moldavië, alsook om toetredingsonderhandelingen te starten met Bosnië en Herzegovina zodra in voldoende mate aan de lidmaatschapscriteria wordt voldaan, en om de status van kandidaat-lidstaat aan Georgië te verlenen, met dien verstande dat de nodige stappen worden gezet als omschreven in de aanbeveling van de Commissie van 8 november 2023,

–  gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 16 februari 2024 over een geplande militaire operatie van Israël in Rafah,

–  gezien de conclusies van de Raad van 22 januari 2018 over de geïntegreerde aanpak van externe conflicten en crises, en van 24 januari 2022 over de Europese veiligheidssituatie,

–  gezien de conclusies van de Raad van 21 februari 2022 over de verlenging en de uitbreiding van de uitvoering van het concept “gecoördineerde maritieme aanwezigheid” in de Golf van Guinee,

–  gezien de Verklaring van Versailles, die tijdens de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van 11 maart 2022 werd aangenomen,

–  gezien het “Strategisch kompas voor veiligheid en defensie – Voor een Europese Unie die haar burgers, waarden en belangen beschermt en bijdraagt aan de internationale vrede en veiligheid”, dat op 21 maart 2022 door de Raad werd goedgekeurd en op 25 maart 2022 door de Europese Raad werd bekrachtigd, en het jaarlijks voortgangsverslag over de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie van maart 2023,

–  gezien het pact inzake het civiele GVDB (Civilian CSDP Compact – Towards more effective civilian missions), goedgekeurd door de Raad op 22 mei 2023,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 18 mei 2022 getiteld “Analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers” (JOIN(2022)0024),

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 maart 2023 betreffende de actualisering van de strategie van de EU voor maritieme veiligheid en haar actieplan “Een versterkte EU-strategie voor maritieme veiligheid voor evoluerende maritieme bedreigingen” (JOIN(2023)0008),

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 maart 2023 getiteld “Een ruimtestrategie voor veiligheid en defensie van de Europese Unie” (JOIN(2023)0009),

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 november 2022 getiteld “Actieplan voor militaire mobiliteit 2.0” (JOIN(2022)0048),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 27 september 2023 getiteld “Naar een meer veerkrachtig, concurrerend en duurzaam Europa” (COM(2023)0558),

–  gezien het achtste voortgangsverslag over de uitvoering van het gemeenschappelijke pakket voorstellen als bekrachtigd door de Raden van de EU en de NAVO op 6 december 2016 en 5 december 2017, dat op 16 juni 2023 door de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Europese Commissie (VV/HV) en de secretaris-generaal van de NAVO aan de Raden van de EU en de NAVO werd gepresenteerd,

–  gezien het Noord-Atlantisch Verdrag,

–  gezien het strategisch concept van de NAVO van 2022 en de verklaring van de NAVO naar aanleiding van de top in Vilnius in 2023,

–  gezien de verklaring van de top van Madrid, die werd aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO die op 29 juni 2022 aanwezig waren bij de vergadering van de Noord-Atlantische Raad in Madrid,

–  gezien de drie gezamenlijke verklaringen over de samenwerking tussen de EU en de NAVO, die op 8 juli 2016, 10 juli 2018 en 10 januari 2023 werden ondertekend,

–  gezien het Handvest van de Verenigde Naties, met name artikel 2, beginsel 4, dat een verbod op het gebruik van geweld behelst, en artikel 51 waarin het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging is vastgelegd,

–  gezien resoluties 1325(2000), 1889 (2013), 2122 (2013), 2242 (2015) en 2493 (2019) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, en resoluties 2250 (2015), 2419 (2018) en 2535 (2020) van de VN-Veiligheidsraad over jongeren, vrede en veiligheid,

–  gezien het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (Unclos),

–  gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Cyprus en het persbericht van de VN-Veiligheidsraad over Cyprus van 21 augustus 2023,

–  gezien zijn resolutie van 5 mei 2022 over de bedreigingen voor de stabiliteit, veiligheid en democratie in West-Afrika en de Sahelregio(11),

–  gezien zijn resolutie van 18 januari 2023 over de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid – jaarverslag 2022(12),

–  gezien zijn resolutie van 19 januari 2023 over de humanitaire gevolgen van de blokkade in Nagorno-Karabach(13),

–  gezien zijn resoluties van 9 maart 2022(14) en van 1 juni 2023(15) over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie,

–  gezien zijn resoluties van 15 maart 2023 over de betrekkingen EU-Armenië(16) en over de betrekkingen EU-Azerbeidzjan(17),

–  gezien zijn resolutie van 18 april 2023 over de tenuitvoerlegging van het civiele GVDB en andere EU-veiligheidsbijstand(18),

–  gezien zijn aanbeveling van 8 juni 2022 aan de Raad en de VV/HV over het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid van de EU na de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne(19),

–  gezien zijn aanbeveling van 5 oktober 2022 aan de Raad, de Commissie en de VV/HV over de strategische betrekkingen en het partnerschap van de EU met de Hoorn van Afrika(20),

–  gezien zijn aanbeveling van 23 november 2022 aan de Raad, de Commissie en de VV/HV betreffende de nieuwe uitbreidingsstrategie van de EU(21),

–  gezien zijn resolutie van 19 april 2023 over de snel inzetbare EU-capaciteit, EU-gevechtsgroepen en artikel 44 VEU: te volgen koers(22),

–  gezien zijn aanbeveling van 10 februari 1999 over de oprichting van een Europees Civiel Vredeskorps(23),

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9‑0403/2023),

A.  overwegende dat het Europese continent te maken heeft met een uiterst ingewikkelde combinatie van zowel militaire als niet-militaire dreigingen als gevolg van de Russische illegale inval in en oorlog tegen Oekraïne, waardoor de veiligheid en stabiliteit van de EU ernstig in gevaar worden gebracht; overwegende dat de Russische agressie in strijd is met het internationale recht, de beginselen van het VN-Handvest en de Slotakte van Helsinki, een aanval vormt op de op regels gebaseerde internationale orde en een schending vormt van het kernbeginsel dat de VN-leden zich in hun internationale betrekkingen dienen te onthouden van het gebruik van geweld; overwegende dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, in combinatie met de inzet van onder meer energie, voedsel en informatie als wapen, de ontwikkeling van een concurrerender en minder veilig internationaal geopolitiek klimaat heeft ingeluid;

B.  overwegende dat het bij de niet-militaire dreigingen gaat om onder meer desinformatie, cyberaanvallen, economische druk, chantage met het stopzetten van de levensmiddelen- en energietoevoer, instrumentalisering van migratie en ontwrichtende politieke beïnvloeding met als doel steun te verkrijgen voor de illegale militaire Russische operaties;

C.  overwegende dat de Russische aanval op Oekraïne en de toegenomen assertiviteit van andere regionale en mondiale actoren, zoals China, Iran en bepaalde Golfstaten, onder meer in de vorm van strategische investeringen en desinformatiecampagnes, maar in sommige gevallen ook de verlening van politieke, financiële, operationele en logistieke steun aan vijandige entiteiten in de regio, een destabiliserend effect hebben op de directe buurlanden van de EU; overwegende dat de EU met het oog op het behoud van de stabiliteit en de veiligheid meer steun moet verlenen aan met name de kandidaat-lidstaten, en dat zij de defensiesamenwerking, met name op het gebied van de strijd tegen desinformatie en hybride oorlogvoering, moet intensiveren; overwegende dat de toekomst van de Westelijke Balkan en de landen in het oostelijk nabuurschap in de EU ligt;

D.  overwegende dat het vanwege de permanente pogingen van Rusland om de EU te destabiliseren en de Europese veiligheidsarchitectuur te ondermijnen noodzakelijk is dat de EU de cohesie en doeltreffendheid van haar buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid en haar strategische soevereiniteit aanzienlijk vergroot, haar eigen strategische doelstellingen vaststelt, haar belangen, waarden en burgers zowel binnen de EU als daarbuiten, in de Westelijke Balkan en in de landen van het oostelijk en zuidelijk nabuurschap verdedigt, om vrede, menselijke veiligheid, duurzame ontwikkeling en democratie te bewerkstelligen en haar partners te steunen;

E.  overwegende dat de hele strategische omgeving van het Europese continent in een uitermate onstabiele toestand verkeert en dat er in de meeste naburige regio’s, van de Kaukasus tot de Sahel en van het Midden-Oosten tot bepaalde gebieden in Noord-Afrika, sprake is van openlijke of latente conflicten; overwegende dat Rusland niet alleen de Krim en de regio’s Donetsk, Cherson, Loehansk en Zaporizja in Oekraïne heeft geannexeerd, maar ook nog steeds de regio’s Abchazië en Zuid-Ossetië in Georgië en de regio Transnistrië in de Republiek Moldavië bezet, waaruit blijkt dat er behoefte is aan een permanente GVDB-aanwezigheid in de regio;

F.  overwegende dat de samenwerking van de EU met bepaalde Afrikaanse landen wordt bekritiseerd; overwegende dat de EU en haar lidstaten de doeltreffendheid van de GVDB-missies en -operaties van de EU moeten evalueren;

G.  overwegende dat Oekraïne moet worden voorzien van de nodige militaire capaciteiten voor zolang als dat nodig is om een beslissende militaire overwinning op Rusland te behalen en de illegale aanvalsoorlog te beëindigen, de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen te herstellen, en toekomstige agressie te voorkomen; overwegende dat Oekraïne, door zichzelf te verdedigen, zich tevens inzet voor de Europese waarden en bovendien bijdraagt aan de bescherming van essentiële veiligheidsbelangen van de Unie; overwegende dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO van cruciaal belang is (geweest) voor de coördinatie van de wapenleveranties aan Oekraïne;

H.  overwegende dat de EU haar capaciteiten dringend moet versterken, onder meer door voort te bouwen op de ongekende steun voor Oekraïne en door de financiering te verhogen van het Europees Defensiefonds (EDF), militaire mobiliteit en met name de Europese Vredesfaciliteit (EPF), waarmee de EU Oekraïne voor meer dan 5 miljard EUR aan militaire uitrusting heeft geleverd, alsook via projecten voor permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en militaire en civiele missies in het kader van het GVDB; overwegende dat de EU onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie op het gebied van veiligheid en defensie en op het gebied van cyberbeveiliging nog meer moet stimuleren;

I.  overwegende dat het Parlement en de Raad in 2023 overeenstemming hebben bereikt over het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) en de verordening ter ondersteuning van de productie van munitie (ASAP), die erop gericht zijn gemeenschappelijke aanbestedingen voor de inkoop van defensiematerieel te stimuleren, de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie te vergroten, uitgeputte voorraden aan te vullen, en de versnippering in de sector defensie-aanbestedingen te verminderen; overwegende dat meer initiatieven moeten worden ontplooid om tot een daadwerkelijke Europese defensie-integratie te komen, waaronder een Europees defensie-investeringsprogramma (EDIP) en een strategie voor de Europese defensie-industrie;

J.  overwegende dat deze defensie-instrumenten zonder aanzienlijke budgettaire inspanningen niet het verwachte effect zullen hebben op de militaire steun aan Oekraïne of op de ontwikkeling van een echte Europese defensiecapaciteit en een concurrerende Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB); overwegende dat het meerjarig financieel kader (MFK) en de herziening ervan niet zorgen voor een verbetering van de voor de Europese defensie toegewezen begroting; overwegende dat er voorstellen zijn geformuleerd voor de oprichting van een gemeenschappelijk defensiefonds van 100 miljard EUR, dat bedoeld zou zijn om de binnenlandse productie van wapens en munitie onmiddellijk op te voeren en met Europese obligaties zou worden gefinancierd;

K.  overwegende dat het met het oog op het maximaliseren van de defensiecapaciteiten van de EU en de lidstaten noodzakelijk is dat de financiële middelen verstandiger worden besteed en dat meer gezamenlijke aanbestedingen worden uitgeschreven; overwegende dat het met het oog op capaciteitsopbouw en de afstemming daarvan op militaire behoeften noodzakelijk is dat er een gemeenschappelijke strategische cultuur, een gemeenschappelijke dreigingsinschatting en gemeenschappelijke oplossingen ontwikkeld worden, bijeengebracht in doctrines en concepten; overwegende dat de EU zich bij de ontwikkeling van haar toekomstige kader voor samenwerking op defensiegebied moet richten op militaire vermogens, van het ontwerp en de ontwikkeling ervan tot het operationele gebruik ervan, om de defensieparaatheid van de EU door middel van gemeenschappelijke inspanningen te verbeteren;

L.  overwegende dat door de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne nogmaals is aangetoond dat de NAVO een uiterst belangrijke rol speelt omdat zij de collectieve verdediging van haar leden waarborgt en dat sterke trans-Atlantische betrekkingen essentieel zijn; overwegende dat door de oorlog ook duidelijk is geworden dat tal van EU- en NAVO-lidstaten onvoldoende investeren in veiligheid en defensie; overwegende dat aan het besluit van de NAVO-leiders om ten minste 2 % van hun bbp aan defensie te besteden slechts door een aantal lidstaten uitvoering wordt gegeven; overwegende dat dit percentage (2 %) van het bbp dat aan defensie moet worden besteed, door de EU-lidstaten die lid zijn van de NAVO opgevat moet worden als minimumpercentage en niet als maximumpercentage voor defensie-uitgaven;

M.  overwegende dat uit de terroristische aanslagen van Hamas op Israël blijkt dat de veiligheidssituatie in het Midden-Oosten instabiel is en dat de EU en andere internationale actoren meer verantwoordelijkheid moeten nemen en regeringen en maatschappelijke organisaties in de regio moeten steunen bij hun inspanningen om duurzame en duurzame vrede te realiseren, meer bepaald door te blijven streven naar een tweestatenoplossing voor Israël en Palestina en door terrorisme en radicalisering in de regio tegen te gaan; overwegende dat 1 139 Israëlische en buitenlandse burgers op 7 oktober 2023 zijn gedood en 240 mensen zijn gegijzeld tijdens de verwerpelijke terroristische aanslag van Hamas; overwegende dat tienduizenden onschuldige Palestijnen en honderden VN-medewerkers, medische personeelsleden en journalisten zijn gedood in de Gazastrook als gevolg van de reactie van de Israëlische regering; overwegende dat de voortdurende bombardementen en de gedwongen evacuatie van Palestijnen naar het zuiden van de Gazastrook hebben geleid tot een schrijnende en snel verslechterende humanitaire situatie; overwegende dat aanvallen door Israëlische strijdkrachten en kolonisten sinds 7 oktober 2023 ten minste 330 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever gedood hebben;

N.  overwegende dat de voortdurende aanvallen in de Rode Zee vanuit de door de Houthi’s gecontroleerde gebieden van Jemen, met steun van Iran, een aanzienlijke bedreiging vormen voor de vrijheid van scheepvaart, de maritieme veiligheid en de internationale handel; overwegende dat bijkomende aanvallen door verschillende door Iran gesteunde milities in Irak en Syrië ertoe leiden dat het risico op regionale escalatie toeneemt; overwegende dat het risico op escalatie in de regio al tientallen jaren niet meer zo groot is geweest;

O.  overwegende dat het strategisch kompas erop gericht is de EU te voorzien van de nodige strategische beleidslijnen en realistische en operationele instrumenten om te komen tot een coherent en geloofwaardig defensiebeleid dat berust op intensievere militaire samenwerking tussen de lidstaten, en van de EU een doeltreffende en capabele veiligheidsleverancier en een assertieve mondiale speler te maken die in staat is om snel te reageren op crises buiten de EU; overwegende dat leiders van de EU hebben toegezegd de modaliteiten te zullen ontwikkelen voor een flexibeler besluitvormingsproces, in het bijzonder via artikel 44 VEU, dat het mogelijk maakt dat “coalities van bereidwillige bondgenoten” namens de EU missies en operaties uitvoeren; overwegende dat de EU bij het bepalen van haar koers in het huidige internationale klimaat een omvattende benadering moet volgen om het hoofd te bieden aan alle dreigingen waarmee zij wordt geconfronteerd;

P.  overwegende dat het strategisch kompas een positieve bijdrage levert aan de mondiale en trans-Atlantische veiligheid, en coherent moet zijn en verenigbaar met het strategisch concept van de NAVO; overwegende dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO de laatste tijd aanzienlijk is verbeterd; overwegende dat artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag en artikel 42, lid 7, VEU een clausule bevatten inzake wederzijdse hulp en bijstand aan lidstaten in geval van een gewapende aanval; overwegende dat artikel 222 VWEU een clausule bevat inzake solidariteit tussen de lidstaten (“solidariteitsclausule”);

Q.  overwegende dat de EU stappen moet blijven zetten om de in het strategisch kompas neergelegde ambitie om een open strategische autonomie en technologische soevereiniteit te bereiken, waar te maken, waarbij zij moet werken aan versterking van de partnerschappen met gelijkgestemde partners met als doel haar eigen waarden en belangen en die van haar bondgenoten en omliggende landen, te beschermen;

R.  overwegende dat het GVDB negen militaire en 13 civiele missies telt, en dat in dit verband meer dan 4 000 personeelsleden worden ingezet; overwegende dat de missies en operaties van het GVDB vaak gekenmerkt zijn door trage besluitvormingsprocessen en buitensporig micro-management van de kant van de Raad, en door ontoereikende financiële, logistieke en personele middelen; overwegende dat de lidstaten minder personeel ter beschikking stellen voor de missies en operaties; overwegende dat dit alles negatief uitwerkt op de algehele doeltreffendheid van de GVDB-missies en -operaties; overwegende dat in het strategisch kompas onder meer wordt gesteld dat de civiele en militaire GVDB-missies en -operaties van de EU moeten worden versterkt door te zorgen voor robuustere en flexibeler mandaten, snellere en flexibeler besluitvormingsprocessen en meer financiële solidariteit;

S.  overwegende dat de GVDB-missies en -operaties ten doel hebben de weerbaarheid en stabiliteit in de landen van het Europese nabuurschapsgebied, zoals het Middellandse Zeegebied, de zuidelijke Kaukasus en de Zwarte Zeeregio, de Westelijke Balkan, het Oostelijke Partnerschap, de Sahel en de Hoorn van Afrika, aanzienlijk te versterken door middel van advies, bijstand en hulp bij capaciteitsopbouw op militair gebied en op het gebied van politie, kustbewaking en grensbeheer; overwegende dat de doelstellingen van GVDB-missies alleen kunnen worden bereikt als voortaan ook aandacht wordt besteed aan advisering en opleiding in verband met de omgang met nieuwe en disruptieve technologieën die steeds vaker worden ingezet bij “bevroren conflicten”;

T.  overwegende dat de geïntegreerde aanpak van de EU van externe conflicten en crises inhoudt dat de verschillende vermogens van de EU op coherente wijze gebruikt moeten worden, wat impliceert dat het veiligheids- en defensiebeleid van de EU de andere civiele instrumenten moet aanvullen en omgekeerd, met als doel bij te dragen tot menselijke veiligheid en duurzame vrede in Europa en de rest van de wereld;

U.  overwegende dat vrouwen en meisjes onevenredig zwaar worden getroffen door conflicten, en dat conflicten onder meer tot een toename van gendergerelateerd geweld leiden, zoals ook blijkt uit de ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne; overwegende dat vrouwen sterk ondervertegenwoordigd zijn bij civiele GVDB-missies, militaire missies en militaire operaties; overwegende dat deelname van vrouwen aan vredesondersteunende en militaire operaties gestimuleerd en bevorderd moet worden;

V.  overwegende dat de militaire bijstandsmissie van de EU ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM) aantoont dat de missies en operaties van het GVDB, mits voorzien van voldoende bijdragen en middelen van de lidstaten, een positieve impact hebben; overwegende dat EUMAM de doelstelling om 30 000 Oekraïense militairen op te leiden reeds heeft bereikt; overwegende dat de EUMAM, afgaande op de huidige resultaten en ontwikkelingen, in staat is meer Oekraïens militair personeel op te leiden om de doelstelling van 60 000 soldaten te halen; overwegende dat de missie ook opleidingen kan verzorgen voor de luchtmacht en de marine, en kan inspelen op andere urgente verzoeken om opleiding van Oekraïne;

W.  overwegende dat de GVDB-missies en -operaties van de EU vaak het doelwit zijn van hybride dreigingen, waaronder informatiemanipulatie- en inmengingscampagnes, waardoor hun vermogen om stabiliteit te brengen in het land waar zij actief zijn, wordt ondermijnd; overwegende dat het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen van de EU (CPCC) en het militair plannings- en uitvoeringsvermogen van de EU (MPCC) moeten nagaan hoe een ingezette troepenmacht kan worden beschermd tegen hybride dreigingen;

X.  overwegende dat Rusland, als onderdeel van een “toolbox voor hybride oorlogsvoering”, gebruikmaakt van particuliere militaire organisaties zoals de Wagnergroep om zijn eigen actieve betrokkenheid te kunnen ontkennen en tegelijkertijd invloed uit te oefenen in verschillende regio’s en zich toegang te verschaffen tot natuurlijke hulpbronnen en kritieke infrastructuur; overwegende dat de Wagnergroep gruweldaden zou hebben gepleegd in Oekraïne, Mali, Libië, Syrië en de Centraal Afrikaanse Republiek; overwegende dat de Wagnergroep anti-Europese sentimenten aanwakkert, met name in landen met een sterke Europese aanwezigheid en landen waar GVDB-missies plaatsvinden; overwegende dat de coupplegers in Mali, Burkina Faso en Niger niet samenwerken met andere partijen, waaronder de opleidingsmissie van de EU (EUTM) in Mali, regionale organisaties en MINUSMA;

Y.  overwegende dat in juli 2023 in Niger een staatsgreep heeft plaatsgevonden en dat de coupplegers daarna hebben aangekondigd dat ze de legitieme Nigeriaanse president van het land, Mohamed Bazoum, wilden vervolgen wegens hoogverraad; overwegende dat de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) hierop besloot een “tweesporenbeleid” te volgen, bestaande uit bemiddeling en het opleggen van sancties (handel, banken en individuen); overwegende dat de EU heeft aangegeven Ecowas ten volle te steunen en te zullen werken aan een eigen sanctieregeling en bereid te zijn eventuele verzoeken van Ecowas om verdere steun in overweging te nemen; overwegende dat de twee GVDB-missies in het land (EU-missie voor capaciteitsopbouw in Niger (EUCAP Sahel Niger) en de militaire partnerschapsmissie van de EU in Niger (EUMPM Niger) hun operationele activiteiten na de staatsgreep hebben stopgezet en hun medewerkers (met uitzondering van een onmisbare kerngroep) uit het land hebben teruggetrokken; overwegende dat de vier lopende EPF-steunmaatregelen (ten belope van in totaal 74 miljoen EUR) zijn opgeschort; overwegende dat de EUTM- en EUCAP-missies in de Sahel en in de Centraal-Afrikaanse Republiek niet tot de resultaten hebben geleid waarop was gehoopt;

Z.  overwegende dat de instabiliteit en de onveiligheid in de landen van het zuidelijk nabuurschap en de Sahel-regio rechtstreekse gevolgen hebben voor en uitdagingen met zich meebrengen op het gebied van het beheer van de Europese buitengrenzen; overwegende dat met de missie van de EU voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië en de militaire operatie van de Europese Unie in het Middellandse Zeegebied (Irini) wordt bijgedragen aan de inspanningen ter bevordering van duurzame vrede en veiligheid en stabiliteit, door middel van de implementatie van een wapenembargo en de bestrijding van illegale wapenhandel en mensensmokkel;

AA.  overwegende dat kwaadwillende buitenlandse inmenging en desinformatiecampagnes (met name vanuit Rusland en, in sommige gevallen, door andere actoren zoals China en Iran) een grote uitdaging vormen voor het buitenlands beleid van de EU;

AB.  overwegende dat het steeds grotere aantal cyberaanvallen en cyberdreigingen, getuige de activiteiten van Rusland in de EU, Oekraïne, Afrika en elders, ertoe leidt dat er een omvattend instrumentarium moet worden ontwikkeld om dergelijke incidenten op te sporen, te voorkomen en aan te pakken en om de burgers en de belangen van de Unie te beschermen, in concreto door de traditionele militaire capaciteiten te transformeren, de beveiliging van kritieke infrastructuur te verbeteren, tegenwicht te bieden aan buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, en door te gaan met het ontwikkelen van een gemeenschappelijk hoog niveau van cyberbeveiliging; overwegende dat China ook in toenemende mate gebruikmaakt van hybride oorlogstactieken, onder meer in de Indo-Pacifische regio en de Zuid-Chinese Zee, met de bedoeling de stabiliteit en veiligheid van de EU te ondermijnen;

AC.  overwegende dat bij hybride dreigingen de komende jaren vaker sprake zal zijn van een systematische combinatie van informatieoorlogvoering, manoeuvres van snelle-reactieeenheden, grootschalige cyberoorlogvoering en veelvuldiger gebruik van opkomende en disruptieve technologieën, van de zeebodem tot in de ruimte, waarbij gebruik wordt gemaakt van apparatuur voor bewaking vanuit te ruimte en vanuit de ruimte opererende aanvalssystemen, die allen gebruik zullen maken van geavanceerde artificiële intelligentie (AI), kwantumcomputing, steeds “intelligentere” technologieën om drones in zwermen te laten vliegen, offensieve cybercapaciteiten, hypersonische raketsystemen en nanotechnologie en biologische oorlogsvoering;

AD.  overwegende dat circa 90 % van de externe handel van de Unie over zee plaatsvindt; overwegende dat ongeveer twee derde van alle wereldwijd geproduceerde olie en gas op zee wordt gewonnen of via zee wordt vervoerd; overwegende dat tot 90 % van de internationale doorgiften van gegevens en communicatie via onderzeese kabels verloopt; overwegende criminele organisaties en drugssmokkelaars een belangrijk deel van hun activiteiten via zee verrichten en daarbij zelfs gebruikmaken van onderzeeërs of halfafzinkbare vaartuigen of apparatuur die de veiligheidsdiensten maar moeilijk kunnen opsporen;

AE.  overwegende dat samenwerking op veiligheids- en defensiegebied met partners en bondgenoten van cruciaal belang is om de ambitie waar te maken om van de EU een internationale “veiligheidsleverancier” te maken; overwegende dat samenwerking met organisaties zoals de VN, de NAVO, de Afrikaanse Unie (AU), de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten en talrijke bondgenoten en gelijkgestemde partners van cruciaal belang is met het oog op een succesvolle uitvoering van het GVDB;

AF.  overwegende dat de Verenigde Staten de belangrijkste bondgenoot van de EU zijn; overwegende dat samenwerking, partnerschap en vriendschap tussen de EU en de VS, die onder meer tot uiting komen in de samenwerking binnen de NAVO, van essentieel belang zijn voor onze gedeelde vrijheid, welvaart, democratie en veiligheid;

AG.  overwegende dat Latijns-Amerika een strategische partner van de EU is en dat er nog veel mogelijkheden zijn om het strategisch partnerschap verder te verdiepen, onder meer op het gebied van veiligheidssamenwerking;

AH.  overwegende dat de Commissie en het Parlement streven naar versterking van de rol van de EU als externe actor, zodat zij strategischer en autonomer kan optreden;

AI.  overwegende dat het Noordpoolgebied in geopolitiek en economisch opzicht steeds belangrijker wordt en nieuwe kansen biedt als het gaat om vervoer, maar dat er tegelijkertijd problemen spelen in verband met klimaatverandering en militarisering;

AJ.  overwegende dat de steeds agressievere opstelling van China, met name in zijn eigen achtertuin (de Straat van Taiwan en de Zuid-Chinese Zee), een bedreiging vormt voor de veiligheid in de regio en de rest van de wereld; overwegende dat China al vele jaren een alternatief narratief verspreidt, de democratische waarden in twijfel trekt en het systeem van open markten en de op regels gebaseerde internationale orde ondermijnt; overwegende dat de toenemende invloed van China binnen internationale organisaties de rem heeft gezet op positieve vooruitgang en in de weg staat aan de betekenisvolle participatie van Taiwan waar Taiwan recht op heeft;

AK.  overwegende dat de Verenigde Staten, Japan en Zuid-Korea op 18 augustus 2023 voor het eerst een trilaterale bijeenkomst hebben gehouden, waarmee dit een historisch moment was; overwegende dat samenwerking tussen gelijkgestemde landen, met name in de Indo-Pacifische regio, van fundamenteel belang is om een vreedzame en welvarende ontwikkeling van de regio te waarborgen; overwegende dat de EU ook moet werken aan het versterken van de samenwerking op veiligheidsgebied met deze gelijkgestemde landen in de regio;

AL.  overwegende dat de stabiliteit van Kosovo dreigt te worden aangetast en dat de door de EU gefaciliteerde dialoog tussen Belgrado en Pristina dreigt vast te lopen; overwegende dat de militaire operatie EUFOR Althea een centrale rol speelt bij het waarborgen van veiligheid en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina en de regio;

AM.  overwegende dat cultureel erfgoed onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis en de identiteit van volkeren en een universele dimensie heeft, en dat de internationale gemeenschap ervoor moet zorgen dat cultureel erfgoed beschermd wordt en voor toekomstige generaties behouden blijft;

AN.  overwegende dat er behoefte is aan een alomvattende benadering van vredesopbouw waarbij civiele specialisten worden betrokken, met als doel om praktische vredesmaatregelen uit te voeren; overwegende dat lokale en internationale niet-gouvernementele organisaties cruciale activiteiten verrichten om conflicten te voorkomen en vreedzaam op te lossen, en dat het van het grootste belang is hun ervaring optimaal te benutten;

1.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de snel verslechterende mondiale veiligheidssituatie; is van mening dat het in deze tijden van grote onzekerheid meer dan ooit noodzakelijk is dat Europa en de VS eendrachtig optreden en nauw samenwerken met gelijkgestemde partners overal ter wereld, om de uitdagingen die het gevolg zijn van meervoudige mondiale crises het hoofd te bieden door proactief op te treden, doortastend te reageren op bedreigingen voor de internationale, op regels gebaseerde orde, en te zorgen voor een effectieve uitvoering van het GVDB;

2.  staat eensgezind achter Oekraïne en veroordeelt met klem de illegale, niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland; betreurt dat de illegale aanvalsoorlog van Rusland wereldwijd gevolgen heeft voor landen en kwetsbare samenlevingen in de vorm van hogere energieprijzen en voedseltekorten en wijst erop dat deze oorlog tevens een grove schending inhoudt van en een bedreiging vormt voor het internationaal recht en de beginselen van het Handvest van de VN, en de veiligheid en stabiliteit in Europa en de wereld ondermijnt; wijst erop dat Rusland zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne kan voortzetten met steun van Wit-Rusland, Iran en Noord-Korea, en een actieve militaire troepenmacht in stand houdt op plaatsen waar dat van strategisch belang wordt geacht;

3.  veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen de verwerpelijke terroristische aanvallen die door de terroristische groepering Hamas tegen Israël zijn gepleegd, alsook het feit dat daarbij mensen gegijzeld zijn; betuigt zijn steun aan de staat Israël en zijn bevolking, en aan de Palestijnse burgers in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever; dringt bij Hamas aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gijzelaars en op de teruggave van de lichamen van overleden gijzelaars; benadrukt dat Israël het recht heeft zich te verdedigen conform het internationaal recht en het internationaal humanitair recht; benadrukt dat alle partijen te allen tijde onderscheid moeten maken tussen strijders en burgers en dat partijen alleen strijders en militaire doelwitten mogen aanvallen; vraagt de Israëlische regering in Rafah geen militaire actie te ondernemen die een reeds rampzalige humanitaire situatie nog zou verergeren en de dringend noodzakelijke verlening van basisdiensten en humanitaire hulp zou verhinderen; uit zijn diepe bedroefdheid over de onschuldige slachtoffers aan beide zijden, hun familieleden en dierbaren, en spreekt zijn solidariteit met hen uit; dringt erop aan dat degenen die verantwoordelijk zijn voor terroristische activiteiten en schendingen van het internationaal recht ter verantwoording worden geroepen; dringt aan op een grondig onderzoek naar de rol die derde landen, waaronder Iran en Qatar, en niet-statelijke entiteiten hebben gespeeld bij het verlenen van financiële, materiële en operationele steun aan Hamas;

4.  veroordeelt met klem de voortdurende aanvallen op maritieme activiteiten in de Rode Zee die met steun van Iran worden uitgevoerd vanuit door de Houthi’s gecontroleerde gebieden in Jemen; is ingenomen met het besluit van de lidstaten om, onder de naam Aspides, een maritieme GVDB-operatie te starten om koopvaardijschepen te beschermen door het maritieme situationeel bewustzijn te versterken en vaartuigen te begeleiden om aanvallen af te schrikken; veroordeelt ook de aanvallen van door Iran gesteunde militaire groeperingen uit Libanon, Syrië en Irak;

Ervoor zorgen dat Oekraïne beschikt over de defensievermogens die het nodig heeft

5.  bevestigt dat de EU Oekraïne zal blijven steunen door de nodige militaire middelen ter beschikking te stellen om een einde te maken aan de Russische aanvalsoorlog en om de territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen te herstellen, teneinde het land in staat te stellen zijn soevereiniteit daadwerkelijk uit te oefenen, zijn burgers te beschermen, oorlogsmisdaden te documenteren en te onderzoeken en de verantwoordelijken voor de rechter te brengen, en daarnaast het streven van het Oekraïense volk naar integratie in de Euro-Atlantische ruimte te ondersteunen, met name wat betreft het lidmaatschap van de EU, dat is gegrondvest op een sterke gehechtheid aan de Europese waarden van vrijheid, democratie en de rechtsstaat, en het lidmaatschap van de NAVO; benadrukt dat de militaire overwinning van Oekraïne en het lidmaatschap van Oekraïne van de EU en de NAVO van groot belang zijn met het oog op de algehele veiligheid, stabiliteit en duurzame vrede op het Europese continent;

6.  benadrukt dat de Europese Vredesfaciliteit (EPF) van groot belang is voor de ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten door militaire uitrusting en opleiding te financieren en te leveren, en tegelijkertijd te zorgen voor coördinatie tussen alle belanghebbenden via het uitwisselingsmechanisme dat wordt beheerd door de militaire staf van de EU (EU Military Staff, EUMS); spoort de lidstaten ertoe aan een inventaris op te stellen van militaire middelen die in het kader van de EPF beschikbaar zijn, op basis van scenario’s voor de inzet ervan en met het oog op een snelle levering van militaire capaciteit op korte en lange termijn; dringt erop aan dat voor de EPF voldoende financiële middelen worden uitgetrokken om Oekraïne en andere EU-partners in de wereld ook in de toekomst de steun te kunnen bieden waar zij om vragen; dringt erop aan om Oekraïne versneld méér financiële en militaire steun te geven, waaronder, op zo kort mogelijke termijn, moderne uitrusting, wapens en luchtverdedigings- en grond-grondsystemen;

7.  dringt er bij de grotere lidstaten met een defensie-industrie met een aanzienlijke capaciteit, zoals Frankrijk, Spanje en Italië, op aan de militaire bijstand aan Oekraïne op korte termijn aanzienlijk te verhogen;

8.  dringt er bij de regeringen van de lidstaten op aan per direct in dialoog te gaan met defensiebedrijven, om te waarborgen dat de productie van met name munitie, granaten en raketten voor en de levering daarvan aan Oekraïne voorrang krijgen boven de verwerking van orders uit andere derde landen;

9.  is verheugd over het oorspronkelijke voorstel van VV/HV Borrell, dat aansluit bij een eerdere oproep van het Parlement, om binnen de EPF een bijstandsfonds van 20 miljard EUR in te stellen, dat bestemd is om de Oekraïense strijdkrachten tussen 2023 en 2027 met maximaal 5 miljard EUR per jaar te steunen; betreurt dat de lidstaten deze ambitie hebben verlaagd tot een aanvulling van 5 miljard EUR en dringt er bij hen op aan in dit verband snel een akkoord te bereiken; veroordeelt ten stelligste dat Hongarije probeert een blokkade op te werpen met betrekking tot de recente voorstellen om voor de Europese Vredesfaciliteit meer financiële middelen ter beschikking te stellen, alsook met betrekking tot het voorstel van de VV/HV voor een speciaal bijstandsfonds voor Oekraïne; wijst erop dat de verstrekking door de Europese Vredesfaciliteit van militaire bijstand en alle wapenleveranties volledig in overeenstemming moeten zijn met het gemeenschappelijk standpunt van de EU inzake wapenuitvoer, de internationale wetgeving inzake mensenrechten en het humanitaire recht, en dat voor passende transparantie en verantwoording moet worden gezorgd; betreurt de onnodige vertraging bij de goedkeuring door de Verenigde Staten van de volgende tranche van dringend noodzakelijke bijstand aan Oekraïne;

10.  is ingenomen met de instelling van de militaire bijstandsmissie ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Oekraïne) en de rol die deze speelt bij het vergroten van de militaire doeltreffendheid van de Oekraïense strijdkrachten, zodat zij de territoriale integriteit binnen de internationaal erkende grenzen van Oekraïne kunnen verdedigen en het land in staat kunnen stellen zijn soevereiniteit daadwerkelijk uit te oefenen en zijn burgers daadwerkelijk te beschermen; benadrukt dat ervoor gezorgd moet worden dat het militair plannings- en uitvoeringsvermogen van de EU (MPCC) beschikt over voldoende personeel en infrastructuur, met het oog op de planning en uitvoering van deze belangrijke trainingsmissie;

11.  is verheugd over het feit dat EUMAM Oekraïne in staat is om op flexibele wijze in de Oekraïense behoefte aan training te voorzien; verwacht dat EUMAM Oekraïne toegevoegde waarde zal bieden doordat het trainingsaanbod verder zal worden uitgebreid en doordat gezorgd zal worden voor coördinatie met andere, reeds lopende trainingsinitiatieven; dringt erop aan dat de opgedane ervaringen worden verwerkt in de trainingsmodules, zodat deze optimaal aansluiten bij de behoeften van de Oekraïense strijdkrachten; complimenteert de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten met het feit dat vóór eind 2023 meer dan 30 000 manschappen hun training op succesvolle wijze hebben afgerond; stemt in met het voorstel van de VV/HV om het streefcijfer van het aantal in 2024 te trainen Oekraïense soldaten op te trekken naar 60 000; benadrukt dat het belangrijk is de trainingsmodules voortdurend aan te passen en te herzien op basis van de ervaring die op het slagveld is opgedaan, en dat het belangrijk is zich te blijven richten op de aanpak van huidige en toekomstige uitdagingen, waaronder het bestrijden van onbemande luchtvaartuigen (UAV), training in UAV-systemen, luchtverdediging, mijnopsporing, gecombineerde bewapening en gespecialiseerde training, en de capaciteiten van huidige en toekomstige officieren van de Oekraïense strijdkrachten op alle niveaus en in overeenstemming met hun behoeften te ontwikkelen; is voorts ingenomen met de snelle afronding van de besprekingen en de sterke inzet van de lidstaten met betrekking tot de lancering van EUMAM Oekraïne, die als model zal dienen voor toekomstige militaire trainingsmissies, en verzoekt de lidstaten blijk te geven van dezelfde ambitie en dezelfde inzet met betrekking tot andere lopende en toekomstige GVDB-missies en -operaties;

12.  prijst de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen van de adviserende missie van de Europese Unie in Oekraïne (EUAM Oekraïne) bij de uitvoering, onder moeilijke omstandigheden, van haar herziene mandaat, en spreekt zijn waardering uit voor de steun die deze missie biedt bij het onderzoek naar en de vervolging van internationale misdaden die zijn begaan in de context van de onuitgelokte en onrechtmatige militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne; verzoekt de EU ervoor te zorgen dat EUAM Oekraïne over voldoende financiële, logistieke en personele middelen beschikt om aan de Oekraïense behoeften te voldoen, en verwelkomt de bijdrage die in dit verband door derde landen wordt geleverd;

13.  wijst op de concrete steun van de EU aan Oekraïne via de “drie munitiesporen”; dringt aan op snellere levering van munitie uit de bestaande voorraden van de lidstaten via de EPF; vestigt de aandacht op spoor twee van de “drie munitiesporen”, waarmee tegen maart 2024 een miljoen artilleriegranaten aan Oekraïne geleverd moeten zijn, en uit zijn bezorgdheid over recente verklaringen waaruit blijkt dat deze termijn niet gehaald zal worden; dringt er bij de VV/HV, de Commissie en de lidstaten op aan vaart te zetten achter de gezamenlijke aanschaf van munitie voor Oekraïne en wijst op de noodzaak om de productiecapaciteit van de Europese wapenindustrie op te voeren door te zorgen voor de snelle en daadwerkelijke uitvoering van de verordening ter ondersteuning van de productie van munitie (ASAP); spoort de lidstaten aan om specifieke aanbestedingen uit te schrijven voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de Europese defensiesector, zodat deze kunnen deelnemen aan het aanbestedingsproces; roept de EU-lidstaten op om de ontwikkeling van de productiecapaciteit voor munitie te versnellen, en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan gezamenlijke projecten met Oekraïne, en ervoor te zorgen dat per direct voorrang wordt gegeven aan orders voor Oekraïne; benadrukt voorts dat er concrete stappen moeten worden gezet om Oekraïne tijdens het toetredingsproces te integreren in het beleid en de programma’s van de EU op het gebied van defensie en cyberbeveiliging, voortbouwend op de samenwerking en uitwisselingen met het Agentschap voor cyberbeveiliging van de Europese Unie (Enisa), de bestaande overeenkomst met het Europees Defensieagentschap (EDA) en de mogelijkheid voor lidstaten om namens Oekraïne extra hoeveelheden aan te kopen in het kader van het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa); verzoekt de EDEO en de Commissie een plan te presenteren voor een duurzaam langetermijnpakket van veiligheidstoezeggingen inzake Oekraïne, dat een aanvulling vormt op de toenemende veiligheidsbehoeften van de EU; verwelkomt de oprichting van de “Oekraïne-faciliteit” en dringt er bij alle partijen op aan zich in te zetten voor de uitvoering ervan;

14.  wijst op het belang van een wereldwijde veroordeling van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, die in strijd is met het internationaal recht en de beginselen van het Handvest van de VN en die de veiligheid en stabiliteit in de wereld ondermijnt; verzoekt de speciale gezant van de Commissie voor de uitvoering van EU-sancties een grondig onderzoek in te stellen naar het omzeilen van EU-sancties tegen Russische entiteiten, met name ten aanzien van goederen voor tweeërlei gebruik in verband met de aanvalsoorlog tegen Oekraïne; veroordeelt het feit dat soldaten uit niet-EU-landen, waaronder Cuba, Servië en Syrië, aan de zijde van Rusland vechten, en eist dat zij zich onmiddellijk terugtrekken;

15.  vestigt de aandacht op het resultaat van de NAVO-top in Vilnius, waarin duidelijk wordt bevestigd dat de toekomst van Oekraïne in het bondgenootschap ligt; is verheugd over het steunpakket voor Oekraïne waartoe op deze top is besloten en over de oprichting van de NAVO-Oekraïense Raad die Oekraïne zal voorbereiden op het NAVO-lidmaatschap, dat zo spoedig mogelijk na afloop van de oorlog moet worden gerealiseerd; steunt de voortzetting van de inspanningen en de coördinatie door de NAVO-partners op het gebied van de militaire bijstand en de wapenleveranties aan Oekraïne;

16.  benadrukt dat de toezeggingen van de EU en de NAVO aan Oekraïne deel uitmaken van een breder internationaal gecoördineerd pakket van veiligheidsgaranties voor Oekraïne, waaronder de lancering door de G7 van een multilateraal kader voor onderhandelingen over bilaterale veiligheidstoezeggingen en -regelingen voor Oekraïne;

17.  benadrukt dat het van groot belang is om artikel 42, lid 7, VEU inzake wederzijdse bijstand in praktijk te blijven brengen en dringt aan op concrete stappen om een echt EU-beleid inzake solidariteit te ontwikkelen, onder meer door de samenhang tussen dit artikel en artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag te verduidelijken, aangezien niet alle EU-lidstaten lid zijn van de NAVO;

De Europese defensie versterken als antwoord op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne

18.  wijst op en betuigt zijn onwrikbare steun voor de toezegging van de staatshoofden en regeringsleiders van de EU, zoals vastgelegd in de Verklaring van Versailles, om Oekraïne alle nodige steun te verlenen en een grotere verantwoordelijkheid voor de Europese veiligheid op zich te nemen door de defensiecapaciteiten van de lidstaten en de EU te versterken; spoort in dit verband aan tot meer coördinatie met trans-Atlantische bondgenoten en de NAVO; acht het noodzakelijk dat het strategisch kompas wordt geactualiseerd, zodat rekening kan worden gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan tijdens de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, die enkele dagen voor de vaststelling van het kompas uitbrak, en tevens rekening kan worden gehouden met de recente gebeurtenissen in het Midden-Oosten; verzoekt de EU en haar lidstaten om het strategisch kompas regelmatig te evalueren en na de actualisering van het kompas de toezegging van de Verklaring van Versailles gestand te doen door de volledige uitvoering van het strategisch kompas te versnellen door middel van een krachtige impuls voor de Europese militaire samenwerking op industrieel niveau en op het niveau van de strijdkrachten, om ervoor te zorgen dat de Europese Unie de veiligheid in Europa kan waarborgen als een sterke en slagvaardige partner, die interoperabel en complementair is met de NAVO;

19.  neemt kennis van het debat over nucleaire afschrikking in Europa en roept op tot een constructieve en onbevooroordeelde Europese discussie over dit kernelement van territoriale defensie en afschrikking, die noodzakelijk is om de veiligheid van het Europese continent en zijn bevolking op lange termijn te waarborgen;

20.  herinnert eraan dat in het strategisch kompas duidelijk vermeld staat dat de EU ernaar streeft bij het uitbreken van een crisis snel en daadkrachtig op te treden, in het kader van een partnerschap of, indien nodig, alleen, en dat het strategisch kompas geen aanleiding mag zijn voor het uitstellen van essentiële investeringen in de veiligheids- en defensievermogens van de EU; benadrukt dat de ambitieuze doelen en mijlpalen van het strategisch kompas alleen behaald kunnen worden als bij de lidstaten en de EU-instellingen de politieke wil daartoe aanwezig is en zij daar ook naar handelen, en als zij daarnaast de nodige financiële bijdragen leveren; vraagt de lidstaten om met het oog daarop regelmatig een systematische actualisering van de dreigingsinschatting uit te voeren;

21.  verklaart nogmaals dat de EU, als zij een geloofwaardige geopolitieke speler wil zijn, haar besluitvormingssysteem moet hervormen; betreurt dat de mogelijkheden voor snel, efficiënt en doeltreffend optreden op het gebied van buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid, waarin wordt voorzien door de passerelleclausules van het VEU, slechts in zeer beperkte mate zijn benut; herhaalt zijn oproep aan de Raad om geleidelijk over te stappen op stemming met gekwalificeerde meerderheid voor besluiten over het GBVB en het GVDB, in ieder geval op gebieden die geen militaire implicaties hebben; roept nogmaals op tot het houden van regelmatige bijeenkomsten van de Raad van ministers van Defensie van de EU en dringt aan op de oprichting van een gezamenlijk civiel-militair hoofdkwartier op Europees niveau voor de coördinatie van zowel civiele als militaire instrumenten, zodat de geïntegreerde aanpak van de EU op het gebied van crisisbeheersing ten volle kan worden benut, vanaf de strategische planning tot en met de daadwerkelijke uitvoering van een missie of operatie;

22.  pleit ervoor om in de volgende Commissie een commissaris voor de defensie-unie (Defence Union Commissioner, DUC) te benoemen, die verantwoordelijk is voor de voltooiing van een echte Europese defensie-unie en voor alle defensiegerelateerde zaken, met inbegrip van het GVDB, waarbij een duidelijke taakverdeling met de VV/HV moet worden vastgelegd; is van mening dat de DUC, samen met een in te stellen volwaardige Commissie veiligheid en defensie in het Parlement, toezicht moet houden op een specifieke en substantiële begroting voor de defensie-unie;

Het strategisch kompas: “HANDELEN”

23.  herinnert de respectieve EU-organen en lidstaten aan hun toezegging om het MPCC te versterken en volledig inzetbaar te maken, onder meer door te zorgen voor adequate huisvesting en voldoende personeel, en door een reorganisatie van de militaire staf van de EU door te voeren; dringt erop aan dat het MPCC uiterlijk in 2025 volledig operationeel is, zoals vastgelegd in het strategisch kompas en in weerwil van de conclusies van de Raad van 19 november 2018, waarin 2020 als uiterste termijn werd genoemd; dringt er daarnaast op aan dat het personeelsbestand van het MPCC aanzienlijk wordt uitgebreid tot 250 personeelsleden; benadrukt dat het dringend noodzakelijk is het MPCC in te stellen als de commando- en controlestructuur bij uitstek voor militaire operaties van de EU, ook voor de inzet van de toekomstige snel inzetbare EU-capaciteit (RDC); is van mening dat een van de huidige vier nationale operationele hoofdkwartieren ook voor deze taak kan worden aangewezen;

24.  bevestigt dat het belangrijk is om de RDC volledig operationeel te maken door deze te voorzien van ten minste 5 000 manschappen en de benodigde uitrusting, overeenkomstig het modulaire karakter ervan, om de RDC in te kunnen zetten in crisissituaties in vijandige omstandigheden, zoals reddings- en evacuatietaken, “initial entry”- en stabilisatieoperaties of tijdelijke versterking van missies; is van mening dat de ambitie om de RDC tegen 2025 operationeel te hebben wordt bedreigd indien een krachtige politieke toezegging en meer middelen uitblijven; roept de lidstaten op rekening te houden met de praktische modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van artikel 44 VEU bij het operationeel maken van de RDC en, waar van toepassing, bij andere operationele GVDB-inspanningen, zodat een groep lidstaten die daartoe bereid en in staat zijn binnen het EU-kader een missie of operatie kan plannen en uitvoeren en aldus een snelle inzet van de RDC kan waarborgen; wijst er nogmaals op dat de RDC zodanig moet worden opgezet dat de verschillende onderdelen ervan binnen specifieke termijnen kunnen worden ingezet, waarbij voor sommige onderdelen een termijn voor inzetgereedheid van 5 tot 10 dagen moet gelden; wijst erop dat het exacte aantal manschappen dat minimaal nodig is pas kan worden vastgesteld nadat planners alle mogelijke scenario’s hebben geanalyseerd; is van mening dat de RDC nog sterk verbeterd kan worden door gebruik te maken van de ervaring die is opgedaan met eerdere gevechtseenheden van de EU en door de verschillende tekortkomingen ervan aan te pakken en te verhelpen, teneinde de strategische autonomie van de EU te versterken en een positieve bijdrage te leveren aan het geïntegreerde EU-beleid op het gebied van veiligheid en vrede;

25.  is ingenomen met de allereerste live oefening van de RDC, als onderdeel van MILEX (militaire crisisbeheersingsoefening) 2023, die in oktober 2023 in Spanje plaatsvond, en ziet uit naar verdere live oefeningen in de toekomst, met als doel om de slagkracht van de RDC te verbeteren, de interoperabiliteit tussen de lidstaten te vergroten en het gebruik van de RDC in verschillende scenario’s daadwerkelijk te testen; verzoekt lidstaten en de EDEO ervoor te zorgen dat dergelijke oefeningen om troepen te trainen en te certificeren worden gedekt door het gemeenschappelijke kostenmechanisme teneinde een adequate deelname in de toekomst te waarborgen;

26.  benadrukt dat de RDC moet worden opgericht als militaire capaciteit voor crisisrespons van de EU met een eigen rechtspersoonlijkheid, zodat de RDC kan fungeren als een strijdmacht die op elk moment inzetbaar is en oefeningen uitvoert met als doel een staande strijdmacht te worden; merkt op dat de RDC regelmatig gezamenlijke oefeningen moet houden op strategisch en tactisch niveau, binnen een EU-kader dat uitgaat van operationele scenario’s en waarbij uniforme trainings- en certificeringsnormen worden gevolgd, bijvoorbeeld binnen de NAVO, om de paraatheid en interoperabiliteit te verbeteren; benadrukt dat de oefeningen door de EUMS moeten worden geprogrammeerd en door het MPCC moeten worden gepland en uitgevoerd; verzoekt de lidstaten zich ertoe te verbinden de kritieke tekorten van de strategische hulpmiddelen, met name voor de RDC, uiterlijk in 2025 aanzienlijk te verkleinen, waarbij het met name gaat om strategisch luchttransport, ruimtecommunicatiemiddelen, medische middelen, cyberdefensievermogens en inlichtingen en verkenning; is ingenomen met het feit dat de tekorten bij de opbouw van de troepenmacht onlangs door de lidstaten zijn aangevuld, waardoor de RDC en haar gevechtsgroepen uiterlijk in 2025 volledig operationeel kunnen zijn;

27.  herinnert eraan dat de EU zich op lange termijn ten doel heeft gesteld haar doelstellingen aanzienlijk te verhogen en haar capaciteiten verder uit te bouwen om op vrijwillige basis tot 60 000 manschappen van de lidstaten in te zetten bij door de EU geleide operaties, overeenkomstig de catalogus van het hoofddoel van Helsinki van 1999;

28.  benadrukt dat het dringend noodzakelijk is de mobiliteit van onze strijdkrachten aanzienlijk te verbeteren en daarin te investeren, door prioriteit te geven aan investeringen en door knelpunten en lacunes te verhelpen; prijst de inspanningen van de lidstaten, bondgenoten, de EU en de NAVO om de militaire mobiliteit in Midden- en Oost-Europa te bevorderen; verzoekt de lidstaten de procedures voor de inzet van strijdkrachten verder te vereenvoudigen en te harmoniseren en de termijnen voor het verlenen van toestemming te verkorten, zodat de EU-lidstaten sneller kunnen handelen en efficiënter kunnen reageren, in overeenstemming met hun defensiebehoeften en verantwoordelijkheden, zowel in het kader van GVDB-missies en -operaties als bij nationale en multinationale activiteiten;

29.  dringt aan op een versterking van het EDA, op het beheer van geavanceerd onderzoek en capaciteitsontwikkeling en op de bevordering van gezamenlijke aanbestedingen om de technologische en industriële defensiebasis van de EU (EDTIB) te versterken, zonder te verhinderen dat materieel wordt aangekocht van gelijkgezinde landen; dringt aan op het uitvoeren van een onderzoek naar een eventuele hervorming van het kredietbeleid van de Europese Investeringsbank met het oog op een verbeterde financiering op het gebied van defensie; dringt erop aan ervoor te zorgen dat de Europese defensie-industrie voldoende en blijvende toegang heeft tot publieke en private financiering en investeringen; verzoekt de Commissie, in samenspraak met de lidstaten, de ontwikkeling te overwegen van een financieel product ter ondersteuning van investeringen in Europese veiligheid, met inbegrip van acties van de defensie-industrie; is ingenomen met de gezamenlijke inspanningen van de Europese Investeringsbank en de Commissie om een eigenvermogensfaciliteit voor defensie op te zetten, waarmee een bedrag gemoeid is van 175 miljoen EUR, om de ontwikkeling van technologieën voor tweeërlei gebruik te stimuleren; is ingenomen met de nieuwe herziene begrotingsregels voor begrotingstekorten, die extra militaire uitgaven mogelijk maken in het licht van de Russische invasie van Oekraïne;

30.  roept de VV/HV en de lidstaten op om GVDB-missies en -operaties op te zetten die robuuster, flexibeler en efficiënter zijn, met onderdelen die meer als modules zijn opgezet, om te kunnen inspelen op de veranderende veiligheidscontext, waarbij een geïntegreerde aanpak wordt gehanteerd en wordt gebruikgemaakt van de synergieën en de complementariteit van de civiele en de militaire dimensie van het GVDB; wijst op het belang van de coördinatie van civiele GVDB-missies met andere internationale partners die in het gastland bij soortgelijke activiteiten betrokken zijn; wijst op het belang van duidelijke en haalbare doelen voor elke missie en operatie, aangevuld met de nodige financiële, logistieke en personele middelen, in overeenstemming met de voortgang die met betrekking tot de afzonderlijke doelen is behaald; benadrukt dat elke missie en operatie moet worden afgestemd op de behoeften en vereisten van elk gastland, zodat de nodige voorwaarden worden gecreëerd om te waarborgen dat de met de missie gestelde doelen worden bereikt en een hecht partnerschap met de plaatselijke bevolking en de nationale autoriteiten wordt gerealiseerd; benadrukt dat het belangrijk is om bij missies en operaties de “train and equip”- en “train the trainer”-benadering te hanteren om het succes op lange termijn en de positieve effecten voor het gastland te waarborgen;

31.  is verheugd over de goedkeuring van het nieuwe pact inzake het civiele GVDB en over de toezegging om de doeltreffendheid, de flexibiliteit en het reactievermogen van civiele missies te vergroten, onder meer door de besluitvorming te versnellen, de operationele planning te versterken en de selectie en aanwerving van personeel te verbeteren, waarbij de nadruk wordt gelegd op meer gendergelijkheid en de instrumenten om snel te kunnen reageren worden verbeterd; is van mening dat civiele en militaire missies meer gericht moeten zijn op de bescherming van de veiligheid van de bevolking; is ingenomen met het streven van de EDEO en de lidstaten om in 2024, in nauw overleg met de Commissie, een regelmatig en gestructureerd proces voor de ontwikkeling van civiele vermogens op te zetten;

32.  dringt aan op de invoering van geregelde, gedetailleerde effectbeoordelingen voor alle missies en operaties, in combinatie met de strategische evaluaties, teneinde de effecten op het gastland op de korte, middellange en lange termijn doeltreffender te kunnen evalueren en tevens te kunnen nagaan of de missies en operaties hun gewenste effect hebben bereikt; verzoekt de resultaten van deze effectbeoordelingen te delen met het Parlement; benadrukt dat alle missies en operaties een vervaldatum moeten hebben, zodat ze indien nodig op verantwoorde wijze kunnen worden beëindigd;

33.  verzoekt de Raad en de EDEO om in hun GVDB-missies en -operaties een component inzake de bescherming van cultureel erfgoed op te nemen teneinde lokale partners bijstand en scholing te bieden bij het aanpakken van veiligheidsproblemen in verband met het behoud en de bescherming van cultureel erfgoed; verzoekt de Raad en de EDEO een onderdeel inzake preventieve diplomatie op te nemen in hun GVDB-missies en -operaties teneinde de situatie in het betreffende gebied beter te analyseren, de uitbraak, escalatie, het voortduren en weer oplaaien van conflicten te voorkomen en te bemiddelen tussen partijen die op het punt staan geweld te gebruiken, en te helpen tot verzoening te komen en veerkrachtige en inclusieve samenlevingen tot stand te brengen;

34.  herinnert eraan dat het mainstreamen en in praktijk brengen van het genderperspectief in de externe betrekkingen, alsmede de uitvoering van de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid vaste prioriteiten van de EU zijn; wijst daarom op het belang van nakoming van alle vastgestelde verbintenissen, waaronder die in het EU-genderactieplan III (2020-2024) en het strategisch kompas, onder meer door gendergelijkheid te bevorderen en het genderperspectief op basis van genderanalysen systematisch te integreren in de civiele en militaire planning en acties van het GVDB; is in dit verband ingenomen met de aanstelling van genderadviseurs bij alle GVDB-missies en -operaties, en de oprichting van een netwerk van contactpunten voor genderkwesties; dringt aan op de volledige uitvoering van de verbintenissen opgenomen in het nieuwe pact inzake het civiele GVDB, waaronder een aanzienlijke verhoging van het percentage vrouwen onder het internationale personeel dat aan civiele GVDB-missies deelneemt, met als doel ten minste een percentage van 40 % te halen als tussenstap naar genderevenwicht; benadrukt dat er desalniettemin meer moet worden gedaan om gendergelijkheid en de volledige en zinvolle deelname van vrouwen aan het GVDB te waarborgen, met name aan militaire missies; verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen om de belemmeringen voor vrouwen die een loopbaan binnen defensie ambiëren, zoveel mogelijk weg te nemen; spoort de EDEO aan om aan de Subcommissie veiligheid en defensie regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang bij de uitvoering van gendergerelateerde acties;

35.  benadrukt dat gendergelijkheid en vrouwenrechten van groot belang zijn bij de uitvoering van veiligheids- en defensiemaatregelen; veroordeelt met klem het plegen van oorlogsmisdaden tegen de civiele bevolking, met name het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen; benadrukt het belang van cyberbeveiligingsmaatregelen bij het monitoren en voorkomen van vrouwenhandel in de context van conflictsituaties;

36.  benadrukt dat er, naast het bieden van veiligheidsgaranties en hulp aan Oekraïne, maatregelen moeten worden genomen om geestelijke gezondheidsproblemen aan te pakken die zich voordoen en zullen blijven voordoen onder militair personeel en burgers als gevolg van de oorlog;

37.  is ingenomen met de gezamenlijke mededeling van juni 2023 over een nieuwe visie op het verband tussen klimaat en veiligheid, waarin concrete acties worden beschreven voor het aanpakken van de gevolgen van klimaatverandering en aantasting van het milieu voor veiligheid en Europese defensie, waaronder het GVDB; benadrukt dat deze acties volledig moeten worden uitgevoerd om de operationele doeltreffendheid te vergroten, onder meer door uiterlijk in 2025 bij alle GVDB-missies en -operaties milieuadviseurs in te zetten en de lidstaten te steunen bij het aanpakken van tekortkomingen en belemmeringen en het bieden van stimulansen om hun strijdkrachten voor te bereiden op de klimaatverandering, waartoe ook wordt opgeroepen in het strategisch kompas;

38.  herinnert aan de belangrijke rol van jongeren en jongerenorganisaties bij het bewaren en bevorderen van de vrede en veiligheid, en verzoekt de EDEO om jongeren stelselmatiger te betrekken bij zijn agenda voor jongeren, vrede en veiligheid;

39.  benadrukt het belang van adequate, flexibele en duurzame financiering voor alle veiligheids- en defensieprogramma’s en -initiatieven, met inbegrip van de GBVB-begroting en de EPF; betreurt dat de GBVB-begroting in het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 slechts marginaal is verhoogd ten opzichte van het MFK 2014-2020, terwijl het aantal GVDB-missies is toegenomen; dringt aan op een aanzienlijke verhoging van de financiering voor de GBVB-begroting, en op invoering van een specifieke GBVB-begrotingslijn ten behoeve van de oprichting van een faciliteit voor civiele steun om partnerlanden de uitrusting en diensten aan te bieden om hun civiele vermogens te verbeteren; is ingenomen met de instemming van de Europese Raad om nieuwe prioriteiten met 64,6 miljard EUR kracht bij te zetten in een herzien MFK van de EU, met inbegrip van een verhoging met 1,5 miljard EUR die wordt toegewezen aan het Europees Defensiefonds (EDF) in het kader van het nieuwe platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP); verzoekt de lidstaten de evaluatie van de reikwijdte en de definitie van gemeenschappelijke kosten te vervroegen, met het oog op het versterken van de solidariteit en het stimuleren van de deelname aan militaire missies en operaties, alsmede van de kosten in verband met oefeningen, in overeenstemming met het strategisch kompas; verzoekt de lidstaten bovendien het financieringsproces van de EPF te wijzigen zodat een adequate en duurzame steun voor partners, bondgenoten en GVDB-operaties gewaarborgd kan worden;

Het strategisch kompas: “INVESTEREN”

40.  is verheugd over de verhoging van de begrotingen en de stijging van de defensie-uitgaven van de EU-lidstaten en -instellingen, en dringt erop aan daar optimaal gebruik van te maken, zodat de Europese strijdkrachten over de nodige capaciteiten kunnen beschikken door middel van meer gezamenlijke aankopen en investeringen in onderzoek en ontwikkeling op defensiegebied; betreurt echter dat noch de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, noch de bestaande programma’s op EU-niveau voor de defensie-industrie hebben geleid tot een werkelijke verschuiving naar een situatie waar samenwerking op EU-niveau de norm wordt; spoort de lidstaten daarom aan de samenwerking in de defensie-industrie een impuls te geven en, als minimumdoelstellingen, in te zetten op een benchmark van 35 % voor de gezamenlijke Europese aanbesteding van defensiematerieel en een benchmark van 20 % voor gezamenlijke Europese defensie-O&O, zoals door alle lidstaten in het EDA al in 2007 is afgesproken; betreurt daarnaast dat de Commissie voor de financiering van Edirpa en ASAP haar toevlucht heeft genomen tot het uithollen van bestaande middelen voor andere veiligheids- en defensie-initiatieven of andere programma’s, wat ten koste gaat van andere bestaande initiatieven en duidelijk laat zien dat er meer middelen moeten worden uitgetrokken voor rubriek 5 van het MFK; verzoekt de lidstaten en de Commissie meer financiële en personele middelen aan de EDEO toe te wijzen om te waarborgen dat de EDEO, in het licht van de zeer instabiele geopolitieke context en de toenemende vraag die de afgelopen jaren drukt op zijn beperkte capaciteiten, zijn functie van diplomatieke dienst van de EU effectief kan uitvoeren; benadrukt echter dat verhoogde investeringen duurzaam moeten zijn en gericht moeten zijn op opkomende dreigingen;

41.  wijst erop dat de EU en de lidstaten nu beschikken over een uitgebreide reeks instrumenten die een verbeterde strategische aanpak van capaciteitsontwikkeling mogelijk maakt, onder leiding van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied en met gebruikmaking van de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (Coordinated Annual Review on Defence, CARD) van het EDA, het vermogensontwikkelingsplan (Capability Development Plan, CDP) en de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen; benadrukt dat deze instrumenten nu ten volle moeten worden benut, dat moet worden aangetoond dat zij coherent en doeltreffend zijn, en dat zij tastbare resultaten moeten opleveren; verzoekt de Commissie en de VV/HV een geactualiseerde analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen te presenteren en aan te geven welke vermogens en programma’s tegen het einde van het decennium met steun van de EU zullen worden ontwikkeld; wijst erop dat daartoe een Europees beleid op het gebied van vermogens en bewapening moet worden uitgewerkt; verzoekt de Raad en de Commissie de investeringen in innovaties op defensiegebied op te voeren;

42.  is ingenomen met de herziening en presentatie van het CDP voor 2023; betreurt dat sinds het eerste CDP in 2008 de vooruitgang op het gebied van de vermogensontwikkeling beperkt is gebleven; benadrukt dat de EU-lidstaten, met name in het licht van de illegale aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de dreiging voor de veiligheid in Europa, meer en krachtigere gemeenschappelijke inspanningen moeten leveren om aanvallers te ontmoedigen en Europese burgers en belangen te beschermen;

43.  is van mening dat het EDF helaas nog steeds ondergefinancierd is maar toch de toegevoegde waarde van optreden op EU-niveau op het gebied van Europese defensie heeft aangetoond; verzoekt de Commissie haar voorstellen uit te breiden tot alle defensiegerelateerde gebieden van het EU-beleid, in coördinatie met de lidstaten; dringt aan op een verdere verhoging van de EDF-begroting met 1 miljard EUR, bovenop de overeengekomen 1,5 miljard EUR, als onderdeel van het STEP-voorstel; dringt erop aan dat de diverse initiatieven op het gebied van veiligheid en defensie, zoals CARD, EDF, Edirpa, ASAP, PESCO en militaire mobiliteit, zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd en gecoördineerd, om overlappingen te voorkomen, efficiënte overheidsinvesteringen te waarborgen en het tekort aan kritieke vermogens aan te pakken;

44.  benadrukt dat de afhankelijkheid op het gebied van kritieke technologie en waardeketens moet worden verminderd om zo de technologische autonomie van de Unie te vergroten waardoor zij in staat zal zijn om op kritieke domeinen eigen technologieën te ontwikkelen, te produceren en te ontplooien; is ingenomen met de verordening kritieke grondstoffen, die met het oog op de beginselen van de Verklaring van Versailles en ter versterking van de veerkracht van toeleveringsketens voor de Europese defensie-industrieën van cruciaal belang is; benadrukt dat het bevorderen van gezamenlijke aanbestedingen op Europees niveau een logische aanvulling is op het EDF, omdat het de volledige cyclus van onderzoek en ontwikkeling tot aanbestedingen bestrijkt, wat niet alleen zorgt voor consolidatie van de vraag en daarmee voor verbetering van de interoperabiliteit van de strijdkrachten van de lidstaten, maar ook schaalvoordelen oplevert en uiteindelijk de Europese defensie sterker maakt; is van mening dat defensieproducten waar mogelijk binnen Europa moeten worden geassembleerd, wat de Europese industrie, met name kmo’s, ten goede zal komen;

45.  benadrukt dat Edirpa en ASAP slechts een eerste stap vormen naar verbetering van de capaciteiten van de EDTIB om de lidstaten te voorzien van de benodigde producten en hoeveelheden en moeten worden aangevuld met verdere initiatieven, waaronder een strategie voor de Europese defensie-industrie (EDIS), die wordt gekoppeld aan het geplande langlopende en omvattende EDIP, waarvoor adequate financiering moet worden gewaarborgd alsook een effectief regelgevend kader gericht op het aanmoedigen van innovatie, het stimuleren van productie en het waarborgen van slimmere en efficiëntere overheidsinvesteringen; roept de EU-lidstaten in dit verband op hiervoor bij de geplande herziening van het MFK voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen voor alle Europese instrumenten op defensiegebied; betreurt dat de Commissie nog steeds geen voorstel voor het EDIP heeft gedaan; dringt aan op een snelle en efficiënte tenuitvoerlegging van Edirpa en ASAP; staat volledig achter de voorgestelde oprichting van een gemeenschappelijk defensiefonds van 100 miljard EUR voor de onmiddellijke intensivering van de binnenlandse productie van wapens en munitie;

46.  verzoekt de Commissie gebruik te maken van de deskundigheid van het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) bij de vaststelling van prioriteiten voor de defensie-industrie en het formuleren van defensie-initiatieven om te zorgen voor een coherent beleid op het gebied van de defensie-industrie;

47.  verzoekt de lidstaten hun defensie-uitgaven blijvend te verhogen om recht te doen aan de huidige geopolitieke situatie en de ernstige bedreigingen voor de veiligheid van de Unie aan te pakken; roept de EU-lidstaten die lid zijn van de NAVO op hun militaire begrotingen te verhogen op basis van een beoordeling van hun eigen behoeften, en hieraan ten minste 2 % van het BBP te besteden, op een goed gecoördineerde en omvattende manier die schaalvoordelen en interoperabiliteit oplevert, mede gezien de sterke verhoging van de defensie-uitgaven door rivalen als Rusland en China, om tekorten te verhelpen en te voldoen aan de behoeften op alle gebieden die voortvloeien uit een instabielere veiligheidsorde en rekening houdend met de gevolgen van onderinvesteringen in het verleden en de oplopende inflatie voor de defensiebegrotingen; wijst op de cruciale rol van de EDTIB bij het uitrusten van de strijdkrachten van de lidstaten om hen in staat te stellen de Europese burgers en belangen te verdedigen;

48.  onderstreept dat Europese strijdkrachten ernstige problemen ondervinden bij de aanwerving en het behouden van personeel; is van mening dat een analyse gemaakt moet worden van deze problemen en verzoekt de HV/VV daarom het EUMC opdracht te geven in alle EU-lidstaten gegevens te verzamelen en deze te analyseren om na te gaan welke maatregelen kunnen worden genomen om deze problemen op te lossen; wijst erop dat er alleen een werkelijke Europese defensie-unie tot stand kan worden gebracht als er sprake is van een gemeenschappelijke militaire cultuur en verzoekt de VV/HV daarom de Europese veiligheids- en defensieacademie opdracht te geven de opleidingsmodules voor militair personeel van de strijdkrachten van de lidstaten te moderniseren en uit te breiden;

49.  wijst op het belang van PESCO voor de verbetering van de defensiecapaciteiten van de EU en is ingenomen met de vooruitgang die tot dusver dankzij projecten in het kader van het PESCO-initiatief is geboekt, zoals op het gebied van cyberdefensie, onbemande wapensystemen, medische diensten en chemische, biologische, radiologische en nucleaire bewaking, alsook met de verdere vooruitgang die bij projecten op alle militaire gebieden is geboekt, zoals blijkt uit het jaarlijkse verslag van het PESCO-secretariaat over de voortgang van de projecten; betreurt evenwel dat de lidstaten nog steeds niet ten volle gebruikmaken van het PESCO-kader en dat de uitvoering nog steeds ver achterblijft bij de verwachtingen; verzoekt de VV/HV en de lidstaten de projecten en de verwachte resultaten daarvan voortdurend en grondig te evalueren, waarbij ook de mogelijkheid moet worden overwogen om projecten die onvoldoende vooruitgang boeken samen te voegen, te hergroeperen of zelfs te beëindigen en de inspanningen te heroriënteren op een klein aantal prioritaire projecten die tot concrete acties moeten leiden, zoals vermeld in het strategisch kompas; betreurt ten zeerste dat het Parlement PESCO-projecten niet kan onderwerpen aan een degelijk toezicht; verzoekt de lidstaten om het Parlement op gezette tijden, tenminste twee maal per jaar, te voorzien van een beoordeling van de in het kader van PESCO geboekte vooruitgang;

50.  verzoekt de Raad het project op te starten om een Europees Civiel Vredeskorps op te zetten waarin alle deskundigheid van institutionele en niet-institutionele actoren op het gebied van conflictpreventie, vreedzame conflictoplossing en verzoening wordt gebundeld om civiele crisisbeheersing door de EU geloofwaardiger, consistenter, doeltreffender, flexibeler en zichtbaarder te maken;

Het strategisch kompas: “ANTICIPEREN en BEVEILIGEN”

51.  benadrukt dat de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne deel uitmaakt van een bredere strategie om de op regels gebaseerde internationale orde te ondermijnen; dringt aan op versterking van de capaciteit van de EU om te reageren op hybride oorlogvoering, waaronder de monitoring van en reactie op activiteiten van Rusland en andere statelijke en niet-statelijke actoren die zich schuldig maken aan buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging waarbij onze belangen, waarden en veiligheid in het geding zijn, onder meer door desinformatie over de EU te verspreiden of door GVDB-missies en -operaties in strategische gebieden te ondermijnen; toont zich ernstig bezorgd over de gevaren die met AI gegenereerde desinformatie- en informatiemanipulatiecampagnes, waaronder het opzetten van nepwebsites en het verspreiden van nepbeelden, vormen voor democratische processen, met name in de aanloop naar verkiezingen; verzoekt de Commissie en de EDEO nauw samen te werken met de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld en de academische en technische gemeenschap bij de bestrijding van deze kwaadwillige beïnvloedingscampagnes en de inzet van nieuwe technologieën als wapens tegen te gaan;

52.  verzoekt in dit verband alle lidstaten en de kandidaat-lidstaten van de EU gevolg te geven aan de aanbevelingen uit de verslagen van het Parlement over buitenlandse inmenging in de democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie(24);

53.  wijst erop dat China een “onbeperkte vriendschap” met Rusland is aangegaan, die een aanzienlijke overdracht van technologie en militaire capaciteiten omvat, en de EU voor steeds meer veiligheidsproblemen stelt, vooral op cybergebied en op het gebied van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging; benadrukt dat de EU de veiligheid en integriteit van haar kritieke infrastructuur moet versterken, de technologische voorsprong van de EU in kritieke sectoren moet beschermen en bevorderen, mede door middel van maatregelen om het gebruik van leveranciers met een hoog risico te beperken of uit te sluiten, met name van actoren die banden hebben met de Chinese regering;

54.  wijst erop dat afhankelijkheid van leveranciers van kritieke producten met digitale elementen die een hoog risico inhouden, een strategisch risico vormt dat op het niveau van de Unie moet worden aangepakt; wijst op de noodzaak om de procedures voor het screenen van directe buitenlandse investeringen verder te versterken met zorgvuldigheidsnormen om vast te stellen of er sprake is van betrokkenheid van overheden die strijdig zou kunnen zijn met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het GBVB-kader overeenkomstig titel V van het VEU, ten aanzien van investeerders in kritieke infrastructuur van de EU, zoals Europese havens en onderzeese kabels in de Oostzee, de Middellandse Zee en Noordelijke IJszee; benadrukt dat deze aanpak ook moet worden gehanteerd ten aanzien van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten; is van mening dat aanvullende wetgeving nodig is om de veiligheid van de Europese ICT-toeleveringsketen doeltreffend te beschermen tegen leveranciers die een risico vormen en om bescherming te bieden tegen cyberdiefstal van intellectuele eigendom; dringt aan op het creëren van een Europees kader om de uitvoer van intellectuele eigendom en technologieën die van kritiek belang zijn voor de veiligheid en defensie van de Unie, waaronder goederen voor tweeërlei gebruik, gedetailleerd te regelen en hiervoor minimumnormen en -voorwaarden vast te stellen;

55.  uit zijn bezorgdheid over het militaire spierballenvertoon van China in de Zuid-Chinese Zee, onder meer in de vorm van de aanleg van eilanden, intimidatie en riskante manoeuvres van de marine, kustwacht en maritieme milities, alsook over de aanhoudende militaire druk, aanvalsoefeningen, schendingen van het luchtruim en andere militaire “grijze zone”-acties, waaronder tegen Taiwan gerichte cyber- en desinformatiecampagnes; dringt aan op een omvangrijkere gecoördineerde maritieme aanwezigheid en op capaciteitsopbouw met de partners van de EU in de regio; roept China op alle activiteiten die de stabiliteit van de gehele regio in gevaar brengen en in breder verband de Europese veiligheid rechtstreeks aantasten, te staken; moedigt de lidstaten aan de frequentie van “vrijheid van scheepvaart”-operaties in de Straat van Taiwan op te voeren en de veiligheidsdialogen met Taiwan te intensiveren om China te doen afzien van verdere agressieve acties tegen het democratische eiland; benadrukt het belang van samenwerking met Taiwan om het land te helpen zijn expertise en technologische voorsprong in te zetten tegen de Chinese cyberdreigingen, ook met het oog op de regionale en Europese veiligheidsbelangen; is ingenomen met het recente akkoord tussen de leiders van China en de VS om de militaire communicatie op hoog niveau te hervatten;

56.  merkt op dat een groot deel van de Afrikaanse infrastructuur, waaronder de communicatie-infrastructuur, door Chinese staatsbedrijven is gefinancierd en gebouwd; uit zijn bezorgdheid over het feit dat dit Chinese model zeer aantrekkelijk is voor veel landen die niet kunnen voldoen aan de EU-vereisten om toegang te krijgen tot gelijkwaardige financieringsniveaus, waardoor de Chinese invloed zich uitbreidt ten koste van EU-partnerschappen; is er in dit verband sterk van overtuigd dat de EU haar samenwerking met Afrikaanse partners verder moet versterken en zowel de zichtbaarheid als de tastbare voordelen van haar steun voor de lokale bevolking moet vergroten; pleit voor een toekomstgerichte veiligheidsstrategie van de EU ten aanzien van China, het Middellandse Zeegebied en Afrika;

57.  dringt aan op meer vooruitgang bij de verdere verbetering van de EU-toolbox tegen hybride dreigingen, met name met betrekking tot activiteiten in verband met cyberaanvallen en buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, en pleit voor de herziening van de uitvoeringsrichtsnoeren van het EU-instrumentarium voor cyberdiplomatie; is ingenomen met de toezegging in het strategisch kompas en het nieuwe pact inzake het civiele GVDB om uiterlijk in 2024 de nodige capaciteiten ter beschikking te stellen om in het kader van GVDB-missies en -operaties te kunnen reageren op hybride aanvallen, met inbegrip van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging en cyberaanvallen, alsook om een coherente en duidelijke communicatiestrategie te ontwikkelen; herhaalt dat er dringend voor moet worden gezorgd dat alle GVDB-missies en -operaties beschikken over de deskundigheid en capaciteit op het gebied van veilige informatie- en communicatietechnologieën, zodat zij ter plaatse en op veilige wijze met alle EU-instellingen kunnen communiceren; is in dit verband ingenomen met de toezegging van de EDEO en de lidstaten om uiterlijk in 2025 een snel inzetbaar communicatie- en informatiesysteem te implementeren om het hoofdkwartier van de strijdkrachten en missies ter plaatse in staat te stellen op veilige wijze met Brussel te communiceren; wijst op de belangrijke rol die opkomende disruptieve technologieën, zoals kwantumcomputing en AI, in dit verband zullen spelen; verzoekt de EDEO en de Commissie hun samenwerking met andere missies en operaties van gelijkgestemde partners en organisaties bij de bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging ter plaatse te intensiveren, mede in het kader van VN-vredesoperaties;

58.  verzoekt de lidstaten en de EDEO hun strategie te verbeteren en concrete maatregelen te nemen om stelselmatig financiële en personele middelen, hulpmiddelen en opleidingen voor de bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging op te nemen in alle GVDB-missies en -operaties ter ondersteuning van hun bredere mandaat in de ontvangende landen en ter vergroting van hun weerbaarheid tegen hybride dreigingen; dringt erop aan de zichtbaarheid van en de strategische communicatie over de voordelen, aanwezigheid en rol van de GVDB-missies te verbeteren;

59.  verzoekt de lidstaten, de EDEO en de Commissie de oprichting te overwegen van een goed toegeruste, onafhankelijke structuur belast met het vaststellen, analyseren en documenteren van dreigingen in verband met buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging in de gehele EU om het situationeel bewustzijn te vergroten, de uitwisseling van inlichtingen over dreigingen te verbeteren en het vermogen om aanstichters van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging te identificeren en tegenmaatregelen te nemen verder te ontwikkelen; is van mening dat deze structuur kan dienen als een referentiepunt en gespecialiseerd kenniscentrum dat de uitwisseling van operationele informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten, EU-instellingen en EU-agentschappen kan ondersteunen en bevorderen, alsook de uitwisseling van beste praktijken met gelijkgestemde partners wereldwijd mogelijk kan maken; wijst erop dat deze structuur de rol van de afdeling strategische communicatie van de EDEO en de taskforces daarvan als strategisch orgaan van de diplomatieke dienst van de EU moet verduidelijken en versterken, en overlapping van activiteiten moet voorkomen;

60.  benadrukt dat de EU, om de toenemende dreigingen en de toename van het anti-Europese discours door derde landen in het directe nabuurschap van de EU te bestrijden, haar inspanningen moet opvoeren om samen met gelijkgestemde partners steun, opleiding en capaciteitsopbouw te bieden, onder meer met het oog op de bestrijding van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging; pleit voor een grotere weerbaarheid tegen desinformatie en ontwrichtende campagnes die bedoeld zijn om democratische processen te ondermijnen en verdeeldheid te zaaien, en moedigt kandidaat-lidstaten aan krachtige maatregelen te nemen om manipulatieve desinformatie, kwaadaardige propaganda en andere hybride bedreigingen aan te pakken; roept op tot het nemen van strategische en proactieve maatregelen om hybride dreigingen tegen te gaan en te voorkomen dat derden zich mengen in de politieke, verkiezings- en andere democratische processen van de toetredingslanden, met name wanneer het gaat om kwaadaardige handelingen die gericht zijn op het manipuleren van de publieke opinie en het ondermijnen van de Europese integratie;

61.  veroordeelt de hybride oorlogsvoering door particuliere militaire organisaties en door staten gesteunde actoren, zoals de Wagnergroep en andere gewapende groepen, milities en gelieerde groeperingen, met als doel om in verschillende landen ter wereld invloed uit te oefenen; verzoekt de EDEO om met gelijkgestemde partners een initiatief in het leven te roepen ter bestrijding van kwaadwillende niet-statelijke en door staten gesteunde actoren, zoals de Wagnergroep; benadrukt dat de instrumenten van de EU ook tegenmaatregelen moeten omvatten zoals sancties tegen niet-EU-staten die particuliere militaire ondernemingen in kwetsbare regio’s financieren of met hen samenwerken;

62.  veroordeelt agressieve acties, zoals de van tevoren geplande militaire aanval van Azerbeidzjan op Nagorno-Karabach; herinnert eraan dat deze aanval volgde op maanden van systematische uithongering en isolatie van de Armeniërs in Nagorno-Karabach door het blokkeren van de Lachin-corridor; benadrukt dat de Russische zogenaamde vredeshandhavers ter plaatse geen enkele actie hebben ondernomen om de blokkade te voorkomen of te beëindigen of de Azerbeidzjaanse militaire aanval op Nagorno-Karabach tegen te houden; veroordeelt de militaire steun die niet-EU-landen aan Azerbeidzjan hebben verstrekt; is ernstig bezorgd over de gevolgen voor de burgerbevolking, omdat er in feite sprake is van een etnische zuivering; herhaalt zijn standpunt dat de aanval van Azerbeidzjan niet zonder gevolgen kan blijven, en roept de EU op sancties te treffen tegen de Azerbeidzjaanse autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van het staakt-het-vuren, en het memorandum van overeenstemming inzake energie op te schorten; verzoekt de EU de onderhandelingen voor een nieuwe partnerschapsovereenkomst met Azerbeidzjan op te schorten naar aanleiding van de recente gebeurtenissen en de dramatische mensenrechtensituatie in het land;

63.  is ingenomen met de oprichting van de civiele missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA), die tot doel heeft de veiligheid in de regio te helpen vergroten door bij te dragen tot het verminderen van het aantal incidenten in conflict- en grensgebieden in Armenië, het risiconiveau voor de bevolking in deze gebieden te verminderen en aldus bij te dragen tot de normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan, en tegelijkertijd de zichtbaarheid van de EU in de regio te vergroten; is ingenomen met de instemming van de Raad om de observatiecapaciteit van de missie te versterken door de aanwezigheid ter plaatse te vergroten; verzoekt de Raad de looptijd ervan met vijf jaar te verlengen en het geografische bereik ervan te verruimen, mogelijk tot aan de Armeens-Turkse grens;

64.  verzoekt de EDEO zich voor te bereiden op het verlenen van de nodige technische bijstand aan Armenië via de EPF, zodat Armenië zijn huidige militaire allianties kan heroverwegen, aangezien dit de weerbaarheid van Armenië zou versterken met het oog op het waarborgen van de veiligheid, onafhankelijkheid en soevereiniteit en zou leiden tot een uitgebreidere en intensievere samenwerking tussen de partijen op defensiegebied; is ingenomen met het besluit van Armenië om zich aan te sluiten bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; verzoekt de EDEO de EUMA-verslagen over de situatie ter plaatse in vertrouwelijk formaat te doen toekomen aan de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en de Subcommissie veiligheid en defensie (SEDE);

65.  verzoekt de Raad zo nodig gerichte en individuele sancties op te leggen aan degenen die verantwoordelijk zijn voor de agressieve acties, met inbegrip van maar niet beperkt tot de politieke en militaire entourage van president Aliev, en de invoer van olie en gas uit Azerbeidzjan op te schorten indien Azerbeidzjan zich opnieuw schuldig maakt aan militaire agressie tegen de Armeense territoriale integriteit;

66.  is verheugd over de inzet van de GVDB-partnerschapsmissie van de EU in de Republiek Moldavië (EUPM Moldavië), de eerste civiele GVDB-missie ooit die tot doel heeft de veerkracht van de veiligheidssector van Moldavië op het gebied van crisisbeheersing en de bestrijding van hybride dreigingen te versterken; onderstreept het belang van deze innovatieve GVDB-missie en roept de lidstaten op de nodige deskundigheid en capaciteiten ter beschikking te stellen om de missie in staat te stellen Moldavië te helpen het hoofd te bieden aan de hybride oorlogsvoering door Rusland; verzoekt de EDEO te bekijken of in andere kandidaat-lidstaten, met de EU geassocieerde landen en partnerlanden vergelijkbare missies kunnen worden opgezet om hun weerbaarheid tegen hybride dreigingen, waaronder cyberdreigingen en buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, te vergroten;

67.  geeft nogmaals aan dat de EU de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië steunt, alsook de inspanningen in het kader van het 5+2-onderhandelingsproces om te komen tot een vreedzame, duurzame, alomvattende politieke regeling van het Transnistrische conflict, op basis van eerbiediging van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië binnen haar internationaal erkende grenzen, met een speciale status voor Transnistrië die de bescherming van de mensenrechten ook moet waarborgen in de gebieden die momenteel niet onder controle staan van de grondwettelijke autoriteiten; uit zijn bezorgdheid over het feit dat Transnistrië nog steeds een toevluchtsoord is voor mensensmokkelaars en criminele organisaties, maar wijst erop dat de missie van de EU voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan Moldavië en Oekraïne (EUBAM) een belangrijke rol speelt bij de heropening van het goederenvervoer per spoor door Transnistrië en meerdere smokkeloperaties heeft verhinderd;

68.  is ingenomen met het besluit van de Raad van 4 mei 2023 om 40 miljoen EUR uit de EPF vrij te maken voor steun aan de strijdkrachten van de Republiek Moldavië, en 30 miljoen EUR voor steun aan de Georgische strijdkrachten; benadrukt dat de steun aan deze partnerlanden verder moet worden verhoogd, overeenkomstig hun behoeften;

69.  spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de illegale bezetting van de Georgische regio’s Abchazië en Tschinvali/Zuid-Ossetië door de Russische Federatie en wijst erop dat de Russische Federatie haar illegale bezetting van en effectieve controle over de bezette gebieden van Georgië voortzet door middel van haar militaire aanwezigheid, het plaatsen van prikkeldraadversperringen en andere kunstmatige barrières langs de grens van het bezette gebied, het op grote schaal onrechtmatig gevangennemen en ontvoeren van Georgische burgers en andere mensenrechtenschendingen ter plaatse; is sterk gekant tegen de plannen van Rusland om een permanente marinebasis te bouwen in de haven van Otsjamtsjire aan de Zwarte Zee in de bezette regio Abchazië, en roept de internationale gemeenschap op alle inspanningen te ondersteunen om deze grove schending van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië te bestraffen; roept de Russische Federatie op haar internationale verplichtingen uit hoofde van het door middel van bemiddeling door de EU tot stand gebrachte staakt-het-vuren-akkoord van 12 augustus 2008 na te komen, met name de verplichting om al haar militaire en veiligheidspersoneel uit de bezette gebieden van Georgië terug te trekken, om de vestiging van internationale veiligheidsmechanismen in die gebieden toe te staan, en om de waarnemingsmissie van de EU (EUMM) overeenkomstig haar mandaat onbelemmerde toegang tot het gehele grondgebied van Georgië te geven; verzoekt de EU opnieuw zich te blijven inzetten voor de vreedzame oplossing van het conflict tussen Rusland en Georgië en hiertoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten, waaronder de speciale vertegenwoordiger voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië, de internationale besprekingen in Genève, de mechanismen voor preventie van en respons bij incidenten, de EUMM en het beleid van niet-erkenning en betrokkenheid; is ingenomen met de bijstand die de EU in het kader van de EPF aan Georgië verleent en verzoekt de EU de samenwerking met Georgië op het vlak van veiligheid te intensiveren op alle prioritaire gebieden die in het strategisch kompas worden genoemd, met name het versterken van de veerkracht van de veiligheidssector van Georgië op het gebied van crisisbeheer, het bestrijden van hybride dreigingen en het moderniseren van de defensievermogens;

70.  is ingenomen met de verlenging van het mandaat en onderstreept het belang van het werk van EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina (BiH) op het gebied van training en ondersteuning van de strijdkrachten van BiH; verwelkomt in dat verband de samenwerkings- en trainingsovereenkomst voor 2023 die de strijdkrachten van BiH en EUFOR hebben gesloten; roept BiH op zich in te zetten voor de vorming van multi-etnische eenheden binnen zijn strijdkrachten; herinnert aan de toezegging van de EU om de opbouw van de defensievermogens van BiH te steunen, met name via de 20 miljoen EUR uit de EPF die hiervoor tot dusver zijn toegewezen; steunt de verlenging door de VN-Veiligheidsraad van het mandaat van EUFOR Althea als een stabiele en bewezen missie; veroordeelt ten stelligste alle retoriek die bedoeld is om verdeeldheid te zaaien en/of een afscheiding te bewerkstelligen, waardoor de kwetsbaarheid van het land verder toeneemt, en benadrukt dat de status van kandidaat-lidstaat voor de gekozen vertegenwoordigers van BiH een kans biedt en een verplichting inhoudt aan de verwachtingen van de burgers te voldoen en het dagelijks leven van de gewone burgers in concrete zin te verbeteren; roept op tot verdere versterking van EUFOR Althea, met name door meer troepen en materieel in te zetten en daarnaast door een geloofwaardige aanwezigheid in het district Brčko te verwezenlijken;

71.  is verheugd dat de meeste landen van de Westelijke Balkan, met Servië als belangrijkste uitzondering, hun beleid in hoge mate hebben afgestemd op het GBVB; dringt aan op een volwaardige deelname van de landen van de Westelijke Balkan aan de EU-initiatieven voor de gezamenlijke ontwikkeling en aankoop van militair materieel; dringt aan op het sluiten van bestuurlijke regelingen tussen het EDA en de landen van de Westelijke Balkan die nog niet zover zijn; staat positief tegenover de blijvende aanwezigheid van de Kosovo Force (KFOR) in Kosovo en roept de rechtsstaatmissie van de EU in Kosovo (EULEX) op nauwer met KFOR samen te werken om te voorkomen dat criminele bendes, paramilitaire groeperingen en andere ontwrichtende krachten Kosovo destabiliseren;

72.  erkent het recht van Israël op zelfverdediging zoals verankerd in en afgebakend door het internationaal recht, en benadrukt dat het land daarom volledig in lijn met het internationaal humanitair recht moet handelen; wijst er nogmaals op dat de EU het werk van het Internationaal Strafhof volledig steunt; acht het van belang dat onderscheid wordt gemaakt tussen het Palestijnse volk en zijn legitieme aspiraties enerzijds en de terreurorganisatie Hamas en haar terreurdaden anderzijds; dringt aan op het openstellen van corridors voor het verlenen van humanitaire hulp aan burgers in de Gazastrook, en dringt erop aan dat deze permanent open gehouden worden; spreekt nogmaals zijn uitdrukkelijke steun uit voor een via onderhandelingen tot stand gekomen tweestatenoplossing op basis van de grenzen van 1967, met twee soevereine, democratische staten die in vrede en veiligheid naast elkaar leven, met Jeruzalem als hoofdstad van beide staten, en met volledige eerbiediging van het internationaal recht; dringt aan op een grondig onderzoek naar de rol van Iran, Qatar en Rusland bij de financiering en ondersteuning van terrorisme in de regio; is het volstrekt oneens met en spreekt zijn teleurstelling uit over recente verklaringen van de president van Turkije, waarin hij ten onrechte beweerde dat Hamas geen terroristische organisatie is;

73.  steunt de lopende werkzaamheden van de politie- en rechtsstaatmissie van de EU voor de bezette Palestijnse gebieden (EUPOL COPPS) en de missie van de EU voor bijstandverlening op het gebied van grensbeheer in Rafah, die de Palestijnse autoriteiten ondersteunen bij de hervorming van de veiligheids- en justitiële sector en bij het geïntegreerde grensbeheer; spreekt zijn waardering uit voor de functionarissen en medewerkers van de missies, die onder uiterst moeilijke omstandigheden hun werk blijven doen; roept de EDEO en de lidstaten op de mandaten van de twee missies te herzien en hun rol verder te versterken in het licht van de huidige situatie en de unieke positie waarin zij verkeren, die hen in staat stelt zowel met de staat Israël als met de Palestijnse Autoriteit een dialoog te voeren, met als doel de vredesinspanningen van de EU te versterken;

74.  is ingenomen met de gezamenlijke mededeling over het EU-beleid inzake cyberdefensie en roept de lidstaten op zich te blijven inzetten voor en uitvoering te geven aan de ambitieuze maar realistische reeks maatregelen die de Commissie voorstelt, waaronder het voorstel voor een wet inzake cybersolidariteit om de lidstaten beter in staat te stellen dreigingen en incidenten op het gebied van cyberbeveiliging in de EU op te sporen en daarop te reageren, maar ook om de informatie-uitwisseling te verbeteren en het vergaren van inlichtingen van hoge kwaliteit te ondersteunen, en daarnaast gespecialiseerde platforms op te richten, met waarborging van afdoende middelen en financiering; merkt op dat de onderlinge samenwerking tussen de EU-lidstaten en met bondgenoten en partners overal ter wereld essentieel is voor de cyberveiligheid in Europa; maant tot behoedzaamheid bij het delen van gegevens, die alleen beschikbaar mogen zijn voor partners die dezelfde waarden huldigen, en wijst erop dat het gegevensbeheer en de gegevensinfrastructuur moeten worden toevertrouwd aan betrouwbare bedrijven en dienstverleners; merkt in dit verband op dat het gebruik van Huawei-technologie bij de ontwikkeling van 5G de cyberveerkracht van de EU ernstig ondermijnt;

75.  dringt aan op versterking van de veerkracht en de capaciteiten van de EU-instellingen in de strijd tegen cyberaanvallen, omdat het hier gaat om een ernstig veiligheidsprobleem, met name in de aanloop naar de EU-verkiezingen;

76.  verzoekt de Unie doeltreffende maatregelen te nemen om Europese kritieke infrastructuur, waardevolle toeleveringsketens en democratische instellingen te beschermen tegen hybride dreigingen; verzoekt de EU doeltreffende controle- en bewakingssystemen in te voeren voor kritieke infrastructuur zoals pijpleidingen en glasvezelkabels, om aanvallen te voorkomen en snel te detecteren;

77.  is tevreden met de bevindingen en het hoge ambitieniveau van de aanbevelingen in de nieuwe EU-ruimtestrategie voor veiligheid en defensie; beschouwt een veilige, beveiligde en autonome toegang tot de ruimte als een kritiek aspect van de veiligheid en defensie van de EU, hetgeen ook is gebleken in het kader van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne; is in dit verband ingenomen met het in de strategie opgenomen voorstel om jaarlijks een vertrouwelijke analyse van het landschap van ruimtedreigingen op te stellen;

78.  wijst erop dat het delen van inlichtingen en het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten en de EU-instellingen, waaronder het Parlement, moet worden verbeterd om het situationeel bewustzijn te vergroten, beter te kunnen anticiperen, collectieve veiligheidsdreigingen aan te pakken en de beleidsvorming beter te kunnen onderbouwen; benadrukt dat de veiligheidsprotocollen van de diensten die zich bezighouden met inlichtingen en/of gevoelige informatie in de EU moeten worden verbeterd; verzoekt de VV/HV en de lidstaten de gezamenlijke capaciteit op het gebied van inlichtingenanalyse (SIAC) en het Satellietcentrum van de Europese Unie (SatCen) te versterken; dringt nogmaals aan op de inzet van inlichtingencapaciteit bij alle GVDB-missies en -operaties, om de informatievoorziening aan het Inlichtingen- en situatiecentrum van de EU (EU-Intcen), de EUMS en het CPCC te waarborgen; benadrukt dat veilige communicatie van groot belang is voor het verkrijgen van betrouwbare inlichtingen en is ingenomen met de inspanningen om de veiligheidsregels en -voorschriften in dit verband te stroomlijnen, teneinde de informatie, infrastructuur en communicatiesystemen beter te beschermen tegen buitenlandse inmenging en aanvallen; roept de lidstaten op EU-Intcen te versterken als doeltreffend orgaan voor het delen van inlichtingen, zodat inlichtingen veilig kunnen worden uitgewisseld, een gemeenschappelijke strategische cultuur kan worden geformuleerd en strategische informatie kan worden verstrekt om beter te kunnen anticiperen en reageren op crises binnen en buiten de EU;

Het strategisch kompas: “SAMENWERKEN MET PARTNERS”

79.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de problematische en ernstige situatie in de Sahel na diverse staatsgrepen, bijvoorbeeld in Niger, Mali en Burkina Faso, maar ook in Sudan; betreurt de militaire staatsgreep van 26 juli 2023 in Niger en dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van president Mohamed Bazoum, zijn gezin en iedereen die willekeurig wordt vastgehouden, en roept op tot intrekking van de aanklachten tegen hem; verlangt dat de democratisch gekozen president Bazoum onmiddellijk opnieuw wordt geïnstalleerd en dat de grondwettelijke orde wordt hersteld;

80.  wijst erop dat de stabiliteit van de Sahel rechtstreekse gevolgen heeft voor de veiligheid en stabiliteit van Europa; benadrukt dat de EU en haar lidstaten hun beleid ten aanzien van de strategische regio van de Sahel opnieuw moeten evalueren en lering moeten trekken uit de fouten die in het verleden zijn gemaakt, met name in verband met Rusland, maar wijst er daarnaast op dat bij dit beleid een holistische benadering moet worden gehanteerd met betrekking tot de sociaal-economische ontwikkeling van de regio op lange termijn; is in dit verband van mening dat de Afrikaanse partners van voldoende middelen moeten worden voorzien; verzoekt de EDEO en de lidstaten in hun veiligheidsbeleid rekening te houden met regionale en lokale aspecten, onder meer door waar mogelijk een dialoog aan te gaan met de plaatselijke bevolking, het maatschappelijk middenveld en democratisch verkozen autoriteiten en regionale organisaties, en zich te houden aan het beginsel van “Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen”; beseft dat het hoofddoel van de verschillende internationale missies, namelijk duurzame vrede in de regio, nog niet is bereikt; neemt kennis van de aankondiging van de VV/HV dat de EU-strategie voor de Sahel zal worden herzien; dringt erop aan deze herziening zo snel mogelijk uit te voeren en de status van de GVDB-missies in de regio verder te versterken;

81.  spreekt zijn krachtige steun uit voor de door Ecowas en de Afrikaanse Unie genomen besluiten als reactie op de staatsgrepen en verzoekt lidstaten en de EDEO te onderzoeken hoe zij deze organisaties waar mogelijk doeltreffend bijstand kunnen verlenen bij hun inspanningen;

82.  veroordeelt de aanwezigheid van particuliere militaire organisaties en/of door overheden gefinancierde huurlingenlegers zoals de Wagnergroep en het Afrikakorps, die een destabiliserende rol in de Sahel hebben gespeeld en verschillende repressieve regimes hebben gesteund, in een poging de invloed van de Russische Federatie in Afrika te vergroten; is van mening dat staatsgrepen altijd het gevolg zijn van verschillende, multidimensionale factoren die niet in elk land hetzelfde zijn en daarom zorgvuldig moeten worden beoordeeld; is niettemin ontzet over de sterk anti-Europese sentimenten in bepaalde landen en roept de lidstaten en de EDEO op om de rechtstreekse contacten met de lokale bevolking en de nationale autoriteiten te intensiveren en om te streven naar een gerichtere strategische communicatie in lokale talen om het negatieve beeld waar nodig bij te stellen en om waar nodig het koloniale verleden zonder schroom onder ogen te zien;

83.  spoort de EDEO aan voort te bouwen op de vooruitgang die de militaire opleidingsmissie van de Europese Unie in Mozambique (EUTM Mozambique) reeds heeft geboekt bij de aanpak van de terreurdreiging in Cabo Delgado en bij het opleiden van Mozambikaanse troepen ter plaatse; maakt zich nog steeds zorgen over het gevaar dat deze dreiging zich verder verspreidt in de regio; roept op tot onmiddellijke actie om de levering van niet-dodelijke uitrusting te versnellen;

84.  benadrukt dat drie van de vijf trainingsmissies (EUTM) en militaire partnerschapsmissies (EUMPM) van de EU in Afrika, met name die in de Centraal-Afrikaanse Republiek, Mali en Niger, momenteel aanzienlijk zijn vertraagd of officieel zijn opgeschort; wijst er eveneens op dat bepaalde civiele missies die assistentie verlenen aan binnenlandse veiligheidstroepen, stil liggen (EUCAP Sahel Mali), gebrekkig functioneren (EUAM CAR) of zich terugtrekken (EUCAP Sahel Niger); wijst erop dat het dringend noodzakelijk is dat het ingezette personeel toegang heeft tot instrumenten, training, uitrusting en middelen waarmee zij informatie en inlichtingen kunnen verstrekken aan de EU en haar lidstaten; is van mening dat het concept van ondersteuning essentieel blijft in trainingsmissies, met als doel Europese adviesverleners in staat te stellen ter plaatse zo nauwkeurig mogelijk na te gaan of de trainingsprogramma’s correct zijn uitgevoerd en overeenstemmen met de operationele behoeften van de plaatselijke strijdkrachten;

85.  verzoekt de EDEO en de lidstaten om het mandaat van alle GVDB-missies in Afrika grondig te evalueren, en mandaten in voorkomend geval te beëindigen, teneinde voor elke missie haalbare doelstellingen en mijlpalen vast te stellen, daarbij rekening houdend met de huidige politieke context, en na te gaan of deze missies kunnen worden aangepast met het oog op een nieuwe multidimensionale en op maat gesneden EU-strategie in de Sahel en Afrika, als onderdeel van haar geïntegreerde aanpak;

86.  is ingenomen met de lancering van het veiligheids- en defensie-initiatief van de EU ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee, voor een aanvankelijke duur van twee jaar, in nauwe afstemming met Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin;

87.  betreurt dat een groot aantal Afrikaanse landen nog altijd niet bereid is een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN te steunen waarin Rusland wordt veroordeeld, de territoriale integriteit van Oekraïne wordt erkend en tot vrede wordt opgeroepen;

88.  juicht de actualisering van de maritieme strategie van de EU en het bijbehorende actieplan toe, evenals de toezegging om de rol van de Unie als verstrekker van veiligheid in internationale wateren te versterken; is ingenomen met het feit dat de herziene strategie ook de versterking van de lopende marineoperaties van de EU omvat; juicht toe dat in de herziene versie wordt voorgesteld na te gaan of er nieuwe maritieme gebieden van belang zijn waar uitvoering kan worden gegeven aan het CMP-concept op basis van de ervaring die is opgedaan in de Golf van Guinee en in het noordwestelijk deel van de Indische Oceaan; roept de lidstaten op actief deel te nemen aan deze initiatieven en hun militaire capaciteiten op zee te versterken om de aanwezigheid en zichtbaarheid van de EU in het Middellandse Zeegebied, de Zwarte Zee, de Atlantische Oceaan, de Indische en Stille Oceaan en elders in de wereld te vergroten en bedreigingen en uitdagingen in de Oostzee doeltreffend aan te pakken;

89.  benadrukt dat de veiligheid van het Zwarte Zeegebied moet worden gewaarborgd door steun te verlenen bij het ontmijnen van de Oekraïense zeewateren en dat de lidstaten moeten worden aangemoedigd om in dit verband trainingen aan te bieden, met de nadruk op de ontwikkeling van capaciteiten voor het opruimen van mijnen op zee en de bescherming van kritieke infrastructuur op de zeebodem; onderstreept het feit dat soortgelijke technologie moet worden getest en ingezet in andere Europese zeeën waar het probleem van niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie en chemische wapens die in de vorige eeuw zijn gedumpt al een bedreiging vormt voor de veiligheid, het milieu, de gezondheid en de economie, zoals in de Oostzee, de Adriatische Zee en de Noordzee; roept de Commissie op meer financiering beschikbaar te stellen om deze steeds hand over hand toenemende uitdaging het hoofd te bieden;

90.  benadrukt dat de EU, gezien de toenemende geopolitieke spanningen op zee, de vrijheid van scheepvaart, de veiligheid van scheepvaartverbindingen en van haar schepen en bemanningen, offshore-infrastructuur en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij moet waarborgen en ervoor moet zorgen dat haar externe zeegrenzen doeltreffend worden bewaakt om illegale activiteiten te voorkomen; benadrukt de noodzaak om de samenwerking tussen de EU en de NAVO op het gebied van maritieme veiligheid te intensiveren om alle kwesties van wederzijds belang op dit gebied te kunnen aanpakken;

91.  wijst erop dat de EU, gezien de toenemende geopolitieke spanningen op zee, ervoor moet zorgen dat haar maritieme buitengrenzen op doeltreffende wijze worden bewaakt om illegale activiteiten doeltreffend te kunnen bestrijden; betreurt dat ondanks het feit dat de EU op 11 november 2019 een kader van beperkende maatregelen heeft vastgesteld als reactie op de illegale booractiviteiten van Turkije in het oostelijke deel van de Middellandse Zee, deze activiteiten zijn voortgezet;

92.  is ingenomen met het feit dat Turkije in de Algemene Vergadering van de VN voor de veroordeling van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft gestemd en de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne is toegedaan, maar betreurt tevens dat het omzeilen van de EU-sancties door Turkije de doeltreffendheid daarvan ondermijnt; verzoekt de Commissie om dit te onderzoeken; herhaalt zijn oproep aan Turkije om zich aan te sluiten bij de EU-sancties tegen Rusland;

93.  erkent dat Turkije een land van strategisch belang is, maar betreurt de standpunten en het beleid van het land op bepaalde gebieden die voor de EU en haar buurlanden van belang zijn en die een bedreiging vormen voor de vrede, de veiligheid en de stabiliteit in de regio; veroordeelt ten stelligste de illegale activiteiten van Turkije op Cyprus, zoals de aanhoudende schending van de resoluties 550 (1984) en 789 (1992) van de VN-Veiligheidsraad, waarin Turkije wordt opgeroepen het gebied Varosha over te dragen aan de wettige bewoners onder tijdelijk bestuur van de VN, en de recente aanvallen op VN-vredeshandhavers in de bufferzone bij het dorp Pyla/Pile dat van beide gemeenschappen deel uitmaakt; spreekt zijn afkeuring uit over de oproep van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan aan de internationale gemeenschap om de separatistische entiteit in het bezette Cyprus te erkennen, waarmee hij afstand neemt van de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad waarin wordt opgeroepen tot een federatie die beide gemeenschappen omvat en uit twee zones bestaat, met één internationale rechtspersoonlijkheid, één soevereiniteit, één staatsburgerschap en politieke gelijkheid, en die ook het EU-acquis respecteert;

94.  betreurt dat Turkije, ondanks inspanningen om de situatie te de-escaleren, doorgaat met zijn unilaterale provocerende acties en weigert zich te houden aan de resolutie van de VN-Veiligheidsraad over het wapenembargo tegen Libië met betrekking tot operatie IRINI, waardoor het internationaal recht, met inbegrip van UNCLOS, en de soevereine rechten van EU-lidstaten, met name Griekenland en Cyprus, in het oostelijke Middellandse Zeegebied worden geschonden; is ingenomen met de recente gezamenlijke verklaring van de leiders van Turkije en Griekenland over het nastreven van goede nabuurschapsbetrekkingen, het openstellen van de communicatie, het verminderen van de spanningen door militair vertrouwen op te bouwen, het bevorderen van de handel en het oplossen van problemen in de Egeïsche Zee; merkt op dat Turkije steeds vaker aanwezig is in gebieden waar de EU belangrijke veiligheidsbelangen en GVDB-missies heeft, en roept Turkije op de belangen en missies van de EU in deze gebieden niet te ondermijnen; spreekt nogmaals zijn veroordeling uit over de ondertekening van de memoranda van overeenstemming tussen Turkije en Libië over alomvattende veiligheids- en militaire samenwerking en over de afbakening van maritieme zones, die met elkaar samenhangen en een duidelijke schending van het internationaal recht, de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de soevereine rechten van de EU-lidstaten vormen;

95.  wijst erop dat er dringend aanzienlijk meer moet worden geïnvesteerd in regionale en mondiale wapenbeheersing, non-proliferatie en ontwapening. waarbij een multilaterale aanpak gehanteerd moet worden; benadrukt dat de wapenexport op nationaal en Europees niveau transparanter moet worden en dat het beleid op dit gebied meer op één lijn moet worden gebracht; verzoekt de lidstaten zich volledig te houden aan Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, zoals gewijzigd bij Besluit (GBVB)2019/1560 van de Raad; is zich bewust van het feit dat de lidstaten hun beleid inzake overheidsopdrachten op defensiegebied zelf mogen bepalen;

96.  bevestigt nogmaals zich volledig te scharen achter de inzet van de EU en haar lidstaten voor het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, dat de hoeksteen vormt van het beleid inzake de niet-verspreiding van kernwapens en nucleaire ontwapening; benadrukt dat de EU een krachtige en constructieve rol moet spelen bij de ontwikkeling en versterking van wereldwijde, op regels gebaseerde inspanningen op het gebied van de niet-verspreiding van kernwapens, wapenbeheersing en ontwapening;

97.  benadrukt dat de EU haar vermogens om de soevereiniteit van alle lidstaten te beschermen verder moet ontwikkelen, maar ook moet werken aan een langetermijnbeleid waarbij de EU een grotere verantwoordelijkheid voor haar defensie op zich neemt en tegelijkertijd haar veiligheidssamenwerking met de NAVO en gelijkgestemde partners overal ter wereld intensiveert; is verheugd over de oprichting van het Schuman Forum for Security and Defence (Schumanforum voor veiligheid en defensie) als platform voor uitwisseling tussen partners op basis van gelijkheid en gedeelde waarden;

98.  benadrukt in de krachtigste bewoordingen het belang van het bondgenootschap tussen de EU en de VS, dat gebaseerd is op de gedeelde waarden van democratie, vrijheid en de rechtsstaat; waardeert de grote inzet en betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de territoriale verdediging van Europa, met name in het licht van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, die een bedreiging vormt voor het hele continent; is zeer verheugd over het feit dat het partnerschap met de Verenigde Staten is geïntensiveerd, met name door de ondertekening van een administratieve regeling tussen het EDA en het ministerie van Defensie van de Verenigde Staten in april 2023 en de dialogen tussen de EU en de VS over veiligheid en defensie, alsook over China; roept de EU op actief te blijven samenwerken met de VS in het kader van de strategische dialoog tussen de EU en de VS over veiligheid en defensie, bijvoorbeeld op het gebied van wederzijdse veiligheids- en defensie-initiatieven, ontwapening en non-proliferatie, de impact van ontwrichtende technologieën, klimaatverandering, hybride dreigingen, cyberdefensie, militaire mobiliteit, crisisbeheer en betrekkingen met strategische concurrenten;

99.  wijst op het belang van nauwere samenwerking bij de productie en aankoop van defensieproducten, onder meer door het bieden van gelijke markttoegang voor de defensie-industrie van beide partners; is in dit verband ingenomen met de inspanningen van de EU om haar eigen defensiecapaciteit te verbeteren en meer verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen defensie;

100.  dringt opnieuw aan op geïnstitutionaliseerde samenwerking met het Verenigd Koninkrijk op het gebied van veiligheid en defensie, onder meer in de vorm van nauwere samenwerking op het gebied van informatie-uitwisseling, militaire mobiliteit, wederzijdse veiligheids- en defensie-initiatieven, crisisbeheersing, cyberbeveiliging, hybride dreigingen, buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging en de betrekkingen met gemeenschappelijke strategische concurrenten; spoort het Verenigd Koninkrijk aan serieus met de EU samen te werken op het gebied van urgente strategische uitdagingen; spoort de VV/HV ertoe aan het Verenigd Koninkrijk uit te nodigen voor informele vergaderingen van de Raad Buitenlandse Zaken (met de ministers van Defensie) om van gedachten te wisselen over kwesties van gemeenschappelijk belang, met volledige eerbiediging van de autonomie van de EU op het gebied van besluitvorming;

101.  onderstreept het belang van partnerschappen, als onderdeel van het strategisch kompas, voor de versterking van de samenwerking tussen de EU en haar bondgenoten en partners overal ter wereld, teneinde tegenwicht te bieden aan buitenlandse strategieën die erop gericht zijn de EU te ondermijnen en de internationale op regels gebaseerde orde te destabiliseren; is ingenomen met de langverwachte derde gezamenlijke verklaring over de samenwerking tussen de EU en de NAVO, waarin wordt bevestigd dat de EU en de NAVO essentiële partners zijn die gemeenschappelijke waarden en strategische belangen delen en die elkaar aanvullen om ervoor te zorgen dat de NAVO-bondgenoten baat hebben bij een sterke Europese pijler binnen de NAVO; dringt in het bijzonder aan op synergie en samenhang tussen de strategische visie van de NAVO en het strategisch kompas van de EU, met name bij het reageren op Russische agressie, militaire mobiliteit, hybride en cyberoorlogvoering, met inbegrip van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging, mondiale maritieme veiligheid, de strijd tegen traditionele bedreigingen, zoals terrorisme, en het verlenen van steun aan partners;

102.  verwelkomt de toetreding van Finland tot de NAVO; betreurt ten zeerste dat de ratificatie van de toetreding van Zweden tot de NAVO vertraging heeft opgelopen; laakt in dit verband verdere pogingen om de democratische vrijheden in de EU-lidstaten te ondermijnen door het verlenen van toestemming voor de toetreding van Zweden tot de NAVO te gebruiken als drukmiddel; is in dit verband ingenomen met het lang uitgestelde besluit van Turkije en Hongarije om de toetreding van Zweden tot de NAVO goed te keuren; dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan hun belofte gestand te doen om zich binnen de NAVO constructiever op te stellen, met name in het oostelijke Middellandse Zeegebied;

103.  is ingenomen met de gezamenlijke mededeling over een Actieplan voor militaire mobiliteit 2.0 als een belangrijke bijdrage aan de versterking van de Europese veiligheid, zoals aangegeven in het strategisch kompas; wijst op de versnelde goedkeuring van vervoersinfrastructuurprojecten voor tweeërlei gebruik na de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; herhaalt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de projectcyclus de komende jaren voort te zetten;

104.  benadrukt dat het belangrijk is veiligheids- en defensiedialogen te ontwikkelen met partners overal ter wereld, met name in de Westelijke Balkan en het Oostelijk Partnerschap, maar ook met belangrijke partners in strategische maritieme gebieden, zoals de zuidelijke buurlanden en de Indo-Pacifische regio, van de oostkust van Afrika tot het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en van het noordpoolgebied tot het Verre Oosten; dringt aan op intensivering van de samenwerking op militair en veiligheidsgebied met de landen in de onmiddellijke Europese nabuurschap door de versterking van de veiligheidsdimensie en de verdieping van de dialoog over het veiligheids- en defensiebeleid; roept opnieuw op tot intensievere samenwerking op veiligheidsgebied met internationale organisaties, zoals - maar niet beperkt tot - de VN, de AU en vredesmissies van deze organisaties in conflictgebieden, en de OVSE;

105.  wijst erop dat het Noordpoolgebied van groot strategisch en geopolitiek belang is vanwege nieuwe zeeroutes, de overvloed aan natuurlijke hulpbronnen en de mogelijkheden voor economische ontwikkeling als gevolg van de opwarming van de aarde, en daardoor in toenemende mate voorwerp is van conflicterende belangen; is verontrust over het feit dat autoritaire regimes, waaronder Rusland en China, steeds meer activiteiten ontplooien in en belangstelling hebben voor het Noordpoolgebied; wijst op het belang van blijvende veiligheid, stabiliteit en samenwerking in het Noordpoolgebied; wijst erop dat dit gebied gevrijwaard moet blijven van militaire spanningen en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, en dat de rechten van inheemse volkeren moeten worden geëerbiedigd; is van mening dat het beleid inzake het noordpoolgebied van de Unie opgenomen moet worden in het GVDB en dat op dit gebied samengewerkt moet worden met de NAVO; dringt erop aan het Noordpoolgebied regelmatig ter sprake te brengen tijdens de vergaderingen van het Politiek en Veiligheidscomité en de Raad;

106.  spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de talrijke raketproeven die Noord-Korea in 2023 heeft uitgevoerd; benadrukt de bijzondere verantwoordelijkheid van China en Rusland ten aanzien van Noord-Korea en roept hen op hun invloed aan te wenden om verdere escalatie te voorkomen; spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de recente ontmoeting tussen de leiders van Noord-Korea en Rusland; veroordeelt met klem dat Noord-Korea wapens en ballistische raketten aan Rusland heeft geleverd, die gebruikt worden in de aanvalsoorlog tegen Oekraïne, en merkt op dat Rusland, doordat het zijn militaire banden met Noord-Korea aanhaalt, in strijd handelt met de sancties en resoluties van de VN betreffende Noord-Korea; spreekt zijn krachtige veroordeling uit over het feit dat Iran drones en raketten aan Rusland heeft geleverd met het oog op de inzet daarvan in de aanvalsoorlog tegen Oekraïne, en onderstreept dat verdere internationale maatregelen ten aanzien van Iran nodig zijn, in nauwe samenwerking met onze partners;

De rol van het Europees Parlement

107.  roept op tot versterking van de parlementaire democratie en tot verbetering van de controle op partnerlanden buiten de EU door middel van parlementaire dialogen over veiligheids- en defensievraagstukken en door parlementaire weerbaarheid op te bouwen tegen hybride dreigingen, waaronder die op cybergebied en op het gebied van buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging;

108.  merkt op dat de recente verhoging van de uitgaven voor defensiebeleid en -programma’s op EU-niveau en in de lidstaten van groot belang is voor de Europese defensie en veiligheid, een logisch gevolg is van de recente ontwikkelingen op veiligheidsgebied en laat zien dat defensie zich ontwikkelt tot een echt EU-beleidsterrein; wijst erop dat in dit kader volledige parlementaire controle en verantwoordingsplicht gewaarborgd moeten worden om ervoor te zorgen dat de programma’s en beleidsmaatregelen op dit gebied op de meest doeltreffende wijze bijdragen aan de verwezenlijking van de strategische doelstellingen van de EU en aan de bescherming van de Europese veiligheids- en defensiebelangen; dringt in dit verband nogmaals aan op de vaststelling van gedelegeerde handelingen betreffende uit de EU-begroting gefinancierde werkprogramma’s voor de Europese defensie-industrie; roept nogmaals met klem op tot de instelling van een vaste Commissie veiligheid en defensie van het Europees Parlement met volledige wetgevings- en begrotingsbevoegdheden inzake Europese defensieaangelegenheden, met inbegrip van maatregelen ter versterking van de EDTIB, en is van mening dat deze commissie het voortouw moet nemen op het gebied van het opkomende EU-defensieacquis met verantwoordelijkheden op het gebied van toezicht, wetgeving en begroting;

109.  benadrukt, onder verwijzing naar de succesvolle samenwerking tussen de Subcommissie veiligheid en defensie (SEDE) en de Commissie industrie, onderzoek en energie bij de voorbereiding van de Edirpa-verordening, dat SEDE betrokken moet worden bij alle wetgevingsprocedures met relevante gevolgen voor de Europese defensie totdat er een vaste commissie is opgericht;

110.  verzoekt de EDEO om regelmatig en in detail verslag uit te brengen aan SEDE over de uitvoering van het strategisch kompas;

o
o   o

111.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de voorzitter van de Commissie en bevoegde commissarissen, de secretaris-generaal van de VN, de secretaris-generaal van de NAVO, de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de NAVO, de EU-agentschappen die bevoegd zijn op het gebied van veiligheid en defensie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1)PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149.
(2)PB L 791 van 21.3.2019, blz. 1.
(3)PB L, 2023/2418 van 26.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2418/oj.
(4)PB L 185 van 24.7.2023, blz. 7.
(5)PB L 331 van 14.12.2017, blz. 57.
(6)PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14.
(7)PB L 270 van 18.10.2022, blz. 93.
(8)PB L 270 van 18.10.2022, blz. 85.
(9)PB L 325 van 20.12.2022, blz. 110.
(10)PB L 22 van 24.1.2023, blz. 29.
(11)PB C 465 van 6.12.2022, blz. 137.
(12)PB C 214 van 16.6.2023, blz. 54.
(13)PB C 214 van 16.6.2023, blz. 104.
(14)PB C 347 van 9.9.2022, blz. 61.
(15)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0219.
(16)PB C, C/2023/404 van 23.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/404/oj.
(17)PB C, C/2023/405 van 23.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/405/oj.
(18)PB C, C/2023/445 van 1.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/445/oj.
(19)PB C 493 van 27.12.2022, blz. 136.
(20)PB C 132 van 14.4.2023, blz. 115.
(21)PB C 167 van 11.5.2023, blz. 105.
(22)PB C, C/2023/448 van 1.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/448/oj.
(23) PB C 150 van 28.5.1999, blz. 164.
(24)(2020/2268(INI)) en (2022/2075(INI)); https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2022-0064_NL.html; https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2023-0219_NL.html.

Laatst bijgewerkt op: 20 juni 2024Juridische mededeling - Privacybeleid