Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2024/2008(ACI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0181/2024

Ingediende teksten :

A9-0181/2024

Debatten :

PV 25/04/2024 - 2
CRE 25/04/2024 - 2

Stemmingen :

PV 25/04/2024 - 7.5
CRE 25/04/2024 - 7.5

Aangenomen teksten :

P9_TA(2024)0372

Aangenomen teksten
PDF 143kWORD 52k
Donderdag 25 april 2024 - Straatsburg
Interinstitutioneel Orgaan voor ethische normen
P9_TA(2024)0372A9-0181/2024
Besluit
 Bijlage

Besluit van het Europees Parlement van 25 april 2024 over het sluiten van een Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s tot instelling van een Interinstitutioneel Orgaan voor ethische normen voor de leden van de instellingen en adviesorganen genoemd in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (2024/2008(ACI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de besluiten van de Conferentie van voorzitters van 14 respectievelijk 19 maart 2024 houdende bekrachtiging van het ontwerpakkoord tot instelling van een Interinstitutioneel Orgaan voor ethische normen voor de leden van de instellingen en adviesorganen genoemd in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien het ontwerpakkoord tussen het Europees Parlement, de Raad, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s tot instelling van een Interinstitutioneel Orgaan voor ethische normen voor de leden van de instellingen en adviesorganen genoemd in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (het “Akkoord”),

–  gezien artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien artikel 232 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 8 juni 2023 over een voorstel voor een Interinstitutioneel Ethisch Orgaan en de bijlagen daarbij (COM(2023)0311),

–  gezien zijn resolutie van 16 september 2021 over de versterking van de transparantie en integriteit in de EU-instellingen door de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU(1),

–  gezien zijn resolutie van 15 december 2022 over vermoedens van corruptie door Qatar en de bredere noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht in de Europese instellingen(2),

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2023 over de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU(3),

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2023 over de follow-up van het verzoek van het Parlement om maatregelen ter versterking van de integriteit van de Europese instellingen(4),

–  gezien zijn resolutie van 12 juli 2023 over de oprichting van een onafhankelijk ethisch orgaan van de EU(5),

–  gezien zijn resolutie van 13 juli 2023 over aanbevelingen voor de hervorming van de regels van het Europees Parlement inzake transparantie, integriteit, verantwoordingsplicht en corruptiebestrijding(6),

–  gezien artikel 148, lid 1, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A9-0181/2024),

A.  overwegende dat de onafhankelijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht van de EU-instellingen van essentieel belang zijn voor hun democratische legitimiteit en voor het bevorderen van het vertrouwen van de burger; overwegende dat het Europees Parlement thans geldt als een van de meest transparante wetgevende lichamen ter wereld;

B.  overwegende dat iets moet worden gedaan aan de tekortkomingen van het huidige ethische kader, in de wetenschap dat het versnipperd is over de instellingen en organen van de EU, met verschillende regels, procedures en handhavingsniveaus;

C.  overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 16 september 2021(7) heeft voorgesteld een ambitieus, robuust en onafhankelijk ethisch orgaan in het leven te roepen, en dit voorstel in zijn daaropvolgende resoluties van 16 februari 2023(8) respectievelijk 12 juli 2023(9) heeft herhaald;

D.  overwegende dat de Commissie op 8 juni 2023 haar voorstel voor de oprichting van een Interinstitutioneel Ethisch Orgaan heeft gepresenteerd, houdende een normerend orgaan; overwegende dat het voorstel van de Commissie ver achterblijft bij de ambitie waarvan de resoluties van het Parlement getuigen, waarbij met name de bevoegdheid ontbreekt om afzonderlijke gevallen en potentiële inbreuken op ethische regels te onderzoeken en sancties aan te bevelen;

E.  overwegende dat de resoluties van het Parlement van 16 februari 2023(10) en van 12 juli 2023(11) als onderhandelingsmandaat van het Parlement dienden;

F.  overwegende dat een Interinstitutioneel Ethisch Orgaan zal bijdragen tot vergroting van het vertrouwen in de Unie-instellingen en hun democratische legitimiteit, alsook tot de totstandbrenging van een institutionele cultuur die stoelt op de hoogste ethische normen;

G.  overwegende dat de huidige ethische regels van het Parlement (in zijn Reglement) voorzien in een groot aantal schriftelijke standaardverklaringen, waaronder opgave van particuliere belangen, openbaarmaking van vermogen, een verklaring betreffende belangenverstrengeling voor ambtsdragers, rapporteurs, schaduwrapporteurs en deelnemers aan een officiële delegatie of internationale onderhandelingen, opgave van ontmoetingen met belangenbehartigers, ook in het geval van delegatie aan hun medewerkers, een verklaring van input door de rapporteurs in hun dossiers, opgave van aanwezigheid bij door derde partijen georganiseerde evenementen, opgave van giften, en opgave door intergroepen of niet-officiële groeperingen van externe financiële ondersteuning;

1.  is ingenomen met het feit dat het Akkoord de ontwikkeling van strenge ethische normen en de uitwisseling van beste praktijken mogelijk maakt, en voorziet in onderzoek naar individuele gevallen door deskundigen op verzoek van een instelling die of een adviesorgaan dat partij is bij het Akkoord wat verklaringen van hun leden betreft;

2.  beklemtoont dat de eindverantwoordelijkheid voor het nemen van handhavingsbeslissingen bij de relevante autoriteiten van de instellingen of organen blijft liggen; stelt vast dat elke betrokkenheid van de onafhankelijke deskundigen bij individuele gevallen begint met een verzoek van een partij bij het Akkoord wat betreft haar eigen leden overeenkomstig haar interne regels; benadrukt dat de verklaringen van voorgedragen commissarissen betreffende hun financiële belangen in de regel door de onafhankelijke deskundigen moeten worden getoetst, aangezien hierbij sprake is van zaken op hoog niveau die verdergaan dan de belangen van de betrokken instelling;

3.  herhaalt evenwel dat het Parlement volledig achter een onafhankelijk ethisch orgaan blijft staan, dat in staat is uit eigen beweging onderzoeken te verrichten en de verantwoordelijke autoriteiten van de deelnemende instellingen of organen aanbevelingen te doen voor sancties, dat bestaat uit onafhankelijke deskundigen als volwaardige leden, waaraan de leden en het personeel van instellingen en organen van de EU onderworpen zijn voor, tijdens en na hun ambtstermijn of dienstverband, zoals beoogd in de resolutie van het Parlement van 16 september 2021(12) en zoals herhaald in zijn resoluties van 16 februari 2023(13) en van 12 juli 2023(14);

4.  betreurt het dat de Europese Raad besloten heeft zich niet bij het Akkoord aan te sluiten;

5.  betreurt het dat de Raad niet bereid was het toepassingsgebied van het Akkoord uit te breiden tot ten minste de vertegenwoordigers van de lidstaten op ministerieel niveau die het voorzitterschap van de Raad waarnemen, met als argument dat de Verdragen geen rechtsgrond bieden voor het vaststellen van gemeenschappelijke minimumnormen die gelden voor de vertegenwoordigers van de lidstaten; belooft de eerste herziening van het Akkoord te baat te zullen nemen om deze juridische kloof te dichten en verzoekt de eerstvolgende voorzitterschappen van de Raad in de tussentijd de bepalingen van het Akkoord vrijwillig toe te passen; is van oordeel dat de leden van de Raad, net als de leden van het Europees Parlement, gebonden zouden kunnen zijn door de regels zoals vastgesteld door de Raad overeenkomstig zijn bevoegdheid tot zelforganisatie, die in het geval van een conflict met nationale regels zouden prevaleren; onderstreept in dit verband dat vertegenwoordigers van de lidstaten die in de Raad bijeenkomen, handelen in hun hoedanigheid van leden van de Raad wanneer zij EU-handelingen vaststellen; zegt toe juridische verduidelijking te zullen vragen met betrekking tot de kwestie of de Raad akkoord kan gaan met gemeenschappelijke minimumnormen voor zijn leden;

6.  is van mening dat de ter beschikking gestelde middelen de juiste werking van het Interinstitutioneel Ethisch Orgaan (het “Orgaan”) dat bestaat uit één vertegenwoordiger van elke partij bij het Akkoord en de vijf onafhankelijke deskundigen die de institutionele vertegenwoordigers bijstaan en als waarnemers toetreden tot het Orgaan, alsmede de nodige ondersteuning daarvoor mogelijk moeten maken; betreurt het dat volgens artikel 17 van het Akkoord de kosten die voortvloeien uit een raadpleging van de onafhankelijke deskundigen door de verzoekende partij moeten worden gedekt, aangezien dit kan leiden tot een beperking van het aantal van dergelijke raadplegingen;

7.  is van oordeel dat de onafhankelijke deskundigen, die bij consensus door de partijen bij het Akkoord zullen worden benoemd, over professionele ervaring moeten beschikken op de gebieden ethiek, integriteit en transparantie, naast de vereisten als bedoeld in artikel 5, lid 2, van het Akkoord (onberispelijke professioneel gedrag en ervaring in hoge functies bij Europese, nationale of internationale overheidsinstellingen);

8.  benadrukt dat de onafhankelijke deskundigen een essentiële rol spelen bij het onderzoeken van individuele gevallen op verzoek van een partij bij het Akkoord; is van oordeel dat het voor het ontwikkelen of actualiseren van een ethische norm zeer nuttig zou zijn indien elke partij een kleine, willekeurig gekozen reeks gevallen aan de onafhankelijke deskundigen zou doen toekomen;

9.  is van oordeel dat het Orgaan gebruik moet maken van de bestaande bevoegdheden van de instellingen om hun leden om informatie te vragen of van de instemming van nationale autoriteiten om informatie te delen; is van oordeel dat de onafhankelijke deskundigen informatie zo nodig moeten kunnen uitwisselen met nationale autoriteiten voor de uitvoering van hun taken, waarbij zij die informatie even vertrouwelijk behandelen als de autoriteit die de informatie heeft verstrekt; wijst er in dit verband op dat de onafhankelijke deskundigen toegang moeten hebben tot de administratieve documenten van de deelnemende partijen, met name de partij die hen raadpleegt over een zaak, teneinde hen in staat te stellen weloverwogen en goed gedocumenteerde beoordelingen uit te voeren;

10.  stelt vast dat de onafhankelijke deskundigen uit hun midden een woordvoerder zullen aanwijzen; is van oordeel dat de onafhankelijke deskundigen over volledige autonomie moeten beschikken wat de organisatie van hun werk alsook het bijeenroepen van vergaderingen betreft;

11.  is van mening dat de met redenen omklede aanbeveling van de onafhankelijke deskundigen, onverminderd de algemene verordening gegevensbescherming en de persoonlijke rechten, door de instelling of het adviesorgaan openbaar moet worden gemaakt, samen met het besluit van de bevoegde autoriteit, die een verklaring moet geven indien de aanbevelingen niet volledig worden opgevolgd;

12.  dringt erop aan dat het Orgaan wat transparantie betreft het goede voorbeeld geeft door al zijn aanbevelingen, jaarverslagen, besluiten en uitgaven in een machineleesbaar en opendataformaat te publiceren en voor alle burgers toegankelijk te maken, in overeenstemming met de toepasselijke regels voor gegevensbescherming, met inbegrip van onder andere het schriftelijk advies van de onafhankelijke deskundigen over de zelfbeoordelingen van de instellingen overeenkomstig artikel 10 van het Akkoord en het geanonimiseerd en geaggregeerd jaarlijks overzicht van elk jaar waarin de raadplegingen en de door de partijen gestelde vragen alsook de follow-upacties naar aanleiding daarvan in geaggregeerde en geanonimiseerde vorm worden samengevat overeenkomstig artikel 7, lid 4, van het Akkoord; beklemtoont dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen en het vermoeden van onschuld in passende mate moeten worden beschermd; verzoekt de partijen bij het Akkoord gemeenschappelijke richtsnoeren uit te werken voor de raadpleging van de onafhankelijke deskundigen en de publicatie van hun aanbevelingen;

13.  meent dat het Orgaan, om volledig doeltreffend te zijn, de functies van bestaande organen die verantwoordelijk zijn voor ethiek zou moeten combineren en dat elke deelnemende partij daarom de onafhankelijke deskundigen moet raadplegen voor zaken die specifieke aandacht vereisen of met het oog op het ontwikkelen of actualiseren van een ethische norm;

14.  benadrukt dat er moet worden bepaald hoe het mandaat van de ondervoorzitter die het Parlement in het Orgaan vertegenwoordigt, zal worden bepaald en dat er passende verantwoordingsmechanismen moeten worden opgezet;

15.  vindt dat duidelijk gemaakt moet worden wie de plaatsvervangende vertegenwoordiger van het Parlement in het Orgaan zou zijn;

16.  is van mening dat de Commissie constitutionele zaken een rol moet spelen bij het bepalen van het mandaat van de ondervoorzitter die het Parlement in het Orgaan vertegenwoordigt, en om de ondervoorzitter en diens plaatsvervanger ter verantwoording te roepen; acht het van essentieel belang dat de leden van het Parlement een advies kunnen uitbrengen over de ontwikkeling van voor hen bindende normen;

17.  zegt toe constructief deel te zullen nemen aan de herziening van het Akkoord drie jaar na de inwerkingtreding ervan, teneinde het Orgaan te verbeteren en te versterken, als bedoeld in artikel 21 van het Akkoord;

18.  herinnert aan zijn standpunt dat het Orgaan uit eigen beweging onderzoek moet kunnen doen naar vermeende schendingen van de ethische regels door ambtenaren en personeel van EU-instellingen en onderzoeken op afstand en op basis van dossiers moet kunnen instellen op grond van de informatie die het zelf heeft verzameld of van derden heeft ontvangen;

19.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het Akkoord in de bijlage;

20.  verzoekt zijn Voorzitter het Akkoord te ondertekenen met de voorzitter van de Raad, de voorzitter van de Commissie, de voorzitter van het Hof van Justitie van de Europese Unie, de president van de Europese Centrale Bank, de president van de Rekenkamer, de voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité en de voorzitter van het Comité van de Regio’s van de Europese Unie, en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

21.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit, met de bijlage, ter informatie te doen toekomen aan alle Partijen bij het Akkoord.

(1)PB C 117 van 11.3.2022, blz. 159.
(2)PB C 177 van 17.5.2023, blz. 109.
(3)PB C 283 van 11.8.2023, blz. 31.
(4)PB C 283 van 11.8.2023, blz. 27.
(5)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0281.
(6)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0292.
(7)PB C 117 van 11.3.2022, blz. 159.
(8)PB C 283 van 11.8.2023, blz. 31.
(9)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0281.
(10)PB C 283 van 11.8.2023, blz. 27 en 31.
(11)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0281.
(12)PB C 117 van 11.3.2022, blz. 159.
(13)PB C 283 van 11.8.2023, blz. 31.
(14)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0281.


BIJLAGE

Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad VAN DE EUROPESE UNIE, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s tot instelling van een Interinstitutioneel Orgaan voor ethische normen voor de leden van de instellingen en adviesorganen ZOALS BEDOELD in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met het interinstitutioneel akkoord als bekendgemaakt in PB L, 2024/1365, 17.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2024/1365/oj.)

Laatst bijgewerkt op: 14 oktober 2024Juridische mededeling - Privacybeleid