De Europese Centrale Bank (ECB)

De Europese Centrale Bank (ECB) is de centrale instelling van de economische en monetaire unie en is sinds 1 januari 1999 verantwoordelijk voor het monetair beleid in de eurozone. De ECB vormt tezamen met alle nationale centrale banken van de EU het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB). De hoofddoelstelling van het ESCB is het handhaven van prijsstabiliteit. Sinds 2014 is de ECB belast met taken betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme.

Rechtsgrond

  • Artikelen 3 en 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU);
  • Artikel 3, lid 1, punt c), en de artikelen 119, 123, 127 t/m 134, 138 t/m 144, 219 en 282 t/m 284 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);
  • Protocol (nr. 4) betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en van de Europese Centrale Bank (ECB); Protocol (nr. 16) betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken; gehecht aan het VEU en het VWEU;
  • Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (verordening gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM-verordening));
  • Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM-verordening)).

Organisatie en werkzaamheden

Overeenkomstig de verdragen omvatten de belangrijkste verantwoordelijkheden van de ECB de uitvoering van het monetair beleid in de eurozone. De GTM-verordening heeft de ECB vanaf november 2014 bovendien bepaalde toezichthoudende taken met betrekking tot kredietinstellingen toegekend.

A. Monetaire functie

Het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van alle lidstaten, met inbegrip van die welke de euro niet hebben ingevoerd. Het Eurosysteem daarentegen bestaat uit de ECB en de nationale centrale banken van alleen de lidstaten die de euro hebben ingevoerd. In het VWEU wordt niet zozeer verwezen naar het Eurosysteem, maar eerder naar het ESCB, aangezien dit verdrag werd opgesteld op grond van de veronderstelling dat alle lidstaten uiteindelijk de euro als munteenheid zouden aannemen. Voor lidstaten die de euro nog niet als munteenheid hebben aangenomen (omdat zij over een derogatie of opt-out beschikken), zijn bepaalde verdragsbepalingen met betrekking tot het ESCB niet van toepassing, wat betekent dat algemene verwijzingen in het Verdrag naar het ESCB in de praktijk hoofdzakelijk op het Eurosysteem slaan. De onafhankelijkheid van de ECB is verankerd in artikel 130 van het VWEU: “Bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij de Verdragen en de statuten van het ESCB en van de ECB aan hen zijn opgedragen, is het noch de Europese Centrale Bank, noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de Unie, van regeringen van lidstaten of van enig ander orgaan”.

1. Besluitvormende organen

De besluitvormende organen van de ECB zijn de raad van bestuur, de directie en de algemene raad. Het ESCB wordt bestuurd door de besluitvormende organen van de ECB.

a. Raad van bestuur

De raad van bestuur van de ECB bestaat uit de directieleden van de ECB en de presidenten/gouverneurs van de nationale centrale banken van de landen van de eurozone. De raad van bestuur formuleert het monetair beleid en stelt de noodzakelijke richtsnoeren voor de uitvoering ervan vast. De raad van bestuur neemt een reglement van orde aan, oefent adviesfuncties uit en besluit hoe het ESCB op het terrein van de internationale samenwerking moet worden vertegenwoordigd. De raad van bestuur kan ook bepaalde bevoegdheden aan de directie delegeren. De raad van bestuur komt gewoonlijk tweemaal per maand bijeen en beschikt over een maandelijks roulerend systeem van stemrechten. De presidenten/gouverneurs van de eerste vijf landen (gerangschikt naar de omvang van hun economieën en hun financiële sector) delen vier stemrechten. De 15 overige landen delen 11 stemrechten. Naast de presidenten/gouverneurs van de nationale centrale banken hebben de directieleden van de ECB permanent stemrecht.

b. Directie

De directie bestaat uit de president, de vicepresident en vier andere leden. Deze worden met gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad benoemd op aanbeveling van de Raad, nadat deze het Parlement en de raad van bestuur van de ECB heeft geraadpleegd. Zij worden benoemd voor acht jaar en kunnen niet worden herbenoemd. De directie draagt verantwoordelijkheid voor de lopende zaken van de ECB. De directie voert het monetair beleid uit overeenkomstig de richtsnoeren en besluiten van de raad van bestuur. Zij geeft ook instructies aan de nationale centrale banken en bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor.

c. Algemene raad

De algemene raad is het derde besluitvormende orgaan van de ECB, maar alleen zolang er lidstaten zijn die de euro nog niet als munteenheid hebben aangenomen. De algemene raad bestaat uit de president en de vicepresident van de ECB en de presidenten/gouverneurs van de nationale centrale banken van alle lidstaten. De overige directieleden mogen zonder stemrecht deelnemen aan vergaderingen van de algemene raad.

2. Doelstellingen en taken

Overeenkomstig artikel 127, lid 1, VWEU is het hoofddoel van het ESCB het handhaven van prijsstabiliteit. Zonder afbreuk te doen aan dit doel ondersteunt het ESCB ook het algemene economische beleid van de Unie om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, die zijn omschreven in artikel 3 van het VEU. Het ESCB handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging en met de in artikel 119 VWEU uiteengezette beginselen. De fundamentele taken die via het ESCB worden uitgevoerd, zijn: bepalen en ten uitvoer leggen van het monetair beleid van de Unie; verrichten van valutamarktoperaties overeenkomstig de bepalingen van artikel 219 van het VWEU; aanhouden en beheren van de officiële externe reserves van de deelnemende lidstaten; en het bevorderen van een goede werking van het betalingsverkeer.

3. Bevoegdheden en instrumenten

De ECB heeft het alleenrecht machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten. De lidstaten kunnen euromuntstukken uitgeven onder voorbehoud van goedkeuring van de ECB met betrekking tot de omvang van de uitgifte (artikel 128 VWEU). De ECB stelt verordeningen vast en neemt besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de bij het Verdrag en de ECB-statuten aan het ESCB opgedragen taken. Daarnaast doet ze aanbevelingen en brengt ze adviezen uit (artikel 132 VWEU). De ECB moet worden geraadpleegd over elk voorstel voor een besluit van de EU op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen en evenzo door de nationale autoriteiten over elk ontwerp van wettelijke bepaling op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen (artikel 127, lid 4, VWEU). Zij kan adviezen uitbrengen over de onderwerpen waarover zij wordt geraadpleegd. Ook wordt de ECB geraadpleegd over besluiten houdende gemeenschappelijke standpunten en maatregelen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in internationale financiële instellingen (artikel 138 VWEU). Bijgestaan door de nationale centrale banken verzamelt de ECB de benodigde statistische gegevens, hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten, hetzij rechtstreeks bij de economische subjecten (artikel 5 van de ECB-statuten). In de ECB-statuten worden verschillende instrumenten opgesomd die de ECB kan gebruiken om haar monetaire functies te vervullen. De ECB en de nationale centrale banken zijn gerechtigd om rekeningen te openen ten behoeve van kredietinstellingen, openbare lichamen en andere marktpartijen en om activa als onderpand te aanvaarden. De ECB kan open markt- en krediettransacties verrichten en bepaalde minimumreserves vereisen. De raad van bestuur kan ook bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen besluiten nemen over het gebruik van andere instrumenten van monetair beleid. In artikel 123 VWEU wordt monetaire financiering evenwel verboden en worden grenzen gesteld aan het gebruik van monetaire beleidsinstrumenten. Om doelmatige en deugdelijke verrekenings- en betalingssystemen te waarborgen, kan de ECB infrastructuur ter beschikking stellen en toezichtbeleid vaststellen. Ook kan de ECB betrekkingen aangaan met centrale banken en financiële instellingen in andere landen en met internationale organisaties.

4. Lidstaten met een derogatie of een opt-out

De artikelen 139 t/m 144 van het VWEU bevatten speciale bepalingen voor lidstaten die een Verdragsverplichting hebben om de euro aan te nemen, maar nog niet aan de voorwaarden hiervoor hebben voldaan (“lidstaten met een derogatie”). Bepaalde verdragsbepalingen zijn niet op deze lidstaten van toepassing, zoals de doelstellingen en taken van het ESCB (artikel 127, leden 1 t/m 3 en lid 5, VWEU) en de uitgifte van euromuntstukken (artikel 128 VWEU). Denemarken heeft een opt-out bedongen en is bijgevolg niet verplicht om tot de eurozone toe te treden, zoals bepaald in Protocol nr. 16 bij het VWEU.

B. Toezichtfunctie

Sinds november 2014 is de ECB verantwoordelijk voor het toezicht op alle kredietinstellingen (ofwel rechtstreeks voor de grootste banken ofwel indirect voor andere kredietinstellingen) in de lidstaten die deelnemen aan het GTM, en werkt zij in deze hoedanigheid nauw samen met de andere entiteiten die het Europees Systeem voor financieel toezicht vormen. Het GTM bestaat uit de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de eurozone. De bevoegde autoriteiten van lidstaten die niet tot de eurozone behoren kunnen aan het GTM deelnemen. De ECB houdt rechtstreeks toezicht op de grootste banken, terwijl de nationale toezichthouders de overige banken blijven monitoren.

1. Raad van toezicht

De raad van toezicht van de ECB bestaat uit een voorzitter, een vicevoorzitter, vier vertegenwoordigers van de ECB (hun taken hoeven niet rechtstreeks verband te houden met de monetaire functie van de ECB) en een vertegenwoordiger van de nationale bevoegde autoriteit van elke lidstaat die aan het GTM deelneemt. De benoeming door de ECB van een voorzitter en een vicevoorzitter moet worden goedgekeurd door het Europees Parlement. De besluiten van de raad van toezicht worden met gewone meerderheid van stemmen genomen. De raad van toezicht is een intern orgaan dat belast is met de planning, voorbereiding en uitvoering van de aan de ECB toegekende toezichtfuncties. De raad van toezicht stelt complete ontwerptoezichtbesluiten op en legt deze voor aan de raad van bestuur. Wanneer de raad van bestuur deze ontwerpbesluiten niet binnen een bepaald tijdsbestek verwerpt, worden zij vastgesteld. Indien een lidstaat die geen lid van de eurozone is het niet eens is met een ontwerpbesluit van de raad van toezicht is er een speciale procedure van toepassing en kan de desbetreffende lidstaat zelfs om beëindiging van de nauwe samenwerking verzoeken.

2. Doelstellingen en taken

Uit hoofde van haar rol als toezichthouder omvatten de taken van de ECB onder meer de verlening en intrekking van vergunningen aan kredietinstellingen, het waarborgen van naleving van de voorschriften inzake prudentieel toezicht, de uitvoering van toezichtsbeoordelingen en deelname aan aanvullend toezicht op financiële conglomeraten. De ECB is tevens belast met het aanpakken van systeemrisico’s en macroprudentiële risico’s.

3. Bevoegdheden en instrumenten

Om haar toezichtfunctie te vervullen beschikt de ECB over onderzoeksbevoegdheden (informatieverzoeken, algemene onderzoeken en inspecties ter plaatse) en specifieke toezichtsbevoegdheden (bv. vergunningverlening aan kredietinstellingen). De ECB beschikt tevens over de bevoegdheid om administratieve sancties op te leggen. Zij kan eveneens van kredietinstellingen eisen dat zij hogere kapitaalbuffers aanhouden.

C. Overige functies

Ook andere rechtsgronden dragen de ECB taken op. Het Verdrag tot oprichting van het Europees Stabiliteitsmechanisme (dat in september 2012 in werking is getreden) heeft de ECB taken opgedragen, voornamelijk op het gebied van beoordeling en analyse, in verband met de verlening van financiële bijstand. Volgens de oprichtingsverordening van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB), dat verantwoordelijk is voor het macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel in de EU, verzorgt de ECB het secretariaat voor het ESRB en fungeert de president van de ECB ook als voorzitter van het ESRB. De ECB vervult een adviserende rol bij de beoordeling van de afwikkelingsplannen van kredietinstellingen uit hoofde van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en de verordening inzake het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme. Binnen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme beoordeelt de ECB of een kredietinstelling failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat, en informeert zij de Commissie en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad dienovereenkomstig.

De rol van het Europees Parlement

De president van de ECB brengt in een driemaandelijkse monetaire dialoog verslag uit aan het Parlement over monetaire zaken. De ECB stelt tevens een jaarverslag over monetair beleid op dat in het Parlement wordt toegelicht. Het Parlement neemt een resolutie aan over dit jaarverslag. De leden van het Europees Parlement kunnen aan de ECB vragen met verzoek om schriftelijk antwoord stellen. Het Parlement wordt ook geraadpleegd in het kader van de procedure voor de benoeming van de directieleden van de ECB.

De nieuwe toezichtsbevoegdheden van de ECB sluiten aan op de aanvullende verantwoordingsverplichtingen die in de GTM-verordening zijn vastgelegd. De praktische uitvoeringsbepalingen zijn geregeld in het interinstitutioneel akkoord tussen het Parlement en de ECB. De verantwoordingsverplichtingen houden onder meer in dat de voorzitter van de raad van toezicht hoorzittingen van de Commissie economische en monetaire zaken bijwoont, vragen van het Parlement beantwoordt en, op verzoek, vertrouwelijke mondelinge gesprekken voert met de voorzitter en vicevoorzitter van de bevoegde commissie. Daarnaast stelt de ECB een jaarlijks controleverslag op dat door de voorzitter van de raad van toezicht aan het Parlement wordt gepresenteerd.

 

Dražen Rakić / MAJA SABOL