Justitiële samenwerking in strafzaken is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen, en omvat maatregelen om de wetgeving van de lidstaten op diverse gebieden onderling aan te passen. Het Verdrag van Lissabon heeft een stevigere rechtsgrond gelegd voor de ontwikkeling van een strafrechtelijke ruimte, waarbij tevens nieuwe bevoegdheden aan het Europees Parlement worden verleend.
Artikelen 82 tot en met 86 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
De geleidelijke afschaffing van de grenscontroles in de EU heeft het vrije verkeer van EU-burgers aanzienlijk vereenvoudigd, maar heeft het misdadigers tevens gemakkelijker gemaakt om over de grenzen heen te opereren. Om de grensoverschrijdende misdaad aan te pakken, omvat de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR) maatregelen om de justitiële samenwerking tussen de lidstaten in strafzaken te bevorderen. Het uitgangspunt is het beginsel van wederzijdse erkenning. Er zijn concrete maatregelen vastgesteld om transnationale misdaad en grensoverschrijdend terrorisme te bestrijden en ervoor te zorgen dat de rechten van slachtoffers, verdachten en gevangenen in de hele EU worden beschermd.
A. Belangrijkste wetgevingshandelingen van de EU inzake justitiële samenwerking in strafzaken
1. Vaststellingsprocedures
Overeenkomstig het VWEU worden de meeste maatregelen op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgesteld en zijn ze onderworpen aan rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zelfs afgezien van de bijzondere aspecten inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR) (opt-outregelingen voor Ierland en Denemarken (zie de Protocollen 21 en 22 bij het VWEU) en een bevoorrechte rol voor de nationale parlementen (zie de Protocollen 1 en 2)) zijn justitiële samenwerking in strafzaken en politiesamenwerking niet volledig in het EU-kader opgenomen en hebben ze een zeker origineel karakter behouden dat dateert van voor het Verdrag van Lissabon:
2. Belangrijkste wetgevingshandelingen die volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld
a. Gemeenschappelijke minimumnormen voor strafrechtelijke procedures:
b. Terrorismebestrijding:
c. Bestrijding van corruptie, cybercriminaliteit, fraude en witwaspraktijken:
d. Uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en EU-agentschappen:
e. Bescherming van slachtoffers:
B. Agentschappen die zich bezighouden met justitiële samenwerking in strafzaken en andere verwante organen
1. Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)
Eurojust stimuleert en verbetert de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen en de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten. Het agentschap faciliteert met name de uitvoering van verzoeken om grensoverschrijdende wederzijdse rechtshulp en de uitvoering van uitleveringsverzoeken. Eurojust ondersteunt de autoriteiten van de lidstaten op alle mogelijke manieren om ervoor te zorgen dat nationale onderzoeken naar en vervolgingen van grensoverschrijdende criminaliteit doeltreffender verlopen.
Eurojust kan een lidstaat op verzoek bijstaan bij onderzoek en vervolging met betrekking tot de betrokken lidstaat en een derde land indien door Eurojust met het derde land in kwestie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten of indien is aangetoond dat er sprake is van een wezenlijk belang.
Eurojust bestrijkt dezelfde soorten misdrijven en strafbare feiten waarvoor het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) bevoegd is, zoals terrorisme, drugshandel, mensenhandel, valsemunterij, witwaspraktijken, cybercriminaliteit, misdrijven tegen eigendom of openbare goederen, waaronder fraude en corruptie, strafbare feiten die de financiële belangen van de EU schaden, milieucriminaliteit en deelneming aan een criminele organisatie. Eurojust kan op verzoek van een lidstaat ook bijstand verlenen bij onderzoek naar en de vervolging van andere soorten strafbare feiten.
Het vorige rechtskader voor Eurojust (Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken) trad op 4 juni 2009 in werking. Sinds 12 december 2019 is Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad echter van toepassing.
Eurojust publiceert jaarverslagen. De conclusies van de Raad met betrekking tot het jaarverslag 2019 van Eurojust werden op 9 oktober 2020 aangenomen door de ministers van Justitie. Eurojust is gevestigd in Den Haag, Nederland.
2. Europees Openbaar Ministerie (EOM)
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) is sinds 20 november 2017 van kracht. Het Parlement heeft in zijn wetgevingsresolutie van 5 oktober 2017 zijn goedkeuring gehecht aan de ontwerpverordening van de Raad.
Het EOM zal een onafhankelijk bureau zijn dat belast is met het opsporen, vervolgen en voor de rechter brengen van misdrijven die de EU-begroting schaden, zoals fraude, corruptie, en grensoverschrijdende btw-fraude ter waarde van meer dan tien miljoen euro. De lijst van misdrijven zou in de toekomst kunnen worden uitgebreid met bijvoorbeeld terrorisme.
Het Parlement en de Raad hebben in onderlinge overeenstemming de eerste Europese hoofdaanklager, Laura Codruţa Kövesi, benoemd voor een ambtstermijn van zeven jaar, die niet kan worden verlengd.
Maar liefst 22 lidstaten hebben zich al bij het EOM aangesloten. Het handjevol lidstaten dat dit nog niet heeft gedaan, kan zich te allen tijde aansluiten. Het Centraal Europees Openbaar Ministerie is gevestigd in Luxemburg en zo ook de Europees hoofdaanklager en het college van Europees aanklagers uit alle deelnemende lidstaten. Zij zullen aan het roer staan van de dagelijkse strafrechtelijke onderzoeken die door de gedelegeerd aanklagers worden uitgevoerd.
De datum waarop het EOM zijn taken inzake onderzoek en vervolging zal opnemen, zal op voorstel van de Europees hoofdaanklager door de Commissie worden vastgesteld, zodra het EOM is ingesteld. De werkzaamheden zijn op verschillende gebieden in volle gang, zodat het EOM zo spoedig mogelijk kan worden opgericht en zijn taken kan opnemen.
Het Parlement heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van EU-wetgeving op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken door van de bestrijding van misdrijven en corruptie een politieke prioriteit te maken. Het heeft namelijk op gelijke voet met de Raad gewerkt aan de verbetering van justitiële samenwerking in strafzaken. De gewone wetgevingsprocedure is van toepassing op vrijwel alle gebieden van het strafrecht van de EU, op enkele uitzonderingen na, waaronder met name de goedkeuringsprocedure voor de instelling van het EOM.
Het belangrijkste hulpmiddel voor de bewerkstelliging van justitiële samenwerking tussen de lidstaten in strafzaken is Eurojust. Toen Eurojust opnieuw werd vormgegeven, heeft het Parlement zich hard gemaakt voor sterkere parlementaire controle en betere regels inzake gegevensbescherming.
Op 1 december 2020 werd door het Parlement de eerste interparlementaire commissievergadering georganiseerd (op afstand vanwege COVID-19) over de evaluatie van de activiteiten van Eurojust. De vergadering was gewijd aan een eerste beoordeling van de activiteiten van Eurojust door het Europees Parlement en de nationale parlementen overeenkomstig artikel 85 van het VWEU en Verordening (EU) 2018/1727.
Het Parlement legt momenteel de laatste hand aan zijn werk op het gebied van de uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (uitvoeringsverslag over Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002, dat vóór het Verdrag van Lissabon werd aangenomen). Op 1 december 2020 heeft de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken haar goedkeuring gehecht aan een ontwerpverslag waarin de resultaten worden beoordeeld van de vereenvoudigde procedure voor grensoverschrijdende gerechtelijke overlevering die in 2004 de langdurige uitleveringsprocedures van de EU heeft vervangen en berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Het ontwerpverslag zal tijdens een volgende plenaire vergadering door het voltallige Parlement in stemming worden gebracht.
Het Parlement bereidt momenteel verslagen (en resoluties) voor over de volgende kwesties: de bestrijding van gendergerelateerd geweld en cybergeweld; kunstmatige intelligentie in het strafrecht en het gebruik ervan door politiële en gerechtelijke instanties in strafzaken; de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan; Europese verstrekkings- en bewaringsbevelen voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken.
Het Parlement zal bovendien de recente en aankomende initiatieven van de Commissie opvolgen op het gebied van witwaspraktijken, de financiering van terrorisme, de rechten van slachtoffers, de digitalisering van justitie, justitiële opleiding, ontwikkelingen met betrekking tot de rechtsstaat op het gebied van justitie, en haatzaaiende uitlatingen op het internet.
Er wordt nog altijd aan het beleid inzake justitiële samenwerking in strafzaken gewerkt, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de doeltreffendere bestrijding van pan-Europese dreigingen en misdrijven. Het Parlement heeft specifieke maatregelen vastgesteld om terrorisme, transnationale misdaad, corruptie, fraude en witwaspraktijken te bestrijden en de rechten van slachtoffers, verdachten en gevangenen in de hele EU te beschermen. Voorts zijn er verscheidene maatregelen goedgekeurd ter verbetering van de uitwisseling van informatie tussen lidstaten.
Alessandro Davoli