Ontvangsten van de Unie

De begroting van de EU wordt grotendeels (meer dan 90 %) uit eigen middelen gefinancierd. De jaarlijkse ontvangsten en uitgaven moeten volledig in evenwicht zijn. De Raad neemt het besluit over het stelsel van eigen middelen met eenparigheid van stemmen en houdt daarbij rekening met het advies van het Europees Parlement. Het stelsel moet worden geratificeerd door de lidstaten.

Rechtsgrond

Doel

De Europese Unie financiële autonomie verlenen, zonder de begrotingsteugels te laten vieren.

Hoe het werkt

Met het besluit van 21 april 1970 betreffende de eigen middelen kreeg de Europese Economische Gemeenschap (EEG) eigen middelen. Op grond van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 zijn de eigen middelen die jaarlijks kunnen worden ingezet, momenteel beperkt tot maximaal 1,4 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. Omdat de totale uitgaven de totale ontvangsten niet mogen overschrijden, geldt voor de uitgaven hetzelfde plafond (1.4.3). In de praktijk is het uitgavenplafond binnen het huidige meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 (1.4.3) vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met ongeveer 1,4 % van het bni van de EU.

Samenstelling van de ontvangsten

1. “Traditionele” eigen middelen

Het gaat hierbij om douanerechten, landbouwrechten en suikerheffingen, die sinds 1970 worden geïnd. Het percentage dat de lidstaten mogen inhouden om de inningskosten te dekken, is intussen verhoogd van 20 % tot 25 %. De “traditionele” eigen middelen maken tegenwoordig doorgaans ongeveer 10 % uit van de ontvangsten uit eigen middelen[1].

2. Eigen middelen uit de btw

Deze omvatten een percentage van de geraamde ontvangsten uit de belasting over de toegevoegde waarde (btw) dat de lidstaten afdragen aan de Unie. In deze middelen werd al voorzien in het besluit van 1970, maar pas sinds 1979 wordt er ook gebruik van gemaakt, nadat de btw-stelsels van de lidstaten op elkaar afgestemd waren. De eigen middelen uit de btw maken nu ook ongeveer 10 % van de ontvangsten uit eigen middelen uit.

3. Eigen middelen op basis van het bni

Deze middelen, ingesteld bij Besluit 88/376/EEG van de Raad van 24 juni 1988, zijn afkomstig van een heffing van een uniform percentage op het bni van de lidstaten, dat elk jaar in het kader van de begrotingsprocedure wordt vastgesteld. Oorspronkelijk zou deze heffing alleen worden opgelegd als de andere eigen middelen niet volstonden om de uitgaven te dekken, maar tegenwoordig wordt het grootste deel van de EU-begroting hiermee gefinancierd. De eigen middelen op basis van het bni zijn verdrievoudigd sinds het einde van de jaren 90 en maken tegenwoordig ongeveer 70 % van de ontvangsten uit eigen middelen uit.

4. Eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval

Dit is de eerste nieuwe categorie van eigen middelen die op 1 januari 2021 is ingevoerd bij het eigenmiddelenbesluit van 2020. Het betreft een nationale bijdrage op basis van de hoeveelheid kunststof verpakkingsafval die de lidstaten niet recyclen, met een uniform afroepingspercentage van 0,80 EUR per kilogram. De bijdragen van lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking dat onder het EU-gemiddelde ligt, worden verlaagd met een jaarlijks forfaitair bedrag dat overeenkomt met 3,8 kg kunststofafval per hoofd van de bevolking. De ontvangsten uit deze middelen zijn goed voor ongeveer 3-4 % van de EU-begroting.

5. Andere ontvangsten en het van het vorige jaar overgedragen saldo

Hieronder vallen de belastingen op de salarissen van de personeelsleden van de EU, de bijdragen van derde landen aan bepaalde EU-programma’s, resterende bijdragen van het VK en de boetes die ondernemingen betalen wegens overtreding van de mededingingsregels of andere wetgeving. Is er een overschot, dan wordt het saldo van elk begrotingsjaar als ontvangst opgenomen in de begroting van het volgende begrotingsjaar. De andere ontvangsten, saldi en technische aanpassingen maken doorgaans tussen 2 % en 8 % van de totale ontvangsten uit.

6. Correctiemechanismen

Het eigenmiddelenstelsel is ook wel eens gebruikt om begrotingsonevenwichtigheden tussen de nettobijdragen van de verschillende lidstaten te corrigeren. Zo leidde de in 1984 overeengekomen “Britse korting” tot een vermindering van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk. Ze werd in gelijke mate door alle andere lidstaten gefinancierd, met uitzondering van Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden, waarvoor een verlaging gold. Hoewel de Britse korting niet langer van toepassing is, zullen de forfaitaire correcties in de periode 2021-2027 nog steeds gelden voor Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden.

7. Leningen

De EU-begroting mag geen tekort hebben en de uitgaven mogen niet gefinancierd worden door middel van leningen. Wel kreeg de Commissie, bij wijze van uitzondering, tijdelijk toestemming om tot 750 miljard EUR (in prijzen van 2018) op de kapitaalmarkten te lenen, zodat ze de subsidies en leningen kon financieren die worden verstrekt in het kader van het herstelinstrument NextGenerationEU (NGEU). Vanaf eind 2026 mogen geen nieuwe nettoleningen meer worden opgenomen. Alleen herfinancieringstransacties zullen dan nog toegestaan zijn. De Commissie past een gediversifieerde leningsstrategie toe, waarbij ze langlopende obligaties, groene obligaties en door leningconsortia en veilingen verkochte kortlopende obligaties gebruikt. Daarover communiceert ze op open en transparante wijze via jaarlijkse leningsbesluiten en halfjaarlijkse financieringsplannen.

Naar een hervorming van de eigen middelen van de EU

In het Verdrag van Lissabon is opnieuw bepaald dat de begroting geheel uit eigen middelen moet worden gefinancierd, en behoudt de Raad de bevoegdheid om, na overleg met het Parlement en met eenparigheid van stemmen, een besluit vast te stellen over het stelsel van eigen middelen van de Unie[2], teneinde nieuwe categorieën eigen middelen in te voeren en bestaande categorieën af te schaffen. Het Verdrag bepaalt ook dat de Raad de uitvoeringsmaatregelen voor deze besluiten alleen kan vaststellen met goedkeuring van het Parlement.

In januari 2017 presenteerde de groep op hoog niveau die in 2014 werd opgezet om een algemene evaluatie van het stelsel van eigen middelen uit te voeren (“groep-Monti”) haar eindverslag over transparantere, eenvoudigere, eerlijkere en democratischere manieren om de EU-begroting te financieren. De belangrijkste conclusie was dat de EU-begroting aan zowel de ontvangsten- als uitgavenzijde moest worden hervormd om de huidige problemen aan te pakken en concrete resultaten te bereiken voor de EU-burger.

Op basis van dit verslag en de daaropvolgende discussienota over de toekomst van de EU-financiën heeft de Commissie op 2 mei 2018 voorstellen[3] gedaan om de huidige eigen middelen uit de btw te vereenvoudigen en een pakket nieuwe eigen middelen in te voeren. Deze maatregelen zouden ongeveer 12 % van de totale EU-begroting uitmaken en bestaan uit 20 % van de ontvangsten uit het emissiehandelssysteem (ETS) van de EU, een afroepingspercentage van 3 % van een nieuwe gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en een nationale bijdrage die wordt berekend op basis van de hoeveelheid niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

De Commissie heeft voorgesteld alle kortingen af te schaffen en het bedrag dat de lidstaten inhouden op de douanerechten om hun inningskosten te dekken, te halveren van 20 % naar 10 %. Ook heeft zij voorgesteld het maximum van de jaarlijkse afroepingen van eigen middelen te verhogen om het lagere totale bni van de EU-27 op te vangen en rekening te houden met het voorstel om het Europees Ontwikkelingsfonds in de EU-begroting op te nemen.

De standpunten van het Europees Parlement

Op basis van de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement de afgelopen jaren in een aantal resoluties[4] herhaaldelijk opgeroepen om het stelsel van eigen middelen grondig te hervormen. Het heeft gewezen op problemen met het stelsel van eigen middelen, met name de buitensporige complexiteit ervan en de financiële afhankelijkheid van nationale bijdragen.

Het Parlement heeft aangedrongen op hervormingen om de ontvangsten eenvoudiger, transparanter en democratischer te innen, het aandeel van de bni-bijdragen te verminderen, de btw-middelen te hervormen of te schrappen en alle vormen van korting geleidelijk af te schaffen.

Met het oog op een stabielere EU-begroting ter ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie heeft het Parlement herhaaldelijk aangedrongen op een ambitieus en evenwichtig pakket nieuwe eigen middelen van de EU dat eerlijk, eenvoudig, transparant en budgettair neutraal is voor de burgers.

In zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen heeft het Parlement ook aangedrongen op de invoering van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie.

Onderhandelingen over het MFK in 2020

Op 28 mei 2020 heeft de Commissie voorgesteld om tot 750 miljard EUR te lenen door namens de EU obligaties op de internationale markten uit te geven met een looptijd van 3 tot 30 jaar ter financiering van een vernieuwd MFK en NGEU om de effecten van de COVID-19-pandemie tegen te gaan. In het licht van de nieuwe economische context heeft de Commissie voorgesteld het plafond van de eigen middelen uitzonderlijk en tijdelijk met 0,6 % van het bni van de EU te verhogen, naast een voorgestelde permanente stijging van 1,2 % naar 1,4 % van het bni, zodat de EU haar marktfinanciering uiteindelijk kan terugbetalen. Ook heeft zij nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voorgesteld, evenals mogelijkheden voor nog andere nieuwe eigen middelen, waaronder op het ETS gebaseerde eigen middelen (uitgebreid tot de maritieme en luchtvaartsector), een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, eigen middelen gebaseerd op de activiteiten van grote ondernemingen en een digitale belasting.

Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 17 tot 21 juli 2020 hebben de staatshoofden en regeringsleiders overeenstemming bereikt over een nieuw MFK en het NGEU, en hebben zij besloten het plafond voor betalingen te verhogen en vanaf januari 2021 nieuwe eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststofafval in te voeren.

In zijn resolutie van 23 juli 2020 benadrukte het Parlement dat alleen het creëren van nieuwe eigen middelen kan helpen om de schulden van de EU terug te betalen en om tegelijkertijd de EU-begroting veilig te stellen en de fiscale druk op de nationale schatkisten en de Europese burgers te verlichten. Op 16 september 2020 pleitte het Parlement er in een advies, dat was uitgebracht in het kader van de raadplegingsprocedure, opnieuw voor om nieuwe eigen middelen op basis van een routekaart in te voeren en alle kortingen af te schaffen.

Op 10 november 2020 hebben de onderhandelaars van het Parlement, de Raad en de Commissie een politiek akkoord bereikt over het MFK, de eigen middelen en bepaalde aspecten betreffende de governance van het herstelinstrument. Een nieuwe bijlage bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer omvatte een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen voor de periode 2021-2027. Inkomsten uit nieuwe eigen middelen moeten toereikend zijn om de terugbetaling van NGEU te dekken. Eventuele resterende inkomsten moeten, in overeenstemming met het universaliteitsbeginsel, in de EU-begroting terugvloeien. Door het krappe tijdsbestek moest de Commissie uiterlijk in juni 2021 voorstellen indienen voor nieuwe eigen middelen op basis van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, een digitale heffing en een herzien ETS (die uiterlijk op 1 januari 2023 moesten worden ingevoerd), en moet zij uiterlijk in juni 2024 voorstellen indienen voor aanvullende nieuwe eigen middelen, waaronder wellicht een belasting op financiële transacties en een aan het bedrijfsleven gekoppelde financiële bijdrage (mogelijk een nieuwe gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting). Op grond van het nieuwe eigenmiddelenbesluit van 14 december 2020 werden de kortingen voor bepaalde lidstaten gehandhaafd en werden de inningskosten op douanerechten verhoogd van 20 % tot 25 %.

Ontwikkelingen sinds 2020

Na ratificatie door alle lidstaten op 31 mei 2021 is het eigenmiddelenbesluit vanaf 1 januari 2021 met terugwerkende kracht in werking getreden.

Na de voorstellen van 14 juli 2021 voor de herziening van het EU-ETS en de vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens is op 22 december 2021 een voorstel voor een volgende generatie eigen middelen van de EU gepubliceerd. In het voorstel wordt bepaald dat 25 % van de inkomsten uit de geveilde ETS-emissierechten, 75 % van de inkomsten uit het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en 15 % van het aandeel van de resterende winsten die in het kader van de OESO/G20-overeenkomst inzake internationale vennootschapsbelasting (pijler één) aan de EU-lidstaten worden toegewezen, als eigen middelen aan de EU-begroting zouden worden overgemaakt. Op 23 november 2022 keurde het Parlement amendementen op het voorstel goed. Er wordt nu gewacht op een besluit van de Raad.

Het Parlement bereidt ook een initiatiefverslag voor waarin aanvullende nieuwe eigen middelen worden voorgesteld.

 

[2]Een dergelijk besluit moet door de lidstaten worden geratificeerd.
[3]Op 29 november 2018 publiceerde de Europese Rekenkamer een advies over de voorstellen (Advies nr. 5/2018).
[4]Wetgevingsresolutie van 17 december 2014 over het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen; wetgevingsresolutie van 16 april 2014 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen; resolutie van 6 juli 2016 over de voorbereiding van de postelectorale herziening van het MFK 2014-2020: bijdrage van het Parlement in afwachting van het Commissievoorstel; resolutie van 26 oktober 2016 over de tussentijdse herziening van het MFK 2014-2020; resolutie van 24 oktober 2017 over de discussienota over de toekomst van de EU-financiën; resolutie van 14 maart 2018 over de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie; resolutie van 30 mei 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen; resolutie van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027.

Andras Schwarcz