Gezondheid en veiligheid op het werk

Sinds de jaren 1980 besteedt de EU veel aandacht aan het verbeteren van de gezondheid en veiligheid van werknemers op het werk. Met de invoering van wetgeving op Europees niveau zijn minimumnormen vastgelegd voor de bescherming van werknemers. Dit belet de lidstaten echter niet om op nationaal niveau strengere maatregelen te handhaven of in te voeren. Gezondheid en veiligheid op het werk zijn een essentieel onderdeel van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, dat in 2021 werd goedgekeurd tijdens de sociale top van Lissabon.

Rechtsgrond

De artikelen 91, 114, 115, 151, 153 en 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Doelstellingen

Op grond van artikel 153 VWEU kan de EU wetgeving (richtlijnen) inzake gezondheid en veiligheid op het werk vaststellen om het optreden van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen. Hiertoe worden minimumeisen vastgelegd op EU-niveau, waarbij de lidstaten de ruimte hebben om, indien gewenst, op nationaal niveau strengere eisen te stellen. Verder is in het Verdrag bepaald dat er in de vastgestelde richtlijnen geen administratieve, financiële of juridische verplichtingen mogen worden opgelegd die de oprichting en ontwikkeling van kmo’s zouden kunnen belemmeren.

Resultaten

A. Institutionele ontwikkeling

Onder auspiciën van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werden diverse onderzoeksprogramma’s opgezet op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk. Ten tijde van de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1957 werd duidelijk dat er behoefte was aan een alomvattende benadering van dit onderwerp. In 1974 werd het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats opgericht om de Commissie te ondersteunen (Besluit 74/325/EEG van de Raad). Voor de voltooiing van de Europese interne markt waren minimumeisen nodig met betrekking tot gezondheid en veiligheid op het werk. Om die reden werd er een aantal richtlijnen vastgesteld, waaronder Richtlijn 82/605/EEG (vervangen door Richtlijn 98/24/EG) betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan metallisch lood, Richtlijn 83/477/EEG (laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/148/EG) over asbest, en Richtlijn 86/188/EEG (laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/10/EG) over lawaai.

1. Europese Akte

Met de goedkeuring van de Europese Akte in 1987 werden gezondheid en veiligheid op het werk voor het eerst opgenomen in het EEG-Verdrag. Er werd een artikel met minimumeisen toegevoegd op grond waarvan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen richtlijnen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk kon vaststellen. Het doel was om de gezondheid en veiligheid van werknemers op het werk te verbeteren, de omstandigheden in de werkomgeving te harmoniseren, bij de verdere voltooiing van de interne markt “sociale dumping” te voorkomen, en te verhinderen dat bedrijven naar gebieden met minder strenge eisen verhuizen omdat dit concurrentievoordelen oplevert.

2. Verdrag van Amsterdam (1997)

Met de introductie van de titel over werkgelegenheid en het Sociaal Akkoord werd in het Verdrag van Amsterdam het belang van arbeidskwesties beklemtoond. Voor het eerst werden er richtlijnen vastgesteld met minimumeisen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en arbeidsomstandigheden. Het Parlement en de Raad stelden deze richtlijnen gezamenlijk vast door middel van de medebeslissingsprocedure.

3. De rol van het Verdrag van Lissabon (2007)

Het Verdrag van Lissabon bevat een “sociale clausule” op grond waarvan in het EU-beleid rekening moet worden gehouden met sociale eisen. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie juridisch bindend voor de lidstaten wanneer zij EU-recht ten uitvoer leggen.

4. Europese pijler van sociale rechten (2017)

De in november 2017 door de Raad, de Commissie en het Parlement ondertekende Europese Pijler van sociale rechten bevat twintig rechten en beginselen, waaronder het recht van iedere werknemer op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden (artikel 31 van het Handvest van de grondrechten). Overeenkomstig beginsel 10 van de pijler hebben werknemers recht op een hoog niveau van bescherming van hun gezondheid en veiligheid op het werk en op een werkomgeving die op hun professionele behoeften is afgestemd en hen in staat stelt langer actief te blijven op de arbeidsmarkt. De pijler zelf is niet juridisch bindend, maar vormt een pakket met (zachte) wetgevingsmaatregelen die erop gericht zijn de levens- en arbeidsomstandigheden in de EU te verbeteren en de verschillen in de EU op dit gebied te verkleinen.

B. Mijlpalen: richtlijnen en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

1. Kaderrichtlijn 89/391/EEG en afzonderlijke richtlijnen

Artikel 137 van het Verdrag van Nice (het huidige artikel 153 VWEU) vormt het uitgangspunt voor de inspanningen van de EU ter verbetering van het arbeidsmilieu, met als uiteindelijk doel de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers. Een mijlpaal op dit gebied was de goedkeuring van Kaderrichtlijn 89/391/EEG, die specifiek gericht is op de totstandbrenging van een preventiecultuur. In deze richtlijn wordt voorzien in preventieve maatregelen, voorlichting, raadpleging, evenwichtige deelneming en opleiding van werknemers en hun vertegenwoordigers, zowel voor de openbare als de particuliere sector. De kaderrichtlijn vormt de basis voor 25 afzonderlijke richtlijnen met betrekking tot verschillende gebieden en voor Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk. De kaderrichtlijn heeft ook invloed gehad op andere wetgevingshandelingen met betrekking tot uitzendkrachten en aspecten van arbeidstijd in verschillende richtlijnen.

De afzonderlijke richtlijnen hebben betrekking op:

  • voorschriften inzake gezondheid en veiligheid voor arbeidsplaatsen (Richtlijn 89/654/EEG) en veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (Richtlijn 92/58/EEG);
  • het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (Richtlijn 89/655/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 2001/45/EG en Richtlijn 2009/104/EG); het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door werknemers (Richtlijn 89/656/EEG), het werken met beeldschermapparatuur (Richtlijn 90/270/EEG) en het manueel hanteren van lasten (Richtlijn 90/269/EEG);
  • sectoren: tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (Richtlijn 92/57/EEG); winningsindustrieën die delfstoffen winnen (boringen) (Richtlijn 92/91/EEG, Richtlijn 92/104/EEG); en vissersvaartuigen (Richtlijn 93/103/EG);
  • groepen: zwangere werknemers (Richtlijn 92/85/EEG) en de bescherming van jongeren op het werk (Richtlijn 94/33/EG);
  • agentia: de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (Richtlijn 2004/37/EG), chemische agentia op het werk (Richtlijn 98/24/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2000/39/EG en Richtlijn 2009/161/EU), asbest op het werk (Richtlijn 2009/148/EG) en biologische agentia op het werk (Richtlijn 2000/54/EG); bescherming tegen ioniserende straling (Richtlijn 2013/59/Euratom, houdende intrekking van eerdere, gerelateerde richtlijnen); de bescherming van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (Richtlijn 1999/92/EG); de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (trillingen) (Richtlijn 2002/44/EG), lawaai (Richtlijn 2003/10/EG), elektromagnetische velden (Richtlijn 2004/40/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2013/35/EU) en kunstmatige optische straling (Richtlijn 2006/25/EG);
  • stoffen: het op één lijn brengen van verschillende richtlijnen betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (Richtlijn 2014/27/EU).

De actualisering van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk is een continu proces dat ook in de toekomst wordt voortgezet. Zo werd in mei 2016 een voorstel ingediend met betrekking tot een eerste reeks van 13 stoffen, dat in december 2017 werd vastgesteld (Richtlijn (EU) 2017/2398). Een tweede voorstel, van januari 2017, tot herziening van de grenswaarden voor nog eens zeven stoffen werd in januari 2019 vastgesteld als Richtlijn (EU) 2019/130, nadat het Parlement erin was geslaagd om in de tekst een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan uitlaatgassen van dieselmotoren te laten opnemen. Een derde voorstel, van april 2018, dat vijf stoffen betrof die in de metallurgie, bij galvanisatieprocessen, in de mijnbouw, bij recyclingprocessen, in laboratoria en in de gezondheidszorg worden gebruikt, werd in juni 2019 vastgesteld als Richtlijn (EU) 2019/983. Een vierde herziening van de richtlijn, met nieuwe of herziene grenswaarden voor drie kankerverwekkende stoffen (acrylonitril, nikkelverbindingen en benzeen), werd in maart 2022 vastgesteld als Richtlijn (EU) 2022/431. Deze richtlijn is een van de eerste maatregelen in het kader van het Europees kankerbestrijdingsplan. Sindsdien heeft de Commissie in dit verband nog twee voorstellen naar voren geschoven. In augustus 2022 kwam zij met een wetgevingsvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2009/148/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk om de blootstelling van werknemers verder te verminderen en hen te beschermen tegen het risico op kanker. Het Europees Parlement heeft op 3 oktober 2023 zijn standpunt in eerste lezing over dit voorstel aangenomen. Voorts kwam de Commissie in februari 2023 met een voorstel tot herziening van de richtlijn carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia (Richtlijn 2004/37/EG) en de richtlijn chemische agentia (Richtlijn 98/24/EG) om de grenswaarden voor lood te verlagen en een grenswaarde voor diisocyanaten toe te voegen aan de richtlijn chemische agentia. Zowel lood als diisocyanaten worden gebruikt bij de renovatie van gebouwen en bij de productie van batterijen, windturbines en aanstekers voor elektrische voertuigen. Door de blootstelling aan deze chemische stoffen te beperken, streeft de EU naar bescherming van werknemers die de groene transitie mogelijk maken.

Een andere manier om sociale wetgeving te initiëren, is om in het kader van sociale dialoog overeenkomsten te sluiten met sociale partners (2.3.7). In december 2016 stelde de Raad Richtlijn (EU) 2017/159 vast om uitvoering te geven aan de overeenkomst die de sociale partners in 2013 hadden gesloten om de arbeidsomstandigheden in de visserijsector te verbeteren. Een soortgelijke overeenkomst voor de kappersbranche werd echter niet in de vorm van een richtlijn vastgesteld.

2. Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA)

Het tripartiete Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk werd in 1996 opgericht en is gevestigd in Bilbao (Spanje). Door de uitwisseling van kennis en informatie te stimuleren, wil het Agentschap bijdragen aan een cultuur van risicopreventie. Het heeft een internetplatform voor online interactieve risicobeoordeling (OiRA) ontwikkeld, dat kmo-vriendelijke sectorale risicobeoordelingsinstrumenten in alle talen bevat, alsook het e-instrument gevaarlijke stoffen, dat bedrijfsspecifiek advies biedt over gevaarlijke stoffen en chemische producten en over de toepassing van goede praktijken en beschermingsmaatregelen. Met de Europese Waarnemingspost voor risico’s zorgt EU-OSHA voor de monitoring en voorspelling van nieuwe en opkomende risico’s, zodat er preventieve maatregelen kunnen worden genomen. Daarnaast houdt het agentschap sinds 2000 “campagnes voor een gezonde werkplek” die gericht zijn op bewustmaking over diverse onderwerpen in verband met gezondheid en veiligheid. De campagne 2023-2025 is gericht op bewustmaking in verband met de impact van nieuwe technologieën op werk en de daarmee samenhangende uitdagingen en kansen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk.

C. Communautaire actieprogramma’s en strategieën voor gezondheid en veiligheid op het werk

Tussen 1951 en 1997 heeft de EGKS onderzoeksprogramma’s op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk opgezet en uitgevoerd. De Europese sociale agenda, die in 2000 werd goedgekeurd, droeg op EU-niveau bij aan een meer strategische benadering op dit gebied. Vervolgens werd met de communautaire strategie 2002-2006 voor de gezondheid en veiligheid op het werk een algemene benadering van welzijn op het werk vastgesteld. De communautaire strategie 2007-2012 was gericht op preventie en had als doel een constante afname van arbeidsongevallen en beroepsziekten in de EU te verwezenlijken. Het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020 was gericht op drie belangrijke uitdagingen: de bestaande regels verbeteren en vereenvoudigen, de inspanningen ter voorkoming van arbeidsgerelateerde aandoeningen versterken – ook wat nieuwe risico’s betreft – en rekening houden met het vergrijzende arbeidspotentieel. Bijzondere aandacht ging hierbij uit naar de behoeften van micro- en kleine ondernemingen.

Als onderdeel van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten heeft de Commissie een nieuw strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2021-2027 voorgesteld. In dit kader ligt de nadruk op het anticiperen op en beheren van veranderingen in de nieuwe arbeidswereld, het verbeteren van de preventie van arbeidsongevallen en beroepsziekten en het vergroten van de paraatheid voor mogelijke toekomstige gezondheidscrises.

Na de uitbraak van de COVID-19-pandemie werd Richtlijn 2000/54/EG inzake biologische agentia bijgewerkt om SARS-CoV-2 op te nemen in de lijst van biologische agentia om te kunnen inspelen op de nieuwe risico’s op de werkvloer. De Commissie spoorde werkgevers aan de risico’s te beoordelen en preventieve en beschermende maatregelen te nemen om de schade tot een minimum te beperken, voornamelijk voor degenen die op het werk direct in aanraking komen met het virus. In november 2022 heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen waarin zij de lidstaten voorstelde COVID-19 in bepaalde gevallen als beroepsziekte te erkennen.

In het licht van het toenemende gebruik van digitale technologieën op het werk heeft de Commissie aspecten in verband met gezondheid en veiligheid op het werk opgenomen in Verordening (EU) 2023/1230 betreffende machines (vastgesteld in juni 2023). Ook in het voorstel voor een verordening tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie (de verordening artificiële intelligentie) en het voorstel voor een richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk komen aspecten in verband met gezondheid en veiligheid op het werk aan bod, waarbij in het geval van de richtlijn de nadruk ligt op het voorkomen van gezondheids- en veiligheidsrisico’s bij algoritmisch beheer. De Commissie heeft ook plannen om de richtlijn arbeidsplaatsen en de richtlijn beeldschermapparatuur te herzien.

Rol van het Europees Parlement

Het Parlement heeft herhaaldelijk benadrukt dat de gezondheid en veiligheid van werknemers zo goed mogelijk moet worden beschermd. Met een aantal resoluties heeft het Parlement getracht in de EU-wetgeving alle aspecten behandeld te krijgen die al dan niet rechtstreeks van invloed zijn op het lichamelijk of geestelijk welzijn van werknemers. Daarnaast steunt het Parlement de inspanningen van de Commissie ter verbetering van de informatieverstrekking aan kmo’s. Het Parlement is van mening dat werk moet worden aangepast aan de mogelijkheden en behoeften van werknemers, in plaats van andersom, en dat in de werkomgeving meer rekening moet worden gehouden met de bijzondere behoeften van kwetsbare werknemers.

Het Parlement heeft er bij de Commissie op aangedrongen een onderzoek in te stellen naar nieuwe, opkomende risico’s die niet onder de bestaande wetgeving vallen, zoals de blootstelling aan nanodeeltjes, stress, burn-out en geweld en intimidatie op het werk. Het Parlement heeft met name een rol gespeeld bij de vaststelling van een kaderovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche, die door de Europese sociale partners is ondertekend en door middel van Richtlijn 2010/32/EU van de Raad ten uitvoer is gelegd. Voorts heeft het Parlement zich sterk gemaakt voor de verbetering van de bestaande wetgeving met betrekking tot de bescherming van werknemers tijdens de zwangerschap en de bescherming van werknemers tegen spier- en skeletaandoeningen. Daarnaast heeft het Parlement zich ingezet voor de vaststelling van een richtlijn waarin minimumnormen voor de erkenning van beroepsziekten worden vastgelegd, en voor de uitbreiding van het toepassingsgebied van Kaderrichtlijn 89/391/EEG.

In september 2018 nam het Parlement een resolutie aan over trajecten voor de re-integratie van werknemers die herstellen van een letsel of ziekte in een hoogwaardige baan, waarin drie pijlers zijn opgenomen: preventie en vroegtijdig ingrijpen, terugkeer naar het werk en de houding tegenover de re-integratie van werknemers veranderen. In oktober 2021 heeft het Parlement een resolutie aangenomen met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de bescherming van werknemers tegen asbest. Daarin wordt voorgesteld een alomvattende Europese strategie te ontwikkelen voor de verwijdering van alle asbest om deze stof voor eens en voor altijd veilig uit de bebouwde omgeving te verwijderen en zo werknemers en burgers beter te beschermen. Ook stelde het Parlement voor Richtlijn 2009/148/EG over asbest te actualiseren. Ondertussen heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend en heeft het Parlement zijn standpunt in eerste lezing over dit voorstel vastgesteld en het akkoord dat tijdens de trialoog met de Raad werd bereikt, goedgekeurd.

Naast het wijzigen van voorgestelde wetgeving en het volgen en aanmoedigen van de andere werkzaamheden van de Commissie op het gebied van gezondheid en veiligheid, richt het Parlement zich in dit verband ook op de toekomst, door zich te buigen over nieuwe risico’s. Op 10 maart 2022 nam het Parlement een resolutie over een nieuw strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode na 2020 aan. In de resolutie wordt een reeks eisen geformuleerd, waaronder een ambitieuzere aanpak van werkgerelateerde kanker, een bredere en uitgebreidere richtlijn inzake spier- en skeletaandoeningen en reumatische ziekten, en de integratie van de genderdimensie in alle maatregelen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk. Het Parlement dringt er ook op aan dat het recht om offline te zijn, wordt opgenomen in het strategisch kader en dat er een voorstel komt voor een richtlijn inzake de preventie van psychosociale risico’s. Op 5 juli 2022 heeft het Parlement een resolutie over geestelijke gezondheid in de digitale arbeidswereld aangenomen, waarin het de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de organisatie van werk en de geestelijke gezondheid van werknemers erkent. In die resolutie verzoekt het Parlement de Commissie om met wetgevingsinitiatieven te komen voor de aanpak van psychosociale risico’s en welzijn op het werk en om een EU-strategie voor geestelijke gezondheid en een Europese zorgstrategie voor te stellen.

Meer informatie over dit onderwerp vindt u op de website van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken.

 

Aoife Kennedy