Bestrijding van armoede, sociale uitsluiting en discriminatie

Door de lidstaten te steunen bij de bestrijding van armoede, sociale uitsluiting en discriminatie wil de Europese Unie de inclusiviteit van de Europese samenleving versterken, de samenhang vergroten en iedereen gelijke toegang tot de beschikbare kansen en middelen geven.

Rechtsgrond

De artikelen 19, 145 tot en met 150 en 151 tot en met 161 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Doelstellingen

Armoede en sociale uitsluiting bestrijden behoort tot de specifieke doelstellingen van de EU en haar lidstaten op het gebied van sociaal beleid. Overeenkomstig artikel 153 VWEU dient sociale inclusie uitsluitend te worden verwezenlijkt op grond van samenwerking van niet-wetgevende aard − de open coördinatiemethode (OCM) − terwijl artikel 19 VWEU de EU in staat stelt maatregelen te nemen om discriminatie te bestrijden, zowel door mogelijke slachtoffers juridische bescherming te bieden als door stimuleringsmaatregelen te nemen.

Resultaten

A. Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

Tussen 1975 en 1994 heeft de Europese Economische Gemeenschap een reeks proefprojecten en -programma’s ontworpen om armoede en uitsluiting tegen te gaan. Wegens het ontbreken van een rechtsgrond werd er op dit gebied echter voortdurend bezwaar gemaakt tegen de activiteiten van de Gemeenschap.

Deze situatie veranderde in 1999 met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, waarin de uitbanning van sociale uitsluiting als doelstelling van het sociaal beleid van de Gemeenschap werd verankerd. In 2000 werd het Comité voor sociale bescherming opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten onderling en met de Commissie te bevorderen (artikel 160 VWEU).

Met de in het jaar 2000 gelanceerde Lissabonstrategie werd een toezicht- en coördinatiemechanisme in het leven geroepen om doelstellingen vast te leggen, armoede te meten aan de hand van een reeks indicatoren en benchmarks, richtsnoeren op te stellen voor de lidstaten en te werken aan nationale actieplannen tegen armoede. Daarnaast werd er een nieuw governancemechanisme ingesteld voor de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten: de open coördinatiemethode (OCM), een vrijwillig proces voor politieke samenwerking op basis van overeengekomen gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke indicatoren. De belanghebbenden, waaronder de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, werken ook mee aan dit proces. Sinds 2006 is er een nieuw beleidskader: de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en integratie (sociale OCM). Dit kader omvat drie afzonderlijke OCM’s: voor sociale inclusie, gezondheidszorg en langdurige zorg, en pensioenen.

In haar aanbeveling van oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten stelde de Commissie dat de lidstaten een geïntegreerde omvattende strategie voor de actieve inclusie van de personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten moeten ontwerpen en ten uitvoer moeten leggen, welke passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten combineert.

Een van de belangrijkste vernieuwingen die is voortgekomen uit de in 2010 vastgestelde Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei was een nieuw gemeenschappelijk streefdoel in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting: het aantal Europeanen dat onder de nationale armoedegrens leeft met 25 % verminderen en ruim 20 miljoen mensen een uitweg uit de armoede bieden. Dit streefdoel werd echter niet bereikt en in maart 2021 nam de Commissie een nieuw kerndoel op in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten om uiterlijk in 2030 het aantal mensen dat in armoede leeft met ten minste 15 miljoen mensen (van wie ten minste 5 miljoen kinderen) te verminderen.

In december 2010 heeft de Commissie als een van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting opgezet. Daarnaast heeft ze een lijst van belangrijke initiatieven opgesteld, waaronder een beoordeling van strategieën voor actieve inclusie op nationaal niveau en een witboek over pensioenen.

In haar mededeling “Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020” van februari 2013 drong de Commissie er bij de lidstaten op aan prioriteit te verlenen aan sociale investeringen in mensen. De Commissie beval met name aan te investeren in kinderen om de vicieuze cirkel van achterstand te doorbreken.

Na de invoering van het Europees Semester in 2010 kwam de Commissie in 2013 met een voorstel om de sociale dimensie in het bestuur van de economische en monetaire unie te versterken en zo in te spelen op de verzoeken van de Europese Raad en het Parlement. Een belangrijk element is het sociaal scorebord, een analytisch instrument om ontwikkelingen in de hele EU in kaart te brengen die nauwlettender moeten worden gevolgd. Het scorebord bestaat uit zowel secundaire als kernindicatoren, waaronder indicatoren met betrekking tot inkomensongelijkheid, het beschikbare inkomen van huishoudens, het percentage van de bevolking dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd (AROPE), het percentage jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s) en de gevolgen van sociale overdrachten voor de terugdringing van armoede.

Het scorebord is opgenomen in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid bij de jaarlijkse groeianalyse, waarin de strategische beleidsprioriteiten uiteen worden gezet. Deze analyse vormt de eerste stap in de jaarlijkse cyclus van het Europees Semester. In 2020 gaf de Commissie-Von der Leyen de jaarlijkse groeianalyse een opknapbeurt. Het document kreeg een nieuwe naam (jaarlijkse duurzame-groeianalyse) en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN (SDG’s), waaronder de doelen “Geen armoede”, “Geen honger” en “Minder ongelijkheid”, werden opgenomen in de analyse.

In november 2017 zegden de drie voornaamste EU-instellingen in een gezamenlijke verklaring hun steun aan de Europese pijler van sociale rechten toe. In deze pijler worden sociale bescherming en inclusie als een van drie kerndoelstellingen beschouwd (2.3.1 Sociaal en werkgelegenheidsbeleid: algemene beginselen). De pijler is ingezet voor een reeks wetgevings- en beleidsinitiatieven, zoals Richtlijn (EU) 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, en voor de ontwikkeling van het pakket sociale rechtvaardigheid, dat onder andere Verordening (EU) 2019/1149 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit en de Aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen omvat. In oktober 2020 publiceerde de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie met als doel om armoede onder werkenden te bestrijden. In juni 2022 bereikten het Parlement en de Raad een voorlopig akkoord.

Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten werd in maart 2021 gepresenteerd en bevatte een aantal relevante initiatieven: de EU-strategie voor de rechten van het kind, een aanbeveling van de Raad tot instelling van een Europese kindergarantie en het Europees platform voor de bestrijding van dakloosheid, dat in juni 2021 werd opgezet. In het actieplan werden tevens andere initiatieven aangekondigd, waaronder een aanbeveling van de Raad inzake het minimuminkomen (2022) en een initiatief inzake langdurige zorg (2022), alsmede een deskundigengroep van hoog niveau inzake de toekomst van de welvaartsstaat, die uiterlijk eind 2022 een verslag zal voorleggen. De Commissie heeft een herziene versie van het sociaal scorebord voorgesteld om de beleidsprioriteiten van het actieplan beter weer te geven. In juni 2021 hebben de ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken hun goedkeuring gehecht aan een nieuwe lijst van kernindicatoren.

B. Antidiscriminatiewetgeving

Het jaar 1997 kan worden beschouwd als een keerpunt. Toen werd namelijk een nieuw artikel − artikel 13 (nu artikel 19 VWEU) − opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG), waarin de Raad in staat werd gesteld maatregelen te nemen om discriminatie op een hele reeks nieuwe gronden, waaronder ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, leeftijd, handicap en seksuele gerichtheid, te bestrijden. In 2003 werd dit artikel bij het Verdrag van Nice gewijzigd om het treffen van stimuleringsmaatregelen mogelijk te maken. In de Europese pijler van sociale rechten van 2017 werden de beginselen van gendergelijkheid en gelijke kansen opnieuw bevestigd.

Op het gebied van gendergelijkheid en gelijke kansen zijn een aantal richtlijnen vastgesteld:

Twee andere voorstellen werden in het werkprogramma van de Commissie voor 2022 als prioriteiten aangemerkt: een voorstel van de Commissie uit 2012 voor een richtlijn inzake de man-vrouwverhouding in raden van bestuur, waarover het Parlement en de Raad in juni 2022 een voorlopig akkoord hebben bereikt, en een voorstel uit 2008 voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen buiten de arbeidsmarkt (de horizontale antidiscriminatierichtlijn), waarover in de Raad nog steeds geen consensus is bereikt.

C. EU-financiering

Het belangrijkste financieringsinstrument is het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) dat EU-middelen beschikbaar stelt voor de medefinanciering van maatregelen die erop gericht zijn armoede, uitsluiting en discriminatie te bestrijden en de meest kansarme groepen te helpen om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt (2.3.2 Europees Sociaal Fonds). Het ESF+ bundelt vier financieringsinstrumenten die in de programmeringsperiode 2014-2020 gescheiden waren: het Europees Sociaal Fonds, het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en het Europees programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI).

Voor de periode 2021-2027 beschikt het ESF+ over een totale begroting van bijna 99,3 miljard EUR. In de ESF+-verordening (Verordening (EU) 2021/1057) is bepaald dat 25 % van de middelen bestemd is voor sociale inclusie, dat ten minste 3 % van de begroting moet worden besteed aan voedselhulp en fundamentele materiële bijstand voor de meest behoeftigen en dat in EU-landen waar het aantal kinderen met een grote kans op armoede boven het EU-gemiddelde ligt ten minste 5 % van de ESF+-middelen moet worden besteed aan maatregelen die bijdragen tot gelijke toegang voor kinderen tot gratis gezondheidszorg, onderwijs en kinderopvang, fatsoenlijke huisvesting en adequate voeding.

Het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie zorgt voor financiering op EU-niveau om het werkgelegenheids- en sociaal beleid te moderniseren met als doel om adequate en fatsoenlijke sociale bescherming te waarborgen, hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid te bevorderen en discriminatie, sociale uitsluiting en armoede te bestrijden.

Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) werd in maart 2014 opgericht bij Verordening (EU) nr. 223/2014. Het fonds ondersteunt maatregelen van de lidstaten om materiële bijstand aan de meest behoeftigen te bieden, in combinatie met maatregelen om sociale inclusie te bevorderen. In april 2020 werd het FEAD gewijzigd als onderdeel van het investeringsinitiatief coronavirusrespons plus om extra middelen beschikbaar te stellen voor de jaren 2020, 2021 en 2022.

In september 2020 werd het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) ingesteld, teneinde de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om het hoofd te bieden aan de COVID-19-pandemie en om banen en inkomens veilig te stellen, met name door middel van regelingen voor arbeidstijdverkorting. Via dit instrument kunnen EU-leningen voor een totaalbedrag van 100 miljard EUR beschikbaar worden gesteld voor de door het virus getroffen lidstaten om plotselinge stijgingen van de overheidsuitgaven aan te pakken die nodig zijn om banen veilig te stellen.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is in februari 2021 in werking getreden met als doel tot eind 2026 maximaal 723,8 miljard EUR aan financiering ter beschikking te stellen om de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis te verzachten. Twee van de zes pijlers van de faciliteit zullen bijdragen aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting: de pijler inzake sociale en territoriale cohesie en de pijler inzake beleid voor de volgende generatie, kinderen en jongeren.

Sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne in maart 2022 heeft de Europese Unie snel wijzigingen aangebracht in haar fondsen om de lidstaten te helpen mensen die Oekraïne ontvluchten te verwelkomen en hun integratie in de EU te ondersteunen. In maart 2022 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor cohesieactie voor vluchtelingen in Europa (CARE) om de regels van het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020 flexibeler te maken. De lidstaten kunnen deze middelen gebruiken om noodmaatregelen te financieren en onmiddellijke steun te verlenen op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie (bijv. opleiding, taalcursussen en advies). In juni 2022 kwam de Commissie met een mededeling, getiteld “Het cohesiebeleid aanscherpen: Flexible Assistance to Territories (FAST – CARE)” en stelde zij een FAST-CARE-verordening voor om de bestaande steun in het kader van CARE uit te breiden.

In het kader van de transitie naar een klimaatneutrale economie heeft de Europese Unie een reeks maatregelen vastgesteld om ervoor te zorgen dat de armoede en sociale uitsluiting niet verder toenemen. Voorbeelden daarvan zijn het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, met inbegrip van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, en het voorstel voor een sociaal klimaatfonds.

D. EU-strategieën voor specifieke groepen

In maart 2021 presenteerde de Commissie een nieuwe EU-strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030. De strategie omvat voorstellen om uiterlijk eind 2023 een nieuwe Europese gehandicaptenkaart te lanceren, initiatieven om na de goedkeuring van de richtlijn webtoegankelijkheid (Richtlijn (EU) 2016/2102) en de Europese toegankelijkheidswet (Richtlijn (EU) 2019/882) de toegankelijkheid verder te verbeteren, en maatregelen om ervoor te zorgen dat mensen met een handicap ten volle kunnen deelnemen aan het onderwijs, het arbeidsleven en de democratie, en een waardig leven kunnen leiden. In juni 2022 zijn twee van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de EU-strategie inzake handicaps uitgevoerd: de oprichting van het Gehandicaptenplatform en de publicatie van een vernieuwde personeelsstrategie voor de Commissie.

De Commissie-Von der Leyen heeft het bouwen aan een Unie van gelijkheid tot een van haar hoofdprioriteiten gemaakt, wat tot een aantal nieuwe initiatieven heeft geleid. In maart 2020 presenteerde de Commissie een nieuwe strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 naar aanleiding van het strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019. In maart 2021 presenteerde de Commissie een voorstel voor een richtlijn inzake beloningstransparantie en handhavingsmechanismen ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. In april 2022 stelde het Parlement zijn onderhandelingsstandpunt over het voorstel vast met het oog op onderhandelingen met de Raad.

In september 2020 werd er een nieuw EU-actieplan tegen racisme 2020-2025 voorgesteld. Het plan bevat een afspraak om verslag uit te brengen over de toepassing van de richtlijn rassengelijkheid. Als onderdeel van het actieplan presenteerde de Commissie een nieuw strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma en stelde ze een aanbeveling van de Raad inzake gelijkheid, integratie en participatie van de Roma voor.

In november 2020 presenteerde de Commissie de allereerste EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025, die een verbintenis inhoudt om vóór het einde van 2022 een verslag te publiceren over de toepassing van de richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

In november 2020 heeft de Commissie ook een actieplan inzake integratie en inclusie voor 2021-2027 goedgekeurd, dat voorstellen bevat op vier terreinen – onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en gezondheid – met als doel de integratie en sociale inclusie van migranten en mensen met een migratieachtergrond te bevorderen.

In oktober 2021 presenteerde de Commissie de EU-strategie voor de bestrijding van antisemitisme en de bevordering van het Joodse leven 2021-2030.

EU-maatregelen zijn vaak gericht op jongeren. Gezien het hoge aantal werkloze jongeren stelde de Commissie in 2012 een werkgelegenheidspakket voor jongeren voor. In 2013 volgde de jongerengarantie. Een ander initiatief om nieuwe kansen voor jongeren te creëren was het Europees Solidariteitskorps (2.3.3 Werkgelegenheidsbeleid) dat in december 2016 door de Commissie werd gelanceerd. Als reactie op de COVID-19-pandemie en de onevenredige gevolgen daarvan voor jongeren stelde de Commissie het pakket ter ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren voor, met onder andere een aanbeveling van de Raad inzake de versterking van de jongerengarantie (Een brug naar banen). De Commissie heeft in het kader van het ESF+ een nieuw initiatief voor arbeidsbemiddeling gelanceerd onder de naam ALMA (Aim, Learn, Master, Achieve) om kwetsbare jonge Europeanen te bereiken die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen en ze te helpen hun weg te vinden naar de arbeidsmarkt. De eerder genoemde EU-strategie voor de rechten van het kind omvat maatregelen om armoede, racisme en discriminatie van kinderen aan te pakken en de Europese kindergarantie heeft tot doel sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden door te waarborgen dat kinderen in nood toegang hebben tot een reeks essentiële diensten.

Sinds de vaststelling in februari 2016 van een aanbeveling van de Raad betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt wordt in het beleid ook aandacht besteed aan personen die kampen met langdurige werkloosheid.

Rol van het Europees Parlement

Het Parlement heeft herhaaldelijk resoluties aangenomen om de EU-maatregelen te versterken teneinde armoede terug te dringen en de omstandigheden en vooruitzichten van kansarmen te verbeteren, bijvoorbeeld de resolutie van 22 oktober 2020 over het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de eurozone 2020, waarin het zijn bezorgdheid uitsprak over de verwoestende sociale gevolgen van de COVID-19-crisis, en de resolutie van 11 maart 2021 over de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021. In deze resoluties pleit het Parlement voor het verankeren van sociale duurzaamheid in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei en het invoeren van robuuste stelsels van sociale voorzieningen en van een Europese werkloosheidsherverzekering. In februari 2021 herhaalde het Parlement dit laatste verzoek in een resolutie over het terugdringen van ongelijkheden en besteedde daarbij bijzondere aandacht aan armoede onder werkenden. In diezelfde resolutie drong het Parlement ook aan op een overkoepelende Europese armoedebestrijdingsstrategie en verzocht het de Commissie een EU-kader voor het minimuminkomen te presenteren. Met de in juni 2021 aangenomen aanbeveling van de Raad is nu gevolg gegeven aan het verzoek om een Europese kindergarantie, dat het Parlement in 2015 voor het eerst indiende.

In het Verdrag van Lissabon (artikel 19, lid 1, VWEU) is bepaald dat het Parlement de bevoegdheid heeft zijn goedkeuring te geven voor de vaststelling van antidiscriminatiewetgeving. Het Parlement was een actieve speler in de discussie die leidde tot de opneming van bovengenoemd artikel in het Verdrag en het heeft de Commissie en de lidstaten herhaaldelijk opgeroepen om toe te zien op de volledige en tijdige tenuitvoerlegging van de desbetreffende richtlijnen. In de resolutie van 7 februari 2018 over bescherming en non-discriminatie ten aanzien van minderheden in de lidstaten gaf het Parlement uiting aan zijn teleurstelling over de geringe vooruitgang die geboekt is ten aanzien van de horizontale antidiscriminatierichtlijn en verzocht het de Commissie en de Raad om de onderhandelingen te hervatten. Deze verzoeken werden vervolgens herhaald in een aantal resoluties en in oktober 2019 volgde er een plenair debat over dit onderwerp. In een resolutie van 6 juli 2022 over intersectionele discriminatie in de EU riep het Parlement de lidstaten en de komende EU-voorzitterschappen nogmaals op de antidiscriminatierichtlijn zo snel mogelijk goed te keuren en drong het er bij de Commissie op aan toe te zien op de handhaving van de bestaande EU-wetgeving ter bestrijding van discriminatie en zo nodig inbreukprocedures in te leiden. Het Parlement heeft er eveneens op aangedrongen om gendergelijkheid te integreren in begrotingen en beleidsvorming en om bij de ontwikkeling van nieuw beleid telkens een gendereffectbeoordeling uit te voeren. In enkele resoluties is ook bezorgdheid geuit over de genderdimensie van armoede en de genderpensioenkloof (bijvoorbeeld de resoluties van 14 juni 2018 en 16 november 2017). De resolutie van 17 april 2018 gaat over het versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector. Onlangs heeft het Parlement in de resolutie van 5 juli 2022 over armoede onder vrouwen in Europa onderkend dat gendergelijkheid op de arbeidsmarkt een belangrijk instrument is voor het uitbannen van armoede onder vrouwen. Om de armoede onder vrouwen in de EU terug te dringen, moeten de Commissie en de lidstaten de bestaande belemmeringen op de arbeidsmarkt en inzake de toegang tot betaalbare hoogwaardige diensten zoals kinderopvang en diensten voor langdurige zorg doeltreffend aanpakken.

Het Parlement heeft tevens de aandacht gevestigd op de situatie van specifieke groepen die het bijzonder moeilijk hebben (gehad) tijdens de pandemie. Op 17 april 2020 nam het Parlement een resolutie over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden aan, waarin het de situatie van een aantal kwetsbare groepen aan de orde stelde en opriep tot een alomvattende strategie ter bestrijding van de armoede. In zijn resolutie riep het Parlement de lidstaten ook op te waarborgen dat op de gemeenschap gebaseerde zorg- en ondersteuningsdiensten voor personen met een handicap worden gefinancierd, goed uitgerust zijn en over voldoende personeel beschikken. Op 8 juli 2020 nam het Parlement een resolutie over de rechten van personen met een verstandelijke handicap tijdens de COVID-19-crisis aan en op 17 september 2020 een resolutie over de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma, waarin het de lidstaten opriep om meer aandacht te besteden aan de bestrijding van sociale uitsluiting en zigeunerhaat, om de Roma een beter leven te geven en in het kader van de COVID-19-crisis hun gezondheid te beschermen. De bezorgdheid van het Parlement over de toename van dakloosheid in de EU en het gebrek aan betaalbare huisvesting wordt alsmaar groter, zoals blijkt uit de resolutie van 24 november 2020 over het aanpakken van dakloosheid in de Europese Unie en de resolutie van 21 januari 2021 over toegang tot fatsoenlijke en betaalbare huisvesting voor iedereen, waarin het Parlement de Commissie en de lidstaten oproept ervoor te zorgen dat het recht op adequate huisvesting wordt erkend en ten uitvoer wordt gelegd als een fundamenteel mensenrecht in de Europese en nationale wetgeving.

 

Aoife Kennedy / Sara Danesi