Defensie-industrie

De defensie-industrie in de EU wordt gekenmerkt door economische en technologische componenten die een belangrijke invloed hebben op de industriële concurrentiepositie van Europa. Het Europees Defensieagentschap ondersteunt de lidstaten bij het verbeteren van hun defensievermogens en draagt bij tot de ontwikkeling van hun defensie-industrie. De sector heeft onlangs besloten een aantal van zijn belangrijkste uitdagingen, waaronder marktfragmentatie en lage uitgavenniveaus, aan te pakken door gemeenschappelijke aanbestedingen te versterken en de defensie-uitgaven te verhogen.

Rechtsgrond

EU-maatregelen op dit gebied moeten gebaseerd zijn op artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Hoewel artikel 173 VWEU een rechtsgrond biedt voor het industriebeleid van de EU, worden vorderingen bij de toepassing van internemarktregels op de markt van defensie-uitrusting belemmerd door artikel 346, lid 1, VWEU, waarin wordt bepaald dat iedere lidstaat de maatregelen kan nemen die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van zijn veiligheid en die betrekking hebben op de productie van of de handel in wapens, munitie en oorlogsmateriaal.

Doelstellingen

De defensie-industrie is in technologisch opzicht en met het oog op het economisch beleid van groot belang voor de EU. De concurrentiepositie van de Europese defensie-industrie is cruciaal voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Het is belangrijk dat de lidstaten samenwerken om beleid en praktijken te stoppen die een efficiëntere samenwerking van de Europese defensiebedrijven in de weg staan.

Resultaten

Net zoals alle andere industriële sectoren ziet ook de defensie-industrie in de EU zich genoodzaakt de efficiëntie te vergroten om haar klanten een goede prijs-kwaliteitverhouding te bieden en tegelijkertijd de belangen van haar aandeelhouders te beschermen.

A. Achtergrond

1. Onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid

EU-financiering voor onderzoek is hoofdzakelijk gericht op civiele doeleinden. Sommige technologische gebieden die onder dit programma vallen — bijvoorbeeld materialen en informatie- en communicatietechnologie — kunnen echter bijdragen aan verbetering van de technologische basis en de concurrentiepositie van de defensie-industrie. Daarom moet bij de uitvoering van het EU-onderzoeksbeleid, waar mogelijk, rekening worden gehouden met de behoeften van de defensie-industrie. Tijdens zijn bijeenkomst in december 2013 verzocht de Europese Raad de lidstaten meer te investeren in programma’s voor coöperatief onderzoek, waarbij de Raad tevens de Commissie samen met het Europees Defensieagentschap (EDA) opriep voorstellen uit te werken om onderzoek voor tweeërlei gebruik (zowel civiel als militair) verder te stimuleren. In 2015 besloten de lidstaten over te stappen van onderzoek dat uitsluitend gericht is op civiel en tweeërlei gebruik naar een specifiek Europees onderzoeksprogramma voor defensie.

2. Uitvoer

De Raad heeft in 2008 Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie vastgesteld. Met dit gemeenschappelijk standpunt is de EU de enige regionale organisatie die een juridisch bindende regeling heeft opgesteld over de uitvoer van conventionele wapens. Dit moest zorgen voor een sterkere convergentie van het beleid van de lidstaten inzake controle op de wapenuitvoer, waarbij wapenuitvoer uiteindelijk nog steeds onder de nationale bevoegdheden valt. De EU-regeling voor uitvoercontrole zelf valt onder Verordening (EG) nr. 428/2009, waarin gemeenschappelijke EU-controleregels en een gemeenschappelijke EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik zijn vastgelegd en waarin is voorzien in coördinatie en samenwerking om een consequente tenuitvoerlegging en handhaving in de hele EU te ondersteunen. In september 2016 nam de Commissie een voorstel aan om de bestaande Verordening (EG) nr. 428/2009 te moderniseren en de controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik te versterken.

B. Het defensie-industriebeleid van de EU

1. Naar een Europese markt voor defensie-uitrusting

In september 2004 presenteerde de Commissie het groenboek “Overheidsopdrachten op defensiegebied” (COM(2004)0608), om zo een bijdrage te leveren aan de geleidelijke totstandbrenging van een Europese markt voor defensie-uitrusting tussen de lidstaten. Het groenboek maakte deel uit van de strategie van 2003 “Naar een EU-beleid voor defensie-uitrusting”. Het doel daarvan was een efficiënter gebruik van de middelen op defensiegebied en een verbetering van de concurrentiepositie van de industrie in Europa. Daarnaast werd gestreefd naar verbeteringen in de militaire uitrusting binnen de context van het Europese veiligheids- en defensiebeleid.

In 2007 kwamen de lidstaten overeen om de ontwikkeling van een Europese technologische en industriële defensiebasis te versterken aan de hand van een specifieke strategie. In juli 2006 is het intergouvernementeel regime ter bevordering van de concurrentie op de Europese markt voor defensie-uitrusting van start gegaan. Dit vrijwillige intergouvernementele regime functioneert op basis van de gedragscode voor overheidsopdrachten op defensiegebied van november 2005 en wordt ondersteund door een rapportage- en controlesysteem ter waarborging van de transparantie en verantwoordingsplicht van de lidstaten. Een ander belangrijk element is de gedragscode inzake beste praktijken in de voorzieningsketen van mei 2005.

De standaardisering van defensie-uitrusting is belangrijk voor het integreren van nationale markten. Er zijn al stappen gezet met de lancering in 2012 van een portaal voor een Europees referentiesysteem voor defensienormen (EDSTAR). EDSTAR is er gekomen na de totstandbrenging van het Europees informatiesysteem voor defensienormen (EDSIS). Dit is een portaal voor verdere Europese standaardisering van defensiematerieel, gericht op bekendmaking van materieelnormen die moeten worden ontwikkeld of substantieel moeten worden gewijzigd.

De Commissie heeft in juli 2013 een mededeling aangenomen met een actieplan ter verbetering van de efficiëntie en het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie (COM(2013)0542). In de mededeling werd de instelling aangekondigd van een markttoezichtmechanisme voor overheidsopdrachten op defensiegebied.

2. Overheidsopdrachten op defensiegebied en overdracht van defensieproducten binnen de EU

Op basis van Richtlijn 2009/43/EG betreffende de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU en Richtlijn 2009/81/EG betreffende overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied, heeft de EU relevante richtsnoeren vastgelegd om een EU-kader op dit gebied te kunnen opstellen.

Met Richtlijn 2009/43/EG werden de voorwaarden en procedures voor overdracht van dergelijke producten binnen de EU vereenvoudigd en geharmoniseerd. Deze richtlijn heeft een uniform en transparant systeem van (algemene, globale en individuele) vergunningen tot stand gebracht en heeft bedrijven die als betrouwbaar worden beschouwd in staat gesteld overdrachten te verrichten in het kader van algemene vergunningen. De bedoeling was dat individuele vergunningen een uitzondering zouden vormen en beperkt zouden blijven tot duidelijk gerechtvaardigde gevallen.

Met Richtlijn 2009/81/EG zijn regels voor defensieopdrachten ingevoerd, waardoor ondernemingen op defensiegebied gemakkelijker toegang kunnen krijgen tot de defensiemarkt in andere lidstaten. Deze richtlijn voorziet in een onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking als standaardprocedure en daarmee in meer flexibiliteit, specifieke regels inzake beveiliging van gevoelige informatie, clausules over de leveringszekerheid en bijzondere regels over onderaanneming. De lidstaten kunnen evenwel contracten op het gebied van defensie en veiligheid uitzonderen indien dit nodig is voor de bescherming van hun essentiële veiligheidsbelangen (artikel 346 VWEU).

In juni 2021 is de EU begonnen met een analyse van de toekomst van de Europese veiligheid en defensie. Dit proces heeft geleid tot de totstandbrenging van het strategisch kompas, een beleidsdocument waarin de veiligheids- en defensiestrategie van de EU voor de komende vijf à tien jaar wordt vastgelegd.

De Russische invasie van Oekraïne heeft aanzienlijke gevolgen gehad voor de Europese defensie. In februari 2022 heeft de Commissie een routekaart voor kritieke technologieën voor veiligheid en defensie gepubliceerd (COM(2022)0061). In maart 2022 heeft de Raad het strategisch kompas ingrijpend herzien om rekening te houden met de destabilisatie van de Europese veiligheidsorde en de daaruit voortvloeiende wijziging van het standpunt, de ambitie en de instrumenten van de EU op het gebied van defensie (zie infopagina 5.1.2).

In juli 2022 publiceerde de Commissie een voorstel voor een verordening tot vaststelling van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (EDIRPA) (COM(2022)0349). Dit is een financieel kortetermijninstrument om voor het eerst gemeenschappelijke aanbestedingen op het gebied van defensie in de lidstaten te stimuleren.

3. Het Europees Defensieagentschap

Het Europees Defensieagentschap (EDA) is in juli 2004 bij gemeenschappelijk optreden van de Raad van Ministers opgericht om defensievermogens te ontwikkelen, de Europese samenwerking op het gebied van bewapening te bevorderen en te versterken, de Europese technologische en industriële defensiebasis te versterken, een internationaal concurrerende Europese markt voor defensie-uitrusting tot stand te brengen en de doeltreffendheid van Europees defensieonderzoek en -technologie te vergroten. Het gemeenschappelijk optreden van 2004 werd in juli 2011 eerst vervangen door een besluit van de Raad en vervolgens in oktober 2015 herzien door Besluit (GBVB) 2015/1835 van de Raad tot vaststelling van het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Europees Defensieagentschap.

4. Het Europees onderzoeksprogramma voor defensie

Ondanks de pogingen om een gemeenschappelijk kader voor een Europees defensiebeleid tot stand te brengen, is Europees defensieonderzoek in zijn geheel sinds 2006 sterk afgenomen. In 2015 zijn de lidstaten overeengekomen geleidelijk over te stappen van onderzoek dat uitsluitend gericht is op civiel en tweeërlei gebruik in Horizon 2020, naar een specifiek Europees onderzoeksprogramma voor defensie, dat sinds 2021 uit de EU-begroting wordt gefinancierd, als onderdeel van het Europees Defensiefonds (EDF).

In november 2016 publiceerde de Commissie het Europees defensieactieplan (COM(2016)0950), waarin zij de oprichting van het EDF en andere maatregelen voorstelt om de efficiëntie van de uitgaven van de lidstaten aan gezamenlijke defensievermogens te verbeteren, en om een concurrerende en innovatieve industriële basis te bevorderen. Er was al sprake van het Europees Defensiefonds in de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, met een begroting van 90 miljoen EUR voor 2017-2019, en in het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, met een begroting van 500 miljoen EUR voor 2019-2020. Het EDF werd op 1 januari 2021 operationeel, met een totale overeengekomen begroting van bijna 8 miljard EUR voor de periode 2021-2027 (Verordening (EU) 2021/697).

Rol van het Europees Parlement

Het Parlement heeft verschillende resoluties met betrekking tot de defensie-industrie aangenomen.

In zijn resolutie van 10 april 2002 heeft het Parlement aangedrongen op de oprichting van een Europees agentschap voor bewapening en op standaardisering op defensiegebied. In zijn resolutie van 17 november 2005 over het Groenboek overheidsopdrachten op defensiegebied moedigde het de inspanningen van de Commissie aan om bij te dragen tot de geleidelijke totstandbrenging van een Europese markt voor defensie-uitrusting.

In zijn resolutie van 22 november 2012 over de uitvoering van het GVDB drong het Parlement erop aan dat de versterking van de Europese capaciteiten ook via consolidering van de Europese industriële en technologische defensiebasis zou moeten verlopen.

In zijn resolutie van 21 november 2013 over de Europese technologische en industriële defensiebasis drong het Parlement aan op versterking van de Europese industriële samenwerking en benadrukte het de noodzaak om GVDB-missies te ondersteunen via Europees onderzoek en ontwikkeling in het kader van het onderzoeksprogramma Horizon 2020.

In twee resoluties van mei 2015 en april 2016 riep het Parlement op tot een doeltreffend en ambitieus Europees buitenlands en veiligheidsbeleid en drong het er bij de lidstaten op aan om beleidsdoelstellingen te definiëren gebaseerd op gedeelde belangen. In zijn resolutie van 22 november 2016 heeft het Parlement voorgesteld om met spoed een Europese defensie-unie op te richten.

In zijn resolutie van 25 maart 2021 over aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied en overdracht van defensiegerelateerde producten heeft het Parlement de Commissie verzocht de toegang van kmo’s tot financiering te verbeteren. Het verzocht de lidstaten eveneens de defensieaankopen en de samenwerking inzake onderzoek en ontwikkeling binnen de EU op te voeren en de interoperabiliteit tussen hun legers te vergroten.

In zijn resolutie van 1 maart 2022 over de aanval van Rusland op Oekraïne heeft het Parlement opgeroepen tot grotere bijdragen aan de versterking van de defensievermogens van Oekraïne. De lidstaten werd verzocht de levering van verdedigingswapens aan Oekraïne te versnellen om tegemoet te komen aan duidelijk vastgestelde behoeften.

In zijn resolutie van 18 januari 2023 over de uitvoering van het GVDB – jaarverslag 2022, verwelkomde het Parlement nieuwe defensie-initiatieven van de EU, waaronder de EDIRPA. In september 2023 heeft het Parlement een standpunt aangenomen over de voorgestelde verordening tot vaststelling van de EDIRPA. De medewetgevers zijn onder meer overeengekomen dat het instrument in december 2025 zou eindigen in plaats van in 2024 en een begroting van 300 miljoen EUR zou hebben.

In zijn resolutie van 9 mei 2023 over kritieke technologieën voor veiligheid en defensie was het Parlement ingenomen met de oprichting door de Commissie van een waarnemingspost voor kritieke technologieën en benadrukte het de noodzaak om de afhankelijkheid van de levering van kritieke materialen te verminderen, investeringen in innovatie en ontwikkeling te bevorderen, prioriteit te geven aan gezamenlijke door de EU gefinancierde en medegefinancierde projecten en de financiering te verhogen.

Meer informatie over dit onderwerp vindt u op de website van de Subcommissie veiligheid en defensie en van de Commissie industrie, onderzoek en energie.

 

Corinne Cordina