Hernieuwbare energie
Hernieuwbare energiebronnen zoals windenergie, zonne-energie, waterkracht, oceaanenergie, aardwarmte, biomassa en biobrandstoffen bieden groenere alternatieven voor fossiele brandstoffen. Dankzij deze alternatieven vermindert de vervuiling, hebben we meer energiekeuze en verkleint onze afhankelijkheid van de veranderlijke prijzen van fossiele brandstoffen. In 2022 was hernieuwbare energie goed voor 23 % van het verbruik van energie in de Europese Unie. In 2023 hebben de wetgevers het streefcijfer van de Unie voor het aandeel hernieuwbare energie in het bruto-energieverbruik verhoogd van 32 % naar 42,5 % in 2030, met als einddoel 45%.
Rechtsgrond en doelstellingen
Artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Resultaten
A. De Europese Green Deal
Op 11 december 2019 heeft de Europese Unie zich er in het kader van de Europese Green Deal toe verbonden om de uitdagingen op het gebied van energie, klimaat en milieu aan te pakken en uiterlijk op 2050 klimaatneutraliteit te bereiken in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. De omschakeling van het energiesysteem van de Unie speelt hierbij een cruciale rol aangezien de productie en het gebruik van energie meer dan 75 % van de totale hoeveelheid broeikasgassen uitstoten.
B. Richtlijn hernieuwbare energie
1. Richtlijn hernieuwbare energie: op weg naar 2020
In de oorspronkelijke richtlijn hernieuwbare energie, die op 23 april 2009 werd aangenomen, werd bepaald dat 20 % van het bruto-eindverbruik van energie in de EU en 10 % van het energieverbruik in de vervoerssector van elke Europese lidstaat uiterlijk in 2020 afkomstig moest zijn van hernieuwbare energiebronnen. In de richtlijn werden bindende nationale streefcijfers vastgesteld en bevestigd in overeenstemming met de algemene EU-doelstelling. De EU-lidstaten werden ook verzocht om indicatieve trajecten te ontwikkelen om hun streefcijfers te verwezenlijken en nationale actieplannen voor hernieuwbare energie in te dienen. Daarnaast moesten ze elke twee jaar nationale voortgangsverslagenopenbaar maken. Bij deze richtlijn werden diverse mechanismen vastgesteld waarvan de lidstaten gebruik konden maken om investeringen in hernieuwbare energiebronnen te bevorderen, zoals steunregelingen, garanties van oorsprong, gezamenlijke projecten en samenwerking met niet-EU-landen, alsmede duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen.
In december 2018 is als onderdeel van het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” de eerste herziening van de richtlijn hernieuwbare energie in werking getreden. De richtlijn, die de EU-landen uiterlijk in juni 2021 in nationale wetgeving moesten omzetten, bevatte een nieuw bindend streefcijfer voor hernieuwbare energie voor de EU: uiterlijk in 2030 moest ten minste 32 % van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen afkomstig zijn. Het streefcijfer voor het aandeel van hernieuwbare brandstoffen in de vervoerssector werd verhoogd tot 14 % uiterlijk in 2030.
Op grond van Verordening (EU) 2018/1999 stellen de EU-landen nationale energiestreefcijfers voor en stellen zij tienjarige nationale energie- en klimaatplannen op voor de periode 2021-2030, die uiterlijk in maart 2023 moeten worden ingediend. De Commissie monitort en beoordeelt de nationale energie- en klimaatplannen om de twee jaar aan de hand van voortgangsverslagen. Zij is op EU-niveau gemachtigd om maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de plannen stroken met de algemene EU-doelstellingen.
2. Richtlijn hernieuwbare energie: op weg naar 2030
In 2023 was de tweede herziening van de richtlijn hernieuwbare energie het resultaat van drie belangrijke wijzigingen. In juli 2021 werd als onderdeel van het “Fit for 55”-pakket een eerste wijziging doorgevoerd om de streefcijfers voor hernieuwbare energie van de Unie af te stemmen op haar nieuwe klimaatambitie.
In maart en mei 2022 werd een tweede wijziging voorgesteld, als onderdeel van het REPowerEU-pakket na de Russische agressie tegen Oekraïne, om de overgang naar schone energie te versnellen in overeenstemming met de uitfasering van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. Deze overgang moest gerealiseerd worden door warmtepompen te installeren, de fotovoltaïsche capaciteit op zonne-energie te vergroten en hernieuwbare waterstof en biomethaan in te voeren.
In november 2022 werd met de derde wijziging geprobeerd om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen in de veronderstelling dat bepaalde installaties voor hernieuwbare energie van hoger openbaar belang zijn. Hierdoor worden een snellere afgifte van vergunningen voor hernieuwbare energieprojecten en specifieke afwijkingen van de EU-milieuwetgeving mogelijk.
In de recentste versie van de richtlijn hernieuwbare energie, die van kracht werd in november 2023, is de doelstelling van 2030 voor hernieuwbare energiebronnen verhoogd tot 42,5 % uiterlijk in 2030, waarbij de EU-landen uiteindelijk streven naar 45 %. Door deze herziening worden de procedures voor het verlenen van vergunningen voor nieuwe energiecentrales voor hernieuwbare energie, zoals zonnepanelen of windturbines versneld. Daarnaast wordt de maximumtermijn voor de goedkeuring van nieuwe installaties voor hernieuwbare energie vastgesteld op 12 maanden in prioritaire gebieden en op 24 maanden elders.
Met de richtlijn worden de volgende sectorale en innovatiedoelstellingen voor de EU-landen vastgesteld:
- In de industriesector, een bindend streefcijfer van 42 % voor hernieuwbare waterstof in het totale waterstofverbruik uiterlijk in 2030 en 60% uiterlijk in 2035, met een indicatieve doelstelling van een jaarlijkse gemiddelde toename van hernieuwbare bronnen van 1,6 procentpunten.
- In de bouwsector, een indicatief streefcijfer van 49 % voor het aandeel van hernieuwbare energie uiterlijk in 2030, met streefcijfers voor verwarming en koeling die met 0,8 procentpunten per jaar moeten stijgen tot 2025 en met 1,1 procentpunten van 2026 tot 2030.
- In de transportsector, ofwel een doelstelling van 29 % voor het aandeel van hernieuwbare energie uiterlijk in 2030, ofwel een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 14,5 %, door een groter gebruik van geavanceerde biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, zoals waterstof.
- Op het gebied van onderzoek en innovatie, een indicatief streefcijfer van 5 % nieuw geïnstalleerde hernieuwbare energiecapaciteit uit innovatieve technologieën uiterlijk in 2030.
3. Financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie
Met Verordening (EU) 2020/1294 wordt een EU-financieringsmechanisme ingesteld om de lidstaten te helpen hun individuele en gemeenschappelijke streefcijfers voor hernieuwbare energie te behalen. Het mechanisme verbindt landen die bijdragen aan de financiering van projecten (bijdragende lidstaten) met landen die ermee instemmen dat nieuwe projecten op hun grondgebied worden uitgevoerd (gastlanden). De Commissie schetst het uitvoeringskader en de financieringsmethodes van het mechanisme en stelt vast dat EU-landen, fondsen of bijdragen uit de privésector acties in het kader van dit mechanisme kunnen financieren. De energie die dankzij dit mechanisme wordt opgewekt, telt mee voor de streefcijfers voor hernieuwbare energie van alle deelnemende lidstaten.
4. Trans-Europese energienetwerken
De trans-Europese energienetwerken (TEN-E 3.5.1) zijn een vorm van beleid dat erop gericht is de energie-infrastructuur van de EU-landen aan elkaar te koppelen, in lijn met de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn. Met de TEN-E Verordening zijn de EU-regels voor grensoverschrijdende energieinfrastructuur bepaald. In de verordening worden elf prioritaire corridors en drie thematische prioritaire gebieden vastgesteld en ook nieuwe projecten van gemeenschappelijk belang tussen de EU-lidstaten bepaald. Daarnaast worden projecten van wederzijds belang tussen de EU en niet-EU-landen ingevoerd, wordt de rol van offshore-windenergieprojecten benadrukt en worden toekomstige aardgasprojecten uitgesloten van EU-financiering. De verordening bevordert ook de integratie van hernieuwbare energiebronnen en nieuwe schone-energietechnologieën in het energiesysteem, verbindt regio’s die momenteel afgesneden zijn van de Europese energiemarkten, versterkt bestaande grensoverschrijdende interconnecties, bevordert de samenwerking met partnerlanden en stelt manieren voor om de vergunnings- en goedkeuringsprocedures te vereenvoudigen en te versnellen.
C. Toekomstige stappen
Herziening van de energiebelastingrichtlijn.
In juli 2021 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een herziening van de Richtlijn Energiebelasting 2003/96/EG. Het doel van het voorstel is de belasting op energieproducten af te stemmen op het energie- en klimaatbeleid van de EU, schone technologieën te bevorderen, en achterhaalde vrijstellingen en verlaagde tarieven af te schaffen waarmee momenteel het gebruik van fossiele brandstoffen wordt aangemoedigd. Het Europees Parlement en de Raad van de EU nemen het wetgevingsvoorstel momenteel onder de loep.
D. Hulpbronspecifieke vraagstukken
1. Zonne-energie
In het REPowerEU-plan werd een strategie ingevoerd om de fotovoltaïsche capaciteit te verdubbelen tot 320 gigawatt (GW) uiterlijk in 2025 en tot 600 GW uiterlijk in 2030. Het plan omvat een gefaseerde wettelijke verplichting om op nieuwe openbare, commerciële en residentiële gebouwen zonnepanelen te installeren, alsook een strategie om het uitrolpercentage van warmtepompen in stadsverwarmingssystemen en gemeentelijke verwarmingssystemen te verdubbelen. In het kader van het plan moeten de EU-landen ook plannen vaststellen en goedkeuren voor specifieke prioritaire gebieden voor hernieuwbare energie, met verkorte en vereenvoudigde vergunningsprocedures. In de herziene richtlijn hernieuwbare energie worden snelle vergunningsprocedures voor de installatie van zonne-energieapparatuur bepaald.
2. Biomassa, biobrandstoffen en waterstof
De Richtlijn hernieuwbare energie (EU) 2018/2001 bevat een streefcijfer van 1 % uiterlijk in 2025 en 5,5 % uiterlijk in 2030 voor geavanceerde biobrandstoffen, biogas en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (d.w.z. waterstof) in de vervoerssector.
In juli 2020 werd in de strategieën met betrekking tot energiesysteemintegratie en waterstof de doelstelling geïntroduceerd om uiterlijk in 2024 ten minste 6 GW aan hernieuwbare waterstofelektrolysers te realiseren en tot 1 miljoen ton hernieuwbare waterstof te produceren in de EU. De strategieën waren ook gericht op 40 GW en 10 miljoen ton uiterlijk in 2030.
In 2022 werd in het REPowerEU-plan de doelstelling vastgesteld om uiterlijk in 2030 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof te produceren en in te voeren.
In oktober 2023 werd in de richtlijn hernieuwbare energie het indicatieve streefcijfer vastgesteld van 42 % hernieuwbare waterstof in het totale waterstofverbruik uiterlijk in 2030 en 60 % uiterlijk in 2035 voor de industrie.
3. Offshore-windenergie
Op 19 november heeft de Commissie een EU-strategie gepubliceerd over hernieuwbare offshore-energie. Het doel van deze strategie is om de productie van elektriciteit uit hernieuwbare offshore-energiebronnen in de EU te verhogen van 12 GW in 2020 tot meer dan 60 GW uiterlijk in 2030 en 300 GW uiterlijk in 2050.
Met de TEN-E-verordening, die in juni 2022 in werking is getreden, werden niet-bindende regionale overeenkomsten voor de ontwikkeling van hernieuwbare offshore-energie geïntroduceerd. In januari 2023 bereikten de EU-landen een akkoord over hogere niet-bindende doelstellingen voor de opwekking van hernieuwbare offshore-energie met doelstellingen van respectievelijk 111 GW en 317 GW uiterlijk in 2030 en 2050.
4. Oceaanenergie
In januari 2014 publiceerde de Commissie haar actieplan voor blauwe energie om de ontwikkeling van oceaanenergie te ondersteunen Hiertoe behoren golfslag- en getijdenenergie, de omzetting van thermische energie en osmose-energie. In de strategie voor hernieuwbare offshore-energie werd ook gewezen op de noodzaak van een aanzienlijke opschaling van de sector mariene hernieuwbare energie. Zo zou de sector 5 keer moeten worden opgeschaald uiterlijk in 2030 en 25 keer uiterlijk in 2050.
De rol van het Europees Parlement
Het Europees Parlement heeft consequent gepleit voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en erop gewezen dat het belangrijk is om in dit verband bindende streefcijfers vast te stellen voor 2020, en recentelijk ook voor 2030.
In januari 2018 ondersteunde het Parlement, met het oog op de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie in 2018, een bindend streefcijfer van ten minste 35 % hernieuwbare energie in de Unie uiterlijk in 2030. Het bekrachtigde ook de consumptie van zelfgeproduceerde energie als een recht. Na onderhandelingen met de Raad werd dit streefcijfer echter verlaagd naar minstens 32 %.
In januari 2020 nam het Parlement een resolutie aan over de Europese Green Deal, waarin het aandrong op een herziening van de richtlijn hernieuwbare energie en op de vaststelling van bindende nationale streefcijfers.
In mei 2021 nam het Parlement twee resoluties aan over een Europese strategie inzake geïntegreerde energiesystemen en over een Europese waterstofstrategie, waarin het pleitte voor decarbonisatie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bij de productie van elektriciteit en waterstof.
In februari 2022 heeft het Parlement een resolutie aangenomen over een Europese strategie voor hernieuwbare offshore-energie. Hierin wijst het Parlement erop dat de geïnstalleerde capaciteit voor offshorewindenergie 70 tot 79 GW moet bedragen om de transitie naar een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 % uiterlijk in 2030 betaalbaar te maken en verzocht het om dat cijfer nog te overtreffen.
In september 2022 stelde het Parlement in zijn standpunt over de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie een streefcijfer voor hernieuwbare energie voor van 45 % uiterlijk in 2030.
In oktober 2023 verhoogden het Parlement en de Raad het streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 tot 42,5 %, met als einddoel 45 % – bijna een verdubbeling van het bestaande aandeel van hernieuwbare energie in de EU.
Meer informatie over dit onderwerp is te vinden op de website van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE).
Bezoek de homepage van het Europees Parlement over hernieuwbare energie.
Matteo Ciucci