Hernieuwbare energie

Hernieuwbare energiebronnen (windenergie, zonne-energie, waterkrachtenergie, oceaanenergie, aardwarmte, biomassa en biobrandstoffen) bieden een alternatief voor fossiele brandstoffen en helpen de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Ze zorgen voor diversificatie van de energievoorziening en minder afhankelijkheid van wispelturige en schommelende brandstofmarkten, met name die voor olie en gas. De EU-wetgeving inzake de bevordering van hernieuwbare energie heeft de voorbije 15 jaar een grote evolutie doorgemaakt. In 2021 was hernieuwbare energie goed voor 21,8 % van het bruto-eindverbruik van energie in de EU. In 2023 hebben de medewetgevers het EU-streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 verhoogd tot 42,5 %, met als doel 45 % te bereiken.

Rechtsgrond en doelstellingen

Artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Resultaten

A. Richtlijn hernieuwbare energie

1. Richtlijn hernieuwbare energie: horizon 2020

In de oorspronkelijke richtlijn hernieuwbare energie, die op 23 april 2009 werd aangenomen, werd bepaald dat 20 % van het bruto-eindverbruik van energie in de EU en 10 % van het energieverbruik in het vervoer van elke lidstaat uiterlijk in 2020 afkomstig moet zijn van hernieuwbare energiebronnen. In de richtlijn werden bindende nationale streefcijfers vastgesteld en bevestigd die in overeenstemming zijn met het algemene streefcijfer van de EU. De lidstaten werden verzocht indicatieve trajecten te ontwikkelen om hun streefcijfers te halen, nationale actieplannen voor hernieuwbare energie in te dienen, en elke twee jaar nationale voortgangsverslagen over hernieuwbare energie uit te brengen. Daarin werden diverse mechanismen vastgesteld waarvan de lidstaten gebruik kunnen maken om investeringen in hernieuwbare energiebronnen te bevorderen, zoals steunregelingen, garanties van oorsprong, gezamenlijke projecten en samenwerking met derde landen, alsmede duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen.

In december 2018 is als onderdeel van het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” de herziene richtlijn hernieuwbare energie in werking getreden. De richtlijn, die uiterlijk in juni 2021 in nationale wetgeving van de EU-landen moest worden omgezet, bevatte een nieuw bindend streefcijfer voor hernieuwbare energie voor de EU: vóór 2030 moet ten minste 32 % van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen afkomstig zijn. Het streefcijfer voor het aandeel van hernieuwbare brandstoffen in de vervoerssector werd verhoogd tot 14 % vóór 2030. Op grond van Verordening (EU) 2018/1999 stellen de EU-landen nationale energiestreefcijfers voor en stellen zij tienjarige nationale energie- en klimaatplannen op voor de periode 2021-2030, die uiterlijk in maart 2023 moeten worden ingediend. De nationale energie- en klimaatplannen worden om de twee jaar gemonitord aan de hand van voortgangsverslagen en worden beoordeeld door de Commissie, die op EU-niveau maatregelen kan nemen om ervoor te zorgen dat zij stroken met de algemene EU-doelstellingen.

2. Richtlijn hernieuwbare energie: op weg naar 2030

De herziene richtlijn hernieuwbare energie, bijgewerkt bij Richtlijn (EU) 2023/2413, was het resultaat van drie belangrijke wijzigingen. In juli 2021 werd als onderdeel van het “Fit for 55”-pakket een eerste wijziging doorgevoerd om de streefcijfers voor hernieuwbare energie van de Unie af te stemmen op haar nieuwe klimaatambitie, het bindende streefcijfer voor hernieuwbare energiebronnen voor de EU vóór 2030 te verhogen tot 40 % en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen, zoals waterstof, in de industrie en het vervoer te bevorderen met aanvullende subdoelstellingen. In mei 2022 werd als onderdeel van het REPowerEU-plan naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne een tweede wijziging doorgevoerd om de transitie naar schone energie te versnellen in overeenstemming met het besluit om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen uit te faseren, door het bindende streefcijfer voor hernieuwbare energiebronnen voor de EU vóór 2030 te verhogen tot 45 % door warmtepompen te installeren, de fotovoltaïsche capaciteit te verhogen en hernieuwbare waterstof en biomethaan te importeren. In november 2022 had een derde wijziging (gepubliceerd als een verordening van de Raad) tot doel de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen door ervan uit te gaan dat installaties voor hernieuwbare energie van groot openbaar belang zijn, waardoor snellere afgifte van vergunningen voor hernieuwbare projecten en specifieke afwijkingen van de EU-milieuwetgeving mogelijk worden.

In oktober 2023 werd met de actualisering van de richtlijn hernieuwbare energie (RED) het streefcijfer van 2030 voor hernieuwbare energiebronnen verhoogd tot 42,5 %, waarbij de lidstaten ernaar streven 45 % te bereiken uiterlijk in 2030. Met deze nieuwe richtlijn worden de procedures voor het verlenen van vergunningen voor nieuwe hernieuwbare-energiecentrales, zoals zonnepanelen of windmolens versneld, en wordt de maximumtermijn voor de goedkeuring van nieuwe installaties voor hernieuwbare energie vastgesteld op 12 maanden in prioritaire gebieden en op 24 maanden elders. In de vervoerssector wordt het volgende vastgesteld: een streefcijfer van 29 % voor het aandeel van hernieuwbare energie vóór 2030, óf een vermindering van de broeikasgasemissies met 14,5 % door meer gebruik te maken van geavanceerde biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, zoals waterstof. Voor de industrie introduceert de richtlijn een bindend streefcijfer van 42 % hernieuwbare waterstof in het totale waterstofverbruik vóór 2030, 60 % vóór 2035 en een indicatief streefcijfer van een gemiddelde jaarlijkse toename van 1,6 procentpunten aan hernieuwbare bronnen. Het voorziet ook in een indicatief streefcijfer van 5 % nieuw geïnstalleerde hernieuwbare-energiecapaciteit uit innovatieve technologieën vóór 2030 voor de lidstaten.

B. De Europese Green Deal

Op 11 december 2019 werd als doel van de Europese Green Deal geformuleerd om de uitdagingen op het gebied van energie, klimaat en milieu aan te pakken en vóór 2050 klimaatneutraliteit te bereiken in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. De transformatie van het energiesysteem speelt een cruciale rol, aangezien de productie en het gebruik van energie meer dan 75 % van de totale hoeveelheid broeikasgassen in de EU uitstoten.

In juli en december 2021 is met het “Fit for 55”-pakket (een reeks voorstellen om de EU-wetgeving op het gebied van energie, klimaat en biodiversiteit te herzien en te actualiseren) het groene pact van de EU operationeel gemaakt. Het pakket omvatte voorstellen voor de richtlijn hernieuwbare energie, de richtlijn energie-efficiëntie, de energiebelastingrichtlijn, de richtlijn energieprestatie van gebouwen, het pakket voor een koolstofvrije waterstof- en gasmarkt, de verordening betreffende de vermindering van methaanemissies in de energiesector, een sociaal klimaatfonds en diverse andere voorstellen.

In maart en mei 2022, na de Russische agressie tegen Oekraïne, is met het REPowerEU-plan het “Fit for 55”-pakket gewijzigd om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen geleidelijk uit te faseren. Op basis van REPowerEU heeft de EU verschillende maatregelen vastgesteld, waaronder de vergunningsverordening, waarmee vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie zijn vereenvoudigd en versneld door de nadruk te leggen op specifieke technologieën en projecten zoals fotovoltaïsche zonne-energie, wind- en warmtepompen en capaciteitsverhoging.

De onderhandelingen over deze belangrijke dossiers hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt en zijn grotendeels in 2023 afgerond.

1. Financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie

Verordening 2020/1294 stelt een EU-financieringsmechanisme in om de lidstaten te helpen bij het behalen van hun individuele en gemeenschappelijke streefcijfers voor hernieuwbare energie. Het mechanisme verbindt landen die bijdragen aan de financiering van projecten (bijdragende lidstaten) met landen die instemmen met de uitvoering van nieuwe projecten op hun grondgebied (gastheerlidstaten). De Commissie stelt het uitvoeringskader en de wijze van financiering van het mechanisme vast en heeft bepaald dat acties in het kader van dit mechanisme kunnen worden gefinancierd door de lidstaten, met EU-middelen of met bijdragen van de privésector. De energie die dankzij dit mechanisme wordt opgewekt, zal meetellen voor de streefcijfers voor hernieuwbare energie van alle deelnemende lidstaten.

C. Toekomstige stappen

1. Trans-Europese energienetwerken

De trans-Europese energienetwerken (TEN-E) zijn een vorm van beleid die erop gericht is de energie-infrastructuur van de EU-landen aan elkaar te koppelen. In de TEN-E-verordening in overeenstemming met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050, zijn EU-regels vastgesteld voor grensoverschrijdende energie-infrastructuur. Er worden elf prioritaire corridors en drie prioritaire thematische gebieden vastgesteld, alsook nieuwe projecten van gemeenschappelijk belang (PGB’s) tussen de EU-lidstaten. Daarnaast worden projecten van wederzijds belang (PWB’s) tussen de EU en derde landen ingevoerd, wordt de rol van offshore-windenergieprojecten benadrukt en worden toekomstige aardgasprojecten uitgesloten van EU-financiering. De verordening bevordert tevens de integratie van hernieuwbare energiebronnen en nieuwe schone-energietechnologieën in het energiesysteem, verbindt regio’s die momenteel afgesneden zijn van de Europese energiemarkten, versterkt bestaande grensoverschrijdende interconnecties, bevordert de samenwerking met partnerlanden en stelt manieren voor om de vergunnings- en goedkeuringsprocedures te vereenvoudigen en te versnellen.

2. Herziening van de energiebelastingrichtlijn

In juli 2021 publiceerde de Commissie een voorstel tot herziening van de energiebelastingrichtlijn (Richtlijn 2003/96), waarin werd voorgesteld de belasting op energieproducten af te stemmen op het energie- en klimaatbeleid van de EU, schone technologieën te bevorderen en achterhaalde vrijstellingen en verlaagde tarieven af te schaffen die momenteel het gebruik van fossiele brandstoffen aanmoedigen.

D. Hulpbronspecifieke vraagstukken

1. Zonne-energie

In het REPowerEU-plan werd een strategie ingevoerd om de fotovoltaïsche capaciteit te verdubbelen tot 320 gigawatt (GW) vóór 2025 en tot 600 GW vóór 2030. Het plan omvatte ook een gefaseerde wettelijke verplichting om op nieuwe openbare, commerciële en residentiële gebouwen zonnepanelen te installeren en een strategie om het uitrolpercentage van warmtepompen in stadsverwarmingssystemen en gemeentelijke verwarmingssystemen te verdubbelen. In het kader van het plan moeten de lidstaten ook plannen vaststellen en goedkeuren voor specifieke prioritaire gebieden voor hernieuwbare energie, met verkorte en vereenvoudigde vergunningsprocedures.

2. Biomassa, biobrandstoffen en waterstof

De Richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn (EU) 2018/2001), bevat een streefcijfer van 1 % vóór 2025 en 5,5 % vóór 2030 voor geavanceerde biobrandstoffen, biogas en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO) in de vervoerssector.

In juli 2020 zijn met de EU-strategie voor de integratie van energiesystemen en de waterstofstrategie drie doelstellingen ingevoerd: vóór 2024 ten minste 6 GW aan elektrolyse-installaties voor de productie van hernieuwbare waterstof installeren en tot 1 miljoen ton hernieuwbare waterstof produceren in de EU; vóór 2030 ten minste 40 GW aan elektrolyse-installaties voor de productie van hernieuwbare waterstof installeren en tot 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof produceren in de EU; en de grootschalige uitrol van hernieuwbare waterstof vanaf 2030. In mei 2022 werd in het REPowerEU-plan de doelstelling vastgesteld om vóór 2030 zowel 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof te produceren als te importeren. In oktober 2023 werd in de richtlijn hernieuwbare energie het indicatieve streefcijfer vastgesteld van 42 % hernieuwbare waterstof in het totale waterstofverbruik vóór 2030 en 60 % vóór 2035 voor de industrie.

3. Offshore-windenergie

Op 19 november 2020 publiceerde de Commissie een EU-strategie voor hernieuwbare offshore-energie, die tot doel heeft de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare offshore-energiebronnen in de EU te verhogen van 12 GW in 2020 tot meer dan 60 GW vóór 2030 en 300 GW vóór 2050. Met de TEN-E-verordening die in juni 2022 in werking is getreden, werden niet-bindende regionale overeenkomsten voor de ontwikkeling van hernieuwbare offshore-energie geïntroduceerd. In januari 2023 bereikten de lidstaten overeenstemming over hogere niet-bindende doelstellingen voor de opwekking van hernieuwbare offshore-energie van 111 GW en 317 GW vóór 2030 resp. 2050.

4. Oceaanenergie

In januari 2014 publiceerde de Commissie haar actieplan voor blauwe energie om de ontwikkeling van oceaanenergie te ondersteunen, met inbegrip van golfslag- en getijdenenergie, de omzetting van thermische energie en osmose-energie. In de strategie voor hernieuwbare offshore-energie werd ook benadrukt dat de sector van de mariene hernieuwbare energie 5 keer zou moeten worden opgeschaald vóór 2030 en 25 keer vóór 2050.

De rol van het Europees Parlement

Het Europees Parlement heeft consequent gepleit voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en erop gewezen dat het belangrijk is om in dit verband bindende streefcijfers vast te stellen voor 2020, en recentelijk ook voor 2030.

In januari 2018 ondersteunde het Parlement, met het oog op de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie in 2018, een bindend streefcijfer van ten minste 35 % hernieuwbare energie in de Unie vóór 2030 en bekrachtigde het de consumptie van zelfgeproduceerde energie als een recht. Na onderhandelingen met de Raad werd dit streefcijfer verlaagd naar ten minste 32 %.

In januari 2020 nam het Parlement een resolutie aan over de Europese Green Deal waarin het aandrong op een herziening van de richtlijn hernieuwbare energie en op de vaststelling van bindende nationale streefcijfers voor elke lidstaat, en pleitte voor de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst” in alle sectoren en beleidsmaatregelen.

In mei 2021 nam het Parlement een resolutie aan over een Europese strategie inzake geïntegreerde energiesystemen en een resolutie over een Europese waterstofstrategie, waarin het pleitte voor decarbonisatie van en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bij de productie van elektriciteit en waterstof en waarin de Commissie werd verzocht een garantie van oorsprong toe te kennen aan hernieuwbare waterstof en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen.

In februari 2022 nam het Parlement een resolutie aan over een Europese strategie voor hernieuwbare offshore-energie. In de resolutie werd erop gewezen dat de geïnstalleerde capaciteit voor offshorewindenergie 70 à 79 GW moet bedragen om de transitie naar een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 % vóór 2030 betaalbaar te maken, en werd ertoe opgeroepen de reductiedoelstelling van 55 % vóór 2030 te overschrijden.

In september 2022 steunde het Parlement in zijn standpunt in eerste lezing over de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie het voorstel van de Commissie om het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het eindenergieverbruik van de EU uiterlijk in 2030 te verhogen tot 45 %.

In oktober 2023 verhoogden het Parlement en de Raad het streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 tot 42,5 %, met als einddoel 45 % – bijna een verdubbeling van het bestaande aandeel van hernieuwbare energie in de EU.

Meer informatie over dit onderwerp is te vinden op de website van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE).

Bezoek de homepage van het Europees Parlement over hernieuwbare energie.

 

Matteo Ciucci