Duurzame consumptie en productie

Duurzame groei is een van de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie (EU). In deze tijd van snelle klimaatverandering en groeiende vraag naar energie en hulpbronnen heeft de EU een scala aan beleidsmaatregelen en initiatieven genomen die gericht zijn op duurzame consumptie en productie. In het kader van de Europese Green Deal, en met name het actieplan voor de circulaire economie, is een wetgevingsinitiatief aangekondigd om een beleid voor duurzame producten tot stand te brengen. Dat moet producten geschikt maken voor een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie.

Rechtsgrond

De artikelen 191 tot en met 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Doelstellingen en resultaten

A. Strategieën voor een duurzame consumptie en productie

In juli 2008 heeft de Commissie een pakket maatregelen en voorstellen inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid ingediend. Daarmee wilde ze de milieuprestaties van producten gedurende hun hele levenscyclus verbeteren, de consument bewuster maken, de vraag naar duurzame goederen en productietechnologieën vergroten, innovatie in de EU-industrie stimuleren en internationale aspecten zoals handel en normen aan de orde te stellen. Het actieplan voor duurzame consumptie en productie heeft tot de volgende initiatieven geleid: uitbreiding van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp, herziening van de milieukeurverordening, herziening van de verordening betreffende het milieubeheer- en milieuauditsysteem, wetgeving inzake groene overheidsopdrachten, het stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik en het actieplan inzake eco-innovatie.

Met de Green Deal van de EU werd een stap verder gezet inzake duurzame consumptie en productie, met name via het actieplan voor een circulaire economie van 2020 en het bijbehorende beleidskader voor duurzame producten. Twee van de belangrijkste doelstellingen daarvan zijn om van duurzame producten in de EU de norm te maken en om consumenten en overheidsinkopers ertoe aan te zetten prioriteit te geven aan duurzame consumptie. Dit kader omvat onder meer de volgende voorstellen:

  • een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten;
  • de richtlijn ter versterking van de positie van de consument voor de groene transitie;
  • de richtlijn inzake groene claims;
  • de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels ter bevordering van de reparatie van goederen.

B. Milieu- en energie-etikettering

De EU-milieukeur is een regeling op vrijwillige basis waarmee producten en diensten kunnen worden herkend die aan bepaalde milieunormen voldoen. Deze milieukeur werd in 1992 ingevoerd en heeft een bloem als logo. Dit moet het makkelijker maken voor de consument om milieuvriendelijke producten te herkennen. Bij het systeem voor de milieukeur wordt rekening gehouden met de gehele levenscyclus van een product. Deze keur is toegekend aan reinigingsmiddelen, huishoudapparaten, papierproducten, kleding, huis- en tuinartikelen, smeermiddelen, producten voor persoonlijke verzorging en de verzorging van dieren, en diensten zoals toeristenaccommodaties. In 2009 is de milieukeurverordening herzien, met als doel de kosten en bureaucratie te verminderen. De Commissie heeft de regeling in 2017 geëvalueerd (via een “geschiktheidscontrole”) en heeft vastgesteld dat de verordening weliswaar relevant en consistent is, maar beperkingen kent, zoals dat er in sommige sectoren weinig gebruik van wordt gemaakt en dat er mogelijk belemmeringen zijn als gevolg van nalevingskosten. Toch biedt de keur fabrikanten een stimulans om de milieuprestaties van hun producten te verbeteren.

Op 22 maart 2023 kwam de Commissie met een voorstel voor een richtlijn over nieuwe regels voor de staving van groene claims, om misleidende milieuclaims en de wildgroei aan openbare en particuliere milieukeurmerken aan te pakken. Samen met het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie voorzien de nieuwe regels in een kader voor milieuclaims en -keurmerken om greenwashing tegen te gaan.

Op basis van Richtlijn 92/75/EEG heeft de EU een energie-etiketteringssysteem voor huishoudelijke apparaten (witgoed) ingevoerd. Het energielabel van de EU is een breed erkend en gerespecteerd richtsnoer geworden voor producenten en consumenten. Het werd in 2010 herzien om het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot een grotere reeks producten. In 2017 zijn er bij Verordening (EU) 2017/1369 nieuwe vereisten vastgesteld. Sinds 2021 zijn vijf productgroepen (koelkasten, afwasmachines, wasmachines, tv’s en lampen) “opnieuw ingeschaald” volgens een nieuwe indeling voor energie-efficiëntieklassen, waarbij de hoogste klasse “A” aanvankelijk leeg bleef om de ontwikkeling van nog energie-efficiëntere modellen aan te moedigen. Dankzij deze verandering kunnen consumenten makkelijker een onderscheid maken tussen de meest energie-efficiënte producten.

C. Ecologisch ontwerp en duurzaam productbeleid

De richtlijn inzake ecologisch ontwerp is gericht op de technische verbetering van producten. In 2024 werd de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten van kracht, waarmee de richtlijn ecologisch ontwerp (Richtlijn 2009/125/EG) werd vervangen. Dat gebeurde in aansluiting op het actieplan voor de circulaire economie en in het kader van de Europese Green Deal. Bij deze verordening wordt een kader tot stand gebracht voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor specifieke productgroepen door twee belangrijke wijzigingen aan te brengen in eerdere wetgeving: Ten eerste is deze niet langer alleen van toepassing op energiegerelateerde producten, maar op alle fysieke producten (met zeer weinig uitzonderingen). Ten tweede maakt de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten het mogelijk prestatie- en informatieregels vast te stellen, ook wel “vereisten inzake ecologisch ontwerp” genoemd. Nieuwe elementen van de verordening ecologisch ontwerp voor duurzame producten zijn: het “digitale productpaspoort”, een verbod op de vernietiging van onverkocht textiel en schoeisel en verplichte groene overheidsopdrachten voor bepaalde producten.

Het “recht op reparatie” is een kernelement van de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels ter bevordering van de reparatie van goederen, die op 30 juli 2024 in werking is getreden. Op grond van de richtlijn zijn fabrikanten verplicht binnen een redelijke termijn kosteneffectieve reparatiediensten aan te bieden en consumenten te informeren over hun recht om defecte goederen te laten repareren in plaats van ze te vervangen.

D. Milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)

EMAS is een beheersinstrument waarmee bedrijven en andere organisaties hun milieuprestaties kunnen evalueren, rapporteren en verbeteren. In 2009 onderging het systeem een grote verandering. Toen werd namelijk een nieuwe EMAS-verordening goedgekeurd, met als doel organisaties aan te moedigen om zich bij EMAS te laten registreren. Dankzij deze herziening van de EMAS-verordening is de regeling gemakkelijker toepasbaar en geloofwaardiger geworden, en zijn de zichtbaarheid en het bereik ervan vergroot. In 2017 zijn de bijlagen I, II en III bij de EMAS-verordening gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1505 om de verordening af te stemmen op de herziening van ISO-norm 14001:2015.

E. Groene overheidsopdrachten

Het beleid inzake groene overheidsopdrachten is opgezet om overheden te ondersteunen bij de aankoop van producten, goederen en diensten die minder belastend zijn voor het milieu. Het heeft tot doel de markt in de richting van groenere producten en diensten te sturen en de milieueffecten van de activiteiten van overheidsinstanties te verminderen. De EU heeft op dit gebied een aantal richtlijnen vastgesteld in 2004 (Richtlijn 2004/18/EG en Richtlijn 2004/17/EG) en in 2014. Met de drie richtlijnen die in februari 2014 zijn vastgesteld als onderdeel van de hervorming van overheidsopdrachten in het kader van het wetgevingspakket eengemaakte markt – Richtlijn 2014/24/EU (de klassieke richtlijn), Richtlijn 2014/25/EU (de richtlijn nutsbedrijven) en Richtlijn 2014/23/EU (de concessierichtlijn) – zijn de betreffende procedures vereenvoudigd en wordt een ruimer gebruik van groene overheidsopdrachten aangemoedigd. Op die manier ondersteunen zij de overgang naar een hulpbronnenefficiënte en koolstofarme economie. Deze richtlijnen bevorderen innovatie, efficiënt gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie. De EU-landen zetten deze om via nationale actieplannen.

In 2008 publiceerde de Commissie een mededeling met de titel “Overheidsopdrachten voor een beter milieu”. Daarin wordt een aantal maatregelen uiteengezet om de uitvoering van het beleid inzake groene overheidsopdrachten door de lidstaten en individuele aanbestedende diensten te ondersteunen. Naar aanleiding daarvan zijn Europese criteria voor groene overheidsopdrachten ontwikkeld, die deel uitmaken van de vrijwillige benadering van het beleid inzake groene overheidsopdrachten. Tot dusver zijn er 21 reeksen criteria voor groene overheidsopdrachten gepubliceerd voor specifieke sectoren zoals vervoer, IT-apparatuur voor kantoor, schoonmaakmiddelen en -diensten, de bouw, isolatiemateriaal, en tuinproducten en -diensten.

F. Het actieplan voor eco-innovatie (EcoAP)

Het actieplan voor eco-innovatie, dat in december 2011 door de Commissie is gelanceerd, is de opvolger van het actieplan inzake milieutechnologieën en is gericht op het stimuleren van de ontwikkeling en het gebruik van milieutechnologieën en het verbeteren van het Europees concurrentievermogen op dit gebied. Het EcoAP is grotendeels gelinkt aan het vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie van de Europa 2020-strategie. Met het initiatief wordt de focus van het innovatiebeleid uitgebreid naar groene technologieën en eco-innovatie, en wordt de rol van milieubeleid als factor voor economische groei benadrukt. Ook wordt aandacht besteed aan specifieke belemmeringen en kansen voor eco-innovatie, met name wanneer die niet aan bod komen in het meer algemene innovatiebeleid. Het EcoAP dient ter bevordering van eco-innovatie door middel van milieubeleid, financiële steun voor kleine en middelgrote ondernemingen, internationale samenwerking, nieuwe normen en de ontwikkeling van vaardigheden.

De afgelopen jaren hebben veel van de EcoAP-doelstellingen bijgedragen tot de circulaire economie. Eco-innovatie is van cruciaal belang om de doelstellingen van de circulaire economie te verwezenlijken, zoals industriële symbiose of industriële ecologie, ontwerp volgens het “van wieg-tot-wieg”-beginsel, en nieuwe, innovatieve bedrijfsmodellen (2.5.6). De prestaties van de lidstaten op het gebied van eco-innovatie worden geëvalueerd met de eco-innovatie-index, een kader voor prestatiemeting aan de hand van twaalf indicatoren.

Rol van het Europees Parlement

Het Parlement heeft bij verschillende gelegenheden zijn steun uitgesproken voor het actieplan voor duurzame consumptie en productie. Bij de herziening van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp in 2009 is het Parlement erin geslaagd het concept van de levenscyclusanalyse, en met name de notie van hulpbronnen- en materiaalefficiëntie, te versterken.

In zijn resolutie van 10 februari 2021 over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie benadrukte het Parlement onder meer dat duurzame, circulaire, veilige en niet-giftige producten en materialen de norm in plaats van de uitzondering moeten worden op de markt van de EU en als de standaardoptie moeten worden gezien die aantrekkelijk, betaalbaar en toegankelijk is voor alle consumenten.

Het Parlement heeft een belangrijke rol gespeeld bij de geleidelijke invoering van groenere bepalingen in de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten. Bij de laatste herziening van deze richtlijnen in 2014 heeft het Parlement zich onder meer ingezet voor de invoering van het nieuwe criterium van de “economisch voordeligste inschrijving” in de gunningsprocedure. Zo kunnen overheden meer nadruk leggen op kwaliteit, milieuoverwegingen, sociale aspecten en innovatie, en tegelijkertijd toch rekening houden met de prijs en de levenscycluskosten van wat wordt aangekocht.

In 2004 heeft het Parlement in overeenstemming met EMAS een milieubeheersysteem vastgesteld. In 2007 kreeg het systeem de ISO 14001.2004-certificering en de EMAS-registratie. In 2019 heeft het Parlement zich ten doel gesteld zijn broeikasgasemissies per persoon tegen 2024 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van 2006, en andere klimaatprestatie-indicatoren te volgen, zoals de emissies van het personenvervoer, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en het energieverbruik. Volgens de EMAS-milieuverklaring van 2024 zijn de broeikasgasemissies van het Parlement per persoon tussen 2006 en 2023 al met 47 % verminderd. In november 2024 besloot het Parlement aanvullende maatregelen te nemen om zijn milieubeleid te verbeteren en nieuwe doelstellingen voor de periode 2024-2029 vast te stellen, waaronder:

  • verlaging van de broeikasgasemissies met minimaal 55 % tegen 2029 (ten opzichte van 2006);
  • vermindering van het energieverbruik met 55 % (ten opzichte van 2012);
  • verhoging van het aandeel hernieuwbare energiebronnen tot 80 % van het totale energieverbruik;
  • verlaging van het papierverbruik met 85 % (ten opzichte van 2012); en
  • verbetering van de biodiversiteit door toezicht te houden op groene ruimten, recycling en lokale plantensoorten en deze te bevorderen.

Het Parlement past ook een beleid inzake groene overheidsopdrachten toe. Zo heeft het in juni 2017 een studie over groene overheidsopdrachten gepubliceerd, waarin het huidige gebruik en de mogelijkheden van groene overheidsopdrachten in de EU werden onderzocht in het kader van en in aansluiting op het EU-actieplan voor de circulaire economie van de Commissie. In de studie werden een aantal milieuvoordelen voor de burgers en positieve effecten op de werkgelegenheid en de Europese economie in het algemeen geïdentificeerd.

Het Parlement toonde zich in zijn resolutie van 17 oktober 2013 ingenomen met het actieplan inzake eco-innovatie. Het Parlement onderstreepte daarbij de potentiële synergievoordelen van eco-innovatie voor het creëren van duurzame banen, de bescherming van het milieu en het terugbrengen van economische afhankelijkheid. Bovendien werd in de resolutie benadrukt dat eco-innovatie horizontale effecten op het beleid heeft en moet worden geïntegreerd in alle beleidsterreinen.

In zijn resolutie van 4 juli 2017 getiteld “Een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven” drong het Parlement er bij de Commissie op aan de informatie over de duurzaamheid van producten te verbeteren door een vrijwillig Europees keurmerk te overwegen dat met name betrekking heeft op de duurzaamheid, het ecologisch ontwerp, de opwaarderingsmogelijkheden in overeenstemming met de technische vooruitgang, en de herstelbaarheid van producten.

In zijn resolutie van 31 mei 2018 over de uitvoering van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp (2009/125/EG) heeft het Parlement de Commissie verzocht voldoende middelen te mobiliseren voor het eco-designproces, gezien de significante voordelen van die wetgeving voor de EU. Het heeft de Commissie tevens verzocht te onderzoeken of de bestaande methodologie voor het ecologische ontwerp van energiegerelateerde producten ook voor andere productcategorieën kan worden gebruikt, en voorstellen te presenteren voor nieuwe wetgeving.

Het Parlement compenseert in het kader van EMAS sinds 2016 al zijn onvermijdelijke emissie en is daarmee de enige volledig koolstofneutrale Europese instelling. Toch heeft het Parlement in zijn resolutie van 14 mei 2020 verklaard het goede voorbeeld te zullen geven en zijn Bureau de opdracht gegeven een strategie te ontwikkelen om uiterlijk in 2030 koolstofneutraal te worden door middel van interne maatregelen (zonder compensatie). In de in september 2020 gepubliceerde studie van het Parlement over koolstofneutraliteit worden maatregelen voor broeikasgasemissiereductie op korte, middellange en lange termijn beschreven die het Parlement in staat zouden stellen zijn koolstofvoetafdruk drastisch te verkleinen om koolstofneutraliteit te bereiken.

Meer informatie over dit onderwerp is te vinden op de website van de Commissie milieubeheer, klimaat en voedselveiligheid (ENVI).

 

Anne Ploeger