Het Cohesiefonds is opgericht in 1994 en draagt financieel bij aan projecten op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in lidstaten met een bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het EU-gemiddelde.

Rechtsgrond

Artikel 177 (met name de tweede alinea) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Doelstellingen

Het Cohesiefonds is opgericht met het oog op de versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie van de Europese Unie, ter bevordering van duurzame ontwikkeling. Tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 wordt vanuit het Cohesiefonds steun verleend voor:

  • investeringen in het milieu, ook op gebieden als duurzame ontwikkeling en energie, die voordelen bieden voor het milieu;
  • trans-Europese netwerken in de sfeer van de vervoersinfrastructuur (TEN-T);
  • technische bijstand.

Voor projecten die bijdragen aan de milieubeschermingsdoelstellingen van de EU kan ook bijstand uit het Cohesiefonds worden verleend op gebieden die verband houden met duurzame ontwikkeling, zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en – op het gebied van vervoer buiten de trans-Europese netwerken – spoorvervoer, vervoer via de binnenwateren en over zee, intermodale vervoerssystemen en de interoperabiliteit van die systemen, sturing van het verkeer over de weg, over zee en door de lucht, schoon stadsvervoer en openbaar vervoer.

Het Cohesiefonds financiert programma’s onder gedeelde verantwoordelijkheid van de Europese Commissie en de nationale en regionale overheden in de lidstaten. De lidstaten kiezen welke projecten zij financieren en nemen de verantwoordelijkheid voor het dagelijks beheer op zich. De regels voor het gebruik van de middelen zijn vastgelegd in de verordening gemeenschappelijke bepalingen.

In aanmerking komende landen

De middelen uit het Cohesiefonds zijn bestemd voor lidstaten met een bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het EU-gemiddelde. Tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 richt het Cohesiefonds zich op 15 lidstaten: Bulgarije, Cyprus, Estland, Griekenland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.

Begroting en financiële voorschriften

De regels voor het Cohesiefonds voor de periode 2021-2027 zijn vastgelegd in de verordening inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds. Het fonds zal steun verlenen aan projecten in het kader van de doelstelling “investeren in groei en banen”, hoofdzakelijk aan projecten op het gebied van milieu en vervoersinfrastructuur, met inbegrip van trans-Europese netwerken (TEN-T).

De thematische concentratie van het EU-cohesiebeleid blijft in de verordening behouden. Het Cohesiefonds zal twee specifieke doelstellingen ondersteunen: een groenere, koolstofarme en circulaire economie (beleidsdoelstelling 2); en een meer verbonden Europa (beleidsdoelstelling 3).

In het kader van het cohesiebeleid is een lijst opgesteld van activiteiten die tijdens de periode 2021-2027 niet door het Cohesiefonds kunnen worden ondersteund, waaronder de ontmanteling of bouw van kerncentrales, luchthaveninfrastructuur (behalve in uiterst perifere gebieden) en sommige afvalbeheersactiviteiten (bijv. stortplaatsen). Bovendien mag uit het Cohesiefonds geen steun worden verleend aan investeringen in huisvesting, tenzij deze verband houden met het bevorderen van energie-efficiëntie of het gebruik van hernieuwbare energie.

In de periode 2021-2027 zal de Europese Unie 42,6 miljard EUR (in prijzen van 2018, d.w.z. op basis van de waarde van de munt in 2018) toewijzen aan het Cohesiefonds, inclusief 10 miljard EUR voor de Connecting Europe Facility, een financieringsprogramma van de EU ter ondersteuning van de ontwikkeling van trans-Europese infrastructuur op gebieden als vervoer, energie en digitale diensten. Het niveau van medefinanciering kan tot 85 % van de projectkosten bedragen.

Naar verwachting zal 37 % van de totale financiële toewijzingen uit het Cohesiefonds bijdragen tot de klimaatdoelstellingen van de EU.

De toewijzingen uit het Cohesiefonds voor de periode 2021-2027 per lidstaat zijn als volgt:

Lidstaat Begroting (in miljoen EUR)
Bulgarije 1 467
Tsjechië 7 389
Estland 952
Griekenland 3 508
Kroatië 1 372
Cyprus 207
Letland 1 204
Litouwen 1 645
Hongarije 3 015
Malta 192
Polen 10 750
Portugal 3 946
Roemenië 4 094
Slovenië 834
Slowakije 1 868
Totaal 42 556*

* Inclusief technische bijstand (114 miljoen EUR).

Bron: Europese Commissie, in prijzen van 2018.

Rol van het Europees Parlement

De verordeningen met betrekking tot het nieuwe cohesiebeleid voor de periode 2021-2027 zijn vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Het Parlement beschikte dus over volledige rechten om wijzigingen voor te stellen. Daardoor kon het Parlement de voorgestelde regels flexibeler maken en beter afstemmen op de behoeften van de lidstaten.

In zijn resolutie van 6 april 2022 over de start van de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid 2021-2027 noemde het Parlement COVID-19 als belangrijkste oorzaak van vertragingen in de onderhandelingen over het cohesiebeleid, die op hun beurt leidden tot oponthoud bij het vaststellen van het wetgevingskader voor de financiering voor 2021-2027. Het Parlement vreesde een verlaging van de begroting voor de volgende programmeringsperiode, en verzocht de Commissie daarom met een noodplan te komen om het risico op onderbesteding als gevolg van de late start van het programma te beperken. In de resolutie werd benadrukt dat vertraging bij de uitvoering van het cohesiebeleid 2021-2027 de lidstaten belet te reageren op crises, waaronder de Russische agressie tegen Oekraïne.

Meer informatie over dit onderwerp vindt u op de website van de Commissie regionale ontwikkeling.

 

Kelly Schwarz