Ontwerpresolutie - B7-0409/2010Ontwerpresolutie
B7-0409/2010

ONTWERPRESOLUTIE over het Europees integratieproces van Kosovo

29.6.2010

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Ulrike Lunacek namens de Commissie buitenlandse zaken


Procedure : 2010/2610(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0409/2010

B7‑0409/2010

Resolutie van het Europees Parlement over het Europees integratieproces van Kosovo

Het Europees Parlement,

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003, waarin alle staten van de westelijke Balkan het lidmaatschap van de Europese Unie in het vooruitzicht werd gesteld,

–   gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 7 december 2009, waarin werd benadrukt dat ook Kosovo, onverminderd het standpunt van de lidstaten over de status van Kosovo, voor visaliberalisering in aanmerking komt wanneer aan alle voorwaarden wordt voldaan, en de Commissie werd gevraagd de bevolking van Kosovo via een gestructureerde benadering dichter bij de EU te brengen,

–   gezien gemeenschappelijk optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 betreffende de rechtsstaatmissie in Kosovo (EULEX KOSOVO), zoals gewijzigd door gemeenschappelijk optreden 2009/445/GBVB van 9 juni 2009,

–   gezien gemeenschappelijk optreden 2008/123/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 houdende benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Kosovo, en gezien Besluit 2010/118/GBVB van de Raad van 25 februari 2010 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2009 "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2009-2010" (COM(2009)0533) en het begeleidende voortgangsverslag 2009 van de Commissie getiteld "Kosovo[1] - Op weg naar de Europese Unie" (COM(2009)0534),

–   gezien de aanbevelingen van de tweede interparlementaire bijeenkomst EP-Kosovo van 7 april 2009,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 maart 2007 over de toekomst van Kosovo en de rol van de EU[2], en naar zijn resolutie van 5 februari 2009 over Kosovo en de rol van de EU[3],

–   gezien resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1244/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld en met name bijlage I, waarin met het oog op juridische duidelijkheid en zekerheid een verwijzing is opgenomen naar personen die in Kosovo wonen (resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad)[4],

–   gezien resolutie A/RES/63/3, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 8 oktober 2008, waarin werd besloten het Internationaal Gerechtshof om advies te vragen over de kwestie of de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo door de voorlopige instellingen van zelfbestuur van Kosovo in overeenstemming is met het internationaal recht,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 november 2009 over het uitbreidingsstrategiedocument voor 2009 van de Commissie met betrekking tot de landen van de westelijke Balkan, IJsland en Turkije[5],

–   gezien het eindverslag van de speciale vertegenwoordiger van de VN over de toekomstige status van Kosovo en het alomvattende voorstel voor de regeling van de status van Kosovo van 26 maart 2007,

–   gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat regionale stabiliteit in de westelijke Balkan en de integratie van deze landen in de EU prioriteiten zijn voor de Europese Unie, en verder overwegende dat deze prioriteiten alleen kunnen worden volgehouden als het lidmaatschap van de EU voor alle landen in de regio een tastbaar vooruitzicht is,

B.  overwegende dat de internationale gemeenschap altijd de levensvatbaarheid van multi-etnische en multireligieuze staten in de westelijke Balkan, gebaseerd op de waarden democratie, verdraagzaamheid en culturele verscheidenheid, heeft verdedigd,

C. overwegende dat de burgers van Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro sinds 19 december 2009 zonder visum naar de EU kunnen reizen, en dat dit naar verwachting op korte termijn ook zal gelden voor de inwoners van Albanië en Bosnië-Herzegovina, en verder overwegende dat de burgers van Kosovo niet aan hun lot mogen worden overgelaten en niet geïsoleerd mogen raken van de burgers van de andere landen in de regio en dat derhalve het proces van visaliberalisering met Kosovo onverwijld moet beginnen, mits aan alle toepasselijke criteria is voldaan,

D. overwegende dat het Internationaal Gerechtshof gevraagd is een advies uit te brengen over de verenigbaarheid van de unilaterale verklaring van onafhankelijkheid door de voorlopige instellingen van zelfbestuur van Kosovo met het internationaal recht , en overwegende dat dat advies er nog niet is,

E.  overwegende dat het besluit om Kosovo niet aan de visumliberalisering te laten deelnemen blijk geeft van een ernstige tegenstrijdigheid in de EU-Kosovostrategie, in de vorm van een discrepantie tussen de enorme hulpinspanningen in de vorm van financiële en personele middelen enerzijds, en het gesloten houden van de grenzen voor al diegenen die een bijdrage aan ontwikkeling zouden kunnen leveren anderzijds,

1.  neemt nota van de verklaring van onafhankelijkheid van Kosovo van 17 februari 2008, en van het feit dat 69 landen deze onafhankelijkheid hebben erkend; neemt kennis van het feit dat 22 lidstaten Kosovo als een onafhankelijk land hebben erkend en dat vijf lidstaten dit niet hebben gedaan; spoort de lidstaten aan hun gemeenschappelijke benadering van Kosovo te intensiveren met als doel de integratie van Kosovo in de EU, ten einde het beleid van de EU voor alle inwoners van Kosovo doeltreffender te maken; is verheugd over de constructieve benadering van Kosovo zoals beklemtoond door het Spaanse voorzitterschap, hoewel Spanje de onafhankelijkheid van Kosovo niet heeft erkend; zou verheugd zijn indien alle lidstaten de onafhankelijkheid van Kosovo zouden erkennen;

2.  benadrukt dat de integratieprocessen van alle landen van de westelijke Balkan in de EU van groot belang is voor de stabiliteit in die regio; onderstreept dat het vooruitzicht van toetreding tot de EU een krachtige stimulans is voor de noodzakelijke hervormingen in Kosovo, en dringt aan op praktische stappen om dit vooruitzicht voor de burgers tastbaarder te maken door middel van implementatie van mensenrechten en het versterken van de rechtsstaat; vraagt de Commissie in dit verband om de autoriteiten van Kosovo mee te delen welke stappen het land moet zetten voordat de Commissie de routekaart voor visaliberalisering gaat opstellen, en die taak onmiddellijk nadat deze stappen zijn gezet ter hand te nemen;

3.  neemt kennis van het feit dat de meeste buurlanden van Kosovo de onafhankelijkheid van dat land hebben erkend en goede nabuurschapsbetrekkingen met het land onderhouden; wijst erop dat Kosovo als lid is toegetreden tot de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en andere internationale organisaties;

4.  maakt zich zorgen over de betrekkingen met Servië en onderstreept dat goede nabuurschapsbetrekkingen een essentieel criterium vormen voor de aspiraties van Servië, alsook van Kosovo en alle andere landen in de regio, om tot de EU toe te kunnen treden; begrijpt enerzijds de emotionele implicaties van de nasleep van de oorlog van 1999 en dat het officieel erkennen van Kosovo op dit moment voor het leiderschap in Belgrado geen haalbare politieke kaart is, maar vraagt Servië anderzijds zich ten aanzien van de kwestie van de status pragmatisch op te stellen; is in dit verband verheugd over de ondertekening van het politieprotocol met EULEX en dringt aan op een grotere samenwerking met de missie; vraagt Servië daarnaast het lidmaatschap van Kosovo van internationale organisaties, en met name de recente aanvraag betreffende toetreding tot de Wereldgezondheidsorganisatie, niet tegen te houden; onderstreept dat het conflict ook van invloed is op regionale handel en de samenwerking binnen de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst (CEFTA), hetgeen de economieën van de landen in de regio geen goed doet; verzoekt alle partijen zich pragmatisch op te stellen zodat Kosovo in de regio kan integreren; onderstreept in dit verband dat het verwachte advies van het Internationaal Gerechtshof over de wettelijkheid van Kosovo's onafhankelijkheidsverklaring de betrokken partijen niet mag weerhouden van een doeltreffende, grensoverschrijdende, regionale en plaatselijke samenwerking in het belang van alle bevolkingsgroepen in en rond Kosovo;

5.  herinnert eraan dat elk land dat tot de EU wenst toe te treden, moet voldoen aan de toetredingscriteria en dat in het geval van de westelijke Balkan het kader voor onderhandelingen met de EU het stabilisatie- en associatieakkoord is; beklemtoont dat één van de drie belangrijke doelstellingen van het stabilisatie- en associatieproces regionale samenwerking is;

6.  beklemtoont dat regionale integratie en samenwerking van cruciaal belang zijn voor de Europese veiligheid en stabiliteit, alsook voor het tot stand brengen van een gunstige context voor de normalisatie van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo; is van mening dat een package deal met betrekking tot veiligheid en samenwerking in de westelijke Balkan wenselijk zou zijn;

7.  dringt aan op versterking van de grensoverschrijdende samenwerking tussen Servië en Kosovo op de gebieden die voor de burgers van belang zijn, zoals het milieu, de infrastructuur en de handel, in het bijzonder op plaatselijk niveau;

8.  wijst op het feit dat een aantal lidstaten unilateraal visaversoepelingsmaatregelen toepassen, terwijl acht lidstaten nog altijd de volledige visaleges in rekening brengen; verzoekt de lidstaten van de EU en de Commissie alles in het werk te stellen om op korte termijn uniforme voorlopige vereenvoudigde procedures in te voeren, teneinde het reizen voor de burgers van Kosovo te vergemakkelijken, in het bijzonder in het licht van de mogelijkheden die de nieuwe visumcode biedt;

9.  is verheugd over het feit dat op 15 november 2009 plaatselijke verkiezingen zijn gehouden als de eerste verkiezingen onder de politieke verantwoordelijkheid van de regering van Kosovo; is verheugd over het feit dat deze verkiezingen over het algemeen rustig en in een goede atmosfeer zijn verlopen; onderstreept wel dat er ook een aantal onregelmatigheden is gemeld; verzoekt de autoriteiten snel uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de internationale gemeenschap, en onder meer de nodige wijzigingen aan de kieswet aan te brengen teneinde duidelijkheid te creëren omtrent de instanties die bevoegd zijn voor het behandelen van klachten, en te zorgen voor een duidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de algemene kiescommissie en de klachten- en beroepscommissie, de kiezerslijst te actualiseren en zorg te dragen voor goede voorlichting aan de kiezers; onderstreept het grote belang van politieke wil voor het doorvoeren van deze hervormingen en, met het oog op de komende algemene verkiezingen, van het ter verantwoording roepen van de plegers van verkiezingsfraude;

10. betreurt het feit dat Belgrado doorgaat met het geven van steun aan parallelle structuren in Servische enclaves, omdat het daarmee de bevoegdheden van de nieuw opgerichte gemeenten in twijfel trekt en verzwakt; vraagt Servië zich constructiever op te stellen en deze structuren te ontmantelen;

11. wijst nog eens op het belang van een doeltreffende implementatie van het decentralisatieproces en is zeer verheugd over de grote participatie van de Kosovaarse Serviërs ten zuiden van de rivier de Ibar aan de laatste verkiezingen omdat die bijdraagt aan hun duurzame toekomst in het land; verzoekt de regering met klem haar volledige financiële en politieke steun te geven aan het nieuw gekozen leiderschap in deze gemeenten zodat met de steun van de Commissie op korte termijn noodzakelijke structuren kunnen worden gecreëerd voor het aanbieden van belangrijke diensten; beschouwt de goede werking van de gemeentelijke structuren van essentieel belang voor de deelname van de Kosovaarse Serviërs aan de politieke processen en de administratieve structuren van het land; verzoekt de internationale gemeenschap met klem steun te geven aan door de nieuwe gemeenten opgezette ontwikkelings- en infrastructuurprojecten; vraagt de regering om met steun van de speciale vertegenwoordiger van de EU en de internationale civiele vertegenwoordiger een strategie voor dergelijke structuren te ontwikkelen, teneinde een botsing met parallelle structuren, met name op de gebieden onderwijs en gezondheidszorg, te vermijden;

12. is verheugd over de opening van het EU-huis in het noorden van Kosovo, maar maakt zich tegelijkertijd ook zorgen over de situatie aldaar vanwege de grote tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat, de toenemende druk op en intimidatie van het maatschappelijk middenveld door radicale groeperingen en het bestaan van georganiseerde misdaad; beklemtoont in dit verband dat het belangrijk is dat de Raad de rechtsstaatmissie naar het hele grondgebied van Kosovo uitbreidt, en vraagt de Commissie haar activiteiten ten gunste van de Servische gemeenschap in het noorden meer zichtbaarheid te geven, en alle betrokken partijen in het gebied duidelijk te maken dat plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende samenwerking van waarde is voor de bevolking in haar geheel; is in dit verband verheugd over de registratie van commerciële goederen bij de poorten 1 en 31, hetgeen heeft bijgedragen tot een vermindering van smokkel in de regio, en dringt aan op verdere maatregelen gericht op het opnieuw gaan innen van douanerechten; maakt zich zorgen over de problemen in verband met het huidige functioneren van het gerechtelijk apparaat in de regio Mitrovica en vraagt Servië en Kosovo de overeenkomst over de aanstelling van Kosovaars-Servische rechters en een openbaar aanklager aan de rechtbank in Noord-Mitrovica te voltooien; neemt nota van het plan om het noorden in de politieke en administratieve structuren van Kosovo te integreren en vraagt deze te implementeren met passende aandacht voor de gevoeligheden van de Servische minderheid, teneinde de regeringsdiensten voor de regio te verbeteren en uit te breiden, en teneinde de levensomstandigheden voor de burgers ter plaatse te verbeteren, en met een ruime mate van zelfbestuur; verzoekt EULEX zijn activiteiten in het noorden te intensiveren, in het bijzonder met het oog op de bevordering van goede interetnische betrekkingen, en daarbij de bevolking ter plekke te informeren over het optreden van de EU en de rechtsstaatmissie;

13. onderstreept het belang van het slagen van EULEX, de rechtsstaatmissie van de EU, voor zowel duurzame ontwikkeling, consolidering van de instellingen en stabiliteit van Kosovo, alsook voor de ambities van de EU als mondiale speler op het gebied van vredesopbouw; beklemtoont dat EULEX de verantwoordelijkheid draagt voor zijn eigen uitvoerende bevoegdheden, alsmede voor zijn mandaatstaken van het uitoefenen van toezicht, het vervullen van een leidinggevende rol en het geven van adviezen; spoort EULEX in dit verband aan concrete maatregelen te nemen om voortgang te boeken bij het aanpakken van gevallen van corruptie op hoog niveau; erkent dat op bepaalde gebieden, zoals politie en douane, flinke vooruitgang is geboekt, maar benadrukt dat het tempo moet worden opgeschroefd, teneinde eindelijk ook op andere gebieden, in het bijzonder corruptiezaken op hoog niveau, georganiseerde misdaad en oorlogsmisdaden, tot tastbare resultaten te komen; is derhalve verheugd over de meest recente initiatieven van EULEX om ook mogelijke gevallen van corruptie op de hoogste regerings- en bestuursniveaus aan te pakken, en beklemtoont de noodzaak om hiermee door te gaan met het oog op de geloofwaardigheid en de zichtbaarheid van het optreden van EULEX; benadrukt dat in dit verband speciale aandacht voor openbare aanbestedingen van groot belang is en dat EULEX wat de georganiseerde misdaad betreft door moet gaan met het boeken van concrete resultaten in het veld; maakt zich in dit verband zorgen over de enorme achterstand bij de behandeling van zaken ten gevolg van het onverwacht grote aantal gevallen dat door het tijdelijk VN-bestuur van Kosovo aan EULEX is doorgespeeld; benadrukt dat EULEX over onvoldoende rechters en openbare aanklagers beschikt en vraagt de lidstaten het vereiste aantal deskundigen te detacheren of voorzieningen te treffen om deze van buitenaf aan te trekken; onderstreept het belang van het stroomlijnen van de bureaucratie binnen EULEX; benadrukt in dit kader de noodzaak van bekwaam intern management, coördinatie en samenwerking, teneinde de missie tot een succes te maken; wijst op de noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht bij het werk van EULEX, alsook van aandacht voor de politieke context waarin de missie opereert, teneinde de legitimiteit ervan in de ogen van de burgers te versterken; vindt daarnaast dat voor goede communicatie met de regering, de burgers en de media van Kosovo moet worden gezorgd; spoort EULEX aan de burgers van Kosovo deelgenoot te maken van hetgeen met de missie is bereikt en daarnaast te werken aan het vergroten van het vertrouwen in de missie en oog te hebben voor de verwachtingen van de burgers; is verheugd over de recente oprichting van een Human Rights Review Panel dat zich zal gaan wijden aan het onderzoeken van klachten van personen die beweren het slachtoffer te zijn van mensenrechtenschending door EULEX in het kader van de uitvoering van haar mandaat;

14. verzoekt zijn bevoegde organen, in het bijzonder de Subcommissie veiligheid en defensie, het toezicht op en de controle van EULEX te intensiveren, eventueel in samenwerking met het maatschappelijk middenveld in Kosovo; vraagt met het oog hierop de Raad om alle gewone en buitengewone evaluaties en evaluatieverslagen over EULEX aan het Parlement voor te leggen;

15. neemt nota van de inspanningen van zowel Servië als Kosovo gericht op het opsporen van personen die sinds het conflict van 1998-1999 vermist zijn via de "Working Group on Persons Who Are Unaccounted For In Connection With Events In Kosovo"; onderstreept het belang van het oplossen van deze kwestie voor het verwerken van het conflict van 1998-1999; wijst er verder op dat er nog altijd ongeveer 1.862 personen vermist zijn, en verzoekt zowel Kosovo als Servië de samenwerking met elkaar, met het Internationale Rode Kruis, EULEX en met andere organisaties gericht op het vinden van deze personen te intensiveren;

16. wijst er met klem op dat voor zowel de regering van Kosovo als voor alle bestuursniveaus 2010 een uitermate belangrijk jaar is voor het boeken van vooruitgang bij sleutelhervormingen als de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, decentralisatie en hervorming van het bestuur; onderstreept dat het hervormingsproces alleen succesvol kan zijn als het stoelt op een gedegen debat over ontwerpwetgeving met alle betrokken partijen, waaronder alle partijen uit het maatschappelijk middenveld; herinnert de regering er bovendien aan dat in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan een snelle en doeltreffende implementatie van wetten omdat anders de goedkeuring van wetgeving geen daadwerkelijke invloed op de situatie in Kosovo zal hebben;

17. maakt zich ernstige zorgen over de wijdverbreide corruptie, die samen met de georganiseerde misdaad tot de grootste problemen van Kosovo behoort, en dringt aan op snelle maatregelen om hier iets aan te doen, bijvoorbeeld het verbeteren van het wetgevingskader, het goedkeuren van een anticorruptiestrategie en -actieplan, en het intensiveren van de samenwerking met de politie- en justitiediensten van alle landen in de regio; geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het recente bloedige incident dichtbij de grens van Kosovo, en eist dat op zo kort mogelijke termijn maatregelen worden genomen om vergelijkbare incidenten in de toekomst te vermijden en een eind te maken aan de illegale handel in wapens, die bijdraagt aan de destabilisering van de westelijke Balkan; is verheugd over de oprichting van een speciale anticorruptieafdeling binnen het openbaar ministerie van Kosovo, maar onderstreept dat deze alleen doeltreffend kan zijn indien alle betrokken ministeries meewerken en alle medewerkers van absoluut onbesproken gedrag zijn; dringt aan op de snelle goedkeuring van een wet betreffende partijfinanciering voor het op doeltreffende en transparante wijze reguleren van de financiën van partijen, met waarborgen betreffende volledige openbaarheid ten aanzien van hun financiële situatie;

18. wijst op het belang van de hervorming van justitie en het openbaar ministerie, die zich nog in een vroeg stadium bevindt, voor het waarborgen van de onafhankelijkheid en de professionaliteit van rechters en aanklagers, waardoor het vertrouwen van de burgers in de rechtsstaat kan worden hersteld; is in dit verband verheugd over de benoeming van de ombudsman, de rechters van het hooggerechtshof, de aanklagers van het openbaar ministerie, en de aanklagers van het speciale openbaar ministerie van Kosovo; maakt zich zorgen over het feit dat tekortkomingen bij de bescherming van getuigen nog altijd de rechtsbedeling bij de zwaarste misdaden belemmeren; dringt aan op de goedkeuring en snelle implementatie van de wet op de rechtbanken en op de oprichting van een doeltreffend systeem voor de bescherming van getuigen en rechters; verzoekt de EULEX-vertegenwoordigers in dit verband in het openbaar verslag uit te blijven brengen over de nog bestaande uitdagingen op het gebied van de rechtsstaat in Kosovo;

19. dringt aan op een versnelde doorvoering van de hervormingen binnen het openbaar bestuur, teneinde te komen tot een professioneel en onafhankelijk ambtenarenapparaat waarin de beide geslachten en de verschillende etnische groepen in Kosovo gelijkelijk zijn vertegenwoordigd; wijst erop dat hiertoe het wetgevingskader moet worden goedgekeurd en geïmplementeerd, en dat er voldoende aandacht moet worden besteed aan en financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld voor de opbouw van menselijke hulpbronnen; maakt zich zorgen over politieke bemoeienis met de benoeming van personen op belangrijke ambtenarenposten en dringt aan op beëindiging van deze praktijk omdat deze de werking van het bestuur ernstig ondermijnt;

20. dringt er bij de regering op aan te zorgen voor mediapluralisme en voor financiële en redactionele onafhankelijkheid van de media, zonder politieke druk, en voor transparantie van eigendom en financiering; dringt aan op arbeidsrechten voor journalisten en op doeltreffende procedures voor het beschermen van onderzoeksjournalisten tegen bedreigingen; geeft nog eens aan hoe belangrijk het is dat de openbare omroep kwalitatief hoogwaardige, onafhankelijke en voor iedereen beschikbare berichtgeving verzorgt, en maakt zich zorgen over het feit dat hiervoor duurzame financiering ontbreekt; is verheugd over de investeringen van de regering in het aanbieden van toegang tot internet; dringt er bij de regering op aan de toegang tot internet voor de burgers nog verder te verruimen; benadrukt het belang van ongecensureerde toegang tot internet voor het bedrijfsleven en de politiek, met name met het oog op het vergroten van de deelname van jongeren aan verkiezingen; betreurt het dat de regering de toegang tot mobiele telefonie in het noorden plotseling heeft afgesloten;

21. dringt aan op steun voor het parlement van Kosovo zodat deze zijn wetgevende taak doeltreffend kan vervullen en kan zorgen voor democratisch toezicht op de politieke en begrotingsactiviteiten van de regering; vindt in dit verband dat er een ad hoc samenwerkingsverband moet worden opgezet in het kader waarvan het administratieve personeel van het parlement van Kosovo stage zou kunnen lopen in het Europees Parlement, en verzoekt de parlementen van de lidstaten samenwerkingsverbanden op te zetten om parlementsleden en administratief personeel van het parlement van Kosovo in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan uitwisseling en capaciteitsopbouw in verband met parlementaire wetgevings- en toezichtprocedures, en waarbij het met name zou moeten gaan om parlementaire minderheids- en oppositiegroepen;

22. feliciteert de regering met de vooruitgang die zij heeft geboekt bij het goedkeuren van wetgeving ter bescherming van de mensenrechten, en spoort haar aan snel de nog niet goedgekeurde wetgeving alsnog aan te nemen; wijst wel op het feit dat het met de implementatie van het wetgevingskader nog niet erg wil vlotten en dat de vooruitgang in het algemeen traag is; dringt aan op doeltreffender maatregelen gericht op het bestrijden van alle vormen van discriminatie (wegens etnische afstamming, godsdienst, seksuele geaardheid, handicap, enz..), en gericht op het waarborgen van genderevenwicht en actieve deelname van minderheden aan de politiek en in administratieve structuren, zowel op nationaal als op plaatselijk niveau; wijst in dit verband op het belang van onderwijs; vraagt de regering ervoor te zorgen dat minderheden onderwijs kunnen volgen in hun eigen taal, met in hun eigen taal gestelde lesstof en schoolboeken, zodat zij hun eigen cultuur en identiteit kunnen bewaren, en vraagt de regering tevens de minderheden te helpen bij de opbouw van menselijke hulpbronnen;

23. maakt zich zorgen over het vele huiselijk geweld, de discriminatie van vrouwen en over de mensenhandel, met name in vrouwen en meisjes, met het oog op seksuele uitbuiting; dringt aan op actieve maatregelen voor het waarborgen van gendergelijkheid en op een doeltreffende bescherming van de rechten van vrouwen en kinderen;

24. beklemtoont de zware erfenis van het gewapende conflict, dat het vertrouwen van het publiek in het op vreedzame wijze oplossen van conflicten, zowel tussen maatschappelijke groepen als in huiselijke kring, heeft uitgehold;

25. onderstreept dat de fragiele politieke situatie, de interetnische incidenten in sommige gebieden en de slechte economische omstandigheden belemmerend hebben gewerkt voor de blijvende terugkeer van vluchtelingen, en dringt aan op meer inspanningen om hun situatie te verbeteren;

26. onderstreept de moeilijke situatie en de discriminatie van minderheden, in het bijzonder de Roma, bij de toegang tot onderwijs, huisvesting, sociale diensten en werkgelegenheid; is verheugd over het initiatief van de Commissie om de met lood verontreinigde kampen in Noord-Mitrovica te sluiten en de aldaar wonende bevolking te herhuisvesten, en dringt aan op een snelle uitvoering van dit initiatief; deelt de zorgen van de mensenrechtenvertegenwoordiger van de Raad van Europa wanneer deze stelt dat Kosovo nog niet in staat is goede voorwaarden te creëren voor de re-integratie van gedwongen gerepatrieerde Roma, en vraagt de lidstaten deze praktijk te stoppen; neemt in dit verband nota van het akkoord tussen de Duitse en Kosovaarse autoriteiten om geleidelijk 14.000 vluchtelingen, waaronder 10.000 Roma, naar Kosovo te repatriëren, en vraagt de Commissie ad hoc steunprogramma's op te zetten; verzoekt de aan het Decennium van de Roma deelnemende landen om de deelname van Kosovo aan deze programma's te vergemakkelijken;

27. onderstreept het cruciale belang van onderwijs, zowel om jongeren de op de arbeidsmarkt gevraagde vaardigheden bij te brengen, alsook vanwege de bijdrage aan verzoening tussen de etnische groepen; spoort de regering met het oog hierop aan geleidelijk gemeenschappelijke klassen en onderwijs in de minderheidstalen, met name het Servisch, in te voeren voor etnisch Albanese leerlingen, en tevens Albanees taalonderwijs voor alle minderheden; is verheugd over de recente oprichting in Mitrovica van het International Business College, dat een belangrijke internationale investering in de plaatselijke economie is en studenten uit alle gemeenschappen aantrekt en dat tot doel heeft jonge mensen perspectieven te bieden door ondernemerschap te bevorderen, en dat hen kennis laat maken met Europese vaknormen op het gebied van bedrijfs-, milieu- en openbaar management;

28. herinnert eraan dat respect voor culturele verscheidenheid een permanent onderdeel van het Europese project uitmaakt, en beklemtoont dat instandhouding van het religieus en cultureel erfgoed een absolute voorwaarde is voor vrede en veiligheid in de regio; benadrukt dat een adequate bescherming van cultureel erfgoed belangrijk is voor alle gemeenschappen in Kosovo; vraagt de regering werk te maken van de geplande institutionele hervorming van de sector cultureel erfgoed; beklemtoont dat de vaststelling van de lijst van cultureel erfgoed een belangrijke voorwaarde is voor implementatie van de wetgeving inzake cultureel erfgoed; is verheugd over het werk van de persoon die is aangewezen als verantwoordelijke voor de bescherming van het religieus en cultureel erfgoed van de Servisch orthodoxe kerk, en spoort alle betrokkenen aan actief met hem samen te werken;

29. beklemtoont dat academische uitwisselingen moeten worden gesteund en bevorderd middels programma's zoals Erasmus Mundus, ten einde de burgers van Kosovo in de gelegenheid te stellen diploma's te behalen en ervaring op te doen in de EU en hun contacten met de burgers van de EU te intensiveren;

30. verzoekt de autoriteiten het maatschappelijk middenveld actief te steunen, alsook de betrokkenheid daarvan bij het ontwikkelen van sociaaleconomisch beleid, met volledige steun voor de vrijheid van meningsuiting en van vereniging; onderstreept de belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld en internationale ngo's spelen bij de verzoening tussen de etnische groepen, en verzoekt de Commissie meer financiële steun aan hun werk te geven; beklemtoont in dit verband de noodzaak om deze kwesties in de jaarlijkse programma's voor Kosovo in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun voldoende aandacht te geven; wijst erop dat er tussen mensen en bedrijven uit verschillende etnische gemeenschappen een goede samenwerking bestaat, en is van oordeel dat de Kosovaarse autoriteiten, het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap meer steun zouden moeten geven aan plaatselijke projecten die gericht zijn op dit soort samenwerking;

31. maakt zich ernstige zorgen over het feit dat Kosovo nog altijd één van de armste landen van Europa is, en een werkloosheid kent van meer dan 40%; beklemtoont dat deze situatie onhoudbaar is en dat de moeilijke levensomstandigheden tot toenemende ontevredenheid in de samenleving leiden; dringt erop aan dat snel maatregelen worden genomen voor het verbeteren van de sociale stelsels, teneinde een vangnet te creëren voor de kwetsbare groepen in de samenleving, en dat een actief arbeidsmarktbeleid wordt gevolgd voor het verminderen van de werkloosheid; verzoekt de Commissie in dit verband volledig gebruik te maken van het pretoetredingsinstrument om Kosovo's sociaaleconomische ontwikkeling aan te zwengelen, met name voor de jongeren in het land; doet een oproep aan de EU en de lidstaten om zoveel mogelijk Kosovaarse burgers als seizoenswerkers en in sectoren met een personeelstekort toe te laten;

32. beschouwt economische ontwikkeling als de sleutel tot de oplossing van de grote problemen van het land, onder andere vanwege de bijdrage die deze kan leveren aan verbetering van de situatie van vrouwen en minderheden en vergemakkelijking van de interetnische betrekkingen; onderstreept het belang van de landbouwsector in dit verband; is verheugd over het feit dat op dit gebied een groot aantal wetten in voorbereiding is en dringt aan op hun snelle implementatie; onderstreept evenwel dat de doeltreffende tenuitvoerlegging van het reeds aangenomen wettelijk kader een conditio sine qua non is voor het verbeteren van de situatie in de praktijk;

33. benadrukt dat Kosovo moet kiezen voor de juiste economische maatregelen die zullen zorgen voor duurzame economische groei, bescherming van het milieu, nieuwe banen en minder sociale uitsluiting; verzoekt de Kosovaarse autoriteiten het economisch klimaat voor buitenlandse investeringen te verbeteren en voor transparantie in de handelsbetrekkingen te zorgen;

34. dringt aan op actieve maatregelen op het gebied van energie, teneinde de voor de ontwikkeling van Kosovo zo noodzakelijke continuïteit van de energievoorziening te waarborgen; beklemtoont dat de grote behoefte aan nieuwe infrastructuur op dit gebied een kans vormt om meer te differentiëren in de richting van duurzamer energiebronnen, de energie-efficiëntie van het netwerk te vergroten via modernisering en de best beschikbare technologieën te introduceren, onder andere in de reeds geplande kolencentrales; dringt aan op onmiddellijke sluiting van energiecentrale Kosovo A en op sluiting op zo kort mogelijke termijn van energiecentrale Kosovo B, zonder evenwel de energiebehoefte van het land in gevaar te brengen;

35. verzoekt de Kosovaarse autoriteiten door te gaan met investeringen in hernieuwbare energie en op dit gebied te streven naar regionale samenwerking;

36. wijst erop dat het vervoersbeleid van Kosovo tot nu toe gericht is geweest op de aanleg van wegen; betreurt de slechte kwaliteit van het openbaar vervoer, met name van de spoorwegen; vraagt de regering van Kosovo de middelen van het IPA-fonds ten volle te benutten om het spoorwegnetwerk te ontwikkelen en te moderniseren, en de verbindingen met de buurlanden zowel voor het personenvervoer als het goederenvervoer te verbeteren, teneinde de mobiliteit een duurzaam karakter te geven;

37. maakt zich zorgen over de wijdverbreide milieuproblemen op het niveau van de bodem, de lucht en het water, en dringt er bij de regering op aan het wettelijk kader te wijzigen en te implementeren teneinde het in overeenstemming te brengen met de EU-normen, en binnen het onderwijs het milieuonderricht een belangrijke plaats toe te kennen;

38. acht het noodzakelijk de EU-aanwezigheid in Kosovo in overeenstemming te brengen met de ontwikkeling van de Europese dienst voor extern optreden en de oprichting van EU-delegaties in de wereld, en het verbindingsbureau van de Commissie om te vormen in een EU-delegatie, ten einde de doeltreffendheid van het EU-optreden in Kosovo te verbeteren en beter te coördineren; neemt nota van het feit dat in het kader van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Kosovo in Belgrado een nieuw EU-kantoor is geopend dat onafhankelijk van de bestaande EU-delegatie in Servië opereert;

39. betreurt het gebrek aan transparantie ten aanzien van de laatste verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Kosovo en ten aanzien van de substantiële verhoging van de kredieten; herinnert eraan dat het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord over begrotingskwesties op passende wijze aandacht zal moeten besteden aan de vereisten inzake informatieverschaffing aan het EP, met inachtneming van het Verdrag van Lissabon;

40. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vice-voorzitter van de Commissie, de Raad en de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU/de internationale civiele vertegenwoordiger voor Kosovo, de regering en het parlement van Kosovo, de regering van Servië, de leden van de internationale stuurgroep voor Kosovo en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.