Ontwerpresolutie - B7-0230/2013Ontwerpresolutie
B7-0230/2013

ONTWERPRESOLUTIE over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen in Bangladesh naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw

20.5.2013 - (2013/2638(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Charles Tannock namens de ECR-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0223/2013

Procedure : 2013/2638(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0230/2013
Ingediende teksten :
B7-0230/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0230/2013

Resolutie van het Europees Parlement over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen in Bangladesh naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw

(2013/2638(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh, met name die van 17 januari 2013[1],

–   gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en Bangladesh van 2001,

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van 30 april 2013 van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, en de EU-commissaris voor Handel, Karel De Gucht,

–   gezien de verklaringen van de IAO naar aanleiding van de instorting van het Rana Plazagebouw, en met name de conclusies van de IAO-missie op hoog niveau naar Bangladesh,

–   gezien de Overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het acht verdiepingen tellende Rana Plazagebouw in Savar, in de buurt van Dhaka, op 24 april 2013 is ingestort, waarbij ten minste 1 127 doden en 2 500 gewonden zijn gevallen, terwijl nog tientallen mensen worden vermist;

B.  overwegende dat de instorting van het Rana Plazagebouw de grootste industriële ramp is in de geschiedenis van Bangladesh en het dodelijkste ongeval ingevolge structurele defecten in de moderne geschiedenis;

C. overwegende dat het gebouw de vorige dag was geëvacueerd nadat grote scheuren in de muren waren verschenen; overwegende dat werknemers op de ochtend van de instorting aarzelden om het gebouw te betreden, maar naar verluidt van hun opzichters te horen kregen dat het gebouw veilig was of werden bedreigd met het verlies van hun baan;

D. overwegende dat de instorting van het Rana Plazagebouw de meest recente is in een lange reeks van fabrieksrampen in Bangladesh, waaronder de brand in de Tazreenfabriek in november 2012, waarbij meer dan 110 mensen om het leven kwamen;

E.  overwegende dat er meer dan 5 000 textielfabrieken zijn in Bangladesh, die werkgelegenheid bieden aan ongeveer 4 miljoen mensen; overwegende dat de Europese markt de belangrijkste uitvoerbestemming is voor kleding en textielproducten uit Bangladesh;

F.  overwegende dat tientallen internationale kledingmerken de Overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh hebben ondertekend, die van toepassing is op meer dan 1 000 toeleveringsfabrieken; overwegende dat de overeenkomst bepalingen omvat met betrekking tot een betrouwbare inspectieregeling, het verhelpen van tekortkomingen, een opleidingsprogramma voor gebouwen- en brandveiligheid, een klachtenprocedure alsook financiële bijstand; overwegende dat de overeenkomst op 16 mei 2013 in werking is getreden;

G. overwegende dat de EU momenteel steun verleent aan het Bengalese Ministerie van Arbeid en Werkgelegenheid en de Bengalese vereniging van textielfabrikanten en ‑exporteurs (BGMEA) om conformiteitscontroles uit te voeren in fabrieken en om arbeidsinspecteurs en conformiteitscontroleurs op te leiden;

H. overwegende dat zich ook in andere landen met een aanzienlijke exportgerichte kledingindustrie fabrieksongevallen hebben voorgedaan, met name in Pakistan, waar in 2012 honderden mensen bij branden in textielfabrieken om het leven kwamen;

1.  is geschokt en bedroefd door de instorting van het Rana Plazagebouw en de omvang van de tragedie die dood en vernieling heeft veroorzaakt; betuigt zijn medeleven aan de getroffen families en aan de gewonden;

2.  herhaalt zijn ernstige en toenemende bezorgdheid over de terugkerende fabrieksongevallen in Bangladesh en andere landen en de algemeen verspreide onveilige arbeidsomstandigheden in de textielsector;

3.  verzoekt de regering van Bangladesh haar onderzoek naar de oorzaken van de instorting voort te zetten, te zorgen voor een onafhankelijk en transparant onderzoek en de verantwoordelijken te vervolgen; roept de regering van Bangladesh voorts op haar systeem van arbeidsinspecties uit te breiden en te verbeteren;

4.  neemt kennis van de goedkeuring door het Bengalese kabinet op 13 mei 2013 van Arbeidswet-2013 (Wijziging), die het voor textielwerkers mogelijk maakt zich in vakbonden te verenigen zonder voorafgaande toestemming van de fabriekseigenaren en tevens bepalingen bevat inzake groepsverzekeringen en gezondheidsdiensten op het werk; verzoekt het parlement van Bangladesh deze wijziging op zijn komende vergadering onverwijld goed te keuren;

5.  verwelkomt de Overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh en verzoekt de ondertekenaars en andere betrokken partijen zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de hierin opgenomen maatregelen, waaronder de benoeming van een gekwalificeerd veiligheidsinspecteur, een snelle eerste inspectie van elke fabriek waarop de overeenkomst van toepassing is, het recht van werknemers om werk te weigeren waarvan redelijkerwijs kan vermoed worden dat het onveilig is, zonder discriminatie of loonverlies, en de oprichting van commissies voor gezondheid en veiligheid in alle betrokken fabrieken; verzoekt de ondertekenaars voorts om binnen 45 dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst een uitvoeringsplan op te stellen en goed te keuren;

6.  toont zich verheugd over de publieke toezegging van verschillende kledingmerken om de slachtoffers van het Rana Plazagebouw en hun nabestaanden te vergoeden; beveelt de kledingmerken aan hun berekeningen te baseren op de IAO-normen en ervoor te zorgen dat alle betrokken werknemers worden vergoed;

7.  verzoekt alle fabriekseigenaren in Bangladesh, ook degenen die niet onder de overeenkomst vallen, onverwijld de nodige maatregelen te nemen om de geldende veiligheidsprocedures in hun fabrieken te herzien en de gebouwen te inspecteren, onder meer wat de veiligheid van de elektrische installaties en de constructie betreft;

8.  verzoekt alle Europese en internationale kledingmerken hun toeleveringsketens aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en met hun toeleveranciers samen te werken om de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren;

9.  verzoekt alle betrokkenen de strijd aan te binden met corruptie in de toeleveringsketens, die kan leiden tot levensbedreigende situaties, bijvoorbeeld ingevolge vervalste of onwettig verkregen veiligheidscertificaten;

10. roept de regeringen van landen met een aanzienlijke exportgerichte kledingindustrie waaronder Bangladesh, China, India, Pakistan en Cambodja, op alle nodige maatregelen te nemen om fabrieksongevallen in de toekomst te voorkomen; verzoekt de autoriteiten van textiel producerende landen de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting te eerbiedigen; verzoekt deze landen voorts de acht kernverdragen van de ILO te ondertekenen, te ratificeren en ten uitvoer te leggen;

11. is verheugd over de succesvolle inspanningen van Bangladesh om kinderarbeid in de kledingsector terug te dringen en roept andere landen en met name Pakistan op hun inspanningen in de strijd tegen kinderarbeid te intensiveren;

12. verwelkomt de steun van de Commissie aan het Bengalese Ministerie van Arbeid en Werkgelegenheid en de Bengalese Vereniging van textielfabrikanten en ‑exporteurs (BGMEA); vraagt dat deze samenwerking wordt versterkt en indien nodig wordt uitgebreid tot andere landen in de regio;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering, het parlement en het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Bangladesh, de regeringen en parlementen van Pakistan, India en Cambodja, de regering en het Volkscongres van China, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de directeur-generaal van de IAO.