AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking)

28.4.2010 - (05386/3/2010 – C7‑0095/2010 – 2008/0223(COD)) - ***II

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Silvia-Adriana Ţicău

Procedure : 2008/0223(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0124/2010
Ingediende teksten :
A7-0124/2010
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking)

(05386/3/2010 – C7‑0095/2010 – 2008/0223(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (05386/3/2010 – C7‑0095/2010),

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0780),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0413/2008),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld "Gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures" (COM(2009)0665),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing over de aanneming van een gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking) (COM(2010)0165),

–   gelet op artikel 294, lid 7, en artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gelet op zijn standpunt in eerste lezing[1],

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

–   gezien het advies van het Comité van de Regio's[3],

–   gelet op artikel 72 van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0124/2010),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad;

2.  constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, te ondertekenen;

4.  verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd en, samen met de secretaris-generaal van de Raad, zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

TOELICHTING

Het belang van de energieprestaties van gebouwen

De EU heeft zich er in 2008 toe verbonden het energieverbruik met 20% te verminderen in 2020 en ervoor te zorgen dat 20% van de verbruikte energie afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. De Europese Raad heeft besloten de energie-efficiëntie met 20% te verhogen in het jaar 2020.

De bouw wordt door de EU genoemd als een van de sectoren met de meeste mogelijkheden voor energiebesparing. De bouwsector is verantwoordelijk voor 40% van het energieverbruik en voor 35% van de totale emissies. Met een aandeel van 26% van het totale energieverbruik biedt de woningbouw meer mogelijkheden voor verbetering dan de utiliteitsbouw. Verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen is de effectiefste manier om het energieverbruik en de emissies in niet-ETS-sectoren met 20% terug te dringen.

Energie-efficiënte gebouwen verbruiken gemiddeld 30% minder energie dan conventionele gebouwen. Bovendien verbruiken energie-efficiënte gebouwen minder water en hebben zij lagere onderhoudskosten en energierekeningen.

De Richtlijn energieprestaties van gebouwen zal aanzienlijke gevolgen hebben voor het leven van de Europese burgers, omdat de richtlijn direct invloed zal hebben op de gebouwen die zij bewonen en gebruiken. Bovendien zullen de investeringen in verbetering van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie miljoenen arbeidsplaatsen scheppen en bijdragen tot duurzame economische groei in de EU.

Het voorstel van de Commissie voor een herschikking van Richtlijn 2002/91/EG (EPBD)

Op 13 november 2008 legde de Commissie een wetgevingsvoorstel tot herschikking van Richtlijn 2002/91/EG betreffende de energieprestaties van gebouwen voor als onderdeel van het wetgevingspakket inzake energie-efficiëntie.

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing

Het Europees Parlement hechtte op 22 april 2009 zijn goedkeuring aan zijn standpunt in de eerste lezing van de medebeslissingsprocedure met het oog op een herschikking van de richtlijn energieprestaties van gebouwen, waarbij een grote meerderheid (549 stemmen voor, 51 tegen bij 26 onthoudingen) zich uitsprak voor verbetering van de energieprestaties van gebouwen.

De belangrijkste veranderingen die het Europees Parlement wil aanbrengen zijn:

§ Een nieuwe bijlage met een opsomming van beginselen voor een gemeenschappelijke methodologie voor de berekening van kostenoptimale niveaus.

§ Een duidelijke termijn waarbinnen alle nieuwe gebouwen ten minste energieneutrale gebouwen moeten zijn (31 december 2016). De lidstaten moeten streefcijfers vaststellen voor het minimumpercentage van de gebouwen die energieneutraal moeten zijn in resp. 2015 en 2020.

§ Wederzijdse erkenning van keurders van de energieprestaties van gebouwen en inspecteurs van verwarmings- en airconditioningsystemen.

§ Raadpleging van de plaatselijke, regionale en nationale autoriteiten.

§ Gemeenschappelijke richtsnoeren waarin minimumnormen voor de inhoud en vorm van energieprestatiecertificaten worden gegeven.

§ De overheid moet het goede voorbeeld geven en zich houden aan de aanbevelingen in het energieprestatiecertificaat dat is afgegeven voor gebouwen die zij in gebruik heeft.

§ Er moeten minimumeisen worden vastgesteld ten aanzien van bestanddelen van gebouwen en technische bouwsystemen die in de gebouwen zijn geïnstalleerd en operationeel zijn.

§ In alle nieuwe gebouwen en in bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan moeten "smart meters" worden aangebracht.

§ Financiële stimulansen en marktobstakels: De lidstaten stellen uiterlijk op 30 juni 2011 nationale actieplannen op, waarin maatregelen worden voorgesteld voor het voldoen aan de in de richtlijn vastgelegde eisen door beperking van de wettelijke en marktobstakels en de ontwikkeling van bestaande en nieuwe financiële en fiscale instrumenten om de energie-efficiëntie van nieuwe en bestaande gebouwen te vergroten.

§ Uiterlijk in 2011 wordt een vrijwillige gemeenschappelijke EU-certificering voor de energieprestatie van niet-residentiële gebouwen ontwikkeld en uiterlijk in 2012 voeren de lidstaten deze certificering in hun land in, waar zij naast het nationale certificatiesysteem zal functioneren.

§ Nieuwe bepalingen inzake de keuring van airconditioningsystemen, onafhankelijke deskundigen en opleidingen.

§ Uiterlijk in 2010 creëert de Commissie een website met onder meer informatie over de laatste versie van elk actieplan voor energie-efficiëntie.

Tweede lezing van het Europees Parlement

Op 19 november 2009 bereikten het Europees Parlement en de EU-Raad politieke overeenstemming over de technische aspecten van het wetgevingsvoorstel. De hoofdpunten hiervan zijn:

§ Een apart artikel over financieringskwesties (artikel 10) – met voorstellen voor uiterlijk 30 juni 2011 – en overwegingen 18, 19 en 20 over bestaande instrumenten en programma’s. Bovendien worden in de artikelen over certificaten (11, lid 4) en "bijna energieneutrale gebouwen" (9, lid 3) financiële bepalingen opgenomen.  (Deze artikelen worden aangevuld met de verklaring van de Commissie).

§ "Bijna energieneutraal gebouw" – Uiterlijk op 31 december 2020 moeten alle nieuwe gebouwen bijna energieneutraal zijn en twee jaar eerder moet hetzelfde gelden voor gebouwen van de overheid, die het goede voorbeeld moet geven. Het beleid inzake "bijna energieneutrale gebouwen" heeft nu ambitieuze, vaste doelstellingen en voorziet in nationale actieplannen met steunmaatregelen (artikel 9).

§ Als een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd, dan moeten de energieprestaties van het gebouw of het gerenoveerde deel daarvan voldoen aan minimumeisen inzake energieprestaties, voor zover technisch, functioneel en economisch haalbaar. De minimumeisen inzake energieprestaties moeten ook gelden voor technische bouwsystemen en bestanddelen van gebouwen die aanmerkelijke invloed hebben op de energieprestatie van de bouwschil wanneer deze worden vernieuwd of vervangen (artikelen 7 en 8).

§ Verbreding van het toepassingsgebied voorbij ingrijpende renovaties: eisen voor bestanddelen en delen van gebouwen bevinden zich nu in artikel 7.

§ Belangrijke nieuwe bepalingen inzake certificaten: in het certificaat moeten uitgebreide informatie-eisen, onder meer over financieringsmogelijkheden, worden opgenomen (artikel 11, lid 4); de overheid moet worden aangemoedigd voorop te lopen bij de uitvoering van de aanbevelingen inzake energieprestaties in het certificaat binnen de geldigheidsperiode (artikel 11, lid 5); de regeling inzake vrijwillige gemeenschappelijke EU-certificering voor niet-residentiële gebouwen (artikel 11, lid 9); bepalingen betreffende het afgeven en afficheren van energieprestatiecertificaten (artikelen. 10 en 11); de eis dat de energieprestatie-indicator van het energieprestatiecertificaat van het gebouw of een deel daarvan wordt vermeld in advertenties voor verkoop of verhuur (artikel 12, lid 4).

§ Meer informatie en transparantie over de accreditering van deskundigen, opleiding, financiële instrumenten, informatie voor eigenaars en huurders, meer informatie over certificaten (artikelen 17 en 20).

§ Minder administratieve lasten door keuringen.

§ Overleg met plaatselijke overheden en ondersteuning van de overheid bij de uitvoering van de aanbevelingen. Een nieuw artikel over overleg met belanghebbenden, onder meer plaatselijke en regionale autoriteiten (artikel 21) en nieuwe bepalingen over richtsnoeren voor stedenbouwkundigen en architecten om de optimale combinatie te vinden van verbeteringen van de energie-efficiëntie, gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en gebruikmaking van stadsverwarming en –koeling bij het plannen, ontwerpen, bouwen en renoveren van industrie- en woongebieden. (overweging 28).

§ Bij nieuwe gebouwen moet meer rekening worden gehouden met energie uit hernieuwbare bronnen (artikel 6).

§ Een grotere rol van de Commissie bij de evaluatie van nationale plannen (artikel 9, lid 4) en keuringsverslagen (artikel 15, lid 4).

§ Invoering van intelligente metersystemen en actieve controlesystemen zoals energiebesparende systemen voor automatisering, controle en toezicht (artikel 8).

§ Geen gemeenschappelijke methodologie, maar de Commissie stelt vóór 30 juni 2011 een kader vast voor een vergelijkende methodologie ter berekening van het kostenoptimale niveau van de minimumeisen inzake energieprestaties (artikel 5 en bijlage III).

§ Herzieningsclausule: de richtlijn wordt uiterlijk op 1 januari 2017 herzien.

Door de vankrachtwording van het Verdrag van Lissabon zijn echter enkele aanpassingen noodzakelijk geworden die hoofdzakelijk betrekking hebben op de rechtsgrondslag en de gedelegeerde handelingen (de oude comitologieprocedure). Deze bepalingen betreffen uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie (artikel 23) en delegatie voor een periode van 5 jaar voor wijziging van bijlage I (Algemene kaderrichtsnoeren voor het berekenen van energieprestaties van gebouwen ) die automatisch voor eenzelfde periode wordt verlengd tenzij het Parlement of de Raad de delegatie intrekt, intrekking van de delegatie (artikel 24), bezwaren tegen gedelegeerde handelingen (artikel 25) binnen drie maanden na de datum van kennisgeving.

Na aanneming en bekendmaking in het Publicatieblad van de EU hebben de lidstaten twee jaar de tijd om de nieuwe richtlijn om te zetten in hun nationale wetgeving.

Conclusies

Het standpunt van de Raad is gebaseerd op de overeenkomst die het Europees Parlement en de Raad hebben bereikt in november 2009.

PROCEDURE

Titel

Energieprestaties van gebouwen (herschikking)

Document- en procedurenummers

05386/3/2010 – C7-0095/2010 – 2008/0223(COD)

Datum eerste lezing EP – P-nummer

23.4.2009                     T6-0278/2009

Voorstel van de Commissie

COM(2008)0780 - C6-0413/2008

Datum bekendmaking ontvangst gemeenschappelijk standpunt

19.4.2010

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ITRE

19.4.2010

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Silvia-Adriana Ţicău

21.7.2009

 

 

Datum goedkeuring

28.4.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

53

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Christian Ehler, Lena Ek, Ioan Enciu, Gaston Franco, Adam Gierek, Norbert Glante, Fiona Hall, Jacky Hénin, Sajjad Karim, Arturs Krišjānis Kariņš, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Aldo Patriciello, Anni Podimata, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Jens Rohde, Paul Rübig, Amalia Sartori, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Niki Tzavela, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Alejo Vidal-Quadras

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antonio Cancian, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Oriol Junqueras Vies, Ivailo Kalfin, Alajos Mészáros, Ivari Padar, Vladko Todorov Panayotov, Markus Pieper, Vladimír Remek, Frédérique Ries, Theodoros Skylakakis, Silvia-Adriana Ţicău, Hermann Winkler