VERSLAG over de toekomst van de btw

30.9.2011 - (2011/2082(INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: David Casa

Procedure : 2011/2082(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0318/2011

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de toekomst van de btw

(2011/2082(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Groenboek van de Commissie over de toekomst van de btw (COM(2010)0695),

–   gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2010)1455),

   gezien de "Small Business Act voor Europa" (COM(2008)0394),

–   gezien de mededeling van de Commissie "Een digitale agenda voor Europa" (COM(2010)0245),

–   gezien de studie van PWC over de haalbaarheid van alternatieve methoden voor verbetering en vereenvoudiging van de inning van de btw via moderne technologieën en/of financiële tussenpersonen,

–   gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

–   gezien de richtlijnen van de OESO inzake de neutraliteit van het btw-stelsel,

–   gezien de publicatie van de Commissie "Taxation Trends in the EU" (uitgave 2010),

–   gezien de"Consumption Tax Trends 2010" van de OESO,

–   gezien het verslag van het Europees Parlement over een gecoördineerde strategie ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude vanaf 2008,

–   gezien speciaal verslag nr. 8/2007 van de Europese Rekenkamer over de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, vergezeld van de antwoorden van de Commissie[1],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie vervoer en toerisme (A7–0318/2011),

A. overwegende dat het huidige, 17 jaar oude btw-stelsel in de EU als voorlopig werd omschreven, in afwachting van de overgang t.z.t. naar een nieuw stelsel; overwegende dat het nieuwe initiatief in de vorm van het Groenboek van de Commissie slechts het begin is van een waarschijnlijk lange, moeilijke en ingewikkelde procedure waarvan het welslagen zal afhangen van de vraag of de lidstaten werkelijk vastbesloten zijn om een "eenvoudiger, solider en efficiënter" stelsel te ontwikkelen dat transparanter is en gebaseerd op een nauwe samenwerking en uitwisseling van beproefde methoden tussen lidstaten, waarbij het subsidiariteitsbeginsel in acht wordt genomen;

B.  overwegende dat een gemeenschappelijk btw-stelsel tot doel heeft de efficiënte werking van de interne markt verder te verbeteren, een essentieel instrument voor de EU om concurrerend te blijven;

C. overwegende dat 99% van de bedrijven in de Europese Unie kleine en middelgrote ondernemingen zijn (kmo's);

D. overwegende dat de Europese Unie met de "Small Business Act" groei van kmo's wil stimuleren door de mogelijkheden en voordelen van de interne markt te benutten;

E.  overwegende dat in de lidstaten verschillende drempels gelden voor btw-vrijstelling voor kmo's en dat deze drempels alleen gelden voor nationale bedrijfsactiviteiten;

F.  overwegende dat de OESO onderkent dat sprake is van een algemene trend die wijst op een verschuiving van directe naar indirecte belastingheffing waarbij btw-stelsels een steeds grotere rol spelen; overwegende dat het parlement deze trend ook onderkent maar tegelijkertijd wijst op het belang van directe belastingen ten behoeve van een progressieve belastingheffing; overwegende dat de OESO tevens vaststelt dat de efficiëntie op het gebied van de btw in de OESO-landen aanzienlijk uiteenloopt, wat erop wijst dat er veel ruimte is om de efficiëntie op dit punt te vergroten; overwegende dat maatregelen ter verhoging van de efficiëntie op het gebied van de btw echter gepaard moeten gaan met maatregelen om btw-fraude aan te pakken en dat tegelijk beëindiging van de btw-vrijstelling voor financiële transacties moet worden over overwogen na een analyse van de implicaties hiervan, waarbij rekening wordt gehouden met het voorstel voor een Richtlijn van de Raad CNS/2007/0267;

Algemene opmerkingen

1.  is verheugd over het Groenboek van de Commissie om het huidige btw-stelsel te herzien en te hervormen en deelt de mening dat een alomvattend btw-stelsel de operationele kosten voor de gebruikers en de administratieve lasten voor de autoriteiten moet beperken, terwijl tegelijkertijd kan worden opgetreden tegen fraude, welke een aanzienlijke last betekent voor de overheidsfinanciën en de consument;

2.  onderstreept dat een fraudebestendig btw-stelsel een eerste prioriteit moet zijn, gezien de kolossale verliezen die de lidstaten lijden, die misschien wel 100 miljard euro belopen, en dat de aandacht in het bijzonder moet uitgaan naar de zogenoemde "carrousel"-fraude; wijst op de gedetailleerde suggesties in het verslag-Bowles (A6-0312/2008), die nog steeds gelden en zo spoedig mogelijk ten uitvoer moeten worden gelegd;

3.  merkt op dat termen als "sociaal welzijn" of "beginselen van redenen van maatschappelijk belang", waarmee diensten worden omschreven die in aanmerking komen voor vrijstelling van btw of een verlaagd btw-tarief, zeer vaag zijn vanwege het feit dat ze door nationale rechtbanken worden bepaald in het licht van de wetgeving van de lidstaten, en derhalve het gevaar in zich bergen van een definitieve concurrentieverstoring;

4.  is van mening dat de lidstaten in het huidige btw-stelsel voor een groot dilemma staan, aangezien voor de fiscale grenscontroles die in 1993 zijn afgeschaft, niet voldoende samenwerking tussen de lidstaten in de plaats is gekomen; wijst erop dat zij als gevolg daarvan een aanzienlijk bedrag aan potentiële inkomsten uit btw en andere belastinginkomsten zijn misgelopen, aangezien sommige bonafide bedrijven er wellicht van afzien op de interne markt te gaan opereren en omdat fraudeurs het bestaande versnipperde btw-stelsel misbruiken;

5.  verzoekt de lidstaten derhalve door te gaan met het opbouwen van een relatie die is gebaseerd op vertrouwen, transparantie en samenwerking tussen de nationale belastingdiensten en "belastingpartnerschappen" aan te gaan met bedrijven die als "onbetaalde belastingontvangers" voor de belastingautoriteiten fungeren;

6.  dringt er bij de Commissie op aan een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude, aangezien btw-fraude de financiële belangen van de Gemeenschap schaadt;

Opzet van het btw-stelsel, vrijstellingen en verlaagde btw-tarieven

7.  verzoekt de lidstaten over te schakelen op een btw-stelsel op bredere grondslag; benadrukt tevens dat het huidige financiële klimaat grote uitdagingen inhoudt en dat een verschuiving van directe naar indirecte belastingheffing op zich niet voldoende is om economische stabiliteit te verzekeren; pleit daarom ook voor het zoeken naar meer faire, alternatieve inkomstenbronnen;

8.  onderstreept het belang van een nauwkeurig onderzoek naar de gevolgen voor de regionale autonomie binnen de lidstaten bij de besprekingen over een verschuiving van directe naar indirecte belastingheffing;

9.  herinnert eraan dat het neutraliteitsbeginsel een van de belangrijkste kenmerken van het btw-stelsel is en dat bedrijven zo min mogelijk belast moeten worden met de inning van de btw; wijst erop dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat in beginsel alle handelstransacties zoveel mogelijk worden belast, dat sprake is van zeer beperkte vrijstellingen en dat soortgelijke goederen en diensten dezelfde btw-behandeling krijgen; onderstreept bijvoorbeeld dat alle boeken, kranten en tijdschriften, ongeacht de opmaak, op precies dezelfde wijze moeten worden behandeld, wat betekent dat downloadbare en gestreamde boeken, kranten en tijdschriften dezelfde btw-behandeling moeten krijgen als boeken, kranten en tijdschriften op een fysieke gegevensdrager en dat verschillende grensoverschrijdende transportdiensten een identieke btw-behandeling moeten krijgen ongeacht de gebruikte transportvorm; merkt op dat de lidstaten, in geval vrijstellingen geen obstakel zijn voor het adequate functioneren van de interne markt, het recht moeten houden vrijstellingen te verlenen op basis van nauw omschreven sociale en culturele criteria;

10. dringt aan op een geharmoniseerd standaard- of verlaagd btw-tarief voor alle grensoverschrijdend vervoer binnen de EU, ongeacht het type vervoer, alsmede op geharmoniseerde regels inzake btw-aftrekbaarheid;

11. is van mening dat de btw-tarieven voor culturele goederen even hoog moeten zijn, ongeacht de manier waarop zij worden verkocht (online dan wel offline); meent dat een dergelijke aanpassing de ontwikkeling van de e-handel ten goede zou komen en de consument dezelfde culturele en educatieve waarde zou bieden, door de ontwikkeling van de bloeiende digitale sector te bevorderen;

12. merkt op dat de vervoerssector marktverstoringen ondervindt, aangezien voor sommige vervoersmiddelen, zoals de bus en de trein, btw verschuldigd is, terwijl andere van btw zijn vrijgesteld; merkt op dat dit zorgt voor ongelijke concurrentieverhoudingen, aangezien alle transportwijzen met elkaar om dezelfde grensoverschrijdende vervoersdiensten concurreren;

13. benadrukt op basis van het neutraliteitsbeginsel dat alle boeken, ongeacht de opmaak, vanuit btw-oogpunt op dezelfde wijze moeten worden behandeld; verduidelijkt dat dit betekent dat downloadbare en gestreamde boeken precies dezelfde btw-behandeling moeten krijgen als boeken op een fysieke gegevensdrager;

14. dringt aan op de uitwerking van een groene btw-strategie, gericht op verlaagde tarieven voor energie-efficiënte en milieuvriendelijke producten en diensten, als tegenwicht voor de oneerlijke mededinging die voortvloeit uit externe kosten die niet in de prijs van bepaalde goederen of diensten zijn verrekend;

15. benadrukt dat met het oog op de neutraliteit van de btw, de btw op goederen en diensten die voor belaste economische activiteiten worden aangewend, aftrekbaar moet zijn; wijst erop dat de bestaande regels voor aftrek van voorbelasting ingewikkeld zijn en problemen opleveren voor bedrijven als gevolg van kwesties in verband met het soort activiteiten (toepassingsgebied), het soort dienst (vrijstellingen) of de aard van de diensten (aftrekbaarheid);

16. stelt met betrekking tot grensoverschrijdende intracommunautaire transacties vast dat het huidige btw-stelsel zich heeft verwijderd van de oorspronkelijke toezegging van de lidstaten het beginsel van het land van oorsprong in te voeren, wat toe te schrijven is aan het ontbreken van politieke steun van de lidstaten in het kader van de samenwerking om dit beginsel toe te passen;

17. is het derhalve met de Commissie eens om de status quo te erkennen en in de richting te gaan van een bestemmingsbeginsel; is van mening dat een btw-stelsel dat is gebaseerd op de plaats van verbruik zowel voor goederen als voor diensten een veelbelovende weg lijkt die verder moet worden verkend, hetgeen gepaard dient te gaan met de invoering van goed functionerende één-loketdiensten door de lidstaten; benadrukt dat de invoering van centrale btw-loketten voor 1 januari 2015 topprioriteit voor de EU moet blijven;

18. verzoekt de lidstaten de bandbreedte van het normale tarief te verlagen om aan te sluiten bij de trend naar convergentie van de normale btw-tarieven; erkent dat de lidstaten de flexibiliteit moeten hebben om hun eigen btw-tarieven vast te stellen gezien het belang van de btw als begrotingsinstrument;

19. dringt er bij de Commissie op aan eind december 2012 met een voorstel te komen voor de vereenvoudiging van de grensoverschrijdende belastingheffing;

20. onderstreept dat organisaties zonder winstoogmerk een essentiële en zeer positieve rol spelen in de bevordering van democratie, groei en welvaart in Europa; dringt er bij de Commissie op aan een mechanisme voor te stellen waardoor lidstaten die het maatschappelijk middenveld willen versterken een algemene vrijstelling van btw kunnen verlenen voor alle of de meeste activiteiten en transacties die door deze organisaties worden verricht; benadrukt dat ten minste de kleinere organisaties zonder winstoogmerk onder een dergelijk mechanisme moeten vallen;

21. verzoekt de lidstaten voor januari 2012 een besluit te nemen over een lijst van gemeenschappelijke goederen en diensten die in aanmerking komen voor belastingvrijstellingen of een verlaagd btw-tarief;

22. verzoekt de lidstaten nauw samen te werken met het btw-comité om tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijke interpretatie van de juridische voorschriften die in dit verband relevant zijn, wat anderzijds zou betekenen dat alle andere goederen en diensten op Europees niveau worden uitgesloten van dergelijke rechten;

23. dringt er bij de Commissie op aan voor eind 2013 het Europees Parlement een verslag voor te leggen met een bindende lijst van gemeenschappelijke goederen en diensten, op basis van de gezamenlijke bevindingen van de lidstaat en het btw-comité, die in aanmerking komen voor een verlaagd btw-tarief of een vrijstelling uit hoofde van de btw-richtlijn;

Minder bureaucratische rompslomp

24. verzoekt de lidstaten hun administratieve praktijken met behulp van beproefde methoden beter te coördineren en op elkaar af te stemmen, en de maatregelen in te voeren die in 2009 door de Commissie zijn voorgesteld om de administratieve lasten die voortvloeien uit de EU-wetgeving op btw-gebied te beperken, met name vermindering van de aangiftefrequentie, vereenvoudiging van het bewijs voor btw-vrijstelling bij uitvoer, afschaffing van de intra-EU "nul"-verkooplijsten, uitbreiding van elektronische administratieve diensten, in overeenstemming met de aanwijzingen in de digitale agenda voor Europa, – met name voor de elektronische transmissie van btw-verklaringen en -lijsten – , afschaffing van rente- en boetebetalingen over de btw in verband met vormfouten indien de betreffende rechtspersoon geen verlies van btw-inkomsten in de lidstaat in kwestie heeft veroorzaakt, en door invoering van een enkelvoudige btw-teruggave en een enkelvoudig btw-identificatienummer en een elektrisch opslagsysteem voor btw-teruggave voor de hele EU;

25. verwelkomt de studie over de digitale interne markt; verzoekt de Commissie de interoperabiliteit van elektronische handtekeningen te verbeteren, teneinde een rechtskader tot stand te brengen voor erkenning van veilige elektronische certificatiesystemen, en een herziening en uitbreiding van de Richtlijn elektronische handtekeningen te overwegen om de administratieve lasten voor met name de KMO te verlichten; onderstreept de noodzaak van wederzijdse erkenning van elektronische identificatie en authenticatie in de hele EU;

26. acht het een positieve ontwikkeling dat in de EU sinds 2010 een nieuw elektronisch systeem voor teruggave van btw in gebruik is; verzoekt de Commissie om het Parlement uiterlijk in juli 2012 verslag uit te brengen over de resultaten, de sterke en de zwakke punten van het nieuwe stelsel; onderstreept dat de nieuwe regels steeds moeten worden geëvalueerd om zeker te zijn dat zij voldoende bescherming bieden tegen fraudepogingen;

27. verzoekt de Commissie binnen redelijke termijn een voorstel voor een gestandaardiseerde Europese elektronische factuur (elektronisch en op papier) voor te leggen die gebaseerd is op een taalkundig neutraal model, dat gegevens kan omvatten als volledige naam en adres, datum van registratie en afsluiting van een btw-nummer en btw-informatie van de groep, om grensoverschrijdende transacties te vergemakkelijken;

28. verzoekt de lidstaten en de Commissie om in samenwerking met bedrijven een kritische blik te werpen op het actieplan van de Commissie om ervoor te zorgen dat dit aansluit bij de voornaamste doelstelling van de agenda voor betere regelgeving, namelijk om de administratieve lasten tegen 2012 met 25% te verminderen; meent dat het duidelijk is dat de potentieel meest ingrijpende maatregelen uit het door de Commissie opgestelde actieplan voor btw al door de Raad zijn aangenomen of momenteel worden besproken; is van mening dat de overige maatregelen sommige administratieve lasten in de EU voor het bedrijfsleven kunnen verminderen, maar dat de voordelen misschien niet in de gehele EU overal even groot zijn;

29. onderstreept hoe belangrijk het is het gebruik van e-overheidsoplossingen uit te breiden en te ondersteunen, met name voor de elektronische indiening van btw-aangiften en -lijsten;

30. verzoekt de lidstaten op korte of middellange termijn op EU-niveau overeenstemming te bereiken over een maximale reeks gestandaardiseerde btw-verplichtingen die de lidstaten bedrijven kunnen opleggen; verzoekt de lidstaten om, in samenwerking met bedrijven, btw-verplichtingen en administratieve praktijken te onderzoeken en te bepalen welke lasten door het bedrijfsleven in het huidige btw-stelsel als het meest hinderlijk worden ervaren en ideeën en optimale werkwijzen uit te wisselen om het systeem te vereenvoudigen, de duidelijkheid te vergroten en de administratieve lasten en handelsbelemmeringen te verminderen;

31. verzoekt de Commissie en de lidstaten de instelling van één drempel van btw-vrijstelling voor kmo's voor de hele EU te overwegen, ten einde bureaucratische rompslomp en kosten te verminderen en bredere toegang te bieden tot de interne markt;

32. dringt er bij de Commissie op aan een verdere vermindering van de bureaucratische rompslomp voor organisaties zonder winstoogmerk nauwkeurig te onderzoeken; onderstreept dat het btw-stelsel over een hogere mate van flexibiliteit moet beschikken voor lidstaten die ambitieuze maatregelen willen nemen om de administratieve lasten op het gebied van de btw voor deze organisaties te verlichten;

Efficiënte inning van btw

33. is met de Commissie van mening dat de efficiëntie van de inning van btw moet worden verbeterd om de btw-kloof te verkleinen en de mogelijkheid van fraude te beperken alsook bonafide bedrijven tegen btw-fraude te beschermen; benadrukt dat de bestrijding van belastingfraude op EU-niveau prioriteit moet krijgen en roept op tot nauwere samenwerking op dit gebied tussen de lidstaten, de Commissie, Europol, Eurojust en OLAF; dringt tevens aan op verduidelijking van termen en definities, zoals 'land van verbruik' en 'land van vestiging';

34. benadrukt dat de grensoverschrijdende vervolging van intracommunautaire btw-fraude in de lidstaten verbeterd moet worden en dat de verantwoordingsplicht en het risicobewustzijn op dit gebied moeten worden vergroot;

35. benadrukt het belang van een omvattende en uniforme definitie binnen het EU-recht van frauduleuze handelingen met btw of btw-carrouselfraude, de meest voorkomende vorm van btw-fraude, alsmede van geharmoniseerde administratieve sancties, met het oog op doeltreffend grensoverschrijdend onderzoek naar en juridische vervolging van deze vorm van fraude;

36. wijst erop dat er geen precieze schattingen van de omvang van btw-carrouselfraude beschikbaar zijn; dringt aan op de ontwikkeling van een accuraat evaluatie-instrument voor btw-fraude dat op dit gebied ook relevante vergelijkingen tussen de EU-lidstaten mogelijk maakt;

37. benadrukt het belang van een intensievere en snellere samenwerking tussen lidstaten, een beter toezicht op de uitwisseling van informatie en directere contacten tussen plaatselijke belastingkantoren met behulp van een gezamenlijk informatief internetportaal, om te waarborgen dat lidstaten elkaar op doeltreffende wijze assistentie verlenen; dringt aan op betere samenwerking tussen de gerechtelijke instanties van de lidstaten, Eurojust, Europol en OLAF;

38. verzoekt de Commissie voorstellen te doen voor het vereenvoudigen en consolideren van de fraudebestrijdingswetgeving van de EU, en in het kader van dit proces de zwakke plekken aan te pakken op het gebied van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten;

39. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat het onlangs (november 2010) ingestelde EUROFISC een praktische toegevoegde waarde levert voor de lidstaten bij hun onderzoeken naar grensoverschrijdende btw-fraude, en geregeld verslag aan het Parlement uit te brengen over de werking van dit netwerk en deze verslagen openbaar te maken;

40. benadrukt dat dankzij het toegenomen gebruik van nieuwe technologieën en innovatieve oplossingen de mogelijkheden om btw-fraude te plegen aanzienlijk kunnen worden verkleind; dringt er bij de Commissie op aan het systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (VIES) te versterken door de termijn voor het verzamelen en vastleggen van gegevens te verkorten en door een bredere directe toegang tot gegevens toe te staan;

41. is echter van mening dat de discussie over de methoden voor de inning van de btw op de tweede plaats komt en dat eerst een oplossing moet worden gevonden voor de onderliggende tekortkomingen en problemen die inherent zijn aan de huidige regels en procedures, en dat in dit stadium de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan een oplossing voor het gebrek aan harmonisatie, de noodzaak om procedures te standaardiseren en de taalbarrières te verkleinen, en tegelijk de fraudegevoeligheid van het stelsel te verminderen;

42. benadrukt dat er een duidelijk Europees orgaan voor interpretatie moet komen waar lidstaten bindende antwoorden kunnen krijgen, met het oog op gemeenschappelijke belastingmethoden en een gelijke toepassing van de btw-voorschriften;

43. wijst er nogmaals op dat, hoewel internationale exploitanten vaak zijn toegerust om met problemen die zich voordoen bij de mondiale handel om te gaan, belastingdiensten vaak niet hetzelfde niveau van deskundigheid hebben; benadrukt derhalve dat de samenwerking op zodanige manier moet worden vormgegeven dat eerlijke ondernemers gemakkelijker onderscheiden kunnen worden van fraudeurs en dat het systeem voor beide partijen begrijpelijk wordt gemaakt;

44. is van mening dat het beperkte "data warehouse model" (met een standard "audit file"[2]), in combinatie met het "certified taxable person model", het meest veelbelovend zijn van de modellen voor de inning van de btw die momenteel in de studie van de Commissie worden onderzocht, aangezien deze in sommige lidstaten al met succes zijn ingevoerd en de efficiency bij de inning van de btw aantoonbaar heeft vergroot;

Juridische aspecten

45. is van mening dat het bedrijfsleven duidelijke btw-voorschriften nodig heeft die de rechtszekerheid vergroten en een uniforme interpretatie door de lidstaten waarschijnlijker maken; is eveneens van mening dat de bestaande richtlijnen van de Raad de lidstaten onduidelijke bepalingen bevatten die de kans op uiteenlopende interpretaties vergroten, het hieruit voortvloeiende ingewikkelde btw-stelsel grensoverschrijdende activiteiten belemmert en onnodige administratieve lasten tot gevolg heeft; is van mening dat btw-voorschriften niet het EU-beleid op andere terreinen, zoals duurzaamheid, mogen belemmeren;

46. verzoekt de lidstaten derhalve de harmonisatie te vergroten door:

–       zoveel mogelijk gebruik te maken van verordeningen in plaats van richtlijnen, aangezien laatstgenoemde onmiddellijk leiden tot harmonisatie en rechtszekerheid;

–       de Commissie als alternatief toe te staan een gemeenschappelijk "EU VAT Rulebook" uit te geven in de vorm van uitvoeringsvoorschriften met instemming van de meerderheid van de lidstaten[3], met een andere rol voor het btw-comité;

–       een proces van stroomlijning en coördinatie van de nationale omzettingsprocedure op EU-niveau op gang te brengen waarbij de Commissie een grotere rol wordt toebedeeld;

–       in het algemeen belanghebbenden en bedrijven op zowel EU- als nationaal niveau te betrekken bij de opstelling en uitvoering van de btw-wetgeving en met name externe deskundigen op EU-niveau te betrekken bij de werkzaamheden van het btw-comité;

47. is van mening dat bedrijven duidelijke en ondubbelzinnige btw-voorschriften in de EU nodig hebben om grensoverschrijdende activiteiten te ondersteunen en administratieve lasten, en daarmee de kosten voor bedrijven, tot een minimum te beperken; roept de lidstaten en de Commissie ertoe op de kwaliteit te verhogen en de duidelijkheid te vergroten door:

–        uitgebreide en goede effectbeoordelingen te overleggen, waarbij EU-bedrijven als deel van dat proces worden betrokken, om de wetgevingsvoorstellen te ondersteunen;

–        gedurende de onderhandelingen en in de uitvoeringsfase contacten te onderhouden met bedrijven op nationaal niveau;

–       gebruik te maken van de verordeningen van de Raad ter ondersteuning van de richtlijnen van de Raad op gebieden waar dit extra duidelijkheid zou verschaffen;

–       uitstekende, tijdige en toegankelijke informatie en richtsnoeren over nationale voorschriften te verstrekken, ook op EU-niveau, met name op gebieden waar de behandeling niet uniform is;

–       te kijken naar mogelijkheden voor het gebruik van technologie voor het verspreiden van informatie in de hele EU; beproefde methoden uit te wisselen in het EU-forum of het btw-comité;

–       het bedrijfsleven bij het proces te betrekken, mogelijk in de rol van externe deskundigen, ter ondersteuning van bepaalde aspecten van de werkzaamheden van het btw-comité op EU-niveau;

–       in het algemeen door de betrokkenheid van bedrijven in de processen waardoor de kennis wordt ingebracht van bedrijven die als onbetaalde belastingontvangers fungeren en die dagelijks te maken hebben met intracommunautaire transacties;

0

0 0

48. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

  • [1]  PB C 20 van 25.1.2008, blz. 1.
  • [2]  Zoals gedefinieerd/aanbevolen in de richtlijnen van de OESO.
  • [3]  Zoals voorgesteld door de Commissie in COM(97) 325 van 25.6.1997.

TOELICHTING

Inleiding

Belasting over de toegevoegde waarde (btw) vormt een belangrijke bron van inkomsten voor de nationale begrotingen van de lidstaten. Het btw-stelsel, dat gebaseerd is op wetgeving die op Europees niveau wordt vastgesteld en op nationaal niveau toegepast, lijdt aan een groot aantal tekortkomingen, waardoor de belasting niet echt efficiënt is of aansluit op de eisen van een werkelijke interne markt.

Op 1 december 2010 heeft de Commissie een Groenboek over de toekomst van de btw gelanceerd. Het doel van het Groenboek is met alle belanghebbenden een brede discussie op gang te brengen over de evaluatie van het huidige btw-stelsel en de mogelijke manieren voor de toekomst om de samenhang met de interne markt te versterken, alsook de geschiktheid van het stelsel om inkomen te genereren en tegelijk de nalevingskosten te verminderen.

Het Groenboek gaat in het bijzonder in op de behandeling van grensoverschrijdende leveringen, alsmede andere belangrijke kwesties zoals fiscale neutraliteit, de mate van harmonisatie die vereist is in de interne markt en vermindering van bureaucratie bij de waarborging van de btw-inkomsten voor de lidstaten.

De rapporteur heeft een aantal uiteenlopende betrokkenen uit het bedrijfsleven geraadpleegd (Business Europe, UEAPME, Eurocommerce), alsmede deskundigen (PriceWaterhouseCoopers, en vertegenwoordiging van Nieuw Zeeland bij de EU - aangezien NZ door de OESO wordt beschouwd als een positief praktijkvoorbeeld op het gebied van btw) en maatschappelijke organisaties (Europees Economische en Sociaal Comité), en werd vertegenwoordigd door ondervoorzitter van ECON José García-Margallo bij de conferentie van de Europese Commissie over de toekomst van de btw op 6 mei in Milaan.

De rapporteur wil in het beperkte bestek van dit verslag ingaan op de volgende vier aspecten van de btw, die de kwestie weerspiegelen die bij de raadpleging van de Commissie zijn besproken en door de betrokkenen aan de orde gesteld:

Toepassingsgebied van de btw

In overeenstemming met de wetgevingsresoluties van het Europees Parlement steunt de rapporteur het plan van de Commissie om over te schakelen op een btw-stelsel op bredere grondslag, als omschreven door de OESO. Dit zou ook het probleem van de aftrek van voorbelasting oplossen in verband met eigen productie vs. uitbesteding alsmede de kwestie van "verborgen" btw in aanvoerketens, wanneer vrijgestelde bedrijven leveren aan btw-verschuldigde bedrijven.

De rapporteur wijst er tevens op dat een van de belangrijkste kenmerken van het btw-stelsel het neutraliteitsbeginsel is. Vanwege het feit dat de btw een eindverbruiksbelasting zouden bedrijven niet de last van de btw moeten dragen. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat in principe alle handelstransacties moeten worden belast, en dat gelijksoortige goederen en diensten dezelfde btw-behandeling krijgen.

Met betrekking tot grensoverschrijdende intracommunautaire transacties deelt de rapporteur de vaststelling van de Commissie, een aantal lidstaten en vele betrokkenen bij het btw-stelsel dat het beginsel inzake het land van herkomst dat de lidstaten onderschreven hadden en dat in het verleden zowel door de Commissie als door het Europees Parlement is gesteund niet uitvoerbaar is, in de eerste plaats vanwege gebrek aan politieke steun in de lidstaten.

Daarom is de rapporteur het met de Commissie eens om de status quo te erkennen en in de richting te gaan van een bestemmingsbeginsel. Een btw-stelsel dat is gebaseerd op de plaats waar de afnemer is gevestigd zowel voor goederen als voor diensten lijkt een veelbelovende weg die verder moet worden verkend. Dit moet samen gaan met de invoering van goed functionerende centrale loketten door de lidstaten, om meervoudige btw-registraties, hogere nalevingskosten en negatieve cashfloweffecten voor internationaal opererende bedrijven te voorkomen. Goed functionerende centrale loketten zijn van cruciaal belang en een essentieel element in een btw-stelsel dat is gebaseerd op het bestemmingsbeginsel.

Vermindering van administratieve rompslomp

De rapporteur wil zich te richten op dit punt, om gebieden te identificeren waar de bureaucratie gemakkelijk kan worden verminderd, en met name wanneer er snelle vooruitgang geboekt kan worden op de korte termijn voor zowel bedrijven als de fiscale instanties, zonder fundamentele wijzigingen in het huidige systeem.

In dit verslag worden onder meer de volgende maatregelen voorgesteld:

§ Afschaffing van de jaarafrekeningen en van de lijsten met intra-EU verwervingen

§ Vermindering van de periodieke aangiftefrequentie

§ Vereenvoudiging van het bewijs voor btw-vrijstelling bij uitvoer

§ Afschaffing van de intra-EU "nul"-verkooplijsten

§ Toenemend gebruik van elektronische administratieve diensten – met name voor de elektronische transmissie van btw-verklaringen en -lijsten

§ Afschaffing van rente- en boetebetalingen over de btw in verband met vormfouten indien de betreffende rechtspersoon geen verlies van btw-inkomsten in de lidstaat in kwestie heeft veroorzaakt

§ Invoering van een gestandaardiseerde Europese factuur gebaseerd op een taalkundig neutraal model

De rapporteur nodigt collega's uit verder bij te dragen aan deze sectie.

Efficiency bij de inning van btw

De Commissie heeft een uitgebreide studie uitgevoerd naar verschillende mogelijke methoden voor inning van de btw, om de efficiëntie te verbeteren en de btw-fraude terug te dringen.

In het onderzoek worden vier inningmethodes nader onderzocht:

Het model van gesplitste betaling

In het model van gesplitste betaling draagt de koper de btw af op een geblokkeerde btw-bankrekening, die alleen door de leverancier kan worden gebruikt voor de betaling van btw aan de geblokkeerde bankrekening van zijn leveranciers. In een vroeg stadium van het proces van btw-inning wordt dus de geïnde btw fysiek overgemaakt op een geblokkeerde btw-bankrekening met de bank van de fiscus. Hierdoor kunnen de fiscale instanties gelden volgen en blokkeren op de btw-bankrekeningen en voorkomen dat belastingplichtige personen verdwijnen met aan hen betaalde btw-gelden.

Het model van een centrale databank voor btw-controle

Dit model kan alleen functioneren als e-facturering verplicht wordt gesteld voor B2B transacties en indien de e-factures actief door de fiscale instanties worden geïnd. De belangrijkste kostencomponent van dit model is de investering van belastingplichtige personen om van papieren rekeningen over te stappen op elektronische facturering. Extra operationele kosten omvatten de kosten van de doorgifte van gegevens naar de centrale databank voor btw-controle en de kosten van het bijhouden en verkrijgen van grote hoeveelheden gegevens door de fiscale instanties.

Het data warehouse model

In dit model genereert het boekhoudingsysteem van het btw-plichtige bedrijf een standaard controlebestand voor belasting en moeten de gegevens in dat bestand worden opgeslagen in een data warehouse die toegankelijk is voor de fiscale instanties. Dit model wordt reeds (gedeeltelijk) toegepast in sommige lidstaten. Het gebruik, de format en data-elementen zijn gedefinieerd in de OESO-richtsnoeren. Uit de ervaring in deze lidstaten blijkt dat de investering beperkt is, aangezien de meeste leveranciers van boekhoudsoftware hun applicaties aanpassen om te voldoen aan de eis inzake het genereren van een standaard auditfile voor fiscale doeleinden. Maar de uitvoering van data warehouses door iedere belastingplichtige zou echter een grote investeringen vergen.

Het model van gecertificeerde belastingplichtige

In dit model moet de belastingplichtige voldoen aan de eisen voor certificering en een systeem van interne controle opzetten. Het model vereist een beperkte investering voor belastingplichtigen wier btw-boekhouding is goedgekeurd en geautoriseerd door de belastingdienst en/of die reeds aan andere wetgeving met soortgelijke eisen, zoals Sarbanes-Oxley, voldoet Het voordeel van het model is een extra waarborg dat de belastingplichtigen compatibele systemen gebruiken en dat het risiconiveau vermindert. Dit kan mogelijkheden bieden om controle te richten op segmenten van belastingplichtigen die een hoger risico vormen. Het voordeel voor de vermindering van de btw-kloof is lager dan in de andere modellen.

De rapporteur is echter van mening dat de discussie over de methoden voor de inning van de btw in dit stadium op de tweede plaats komt en dat eerst een oplossing moet worden gevonden voor de onderliggende tekortkomingen en problemen die inherent zijn aan de huidige regels en procedures, met name voor het gebrek aan harmonisatie.

De rapporteur is echter van mening dat van de modellen voor de inning van de btw het beperkte "data warehouse model" (met een standaard "audit file"), in combinatie met het "certified taxable person model", het meest veelbelovend zijn, aangezien deze in sommige lidstaten al met succes zijn ingevoerd en de efficiency bij de inning van de btw aantoonbaar heeft vergroot, terwijl de administratieve lasten voor de bedrijven beperkt blijven.

Wetgevingsaspecten

Met betrekking tot het wetgevingsproces is de rapporteur van mening dat het cruciaal is om de transparantie van besluitvormingsprocessen te verhogen en de samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en het bedrijfsleven te verbeteren.

De rapporteur is van mening dat waar mogelijk verordeningen de voorkeur verdienen boven richtlijnen. Verordeningen creëren onmiddellijke harmonisatie, verminderen de mogelijkheid van uiteenlopende interpretaties en zorgen dus voor een klimaat van rechtszekerheid, dat cruciaal is voor het floreren van bedrijven.

Belanghebbenden en bedrijven moeten worden geraadpleegd en betrokken bij het ​​opstellen en uitvoeren van de btw-wetgeving, zowel op EU- als op nationaal niveau, om te zorgen voor een geharmoniseerde uitvoering in de hele EU en om rechtszekerheid te creëren.

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (15.7.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

over de toekomst van de btw
(2011/2082(INI))

Rapporteur voor advies: Bart Staes

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

–   gezien speciaal verslag nr. 8/2007 van de Europese Rekenkamer over de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, vergezeld van de antwoorden van de Commissie[1],

1.  verwelkomt de doelstelling van de Commissie om een omvattend btw-stelsel te verwezenlijken dat het huidige systeem van specifieke bescherming tegen fraude en zwakheden elimineert en robuust genoeg is om het hoofd te kunnen bieden aan aanvallen van fraude, waarvan de jaarlijkse kosten voor de EU27 worden geraamd op circa 80 tot 100 miljard EUR, en dat bijdraagt aan de transparantie en het concurrentievermogen van de Europese bedrijven;

2.  benadrukt dat de grensoverschrijdende vervolging van intracommunautaire btw-fraude in de lidstaten verbeterd moet worden en dat de verantwoordingsplicht en het risicobewustzijn op dit gebied moeten worden vergroot;

3.  benadrukt het belang van een omvattende en uniforme definitie binnen het EU-recht van frauduleuze handelingen met btw of btw-carrouselfraude, de meest voorkomende vorm van btw-fraude, alsmede van geharmoniseerde administratieve sancties, met het oog op doeltreffend grensoverschrijdend onderzoek naar en juridische vervolging van deze vorm van fraude;

4.  wijst erop dat er geen precieze schattingen van de omvang van btw-carrouselfraude beschikbaar zijn; dringt aan op de ontwikkeling van een accuraat waarderingsinstrument voor btw-fraude dat op dit gebied ook relevante vergelijkingen tussen de EU-lidstaten mogelijk maakt;

5.  benadrukt het belang van een intensievere en snellere samenwerking tussen lidstaten, een beter toezicht op de uitwisseling van informatie en directere contacten tussen plaatselijke belastingkantoren met behulp van een gezamenlijk informatief internetportaal, om te waarborgen dat lidstaten elkaar op doeltreffende wijze assistentie verlenen; dringt aan op betere samenwerking tussen de gerechtelijke instanties van de lidstaten, Eurojust, Europol en OLAF;

6.  verzoekt de Commissie voorstellen te doen voor het vereenvoudigen en consolideren van de antifraudewetgeving van de EU, en in het kader van dit proces de zwakke plekken aan te pakken op het gebied van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten;

7.  verzoekt de Commissie er bij de lidstaten op aan te dringen dat zij hun btw-wetgeving vereenvoudigen en consolideren, een gezamenlijk btw-formulier alsook een in gezamenlijk beheer uitgegeven overzicht van de toepasselijke btw-tarieven invoeren en dan met name een overzicht van de goederen en diensten waarvoor in de lidstaten een verlaagd btw-tarief van toepassing is, en verder dat zij hun wetsteksten eenvoudiger toegankelijk maken en deze vertalen in ten minste het Engels, Frans en Duits;

8.  verzoekt de Commissie erop toe te zien dat het onlangs (november 2010) ingestelde EUROFISC een praktische toegevoegde waarde levert voor de lidstaten bij hun onderzoeken naar grensoverschrijdende btw-fraude, en geregeld verslag aan het Parlement uit te brengen over de werking van dit netwerk en deze verslagen openbaar te maken;

9.  benadrukt dat dankzij het toegenomen gebruik van nieuwe technologieën en innovatieve oplossingen de mogelijkheden om btw-fraude te plegen aanzienlijk kunnen worden verkleind; dringt er bij de Commissie op aan het systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (VIES) te versterken door de termijn voor het vergaren en vastleggen van gegevens te verkorten en door een bredere directe toegang tot gegevens toe te staan;

10. complimenteert de regering van het VK met haar succesvolle bestrijding van het groeiende aantal btw-carrousels door een systeem van verlegging in te voeren voor de sectoren mobiele telefonie en computerhardware, wat ogenblikkelijk resultaat heeft opgeleverd; dringt er bij de Commissie op aan gevallen te onderzoeken en te melden waarbij verlegging in het VK en in andere lidstaten een doeltreffend instrument tegen btw-carrousels is gebleken;

11. dringt er bij de Commissie op aan wetsvoorstellen te overwegen om btw-carrousels aan de wortel te bestrijden door een mechanisme voor de hele EU van verlegging van btw in te voeren, dat niet alleen een doeltreffend middel ter bestrijding van fraude zou vormen, maar ook de administratieve rompslomp voor producenten en handelaren zou verminderen; verzoekt de Commissie derhalve wetsvoorstellen in te dienen om een mechanisme voor verlegging in te voeren voor de zes kwetsbaarste sectoren: audio en videoapparatuur, voedingsmiddelen en dranken, computerhardware en microprocessoren en accessoires, mobiele telefonie en accessoires, textiel en automobielen; dringt erop aan om btw-fraude binnen de EU-regeling voor de emissiehandel effectief aan te pakken;

12. verzoekt de Commissie om aan het Europees Parlement jaarlijks een overzicht te verstrekken van in de lidstaten ontdekte en vervolgde gevallen van btw-fraude boven 100 000 euro, waaronder gegevens over het gerechtelijke afhandeling, de vonnissen en de geldelijke sancties.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

13.7.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Andrea Cozzolino, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Iliana Ivanova, Bogusław Liberadzki, Monica Luisa Macovei, Aldo Patriciello, Crescenzio Rivellini, Paul Rübig, Theodoros Skylakakis, Bart Staes, Søren Bo Søndergaard

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Thijs Berman, Zuzana Brzobohatá, Derk Jan Eppink, Christofer Fjellner, Salvador Garriga Polledo, Monika Hohlmeier, Marian-Jean Marinescu, Jan Mulder

  • [1]  PB C 20 van 25.1.2008, blz. 1.

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (2.9.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake de toekomst van de btw
(2011/2082(INI))

Rapporteur voor advies: Iliana Ivanova

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  merkt op dat er, gezien het effect van de vergrijzing in de samenleving op de arbeidsmarkten, de spaar- en uitgavenpatronen en de overheidsuitgaven in de komende jaren, en ook gezien de economische en financiële crisis die de EU treft, discussie nodig is over evenwicht tussen directe en indirecte belastingheffing, zowel op EU-niveau als op nationaal niveau; onderstreept evenwel dat zulke beslissingen over fiscaal beleid, ook indien gecoördineerd in EU-verband, op nationaal niveau moeten blijven worden genomen; acht een solider en efficiënter btw-stelsel, dat inmiddels een belangrijk instrument voor het macro-economisch beleid is, voor de toekomst daarom des te meer noodzakelijk;

2.  is ernstig verontrust over de fraude en criminaliteit rond de btw en de daarmee gepaard gaande geldwasserij die zich thans binnen de Unie voordoen, en die afbreuk doen aan de goede werking van de interne markt doordat op die manier elk jaar 60 tot 100 miljard euro weglekt; meent dat een uit te werken strategie ter bestrijding van deze problemen, mede met behulp van IT instrumenten, een zeer bruikbaar instrument zou kunnen opleveren waarmee grote verliezen voor de fiscus en inbreuk op de sociale en arbeidswetgeving zich laten vermijden;

3.  onderstreept dat een fraudebestendig btw-stelsel een eerste prioriteit moet zijn, gezien de kolossale verliezen die de lidstaten lijden, die misschien wel 100 miljard euro belopen; merkt op dat in het bijzonder moet worden gelet op de zogenoemde "carrousel"- fraude; wijst op de gedetailleerde suggesties in het verslag-Bowles (A6-0312/2008), die nog steeds hun geldigheid hebben en zo spoedig mogelijk zouden moeten worden opgevolgd;

4.  vraagt de Commissie om met voorstellen te komen ter oplossing van het probleem btw-fraude zonder de goede werking van de interne markt of de fiscale soevereiniteit van de lidstaten aan te tasten;

5.  onderstreept dat het bedrijfsleven het huidige btw-stelsel, door de complexe regels en moeizame administratie ervan, dikwijls ervaart als obstakel waardoor de interne markt nog niet compleet is; wijst erop dat de bestaande btw-bepalingen in de handel binnen de EU dikwijls nadelig uitwerken voor KMO's; dringt daarom aan op hervorming van de huidige regels waardoor ondernemingen in de EU van een beter belastingklimaat worden verzekerd; vraagt de Commissie haar gedachten te laten gaan over harmonisering van de regels inzake btw-grondslagen en versterking van de administratieve samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten;

6.  wijst erop dat het nieuwe btw-stelsel grensoverschrijdende transacties dient aan te moedigen en daarmee aan de verdieping van de interne markt moet bijdragen; is van mening dat standaardisering op terrein van btw-verplichtingen een beduidende meerwaarde zou opleveren; vraagt de Commissie daarom de mogelijkheid te bezien van een model-btw-aangifte voor de EU, in alle officiële talen verkrijgbaar, of van een uitputtende lijst van alle gestandaardiseerde btw-verplichtingen die door lidstaten kunnen worden opgelegd;

7.  vraagt de Commissie na te denken over de invoering van standaardinformatie voor facturen in alle EU-talen om het voor ondernemingen gemakkelijker te maken op de interne markt zaken te doen;

8.  is van mening dat de administratieve procedures die btw-plichtige ondernemingen moeten volgen, verder moeten worden geharmoniseerd, met name voor internationale transacties binnen de EU; is tevens van mening dat de mate van samenwerking tussen de belastingdiensten verder moet worden uitgebreid, met name op het punt van automatische overdracht van informatie;

9.  onderstreept het belang van een uniforme benadering waar het gaat om de geldende vrijstellingsdrempels voor de btw in de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, waarmee versnippering moet worden voorkomen; is van mening dat de mogelijkheid om grensoverschrijdende leveringen onder die bijzondere regeling te brengen, nader moeten worden onderzocht, zodat meer rekening wordt gehouden met de interne markt;

10. wijst erop dat uiteenlopende btw-tarieven en administratieve procedures een grote belemmering voor de ontwikkeling van de elektronische handel vormen; onderstreept dat het belangrijk is dat fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten van webwinkels worden weggenomen; is van mening dat duidelijker btw-bepalingen en aangifteverplichtingen moeten worden ingevoerd ten behoeve van die ondernemingen, die grote moeilijkheden ondervinden bij de verkoop van goederen en diensten in andere lidstaten, zodat de werkelijke mogelijkheden van de interne markt niet onbenut blijven;

11. is voorstander van volledige herziening van alle thans bestaande btw-vrijstellingen om uit te maken in hoeverre zij van belang zijn voor of van invloed op de btw-keten; onderstreept dat er verder moet worden gewerkt aan de coördinatie van btw-vrijstellingen; dringt aan op grondige analyse van de nalevingskosten voor de KMO in verband met grensoverschrijdende transacties in goederen of diensten;

12. onderstreept dat een betere coördinatie tussen de lidstaten nodig is ter zake van de thans geldende btw-vrijstellingen en verlaagde tarieven, met het oog op een gelijk speelveld voor ondernemingen die over de grens zaken doen;

13. verwelkomt de studie over de digitale interne markt; verzoekt de Commissie de interoperabiliteit van elektronische handtekeningen te verbeteren, teneinde een rechtskader tot stand te brengen voor erkenning van veilige elektronische certificatiesystemen, en een herziening en uitbreiding van de Richtlijn elektronische handtekeningen te overwegen om de administratieve lasten voor met name de KMO te verlichten; onderstreept de noodzaak van wederzijdse erkenning van elektronische identificatie en authenticatie overal in de EU;

14. dringt aan op onderzoek en analyse van de mogelijkheden die er zijn om de btw voor grensoverschrijdende elektronische transacties binnen de EU meer op één lijn te brengen, en om verlaging of vrijstelling van deze belasting te verlenen, zodat het Europese bedrijfsleven het volle potentieel van de e-handel kan benutten;

15. acht het een positieve ontwikkeling dat in de EU sinds 2010 een nieuw elektronisch systeem voor teruggave van btw in gebruik is; verzoekt de Commissie om het Parlement uiterlijk in juli 2012 verslag uit te brengen over de resultaten, de sterke en de zwakke punten van het nieuwe stelsel; onderstreept dat de nieuwe regels steeds moeten worden geëvalueerd om zeker te zijn dat zij voldoende bescherming bieden tegen fraudepogingen;

16. is van mening dat de btw-tarieven voor culturele goederen even hoog moeten zijn, ongeacht de manier waarop zij worden verkocht (online dan wel offline); meent dat een dergelijke aanpassing de ontwikkeling van de e-handel ten goede zou komen en de consument dezelfde culturele en redactionele waarde zou bieden, door de ontwikkeling van de bloeiende digitale sector te bevorderen;

17. onderstreept dat de Commissie en de lidstaten, ter aanmoediging van nieuwe bedrijfsmodellen in de boekensector en stimulering van met name de digitale binnenmarkt, erop moeten toezien dat er een consistent en boekenvriendelijk belastingbeleid wordt gevolgd ten aanzien van het boek, in welke vorm dan ook: in gedrukte, digitale of in audio-uitgave; benadrukt dat een bepaalde inhoud de consument in elke vorm dezelfde culturele en educationele waarde kan bieden;

18. wijst erop dat de lidstaten op grond van het subsidiariteitsbeginsel de mogelijkheid moeten houden om een verlaagd btw-tarief voor bepaalde sectoren vast te stellen ten einde Europese en nationale beleidsonderwerpen beter uit te voeren of met het oog op nationale historische, economische, sociale of ecologische factoren;

19. onderstreept dat tegen de achtergrond van de economische en financiële crisis, de hervorming van het belastingstelsel een zo groot mogelijke bijdrage moet leveren aan realisering van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

20. dringt aan op de uitwerking van een groene btw-strategie, gecentreerd rond verlaagde tarieven voor energie-efficiënte en milieuvriendelijke producten en diensten, als tegenwicht voor de oneerlijke mededinging die voortvloeit uit externe kosten die niet in de prijs van een goed of dienst zijn terug te vinden;

21. meent dat een verordening als wetgevingsinstrument doelmatiger zou zijn dan een richtlijn om tot een betere en consistentere toepassing van de btw-voorschriften te komen, waardoor ook het risico kleiner zou worden van dubbele of uitblijvende belastingheffing;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.8.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

31

0

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pablo Arias Echeverría, Adam Bielan, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Iliana Ivanova, Philippe Juvin, Sandra Kalniete, Edvard Kožušník, Kurt Lechner, Toine Manders, Hans-Peter Mayer, Gianni Pittella, Phil Prendergast, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Matteo Salvini, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Kyriacos Triantaphyllides, Emilie Turunen, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ashley Fox, Anna Hedh, Pier Antonio Panzeri, Antonyia Parvanova, Søren Bo Søndergaard, Marc Tarabella

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (8.9.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

over de toekomst van de btw
(2011/2082(INI))

Rapporteur voor advies: Markus Ferber

SUGGESTIES

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1   is van mening dat de huidige regels inzake btw op passagiersvervoer de werking van de interne markt belemmeren, de concurrentie tussen de verschillende types vervoer vervalsen en een negatieve impact hebben op de verbetering van de maatschappelijke en milieuprestaties van het vervoer;

2.  vestigt de aandacht op de complexe en oneerlijke situatie in het passagiersvervoer: hoewel op binnenlands vervoer in vrijwel alle lidstaten belasting geheven wordt, gelden per type vervoer en per lidstaat uitzonderingen, nultarieven en uiteenlopende belastingpercentages; wijst erop dat op internationaal vervoer via de zee en de lucht, waaronder ook grensoverschrijdend vervoer binnen de EU valt, in geen enkele lidstaat btw wordt geheven, terwijl de situatie ten aanzien van andere soorten vervoer per lidstaat verschilt; wijst er verder op dat de aanbieders van internationaal lucht- en zeevervoer bepaalde goederen en diensten belastingvrij kunnen inkopen;

3.  vestigt de aandacht op het voorstel om de van vervoer afkomstige emissies van broeikasgassen tot 2050 met 60% te verminderen ten opzichte van 1990 en onderstreept de noodzaak om tot billijke prijzen te komen en distorsies te vermijden;

4.  dringt aan op een geharmoniseerd standaard- of verlaagd btw-tarief voor alle grensoverschrijdend vervoer binnen de EU, ongeacht het type vervoer, alsmede op geharmoniseerde regels inzake btw-aftrekbaarheid;

5.  dringt aan op meer transparantie; nadere gegevens over de verschillende btw-tarieven in het passagiersvervoer moeten gemakkelijk beschikbaar zijn en indien mogelijk op het ticket vermeld worden om de passagiers te informeren over de exacte kostprijs van hun reis;

6.  is evenwel voorstander van een lager of nultarief voor stedelijk, grootstedelijk of regionaal openbaar vervoer, om maatschappelijke en milieuredenen en met het oog op het algemeen belang;

7.  verzoekt de Commissie te waarborgen dat toekomstige amendementen op bijlage III (verlaagde tarieven) bij de btw-richtlijn aansluiten bij de doelstellingen van het EU-vervoersbeleid;

8.  is bezorgd over de bestaande regels waarbij in geval van btw-heffing op passagiersvervoersdiensten wordt uitgegaan van de plaats waar het vervoer plaatsvindt, naar verhouding van de afstand die in elke lidstaat wordt afgelegd; is van mening dat belasting op passagiersvervoerdiensten moet uitgaan van de plaats van vertrek, zodat de regeling minder complex wordt en de handhaving gemakkelijker;

9.  wijst evenwel nadrukkelijk op de versnippering van de EU-markt voor passagiersvervoer, die uit talloze segmenten bestaat welke onder meer worden gedefinieerd aan de hand van afstand van de reis, doel van de reis en beschikbaarheid van alternatieven; is dan ook van mening dat de impact van een wijziging van de btw-regeling op de mobiliteit van de Europese bevolking en het milieu een complexe kwestie is die het voorwerp van een uitvoerige kwantitatieve studie zou moeten vormen;

10. wijst erop dat dit een kans is om geleidelijk een geharmoniseerd verlaagd btw-tarief op toerismediensten in alle lidstaten in te voeren, daar dit een noodzakelijke voorwaarde is voor transparante concurrentie tussen toeristische ondernemingen binnen de EU en met ondernemingen van derde landen;

11. vraagt de Raad om meer vaart te zetten achter de aanneming van de ontwerprichtlijn betreffende de herziening van de bijzondere btw-regeling voor reisorganisaties (CNS/2002/0041) ten einde de concurrentiedistorsies tussen de verschillende categorieën ondernemingen in deze sector, die het gevolg zijn van verschillen tussen nationale wettelijke regelingen, op te heffen.

.UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

8.9.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

3

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Ryszard Czarnecki, Luis de Grandes Pascual, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Ville Itälä, Dieter-Lebrecht Koch, Werner Kuhn, Gesine Meissner, Olga Sehnalová, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Giommaria Uggias, Thomas Ulmer, Artur Zasada

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Spyros Danellis, Markus Ferber, Gilles Pargneaux, Dominique Riquet, Olle Schmidt, Laurence J.A.J. Stassen, Nuno Teixeira, Ramon Tremosa i Balcells, Sabine Wils, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

David Campbell Bannerman

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Udo Bullmann, Pascal Canfin, George Sabin Cutaş, Rachida Dati, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Othmar Karas, Wolf Klinz, Philippe Lamberts, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Ivari Padar, Olle Schmidt, Marianne Thyssen

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Pervenche Berès, Thijs Berman, David Casa, Herbert Dorfmann, Saïd El Khadraoui, Sari Essayah, Sophia in ‘t Veld, Mojca Kleva, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Gianni Pittella, Andreas Schwab