AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING inzake het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (Herschikking)
6.10.2011 - (07906/2/2011 – C7‑0250/2011 – 2008/0241(COD)) - ***II
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Karl-Heinz Florenz
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (Herschikking)
(07906/2/2011 – C7‑0250/2011 – 2008/0241(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (07906/2/2011 – C7‑0250/2011),
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 juni 2009[1],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 4 december 2009[2],
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[3] inzake het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2008)0810),
– gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 66 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7‑0334/2011),
1. stelt onderstaand standpunt in tweede lezing vast;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Standpunt van de Raad Overweging 6 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(6) Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen tot duurzame productie en consumptie, in de eerste plaats door preventie van AEEA, en daarnaast door hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke afvalstoffen, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen en bij te dragen tot efficiënt hulpbronnengebruik. Voorts beoogt deze richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van EEA betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van AEEA. In het bijzonder kunnen verschillen tussen de nationale toepassingen van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid leiden tot substantiële verschillen in de financiële lasten voor ondernemers. Het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA belemmert de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Daarom moeten de belangrijkste criteria op Unieniveau worden vastgesteld. |
(6) Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen tot duurzame productie en consumptie, in de eerste plaats door preventie van AEEA, en daarnaast door hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke afvalstoffen, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen en bij te dragen tot efficiënt hulpbronnengebruik en de terugwinning van kritieke grondstoffen. Voorts beoogt deze richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van EEA betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van AEEA. In het bijzonder kunnen verschillen tussen de nationale toepassingen van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid leiden tot substantiële verschillen in de financiële lasten voor ondernemers. Het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA belemmert de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Daarom moeten de belangrijkste criteria op Unieniveau worden vastgesteld en moeten Europese normen voor het inzamelen van en de omgang met AEEA worden ontwikkeld. |
Motivering | |
Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. De terugwinning van kritieke grondstoffen is een essentieel aspect van deze richtlijn en moet daarom ook worden genoemd. De ontwikkeling van Europese normen voor inzameling en behandeling van EEA is ook van belang voor efficiënte, milieuvriendelijke recycling. | |
Amendement 2 Standpunt van de Raad Overweging 9 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(9) In deze richtlijn moeten enkele definities worden opgenomen om het toepassingsgebied ervan te omschrijven. In het kader van een herziening van het toepassingsgebied, moet de definitie van EEA echter verbeterd worden door deze te verduidelijken. Totdat dit in Uniewetgeving wordt vastgelegd, kunnen de lidstaten de desbetreffende nationale maatregelen en gevestigde praktijken blijven toepassen, mits die met het recht van de Unie stroken. |
Schrappen |
Motivering | |
Definities dienen in de richtlijn zelf te worden opgenomen en mogen in geen geval leiden tot een versplintering van de interne markt ten gevolge van uiteenlopende interpretaties en werkwijzen in de lidstaten. | |
Amendement 3 Standpunt van de Raad Overweging 10 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(10) Voorschriften inzake ecologisch ontwerp ten behoeve van gemakkelijker hergebruik, ontmanteling en nuttige toepassing van AEEA moeten in voorkomend geval in het kader van de uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2009/125/EG worden vastgelegd. Voor een optimaal hergebruik en een optimale nuttige toepassing door middel van productontwerp moet de hele levenscyclus van het product in aanmerking worden genomen. |
(10) Voorschriften inzake ecologisch ontwerp ten behoeve van gemakkelijker hergebruik, ontmanteling en nuttige toepassing van AEEA moeten in het kader van de uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2009/125/EG worden vastgelegd. Voor een optimaal hergebruik en een optimale nuttige toepassing door middel van productontwerp moet de hele levenscyclus van het product in aanmerking worden genomen. |
Motivering | |
Het opleggen van vereisten ten aanzien van de milieuvriendelijkheid van energieverbruikende producten beïnvloedt niet alleen het energieverbruik van een product, maar maakt tevens hergebruik, ontmanteling en nuttige toepassing van EEA gemakkelijker. Als al in het ontwerpproces rekening wordt gehouden met recycling, kan recycling op grotere schaal en beter plaatsvinden. Dat geldt tevens voor de terugwinning van grondstoffen. Om die reden moeten de criteria van Richtlijn 2009/125/EG hier worden opgenomen. | |
Amendement 4 Standpunt van de Raad Overweging 13 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(13) Gescheiden inzameling is een eerste vereiste om de specifieke behandeling en recycling van AEEA te waarborgen, en is noodzakelijk om het vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en milieu in de Unie te halen. De consument moet actief bijdragen tot het succes van deze inzameling en moet worden aangemoedigd AEEA in te leveren. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet. Voor de distributeurs is een belangrijke rol weggelegd om bij te dragen tot het succes van de inzameling van AEEA. |
(13) Gescheiden inzameling is een eerste vereiste om de specifieke behandeling en recycling van AEEA te waarborgen, en is noodzakelijk om het vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en milieu in de Unie te halen. De consument moet actief bijdragen tot het succes van deze inzameling en moet worden aangemoedigd AEEA in te leveren. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet. Voor de distributeurs, gemeenten en de exploitanten van inrichtingen voor nuttige toepassing is een belangrijke rol weggelegd om bij te dragen tot het succes van de inzameling en verwerking van AEEA. |
Motivering | |
Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. De distributeurs, gemeenten en exploitanten van inrichtingen voor nuttige toepassing spelen allen een belangrijke rol in de succesvolle toepassing van deze richtlijn. | |
Amendement 5 Standpunt van de Raad Overweging 13 bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(13 bis) Opdat het beginsel dat de vervuiler betaalt ten volle wordt toegepast, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat kosten die bij (lokale) overheden ontstaan voor de inzameling van AEEA niet op de belastingbetaler worden afgewenteld, maar in de prijs van producten worden verdisconteerd. |
Motivering | |
Als tegemoetkoming aan het standpunt van de Raad en de Commissie wordt het amendement op artikel 12, lid 1, uit de door het Parlement in eerste lezing aangenomen tekst (AM 47) gewijzigd en teruggebracht tot de kern. | |
Amendement 6 Standpunt van de Raad Overweging 14 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(14) Om in de Unie het vastgestelde beschermingsniveau en de geharmoniseerde milieudoelstellingen te bereiken, dienen de lidstaten passende maatregelen te treffen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen AEEA tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken. Om te waarborgen dat de lidstaten doelmatige inzamelingssystemen opzetten, dient te worden verlangd dat zij een hoog inzamelingsniveau van AEEA bereiken, met name voor koel- en vriesapparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat, gezien de grote milieueffecten van die stoffen en gezien de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1005/2009 en Verordening (EG) nr. 842/2006. Uit gegevens in de effectbeoordeling blijkt dat nu reeds 65% van de in de handel gebrachte EEA gescheiden wordt ingezameld, maar dat meer dan de helft daarvan wellicht op onjuiste wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd. Dat resulteert in milieuschade en in het verloren gaan van kostbare secundaire grondstoffen. Om dit te vermijden, moet een ambitieus inzamelingsstreefcijfer worden vastgesteld. Het is aangewezen om minimumvoorschriften vast te stellen voor de overbrenging van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is, bij de toepassing waarvan de lidstaten zich kunnen beroepen op de relevante richtsnoeren van de correspondenten die zijn opgesteld ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen. |
(14) Om in de Unie het vastgestelde beschermingsniveau en de geharmoniseerde milieudoelstellingen te bereiken, dienen de lidstaten passende maatregelen te treffen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen AEEA tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken. Om te waarborgen dat de lidstaten doelmatige inzamelingssystemen opzetten, dient te worden verlangd dat zij een hoog inzamelingsniveau van AEEA bereiken, met name voor koel- en vriesapparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat, gezien de grote milieueffecten van die stoffen en gezien de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1005/2009 en Verordening (EG) nr. 842/2006. Uit gegevens in de effectbeoordeling blijkt dat nu reeds 65% van de in de handel gebrachte EEA gescheiden wordt ingezameld, maar dat meer dan de helft daarvan wellicht op onjuiste wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd, of op de juiste wijze wordt verwerkt, maar zonder dat de verwerkte hoeveelheden worden gemeld. Dat resulteert in milieuschade, het verloren gaan van kostbare secundaire grondstoffen en het leveren van inconsistente gegevens. Om dit te vermijden, is het noodzakelijk een ambitieus inzamelingsstreefcijfer vast te stellen om alle actoren die AEEA inzamelen ertoe te verplichten deze op een milieuvriendelijke wijze te verwerken en de ingezamelde, behandelde en verwerkte hoeveelheden te melden. Het is van wezenlijk belang dat de lidstaten voor een efficiënte naleving van deze richtlijn zorgen. Dat geldt met name voor de controle op gebruikte EEA die uit de EU wordt uitgevoerd. Het is aangewezen om minimumvoorschriften vast te stellen voor de overbrenging van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is, bij de toepassing waarvan de lidstaten zich kunnen beroepen op de relevante richtsnoeren van de correspondenten die zijn opgesteld ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen. |
Motivering | |
Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. Voor de handhaving van en het toezicht op de toepassing van de richtlijn is het belangrijk om te kunnen beschikken over consistente gegevens. Alle bij de inzameling en verwerking betrokken actoren zijn gehouden de richtlijn na te leven. De controle op de overbrenging van AEEA is van groot belang om illegale overbrenging een halt toe te roepen. | |
Amendement 7 Standpunt van de Raad Overweging 15 bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(15 bis) Het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's heeft in zijn advies van 19 januari 2009 inzake risicobeoordeling van nanotechnologieproducten opgemerkt dat nanomaterialen die stevig verankerd zijn in grote structuren, bijvoorbeeld in elektronische circuits, tijdens de afval- en recyclagefase kunnen vrijkomen. Ter beheersing van mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu als gevolg van de verwerking van AEEA dat nanomaterialen bevat, kan selectieve verwerking noodzakelijk zijn. Het is de taak van de Commissie te beoordelen of bepaalde nanomaterialen selectief moeten worden verwerkt. |
Motivering | |
In elektrische en elektronische apparatuur wordt steeds vaker gebruik gemaakt van nanomaterialen. Waar veel toepassingen bij de verwerking waarschijnlijk geen problemen opleveren, kan dit anders zijn bij bepaalde nanomaterialen zoals koolstofnanobuizen, die mogelijkerwijs asbestachtige eigenschappen hebben, of nanozilver. Het is verstandiger te onderzoeken of er actie moet worden ondernomen dan de ogen voor mogelijke problemen te sluiten. Dat sluit ook aan bij het standpunt dat het EP in 2009 heeft ingenomen over de regelgevingsaspecten inzake nanomaterialen. (Herinvoering van amendement 101 uit de eerste lezing) | |
Amendement 8 Standpunt van de Raad Overweging 17 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(17) De nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recycling van apparatuur moet alleen meetellen voor het behalen van de in deze richtlijn vastgelegde streefcijfers als die nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik of recycling niet strijdig is met andere op die apparatuur toepasselijke Unie- of nationale wetgeving. |
(17) De nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recycling van apparatuur moet alleen meetellen voor het behalen van de in deze richtlijn vastgelegde streefcijfers als die nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik of recycling niet strijdig is met andere op die apparatuur toepasselijke Unie- of nationale wetgeving. Het zorgen voor de juiste terugwinning, voorbereiding voor het hergebruik en recycling van apparatuur is van groot belang voor een verstandig gebruik van hulpbronnen en een optimalisering van de toevoer van hulpbronnen. |
Motivering | |
Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. Een efficiënte nuttige toepassing van AEEA is van fundamenteel belang omwille van het milieu, maar ook omwille van de terugwinning van grondstoffen. | |
Amendement 9 Standpunt van de Raad Overweging 19 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(19) Gebruikers van EEA in particuliere huishoudens dienen de mogelijkheid te hebben hun AEEA ten minste kosteloos in te leveren. De producenten dienen ten minste de inzameling door inzamelingsfaciliteiten, en de verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA te financieren. De lidstaten dienen de producenten aan te sporen om de volledige verantwoordelijkheid voor de inzameling van AEEA op te nemen, met name door de financiering van de inzameling van AEEA in de hele afvalketen met inbegrip van de particuliere huishoudens, teneinde ervoor te zorgen dat gescheiden ingezamelde AEEA niet op onjuiste wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd, dat uniforme concurrentievoorwaarden tot stand worden gebracht via een harmonisatie van de producentenfinanciering in de hele Unie, en dat de kosten voor de inzameling van deze afvalstoffen - overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt - worden verlegd van de belastingbetaler in het algemeen naar de consument van EEA. Een optimale toepassing van het beginsel producentenverantwoordelijkheid vereist dat elke producent verantwoordelijk is voor de financiering van het beheer van het afval van zijn eigen producten. De producent dient te kunnen kiezen om hetzij individueel hetzij via een collectieve regeling aan die verplichtingen te voldoen. Elke producent die een product in de handel brengt, dient een financiële waarborg te stellen, zodat de kosten voor het beheer van AEEA van weesproducten niet ten laste van de samenleving of van andere producenten kunnen komen. De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de historische voorraad dient te berusten bij de gezamenlijke producenten door middel van collectieve financieringssystemen, en alle producenten die op de markt opereren op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, dienen proportioneel in deze systemen bij te dragen. De collectieve systemen mogen niet zodanig zijn dat zij fabrikanten van gespecialiseerde producten, kleine producenten, importeurs of nieuwkomers uitsluiten. |
(19) Gebruikers van EEA in particuliere huishoudens dienen de mogelijkheid te hebben hun AEEA ten minste kosteloos in te leveren. De producenten dienen derhalve de inzameling door inzamelingsfaciliteiten, en de verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA te financieren. De lidstaten dienen alle betrokkenen bij de omgang met AEEA ertoe aan te sporen tot de verwezenlijking van de doelstelling van deze richtlijn bij te dragen, teneinde ervoor te zorgen dat gescheiden ingezamelde AEEA niet op onjuiste wijze wordt verwerkt of illegaal wordt geëxporteerd. Opdat de kosten voor de inzameling van deze afvalstoffen – overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt – worden verlegd van de belastingbetaler in het algemeen naar de consument van EEA, dienen de lidstaten de producenten aan te sporen om alle ingezamelde AEEA te verwerken. De consumenten hebben de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat EEA aan het einde van haar levensduur naar inzamelingsfaciliteiten wordt gebracht, opdat zij volgens de voorschriften kan worden verwerkt. Een optimale toepassing van het beginsel producentenverantwoordelijkheid vereist dat elke producent verantwoordelijk is voor de financiering van het beheer van het afval van zijn eigen producten. De producent dient te kunnen kiezen om hetzij individueel hetzij via een collectieve regeling aan die verplichtingen te voldoen. Elke producent die een product in de handel brengt, dient een financiële waarborg te stellen, zodat de kosten voor het beheer van AEEA van weesproducten niet ten laste van de samenleving of van andere producenten kunnen komen. De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de historische voorraad dient te berusten bij de gezamenlijke producenten door middel van collectieve financieringssystemen, en alle producenten die op de markt opereren op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, dienen proportioneel in deze systemen bij te dragen. De collectieve systemen mogen niet zodanig zijn dat zij fabrikanten van gespecialiseerde producten, kleine producenten, importeurs of nieuwkomers uitsluiten. Voor apparatuur met een lange levenscyclus die voor het eerst onder de richtlijn valt, bijvoorbeeld fotovoltaïsche panelen, moeten bestaande structuren voor inzameling en nuttige toepassing zo goed mogelijk kunnen worden gebruikt, mits met deze richtlijn aan de juiste voorschriften wordt voldaan. Met name mogen geen belemmeringen worden opgeworpen voor systemen die worden geëxploiteerd in de hele Unie, omdat met die systemen immers de doelstellingen van de interne markt worden gediend. |
Motivering | |
Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. Bestaande en beproefde infrastructuren moeten de inzameling van AEEA voor hun rekening blijven nemen. De financiering vanaf de voordeur heeft geen weerslag op de vormgeving van de apparatuur of andere voordelen voor het milieu en een verschuiving van de lasten waarborgt geen hoger inzamelingspercentage. Ook de verantwoordelijkheid van de consumenten om bij te dragen tot een verwerking van afgedankte apparatuur volgens de voorschriften moet in aanmerking worden genomen. | |
Amendement 10 Standpunt van de Raad Overweging 20 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(20) Producenten dienen de mogelijkheid te hebben om bij de verkoop van nieuwe producten, op vrijwillige basis, de kopers de kosten van milieuvriendelijke inzameling, verwerking en verwijdering van AEEA te tonen. Dit is in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid, met name met betrekking tot verstandiger consumeren en groene overheidsopdrachten. |
Schrappen |
Motivering | |
De door de inzameling en verwerking ontstane kosten moeten in de prijs van het product worden verdisconteerd, opdat een stimulans voor het drukken van deze kosten wordt geboden. Forfaitaire kosten geven noch een juist beeld van de daadwerkelijke kosten aan het einde van de levenstijd van een product noch van de milieubelasting ervan. De consument ontvangt in dat geval geen informatie over de recycleerbaarheid en de daadwerkelijke kosten van de verwerking. | |
Amendement 11 Standpunt van de Raad Overweging 25 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(25) Gegevens over het gewicht van EEA die in de Unie in de handel worden gebracht en over het niveau van inzameling, voorbereiding voor hergebruik, met inbegrip van, voor zover mogelijk, voorbereiding voor hergebruik van complete apparaten, nuttige toepassing of recycling en uitvoer van overeenkomstig deze richtlijn ingezamelde AEEA zijn noodzakelijk om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te kunnen meten. Voor het berekenen van de inzamelingsniveaus dient er een gemeenschappelijke methode voor het berekenen van het gewicht van EEA te worden ontwikkeld, teneinde onder meer te verduidelijken dat dat begrip het werkelijke gewicht van de hele apparatuur omvat in de vorm waarin zij verhandeld wordt, inclusief alle onderdelen, subeenheden, hulpstukken en verbruiksmaterialen, doch exclusief verpakking, batterijen, gebruiksaanwijzingen en handleidingen. |
(25) Gegevens over het gewicht van EEA die in de Unie in de handel worden gebracht en over het niveau van inzameling, voorbereiding voor hergebruik, met inbegrip van, voor zover mogelijk, voorbereiding voor hergebruik van complete apparaten, nuttige toepassing of recycling en uitvoer van overeenkomstig deze richtlijn ingezamelde AEEA zijn noodzakelijk om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te kunnen meten. Voor het berekenen van de inzamelingsniveaus dient er een gemeenschappelijke methode voor het berekenen van het gewicht van EEA te worden ontwikkeld, waarbij onder meer moet worden onderzocht of dat begrip het werkelijke gewicht van de hele apparatuur omvat in de vorm waarin zij verhandeld wordt, inclusief alle onderdelen, subeenheden, hulpstukken en verbruiksmaterialen, doch exclusief verpakking, batterijen, gebruiksaanwijzingen en handleidingen. |
Amendement 12 Standpunt van de Raad Overweging 27 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(27) De lidstaten dienen te zorgen voor een adequate informatie-uitwisseling opdat deze richtlijn met volledige inachtneming van de voorschriften van de interne markt, met name wat betreft het voorkómen van een opeenstapeling van voorschriften voor de producenten, ten uitvoer kan worden gelegd. |
(27) Om de huidige belemmeringen voor de goede werking van de interne markt terug te dringen, moeten de administratieve lasten worden verlicht door de procedures voor registratie en rapportering te harmoniseren en het betalen van meerdere vergoedingen voor meerdere registraties in de afzonderlijke lidstaten te voorkomen. Vooral mag niet langer de eis worden gesteld dat een producent om in een lidstaat EEA op de markt te mogen brengen, in de desbetreffende lidstaat gevestigd moet zijn. De benoeming van een in die lidstaat gevestigde plaatselijke juridische vertegenwoordiger dient daartoe te volstaan. |
Motivering | |
De ervaring met de vigerende AEEA-richtlijn heeft uitgewezen dat uiteenlopende voorwaarden inzake registratie en rapportage in de 27 lidstaten tot een zware administratieve last en onverwachte kosten hebben geleid. Volgens een effectbeoordeling kunnen administratieve kosten ten bedrage van 66 miljoen euro per jaar worden vermeden. Derhalve moeten de harmonisatie van de registratie en de rapportage, alsmede de interoperabiliteit van de nationale registers worden bevorderd met het oog op de werking van de interne markt. Herstel van het standpunt van het Parlement. | |
Amendement 13 Standpunt van de Raad Overweging 28 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
(28) Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen, teneinde de bijlagen IV, VII, VIII en IX aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen en regels aan te nemen ter aanvulling van de bij deze richtlijn vastgestelde regels betreffende de technische voorschriften voor inzameling en de gelijkwaardigheid van afvalverwerking bij overbrenging uit de Unie. Het is van groot belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg voert, mede op deskundigenniveau. Wanneer de Commissie gedelegeerde handelingen voorbereidt en opstelt, moet zij zorgen voor een gelijktijdige, tijdige en aangepaste toezending van de betreffende documenten aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(28) Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen, teneinde overgangsregelingen aan te nemen voor inzamelingsniveaus en voor de methode ter bepaling van het volume van het ontstane afval in gewicht, teneinde regels aan te nemen ter aanvulling van de bij deze richtlijn vastgestelde regels betreffende de technische voorschriften voor inzameling en de gelijkwaardigheid van afvalverwerking bij overbrenging uit de Unie, voor de minimumvereisten en de methode voor de berekening van de garantiebedragen, voor de definitie van "heel kleine AEEA" en van "micro-ondernemingen die op een zeer klein oppervlak werkzaam zijn", teneinde de bijlagen IV, VII, VIII en IX aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen en teneinde nadere bepalingen voor inspectie en toezicht aan te nemen. Het is van groot belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg voert, mede op deskundigenniveau. Wanneer de Commissie gedelegeerde handelingen voorbereidt en opstelt, moet zij zorgen voor gelijktijdige, tijdige en passende toezending van de relevante documenten aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
Motivering | |
Hier worden alle gedelegeerde handelingen opgevoerd die in de richtlijn worden vastgelegd. Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. | |
Amendement 14 Standpunt van de Raad Artikel 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), ter beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan. |
Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), ter beperking van de negatieve gevolgen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan, overeenkomstig de artikelen 1 en 4 van Richtlijn 2008/98/EG. De richtlijn vraagt alle bij de levenscyclus van een product betrokken marktdeelnemers hun milieunormen te verbeteren, waardoor zij bijdragen aan een duurzame productie en nuttige toepassing. |
Motivering | |
De verwijzing naar de beginselen van de kaderrichtlijn afvalstoffen (doelstelling van afvalpreventie en afvalhiërarchie) is alleen in overweging 6 opgenomen. Aangezien in de oorspronkelijke AEEA-richtlijn de nadruk wordt gelegd op de verbetering van de milieuprestaties van alle betrokkenen, moet dit uitdrukkelijk behouden blijven. In de AEEA-richtlijn van 2003 is een verbetering van de milieunormen van alle bij de EEA en AEEA betrokken marktdeelnemers gepland in een benadering die de gehele levenscyclus betreft. Dit aspect moet worden gehandhaafd en mag derhalve niet uit artikel 1 worden geschrapt. | |
Amendement 15 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Deze richtlijn is als volgt van toepassing op elektrische en elektronische apparatuur (EEA): |
Deze richtlijn, behoudens lid 3, is van toepassing op alle EEA. |
(a) vanaf …* tot …** (overgangsperiode) op EEA die onder de in bijlage I genoemde categorieën valt. Bijlage II bevat een indicatieve lijst van EEA die onder de in bijlage A genoemde categorieën vallen. |
|
(b) vanaf …*** op EEA die onder de in bijlage III genoemde categorieën valt. Bijlage IV bevat een indicatieve lijst van EEA die onder de in bijlage III genoemde categorieën vallen. |
|
________ |
|
* PB: gelieve datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
** PB: gelieve datum zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
*** PB: gelieve datum zes jaar en één dag na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
Motivering | |
Een zogenaamd "open" toepassingsgebied leidt tot meer rechtszekerheid, een fundamenteel doel van de herziening van de richtlijn, aangezien in beginsel alle EEA hieronder valt. De indeling in afzonderlijke categorieën leidde tot zeer uiteenlopende interpretaties in de lidstaten, hetgeen voorkomen moet worden. Bovendien kan zo rekening worden gehouden met nieuwe producten, zonder dat daarvoor een herziening van de richtlijn nodig is. | |
Amendement 16 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – inleidende formule | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
3. Gedurende de in lid 1, onder a), vermelde overgangsperiode is deze richtlijn niet van toepassing op de hierna genoemde EEA: |
3. Deze richtlijn is niet van toepassing op de hierna genoemde EEA: |
Motivering | |
In aansluiting op het amendement op artikel 2, lid 1, is het noodzakelijk dat de wetgever met het open toepassingsgebied ook meteen de uitzonderingen bepaalt. | |
Amendement 17 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c bis) apparatuur die is ontworpen om de ruimte ingestuurd te worden; |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 4). | |
Amendement 18 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c ter (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c ter) grote, niet-verplaatsbare industriële installaties; |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 4). | |
Amendement 19 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c quater (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c quater) grote, vaste installaties, met uitzondering van lichtgevende onderdelen en fotovoltaïsche modules; |
Motivering | |
Het is belangrijk dat grote, vaste installaties niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, maar voor bepaalde onderdelen van deze installaties ligt dat anders. Dat geldt met name voor lichtgevende en fotovoltaïsche modules, die immers los van de installatie verkocht kunnen worden en waarvan de producent niet altijd weet wat het eindgebruik zal zijn. | |
Amendement 20 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c quinquies (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c quinquies) vervoermiddelen voor personen of goederen, uitgezonderd elektrische voertuigen op twee wielen waarvoor geen typegoedkeuring is verleend; |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 4). | |
Amendement 21 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c sexies (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c sexies) niet voor de weg bestemde mobiele machines die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik ter beschikking zijn gesteld; |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 4). | |
Amendement 22 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c septies (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c septies) apparatuur die speciaal is ontworpen uitsluitend voor doeleinden van onderzoek en ontwikkeling en die alleen door een bedrijf aan een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld; |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 4). | |
Amendement 23 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 3 – letter c octies (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(c octies) medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, wanneer deze hulpmiddelen naar verwachting vóór het einde van hun levensduur infectieus zijn, en actieve implanteerbare medische hulpmiddelen. |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 4). | |
Amendement 24 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 4 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Behalve op de in lid 3 vermelde apparatuur is deze richtlijn vanaf … * niet van toepassing op de hierna genoemde EEA: |
Schrappen |
(a) apparatuur die is ontworpen om de ruimte ingestuurd te worden; |
|
(b) grote, niet-verplaatsbare industriële installaties; |
|
(c) grote, vaste installaties; |
|
(d) vervoermiddelen voor personen of goederen, uitgezonderd elektrische voertuigen op twee wielen waarvoor geen typegoedkeuring is verleend; |
|
(e) niet voor de weg bestemde mobiele machines die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik ter beschikking zijn gesteld; |
|
(f) apparatuur die speciaal is ontworpen uitsluitend voor doeleinden van onderzoek en ontwikkeling en die alleen door een bedrijf aan een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld; |
|
(g) medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, wanneer deze hulpmiddelen naar verwachting vóór het einde van hun levensduur infectieus zijn, en actieve implanteerbare medische hulpmiddelen. |
|
________ |
|
* PB: gelieve datum zes jaar en één dag na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
Motivering | |
Vanwege het open toepassingsgebied van de richtlijn is het noodzakelijk dat de wetgever met het open toepassingsgebied ook meteen een lijst van uitzonderingen bepaalt. Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar slechts om een wijziging van de volgorde (zie ook het amendement op artikel 2, lid 3). | |
Amendement 25 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 5 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Uiterlijk …* beziet de Commissie het toepassingsgebied van deze richtlijn, dat is vastgelegd in punt b) van lid 1, met inbegrip van de parameters voor het maken van het onderscheid tussen grote en kleine apparatuur in bijlage III, opnieuw, en brengt zij dienaangaande verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Dit verslag is, indien nodig, vergezeld van een wetgevingsvoorstel. |
Uiterlijk ...* en daarna om de vijf jaar beziet de Commissie het toepassingsgebied van deze richtlijn en brengt zij dienaangaande verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Dit verslag is, indien nodig, vergezeld van een wetgevingsvoorstel. |
________ |
_______ |
* PB: gelieve datum drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
*5 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. | |
Amendement 26 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – letter d | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
d) "niet voor de weg bestemde mobiele machine": een machine met een interne krachtbron, waarvan de bediening ofwel mobiliteit vereist, ofwel permanente of semi-permanente beweging tussen een reeks vaste werklocaties tijdens het werk; |
d) "niet voor de weg bestemde mobiele machine": een machine waarvan de bediening tijdens het werk ofwel mobiliteit vereist, ofwel permanente of semi-permanente beweging tussen een reeks vaste werklocaties, of een machine die zonder verplaatsing werkt, maar die kan zijn voorzien van middelen om haar gemakkelijker te verplaatsen van de ene plaats naar de andere; |
Motivering | |
Qua constructie gelijke machines die in hun opbouw en materiaal en functie identiek zijn en die uitsluitend verschillen in het feit of zij per kabel of met een interne krachtbron worden bediend, dienen niet verschillend te worden behandeld. Verder geldt voor bepaalde productieprocessen dat de bediening van de voor die processen ingezette machines afhankelijk van het proces mobiliteit vereist, omdat anders de productieketen niet of niet juist functioneert. Deze machines worden tijdens de bediening echter niet verplaatst. | |
Amendement 27 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – letter f | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
f) "producent": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten: |
f) "producent": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten: |
i) is gevestigd in een lidstaat en onder zijn eigen naam of merk EEA vervaardigt, of EEA laat ontwerpen of vervaardigen die hij onder zijn naam of merk op het grondgebied van die lidstaat verhandelt, |
i) is gevestigd in de Unie en onder zijn eigen naam of merk EEA vervaardigt, of EEA laat ontwerpen of vervaardigen die hij onder zijn naam of merk binnen de Unie verhandelt, |
ii) is gevestigd in een lidstaat en op het grondgebied van die lidstaat onder zijn eigen naam of handelsbenaming apparatuur weder verkoopt die door andere leveranciers is geproduceerd; hierbij wordt de wederverkoper niet als "producent" aangemerkt wanneer het merk van de producent overeenkomstig punt i) op het apparaat zichtbaar is, |
ii) is gevestigd in de Unie en op het grondgebied van de Unie onder zijn eigen naam of handelsbenaming apparatuur weder verkoopt die door andere leveranciers is geproduceerd; hierbij wordt de wederverkoper niet als "producent" aangemerkt wanneer het merk van de producent overeenkomstig punt i) op het apparaat zichtbaar is, |
iii) is gevestigd in een lidstaat en in die lidstaat beroepsmatig EEA apparatuur uit een derde land of een andere lidstaat in de handel brengt, of |
iii) is gevestigd in de Unie en in de Unie beroepsmatig EEA apparatuur uit een derde land in de handel brengt, of |
iv) via verkoop op afstand EEA rechtstreeks verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens in een lidstaat, en is gevestigd in een andere lidstaat of in een derde land. |
iv) via verkoop op afstand EEA rechtstreeks verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens in een lidstaat, en is gevestigd in een andere lidstaat of in een derde land. |
Motivering | |
Volgens de effectbeoordeling van de Commissie zijn kostenbesparingen ten bedrage van 66 miljoen euro per jaar mogelijk als wordt gekozen voor de Europese benadering. Verkoop op afstand vormt daarbij een belangrijk aspect en moet daarom nader onder de loep worden genomen. Daarbij is echter eveneens een Europese benadering noodzakelijk: producenten hoeven zich slechts een keer te laten registreren. In het amendement op artikel 17 wordt dit vastgelegd. Het Parlement roept ertoe op verkoop op afstand van EEA te vergemakkelijken (voltooiing van de interne markt op het gebied van e-handel (2010/2012(INI))). | |
Amendement 28 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – letter j | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
j) "op de markt aanbieden": het in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van een lidstaat; |
j) "op de markt aanbieden": het in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie; |
Motivering | |
Door in de definitie van "op de markt aanbieden" het nationale niveau als uitgangspunt te nemen worden grote bureaucratische belemmeringen opgeworpen, hetgeen zal leiden tot extra kosten en een ernstige verstoring van de goede werking van de interne markt. Volgens een effectbeoordeling van de Commissie zijn door vermindering van de bureaucratische rompslomp kostenbesparingen mogelijk van € 66 miljoen per jaar, als wordt gekozen voor de Europese benadering. | |
Amendement 29 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – letter k | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
k) "in de handel brengen": het voor het eerst beroepsmatig op de markt aanbieden van een product op het grondgebied van een lidstaat; |
k) "in de handel brengen": het voor het eerst beroepsmatig aanbieden van een product op de markt van de Unie; |
Motivering | |
Door in de definitie van "in de handel brengen" het nationale niveau als uitgangspunt te nemen worden grote bureaucratische belemmeringen opgeworpen, hetgeen zal leiden tot extra kosten en een ernstige verstoring van de goede werking van de interne markt. Volgens een effectbeoordeling van de Commissie zijn door vermindering van de bureaucratische rompslomp kostenbesparingen mogelijk van € 66 miljoen per jaar, als wordt gekozen voor de Europese benadering. | |
Amendement 30 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – punt 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
l) "afzondering": manuele, mechanische, chemische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat gevaarlijke stoffen, mengsels en onderdelen in een identificeerbare stroom of als identificeerbaar deel van een stroom zijn afgescheiden. Stoffen, mengsels of onderdelen zijn identificeerbaar als zij kunnen worden gemonitord om aan te tonen of zij worden verwerkt op een wijze die veilig is voor het milieu; |
l) "afzondering": manuele, mechanische, chemische of metallurgische behandeling waarbij aan het eind van het verwerkingsproces gevaarlijke stoffen, mengsels en onderdelen in een identificeerbare stroom of als identificeerbaar deel van een stroom zijn afgescheiden. Stoffen, mengsels of onderdelen zijn identificeerbaar als zij kunnen worden gemonitord om aan te tonen of zij worden verwerkt op een wijze die veilig is voor het milieu; |
Motivering | |
In de richtlijn dient niet te worden vastgelegd wanneer de stoffen enz. precies worden afgezonderd. Relevant is dat de stoffen afgezonderd worden en dat daarbij optimale milieuresultaten worden behaald. Sommige stoffen moeten afgescheiden worden als identificeerbaar deel van een stroom, hetgeen pas mogelijk is in een latere fase van het verwerkingsproces en nog niet aan het begin. De ontwikkeling van nieuwe technologieën zou met het noemen van het tijdstip waarop iets afgezonderd moet worden, in de weg worden gestaan. Daarom wordt het oorspronkelijke voorstel van de Commissie gesteund. | |
Amendement 31 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – letter o bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(o bis) "kleine apparaten": alle apparaten die in beginsel verplaatsbaar zijn en er in beginsel niet voor bestemd zijn gedurende hun gehele gebruiksperiode op de plaats van gebruik te blijven; |
Motivering | |
De definitie van "kleine apparaten" uit Bijlage IA van het standpunt van het Parlement in eerste lezing wordt hier opnieuw opgenomen. Deze definitie is nodig in verband met artikel 5, lid 1 en artikel 7, lid 6. | |
Amendement 32 Standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 – letter o ter (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(o ter) "grote apparaten": alle apparaten die in beginsel niet verplaatsbaar zijn of die in beginsel ervoor bestemd zijn gedurende hun gehele gebruiksperiode op de plaats van gebruik te blijven. |
Amendement 33 Standpunt van de Raad Artikel 4 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
De lidstaten stimuleren, onverminderd de Uniewetgeving inzake productontwerp, met inbegrip van Richtlijn 2009/125/EG, samenwerking tussen producenten en recycleerders, en maatregelen ter bevordering van ontwerp en productie van EEA, met name met oog voor het vergemakkelijken van het hergebruik, de ontmanteling en de nuttige toepassing van AEEA en de onderdelen en materialen daarvan. In deze context nemen de lidstaten passende maatregelen opdat specifieke designelementen of productieprocessen van de producenten het hergebruik van AEEA niet in de weg staan, tenzij de voordelen daarvan zwaarder wegen, bij voorbeeld in verband met milieubescherming of milieu-eisen. |
De lidstaten stimuleren, onverminderd de Uniewetgeving inzake productontwerp, met inbegrip van Richtlijn 2009/125/EG, samenwerking tussen producenten en recycleerders, en maatregelen ter bevordering van ontwerp en productie van EEA, met name met oog voor het vergemakkelijken van het hergebruik, de ontmanteling en de nuttige toepassing van AEEA en de onderdelen en materialen daarvan. Deze maatregelen mogen geen belemmering vormen voor de goede werking van de interne markt. In deze context nemen de lidstaten passende maatregelen opdat specifieke designelementen of productieprocessen van de producenten het hergebruik van AEEA niet in de weg staan, tenzij de voordelen daarvan zwaarder wegen, bij voorbeeld in verband met milieubescherming of milieu-eisen. Eisen inzake ecologisch ontwerp gericht op het vergemakkelijken van het hergebruik, de ontmanteling en de nuttige toepassing van AEEA en de beperking van de emissie van gevaarlijke stoffen moeten uiterlijk op 31 december 2014 worden ingesteld in het kader van de uitvoeringsmaatregelen die worden aangenomen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG. |
Motivering | |
Het opleggen van vereisten ten aanzien van de milieuvriendelijkheid van energieverbruikende producten beïnvloedt niet alleen het energieverbruik van een product, maar maakt tevens hergebruik, ontmanteling en nuttige toepassing gemakkelijker. Als al in het ontwerpproces rekening wordt gehouden met recycling, kan recycling op grotere schaal en beter plaatsvinden. Een eenvoudige demontage, een verbeterde recycleerbaarheid, de vermindering van gevaarlijke emissie en de terugwinning van secundaire grondstoffen moet daarmee worden gestimuleerd. Herstelt het standpunt van het Parlement in eerste lezing. | |
Amendement 34 Standpunt van de Raad Artikel 5 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De lidstaten nemen passende maatregelen om de verwijdering van AEEA in de vorm van ongesorteerd stedelijk afval tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken, met name, en bij voorrang, voor warmte- of koude-uitwisselende apparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor kwikhoudende fluorescentielampen. |
1. Om een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA en een correcte verwerking van alle soorten AEEA te bereiken, met name, en bij voorrang, voor warmte- of koude-uitwisselende apparatuur die ozonafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen bevat, voor kwikhoudende lampen, voor fotovoltaïsche panelen en kleine apparaten, waaronder kleine IT- en telecommunicatieapparaten, zorgen de lidstaten ervoor dat alle AEEA gescheiden wordt ingezameld en niet wordt samengevoegd met grofvuil of ongesorteerd huishoudelijk afval. |
Motivering | |
Alle AEEA moet gescheiden worden ingezameld. Het behalen van een hoog niveau alleen is onvoldoende. Niet alleen koel- en diepvriesapparatuur, maar ook alle kwikhoudende lampen, alsmede fotovoltaïsche panelen en kleine apparaten dienen met voorrang te worden ingezameld. De laatste bevatten vaak gevaarlijke stoffen, maar ook waardevolle secundaire grondstoffen, en komen ondanks het feit dat dat niet mag vaak in het huishoudelijk afval terecht. Ook fotovoltaïsche panelen moeten bij voorkeur gescheiden worden ingezameld, omdat die eveneens vaak gevaarlijke stoffen en waardevolle secundaire grondstoffen bevatten. | |
Amendement 35 Standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 2 – alinea 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Daartoe kunnen de lidstaten voorschrijven dat inzamelingssystemen of -faciliteiten, naar gelang van het geval, het mogelijk maken dat AEEA die moet worden voorbereid voor hergebruik uit gescheiden ingezamelde AEEA, in de inzamelpunten wordt gescheiden. |
Om tot maximaal hergebruik van complete apparatuur te komen, zorgen de lidstaten er tevens voor dat de inzamelingssystemen het mogelijk maken dat voorafgaand aan elke volgende overbrenging AEEA die moet worden voorbereid voor hergebruik uit gescheiden ingezamelde AEEA, in de inzamelpunten wordt gescheiden. |
Motivering | |
De gescheiden inzameling van herbruikbare apparaten is nodig om ervoor te zorgen dat de afvalhiërarchie ook in deze bijzondere richtlijn van toepassing kan zijn. Dit hangt samen met de streefcijfers voor hergebruik als bedoeld in artikel 11. Alleen als de herbruikbare apparaten in de vroegst mogelijke fase verplicht worden gescheiden van de overige afgedankte apparatuur, is een zinvol hergebruik mogelijk. | |
Amendement 36 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Onverminderd artikel 5, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat de producenten of in hun naam handelende derden een minimum-inzamelingspercentage halen dat wordt bepaald op basis van het totale gewicht van de AEEA die in de loop van een gegeven jaar overeenkomstig de artikelen 5 en 6 in de betreffende lidstaat is ingezameld, uitgedrukt als percentage van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in die lidstaat in de handel is gebracht. Er moet jaarlijks een minimum-inzamelingspercentage worden gehaald dat van 45% in het rapportagejaar …* naar 65% in het rapportagejaar …** zal evolueren. Tot … blijft er een percentage voor gescheiden inzameling gelden van gemiddeld ten minste vier kilogram AEEA van particuliere huishoudens per inwoner per jaar. |
1. Onverminderd artikel 5, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat tegen 2016 minimaal 85% van de AEEA die op hun grondgebied wordt gegenereerd, wordt ingezameld. |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat zij tegen …* minimaal vier kg AEEA per hoofd inzamelen. Indien zij in 2010 een groter gewicht hebben ingezameld, zorgen zij voor inzameling van minimaal dat gewicht. |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat het volume AEEA dat wordt ingezameld, gedurende de periode ...**-2016 geleidelijk toeneemt. |
|
De lidstaten mogen ambitieuzere afzonderlijke inzamelingsstreefcijfers vastleggen en melden dat in voorkomend geval aan de Commissie. |
|
De inzamelingsstreefcijfers moeten jaarlijks worden gehaald. |
|
De lidstaten leggen uiterlijk …** verbeterde inzamelingsplannen voor aan de Commissie. |
_______ |
_______ |
* PB: gelieve jaar vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
* Datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
** PB: gelieve jaar acht jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
** 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
*** PB: gelieve datum in te vullen: 1 januari van het jaar vier jaar na het jaar van inwerkingtreding van deze richtlijn. |
|
Motivering | |
Manufacturers cannot be made responsible for efforts to achieve the collection rate targets, since they have no influence on other actors who collect WEEE. A manufacturer is not a legal person who can meet an overall collection rate target. The Member States are being encouraged to clamp down on illegal shipments. The collection rate should be established on the basis of the amount of waste arising, and not on the basis of the irrelevant factor of the number of new appliances. Due account is taken of the differing life cycles of products in the Member States. The directive thus takes account of non-saturated markets and appliances with a long life cycle (photovoltaic modules). | |
Amendement 37 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
2. Teneinde vast te stellen of het minimale inzamelingspercentage is bereikt, zorgen de lidstaten ervoor dat de informatie over de AEEA die gescheiden is ingezameld overeenkomstig artikel 5, aan hen ter beschikking wordt gesteld. |
2. Teneinde vast te stellen of het minimale inzamelingspercentage is bereikt, zorgen de lidstaten ervoor dat de relevante marktspelers jaarlijks kosteloos voor de lidstaten, en overeenkomstig artikel 16, informatie meedelen over AEEA die |
|
– door om het even welke marktspeler is voorbereid voor hergebruik, of verzonden naar verwerkingsinstallaties, |
|
– overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), bij inzamelingsinrichtingen is ingeleverd, |
|
– overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), bij distributeurs is ingeleverd, |
|
– door producenten of derden die in hun naam handelen, gescheiden is ingezameld, of |
|
– op andere wijze gescheiden is ingezameld. |
Motivering | |
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het halen van het inzamelingsstreefcijfer en moeten de ingezamelde hoeveelheid AEEA overeenkomstig artikel 16, lid 5, melden. Derhalve is het belangrijk dat alle afzonderlijk ingezamelde hoeveelheden aan de lidstaten worden gemeld. Hier moet worden verduidelijkt dat verslag moet worden gedaan van totale hoeveelheden en er bijvoorbeeld ook rekening dient te worden gehouden met de hoeveelheden die rechtstreeks naar de verwerkingsinstallaties worden gebracht. | |
Amendement 38 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 3 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
3. Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië en Slowakije kunnen wegens hun tekort aan noodzakelijke infrastructuur en hun lage niveau van EEA-verbruik, ertoe besluiten: |
Schrappen |
a) uiterlijk …* een inzamelingspercentage te halen van AEEA te bereiken van minder dan 45%, maar hoger dan 40%, van de gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in die lidstaat in de handel is gebracht, en |
|
b) tegelijkertijd het bereiken van het in lid 1 vermelde inzamelingspercentage uit te stellen tot een zelf te bepalen datum, doch uiterlijk tot …** |
|
_______ |
|
* PB: gelieve datum vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
** PB: gelieve datum tien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
Motivering | |
De berekeningsmethode van het Parlement, die het gegenereerde afval als maatstaf heeft, brengt met zich mee dat de noodzaak van nationale uitzonderingen vervalt. De reden hiervan is dat de daadwerkelijke hoeveelheid afval die in de lidstaten gegenereerd wordt beslissend is en dat de levenscyclus van producten, die per lidstaat verschillend kan zijn, daarin al is verdisconteerd. | |
Amendement 39 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 4 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
4. Door middel van uitvoeringshandelingen kan de Commissie verdere overgangsregelingen instellen om problemen aan te pakken die ingevolge specifieke nationale omstandigheden in een lidstaat ontstaan bij de naleving van de in lid 1 vermelde voorschriften. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 21, lid 2. |
4. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen houdende vaststelling van overgangsregelingen voor de periode tot 31 december 2015 om problemen van lidstaten aan te pakken die ten gevolge van specifieke nationale omstandigheden ontstaan bij de naleving van de in lid 1 vastgelegde percentages. |
Motivering | |
Voor de overgangsperiode totdat de nieuwe grondslag "gegenereerde AEEA" van toepassing wordt, dienen er uitzonderingen op het inzamelingspercentage mogelijk te zijn. Dit is bij wijze van uitzondering toegestaan, omdat met name de nieuwe lidstaten op grond van bijzondere nationale omstandigheden moeite kunnen hebben de 4 kg te halen. Omdat de onderliggende handeling door deze overgangsregelingen wordt gewijzigd, moet gebruik worden gemaakt van gedelegeerde handelingen. | |
Amendement 40 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 5 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
5. Ter waarborging van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel stelt de Commissie, door middel van uitvoeringshandelingen, een gemeenschappelijke methodiek vast voor de berekening van het totale gewicht van de in een lidstaat in de nationale handel gebrachte EEA. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 21, lid 2. |
5. De Commissie stelt uiterlijk 31 december 2012 overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de vastlegging van een gemeenschappelijke methodiek om het volume AEEA in gewicht te bepalen dat in elke lidstaat wordt gegenereerd. Deze methodiek omvat nadere regels voor de toepassing en berekeningsmethoden voor toezicht op het voldoen aan de in lid 1 gestelde inzamelingspercentages. |
Motivering | |
De berekeningsmethode is van groot belang voor het inzamelingsstreefcijfer en vult derhalve de daaraan ten grondslag liggende handeling aan. Bijgevolg dient te worden gekozen voor gedelegeerde handelingen. | |
Amendement 41 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 6 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
6. Op basis van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, herbezien het Europees Parlement en de Raad uiterlijk …* het in lid 1 vermelde inzamelingspercentage van 45% en de in lid 1 vermelde termijn daarvoor, onder meer met het oog op de eventuele vaststelling van afzonderlijke inzamelingspercentages voor een of meer van de in bijlage III vermelde categorieën, met name voor warmte- of koude-uitwisselende apparatuur en voor kwikhoudende lampen. |
6. Op basis van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, herbezien het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 31 december 2012 het in lid 1 vermelde inzamelingspercentage en de in lid 1 vermelde termijnen, onder meer met het oog op de vaststelling van afzonderlijke inzamelingspercentages voor een of meer van de in bijlage III vermelde categorieën, met name voor fotovoltaïsche panelen, warmte- of koude-uitwisselende apparatuur, lampen, waaronder gloeilampen, en kleine apparaten, waaronder kleine IT- en telecommunicatieapparaten. |
_________ |
|
* PB: gelieve datum drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
Motivering | |
Fotovoltaïsche panelen zijn een bijzondere categorie EEA. Ze zijn volledig anders dan andere grote apparaten. Voor recycling op de juiste manier is dan ook een afzonderlijke inzamelingsregeling nodig. Om die reden is het passend de Commissie de opdracht te geven een afzonderlijk streefcijfer vast te stellen voor fotovoltaïsche panelen en ze niet onder het algemene inzamelingsstreefcijfer te laten vallen. (Nieuw amendement naar aanleiding van het feit dat de Raad het toepassingsgebied heeft uitgebreid tot fotovoltaïsche panelen.) | |
Amendement 42 Standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 7 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
7. Op basis van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, herbezien het Europees Parlement en de Raad uiterlijk …* het inzamelingspercentage van 65% en de in lid 1 vermelde termijn daarvoor, met het oog op de eventuele vaststelling van afzonderlijke inzamelingspercentages voor een of meer van de in bijlage III vermelde categorieën. |
Schrappen |
_______ |
|
* PB: gelieve datum zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
Motivering | |
Het herbezien van het inzamelingspercentage en de termijnen en van afzonderlijke inzamelingspercentages is al voorzien in het amendement op artikel 7, lid 6. | |
Amendement 43 Standpunt van de Raad Artikel 8 – lid 3 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten of in hun naam handelende derden systemen invoeren voor de nuttige toepassing van AEEA, in desbetreffend geval met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken. De producenten kunnen deze systemen individueel of collectief invoeren. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar inzamelings- of verwerkingshandelingen worden verricht, de AEEA opslaan en verwerken volgens de technische voorschriften van bijlage VIII. |
3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten of in hun naam handelende derden systemen invoeren voor de nuttige toepassing van AEEA met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken. De producenten kunnen deze systemen individueel of collectief invoeren. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar inzamelings- of verwerkingshandelingen worden verricht, de AEEA opslaan en verwerken volgens de technische voorschriften van bijlage VIII. |
Motivering | |
De beste beschikbare technieken zijn in alle gevallen relevant en moeten ondersteund worden om tot een verbeterde recycling te komen en stimulansen te creëren voor innovatie op het gebied van inzameling en verwerking. Bovendien zou de restrictieve bepaling in de tekst van de Raad op grond van de uiteenlopende kosten kunnen leiden tot een verstoring van de concurrentie binnen de Unie. | |
Amendement 44 Standpunt van de Raad Artikel 8 – lid 4 – alinea 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
4. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij bijlage VII gewijzigd wordt om andere verwerkingstechnieken die ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu bieden, in te voeren en, indien nodig, vast te stellen in welke fase van de behandeling stoffen, mengsels en onderdelen moeten worden afgezonderd. |
4. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij bijlage VII gewijzigd wordt om andere verwerkingstechnieken die ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu bieden, in te voeren. |
Motivering | |
Specificatie van het tijdstip waarop het verwijderen van stoffen enz. dient plaats te vinden is niet op zijn plaats, aangezien daardoor technische innovatie belemmerd zou worden. Relevant is dat de in bijlage III genoemde stoffen afgezonderd worden en dat daarbij optimale milieuresultaten worden behaald. Het noemen van het tijdstip waarop iets verwijderd moet worden, zou aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de weg staan. Daarom wordt het oorspronkelijke voorstel van de Commissie gesteund. | |
Amendement 45 Standpunt van de Raad Artikel 8 – lid 4 – alinea 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
De Commissie beoordeelt met voorrang of de formuleringen van de punten betreffende printplaten van mobiele telefoons en LCD-schermen moeten worden gewijzigd. |
De Commissie beoordeelt met voorrang of de formuleringen van de punten betreffende printplaten van mobiele telefoons en LCD-schermen moeten worden gewijzigd. De Commissie beoordeelt of bijlage VII moet worden gewijzigd ten aanzien van relevante nanomaterialen. |
Motivering | |
In elektrische en elektronische apparatuur wordt steeds vaker gebruik gemaakt van nanomaterialen. Waar veel toepassingen bij de verwerking waarschijnlijk geen problemen opleveren, kan dit anders zijn bij bepaalde nanomaterialen zoals koolstofnanobuizen, die mogelijkerwijs asbestachtige eigenschappen hebben, of nanozilver. Het is verstandiger te onderzoeken of er actie moet worden ondernomen dan de ogen voor mogelijke problemen te sluiten. Dat sluit ook aan bij het standpunt dat het EP in 2009 heeft ingenomen over de regelgevingsaspecten inzake nanomaterialen. (Herinvoering van amendement 102 uit de eerste lezing) | |
Amendement 46 Standpunt van de Raad Artikel 8 – lid 5 – alinea 3 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
De Commissie werkt uiterlijk op …* minimumnormen uit voor de verwerking, met inbegrip van nuttige toepassing, recycling en voorbereiding voor hergebruik, van AEEA op basis van artikel 27 van Richtlijn 2008/98/EG. |
Uiterlijk op...* verzoekt de Commissie de Europese normalisatie-instellingen normen te ontwikkelen en in te voeren voor de inzameling, de opslag, het vervoer, de verwerking, de recycling en de reparatie van AEEA, alsmede voor de voorbereiding voor hergebruik. Deze normen weerspiegelen de stand van de techniek. |
|
Een verwijzing naar de normen wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie opgenomen. |
|
De aanpak van de inzameling, de opslag, het vervoer, de verwerking, recycling en reparatie van AEEA, alsmede de voorbereiding voor hergebruik dient erop gericht te zijn grondstoffen te bewaren, en kostbare grondstoffen die zich in EEA bevinden te recyclen met het oog op een betere grondstoffenvoorziening in de Unie. |
_______ |
_______ |
* PB: gelieve datum zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
* 6 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
De Raad verwijst naar de kaderrichtlijn afvalstoffen en de oude comitéprocedures. De oude comitéprocedures zijn op grond van het Verdrag van Lissabon niet langer van toepassing. Ook de nieuwe procedures zijn niet zo flexibel als de ontwikkeling van normen door de normalisatieorganen, die de normen regelmatig kunnen toetsen en eventueel kunnen aanpassen aan de nieuwste technische ontwikkelingen. Die procedure gaat veel sneller. | |
Amendement 47 Standpunt van de Raad Artikel 10 – leden 1 en 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De verwerkingshandelingen mogen ook buiten de betrokken lidstaat of de Unie plaatsvinden, mits de overbrenging van de AEEA in overeenstemming is met de toepasselijke Uniewetgeving. |
1. De verwerkingshandelingen mogen ook buiten de betrokken lidstaat of de Unie plaatsvinden, mits de overbrenging van de AEEA in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is1. |
2. AEEA die buiten de Unie is uitgevoerd wordt bij de narekening of de in artikel 11 van deze richtlijn bedoelde verplichtingen en streefcijfers bereikt zijn, slechts meegeteld, indien de uitvoerder in overeenstemming met de toepasselijke Uniewetgeving kan aantonen dat de verwerking gebeurde in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn. |
2. AEEA die buiten de Unie is uitgevoerd wordt bij de narekening of de in artikel 11 van deze richtlijn bedoelde verplichtingen en streefcijfers bereikt zijn, slechts meegeteld, indien de uitvoerder in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Verordening (EG) nr. 1418/2007 kan aantonen dat de verwerking gebeurde in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn. |
_______ |
_______ |
1 Verordening (EG) nr. 1013/2006. Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is (PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6). |
1 PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6. |
Motivering | |
Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging, maar een verduidelijking van de bepaling. De tekst wordt uit de voetnoot gehaald en in het artikel zelf geplaatst. | |
Amendement 48 Standpunt van de Raad Artikel 10 – lid 3 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
3. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij gedetailleerde regels ter aanvulling van die van lid 2 van dit artikel worden vastgesteld, in het bijzonder criteria om te beoordelen of de omstandigheden stroken met de voorschriften van deze richtlijn. |
3. De Commissie stelt uiterlijk op …* overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast, waarbij gedetailleerde regels ter aanvulling van die van lid 2 van dit artikel worden vastgesteld, in het bijzonder criteria om te beoordelen of de omstandigheden stroken met de voorschriften van deze richtlijn. |
|
_______ |
|
* 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Voor de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen zijn bindende termijnen nodig teneinde voor de autoriteiten en het bedrijfsleven de nodige rechts- en uitvoeringszekerheid te creëren. Het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing wordt hersteld. | |
Amendement 49 Standpunt van de Raad Artikel 11 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Wat alle AEEA betreft die gescheiden is ingezameld overeenkomstig artikel 5 en die wordt overgebracht voor verwerking overeenkomstig de artikelen 8, 9 en 10, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten de in bijlage V vermelde minimale streefcijfers bereiken. |
1. Wat alle AEEA betreft die gescheiden is ingezameld en die wordt overgebracht voor verwerking overeenkomstig de artikelen 8, 9 en 10, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten vanaf …* de volgende minimale streefcijfers bereiken: |
|
a) van AEEA van de categorieën 1 en 4 van bijlage III, uitgezonderd fotovoltaïsche panelen: |
|
– wordt 85% nuttig toegepast, |
|
– wordt 75% gerecycleerd, en |
|
– wordt 5% voorbereid voor hergebruik; |
|
b) van AEEA van categorie 2 van bijlage III: |
|
– wordt 80% nuttig toegepast, |
|
– wordt 65% gerecycleerd, en |
|
– wordt 5% voorbereid voor hergebruik; |
|
c) van AEEA van categorie 3 van bijlage III, uitgezonderd fotovoltaïsche panelen: |
|
– wordt 75% nuttig toegepast, en |
|
– wordt 50% gerecycleerd; |
|
d) van AEEA van categorie 5 van bijlage III: |
|
– wordt 75% nuttig toegepast, |
|
– wordt 50% gerecycleerd, en |
|
– wordt 5% voorbereid voor hergebruik; |
|
e) van AEEA van categorie 6 van bijlage III: |
|
– wordt 85% nuttig toegepast, |
|
– wordt 75% gerecycleerd, en |
|
– wordt 5% voorbereid voor hergebruik; |
|
f) van gasontladingslampen wordt 80% gerecycleerd. |
|
g) van fotovoltaïsche panelen wordt 80% gerecycleerd. |
|
_______ |
|
* Datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
De percentages voor nuttige toepassing worden alleen verhoogd omdat daarin voor het eerst ook hergebruik wordt opgenomen. Derhalve moet het niveau van nuttige toepassing gelijktijdig nominaal worden verhoogd, wat ook strookt met het voorstel van de Commissie. De invoering van de afvalhiërarchie vergt een eigen hergebruikspercentage. De niveaus van nuttige toepassing moeten in de tekst van de richtlijn zelf en niet in de bijlage worden opgenomen. Alle gescheiden ingezamelde afgedankte apparatuur moet nuttig worden gebruikt. Om die reden wordt het standpunt in eerste lezing hersteld en wordt de verwijzing naar artikel 5 geschrapt. | |
Amendement 50 Standpunt van de Raad Artikel 2 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
2. Of de streefcijfers werden behaald wordt voor elke categorie berekend door het gewicht van de AEEA dat de inrichting voor nuttige toepassing of voor recycling/voorbereiding voor hergebruik binnenkomt, na passende verwerking overeenkomstig artikel 8, lid 2, wat nuttige toepassing of recycling betreft, te delen door het gewicht van alle gescheiden ingezamelde AEEA voor elke categorie, uitgedrukt als percentage. |
2. Of de streefcijfers werden behaald wordt berekend als percentage van het gewicht van de gescheiden ingezamelde AEEA die aan inrichtingen voor nuttige toepassing wordt toegeleverd en op doeltreffende wijze nuttig wordt toegepast, hergebruikt en gerecycleerd. |
Voorbereidende activiteiten, waaronder sorteren en opslag voorafgaand aan nuttige toepassing, tellen niet mee voor de verwezenlijking van deze streefcijfers. |
Voorbereidende activiteiten, waaronder sorteren, opslag en voorbehandeling voorafgaand aan nuttige toepassing, tellen niet mee voor de verwezenlijking van deze streefcijfers. |
Motivering | |
Alleen de handelingen met betrekking tot de uiteindelijke nuttige toepassing mogen meewegen bij deze berekening. Zo wordt een hogere recyclingefficiëntie bevorderd en de innovatie van technieken voor nuttige toepassing en recycling gestimuleerd. Ook de voorbehandeling mag niet meewegen bij de berekening van de streefcijfers voor nuttige toepassing. | |
Amendement 51 Standpunt van de Raad Artikel 4 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
4. De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of derden die in hun naam handelen, met het oog op de berekening van deze streefcijfers registers bijhouden van het gewicht aan AEEA en de onderdelen, materialen en stoffen ervan op het moment dat deze de inzamelingsinrichting verlaten (output), de verwerkingsinrichtingen binnenkomen (input) en verlaten (output) en op het moment dat deze de inrichting voor nuttige toepassing of recycling/ voorbereiding voor hergebruik binnenkomen (input). |
4. De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of derden die in hun naam handelen, met het oog op de berekening van deze streefcijfers registers bijhouden van het gewicht aan gebruikte EEA, AEEA en de onderdelen, materialen en stoffen ervan op het moment dat deze de inzamelingsinrichting verlaten (output), de verwerkingsinrichtingen binnenkomen (input) en verlaten (output) en op het moment dat deze de inrichting voor nuttige toepassing of recycling/ voorbereiding voor hergebruik binnenkomen (input) of deze verlaten (het totale outputpercentage). |
Motivering | |
Momenteel kunnen streefcijfers worden behaald door een sortering en voorbehandeling uit te voeren in een R 12-inrichting voor nuttige toepassing en vervolgens alle gesorteerde AEEA-delen naar een andere inrichting voor nuttige toepassing door te zenden voor daadwerkelijke handelingen van nuttige toepassing. Voor het behalen van de streefcijfers mag bij een inrichting voor nuttige toepassing van het type R 12 of R 13 niet alleen naar de input en output worden gekeken. Er moet gekeken worden naar de recycling en nuttige toepassing die in de inrichting voor definitieve nuttige toepassing worden bereikt. | |
Amendement 52 Standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
6. Op basis van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, herbezien het Europees Parlement en de Raad uiterlijk …* de in bijlage V, deel 3, vermelde streefcijfers inzake nuttige toepassing, alsmede de in lid 2 vermelde berekeningsmethode, teneinde te bestuderen of het haalbaar is de streefcijfers inzake nuttige toepassing te bepalen op grond van producten en materialen die voortkomen (output) uit de nuttige toepassing, recycling en voorbereiding voor hergebruik. |
Schrappen |
_______ |
|
* PB: gelieve datum zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen. |
|
Motivering | |
Op grond van het feit dat in artikel 11, lid 2 de percentages van nuttige toepassing aan de hand van de output moeten worden gemeten, is het niet meer nodig te bestuderen of het haalbaar is in de toekomst de streefcijfers op grond van de output te bepalen. Deze keuze is al in artikel 11, lid 2 gemaakt. | |
Amendement 53 Standpunt van de Raad Artikel 12 – lid 3 – alinea 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
3. Wat producten betreft die na 13 augustus 2005 in de handel worden gebracht, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen met het afval van zijn eigen producten. De producent kan voor de nakoming van deze verplichting kiezen tussen collectieve en individuele regelingen. |
3. Wat producten betreft die na 13 augustus 2005 in de handel worden gebracht, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen met het afval van zijn eigen producten. De producent kan voor de nakoming van deze verplichting kiezen tussen collectieve en individuele regelingen. Hij kan aan zijn verplichtingen voldoen via een van deze methoden of via een combinatie van beiden. In de collectieve regelingen worden voor producenten verschillende tarieven gehanteerd, afhankelijk van het gemak waarmee hun producten en de strategische materialen die zij bevatten kunnen worden gerecycleerd. |
Motivering | |
Producenten moeten over een zo groot mogelijke vrijheid beschikken om te kunnen beslissen hoe zij de met AEEA gemoeide handelingen willen financieren. Daarom moet het mogelijk zijn op individuele basis aan de verplichting te voldoen, of door deel te nemen aan een collectieve regeling, of door middel van een combinatie van beide methoden. Producenten zijn degenen die invloed kunnen uitoefenen op het ontwerp van producten, en daarom moeten zij er ook toe worden aangespoord hun producten zo vorm te geven dat ze gemakkelijker te recycleren zijn. | |
Amendement 54 Standpunt van de Raad Artikel 12 – lid 3 – alinea 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten, wanneer zij een product in de handel brengen, een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de AEEA zal worden gefinancierd, en dat zij hun producten duidelijk overeenkomstig artikel 15, lid 2, markeren. Doel van deze waarborg is te zorgen voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor dit product. Hij kan de vorm hebben van een recyclingverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van AEEA. |
De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten, wanneer zij een product in de handel brengen, een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de AEEA zal worden gefinancierd, en dat zij hun producten duidelijk overeenkomstig artikel 15, lid 2, markeren. Doel van deze waarborg is te zorgen voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor dit product. Hij kan de vorm hebben van een recyclingverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van AEEA. De financiële waarborg met betrekking tot afgedankte producten wordt zodanig berekend dat de internalisering van de werkelijke kosten aan het einde van de levensduur van een product van een producent gegarandeerd is, rekening houdend met de in artikel 8, lid 5 bedoelde normen voor verwerking en recycling. |
Motivering | |
Bij de berekening van de financiële garantie die de producenten voor de financiering van de kosten bij het einde van de levensduur van hun producten overeenkomstig artikel 12 moeten stellen, moet rekening worden gehouden met normen voor verwerking en recycling. Bovendien moet internalisering van externe kosten plaatsvinden om de verantwoordelijkheid zo veel mogelijk bij de producenten te leggen. | |
Amendement 55 Standpunt van de Raad Artikel 12 – lid 3 bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
3 bis. Om een geharmoniseerde benadering bij de naleving van de financiële waarborgvereisten als bedoeld in lid 3 mogelijk te maken, stelt de Commissie uiterlijk op ...* gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 vast, inhoudende de minimumvereisten en de methode voor de berekening van de hoogte van deze waarborgen, alsook richtsnoeren voor verificatie en controle. |
|
Deze eisen zorgen er ten minste voor dat: |
|
a) de waarborg leidt tot internalisering van de werkelijke kosten aan het einde van de levensduur van een product van een producent, rekening houdend met de normen voor verwerking en recycling, |
|
b) de kosten in verband met de verplichting van een producent niet ten laste van andere marktdeelnemers komen, en |
|
c) de waarborg in de toekomst beschikbaar is en kan worden gebruikt om te voldoen aan de lopende verplichting tot recycling van een producent in geval van insolventie van deze laatste. |
|
_______ |
|
* 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Voor financiële waarborgen zijn geharmoniseerde minimumeisen nodig om de naleving van de financieringsverplichtingen goed te kunnen controleren. Er zijn criteria nodig om vast te stellen hoe de hoogte van de financiële waarborgen moet worden beoordeeld, waarbij rekening moet worden gehouden met de normen voor recycling en verwerking en regels voor verificatie ervan moeten worden opgesteld, om een vergelijkbare financiële verplichting van de producenten in de verschillende lidstaten te waarborgen en derhalve ook de individuele producentenverantwoordelijkheid effect te doen sorteren. | |
Amendement 56 Standpunt van de Raad Artikel 12 – lid 5 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
5. De lidstaten kunnen, in voorkomend geval, producenten of derden die in hun naam handelen, aanmoedigen om passende regelingen of vergoedingsprocedures te ontwikkelen voor de terugbetaling van bijdragen aan de producenten wanneer er EEA is overgebracht om buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat in de handel te worden gebracht. |
Schrappen |
Motivering | |
In het kader van de Europese aanpak van de Commissie en het Parlement ontstaan er geen dubbele recyclingbijdragen, financiële garanties of registratiebijdragen, omdat apparaten slechts één keer, namelijk wanneer zij op de interne markt in de handel worden gebracht, hoeven te worden geregistreerd en er dienovereenkomstig ook slechts één keer een garantie hoeft te worden afgegeven of een recyclingbijdrage hoeft te worden betaald. Daarom is er geen procedure voor terugbetaling nodig. | |
Amendement 57 Standpunt van de Raad Artikel 14 – titel en lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Informatie voor de gebruikers |
Inzamelingssystemen en informatie voor de gebruikers |
1. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de producenten bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers dienen aan te tonen. De aangegeven kosten liggen niet hoger dan de beste raming van de reële kosten. |
1. Om de bewustwording van gebruikers te vergroten waarborgen de lidstaten dat alle distributeurs van heel kleine EEA passende inzamelingssystemen invoeren voor heel kleine AEEA. |
|
Dergelijke inzamelingsregelingen: |
|
a) stellen de eindgebruikers in staat heel kleine AEEA in te leveren op een toegankelijk en zichtbaar inzamelingspunt bij de kleinhandelaar; |
|
b) verplichten detailhandelaars heel kleine AEEA terug te nemen zonder dat zij daarvoor kosten in rekening mogen brengen; |
|
c) brengen voor eindgebruikers bij het inleveren van heel kleine AEEA geen kosten met zich mee, noch enige verplichting om een nieuw product van hetzelfde type aan te schaffen. |
|
Op distributeurs die EEA leveren hetzij rechtstreeks aan particuliere huishoudens, hetzij aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens via verkoop op afstand, zijn uitsluitend de verplichtingen uit hoofde van lid 2, onder b) en c) van toepassing. De inzamelingsregeling die deze distributeurs aanbieden stelt eindgebruikers in staat zeer kleine AEEA in te leveren zonder hiervoor kosten te hoeven maken, met inbegrip van porto- of bezorgkosten. |
|
Uiterlijk ...* stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast overeenkomstig artikel 20, inhoudende een definitie van "heel kleine AEEA", daarbij rekening houdend met het risico dat dergelijk afval niet gescheiden wordt ingezameld vanwege de zeer kleine omvang. |
|
De verplichtingen in dit lid gelden niet voor micro-ondernemingen die op een zeer kleine oppervlakte werken. Uiterlijk ...* stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast overeenkomstig artikel 20, inhoudende een definitie van "micro-ondernemingen die op een zeer kleine oppervlakte werken". |
|
___________ |
|
* 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Veel van de heel kleine AEEA belandt bij het gewone huisvuil, omdat consumenten niet weten waar zij dergelijke producten kwijt kunnen of omdat de manier waarop dat moet niet erg gebruikersvriendelijk is. Dit is vooral van belang omdat gloeilampen steeds vaker vervangen worden door energiezuinige lampen, die vaak kwik bevatten. In Noorwegen en Zwitserland is gebleken dat verplichte inlevering zonder aankoopverplichting een enorme positieve levert aan de inzamelingspercentages. | |
Amendement 58 Standpunt van de Raad Artikel 14 – lid 2 – letter b | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
b) de voor hen beschikbare inleverings- en inzamelingssystemen, |
b) de voor hen beschikbare inleverings- en inzamelingssystemen, waarbij de coördinatie wordt gestimuleerd van informatie over alle beschikbare inzamelingspunten, ongeacht de producent die deze heeft opgezet, |
Motivering | |
Gebruikers van EEA moeten kunnen bepalen welke inzamelingspunten voor hen het gemakkelijkst zijn. Aangezien er verschillende systemen voor gescheiden inzameling bestaan, kan het voor de gebruikers lastig zijn om een inzamelingspunt te vinden en zouden zij de moed kunnen verliezen om hun AEEA in te leveren. Daarom moeten maatregelen worden getroffen om informatie te coördineren, zodat de gebruikers er gemakkelijk achter kunnen komen waar zij hun producten kunnen inleveren. | |
Amendement 59 Standpunt van de Raad Artikel 14 – lid 5 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
5. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde informatie ten dele of in haar geheel wordt verstrekt door de producenten en/of de distributeurs, bijvoorbeeld in de gebruiksaanwijzing of op het verkooppunt. |
5. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde informatie ten dele of in haar geheel wordt verstrekt door de producenten en/of de distributeurs, bijvoorbeeld in de gebruiksaanwijzing of op het verkooppunt of door middel van bewustwordingscampagnes. |
Motivering | |
Het is nodig te verduidelijken hoe deze informatie door de producenten kan worden verstrekt en aan te geven hoe dit in sommige lidstaten plaatsvindt. | |
Amendement 60 Standpunt van de Raad Artikel 15 – lid 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Om de voorbereiding voor hergebruik en de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA, - inbegrepen onderhoud, hergebruik, verbetering en ombouw -, te vergemakkelijken, treffen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de producenten voor elk in de handel gebracht nieuw type EEA informatie verstrekken over de voorbereiding voor hergebruik en de verwerking, en wel binnen het jaar nadat zij die in de handel hebben gebracht. Voor zover de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten en de verwerkings- en recyclinginrichtingen zulks nodig hebben om aan deze richtlijn te kunnen voldoen, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en mengsels bevinden. De informatie wordt door de producenten van EEA aan de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten en de verwerkings- en recyclinginrichtingen verstrekt in de vorm van handboeken of via elektronische media (bv. CD-ROM, online-diensten). |
1. Om de voorbereiding voor hergebruik en de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA, - inbegrepen onderhoud, hergebruik, verbetering en ombouw -, te vergemakkelijken, treffen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de producenten voor elk in de handel gebracht nieuw type EEA kosteloos informatie verstrekken over de voorbereiding voor hergebruik en de verwerking, en wel binnen het jaar nadat zij die in de handel hebben gebracht. Voor zover de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten en de verwerkings- en recyclinginrichtingen zulks nodig hebben om aan deze richtlijn te kunnen voldoen, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en mengsels bevinden. De informatie wordt door de producenten van EEA aan de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten en de verwerkings- en recyclinginrichtingen verstrekt in de vorm van handboeken of via elektronische media (bv. CD-ROM, online-diensten). |
Motivering | |
De benodigde informatie moet kosteloos ter beschikking worden gesteld opdat een milieuvriendelijke verwerking gewaarborgd is en niet van een betaling afhankelijk is. Dat geldt met name voor door ngo's geëxploiteerde centra voor hergebruik. | |
Amendement 61 Standpunt van de Raad Artikel 15 – lid 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat een producent, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt f), onder i) en ii), van een EEA dat in de handel wordt gebracht, door een aanduiding op de EEA duidelijk kan worden geïdentificeerd. Met het oog op een onbetwistbare vaststelling van het tijdstip van het in de handel brengen, wordt de EEA voorzien van de expliciete vermelding dat het na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht. Daarbij is bij voorkeur de Europese norm EN 50419 van toepassing. |
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat elke producent van een elektrisch of elektronisch apparaat dat in de Unie voor het eerst in de handel wordt gebracht, door een aanduiding op het apparaat duidelijk kan worden geïdentificeerd. Met het oog op een onbetwistbare vaststelling van het tijdstip van het in de handel brengen, wordt de EEA voorzien van de expliciete vermelding dat het na 13 augustus 2005 in de handel is gebracht. Daarbij is bij voorkeur de Europese norm EN 50419 van toepassing. |
Motivering | |
Het is niet duidelijk waarom de verplichting om een markering aan te brengen niet voor alle producenten geldt. Het standpunt van het Parlement in eerste lezing wordt hersteld. De Raad gaat uit van een nationale aanpak waarbij telkens wanneer het product in een lidstaat in de handel wordt gebracht een nieuwe markering nodig is. Dit vormt een duidelijke belemmering voor de werking van de interne markt. Bij een Europese aanpak geldt deze verplichting alleen voor producenten die het product voor het eerst op de interne markt van de EU in de handel brengen. | |
Amendement 62 Standpunt van de Raad Artikel 16 – lid 1 – alinea 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Producenten die EEA leveren door middel van verkoop op afstand, worden geregistreerd in de lidstaat waaraan zij verkopen. Producenten die volgens de definitie van artikel 3, lid 1, punt f), onder iv), EEA leveren door middel van verkoop op afstand, worden geregistreerd via hun juridische vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 17, tenzij zij reeds zijn geregistreerd in de lidstaat waaraan zij verkopen. |
Schrappen |
Motivering | |
Verkoop op afstand vormt een belangrijk handelsaspect op de interne markt. Daarom is het toe te juichen dat de Raad aan dit aspect bijzondere aandacht schenkt (zie artikel 3, lid 1, letter f), onder iv)). Dit aspect wordt al afgedekt door de algemene Europese aanpak van het Parlement, maar het is zinvol dit onderwerp in een afzonderlijk artikel op te nemen. Voor verkoop op afstand van EEA wordt daarom een apart artikel geïntroduceerd (zie het amendement op artikel 17). | |
Amendement 63 Standpunt van de Raad Artikel 16 – lid 2 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat: |
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat: |
a) elke producent, of elke juridische vertegenwoordiger in geval van producenten als omschreven in artikel 3, lid 1, punt f), onder iv), conform de voorschriften wordt geregistreerd en in zijn nationale register alle relevante informatie in samenhang met zijn activiteiten in die lidstaat online kan invoeren; |
a) elke op hun desbetreffende grondgebied gevestigde producent conform de voorschriften wordt geregistreerd en in zijn nationale register alle relevante informatie in samenhang met zijn activiteiten in alle lidstaten online kan invoeren; |
b) elke producent, of elke juridische vertegenwoordiger, in geval van producenten als omschreven in artikel 3, lid 1, punt f), onder iv), bij registratie de in bijlage X, deel A, vermelde informatie verstrekken en zich ertoe verbinden die indien nodig te actualiseren; |
b) elke producent bij registratie de in bijlage X, deel A, vermelde informatie verstrekt en zich ertoe verbindt die indien nodig te actualiseren; |
c) elke producent, of elke juridische vertegenwoordiger, in geval van producenten als omschreven in artikel 3, lid 1, punt f), onder iv), de in bijlage X, deel B, vermelde informatie verstrekken. |
c) elke producent de in bijlage X, deel B vermelde informatie verstrekt. |
|
De nationale registers dienen interoperabel te zijn teneinde de uitwisseling van de in dit lid vermelde informatie tussen de lidstaten mogelijk te maken. |
Motivering | |
Om de momenteel bestaande hindernissen voor het functioneren van de interne markt weg te nemen, moet een enkele registratie voldoende zijn, namelijk wanneer het product voor het eerst op de interne markt in de handel wordt gebracht. Dit kan worden gedaan door de producent of door zijn juridisch vertegenwoordiger (zie het amendement op artikel 16, lid 2 bis (nieuw)). De registers moeten de vereiste informatie onderling uitwisselen en moeten derhalve interoperabel zijn. | |
Amendement 64 Standpunt van de Raad Artikel 16 – lid 2 bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
2 bis. Elke lidstaat zorgt ervoor dat een producent, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt f, die EEA in deze lidstaat op de markt brengt en niet in deze lidstaat gevestigd is, een in deze lidstaat gevestigde plaatselijke juridische vertegenwoordiger kan benoemen die verantwoordelijk is voor zijn uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Op producenten zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt f, onder iv) is artikel 17 van toepassing. |
Motivering | |
De eis dat elke producent over een hoofdkantoor beschikt in de lidstaat waar hij EEA op de markt wil brengen, vormt een belemmering voor de werking van de interne markt en vormt vooral voor het MKB een belasting. Voor de toepassing van de richtlijn in de lidstaat volstaat het dat een gevestigde gevolmachtigde beschikbaar is, die de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen nakomt. | |
Amendement 65 Standpunt van de Raad Artikel 16 – lid 4 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
4. De lidstaten verzamelen op jaarlijkse basis gegevens, met inbegrip van degelijke ramingen, over de hoeveelheden en categorieën EEA die in de lidstaat in de handel werden gebracht, langs de onderscheiden wegen werden ingezameld, voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd en nuttig toegepast, alsmede over de hoeveelheden gescheiden ingezamelde AEEA die werden uitgevoerd, naar gewicht. |
4. De lidstaten verzamelen op jaarlijkse basis gegevens, met inbegrip van degelijke ramingen, over de hoeveelheden en categorieën EEA die in de lidstaat in de handel werden gebracht, langs de onderscheiden wegen en door alle verschillende marktdeelnemers, waaronder bedrijven, organisaties en andere entiteiten die zich bezighouden met gescheiden inzameling en verwerking van gebruikte EEA werden ingezameld, voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd en nuttig toegepast, alsmede over de hoeveelheden gescheiden ingezamelde gebruikte EEA die werden uitgevoerd, naar gewicht. |
Motivering | |
Met dit amendement worden de informatievereisten voor gebruikte EEA- en AEEA-stromen uitgebreid tot alle marktspelers. Dat is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de doelstellingen van het amendement op artikel 7, lid 2, dat inspeelt op het feit dat niet alle retourstromen via officiële door producenten opgezette inzamelingssystemen voor AEEA verlopen. | |
Amendement 66 Standpunt van de Raad Artikel 17 – titel | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Juridische vertegenwoordiger |
Verkoop op afstand |
Motivering | |
De kwestie rondom juridische vertegenwoordiging is al geregeld in artikel 16. Verkoop op afstand vormt een specifiek probleem en moet daarom afzonderlijk worden geregeld. | |
Amendement 67 Standpunt van de Raad Artikel 17 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Elke lidstaat kan ervoor zorgen dat een producent als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt f), onder iv), die aan die lidstaat vanuit een andere lidstaat of een derde land EEA verkoopt, een op het grondgebied van de eerstgenoemde lidstaat gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aanwijst als de persoon die verantwoordelijk is voor het nakomen van zijn uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen als producent op dat grondgebied. |
Geen enkele lidstaat mag van een producent als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt f), onder iv), die in een andere lidstaat is gevestigd, verlangen dat hij in de lidstaat waar hij EEA verkoopt, is gevestigd of door een gevolmachtigde wordt vertegenwoordigd. |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat elke producent zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt f, onder iv), de mogelijkheid heeft alle overeenkomstig artikel 16 voorgeschreven informatie over zijn activiteiten in alle lidstaten online in het producentenregister van de lidstaat waar hij is gevestigd, in te voeren. |
Motivering | |
Producenten die EEA door middel van verkoop op afstand op de markt brengen, mogen niet gedwongen worden tot benoeming van een juridisch vertegenwoordiger in de lidstaat waar de koper van het apparaat gevestigd is. Het Monti-rapport van 9 mei 2010 over een nieuwe strategie voor de Europese interne markt noemt de recyclingproblematiek ook als een van de hindernissen voor de elektronische handel in de Unie. Het Europees Parlement dringt in zijn resolutie over de voltooiing van de interne markt voor e-handel [2010/2012(INI)]) aan op vereenvoudiging van de verkoop van EEA door middel van verkoop op afstand. | |
Amendement 68 Standpunt van de Raad Artikel 18 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
De lidstaten zorgen ervoor dat de voor de uitvoering van deze richtlijn bevoegde autoriteiten met elkaar samenwerken, met name om een adequate informatie-uitwisseling tot stand te brengen om ervoor te zorgen dat verkopers op afstand aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, en, waar passend, aan elkaar en aan de Commissie informatie verstrekken teneinde de juiste uitvoering van deze richtlijn te vergemakkelijken. De administratieve samenwerking en uitwisseling van informatie geschieden met maximale gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen. |
De lidstaten zorgen ervoor dat de voor de uitvoering van deze richtlijn bevoegde autoriteiten met elkaar samenwerken, met name om een adequate informatie-uitwisseling tot stand te brengen om ervoor te zorgen dat verkopers op afstand aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen, en, waar passend, aan elkaar en aan de Commissie informatie verstrekken teneinde de juiste uitvoering van deze richtlijn te vergemakkelijken. De administratieve samenwerking en uitwisseling van informatie geschieden met maximale gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen. |
|
In het bijzonder nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de producent is gevestigd, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de AEEA wordt gegenereerd, op evenredige en effectieve wijze en in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving en wetgeving van de Unie, de noodzakelijke dwingende maatregelen om te waarborgen dat de producent aan alle eisen van deze richtlijn voldoet. |
|
Dienaangaande werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de producent is gevestigd, in elk opzicht samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de AEEA wordt gegenereerd. Dit omvat onder meer de toegang tot de relevante documenten en informatie en de uitvoering van vereiste controles. |
Motivering | |
Een Europese benadering ten aanzien van producenten vergt een nauwere samenwerking tussen de nationale autoriteiten om een effectieve verwezenlijking van de richtlijn te waarborgen, dan het geval zou zijn met het voorstel van de Raad. | |
Amendement 69 Standpunt van de Raad Artikel 23 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De lidstaten voeren passende inspecties en controles uit om na te gaan of deze richtlijn correct wordt uitgevoerd. |
1. De lidstaten voeren passende inspecties en controles uit om na te gaan of deze richtlijn correct wordt uitgevoerd. |
Die inspecties hebben ten minste betrekking op de overbrenging, en in het bijzonder de uitvoer van AEEA naar bestemmingen buiten de Unie in overeenstemming met de toepasselijke Uniewetgeving en de handelingen die plaats vinden in verwerkingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en bijlage VII van deze richtlijn. |
Die inspecties hebben ten minste betrekking op de opgegeven hoeveelheden op de markt gebrachte EEA om de hoogte van de financiële waarborg uit hoofde van artikel 12, lid 2 te controleren, de overbrenging, en in het bijzonder de uitvoer van AEEA naar bestemmingen buiten de Unie in overeenstemming met Verordening (EG) nr.1013/2006 en Verordening (EG) nr. 1418/2007 en de handelingen die plaatsvinden in verwerkingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en bijlage VII van deze richtlijn. |
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de overbrenging van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is, geschiedt overeenkomstig de minimumvoorschriften van bijlage VI en controleren de overbrenging dienovereenkomstig. |
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de overbrenging van gebruikte EEA geschiedt overeenkomstig de minimumvoorschriften van bijlage VI en controleren de overbrenging dienovereenkomstig. |
3. De kosten van de passende analyses en inspecties, waaronder de opslagkosten, van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is, kunnen in rekening worden gebracht aan de producenten, aan derden die in hun naam handelen, of aan andere personen die de overbrenging organiseren van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is. |
3. De gebruikelijke kosten van de passende analyses en inspecties, waaronder de opslagkosten, van gebruikte EEA kunnen in rekening worden gebracht aan de producenten, aan derden die in hun naam handelen, of aan andere personen die de overbrenging organiseren van gebruikte EEA. |
4. Ter waarborging van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel en van bijlage VI, en met name van punt 2 van bijlage VI, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen aanvullende voorschriften inzake inspecties en controles vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 21, lid 2. |
4. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen, houdende de vaststelling van aanvullende voorschriften inzake inspecties en controles en met name eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van punt 2 van bijlage VI. |
Amendement 70 Standpunt van de Raad Artikel 23 – leden 3 bis tot 3 quinquies (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
3 bis. De lidstaten stellen een nationaal register van erkende inzamelings- en verwerkingsinrichtingen op. Alleen faciliteiten waarvan de exploitanten voldoen aan de in artikel 8, lid 3, genoemde vereisten, worden in het register opgenomen. De inhoud van het register wordt door de lidstaten openbaar gemaakt. |
|
3 ter. De exploitanten van een inrichting tonen jaarlijks aan dat zij aan de in de richtlijn gestelde eisen voldoen, en brengen overeenkomstig lid 3 quater en quinquies bij de bevoegde instanties verslag uit om hun status als erkende inzamelings- of verwerkingsinrichting te behouden. |
|
3 quater. De exploitanten van een inzamelingsfaciliteit brengen jaarlijks verslag uit om de nationale autoriteiten in staat te stellen de hoeveelheid ingezamelde AEEA te vergelijken met de hoeveelheid AEEA die daadwerkelijk naar faciliteiten voor nuttige toepassing en recycling is overgebracht. AEEA wordt uitsluitend overgebracht naar erkende inrichtingen voor nuttige toepassing en verwerking. |
|
3 quinquies. De exploitanten van een verwerkingsinrichting brengen jaarlijks verslag uit om de nationale instanties in staat te stellen de hoeveelheid AEEA die van eigenaren of erkende inzamelingsinrichtingen is teruggenomen, te vergelijken met de hoeveelheid AEEA die daadwerkelijk nuttig is toegepast, gerecycled of overeenkomstig artikel 10 uitgevoerd. |
Motivering | |
Amendement waarover in eerste lezing overeenstemming is bereikt en dat ervoor moet zorgen dat de lidstaten en exploitanten de informatie verstrekken die nodig is om de betrokkenen ervan te overtuigen dat de regelgeving op juiste en doeltreffende wijze wordt uitgevoerd. Compromissen met de Raad zijn mogelijk om de formulering te vereenvoudigen en overlapping met andere wetgeving te voorkomen. | |
Amendement 71 Standpunt van de Raad Artikel 24 – lid 1 – alinea 1 | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op …* aan deze richtlijn te voldoen. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen toekomen. |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op …* aan deze richtlijn te voldoen. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen toekomen, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. |
___________ |
___________ |
* PB: gelieve datum 18 maanden na de dag waarop deze richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt gepubliceerd in te vullen. |
* 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Uit de transponeringstabellen blijkt duidelijk welke effecten de aanneming van een Europese richtlijn heeft op de omzetting van genoemde richtlijn in het nationale recht van elke lidstaat. Het gebruik van dergelijke tabellen verbetert de transparantie en de openheid van het wetgevingsproces en ondersteunt de Commissie bij de bewaking van de correcte toepassing van de Europese wetgeving. Het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing wordt hersteld. De Commissie heeft deze transponeringstabellen eveneens voorgesteld. | |
Amendement 72 Standpunt van de Raad Artikel 24 – lid 3 bis (nieuw) | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
3 bis. Naast de in de artikelen 2 en 7 bedoelde toetsingen legt de Commissie uiterlijk ...* een verslag over de ervaringen met de uitvoering van deze richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad voor. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze richtlijn. |
|
___________ |
|
* 5 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Naast de specifieke toetsingen van het toepassingsgebied en de inzamelingsdoelstellingen moet ook de toepassing van de richtlijn worden gevolgd. | |
Amendement 73 Standpunt van de Raad Bijlage I | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
Deze bijlage schrappen. |
Motivering | |
Een zogeheten "open" toepassingsgebied leidt tot meer rechtszekerheid, een belangrijk doel van de herziening van de richtlijn, aangezien in beginsel alle EEA onder de richtlijn komt te vallen. De indeling in afzonderlijke categorieën leidt tot zeer uiteenlopende interpretaties in de lidstaten, hetgeen onwenselijk is. Bovendien vallen op deze manier ook nieuwe producten onder de richtlijn zonder dat de richtlijn daarvoor hoeft te worden herzien. | |
Amendement 74 Standpunt van de Raad Bijlage II | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
Deze bijlage schrappen |
Motivering | |
Een zogeheten "open" toepassingsgebied leidt tot meer rechtszekerheid, een belangrijk doel van de herziening van de richtlijn, aangezien in beginsel alle EEA onder de richtlijn komt te vallen. De indeling in afzonderlijke categorieën leidt tot zeer uiteenlopende interpretaties in de lidstaten, hetgeen onwenselijk is. Bovendien vallen op deze manier ook nieuwe producten onder de richtlijn zonder dat de richtlijn daarvoor hoeft te worden herzien. | |
Amendement 75 Standpunt van de Raad Bijlage III | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Categorieën EEA waarop deze richtlijn van toepassing is |
Categorieën apparaten teneinde de in artikel 11 neergelegde streefcijfers inzake nuttige toepassing te bepalen |
1. Warmte- of koude-uitwisselende apparatuur |
1. Warmte- of koude-uitwisselende apparatuur |
2. Schermen, monitors en apparatuur met schermen die een oppervlakte hebben van meer dan 100 cm2 |
2. Beeldschermen en monitors |
3. Lampen |
3. Lampen |
4. Grote apparatuur (met één lengte van meer dan 50 cm), waaronder: IT- en telecommunicatieapparatuur; consumentenapparatuur; lichtarmaturen; apparatuur voor het weergeven van geluid of beelden, muziekapparatuur; elektrisch en elektronisch gereedschap; speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur; medische hulpmiddelen; meet- en controle-instrumenten; automaten; apparatuur voor het opwekken van elektrische stromen. Tot deze categorie behoren geen apparaten die onder de categorieën 1 tot en met 3 vallen. |
4. Grote apparaten, met uitzondering van koelapparaten en radiatoren, beeldschermen en monitors, en lampen. |
5. Kleine apparatuur (zonder één lengte van meer dan 50 cm), waaronder household appliances: IT- en telecommunicatieapparatuur; consumentenapparatuur; lichtarmaturen; apparatuur voor het weergeven van geluid of beelden, muziekapparatuur; elektrisch en elektronisch gereedschap; speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur; medische hulpmiddelen; meet- en controle-instrumenten; automaten; apparatuur voor het opwekken van elektrische stromen. Tot deze categorie behoren geen apparaten die onder de categorieën 1 tot en met 3 vallen. |
5. Kleine apparaten, met uitzondering van koelapparaten en radiatoren, beeldschermen en monitors, lampen en IT- en telecommunicatieapparatuur. |
|
6. Kleine IT- en telecommunicatieapparatuur. |
Motivering | |
De categorieën zijn niet relevant omdat het toepassingsgebied open is (AM artikel 2, lid 1). Voor een onderscheid tussen kleine en grote apparatuur is een opgave in centimeters te willekeurig. Bovendien kan er daardoor verwarring ontstaan bij de definitie van "grote installatie" en "groot werktuig", waarvoor geldt dat zij niet al vanaf 50 cm als groot worden aangemerkt. Bij gebrek aan verduidelijking omtrent de afmetingen in de richtlijn valt echter te vrezen dat er op de opgave in centimeters van bijlage III wordt teruggegrepen. Het is zinvol een afzonderlijke categorie voor kleine IT- en telecommunicatieapparatuur in te voeren, omdat in die producten veel grondstoffen verwerkt zitten. | |
Amendement 76 Standpunt van de Raad Bijlage IV | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Indicatieve lijst van EEA die onder de in bijlage III genoemde categorieën valt: |
Indicatieve lijst van EEA die onder de in bijlage III genoemde categorieën valt: |
1. Warmte- of koude-uitwisselende apparatuur |
1. Warmte- of koude-uitwisselende apparatuur |
Koelkasten, diepvriezers, automaten voor de aflevering van koude producten, klimaatregelingsapparatuur, ontvochtigingsapparaten, warmtepompen, oliehoudende radiatoren en andere warmte- of koude-uitwisselende apparatuur waarin andere vloeistoffen dan water worden gebruikt voor de warmte- of koudeuitwisseling. |
– Koelkasten |
|
– Diepvriezers |
|
– Automaten voor de aflevering van koude producten |
|
– Airconditioners |
|
– Ontvochtigers |
|
– Warmtepompen |
|
– Oliehoudende radiatoren |
|
– Andere warmte- of koude-uitwisselende apparatuur waarbij de overdracht plaatsvindt door middel van een andere vloeistof dan water |
2. Schermen, monitors en apparatuur met schermen die een oppervlakte hebben van meer dan 100 cm2 |
2. Beeldschermen en monitors |
Schermen, televisietoestellen, lcd-fotolijsten, monitors, laptops, notebooks. |
– Beeldschermen |
|
– Televisietoestellen |
|
– LCD-fotolijsten |
|
– Monitors |
3. Lampen |
3. Lampen |
Fluorescentielampen (TL-buizen), compacte fluorescentielampen, fluorescentielampen, hogedrukgasontladingslampen, met inbegrip van hogedruknatriumlampen en metaalhalogenidelampen, lagedruknatriumlampen, leds. |
– Fluorescentielampen (TL-buizen) |
|
– Compacte fluorescentielampen |
|
– Fluorescentielampen |
|
– Hogedrukgasontladingslampen, met inbegrip van hogedruknatriumlampen en metaalhalogenidelampen |
|
– Lagedruknatriumlampen |
|
– LED-lampen |
4. Grote apparaten |
4. Grote apparaten |
Wasmachines, wasdrogers, vaatwasmachines, kooktoestellen, elektrische fornuizen, elektrische kookplaten, lichtarmaturen, apparatuur voor het weergeven van geluid of beelden, muziekapparatuur (uitgezonderd in kerken geplaatste pijporgels), apparaten voor breien en weven, grote mainframes, grote printers, kopieerapparaten, grote speelautomaten, grote medische hulpmiddelen, grote meet- en regelapparatuur, grote product- of geldautomaten, fotovoltaïsche panelen. |
– Grote apparaten om te koken of voor andere verwerking van levensmiddelen (zoals elektrische kookplaten, elektrische ovens, elektrische fornuizen, magnetrons, vast geïnstalleerde koffieapparaten) |
|
– Afzuigkappen |
|
– Grote reinigingsapparaten (zoals wasmachines, wasdrogers, vaatwassers) |
|
– Grote verwarmingsapparaten (zoals grote heteluchtblazers, elektrische haarden, marmer- en natuursteenverwarmingen, zwembadverwarmingen en andere grote toestellen voor de verwarming van kamers, bedden en zitmeubelen) |
|
– Grote apparaten voor lichaamsverzorging (zoals zonnebanken, sauna’s, massagestoelen) |
|
– Grote IT- en telecommunicatieapparaten (zoals grote mainframes, servers, niet-verplaatsbare netwerkinrichtingen en ‑apparaten, grote printers, kopieerapparaten, munttelefoons) |
|
– Grote sport- en vrijetijdsapparaten (zoals sportuitrustingen met elektrische of elektronische onderdelen, grote speelautomaten) |
|
– Apparatuur voor beeld- of geluidsweergave |
|
– Muziekapparatuur (uitgezonderd kerkorgels) |
|
– grote armaturen en andere apparaten voor de verspreiding of sturing van licht |
|
– Grote elektrische en elektronische industriële werktuigen en machines, met uitzondering van groot, niet-verplaatsbaar industrieel gereedschap en niet voor weggebruik geschikte en uitsluitend voor bedrijfsmatige gebruikers bestemde mobiele machines (zoals apparaten voor breien en weven) |
|
– Grote apparaten voor de opwekking of geleiding van elektriciteit (zoals generatoren, transformatoren, onderbrekingsvrije stroomverzorging (UPS), inverters) |
|
– Grote medische hulpmiddelen |
|
– Grote meet- en regelapparatuur |
|
– Grote meetinstrumenten en -inrichtingen (zoals weegschalen, stationaire machines) |
|
– Grote automaten voor de verkoop of afgifte van producten en voor het automatisch verrichten van eenvoudige diensten (zoals productautomaten, geldautomaten, leeggoedautomaten, fotoautomaten) |
|
– Fotovoltaïsche panelen |
5. Kleine apparaten |
5. Kleine apparaten |
Stofzuigers, rolvegers, naaiapparatuur, lichtarmaturen, magnetrons, ventilatieapparatuur, strijkijzers, broodroosters, elektrische messen, waterkokers, klokken, elektrische scheerapparaten, weegschalen, haar- en lichaamsverzorgingsapparaten, personal computers, printers, zakrekenmachines, telefoons, mobiele telefoons, radiotoestellen, videocamera's, videorecorders, hifi-apparatuur, muziekinstrumenten, apparatuur voor het weergeven van geluid of beelden, elektrisch en elektronisch speelgoed, sportapparatuur, fiets-, duik-, loop-, roeicomputers en dergelijke, rookmelders, verwarmingsregelaars, thermostaten, klein elektrisch en elektronisch gereedschap, kleine medische hulpmiddelen, kleine meet- en regelapparatuur, kleine productautomaten, kleine apparaten met geïntegreerde fotovoltaïsche panelen. |
– Kleine apparaten om te koken of voor een andere verwerking van levensmiddelen (zoals broodroosters, kookplaten, elektrische messen, waterkokers, dompelaars, snijmachines, magnetrons) |
|
– Kleine reinigingsapparaten (zoals stofzuigers, rolvegers, strijkijzers) |
|
– Ventilatoren, luchtverversers, ventilatieapparatuur |
|
– Kleine verwarmingsapparaten (zoals elektrische dekens) |
|
– Klokken, horloges, wekkers en andere instrumenten voor tijdmeting |
|
– Kleine lichaamsverzorgingsapparaten (zoals scheerapparaten, elektrische tandenborstels, haardrogers en massageapparaten) |
|
– Camera's (zoals videocamera's) |
|
– Consumentenelektronica (zoals radio’s, versterkers, autoradio's, Dvd-spelers, videorecorders, hifi-apparatuur) |
|
– Muziekinstrumenten en geluidsapparatuur (zoals versterkers, mengpanelen, koptelefoons, luidsprekers, microfoons) |
|
– Kleine armaturen en andere apparaten voor de verspreiding of sturing van licht |
|
– Speelgoed (zoals modelspoorwegen, modelvliegtuigen) |
|
– Kleine sportapparatuur (zoals fiets-, duik-, loop-, roeicomputers) |
|
– Kleine vrijetijdsapparaten (zoals videospelletjes, vis- en golfuitrusting) |
|
– Klein elektrisch en elektronisch gereedschap met inbegrip van tuingereedschap (zoals boormachines, zagen, pompen, grasmaaiers) |
|
– Naaimachines |
|
– Kleine apparaten voor de opwekking of geleiding van elektriciteit (zoals generatoren, laadapparatuur, onderbrekingsvrije stroomverzorging (UPS), trafo’s) |
|
– Kleine medische hulpmiddelen, met inbegrip van diergeneeskundige hulpmiddelen |
|
– Kleine meet- en regelapparatuur (zoals rookmelders, verwarmingsregelaars, thermostaten, bewegingsmelders, bewakingsinstallaties en ‑producten, afstandsbedieningen/afstandsbesturingen) |
|
– Kleine meetapparaten (zoals weegschalen, displays, afstandsmeters, thermometers) |
|
– Kleine automaten voor de verkoop of uitgifte van producten |
|
– Kleine apparaten met geïntegreerde fotovoltaïsche panelen |
|
6. Kleine IT- en telecommunicatieapparatuur |
|
– Laptops |
|
– Notebooks |
|
– Tablets |
|
– Kleine IT- en telecommunicatieapparaten (zoals PC’s, printers, zakrekenmachines, telefoons, mobiele telefoons, routers, zend-ontvangapparaten, babyfoons, beamers) |
Motivering | |
Het standpunt van het Parlement in eerste lezing wordt hersteld, waarbij de in het standpunt van de Raad genoemde voorbeelden worden overgenomen. Een eigen categorie "kleine IT- en telecommunicatieapparatuur" is zinvol omdat dergelijke apparatuur veel grondstoffen bevat. | |
Amendement 77 Standpunt van de Raad Bijlage V | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
|
Deze bijlage schrappen |
Motivering | |
De streefcijfers voor nuttige toepassing dienen met het oog op de totstandbrenging van een begrijpelijke wetstekst in een afzonderlijk artikel in de richtlijn te worden opgenomen (zie het amendement op artikel11, lid 1). De streefcijfers voor nuttige toepassing moeten reeds bij de inwerkingtreding van de richtlijn ook de hergebruikspercentages omvatten. Een afzonderlijk percentage voor hergebruik is van belang met het oog op de concrete toepassing van de afvalhiërarchie. | |
Amendement 78 Standpunt van de Raad Bijlage VI | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
BIJLAGE VI |
BIJLAGE VI |
Minimumvoorschriften voor de overbrenging van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is |
Minimumvoorschriften voor de overbrenging van gebruikte EEA |
1. Om het onderscheid te maken tussen EEA en AEEA, in gevallen waarin de houder van het voorwerp beweert dat hij gebruikte EEA overbrengt of voornemens is over te brengen die géén AEEA is, verlangen de instanties van de lidstaten, bij gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het AEEA is, de volgende bewijzen van de juistheid van deze bewering: |
1. Om het onderscheid te maken tussen EEA en AEEA, in gevallen waarin de houder van het voorwerp beweert dat hij gebruikte EEA overbrengt of voornemens is over te brengen die géén AEEA is, verlangen de instanties van de lidstaten bij gebruikte EEA de volgende bewijzen van de juistheid van deze bewering: |
a) een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en helemaal functioneel is; |
a) een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en helemaal functioneel is; |
b) een bewijs van beoordeling of test, in de vorm van een kopie van de bescheiden (testcertificaat, keuringsbewijs), voor elk stuk dat deel uitmaakt van de zending, alsmede een protocol dat alle in punt 3 gespecificeerde etiketinformatie bevat; |
b) een bewijs van beoordeling of test, in de vorm van een kopie van de bescheiden (testcertificaat, keuringsbewijs), voor elk stuk dat deel uitmaakt van de zending, alsmede een protocol dat alle in punt 3 gespecificeerde etiketinformatie bevat; |
c) een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG; en |
c) een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG; en |
d) passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking of passende stapeling van de lading. |
d) passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading. |
2. Het bepaalde in lid 1, punten a) en b), en punt 3 is niet van toepassing wanneer EEA verzonden wordt aan de producent of derden die in zijn naam handelen, mits dit wordt gedocumenteerd door afdoende bewijs dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen wanneer: |
2. Het bepaalde in punt 1, onder a) en b), en punt 3 is niet van toepassing wanneer EEA verzonden wordt aan de producent of derden die in zijn naam handelen of naar een inrichting van derden om aldaar te worden gerepareerd of opgeknapt, mits dit wordt gedocumenteerd door afdoende bewijs dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen wanneer: |
a) de EEA wordt teruggestuurd als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik, |
a) de EEA wordt teruggestuurd als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik, |
b) de gebruikte EEA voor professioneel gebruik wordt verzonden met als doel om te worden opgeknapt of gerepareerd, krachtens een geldig contract voor onderhoudsdienst na de verkoop, met het oog op hergebruik, of |
b) de gebruikte EEA voor professioneel gebruik krachtens een geldig contract inzake verbetering of reparatie wordt verzonden met als doel om te worden hergebruikt, of |
c) de defecte gebruikte EEA voor professioneel gebruik, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan wordt verzonden, voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract voor onderhoudsdienst na de verkoop, wanneer zo'n analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent of derden die in zijn naam handelen. |
c) de defecte gebruikte EEA voor professioneel gebruik, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan wordt verzonden, voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract voor onderhoudsdienst na de verkoop, wanneer zo'n analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent of derden die in zijn naam handelen. |
|
Deze afwijking geldt uitsluitend voor overbrenging naar landen waar Besluit C(2001) 107 def. van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(1992) 39 def. betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing van toepassing is; |
|
Indien EEA die onder deze afwijking valt niet gerepareerd of opgeknapt kan worden, wordt deze geacht AEEA te zijn. |
3. Als bewijs dat de overgebrachte producten gebruikte EEA zijn en geen AEEA, schrijven de lidstaten voor dat met betrekking tot gebruikte EEA de volgende test- en documentatiestappen worden doorlopen: |
3. Als bewijs dat de overgebrachte producten gebruikte EEA zijn en geen AEEA, schrijven de lidstaten voor dat met betrekking tot gebruikte EEA de volgende test- en documentatiestappen worden doorlopen: |
Stap 1: Testen |
Stap 1: Testen |
a) Er wordt gekeken of het apparaat goed functioneert en of het gevaarlijke stoffen bevat. Welke tests worden uitgevoerd, hangt af van de aard van de EEA. Voor de meeste gebruikte EEA volstaat een functionaliteitstest van de belangrijkste functies. |
a) Er wordt gekeken of het apparaat goed functioneert en of het gevaarlijke stoffen bevat. Welke tests worden uitgevoerd, hangt af van de aard van de EEA. Voor de meeste gebruikte EEA volstaat een functionaliteitstest van de belangrijkste functies. |
b) De uitkomsten van de beoordeling en het testen worden geregistreerd. |
b) De uitkomsten van de beoordeling en het testen worden geregistreerd. |
Stap 2: Etiket: |
Stap 2: Etiket: |
a) Het etiket wordt stevig, maar niet onlosmakelijk bevestigd hetzij op de (onverpakte) EEA zelf, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat het kan worden gelezen zonder dat de apparatuur moet worden uitgepakt. |
a) Het etiket wordt stevig, maar niet onlosmakelijk bevestigd hetzij op de (onverpakte) EEA zelf, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat het kan worden gelezen zonder dat de apparatuur moet worden uitgepakt. |
b) Het etiket bevat de volgende informatie: |
b) Het etiket bevat de volgende informatie: |
benaming (benaming van het apparaat indien opgesomd in, al naar het geval, bijlage II of bijlage IV, en categorie opgenomen in, al naar het geval, bijlage I of bijlage III); |
- benaming (benaming van het apparaat indien opgenomen in bijlage IV en categorie als bedoeld in bijlage III); |
– identificatienummer van het apparaat (typenummer), in voorkomend geval; |
– identificatienummer van het apparaat (typenummer), in voorkomend geval; |
– productiejaar (indien bekend); |
– productiejaar (indien bekend); |
– naam en adres van het bedrijf dat heeft gecontroleerd of het apparaat goed functioneert; |
– naam en adres van het bedrijf dat heeft gecontroleerd of het apparaat goed functioneert; |
– resultaten van de tests als omschreven in stap 1 met inbegrip van de datum van de test van de functionele capaciteit; |
– resultaten van de tests als omschreven in stap 1 met inbegrip van de datum van de test van de functionele capaciteit; |
– aard van de uitgevoerde tests. |
– aard van de uitgevoerde tests. |
4. Naast de in de punten 1 en 3 vermelde documenten dient elke lading (bijv. container, vrachtwagen) gebruikte EEA vergezeld te gaan van: |
4. Naast de in de punten 1 en 3 vermelde documenten dient elke lading (bijv. container, vrachtwagen) gebruikte EEA vergezeld te gaan van: |
a) een relevant vervoersdocument, bijvoorbeeld de CMR- vrachtbrief of de geleidebrief; |
a) een relevant vervoersdocument, bijvoorbeeld de CMR- vrachtbrief of de geleidebrief; |
b) een verklaring van de aansprakelijke persoon met betrekking tot zijn verantwoordelijkheid. |
b) een verklaring van de aansprakelijke persoon met betrekking tot zijn verantwoordelijkheid. |
5. Bij ontbreken van bewijs dat een voorwerp gebruikte EEA is en niet AEEA volgens de overeenkomstig de punten 1, 3 en 4 vereiste documenten en van passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking of passende stapeling van de lading, dienen de instanties van de lidstaten de betrokken apparaten als AEEA te beschouwen en ervan uit te gaan dat de lading het voorwerp is van illegale overbrenging. In deze omstandigheden wordt met de lading omgegaan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1013/2006. |
5. Bij ontbreken van bewijs dat een voorwerp gebruikte EEA is en niet AEEA volgens de overeenkomstig de punten 1, 2, 3 en 4 vereiste documenten en van passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, met name door voldoende verpakking of passende stapeling van de lading, waarvoor de houder van een over te brengen apparaat in alle gevallen verantwoordelijk is, dienen de instanties van de lidstaten de betrokken apparaten als AEEA te beschouwen en ervan uit te gaan dat de lading het voorwerp is van illegale overbrenging. In deze omstandigheden wordt met de lading omgegaan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1013/2006. |
Amendement 79 Standpunt van de Raad Bijlage X – punt A | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
Informatie voor de registratie en de rapportage als bedoeld in artikel 16 |
Informatie voor de registratie en de rapportage als bedoeld in artikel 16 |
A. Informatie die bij registratie moet worden verstrekt: |
A. Informatie die bij registratie moet worden verstrekt: |
1. Naam en adres van de producent of van de juridische vertegenwoordiger, in geval van producenten als omschreven in artikel 3, lid 1, punt f), onder iv) (postcode en plaats, straatnaam en nummer, land, telefoon- en faxnummer, e-mail en een contactpersoon). In geval van een juridische vertegenwoordiger, tevens de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd. |
1. Naam en adres van de producent of van de juridische vertegenwoordiger (postcode en plaats, straatnaam en huisnummer, land, telefoon- en faxnummer, e-mail en een contactpersoon). In geval van een juridische vertegenwoordiger, tevens de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd. |
2. Nationaal identificatiecode van de producent, met inbegrip van het Europese of het nationale fiscale nummer van de producent (facultatief). |
2. Identificatiecode van de producent, met inbegrip van het Europese of het nationale fiscale nummer van de producent. |
3. Categorie van de EEA opgenomen in bijlage I of bijlage III, al naar het geval. |
3. Categorie van de EEA opgenomen in bijlage III. |
4. Soort EEA (huishoudelijke of niet-huishoudelijke apparatuur). |
4. Soort EEA (huishoudelijke of niet-huishoudelijke apparatuur). |
5. Merknaam van de EEA (facultatief). |
5. Merknaam van de EEA. |
6. Informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële waarborg. |
6. Informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële waarborg. |
7. Gebruikte verkooptechniek (bijvoorbeeld verkoop op afstand). |
7. Gebruikte verkooptechniek (bijvoorbeeld verkoop op afstand). |
8. Verklaring dat de verstrekte informatie in overeenstemming met de waarheid is. |
|
Motivering | |
Om een geharmoniseerde registratie te bereiken, is het noodzakelijk dat de gevraagde informatie in de nationale registers identiek is. Daarom wordt afgezien van facultatieve informatie, omdat er anders in de lidstaten opnieuw aan verschillende eisen moet worden voldaan. De informatie in het register moet kloppend zijn. Aanvullende verklaringen bieden geen meerwaarde, maar betekenen alleen maar extra bureaucratie. | |
Amendement 80 Standpunt van de Raad Bijlage X – punt B | |
Standpunt van de Raad |
Amendement |
B. Informatie die voor de rapportage moet worden verstrekt: |
B. Informatie die voor de rapportage moet worden verstrekt: |
1. Nationale identificatiecode van de producent. |
1. Identificatiecode van de producent. |
2. Rapportageperiode |
2. Rapportageperiode. |
3. Categorie van de EEA opgenomen in bijlage I of bijlage III, al naar het geval. |
3. Categorie van de EEA opgenomen in bijlage III. |
4. Hoeveelheid in een lidstaat in de handel gebrachte EEA, per gewicht. |
4. Hoeveelheid in een lidstaat in de handel gebrachte EEA, per gewicht. |
5. (facultatief) hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in gewicht, die gescheiden is ingezameld, voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd, nuttig toegepast en verwijderd in de lidstaat, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht. |
5. Hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in gewicht, die gescheiden is ingezameld, voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd, nuttig toegepast en verwijderd in de lidstaat, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht |
Noot: de informatie bij de punten 4 en 5 dient te worden verstrekt per categorie. |
Noot: de informatie bij de punten 4 en 5 dient te worden verstrekt per categorie. |
Motivering | |
Om een geharmoniseerde registratie te bereiken, is het noodzakelijk dat de gevraagde informatie in de nationale registers identiek is. Daarom wordt afgezien van facultatieve informatie, omdat er anders in de lidstaten opnieuw aan verschillende eisen moet worden voldaan. |
- [1] PB C 306 van 16.12.2009, blz. 39.
- [2] PB C 141 van 29.5.2010, blz. 55.
- [3] Aangenomen teksten van 3.2.2011, P7_TA-PROV(2011)0037.
PROCEDURE
Titel |
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
||||
Document- en procedurenummers |
07906/2/2011 – C7-0250/2011 – 2008/0241(COD) |
||||
Datum eerste lezing EP – P-nummer |
3.2.2011 T7-0037/2011 |
||||
Voorstel van de Commissie |
COM(2008)0810 - C6-0472/2008 |
||||
Datum bekendmaking ontvangst standpunt van de Raad in eerste lezing |
29.9.2011 |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ENVI 29.9.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Karl-Heinz Florenz 31.8.2009 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
8.9.2011 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
4.10.2011 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
52 1 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
János Áder, Elena Oana Antonescu, Kriton Arsenis, Sophie Auconie, Pilar Ayuso, Paolo Bartolozzi, Sandrine Bélier, Sergio Berlato, Milan Cabrnoch, Nessa Childers, Chris Davies, Bairbre de Brún, Esther de Lange, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Edite Estrela, Jill Evans, Karl-Heinz Florenz, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Françoise Grossetête, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Dan Jørgensen, Karin Kadenbach, Christa Klaß, Holger Krahmer, Jo Leinen, Corinne Lepage, Peter Liese, Kartika Tamara Liotard, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Miroslav Ouzký, Vladko Todorov Panayotov, Gilles Pargneaux, Antonyia Parvanova, Mario Pirillo, Pavel Poc, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Anna Rosbach, Oreste Rossi, Carl Schlyter, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Theodoros Skylakakis, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Salvatore Tatarella, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Sabine Wils |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Tadeusz Cymański, Matthias Groote, Alojz Peterle, Marianne Thyssen, Marita Ulvskog, Kathleen Van Brempt |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Arlene McCarthy |
||||
Datum indiening |
6.10.2011 |
||||