VERSLAG met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de modaliteiten voor de mogelijke oprichting van een Europees Fonds voor Democratie (EFD)

14.3.2012 - (2011/2245(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Alexander Graf Lambsdorff

Procedure : 2011/2245(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0061/2012
Ingediende teksten :
A7-0061/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT AAN DE RAAD

over de modaliteiten voor de mogelijke oprichting van een Europees Fonds voor Democratie (EFD)

(2011/2245(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad, ingediend door Alexander Graf Lambsdorff namens de ALDE-Fractie, over de modaliteiten voor de mogelijke oprichting van een Europees Fonds voor Democratie (EFD) (B7‑0391/2011),

–   gezien zijn resolutie van 7 juli 2011 over het externe beleid van de EU ter bevordering van democratie[1],

–   gezien de artikelen 2, 6, 8 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–   gezien zijn resolutie van 14 december 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid[2] en met name paragraaf 10 daarvan,

–   gezien zijn resoluties van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de oostelijke dimensie[3], en over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie[4],

–   gezien zijn resolutie van 16 december 2010 over het jaarverslag inzake de situatie van de mensenrechten in de wereld 2009 en het mensenrechtenbeleid van de EU[5],

–   gezien zijn resolutie van 25 april 2002 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen (COM(2001)0252)[6],

–   gezien Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (EIDHR)[7],

–   gezien de overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen en de bepalingen over de mensenrechten en de democratie in die overeenkomsten,

–   gezien de conclusies van de Raad van 18 mei 2009 betreffende het steunen van democratisch bestuur - versterking van het EU-kader,

–   gezien de conclusies van de Raad van 22 oktober 2009 over de ondersteuning van de democratie in de externe betrekkingen van de EU, van 13 december 2010 met het voortgangsverslag 2010 en een lijst van proeflanden en van 20 juni 2011 over het Europees Nabuurschapsbeleid,

–   gezien de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 25 mei 2011 met als titel "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden" (COM(2011)0303),

–   gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie met als titel "Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied" (COM(2011)0200),

–   gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over het Europees nabuurschapsbeleid, aangenomen op 20 juni 2011 tijdens zijn 3101e bijeenkomst,

–   gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over het Europees Fonds voor Democratie, aangenomen op 1 december 2011 tijdens zijn 3130e bijeenkomst,

–   gezien de thematische en geografische financiële instrumenten van de Commissie met betrekking tot democratisering en mensenrechten (zoals het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), enz.),

–   gezien de brief ter ondersteuning van de oprichting van het EFD aan EP‑Voorzitter Jerzy Buzek en HV/VV Catherine Ashton van 25 november 2011,

–   gezien artikel 121, lid 3 en artikel 97 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7‑0061/2012),

A. overwegende dat in de verdragen van de EU nadrukkelijk wordt verklaard dat de universele rechten van de mens en de democratie fundamentele waarden van de Unie en beginselen en doelen van het externe optreden van de Unie zijn;

B.  overwegende dat artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het beginsel van gendermainstreaming onderschrijft, door te stellen dat de Unie er bij elk optreden naar streeft de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen;

C. overwegende dat de Raad in zijn actieagenda ter ondersteuning van de democratie in de externe betrekkingen van de EU heeft bevestigd dat hij zijn steun samenhangender en doeltreffender wil maken, maar dat op dit gebied slechts beperkte vooruitgang is geboekt;

D. overwegende dat het Europees Parlement het initiatief voor het oprichten van het Europees Fonds voor Democratie heeft verwelkomd in zijn resolutie van 7 juli 2011 over het externe beleid van de EU ter bevordering van democratie[8];

E.  overwegende dat de oprichting van het EFD werd gesteund in de brief die aan EP-Voorzitter Jerzy Buzek en HV/VV Catherine Ashton werd gestuurd door verscheidene vooraanstaande mensenrechtenactivisten, waaronder Aung San Suu Kyi en Aljaksandr Milinkevitsj, winnaars van de Sacharovprijs;

F.  overwegende dat de EU en haar lidstaten in de praktijk nog geen samenhangende en strategische benadering ter bevordering van de democratie hebben gevolgd waarin de ondersteuning van democratische ontwikkelingen als doel op zich wordt erkend;

G. overwegende dat vrouwen een belangrijke rol spelen bij de democratiseringsprocessen en het welslagen van sociale bewegingen;

H. overwegende dat tijdens de Arabische lente en in het kader van het oostelijk partnerschap duidelijk is geworden dat de EU dringend een strategisch engagement aan de dag moet leggen ten opzichte van autoritaire landen en landen waarin een verlangen naar democratische hervormingen bestaat, op basis van een nieuwe en andere aanpak om haar geloofwaardigheid terug te winnen en snelle hulp te bieden bij het overgangsproces op weg naar democratie; overwegende dat de oprichting van het Europees Fonds voor Democratie één van de meest concrete antwoorden van de EU kan vormen op de uitdagingen die gepaard gaan met de democratisering in onze buurlanden en daarbuiten;

I.   overwegende dat de recente gebeurtenissen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten hebben aangetoond dat vrouwen een doorslaggevende rol spelen bij democratische veranderingen en dat vrouwenrechten vaak worden geschonden, waarbij vrouwen een groter risico op armoede lopen en worden gemarginaliseerd in het politieke, sociale en economische leven van hun land;

J.   overwegende dat de opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten het aanpakken van instabiliteit en ondemocratische regimes in de buurlanden van de EU nog dringender hebben gemaakt, omdat dit van belang is voor de veiligheid en stabiliteit van Europa zelf;

K. overwegende dat naast de sterkere ondersteuning van democratische ontwikkelingen en mensenrechten in het kader van het EU-nabuurschapsbeleid en de EU-Agenda voor Verandering ook het snelle en consistente reactievermogen op democratische ontwikkelingen en de rechtsstaat moet worden versterkt;

L.  overwegende dat in het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) de nadruk ligt op dringende maatregelen op het vlak van mensenrechtenactivisten die gevaar lopen, met inbegrip van journalisten en leden van de oppositie, en op maatregelen voor de langere termijn die een aanvulling vormen op de huidige geografische instrumenten van de EU;

M. overwegende dat politieke partijen, vooraanstaande politieke persoonlijkheden (zoals dissidenten, oppositieleden en leiders van jeugdorganisaties), sociale bewegingen, en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de media (zoals journalisten, bloggers, actievoerders in de sociale media en kunstenaars) met een duidelijke agenda gericht op de bevordering van democratie nog altijd een centrale rol spelen in elke democratie en in elk democratiseringsproces; overwegende dat, vanwege onvoldoende middelen, een beperkt mandaat en de lange procedures van het EIDHR, deze actoren in het verleden slechts in beperkte mate zijn ondersteund;

N. overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken het initiatief voor de oprichting van een Europees Fonds voor Democratie (EFD) heeft bekrachtigd; overwegende dat de werkzaamheden voor de oprichting ervan goed opschieten en dat er dringend overeenstemming bereikt moet worden over de details van de operationele aspecten;

1.  beveelt de Raad met klem het volgende aan:

a)  ervoor te zorgen dat het EFD zal leiden tot een meer strategische en politieke aanpak van de EU ter ondersteuning van democratische ontwikkeling door het verlenen van aan de context aangepaste, flexibele, tijdige en praktische steun met snelle herprogrammering indien dit noodzakelijk is ter ondersteuning van de bevordering van democratische ontwikkelingen in partnerlanden;

b)  aan te tonen dat voor het bereiken van de hieronder omschreven doelen de instelling van een nieuw fonds adequater en doeltreffender is dan een herziening van de bestaande instrumenten, en met name van het EIDHR;

c)  de missie en waarden van het EFD op te helderen om te zorgen voor duidelijke criteria voor de selectie van begunstigden, met name met betrekking tot de methodologie voor de selectieprocedure;

d)  de samenhang en de doeltreffendheid te benadrukken van de inspanningen van de EU ter ondersteuning van de democratie, zoals vastgelegd in de EU-actieagenda voor de ondersteuning van de democratie in de externe betrekkingen van de EU, en het EFD in deze geest te organiseren en te mandateren;

e)  erop toe te zien dat het EFD het beginsel eerbiedigt dat democratische processen een nationale zaak zijn en dat de opbouw van democratie moet plaatsvinden door meer verantwoordelijkheid toe te kennen binnen een land: van de onderste regionen van de samenleving tot aan de hoogste overheidsorganen;

f)   ervoor te zorgen dat het EFD, terwijl het verregaande en duurzame democratische ontwikkelingen aanmoedigt in landen in een (pril) overgangsproces en in landen die zich in de periode na de overgangsfase bevinden, door vooral maar niet uitsluitend de nadruk te leggen op de Europese nabuurschapslanden, een toegespitst mandaat krijgt waarmee het in staat is maatregelen ter bevordering van de democratie in het kader van andere instrumenten aan te vullen en waarmee de toegevoegde waarde van de nieuwe entiteit wordt benadrukt;

g)  waardevolle ervaringen op te doen door in de eerste plaats (maar niet uitsluitend) de nadruk te leggen op de Europese nabuurschapslanden;

h)  te waarborgen dat het EFD een synergetische en complementaire rol speelt met betrekking tot de werkzaamheden van de EU-instellingen, met inbegrip van het Europees Parlement en de EU-lidstaten, hun agentschappen, en de stichtingen die ze financieren, nauw met hen samenwerkt, partnerschappen tot stand brengt en overlappingen vermijdt; te streven naar complementariteit en een nauwe samenwerking met de Anna Lindh-stichting, in het bijzonder ter bevordering van de democratie in het Middellandse Zeegebied;

     i) ervoor te zorgen dat het EFD toegevoegde waarde heeft door de activiteiten van de bestaande financieringsinstrumenten, in het bijzonder het EIDHR en het stabiliteitsinstrument, aan te vullen en deze niet te beknotten of daarmee te overlappen; erop te wijzen dat het EFD projecten kan starten die later door het EIDHR of de geografische instrumenten kunnen worden voortgezet, waardoor er een programmeringsinterface wordt gecreëerd om te zorgen voor samenhang en duurzaamheid op de langere termijn;

j)   een precieze methodiek te bepalen ter voorkoming van overlappingen tussen de financiële instrumenten, het complexe web van communautaire en parlementaire structuren (OPPD, ECG, enz.) die verantwoordelijk zijn voor mensenrechten en het EFD, en wel voordat met het project wordt begonnen;

k)  er op strategisch planniveau voor te zorgen dat het EFD samenwerkt met de andere EU-instrumenten en structuren op het gebied van mensenrechten en democratie, in het bijzonder de EIDHR, het stabiliteitsinstrument, het CSF en de geografische instrumenten; te zorgen voor goed en transparant financieel beheer en lage administratieve en transactiekosten; het belang van de communautaire methode in het achterhoofd te houden, waarbij de Commissie wordt verzocht zo snel mogelijk te onderzoeken hoe EU-instrumenten in de toekomst snellere responsmechanismen kunnen leveren, en hoe en wanneer een EU-trustfonds in het leven kan worden geroepen als de juiste rechtsgrondslag is vastgesteld in het nieuwe Financieel reglement; zich ervan te vergewissen dat de financiering van het EFD bij ontvangst van een bijdrage uit de begroting van de EU niet ten koste gaat van de toch al beperkte middelen van het EIDHR;

l)   ervoor te zorgen dat het EFD kan worden ingezet in drie fases: voor, tijdens en na de overgangsfase, en projecten en innovatieve oplossingen en ideeën vanaf de basis te starten en toe te passen die de EU tot nu toe niet heeft kunnen ondersteunen vanwege procedurele beperkingen of met het oog op risicobeheersing; het EFD verder zodanig vorm te geven dat het meer risico's kan aangaan, terwijl het Financieel Reglement van de EU wordt nageleefd;

m)  erop toe te zien dat de onpartijdigheid van de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU gewaarborgd is, en daarom in overweging te nemen dat het EFD dergelijke missies niet in zijn activiteiten ter bevordering van de democratie moet opnemen;

n)  ervoor te zorgen dat in een vroeg financieringsstadium in een bepaald land een brede groep van mogelijke begunstigden wordt benaderd, waaronder belangrijke democratisch gezinde politieke spelers (bijv. opkomende politieke actoren, burgerbewegingen en ongeregistreerde ngo's en vakbonden), toezichthouders, klokkenluiders, individuele politieke activisten, culturele actoren, actoren in de nieuwe media (bloggers en anderen), denktanks en organisaties die strijden voor de rechten van minderheden, zodat het EFD een brede groep lokale voorvechters van democratische hervormingen kan ondersteunen; op een pluralistische manier steun te verlenen aan de bovengenoemde politieke actoren en bewegingen;

o)  ervoor te zorgen dat het EFD speciale aandacht schenkt aan de participatie van vrouwen in het democratische hervormingsproces, door vrouwenorganisaties en projecten op gendergevoelige terreinen te ondersteunen, zoals de bestrijding van geweld, het genereren van werkgelegenheid, en politieke participatie, uitbreiding van gelijke toegang tot de rechter en onderwijs voor vrouwen en meisjes, en het voorkomen of beëindigen van bestaande schendingen van vrouwenrechten;

p)  het als essentieel te beschouwen dat het EFD in verenigingen in overgangslanden steun aan meerdere partijen verleent, gezien hun rol als voornaamste actoren in het democratiseringsproces, zodat zij kunnen helpen om tot een nationale consensus te komen;

q)  het EFD de bevoegdheid te geven om subsidies rechtstreeks toe te kennen aan de beoogde begunstigden, op antidiscriminerende wijze en in overleg met de EU-delegaties ter plaatse, en indien mogelijk via politieke partijen en ngo's met een bewezen staat van dienst wat betreft succesvolle ondersteuning van het democratiseringsproces; er vooral in het begin voor te zorgen dat het indirect toekennen van financiële middelen een doeltreffende manier vormt om samen te werken met lokale partners die over de nodige kennis en lokale infrastructuur beschikken en het vertrouwen van de plaatselijke bevolking genieten; erop te wijzen dat het indirect toekennen van middelen zowel de administratieve last voor het EFD als de mogelijke risico's kan verminderen, mits politieke pluraliteit op EU-niveau wordt gegarandeerd en er wordt gewerkt met een basisstructuur voor subsidieontvangers;

r)   ervoor te zorgen dat de EU politieke invloed kan uitoefenen overeenkomstig haar financiële bijdrage; voor het fonds een lichte, transparante en politiek representatieve bestuursstructuur op te zetten, met een evenwichtige en kosteneffectieve verdeling van vertegenwoordigers van de lidstaten en de EU-instellingen, waaronder het Parlement, en onafhankelijke deskundigen en professionals; een duidelijk evenwicht te vinden tussen autonomie en onafhankelijkheid van het EFD enerzijds en verantwoordingsplicht ten opzichte van de geldschieters anderzijds, en te zorgen voor een zo hoog mogelijke graad van financiële integriteit in de rekeningen, waarbij er in het bijzonder naar wordt gestreefd dat geen geld verloren gaat door corruptie en dat geen subsidies worden uitbetaald aan personen of entiteiten die op welke manier dan ook gelieerd zijn aan criminele of terroristische organisaties;

s)  binnen het EFD de nodige kanalen voor gestructureerde samenwerking en coördinatie met de betrokkenen in Brussel en ter plaatse te creëren; structuren te creëren voor nauwe samenwerking en raadpleging van het toekomstige uitvoerend comité, het personeel van het EFD, de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), de Commissie en het Parlement wat betreft de strategieën, doelstellingen en initiatieven van de respectieve EU-instrumenten alsmede een gestructureerde dialoog met de EU-delegaties en ambassades van de lidstaten ter plaatse;

t)   ervoor te zorgen dat het EFD nauwe contacten onderhoudt en regelmatig overleg pleegt met groepen begunstigden, niet zozeer door middel van regiokantoren, maar door samenwerking met de EU-delegaties en lokale organisaties of onafhankelijke deskundigen en professionals, die grondig doorgelicht zijn om er zeker van te zijn dat zij niet gelieerd zijn aan criminele of terroristische organisaties;

u)  het EFD de vorm te geven van een administratief lichte, flexibele en efficiënte, in Brussel gevestigde structuur, met eenvoudige mechanismen voor het toekennen van subsidies; ervoor te zorgen dat aanvragers geen zware aanbestedingsprocedures hoeven te doorlopen; medefinanciering door begunstigden niet tot een financieringsvoorwaarde te maken; te zorgen dat de toekenning van subsidies met inachtneming van duidelijke en strenge criteria geschiedt, en dat de lijst begunstigden openbaar wordt gemaakt tenzij dit hun veiligheid in gevaar brengt; te zorgen voor adequate beveiligingen om fraude en misbruik van de fondsen te voorkomen;

v)  te zorgen voor een adequaat toezichtsysteem om de doeltreffendheid van de verstrekte subsidies te beoordelen;

w) de instelling van het EFD echter in de eerste plaats te beschouwen als een extern financieringsinstrument van de EU binnen het institutionele kader van de EU, zodat gegarandeerd wordt dat het Parlement naar behoren invulling kan geven aan zijn wetgevende en budgettaire bevoegdheid ten aanzien van de activiteiten van de EU op het vlak van bijdragen en programmering;

x)  te garanderen dat de bijdrage van de EU aan de begroting van het EFD in volledige overeenstemming is met de beginselen van goede financiële praktijken, en wordt geadministreerd door personeel dat is opgeleid in de toepassing van het Financieel Reglement met betrekking tot de EU-begroting, en dat het Parlement volledige begrotings- en wetgevende controle kan uitoefenen, met inbegrip van eventueel toezicht door de begrotingsautoriteit op de manier waarop deze financiering is gebruikt;

y)  te garanderen dat het Parlement uitgebreid politiek toezicht kan uitoefenen op de activiteiten en de programmering van het EFD, en ervoor te zorgen dat de uitvoering van diens maatregelen grondig wordt gecontroleerd en geëvalueerd door een onafhankelijke derde instantie, onder andere door te waarborgen dat het Parlement op de hoogte wordt gehouden van de jaarverslagen van het EFD; het Parlement genoeg ruimte te geven om een bijdrage te leveren tijdens de programmeringsfase, prioriteiten en strategische actieplannen op te stellen, en zijn creatieve macht en de ervaringen van de lidstaten met overgangssituaties te delen om steun te geven aan democratiseringsprocessen buiten de grenzen van Europa;

z)  ervoor te zorgen dat het Parlement wordt betrokken bij en geraadpleegd tijdens het opstartings- en uitvoeringsproces van het EFD, onder andere door een politiek evenwichtige samenstelling van EP-leden in zijn raad van gouverneurs en zijn uitvoerend comité; de samenstelling van de raad van gouverneurs te herzien zodat de lidstaten door de Raad worden vertegenwoordigd, en de participatie van het Parlement in de raad van gouverneurs van dit instrument te vergroten zodat een juiste mate van invloed wordt gewaarborgd, overeenkomstig de verantwoordelijkheid van het Parlement als tak van de begrotingsautoriteit van de EU; het Parlement in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de politieke en strategische richtsnoeren, de prioriteiten, de verwachte resultaten en de algemene financiële toewijzingen waarmee de activiteiten van het fonds op een zinvolle en systematische manier geschraagd worden;

     aa) de impact, prestaties en toegevoegde waarde van het EFD ten opzichte van de EU-instrumenten en de duurzaamheid van gesubsidieerde acties te blijven evalueren; passende conclusies te trekken en indien nodig de omvang, de structuur, het financieringsmechanisme en het afleggen van verantwoording over de uitgevoerde maatregelen aan te passen; ervoor te zorgen dat de resultaten van dergelijke beoordelingen worden doorgestuurd naar het Parlement;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en – ter informatie – aan de Commissie en de lidstaten.

TOELICHTING

Het idee van een Europees Fonds voor Democratie is ontstaan in het kader van een meer algemeen EU‑debat over de herziening van het beleid en de activiteiten van de EU ter bevordering van democratie, na de gebeurtenissen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied. Het doel is een semiautonome organisatie op te richten die voorvechters van democratie en democratische ontwikkelingen overal ter wereld op niet-bureaucratische wijze kan ondersteunen en niet direct in verband wordt gebracht met de EU‑diplomatie of de Europese Commissie.

Het idee is gelanceerd door de hoge vertegenwoordiger van de EU en vicevoorzitter van de Commissie Ashton en commissaris Füle in het nieuwe overzicht van het Europees Nabuurschapsbeleid, dat in mei van dit jaar is gepresenteerd en in de conclusies van de Raad van juni is goedgekeurd. Het Poolse voorzitterschap van de Raad heeft het EFD tot een van zijn prioriteiten gemaakt en heeft met alle belanghebbenden samengewerkt om het idee vorm te geven. Het is nu aan het Parlement om een constructieve bijdrage te leveren aan het debat dat de afgelopen weken in een stroomversnelling is gekomen en ervoor te zorgen dat het Parlement zal worden betrokken bij de oprichting en de bestuursstructuur van en het toezicht op dit mogelijke Europese fonds.

ONTWERPAANBEVELING B7-0391/2011 (4.7.2011)

overeenkomstig artikel 121, lid 1 van het Reglement van Alexander Graf Lambsdorff namens de ALDE-Fractie

over de modaliteiten voor de mogelijke oprichting van een Europees Fonds voor Democratie

Het Europees Parlement,

–   gezien de conclusies van de Raad over de ondersteuning van de democratie in de externe betrekkingen van de EU, van 17 november 2009 en van 13 december 2010 met het voortgangsverslag 2010 en een lijst van proeflanden,

–   gezien de conclusies van de Raad van 18 mei 2009 betreffende het steunen van democratisch bestuur - versterking van het EU-kader,

–   gezien zijn resolutie van 22 oktober 2009 over democratieopbouw in de externe betrekkingen van de EU[1],

–   gezien zijn resolutie van 25 april 2002 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen (COM(2001)0252)[2],

–   gezien artikel 121, lid 1 van zijn Reglement,

A. overwegende dat politieke partijen en met vrije en eerlijke verkiezingen gekozen parlementen voor elke democratie en elk democratiseringsproces van centraal belang zijn, en dat de ondersteuning en de toepassing van het EIDHR in het verleden niet altijd in overeenstemming zijn geweest met het gewicht van die actoren;

B.  overwegende dat de organisatie van politieke partijen, vooral van partijen die democratische waarden bevorderen, moet worden verbeterd zonder daarbij kant te kiezen;

C. overwegende dat de systematische ondersteuning van nieuw, vrij en eerlijk gekozen parlementen, in het bijzonder in landen die zich tot een democratie ontwikkelen of waarheen een verkiezingswaarnemingsmissie van de EU is gezonden, van groot belang is;

1.  beveelt de Raad het volgende aan:

a)  te overwegen dat de Europese Unie een flexibeler en minder bureaucratisch instrument nodig heeft om politieke spelers bij te staan die zich inzetten voor democratische hervormingen in hun land,

b)  de oprichting te overwegen van een Europees Fonds voor Democratie, een non‑profitorganisatie die steun verleent om de democratische instellingen overal ter wereld te versterken,

c)  ervoor te zorgen dat de bevoegdheden van een toekomstig Europees Fonds voor Democratie door de EEAS, de Commissie en het Poolse voorzitterschap duidelijk worden omlijnd,

d)  het Europees Parlement recht van controle te geven bij de mogelijke oprichting van het Europees Fonds voor Democratie, alsook bij het bepalen van de jaarlijkse doelstellingen, prioriteiten, verwachte resultaten en algemene financiële toewijzing;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en ‑ ter informatie ‑ aan de Commissie.

  • [1]  PB C 265E van 30.9.2010, blz. 3.
  • [2]  PB C 131E van 5.6.2003, blz. 147.

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (1.2.2012)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de modaliteiten voor de mogelijke oprichting van een Europees Fonds voor Democratie (EFD)
(2011/2245(INI))

Rapporteur voor advies: Alf Svensson

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat het streven naar democratie wereldwijd niet alleen een morele verplichting is, maar ook duidelijk is vastgelegd als een van de grondbeginselen voor extern optreden van de EU[1];

1.  drukt zijn bezorgdheid uit over het feit dat verscheidene ontwikkelingslanden zich momenteel uitsluitend op economisch gebied ontwikkelen, zonder vrijheid of democratie te garanderen voor de mensen die er wonen;

2.  onderstreept dat elk nieuw initiatief of orgaan voor de ontwikkeling van democratie een duidelijke meerwaarde moet hebben ten opzichte van bestaande EU-instrumenten en organisaties (zoals de politieke stichtingen in Europa); onderstreept dat het cruciaal is om duplicatie en overlapping tussen EU-instrumenten en inspanningen voor de opbouw van democratie te voorkomen; onderstreept dat volledige transparantie, verantwoordingsplicht ten aanzien van resultaten en efficiënt gebruik van middelen de leidende principes moeten zijn van het Europees Fonds voor Democratie (EFD); is van mening dat er dringend overeenstemming bereikt moet worden over gedetailleerde operationele kwesties, zodat het EFD efficiënt zijn taken kan uitvoeren;

3.  benadrukt dat het aandachtsgebied van een herziene aanpak ter ondersteuning van democratische ontwikkeling niet alleen beperkt moet worden tot de landen waarmee de EU speciale betrekkingen onderhoudt via het Europees nabuurschapsbeleid; is van mening dat het EFD een gedifferentieerde aanpak moet volgen die terdege rekening houdt met de mate van democratische ontwikkeling van de begunstigde landen;

4.  merkt op dat vanwege een plotselinge of snelle politieke transformatie in een ontwikkelingsland een acute reactie van de EU vereist kan zijn om bij te dragen aan vooruitgang op het gebied van democratische structuren en waarden; doet daarom de aanbeveling dat een deel van het EFD speciaal moet worden afgestemd op flexibiliteit en het vermogen om snel te handelen in dergelijke situaties; dringt tevens aan op een adequate effectbeoordeling van snelle reacties en inspanningen voor de langere termijn;

5.  onderstreept dat de initiatieven die worden gefinancierd in het kader van het EFD moeten stroken met de toezeggingen in het ontwikkelingsbeleid van de EU (beleidssamenhang met het oog op doeltreffende ontwikkelingshulp); wijst erop hoe belangrijk het is dat gewaarborgd wordt dat de democratische steun van de EU via het EFD gebaseerd is op een bottom-upaanpak, die het principe van democratisch zeggenschap weerspiegelt en die democratie-, veiligheids- en ontwikkelingsvraagstukken op geïntegreerde wijze benadert;

6.  benadrukt dat de EU-begroting voor het EFD moet worden geïmplementeerd op volkomen transparante wijze, geheel in overeenstemming met de financiële regelgeving van de EU en met volledige eerbiediging van het recht van toetsing van het Europees Parlement zodat het kan toezien op de uitvoering van het EFD-programma;

7.  onderstreept het belang van het instellen van een verantwoordingsmechanisme om verslag uit te brengen aan de EU-instellingen, inclusief het Europees Parlement, over de toekenning van middelen door het EFD, teneinde transparantie te waarborgen;

8. benadrukt dat de bevoegdheid van het Europees Parlement inzake controle van de begroting moet worden geëerbiedigd in de taakomschrijving van een EFD; dringt erop aan dat het Europees Parlement naar behoren vertegenwoordigd is in de bestuursorganen, en wordt betrokken bij de omschrijving van het mandaat van het EFD, bij besluiten over beleidsstrategieën en bij de benoeming van het leidinggevend personeel.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

25.1.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Michael Cashman, Ricardo Cortés Lastra, Nirj Deva, Charles Goerens, Catherine Grèze, Filip Kaczmarek, Franziska Keller, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Bill Newton Dunn, Maurice Ponga, Jean Roatta, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Eleni Theocharous, Ivo Vajgl, Anna Záborská, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Santiago Fisas Ayxela, Niccolò Rinaldi, Patrizia Toia

  • [1]  Verdrag betreffende de Europese Unie (2010/C 83/01), hoofdstuk 1, artikel 21, lid 1 en lid 2, onder b.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.3.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

59

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pino Arlacchi, Sir Robert Atkins, Bastiaan Belder, Frieda Brepoels, Elmar Brok, Jerzy Buzek, Mário David, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Liisa Jaakonsaari, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Evgeni Kirilov, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Paweł Robert Kowal, Eduard Kukan, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Mario Mauro, Kyriakos Mavronikolas, Francisco José Millán Mon, Alexander Mirsky, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Raimon Obiols, Kristiina Ojuland, Ria Oomen-Ruijten, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Bernd Posselt, Cristian Dan Preda, Libor Rouček, Tokia Saïfi, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Nikolaos Salavrakos, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Werner Schulz, Adrian Severin, Charles Tannock, Inese Vaidere, Kristian Vigenin, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Véronique De Keyser, Barbara Lochbihler, Monica Luisa Macovei, Carmen Romero López, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Hannes Swoboda, Ivo Vajgl

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Philippe Boulland