VERSLAG over de toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie

1.10.2013 - (2013/2080(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Catherine Trautmann

Procedure : 2013/2080(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0313/2013
Ingediende teksten :
A7-0313/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie

(2013/2080(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien Richtlijn 2009/140/EG (Richtlijn Betere regelgeving),

–   gezien Richtlijn 2009/136/EG (Richtlijn Burgerrechten),

–   gezien Verordening (EU) nr. 526/2013 (BEREC-Verordening),

–   gezien Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn),

–   gezien Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn),

–   gezien Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn),

–   gezien Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn),

–   gezien Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie),

–   gezien Verordening (EG) nr. 531/2012 (herschikking van de Roamingverordening),

–   gezien Aanbeveling 2010/572/EU (Aanbeveling betreffende gereguleerde toegang tot NGA-netwerken),

–   gezien Aanbeveling 2007/879/EG (Aanbeveling betreffende relevante markten),

–   gezien Aanbeveling 2009/396/EG (Aanbeveling inzake afgiftetarieven),

–   gezien COM 2002/C 165/03 (richtsnoeren voor aanmerkelijke marktmacht),

–   gezien Aanbeveling 2008/850/EG (procedureregels als bedoeld in artikel 7 van de kaderrichtlijn),

–   gezien Besluit nr. 243/2012/EU tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PRSB)

–   gezien het voorstel van 19 oktober 2011 voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van de Connecting Europe Facility (COM(2011)0665),

–   gezien het voorstel van 7 februari 2013 voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen (COM(2013)0048),

–   gezien het recent door het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) gedane werk over netneutraliteit,

–   gezien het voorstel van 26 maart 2013 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen (COM(2013)0147),

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0313/2013),

A. overwegende dat het regelgevingskader voor elektronische communicatie in de Unie het laatst werd gewijzigd in 2009, op basis van voorstellen die in 2007 werden ingediend na jaren voorbereidingswerk;

B.  overwegende dat de omzetting van de wijzigingen uit 2009 door de lidstaten voor 25 mei 2011 moest plaatsvinden en door de laatste lidstaat werd voltooid in januari 2013;

C. overwegende dat de manier waarop elke nationale reguleringsinstantie (NRI) het kader toepast voor enige interpretatie vatbaar is, waardoor bij de beoordeling van de doeltreffendheid van het kader rekening kan worden gehouden met de voorwaarden waaronder het kader in de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd;

D. overwegende dat de verschillen in de handhaving en uitvoering van het regelgevingskader hebben geleid tot hogere kosten voor de exploitanten die in meer dan een land actief zijn, waardoor investeringen in en de ontwikkeling van een interne telecommarkt worden belemmerd;

E.  overwegende dat de Commissie geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een ​​beschikking houdende vaststelling van transnationale markten zoals gespecificeerd in artikel 15, lid 4, van de Kaderrichtlijn, aan te nemen;

F.  overwegende dat pan-Europese zakelijke gebruikers niet zijn herkend als een apart marktsegment, met als gevolg een gebrek aan gestandaardiseerde aanbiedingen voor grootgebruik, onnodige kosten en een versnipperde interne markt;

G. overwegende dat het kader tot doel heeft een mededingings-, investerings- en innovatie-ecosysteem te bevorderen dat bijdraagt tot de ontwikkeling van de interne communicatiemarkt in het belang van consumenten en bedrijven, en in het bijzonder Europese bedrijven, in die sector;

H. overwegende dat het regelgevingskader als een samenhangend geheel dient te worden gehandhaafd;

I.   overwegende dat de Commissie, volgens de beginselen van een betere regelgeving, verplicht is om het kader periodiek te herzien om ervoor te zorgen dat het gelijke tred houdt met de ontwikkelingen op het vlak van technologie en op de markt;

J.   overwegende dat de Commissie, in plaats van het regelgevingskader verder te ontwikkelen, parallel een aantal individuele initiatieven heeft uitgewerkt, met de "digitale interne markt" als laatste nieuwe verschijningsvorm;

K. overwegende dat de Commissie haar voornemen heeft geuit om de Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie en de Aanbeveling betreffende relevante markten te herzien, maar dat zij nog niet voornemens is de andere onderdelen van het regelgevingskader te herzien;

L.  overwegende dat de Commissie de universeledienstverplichtingen niet meer heeft bijgewerkt sinds 1998, ondanks het verzoek daartoe dat in 2009 in de Richtlijn Burgerrechten werd opgenomen;

M. overwegende dat een relevant, stabiel en samenhangend kader van essentieel belang is om investeringen, innovatie en mededinging, en zo diensten van betere kwaliteit te stimuleren;

N. overwegende dat een collectieve bottom-upbenadering die uitgaat van de NRI's doeltreffend is gebleken om een gemeenschappelijke rechtspraak ten aanzien van de regelgeving te bevorderen;

O. overwegende dat een functionele scheiding, dat wil zeggen de verplichting voor een verticaal geïntegreerde exploitant om de activiteiten in verband met het aanbieden aan grootgebruikers van relevante toegangsproducten in een onafhankelijk opererende interne bedrijfsafdeling onder te brengen, een laatste oplossing blijft;

P.  overwegende dat effectieve en duurzame concurrentie mettertijd een belangrijke drijfkracht voor efficiënte investeringen is;

Q. overwegende dat het regelgevingskader concurrentie heeft bevorderd in het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, ten voordele van de consument;

R.  overwegende dat de bevordering van de concurrentie bij het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten samen met de bevordering van investeringen een van de belangrijkste beleidsdoelstellingen is van artikel 8 van de Kaderrichtlijn;

S.  overwegende dat ondanks de vooruitgang die wordt geboekt, de EU slechts kleine stapjes neemt om de doelstellingen inzake breedbandverbindingen van de digitale agenda binnen het beoogde tijdschema te realiseren;

T.  overwegende dat de uitrol van zeer snelle internettoegang vooruitgang boekt, met 54% van de Europese huishoudens met toegang tot meer dan 30 Mbps, maar dat de Europese consument slechts aarzelend gebruik maakt van dit type toegang (amper 4,2 % van de huishoudens); overwegende dat de uitrol van ultrasnelle internettoegang (meer dan 100 Mbps) traag verloopt, en dat deze internetverbindingen slechts 3,4% van alle vaste verbindingen uitmaken en dat er weinig vraag lijkt te zijn bij de gebruikers, aangezien slechts 2% van de gezinnen voor dit soort verbinding kiest[1];

U. overwegende dat transparantie alleen in het beheer van het netwerkverkeer geen garantie is voor neutraliteit van het internet;

V. overwegende dat de vraagstukken rond de concurrentie tussen aanbieders van elektronische-communicatiediensten onderling, en tussen deze aanbieders en aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij aandacht verdienen, met name wat de ondermijning van het open karakter van het internet betreft;

W. overwegende dat er bij vele netwerken nog steeds belemmeringen voor concurrentie bestaan; overwegende dat men er niet in geslaagd is het beginsel van netneutraliteit te definiëren en toe te passen om non-discriminatie van diensten voor eindgebruikers te waarborgen;

X. overwegende dat de ontwikkeling van 4G in Europa is belemmerd door een gebrek aan coördinatie bij de radiospectrumtoewijzingen, en in het bijzonder de vertraging in de lidstaten bij de vergunningsprocedure om per 1 januari 2013 het gebruik van de 800 MHz-band voor elektronische communicatiediensten toe te staan, als bepaald in het programma voor het radiospectrumbeleid;

Y. overwegende dat in het programma voor het radiospectrumbeleid de Commissie wordt verzocht het gebruik van het spectrum tussen 400 MHz en 6 GHz te onderzoeken en na te gaan of extra spectrum kan worden vrijgemaakt en beschikbaar gesteld voor nieuwe toepassingen, zoals bijvoorbeeld de 700 Mhz-band;

Z.  overwegende dat innovatie en de ontwikkeling van nieuwe technologieën en infrastructuren in overweging moeten worden genomen bij de beoordeling van de impact van het juridische kader op de mogelijkheden die de gebruikers en consumenten worden geboden;

Aa. overwegende dat het kader neutraal dient te blijven en dat gelijkwaardige diensten aan dezelfde regels onderworpen dienen te worden;

1.  betreurt de vertraging bij de omzetting door de lidstaten van de wijziging uit 2009 van het regelgevingskader voor elektronische communicatie en vestigt de aandacht op de versnippering van de interne communicatiemarkt als gevolg van de uiteenlopende toepassing van het regelgevingskader in de 28 lidstaten;

2.  onderstreept dat er weliswaar heel wat vorderingen zijn geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen van het kader, maar de EU-telecommarkt langs nationale grenzen blijft opgedeeld, waardoor bedrijven en burgers maar moeilijk echt kunnen profiteren van de interne markt;

3.  is van mening dat alleen met een concurrerende Europese markt in snelle breedbanddiensten innovatie, economische groei en nieuwe werkgelegenheid kunnen worden gestimuleerd en concurrerende prijzen kunnen worden aangeboden aan de eindgebruikers;

4.  is van mening dat bij de volgende herziening moet worden geprobeerd om het kader verder te ontwikkelen, om zo eventuele zwakke punten weg te werken en de ontwikkelingen op de markt, de samenleving en in de technologie en toekomstige trends in aanmerking te nemen;

5.  is van mening dat bij een herziening van het volledige regelgevingskader aandacht moet worden besteed aan de volgende aspecten:

     (i) de achterstallige herziening van de universeledienstverplichtingen, waarbij ook de verplichte toegang tot breedbandinternet tegen een eerlijke prijs wordt betrokken om rekening te houden met de urgente noodzaak de digitale kloof te dichten, en om de beperkingen die zijn vastgelegd in de richtsnoeren voor overheidssteun aan te pakken, om dit doel te kunnen bereiken;

     (ii) de bevoegdheid van NRI's voor alle vraagstukken die in het kader aan bod komen, waaronder ook het spectrum; de bevoegdheden die aan de NRI's worden verleend in de lidstaten en de overeenkomstige reikwijdte van de onafhankelijkheidseis voor NRI's;

     (iii) samenwerking tussen de NRI's en de nationale mededingingsautoriteiten;

     (iv) de symmetrische verplichtingen met betrekking tot netwerktoegang (artikel 12 Kaderrichtlijn), aangezien de NRI's in sommige lidstaten geen zulke regelgevingsbevoegdheid hebben gekregen;

     (v) de voorschriften inzake hefboomeffecten (artikel 14 Kaderrichtlijn) en collectieve machtsposities (bijlage II bij de Kaderrichtlijn), aangezien de NRI's die instrumenten ondanks de wijzigingen van 2009 nog steeds moeilijk te gebruiken vinden;

     (vi) de marktherzieningsprocessen;

     (vii) impact van diensten die volledig vervangbaar zijn door diensten die worden aangeboden door traditionele aanbieders; in bepaalde gevallen is enige toelichting bij de reikwijdte van de technologische neutraliteit van het kader nodig, alsmede over de tweedeling tussen de diensten die onder de regeling van de "informatiemaatschappij" en diensten die onder "elektronische communicatiediensten" vallen;

     (viii) de noodzaak om overbodige regelgeving af te schaffen;

     (ix) het opheffen van regelgeving, mits een marktanalyse heeft aangetoond dat de markt daadwerkelijk concurrerend is, en dat er procedures en middelen bestaan voor langdurige monitoring;

     (x) de NRI's de mogelijkheid geven verslag te leggen over hun ervaring met niet-discriminatieverplichtingen en oplossingen;

     (xi) de doeltreffendheid en werking van de procedures uit artikel 7/7 bis ("mederegulering"): hoewel zowel de Commissie als BEREC het er over het algemeen over eens zijn dat de NRI's goed werken en voor een goed evenwicht zorgen, is de Commissie van mening dat de NRI's in sommige gevallen niet al hun regelgevingsmaatregelen bijstellen of bepaalde maatregelen te traag invoeren en klaagt BEREC over de tijdsdruk;

     (xii) de situatie waarin fase II van de procedure niet wordt ingezet doordat een NRI zijn ontwerpmaatregel intrekt of waarin een NRI geen oplossing voorstelt voor een probleem dat op een bepaalde markt is vastgesteld, waarbij een inbreukprocedure de enige oplossing is: er zou voor beide gevallen een manier moeten bestaan om de nodige procedure overeenkomstig artikel 7/7 bis in te zetten;

     (xiii) de doeltreffendheid en werking van de procedure uit artikel 19: de Commissie heeft haar bevoegdheden uit artikel 19 twee keer gebruikt (NGA-aanbeveling in september 2010 en de Aanbeveling inzake niet-discriminatie en kostenberekeningsmethoden); aangezien er voor de procedure overeenkomstig artikel 19 geen tijdspad is vastgelegd, in tegenstelling tot voor artikel 7/7 bis, verliep de regelgevingsdialoog tussen BEREC en de Commissie niet zo vlot, wat aanleiding gaf tot klachten bij BEREC omdat het zijn advies binnen een erg kort tijdsbestek moest uitbrengen en bij de Commissie omdat bepaalde NRI's lang aarzelden tijdens de opstellings- en tenuitvoerleggingsperiode;

     (xiv) pan-Europese diensten en exploitanten, waarbij rekening moet worden gehouden met de (onbenutte) bepaling van artikel 15, lid 4, van de Kaderrichtlijn die de Commissie de mogelijkheid biedt om transnationale markten vast te stellen; er moet meer aandacht worden gegeven aan concurrentie bij het aanbieden van communicatiediensten voor bedrijven in de EU en aan de effectieve en consistente toepassing van oplossingen op bedrijfsniveau in heel de EU;

(xv) transnationale markten vaststellen, in eerste instantie ten minste met betrekking tot diensten voor bedrijven; aanbieders in staat stellen BEREC ervan in kennis te stellen dat zij diensten willen verlenen aan deze markten en toezicht houden door BEREC op aanbieders die diensten verlenen aan deze markten;

     (xvi) BEREC en zijn werking en de uitbreiding van de reikwijdte van zijn bevoegdheden;

     (xvii) vrije toegang tot inhoud, zonder discriminatie, overeenkomstig artikel 1, lid 3 bis, van de Kaderrichtlijn en netneutraliteit, zoals bepaald in artikel 8, lid 4, onder g), van de Kaderrichtlijn;

     (xviii) de aanbeveling inzake relevante markten;

     (xix) de regelgeving inzake apparatuur, met inbegrip van het bundelen van apparatuur en besturingssystemen;

(xx) recente wereldwijde ontwikkelingen in cyberveiligheid en cyberspionage en de verwachtingen van de Europese burgers ten aanzien van de eerbiediging van hun privacy bij het gebruik van elektronische communicatie en diensten van de informatiemaatschappij; en

(xxi) het feit dat het internet een cruciale infrastructuur is geworden voor een breed scala van economische en sociale activiteiten;

6.  is van mening dat de herziening onder meer de volgende belangrijkste doelstellingen moet hebben:

     (i) ervoor zorgen dat volledig substitueerbare diensten aan dezelfde voorschriften zijn onderworpen; met het oog hierop moet de definitie van elektronische-communicatiedienst van artikel 2, onder c), van de Kaderrichtlijn in aanmerking worden genomen;

(ii) ervoor zorgen dat consumenten toegang hebben tot volledige en begrijpelijke informatie over internetsnelheden zodat zij opties van verschillende aanbieders kunnen vergelijken;

(iii) verder bevorderen van effectieve en duurzame concurrentie, die de belangrijkste drijfkracht voor efficiënte investeringen is;

(iv) de concurrentie vergroten op de Europese markt voor snelle breedbanddiensten;

     (v) een stabiel en duurzaam kader verschaffen voor investeringen;

     (vi) zorgen voor een geharmoniseerde, consequente en effectieve toepassing;

     (vii) de ontwikkeling van pan-Europese aanbieders en het aanbieden van grensoverschrijdende diensten aan bedrijven vergemakkelijken;

(viii) ervoor zorgen dat het kader aangepast is aan het digitale tijdperk en een internet-ecosysteem biedt dat de gehele economie optimaal ondersteunt, en

(ix) het vertrouwen van de gebruiker in de interne communicatiemarkt vergroten, onder meer door maatregelen ter uitvoering van het toekomstige regelgevingskader voor de bescherming van persoonsgegevens, en maatregelen ter verbetering van de veiligheid van de elektronische communicatie op de interne markt;

7.  is van mening dat het kader als overkoepelend doel moet blijven hebben een sectoraal ecosysteem voor mededinging en investeringen te bevorderen dat voordelen oplevert voor consumenten en gebruikers en de totstandbrenging van een werkelijke interne communicatiemarkt stimuleert en het algemene concurrentievermogen van de Unie bevordert;

8.  wijst erop dat het regelgevingskader samenhangend, relevant en doeltreffend moet blijven;

9.  is van mening dat het kader moet bijdragen tot de doelstelling een samenhang te handhaven en regelgevingszekerheid te bieden, ten behoeve van een eerlijke en evenwichtige concurrentie waarin de Europese spelers allen kans maken; is van mening dat alle door de Commissie voorgestelde voorzieningen, zoals de Europese vergunning, consumentenaspecten en technische regelingen voor spectrumveilingen, een belangrijke rol kunnen spelen voor de creatie van een interne communicatiemarkt, maar dat zij in het licht van deze doelstelling moeten worden beoordeeld; is van mening dat de in dit document gewenste procedure voor de herziening van het kader als vooruitgang voor de Europese digitale economie moet worden beschouwd en dus moet worden uitgevoerd door middel van een consistente en geprogrammeerde aanpak;

10. benadrukt dat non-discriminatie van informatie in de verzend-, doorgeef- en ontvangstfase noodzakelijk is voor het stimuleren van innovatie en opheffen van toetredingsbelemmeringen;

11. benadrukt dat er potentieel is voor anticoncurrerend en discriminerend gedrag in het communicatieverkeersbeheer; dringt er daarom bij de lidstaten op aan alle mogelijke schendingen van de netneutraliteit te voorkomen;

12. merkt op dat de bepalingen op grond waarvan de nationale reguleringsinstanties kwalitatief verantwoorde dienstverlening dwingend kunnen opleggen in geval van concurrentieverstorende blokkades of restricties op de dienstverlening, in combinatie met transparantere contracten krachtige instrumenten zijn om te waarborgen dat de consumenten toegang krijgen tot de diensten waaraan zij de voorkeur geven en dat zij deze ook kunnen gebruiken;

13. onderstreept dat prioritering van kwaliteitsdiensten van begin- tot eindpunt naast optimale dienstverlening ten koste zou kunnen gaan van het netneutraliteitsbeginsel; verzoekt de Commissie en de toezichthouders deze tendensen nauwgezet te volgen en eventueel daadwerkelijk gebruik te maken van de instrumenten ter waarborging van de kwaliteit van de dienstverplichtingen waarin artikel 22 van de Richtlijn inzake de universele dienst en gebruikersrechten voorziet; verzoekt bijkomende wetgevingsmaatregelen op EU-niveau te overwegen, indien nodig;

14. benadrukt dat er ter bevordering van de innovatie, ter verruiming van de keuze van de consument, ter beperking van de kosten en ter verbetering van de efficiëntie bij de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatie-infrastructuur, een mix van diverse voorzieningen en beschikbare technologieën moet worden bestudeerd en aan de consument aangeboden, om aldus te voorkomen dat de dienstverlening eronder lijdt, de netwerktoegang wordt geblokkeerd en het netwerkverkeer wordt vertraagd;

15. benadrukt dat de bevoegde nationale instanties ernaar moeten streven regelgevende beginselen, procedures en voorwaarden voor spectrumgebruik toe te passen die Europese aanbieders van elektronische communicatie niet belemmeren om netwerken en diensten aan te bieden in verschillende lidstaten of in de gehele Unie;

16. is ervan overtuigd dat meer coördinatie met betrekking tot het spectrum, in combinatie met de toepassing van gemeenschappelijke beginselen voor het recht van gebruik van het spectrum in de gehele Unie, een belangrijke oplossing zou zijn om het gebrek aan voorspelbaarheid ten aanzien van spectrumbeschikbaarheid aan te pakken, waardoor investeringen en economische schaalvoordelen gestimuleerd zouden worden;

17. benadrukt dat aanmoedigingspremies en/of het intrekken van het gebruiksrecht wanneer nagelaten wordt het betreffende radiospectrum te gebruiken, belangrijke maatregelen zouden kunnen zijn om voldoende geharmoniseerd radiospectrum vrij te maken om draadloze breedbanddiensten met een hoge capaciteit te stimuleren;

18. benadrukt dat een pan-Europese veiling van 4 en 5G draadloze diensten, met een beperkt aantal licentiehouders die gezamenlijk het gehele grondgebied van de EU bedienen, pan-Europese draadloze diensten mogelijk zou maken, waardoor de fundamenten van roaming worden ondergraven;

19. roept de lidstaten ertoe op een veel hogere prioriteit te geven aan de consumentenaspecten van elektronische communicatie; wijst er met nadruk op dat goed functionerende markten, met goed geïnformeerde en zelfbewuste consumenten, de ruggengraat vormen van de gehele EU-markt;

20. wijst erop dat, aangezien consumenten steeds vaker de voorkeur geven aan pakketcontracten voor meerdere diensten tegelijk, het uitermate belangrijk is dat de voorschriften met betrekking tot de actualisering van informatie over precontractuele overeenkomsten en bestaande contracten strikt worden gehandhaafd;

21. onderstreept de noodzaak tot verscherping van de eisen met betrekking tot consumentenvoorlichting omtrent dienstverleningsrestricties, toestelsubsidies en communicatieverkeersbeheer; verzoekt de lidstaten en de Commissie het verbod op misleidende reclame consistent af te dwingen;

22. onderstreept dat het sluiten van pakketcontracten overschakeling op een andere aanbieder in de weg kunnen staan, en verzoekt de Commissie en BEREC een onderzoek in te stellen naar de concurrentieverstorende aspecten die hieraan kunnen zijn verbonden;

23. merkt op dat er zich gevallen hebben voorgedaan waarbij telefoonmaatschappijen de tetheringfunctie van mobiele consumententelefoons (waarbij deze kunnen worden ingezet als router of hotspot) hebben beperkt, hoewel het met de consument gesloten contract voorziet in ongelimiteerd datagebruik; vraagt derhalve de Commissie en het BEREC een onderzoek in te stellen naar potentieel misleidende reclame en de behoefte aan meer duidelijkheid op dit gebied;

24. wijst erop dat het met het oog op een dynamische markt van belang is op andere aanbieders te kunnen overstappen en nummerportabiliteit te faciliteren, en dat contractuele transparantie en voorlichting van de consument over contractuele aanpassingen eveneens essentieel zijn; betreurt het dat de portabiliteitsdoestellingen niet worden gehaald, en roept de Commissie en het BEREC op de nodige stappen te ondernemen;

25. spreekt zijn steun uit voor de lidstaten die strengere eisen hebben ingevoerd met betrekking tot gelijkwaardige toegang voor gehandicapte gebruikers, en roept alle lidstaten op dat voorbeeld te volgen; roept het BEREC ertoe op de bevordering van de voorschriften en de toegang voor gehandicapte gebruikers te verbeteren;

26. complimenteert alle lidstaten dat zij uitvoering hebben gegeven aan het gemeenschappelijke alarmnummer 112; dringt aan op verbeteringen ten aanzien van de responstijd die nodig is om oproepers te lokaliseren; wijst erop dat sommige lidstaten reeds technologieën hebben uitgewerkt waarmee oproepers vrijwel onmiddellijk kunnen worden gelokaliseerd;

27. is ingenomen met de activiteiten van de Commissie met het oog op de praktische implementatie van de 116-nummers, en met name van het telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen (116000); dringt erop aan dat de Commissie meer ruchtbaarheid geeft aan deze nummers;

28. stelt vast dat de Commissie haar voornemen tot invoering van een pan-Europees telefoonnummersysteem heeft laten varen;

29. wijst op de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt bij het verstrekken van universele breedbandtoegang op basisniveau, maar merkt op dat daarbij sprake is van markante verschillen; spoort de lidstaten ertoe aan de doelstellingen van de digitale agenda te verwezenlijken door het stimuleren van particuliere en het mobiliseren van overheidsinvesteringen in nieuwe netwerkcapaciteit.

30. benadrukt dat vanwege de toenemende hoeveelheden gegevens, de beperkte beschikbaarheid van spectrumruimte en de convergentie van technologieën, apparatuur en inhoud een intelligent beheer van het gegevensverkeer vereist is, alsook verschillende verspreidingsmethoden, zoals samenwerking tussen de digitale terrestrische omroep en draadloze breedbandnetwerken;

31. benadrukt dat een eventuele herziening gebaseerd moet zijn op uitvoerig overleg met alle belanghebbende partijen en op een grondige analyse van alle vraagstukken;

32. verzoek de Commissie daartoe om de volgende herziening van het volledige kader te lanceren om zo een grondig debat mogelijk te maken tijdens de volgende zittingsperiode van het Parlement;

33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  SWD(2013)217 Digital agenda scoreboard, blz. 43.

TOELICHTING

De Commissie heeft haar laatste voorstellen tot wijziging van het EU-kader voor elektronische communicatie ingediend in november 2007. Het herziene kader werd twee jaar later, in november 2009 aangenomen door het Parlement en de Raad, na lange en moeilijke onderhandelingen. De termijn voor de omzetting in de nationale wetgeving werd vastgesteld op 25 mei 2011, 18 maanden na de aanname. Het aantal lidstaten dat de voorschriften tijdig omzette bleef echter beperkt tot een kleine minderheid, en de laatste lidstaten die meldden dat zij de voorschriften volledig hadden omgezet, deden dat pas in januari 2013.

Hoewel de Commissie de verplichting heeft om het kader periodiek te herzien en onlangs beloofd heeft twee integrale onderdelen van het kader te herzien (Richtlijn 2002/58 inzake privacy en elektronische communicatie en de Aanbeveling inzake relevante markten), heeft zij nog geen voornemen geuit om een volledige herziening uit te voeren.

Zes jaar na het voorstel van de Commissie kan enkel worden besloten dat de interne markt voor elektronische communicatie nog niet voltooid is; er bestaat bijvoorbeeld geen pan-Europese carrier. Hoewel ik van mening ben dat een eengemaakte markt van essentieel belang is, was het pakket oorspronkelijk bestemd om de sector meer regelgevingszekerheid te bieden. Het moet worden gezien als onderdeel van een ruimer geheel, als instrument dat de nodige voorwaarden kan creëren om zowel investering als mededinging te stimuleren en te combineren en dat zo een invloed zal hebben op het leven van de burgers.

Daarom moet de doeltreffendheid van het kader worden beoordeeld met deze verwezenlijkingen in het achterhoofd, en moet eerst worden bekeken waarom de aanname van het pakket niet het verwachte investeringsniveau heeft opgeleverd.

Gezien de economische crisis, de sociale context en het vermogen van deze sector om groei te creëren en banen te scheppen, dient de Commissie in haar strategie logischerwijs te overwegen dat het kader als dusdanig geen antwoord biedt op alle uitdagingen in de sector en dat er heel wat andere wetgevingshandelingen zijn die van invloed zijn op de betrokken actoren.

Het is dan ook betreurenswaardig dat de Commissie de verschillende stukken van de puzzel, zoals gegevensbescherming, consumentenaangelegenheden, investeringen en mededinging, de richtsnoeren inzake overheidssteun enzovoort nog niet in elkaar heeft gepast.

Verrassend genoeg heeft de commissaris voor de Digitale Strategie net haar voornemen geuit om een 'volledig, definitief pakket' van wetgevingsvoorstellen te lanceren om voor Pasen 2014 tot een 'echte interne markt' te komen, oftewel de 'interne markt voor elektronische communicatie' die werd beoogd in de voorstellen van 2007.

Aangezien ik de huidige redenering van de Commissie wel begrijp, ben ik over het algemeen voorstander van het idee van een eengemaakt Europees paspoort (vergezeld van de nodige begeleidende maatregelen op het vlak van toezicht, fiscale dumping en consumenten-, arbeids- en gegevensbescherming) en van een doorgedreven harmonisatie van de toewijzing en de veiling van het spectrum, om zo een EU-wijde aanpak te bevorderen en een herhaling van de fouten die in het verleden gemaakt zijn, te voorkomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de prijs die werd betaald voor spectrum. Ik ben uiteraard ook voorstander van het idee om het concept netneutraliteit verder te ontwikkelen en het eindelijk vast te leggen in harde wetgeving. Ik wil er echter wel op wijzen dat het om moeilijke, gevoelige kwesties gaat, die grondig overleg en een uitvoerige analyse vereisen, en ik vind het niet verstandig om deze vraagstukken afzonderlijk voor te leggen aan de medewetgevers. We kunnen de regels niet telkens opnieuw veranderen. Ik zou daarom willen voorstellen om deze vraagstukken en de andere aspecten die in dit verslag worden vermeld op te nemen in de volgende grootschalige herziening van het kader.

Hoewel het kader uit 2009 een duidelijke, welgekomen verbetering inhoudt ten opzichte van zijn voorganger, doordat NRI's bijvoorbeeld efficiënte en consequente regelgevingsinstrumenten krijgen aangereikt, ben ik namelijk van mening dat er sinds de aanname van dit kader nieuwe uitdagingen zijn gerezen en dat er een nieuw ecosysteem tot stand is gekomen ten gevolge van de nieuwe technologieën, spelers en bedrijfsmodellen en de nieuwe behoeften en verwachtingen van de consumenten.

Zo moet onder meer aandacht worden besteed aan toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (zoals vermeld in de NGA-aanbeveling van de Commissie), het radiospectrumbeleid, netneutraliteit en cyberveiligheid. Ik vind de nieuwe trend waarbij de Commissie soms nieuwe voorstellen (zoals de ontwerpaanbeveling inzake kostenberekening en niet-discriminatie) aanwendt om bijzonder gedetailleerde oplossingen vast te stellen en zo bijna geneigd lijkt te zijn om zichzelf in de plaats van de regelgevers te stellen, bijzonder verontrustend. Voordat zij een nieuw voorstel indient, dient de Commissie lacunes in de wetgeving op te sporen, duidelijke gemeenschappelijke doelstellingen vast te stellen en een volledige, formele openbare raadpleging te organiseren over hoe die doelstellingen verwezenlijkt moeten worden.

Ik had dan ook van de Commissie verwacht dat zij de strikte visie op de rol van de verordening als uitgangspunt zou gebruiken, door dynamisme te creëren en maatregelen voor te stellen om de instrumenten van het kader die we reeds ter beschikking hebben, beter te gebruiken in plaats van een volledig nieuw initiatief voor te stellen, waarvan de aanname door de medewetgevers voor het einde van de zittingsperiode nagenoeg onmogelijk lijkt. Bovendien zou dit laattijdige voorstel zelfs tot meer onzekerheid en dus ook tot minder investeringen leiden.

Daarom ben ik ingenomen met deze kans om het kader te beoordelen en na te gaan hoever de Commissie staat met vraagstukken die in 2009 reeds op tafel lagen maar toen slechts vluchtig werden behandeld omdat er geen consensus over bestond.

Spectrum

Wat het spectrum betreft, werd in het kader gekozen voor een 'gematigd' beginsel van technologie- en dienstenneutraliteit. In het kader werd ook het eerste programma voor het radiospectrumbeleid gelanceerd, waarin destijds werd opgeroepen om een inventaris op te stellen van de frequenties die door de lidstaten werden gebruikt. Dit bood de Commissie de gelegenheid om een belangrijkere rol te gaan spelen met betrekking tot het spectrum. Daarvoor moest zij wel aan een voorwaarde voldoen: zij moest kunnen aantonen dat zij in staat was om een coördinerende rol te spelen op dit domein en zij moest de toegevoegde waarde van een Europese aanpak aantonen. Zo veel jaar later zijn echte pan-Europese diensten nog steeds geen realiteit, en ook de beloofde inventaris is nog niet opgemaakt.

Netneutraliteit

De onderhandelingen rond het beruchte amendement 138 leverden uiteindelijk een verklaring van de Commissie op dat zij maatregelen zou treffen ten aanzien van content-discriminatie en netneutraliteit. De regelgevers hebben hun uiterste best gedaan om een aantal problemen aan de kaak te stellen, zoals het blokkeren van content en onvoldoende kwaliteitsvolle diensten, maar de Commissie heeft, naast een zwakke mededeling waarin zij vooral rekent op transparantie en een eenvoudige overstap tussen internetproviders, nog niets ondernomen met betrekking tot dit belangrijke vraagstuk.

Zoals eerder gezegd is netneutraliteit een prangende kwestie die diepgaand overleg en een grondige overweging vereist. We mogen niet het risico lopen dat het debat over de grondrechten van de burger aan ons voorbijgaat, maar ik wil wel benadrukken dat we veel verder moeten gaan dan het opstellen van richtsnoeren, om zo tot een werkelijk bindend instrument te komen.

OTT's

Het rechtskader en met name artikel 10 van de Machtigingsrichtlijn zijn toegespitst op exploitanten, maar het communicatielandschap is ondertussen uitgebreid naar andere actoren, zoals over-the-topexploitanten. In artikel 2, onder c), van de KR worden diensten van de informatiemaatschappij bovendien expliciet uitgesloten. Ik zou willen nagaan of het nodig is om OTT-exploitanten aan dezelfde regelgeving te onderwerpen wat content, toegang of privacy en gegevensbescherming betreft, als zij diensten verlenen die vergelijkbaar zijn met de diensten die momenteel onder het toepassingsgebied van het kader vallen.

Universele diensten

Ondanks het feit dat in het kader van 2009 reeds werd opgeroepen tot een herziening van de universeledienstverplichting om technologische ontwikkelingen te integreren, heeft de Commissie nog geen plan gepubliceerd om deze kwestie aan te pakken. Ik zou de Commissie nogmaals willen oproepen om een voorstel in te dienen waarin rekening wordt gehouden met de noodzakelijke verkleining van de digitale kloof en dat tegemoetkomt aan de beperkingen die worden opgelegd overeenkomstig de richtsnoeren voor overheidssteun, die herzien zouden moeten worden.

Roaming

Roaming is in zeker zin een bijzonder politiek probleem. Hoewel dit vraagstuk niet werd behandeld in het telecompakket en ik er niet van overtuigd ben dat het daarin behandeld had moeten worden, lijkt het erop dat sommige beleidsmakers ervoor zouden pleiten om snel een nieuwe versie te publiceren.

Ik wil er daarbij aan herinneren dat de huidige roamingverordening pas vorig jaar werd aangenomen en een hele reeks structurele maatregelen oplegt aan carriers, om zo voor mededinging te zorgen en de roamingprijzen op die manier te beperken en dichter bij de nationale prijzenniveaus te brengen. De verordening moet worden herzien in 2016. Zelfs met de beste bedoelingen zou het verrassend zijn als de Commissie nu zou overwegen om ideeën naar voren te schuiven waar zij een jaar geleden nog tegen gekant was en die zowel bij het Parlement als bij de Raad werden ingediend en verworpen. Ik ben absoluut voorstander van een afschaffing van de roamingkosten, en mijn fractie heeft zulke afschaffing ook voorgesteld tijdens de laatste herziening van de roamingverordening, maar ik denk dat we er nu op moeten vertrouwen dat het systeem dat door de Commissie is voorgesteld en door het Parlement is verbeterd en dat vorig jaar krachtens de nieuwe verordening is ingevoerd, goed werkt. In dit geval moeten regelgevingszekerheid en samenhang in de aanloop naar de herziening van de roamingverordening in 2016 (die vooruitgeschoven zou kunnen worden en in de algemene herziening zou kunnen worden opgenomen) primeren, tenzij de Commissie kan aantonen dat zij zich vorig jaar nog vergist heeft en dat verdere wijzigingen meer voordelen dan nadelen zouden opleveren. De interne markt voor elektronische communicatie draait niet alleen rond roaming.

Ik heb mijn eigen 'mini-raadpleging' gehouden om meer inzicht te verwerven in deze vraagstukken. Ik heb BEREC en de Commissie een reeks vragen gesteld om hen de gelegenheid te bieden om mij en andere leden te overtuigen van de voordelen van hun huidige visie. Hun antwoorden zijn verspreid en zijn te vinden op de ITRE-website: http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014/organes/itre/itre_20130619_0900.htm.

BEREC maakte een aantal interessante opmerkingen. Zo merkte het onder meer het volgende op:

· dat de omvang en de snelheid van de veranderingen in de communicatiesector, zoals de opkomst van nieuwe technologieën, spelers en bedrijfsmodellen en de toenemende convergentie van netwerken, diensten en toepassingen en content sinds 2009 nieuwe uitdagingen hebben opgeworpen en dat moet worden nagedacht over de gevolgen daarvan voor de toekomst en voor de volgende herziening van het kader;

· de noodzaak van een stabiel en samenhangend kader om te zorgen voor investeringen en mededinging, onder meer door te voorzien in maatregelen tegen niet-concurrentieel gedrag dat momenteel moeilijk aan te pakken is, zoals collectieve machtsposities;

· de behoefte om de NRI's nauwer te betrekken bij bepaalde aangelegenheden, zoals het spectrum, om hun onafhankelijkheidseis uit te breiden en om hun deskundigheid te vrijwaren, ook in tijden van besparingen, en de noodzaak van coördinatie tussen de NRI's en de mededingingsautoriteiten;

· het feit dat de rollen, procedures en samenwerking tussen BEREC en de Commissie beter moeten worden uitgewerkt, bijvoorbeeld via een intensievere en meer systematische raadpleging van BEREC door de Commissie voordat zij met nieuwe voorstellen komt, aangezien dat instrument al bestaat maar nog niet ten volle wordt benut door de Commissie;

· de universeledienstverplichting (dit is een kwestie die door mijn collega's van IMCO zal worden besproken);

· de rol en relevantie van asymmetrische en symmetrische regelgeving, met name in de context van NGA;

· het vraagstuk rond relevante markten en het opheffen van regelgeving;

· de moeilijke kwestie van toestellen, zoals zaktoestellen, die vaak een pakket diensten omvatten waaraan de gebruiker gebonden is.

Met betrekking tot investeringen en de uitrol van ultrasnelle netwerken wil ik graag benadrukken dat ongeacht het ongelukkige voorstel van de Raad om de begroting van de CEF aanzienlijk in te perken, het stimuleren van investeringen in de uitrol van telecominfrastructuur minstens even belangrijk is als het reguleren van bestaande netwerken en dat een gebrek aan coördinatie op EU-niveau bijzonder nadelige gevolgen kan hebben voor de toekomst.

Over het algemeen denk ik dat de verschillende generaties van regelgeving op het vlak van elektronische communicatie die aan het huidige kader zijn voorafgegaan, goed gewerkt hebben en een dynamische sector hebben gecreëerd en aanzienlijke voordelen hebben opgeleverd voor consumenten en andere gebruikers. Zoals ik hierboven al aangaf, spelen er nu echter een aantal kwesties die eveneens moeten worden overwogen tijdens de volgende herziening van het kader. Dat betekent niet dat het kader verkeerd is, het geeft enkel aan hoe snel deze sector evolueert.

Ten slotte dient te worden voorzien in manieren om het kader verder te ontwikkelen. Zoals ik tijdens de onderhandelingen in het kader van de herziening van 2009 meermaals heb aangegeven, moet er een evolutie plaatsvinden, geen revolutie. Evolutie houdt in dat wordt nagegaan waar er ruimte is voor verbetering en dat er opnieuw wordt gezocht naar haalbare oplossingen en dat de vele onverenigbare aspecten tegen elkaar worden afgewogen. Deze taak is van groot economisch belang en kan een enorme impact hebben op de burgers, zowel positief als negatief. Zij vereist dan ook een uitvoerig debat en een grondige analyse.

De Commissie haalde in haar voorstellen in 2007 reeds een aantal doelstellingen van de herzieningen van het kader aan. Die doelstellingen gelden vandaag nog altijd: de behoefte aan een doeltreffender beheer van het spectrum; dat regelgeving, wanneer zij noodzakelijk is, efficiënt en eenvoudig moet zijn, en de voltooiing van de interne markt voor elektronische communicatie. De omvang en de snelheid van de veranderingen die ondertussen hebben plaatsgevonden in de communicatiesector, en de nieuwe behoeften van de gebruiker, stellen ons voor een aantal nieuwe uitdagingen. Een aantal daarvan heb ik hierboven reeds aangehaald. Daarnaast moet versnippering, zowel in de zin van uiteenlopende voorschriften in verschillende lidstaten als in de zin van een onsamenhangend kader, worden vermeden. Een doordacht kader, dat voortbouwt op wat we al hebben, zou als dusdanig de nodige beginselen, voorschriften en instrumenten moeten verschaffen om deze belangrijke vraagstukken aan te pakken.

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (9.9.2013)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het verslag over de toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie
2013/2080(INI)

Rapporteur voor advies: Malcolm Harbour

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. onderschrijft het standpunt dat alle in het verslag gesignaleerde kwesties moeten worden opgelost middels een integrale – en niet stapsgewijze – herziening van het gehele regelgevingskader, met inbegrip van de universeledienstrichtlijn, dat deze herziening gebaseerd moet zijn op breed overleg en een grondige analyse, en dat de Commissie nu al de aanzet moet geven tot de volgende herziening van het regelgevingskader om zo ruimte te scheppen voor een inhoudelijk debat in de loop van de volgende zittingsperiode;

B.  deelt de mening dat ondanks de vooruitgang die wordt geboekt, de Europese Unie slechts kleine stapjes neemt om de doelstellingen inzake breedbandverbindingen van de digitale agenda binnen het beoogde tijdschema te realiseren;

1.  roept de lidstaten ertoe op een veel hogere prioriteit te geven aan de consumentenaspecten van elektronische communicatie; wijst er met nadruk op dat goed functionerende markten, met goed geïnformeerde en zelfbewuste consumenten, de ruggengraat vormen van de EU-markt;

2.  wijst erop dat, aangezien consumenten steeds vaker de voorkeur geven aan pakketcontracten voor meerdere diensten tegelijk, het uitermate belangrijk is dat de voorschriften met betrekking tot de actualisering van informatie over precontractuele overeenkomsten en bestaande contracten strikt worden gehandhaafd;

3.  onderstreept de noodzaak tot verscherping van de eisen met betrekking tot consumentenvoorlichting omtrent dienstverleningsrestricties, toestelsubsidies en communicatieverkeersbeheer, en verzoekt de lidstaten en de Commissie het verbod op misleidende reclame consistent aan te scherpen;

4.  benadrukt dat er potentiële marges zijn voor anticoncurrerend en discriminerend gedrag in het communicatieverkeersbeheer en dringt er daarom bij de lidstaten op aan alle mogelijke schendingen van de netneutraliteit te voorkomen;

5.  onderstreept dat prioritering van kwaliteitsdiensten van begin- tot eindpunt naast optimale dienstverlening ten koste zou kunnen gaan van het netneutraliteitsbeginsel; verzoekt de Commissie en de toezichthouders deze tendensen nauwgezet te volgen en eventueel daadwerkelijk gebruik te maken van de instrumenten waarin artikel 22 van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten voorziet ter waarborging van de kwaliteit van de dienstverplichtingen, en zich waar nodig te beraden over aanvullende wetgevingsmaatregelen van de EU;

6.  onderstreept dat het sluiten van pakketcontracten overschakeling op een andere aanbieder in de weg kan staan, en verzoekt de Commissie en het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) een onderzoek in te stellen naar de concurrentieverstorende aspecten die hieraan kunnen zijn verbonden;

7.  merkt op dat er zich gevallen hebben voorgedaan waarbij telefoonmaatschappijen de tetheringfunctie van mobiele consumententelefoons (waarbij deze kunnen worden ingezet als router of hotspot) hebben beperkt, terwijl het met de consument gesloten contract voorziet in ongelimiteerd datagebruik; dringt er derhalve bij de Commissie en het BEREC op aan een onderzoek in te stellen naar potentieel misleidende reclame en de behoefte aan meer duidelijkheid op dit gebied;

8.  wijst erop dat het met het oog op een dynamische markt van belang is op andere aanbieders te kunnen overstappen en nummerportabiliteit te faciliteren, en dat contractuele transparantie en voorlichting van de consument over contractuele aanpassingen eveneens essentieel zijn; betreurt dat de portabiliteitsdoestellingen niet worden gehaald, en roept de Commissie en het BEREC op de nodige stappen te ondernemen;

9.  spreekt zijn steun uit voor de lidstaten die strengere eisen hebben ingevoerd met betrekking tot gelijkwaardige toegang voor gehandicapte gebruikers, en roept alle lidstaten op dat voorbeeld te volgen; roept het BEREC ertoe op de desbetreffende voorschriften en de toegang voor gehandicapte gebruikers effectiever te bevorderen;

10. merkt op dat de bepalingen op grond waarvan de nationale reguleringsinstanties kwalitatief verantwoorde dienstverlening dwingend kunnen opleggen in geval van concurrentieverstorende blokkades of restricties op de dienstverlening, in combinatie met transparantere contracten krachtige instrumenten zijn om te waarborgen dat de consumenten toegang krijgen tot de diensten waaraan zij de voorkeur geven en dat zij deze ook kunnen gebruiken;

11. complimenteert alle lidstaten dat zij uitvoering hebben gegeven aan het gemeenschappelijke alarmnummer 112; dringt aan op verbeteringen ten aanzien van de responstijd die nodig is om oproepers te lokaliseren; wijst erop dat sommige lidstaten reeds technologieën hebben uitgewerkt waarmee oproepers vrijwel onmiddellijk kunnen worden gelokaliseerd;

12. is ingenomen met de activiteiten van de Commissie met het oog op de praktische implementatie van de 116-nummers, en met name van het telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen (116000); dringt erop aan dat de Commissie meer ruchtbaarheid geeft aan deze nummers;

13. stelt vast dat de Commissie haar voornemen tot invoering van een pan-Europees telefoonnummersysteem heeft laten varen;

14. wijst op de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt bij het verstrekken van universele breedbandtoegang op basisniveau, maar merkt op dat daarbij sprake is van markante verschillen; spoort de lidstaten ertoe aan de doelstellingen van de digitale agenda te verwezenlijken door het stimuleren van particuliere en het mobiliseren van overheidsinvesteringen in nieuwe netwerkcapaciteit.

15. benadrukt dat er ter bevordering van de innovatie, ter verruiming van de keuze van de consument, ter beperking van de kosten en ter verbetering van de efficiëntie bij de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatie-infrastructuur, een mix van diverse voorzieningen en beschikbare technologieën moet worden bestudeerd en aan de consument aangeboden, om aldus te voorkomen dat de dienstverlening eronder lijdt, de netwerktoegang wordt geblokkeerd en het netwerkverkeer wordt vertraagd;

16. benadrukt dat vanwege de toenemende hoeveelheden gegevens, de beperkte beschikbaarheid van spectrumruimte en de convergentie van technologieën, apparatuur en inhoud een intelligent beheer van het gegevensverkeer vereist is, alsook verschillende verspreidingsmethoden, zoals samenwerking tussen de digitale terrestrische omroep en draadloze breedbandnetwerken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

5.9.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Claudette Abela Baldacchino, Adam Bielan, Preslav Borissov, Birgit Collin-Langen, Malcolm Harbour, Philippe Juvin, Franz Obermayr, Sirpa Pietikäinen, Phil Prendergast, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Emilie Turunen, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ildikó Gáll-Pelcz, Liem Hoang Ngoc, María Irigoyen Pérez, Pier Antonio Panzeri, Olle Schmidt, Olga Sehnalová, Marc Tarabella, Wim van de Camp, Patricia van der Kammen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Małgorzata Handzlik, Cornelis de Jong

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.9.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

50

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Adam Gierek, Norbert Glante, Robert Goebbels, Fiona Hall, Jacky Hénin, Romana Jordan, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Aldo Patriciello, Vittorio Prodi, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Amalia Sartori, Salvador Sedó i Alabart, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Catherine Trautmann, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Francesco De Angelis, Elisabetta Gardini, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Eija-Riitta Korhola, Paweł Robert Kowal, Bernd Lange, Werner Langen, Marian-Jean Marinescu, Markus Pieper, Lambert van Nistelrooij

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Pier Antonio Panzeri, Britta Reimers