VERSLAG over het ontwerp van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken

20.12.2013 - (09288/2010 – C7‑0185/2010 – 2010/0817(COD)) - ***I

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Nuno Melo
PR_COD_1consamOther


Procedure : 2010/0817(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0477/2013
Ingediende teksten :
A7-0477/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken

(09288/2010 – C7‑0185/2010 – 2010/0817(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–       gezien het initiatief van een groep lidstaten dat aan het Europees Parlement en de Raad is voorgelegd (09288/2010),

–       gezien artikel 76, onder b), en artikel 82, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel bij het Parlement is ingediend (C7-0185/2010),

–       gezien artikel 294, leden 3 en 15, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 5 december 2013 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien de artikelen 44 en 55 van zijn Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0477/2013),

1.      stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.      verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[1]*

op het voorstel van de Commissie

---------------------------------------------------------

Initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië en het Koninkrijk Zweden

voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

van

betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder a),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk ▌België, ▌de Republiek Bulgarije, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië en het Koninkrijk Zweden,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)      De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te ontwikkelen en te handhaven.

(2)      Volgens artikel 82, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie berust de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 algemeen beschouwd wordt als een hoeksteen van de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie.

(3)      Met Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken[2] is tegemoetgekomen aan de noodzaak van een onmiddellijke wederzijdse erkenning van beslissingen ter voorkoming van de vernietiging, verwerking, verplaatsing, overdracht of vervreemding van bewijsstukken. Aangezien dat instrument evenwel beperkt is tot de bevriezingsfase, moet een beslissing tot bevriezing vergezeld gaan van een separaat verzoek tot overdracht van het bewijsmateriaal naar de beslissingsstaat, in overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn op de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Het resultaat is een procedure in twee fasen, die nadelig is vanuit het oogpunt van efficiëntie. Bovendien bestaat deze regeling naast de traditionele samenwerkingsinstrumenten en wordt zij daarom in de praktijk door de bevoegde instanties zelden gebruikt.

(4)      Kaderbesluit 2008/978/JBZ van de Raad van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van ▌voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures[3] is vastgesteld om het beginsel van de wederzijdse erkenning in dergelijk verband toe te passen. Het Europees bewijsverkrijgingsbevel geldt evenwel alleen ten aanzien van reeds bestaand bewijsmateriaal en betreft derhalve slechts een beperkt onderdeel van de justitiële samenwerking in strafzaken met betrekking tot bewijsmateriaal. Wegens de beperkte werkingssfeer staat het de bevoegde instanties vrij gebruik te maken van de nieuwe regeling, dan wel van de procedures voor wederzijdse rechtshulp, die in ieder geval van toepassing blijven op het bewijsmateriaal dat buiten de werkingssfeer van het Europees bewijsverkrijgingsbevel valt.

(5)      Na de vaststelling van Kaderbesluit 2003/577/JBZ en Kaderbesluit 2008/978/JBZ is duidelijk geworden dat het bestaande kader voor de bewijsgaring te gefragmenteerd en te ingewikkeld is. Daarom is een nieuwe aanpak nodig.

(6)      In het op 11 december 2009 vastgestelde programma van Stockholm heeft de Europese Raad besloten dat verder moet worden gewerkt aan de totstandkoming van een op wederzijdse erkenning gebaseerd alomvattend systeem voor de bewijsverkrijging in zaken met een grensoverschrijdende dimensie. De Europese Raad heeft erop gewezen dat de bestaande instrumenten op dit gebied een fragmentarisch geheel vormen en dat een nieuwe aanpak nodig is, die op het beginsel van wederzijdse erkenning is gestoeld, maar waarbij ook de flexibiliteit van het klassieke stelsel van wederzijdse rechtshulp wordt meegenomen. Daarom wil de Europese Raad een alomvattend systeem - ter vervanging van alle bestaande instrumenten op dit gebied, waaronder het kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel - dat zoveel mogelijk betrekking heeft op alle soorten bewijsmiddelen, tenuitvoerleggingstermijnen kent en zo weinig mogelijk weigeringsgronden bevat.

(7)      Deze nieuwe aanpak is gebaseerd op één enkel instrument, dat de naam Europees onderzoeksbevel (EOB) zal dragen. Een EOB wordt uitgevaardigd met het doel een of meer specifieke onderzoeksmaatregelen in de tenuitvoerleggingsstaat ten uitvoer te doen leggen met het oog op bewijsgaring. Daarmee wordt ook het verkrijgen van bewijsmateriaal beoogd dat reeds in het bezit is van de tenuitvoerleggingsinstantie.

(8)      Het EOB heeft een horizontale werkingssfeer en is derhalve van toepassing op ▌alle onderzoeksmaatregelen die tot doel hebben bewijs te vergaren. Voor het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsvergaring door een dergelijk team zijn echter specifieke voorschriften vereist die beter apart kunnen worden behandeld ▌. Bestaande instrumenten moeten derhalve op dit soort maatregelen van toepassing blijven, onverminderd de toepassing van deze richtlijn.

(9)      Deze richtlijn is niet van toepassing op grensoverschrijdende observaties in de zin van artikel 40 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990[4].

(10)    Het EOB moet gericht zijn op de onderzoeksmaatregel die ten uitvoer moet worden gelegd. De uitvaardigende autoriteit is de meest aangewezen instantie om op basis van haar kennis van de nadere gegevens betreffende het betrokken onderzoek te beslissen welke maatregel moet worden gekozen. De tenuitvoerleggingsinstantie moet voor zover mogelijk evenwel een ander soort maatregel toepassen indien de gevraagde maatregel in het nationaal recht niet bestaat ▌ of in een soortgelijke binnenlandse zaak niet beschikbaar zou zijn. Beschikbaarheid heeft betrekking op de gevallen waarin de gevraagde maatregel bestaat in het nationale recht van de uitvoerende staat, maar er wettelijk alleen in bepaalde situaties gebruik van kan worden gemaakt, bijvoorbeeld voor strafbare feiten van enigszins ernstige aard; tegen personen tegen wie al enige verdenking bestaat; of met instemming van de betrokkene. De tenuitvoerleggingsinstantie kan tevens een ander soort onderzoeksmaatregel dan de in het EOB genoemde toepassen indien dit hetzelfde resultaat oplevert ▌ en de fundamentele rechten van de betrokkene minder aangetast worden.

(10a)  Het EOB is het geschikte instrument in het geval dat de tenuitvoerlegging van een onderzoeksmaatregel evenredig, passend en toepasbaar lijkt . De beslissingsinstantie moet derhalve nagaan of het verlangde bewijsmateriaal noodzakelijk is voor de procedure, en in verhouding staat tot het doel ervan, of de gekozen maatregel noodzakelijk en proportioneel is voor de bewijsgaring, en of een andere lidstaat door middel van de uitvaardiging van het EOB bij de bewijsgaring moet worden betrokken. Hetzelfde geldt in de valideringsprocedure, wanneer een EOB volgens deze richtlijn moet worden gevalideerd. De tenuitvoerlegging van een EOB mag niet om andere dan de in deze richtlijn genoemde redenen worden geweigerd; de tenuitvoerleggingsinstantie kan echter kiezen voor minder indringende maatregelen dan die welke in het EOB worden aangegeven, indien daarmee vergelijkbare resultaten kunnen worden bereikt.

(10b)  Bij het uitvaardigen van een EOB moet de beslissingsinstantie er in het bijzonder op letten dat de rechten, vastgelegd in artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, volledig worden geëerbiedigd. De rechten van de verdachte of de in staat van beschuldiging gestelde persoon, die voor onschuldig moet worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan, evenals de rechten van de verdediging in strafzaken, zijn een hoeksteen van de grondrechten die op het gebied van rechtspleging zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Iedere inperking van deze rechten door een overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn gelaste onderzoeksmaatregel moet volledig stroken met de eisen in artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waar het gaat om de noodzaak, evenredigheid en doelstellingen die met de maatregel worden nagestreefd, in het bijzonder de bescherming van de rechten van anderen.

(10c)   Voor de toezending van het EOB aan de bevoegde instantie van de tenuitvoerleggingsstaat kan de beslissingsinstantie gebruik maken van alle mogelijke/relevante kanalen, waaronder het beveiligde telecommunicatiesysteem van het Europees justitieel netwerk, Eurojust, of andere kanalen die worden gebruikt door justitiële of rechtshandhavingsinstanties.

(10d)  De lidstaten worden ertoe aangespoord om in hun verklaring over de talenregeling, behalve hun officiële talen, ten minste één in de Europese Unie frequent gebruikte taal te vermelden.

(10e)   Bij de uitvoering van deze richtlijn moet rekening worden gehouden met de bepalingen van Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, en van Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures, alsook Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel, en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen van de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming.

(10f)   Niet-dwingende maatregelen kunnen bijvoorbeeld maatregelen zijn die geen inbreuk vormen op het recht op privacy of eigendom, afhankelijk van het nationale recht.

(12a)  Het ne bis in idem-beginsel is een fundamenteel rechtsbeginsel in de Europese Unie, zoals erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en verder ontwikkeld in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Daarom zou de tenuitvoerleggingsinstantie het recht moeten hebben de tenuitvoerlegging van een EOB te weigeren als die tenuitvoerlegging tegen dat beginsel indruist. Gezien het voorlopige karakter van de procedure die aan een EOB ten grondslag ligt, mag de tenuitvoerlegging van een EOB niet worden geweigerd als het tot doel heeft mogelijke strijdigheid met het ne bis in idem-beginsel vast te stellen, of als de beslissingsinstantie garandeert dat de als gevolg van de tenuitvoerlegging van een EOB overgedragen bewijsstukken niet zullen worden gebruikt om een persoon die in een andere lidstaat in laatste aanleg wegens dezelfde feiten is berecht, te vervolgen of te straffen.

(12b)  Evenals andere instrumenten inzake wederzijdse erkenning geldt deze richtlijn onverminderd de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Om dit te verduidelijken is een specifieke bepaling in de tekst toegevoegd.

(12c)   Het scheppen van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht binnen de Unie is gebaseerd op wederzijds vertrouwen en een vermoeden van naleving door de andere lidstaten van het recht van de Europese Unie, en met name van de grondrechten. Dat vermoeden is evenwel weerlegbaar. Derhalve, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de uitvoering van een in het EOB vervatte onderzoeksmaatregel tot een inbreuk op een grondrecht van de betrokkene zou resulteren, en dat de tenuitvoerleggingsstaat zijn verplichtingen betreffende de bescherming van de grondrechten die zijn vervat in het Handvest van grondrechten van de Europese Unie niet zou nakomen, dient de tenuitvoerlegging van het EOB te worden geweigerd.

(12d)  Het moet mogelijk zijn een EOB te weigeren indien de erkenning of tenuitvoerlegging ervan in de tenuitvoerleggingsstaat inbreuk op een immuniteit of voorrecht in die staat tot gevolg heeft. Aangezien er geen gemeenschappelijke definitie van immuniteiten of voorrechten in de Europese Unie bestaat, is de nauwkeurige omschrijving van deze begrippen een zaak van nationaal recht. De immuniteiten en voorrechten kunnen mede beschermende maatregelen omvatten ten behoeve van medische en juridische beroepen. De begrippen mogen evenwel niet worden geïnterpreteerd op een wijze die indruist tegen het verbod op toepassing van bepaalde weigeringsgronden, dat is vervat in artikel 7 van de Akte van de Raad van 16 oktober 2001 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het kan ook gaan om bepalingen betreffende de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media hoewel deze niet noodzakelijk worden aangemerkt als voorrechten of immuniteiten.

(13)    Met het oog op een snelle, doeltreffende en consistente samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten, moet worden voorzien in termijnen. De beslissing betreffende de erkenning of tenuitvoerlegging, alsmede de feitelijke tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel, moeten met dezelfde snelheid en prioriteit geschieden als in een vergelijkbare nationale zaak. Er moet worden voorzien in termijnen opdat binnen een redelijke tijdspanne een beslissing wordt genomen of het EOB ten uitvoer wordt gelegd, of opdat aan bepaalde procedurele regels in de beslissingsstaat kan worden voldaan.

(13a)  De rechtsmiddelen die tegen een EOB kunnen worden ingezet moeten ten minste gelijk zijn aan die welke in de binnenlandse zaak tegen de onderzoeksmaatregel kunnen worden ingezet. De lidstaten moeten er overeenkomstig hun wetgeving voor zorgen dat deze rechtsmiddelen toepasbaar zijn, onder meer door een belanghebbende partij tijdig mee te delen over welke rechtsmiddelen zij beschikken en hoe de kunnen worden ingesteld. In gevallen waarin het EOB in de tenuitvoerleggingsstaat door een belanghebbende partij op materiële gronden wordt aangevochten is het raadzaam de beslissingsinstantie daaromtrent te informeren, onder kennisgeving aan de belanghebbende partij.

(13b)  De op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat voor de tenuitvoerlegging van een EOB gemaakte kosten worden uitsluitend door deze lidstaat gedragen. Deze regeling sluit aan bij het algemene beginsel wederzijdse erkenning. De tenuitvoerlegging van een EOB kan echter uitzonderlijk hoge kosten voor de tenuitvoerleggingsstaat met zich brengen. Dergelijke kosten kunnen bijvoorbeeld verbonden zijn aan complexe deskundigenadviezen of grootscheepse politiële actie of surveillance gedurende een lange periode. Dit mag de tenuitvoerlegging van het EOB niet beletten; de beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie moeten trachten vast te stellen welke kosten als uitzonderlijk hoog dienen te gelden. De kosten kunnen onderwerp van overleg tussen de betrokken lidstaten worden; de lidstaten wordt aangeraden dit punt in de overlegfase op te lossen. In laatste instantie kan de beslissingsinstantie besluiten het EOB in te trekken, of het te handhaven, en in dit laatste geval moet het deel van de kosten dat door de tenuitvoerleggingsstaat uitzonderlijk hoog wordt bevonden en als absoluut noodzakelijk voor de procedures wordt beschouwd, worden gedragen door de beslissingsstaat. Dit mechanisme is geen extra grond voor weigering en mag in geen geval zodanig worden gebruikt dat de tenuitvoerlegging van het EOB wordt vertraagd of geblokkeerd.

(14)    Het EOB voorziet in één enkele regeling voor bewijsverkrijging. Er zijn evenwel bijkomende voorschriften nodig voor bepaalde soorten onderzoeksmaatregelen die in het EOB moeten worden opgenomen, zoals de tijdelijke overbrenging van personen in hechtenis, verhoor via video- of teleconferentie, het verkrijgen van informatie betreffende bankrekeningen of bancaire verrichtingen, gecontroleerde afleveringen of infiltratieoperaties. Onderzoeksmaatregelen waarbij rechtstreeks, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal wordt verzameld, vallen onder het EOB, maar waar nodig moeten de betrokken lidstaten praktische afspraken maken om de verschillen in de nationale wetgeving tussen de lidstaten op te vangen.

(14a)  In deze richtlijn worden regels bepaald voor het ten uitvoer leggen van een onderzoeksmaatregel, in elke fase van de strafprocedure, dus ook op het proces zelf, indien nodig met deelname van de betrokkene, met als doel bewijsmateriaal te verzamelen. Er kan bijvoorbeeld een EOB worden uitgevaardigd voor de tijdelijke overbrenging van de betrokkene naar de beslissingsstaat of met het oog op een verhoor per videoconferentie. Indien de betrokkene echter naar een andere lidstaat wordt overgebracht om er te worden vervolgd en ook te worden berecht, dient er een Europees aanhoudingsbevel te worden uitgevaardigd overeenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad.

(14b)  De justitiële instantie zou, met het oog op een proportionele toepassing van een Europees aanhoudingsbevel [...], moeten nagaan of een EOB een effectief en evenredig middel is voor het voeren van een strafprocedure. De beslissingsinstantie zou met name moeten nagaan of het uitvaardigen van een EOB voor het horen van een verdachte of een in staat van beschuldiging gestelde persoon per persconferentie een effectief alternatief kan zijn.

(14c)   Een EOB kan worden uitgevaardigd om bewijsmateriaal te verkrijgen over de rekeningen, ongeacht de aard ervan, bij een bank of een niet-bancaire financiële instelling, van de persoon tegen wie een strafprocedure loopt. Deze ruime mogelijkheid geldt niet alleen met betrekking tot verdachte of in staat van beschuldiging gestelde personen maar ook met betrekking tot eenieder ten aanzien van wie dergelijke inlichtingen door de bevoegde instanties in de loop van een strafprocedure noodzakelijk worden geacht.

(14d)  In deze richtlijn dient de term financiële instellingen te worden verstaan in de zin van de definitie in artikel 3 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

(14e)   In het geval van een EOB dat wordt uitgevaardigd voor het verkrijgen van de "bijzonderheden" betreffende een gespecificeerde bankrekening, omvatten deze "bijzonderheden" op zijn minst de naam en het adres van de rekeninghouder, gegevens over volmachten voor die rekening, en andere gegevens of documenten die de rekeninghouder bij het openen van de rekening heeft voorgelegd en die de bank nog heeft.

(14f)   De mogelijkheid tot samenwerking op grond van de voorschriften inzake interceptie van telecommunicatie mag niet worden beperkt tot de inhoud van de telecommunicatie, maar moet ook het verzamelen van de verkeers- en locatiegegevens in verband met deze telecommunicatie omvatten, zodat de bevoegde instanties een EOB kunnen uitvaardigen dat tot een minder indringende vorm van verkrijging van telecommunicatiegegevens strekt. Een EOB dat strekt tot het verkrijgen van oude verkeers- en locatiegegevens in verband met telecommunicatie mag niet worden behandeld volgens de algemene regeling inzake de tenuitvoerlegging van het EOB, en kan, afhankelijk van de nationale wetgeving van de tenuitvoerleggingsstaat, als een dwangmaatregel worden beschouwd.

(14g)  Indien verscheidene lidstaten de vereiste technische bijstand kunnen verlenen, moet het EOB naar slechts één ervan, bij voorrang de staat waar de betrokkene zich bevindt, te worden gezonden. Indien de technische bijstand van de lidstaat waar de betrokkene zich bevindt niet nodig is voor het uitvoeren van de interceptie, moet die lidstaat daarvan overeenkomstig artikel 27 quinquies op de hoogte worden gebracht. Indien daarentegen de technische bijstand wellicht niet van slechts één lidstaat komt, kan een EOB naar meer dan één tenuitvoerleggingsstaat te worden gezonden.

(14h)  Het EOB houdende een verzoek tot interceptie van telecommunicatie moet de tenuitvoerleggingsinstantie voldoende informatie verschaffen - bijvoorbeeld inzake de strafbare feiten waarnaar een onderzoek is ingesteld - om te kunnen oordelen of de maatregel in een soortgelijke nationale zaak zou worden toegestaan.

(14i)   Het moet voor de lidstaten van belang zijn ervoor te zorgen dat technische bijstand kan worden verleend door een exploitant van netwerken en diensten inzake algemeen beschikbare telecommunicatie op het grondgebied van de betrokken lidstaat, om een vlottere samenwerking met het oog op rechtsgeldige interceptie van telecommunicatie in het kader van deze richtlijn te bewerkstelligen.

(14j)   Onder voorlopige maatregelen worden, gelet op het toepassingsgebied van deze richtlijn, uitsluitend maatregelen met het oog op bewijsverkrijging verstaan. Hierbij moet erop worden gewezen dat voorwerpen, financiële activa daaronder begrepen, tijdens een strafprocedure het voorwerp kunnen uitmaken van verschillende voorlopige maatregelen, die kunnen strekken tot bewijsverkrijging, maar ook tot confiscatie. Men dient te beseffen dat het onderscheid tussen de beide doelen niet altijd duidelijk is, en dat het doel van een voorlopige maatregel in de loop van de procedure kan veranderen. Het is daarom met het oog op de verdere werkzaamheden van cruciaal belang dat de verschillende toepasselijke wetteksten naadloos op elkaar aansluiten. Om dezelfde reden is het de beslissingsinstantie die zal oordelen of een element als bewijsmateriaal zal worden gebruikt en of daarvoor dus een EOB wordt uitgevaardigd.

(15a)  In de gevallen waarin in internationale regelgeving ter zake , zoals verdragen die in het kader van de Raad van Europa zijn gesloten, wordt verwezen naar wederzijdse rechtshulp, heeft deze richtlijn tussen de lidstaten die deelnemen aan de vaststelling ervan, voorrang op die regelgeving.

(15b)  Wat onder de in bijlage X genoemde strafbare feiten wordt verstaan moet coherent zijn met hetgeen er in de bestaande regelgeving over wederzijdse erkenning onder wordt verstaan.

(15c)   Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, indien zulks gerechtvaardigd is, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsteksten wordt toegelicht. De wetgever vindt de overdracht van dergelijke stukken in het kader van deze richtlijn gerechtvaardigd.

(16)    Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de wederzijdse erkenning van tot het verkrijgen van bewijs strekkende beslissingen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van de geplande maatregel beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Krachtens het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(17)    Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die worden erkend bij artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name Titel VI daarvan, bij internationaal recht en internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met inbegrip van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en bij de grondwetten van de lidstaten, op hun respectieve toepassingsgebied. Niets in deze richtlijn belet dat de tenuitvoerlegging van een EOB wordt geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat het EOB is uitgevaardigd om de betrokkene te vervolgen of een straf op te leggen vanwege zijn of haar geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst, seksuele gerichtheid, nationaliteit, taal of politieke overtuiging, of dat de positie van die persoon om een van deze redenen kan worden aangetast.

(17a)  De bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens is een grondrecht. Krachtens artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 16, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft eenieder recht op bescherming van zijn persoonsgegevens.

(17b)  De lidstaten moeten bij het toepassen van deze richtlijn een transparant beleid ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens voeren en garanderen dat de betrokkene zijn rechten op rechtsmiddelen ter bescherming van zijn persoonsgegevens kan uitoefenen.

(17c)   De krachtens deze richtlijn verkregen persoonsgegevens moeten worden verwerkt als dat nodig is voor en in verhouding staat tot doeleinden die verenigbaar zijn met het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en de uitoefening van de rechten van de verdediging. Alleen bevoegde personen mogen volgens een authenticatieprocedure toegang hebben tot informatie die persoonsgegevens bevat.

(18)    Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn wens deel nemen aan de vaststelling van deze richtlijn. Onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(19)    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

HET EUROPEES ONDERZOEKSBEVEL

Artikel 1

Het Europees onderzoeksbevel en verplichting tot tenuitvoerlegging ervan

1.        Het Europees onderzoeksbevel (EOB) is een door een justitiële instantie van een lidstaat (de beslissingsstaat) gegeven of erkende rechterlijke beslissing die ertoe strekt in een andere lidstaat (de tenuitvoerleggingsstaat) een of meer specifieke onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren met het oog op bewijsverkrijging conform het bepaalde in deze richtlijn. Het EOB kan tevens worden uitgevaardigd met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal dat reeds in het bezit is van de bevoegde instanties van de tenuitvoerleggingsstaat.

2.        De lidstaten verbinden zich ertoe om, op grond van het beginsel wederzijdse erkenning en overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, elk Europees onderzoeksbevel ten uitvoer te leggen.

2 bis.  Om de uitvaardiging van een EOB kan worden verzocht door een verdachte of een in staat van beschuldiging gestelde persoon (of, namens hem, door een advocaat), in het kader van de geldende rechten op verdediging overeenkomstig de nationale strafrechtspleging.

3.        Deze richtlijn geldt onverminderd de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de ▌rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inclusief het recht op verdediging van personen tegen wie een strafprocedure loopt, en laat alle verplichtingen die in dat verband op de rechterlijke instanties rusten onverlet. ▌

Artikel 2Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(aa)     "beslissingsstaat": de lidstaat waar het EOB wordt uitgevaardigd;

(ab)     "tenuitvoerleggingsstaat": de lidstaat waar het EOB ten uitvoer wordt gelegd en waar de onderzoeksmaatregel moet worden uitgevoerd;

a)        "beslissingsinstantie":

i)         een in de zaak bevoegde rechter, rechterlijke instantie, onderzoeksmagistraat of officier van justitie; of

ii)        iedere andere door de beslissingsstaat aangeduide bevoegde instantie, die in de zaak optreedt als strafrechtelijke onderzoeksinstantie en overeenkomstig de nationale wetgeving bevoegd is ▌opdracht te geven tot bewijsgaring. Het EOB wordt aan de tenuitvoerleggingsinstantie toegezonden, nadat in de beslissingsstaat een rechter, een rechterlijke instantie, een officier van justitie of een onderzoeksmagistraat heeft onderzocht of het aan de voorwaarden, in het bijzonder de in artikel 5 bis, lid 1, gestelde voorwaarden, voldoet en het vervolgens heeft gevalideerd . Indien het EOB door een justitiële instantie is gevalideerd, kan deze instantie voor de toezending van het EOB ook als beslissingsinstantie worden aangemerkt;

(b)       "tenuitvoerleggingsinstantie": de bevoegd is om een EOB in overeenstemming met deze richtlijn en de in een soortgelijke binnenlandse zaak geldende procedures te erkennen of ten uitvoer te laten leggen. In deze procedures kan in de tenuitvoerleggingsstaat krachtens het nationale recht toestemming van de rechter vereist zijn..

Artikel 3

Toepassingsgebied van het EOB

Het EOB behelst alle onderzoeksmaatregelen, uitgezonderd het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsgaring in het kader van een dergelijk team in de zin van artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie[5] (hierna "de Overeenkomst") en in Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams[6], behalve met het oog op de toepassing van, respectievelijk, artikel 13, lid 8, van de Overeenkomst en artikel 1, lid 8, van het Kaderbesluit.

Artikel 4Procedures waarvoor een EOB kan worden uitgevaardigd

Een EOB kan worden uitgevaardigd:

a)        in verband met een strafprocedure die door of bij een justitiële instantie is of kan worden ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de beslissingsstaat strafbaar zijn;

b)        in een procedure die door een bestuurlijke instantie is ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de beslissingsstaat strafbaar zijn wegens schending van de rechtsstaat, mits tegen de beslissing beroep openstaat bij een met name in strafzaken bevoegde rechter;

c)        in een procedure die door een justitiële instantie is ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de beslissingsstaat strafbaar zijn wegens schending van de rechtsstaat, mits tegen de beslissing beroep openstaat bij een met name in strafzaken bevoegde rechter; en

d)        in samenhang met de onder a), b) en c) bedoelde procedures die verband houden met een strafbaar feit of een wetsovertreding waarvoor in de beslissingsstaat een rechtspersoon aansprakelijk gesteld of gestraft kan worden.

Artikel 5Inhoud en vorm van het EOB

1.        Het EOB, dat in het formulier in bijlage A staat, wordt ingevuld en ondertekend door de beslissingsinstantie, die zich er tevens van vergewist dat de inhoud nauwkeurig en correct is.

Het bevat met name de volgende informatie:

(a)       gegevens over de beslissingsinstantie en, indien van toepassing, de validerende instantie;

(aa)     het voorwerp en de redenen van het EOB;

(ab)     de beschikbare noodzakelijke informatie over de betrokkene(n);

(ac)     een beschrijving van het strafbare feit dat het voorwerp vormt van het onderzoek of de procedure en de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen;

(ad)     een beschrijving van de gevraagde onderzoeksmaatregel(en) en de te verkrijgen bewijzen.

2.        Elke lidstaat deelt mee in welke officiële taal of talen van de instellingen van de Unie, andere dan zijn eigen officiële taal of talen, het EOB kan worden ingevuld of vertaald in het geval waarin hij de tenuitvoerleggingsstaat is.

2 bis.  Het met behulp van het formulier in bijlage A opgemaakte EOB wordt door de bevoegde instantie van de beslissingsstaat in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5, lid 2, vertaald in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat of in een andere, door de tenuitvoerleggingsstaat aangegeven taal.

Artikel 5 bisVoorwaarden voor het uitvaardigen en toezenden van een EOB

1.        Een EOB kan alleen worden uitgevaardigd indien de beslissingsinstantie oordeelt dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)        het uitvaardigen van het EOB is noodzakelijk voor en staat in verhouding tot het doel van de in artikel 4 bedoelde procedure, met aandacht voor de rechten van de verdachte of de in staat van beschuldiging gestelde persoon; en

b)        de in het EOB vermelde onderzoeksmaatregel of -maatregelen had(den) in dezelfde omstandigheden en in een vergelijkbare binnenlandse zaak bevolen kunnen worden.

2.        De beslissingsinstantie beoordeelt per geval of aan deze voorwaarden is voldaan.

3.        Indien een tenuitvoerleggingsinstantie redenen heeft om aan te nemen dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 bis, lid 1, kan zij met de beslissingsinstantie in overleg treden over het belang van de tenuitvoerlegging van het EOB. Na het overleg kan de beslissingsinstantie besluiten het EOB in te trekken.

HOOFDSTUK IIPROCEDURES EN WAARBORGEN VOOR DE BESLISSINGSSTAAT

Artikel 6Toezending van het EOB

1.        De beslissingsinstantie zendt het overeenkomstig artikel 5 ingevulde EOB toe aan de tenuitvoerleggingsinstantie, op zodanige wijze dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd en de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid ervan kan vaststellen.

1 bis.  Alle verdere officiële communicatie geschiedt rechtstreeks tussen de beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie.

2.        Onverminderd artikel 2, onder b), kan iedere lidstaat één of, indien zijn rechtsorde daarin voorziet, meer centrale instanties aanwijzen die de bevoegde instanties zullen bijstaan. Een lidstaat kan, indien zijn rechterlijke organisatie zulks vereist, één of meer centrale instanties belasten met de administratieve toezending en inontvangstneming van het EOB en de desbetreffende officiële correspondentie.

3.        Indien de beslissingsinstantie zulks wenst, kan de toezending plaatsvinden via het telecommunicatiesysteem van het Europees justitieel netwerk.

4.        Indien de tenuitvoerleggingsinstantie niet bekend is, wordt de tenuitvoerleggingsstaat door de beslissingsinstantie langs alle mogelijke kanalen, waaronder de contactpunten van het Europees justitieel netwerk, om inlichtingen verzocht.

5.        Indien de instantie in de tenuitvoerleggingsstaat die het EOB ontvangt, niet bevoegd is om het te erkennen en de nodige maatregelen te nemen om het ten uitvoer te leggen, zendt zij het EOB ambtshalve door aan de tenuitvoerleggingsinstantie en stelt zij de beslissingsinstantie hiervan in kennis.

6.        Moeilijkheden in verband met de toezending of de echtheid van een voor de tenuitvoerlegging van het EOB noodzakelijk document worden opgelost door middel van rechtstreeks contact tussen de beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie of, in voorkomend geval, door toedoen van de centrale instanties van de betrokken lidstaten.

Artikel 7Met een eerder EOB verband houdend EOB

1.        De beslissingsinstantie die een EOB uitvaardigt ter aanvulling van een eerder EOB, vermeldt zulks in het EOB volgens het formulier in bijlage A.

2.        Indien de beslissingsinstantie overeenkomstig artikel 8, lid 3, bijstand verleent bij de tenuitvoerlegging van het EOB in de tenuitvoerleggingsstaat kan zij, ▌onverminderd de kennisgevingen gedaan op grond van artikel 28, lid 1, punt c), ter aanvulling van dat eerdere EOB, een EOB rechtstreeks aan de tenuitvoerleggingsinstantie richten terwijl zij in die staat aanwezig is.

2 bis.  Elk aanvullend EOB bevat overeenkomstig artikel 5 een verklaring inzake de nauwkeurigheid en correctheid van de inhoud, en wordt overeenkomstig artikel 2 gevalideerd.

HOOFDSTUK III PROCEDURES EN WAARBORGEN

VOOR DE TENUITVOERLEGGINGSSTAAT

Artikel 8

Erkenning en tenuitvoerlegging

1.          De tenuitvoerleggingsinstantie erkent het overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn toegezonden EOB zonder verdere formaliteiten en zorgt voor de tenuitvoerlegging ervan op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als waren de betrokken onderzoeksmaatregelen bevolen door een instantie van de tenuitvoerleggingsstaat, tenzij die instantie beslist zich te beroepen op een van de gronden om het bevel niet ▌ ‑te erkennen of niet ▌‑ten uitvoer te leggen, dan wel op een van de in deze richtlijn genoemde gronden voor uitstel.

2.        Tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, neemt de tenuitvoerleggingsinstantie de door de beslissingsinstantie uitdrukkelijk aangegeven vormvoorschriften en procedures in acht, mits deze niet strijdig zijn met de fundamentele rechtsbeginselen van de tenuitvoerleggingsstaat.

2 bis.   EOB door een tenuitvoerleggingsinstantie wordt ontvangen en niet door een beslissingsinstantie in de zin van artikel 2, punt a), is uitgevaardigd, stuurt de tenuitvoerleggingsinstantie het EOB terug naar de beslissingsstaat.

3.        De beslissingsinstantie kan vragen dat een of meer instanties van de beslissingsstaat de bevoegde instanties van de tenuitvoerleggingsstaat bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van het EOB, voor zover de aangewezen instanties van de beslissingsstaat in een vergelijkbare binnenlandse zaak bijstand zouden kunnen verlenen bij de tenuitvoerlegging van de in het EOB genoemde onderzoeksmaatregel(en). De tenuitvoerleggingsinstantie geeft gevolg aan dat verzoek, mits het verlenen van bijstand bij de tenuitvoerlegging niet strijdig is met de fundamentele rechtsbeginselen van de tenuitvoerleggingsstaat en diens wezenlijke nationale veiligheidsbelangen niet schaadt.

3 bis.  De in de tenuitvoerleggingsstaat aanwezige instanties van de beslissingsstaat zijn tijdens de tenuitvoerlegging van het EOB gebonden door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat. Zij heeft op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat geen rechtshandhavingsbevoegdheden, tenzij de uitoefening van deze bevoegdheden op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat in overeenstemming is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat en met de desbetreffende afspraken tussen de beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie.

4.        De beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstanties kunnen op iedere gepaste wijze met elkaar in overleg treden, teneinde de efficiënte toepassing van dit artikel te vergemakkelijken.

Artikel 9 Aanwending van een andere onderzoeksmaatregel

1.        De tenuitvoerleggingsinstantie past, indien mogelijk, een andere dan de in het EOB genoemde onderzoeksmaatregel toe indien:

a)        de in het EOB genoemde onderzoeksmaatregel niet bekend is in het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, of;

b)        de in het EOB genoemde onderzoeksmaatregel in een vergelijkbare nationale zaak niet voorhanden zou zijn;

1 bis.  Lid 1 geldt niet voor de volgende onderzoeksmaatregelen, die altijd beschikbaar moeten zijn volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, onverminderd artikel 10:

a)        het verkrijgen van informatie die of bewijsmateriaal dat reeds in het bezit is van de tenuitvoerleggingsinstantie en volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat in het kader van een strafprocedure of voor de doeleinden van het EOB had kunnen worden verkregen;

b)        het verkrijgen van informatie die is opgeslagen in gegevensbanken van politiële of justitiële instanties waartoe de tenuitvoerleggingsinstantie rechtstreeks toegang heeft in het kader van een strafprocedure;

c)        het horen van een getuige, deskundige, slachtoffer, verdachte of in staat van beschuldiging gestelde persoon of derde op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat;

d)        een niet-dwingende onderzoeksmaatregel zoals gedefinieerd in het recht van de tenuitvoerleggingsstaat;

e)        de identificatie van personen die zijn aangesloten op een bepaald telefoonnummer of IP-adres.

1 ter.   Voorts kan de tenuitvoerleggingsinstantie besluiten een andere onderzoeksmaatregel dan de in het EOB genoemde toe te passen, indien de deze maatregel met minder indringende middelen tot hetzelfde resultaat zal leiden als de in het EOB gevraagde.

2.        Indien de tenuitvoerleggingsinstantie besluit een beroep te doen op de in de leden 1 en 1 bis genoemde mogelijkheid, meldt zij dit eerst aan de beslissingsinstantie, die kan besluiten het EOB in te trekken of aan te vullen.

3.        Indien de in het EOB genoemde onderzoeksmaatregel, overeenkomstig lid 1, in het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet bekend is of in een vergelijkbare binnenlandse zaak niet voorhanden zou zijn, en indien er geen andere onderzoeksmaatregel is die tot hetzelfde resultaat leidt als de gevraagde maatregel, stelt de tenuitvoerleggingsinstantie de beslissingsinstantie ervan in kennis dat de gevraagde bijstand niet kan worden verleend.

Artikel 10 Gronden voor weigering van de erkenning of de tenuitvoerlegging

1.        Onverminderd artikel 1, lid 4, kan de erkenning of tenuitvoerlegging van een EOB in de tenuitvoerleggingsstaat in elk van de volgende gevallen worden geweigerd:

a)         ▌het EOB kan volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat wegens een immuniteit of voorrecht, dan wel wegens voorschriften betreffende het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, niet ten uitvoer worden gelegd;

b)         ▌in een specifiek geval zou de tenuitvoerlegging de wezenlijke belangen van nationale veiligheid schaden, de bron van de informatie in gevaar brengen of het gebruik inhouden van gerubriceerde gegevens met betrekking tot specifiek inlichtingenwerk;

d)         het EOB is uitgevaardigd in een procedure in de zin van artikel 4, punt b) en c), en de maatregel zou volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat in een vergelijkbare binnenlandse zaak niet worden toegestaan;

e)        de tenuitvoerlegging van het EOB zou in strijd zijn met het beginsel ne bis in idem.

f)         het EOB heeft betrekking op feiten die buiten het grondgebied van de beslissingsstaat en geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat zouden zijn gepleegd, en die volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar zijn;

g)        er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat de uitvoering van een in het EOB vervatte onderzoeksmaatregel niet verenigbaar is met de verplichtingen die krachtens artikel 6 VEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op de tenuitvoerleggingsstaat rusten;

(h)      het feit waarvoor het EOB is uitgevaardigd, is volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar, tenzij het een in bijlage X bedoeld en door de beslissingsinstantie in het EOB vermeld strafbaar feit betreft, waarop in de beslissingsstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar staat; of

           (lijst van 32 strafbare feiten invoegen in bijlage X)

i)         de toepassing van de maatregel is volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat beperkt tot een lijst of categorie strafbare feiten of tot feiten die vanaf een bepaalde drempel strafbaar zijn, waartoe het strafbaar feit waarop het EOB betrekking heeft, niet behoort.

1 bis.  Lid 1, punten h) en i), geldt niet voor de maatregelen in artikel 9, lid 1 bis.

1 ter.   Ten aanzien van strafbare feiten in verband met belastingen of heffingen, douane en deviezen kan de erkenning of tenuitvoerlegging niet worden geweigerd op grond van het feit dat het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet voorziet in dezelfde soort belasting of heffing, of niet dezelfde soort regeling inzake belastingen, heffingen, douane en deviezen kent als het recht van de beslissingsstaat.

2.        In de in lid 1, punt a), b), e), f) en g), bedoelde gevallen overlegt de tenuitvoerleggingsinstantie, alvorens te besluiten een EOB, geheel of gedeeltelijk, niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen, op iedere gepaste wijze met de beslissingsinstantie, indien nodig met het verzoek onverwijld alle benodigde gegevens te verstrekken.

3.        Indien een instantie autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat bevoegd is tot opheffing van een voorrecht of immuniteit, wordt hierom in het in lid 1, punt a), bedoelde geval door de tenuitvoerleggingsinstantie onverwijld verzocht. Indien een instantie van een andere staat of van een internationale organisatie bevoegd is tot opheffing van het voorrecht of de immuniteit, wordt hierom door de beslissingsinstantie verzocht.

Artikel 11

Termijnen voor erkenning of tenuitvoerlegging

1.        De beslissing betreffende de erkenning of tenuitvoerlegging, alsmede de feitelijke tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel moet met dezelfde snelheid en prioriteit geschieden als in een vergelijkbare nationale zaak, en in ieder geval binnen de in dit artikel bepaalde termijnen.

2.        Indien de beslissingsinstantie in het EOB heeft aangegeven dat, wegens proceduretermijnen, de ernst van het strafbaar feit of andere bijzonder dringende omstandigheden, kortere termijnen nodig zijn dan die welke in dit artikel zijn vastgesteld, of indien de beslissingsinstantie in het EOB heeft verklaard dat de onderzoeksmaatregel op een bepaalde datum ten uitvoer dient te worden gelegd, houdt de tenuitvoerleggingsinstantie daarmee zoveel mogelijk rekening.

3.        De beslissing betreffende de erkenning of tenuitvoerlegging wordt zo spoedig mogelijk en, onverminderd lid 5, uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van het EOB, door de bevoegde tenuitvoerleggingsinstantie genomen.

4.        Tenzij er op grond van artikel 14 redenen tot uitstel bestaan dan wel de tenuitvoerleggingsstaat het bewijsmateriaal genoemd in de in het EOB vervatte onderzoeksmaatregel reeds in zijn bezit heeft, wordt de onderzoeksmaatregel door de tenuitvoerleggingsinstantie onverwijld en, onverminderd lid 5, binnen negentig dagen na het nemen van de in lid 3 bedoelde beslissing uitgevoerd.

5.        In gevallen waarin het de bevoegde tenuitvoerleggingsinstantie onmogelijk is de in lid 3 genoemde termijn of de in lid 2 genoemde specifieke datum na te leven, stelt zij de bevoegde instantie van de beslissingsstaat hiervan onverwijld en op elke willekeurige wijze in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de voor het nemen van de beslissing nodig geachte tijd. In dat geval kan de in lid 3 bedoelde termijn met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.

6.        In specifieke gevallen waarin het de bevoegde tenuitvoerleggingsinstantie onmogelijk is de in lid 4 genoemde termijn na te leven, wordt de bevoegde instantie van de beslissingsstaat onverwijld en op elke willekeurige wijze in kennis gesteld, met opgave van de redenen voor de vertraging, en wordt met de beslissingsinstantie overlegd over een passend tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de maatregel.

Artikel 12

Overdracht van bewijsmateriaal

1.        De tenuitvoerleggingsinstantie draagt het bij de tenuitvoerlegging van het EOB verkregen bewijsmateriaal of het bewijsmateriaal dat reeds in het bezit is van de bevoegde instanties van de tenuitvoerleggingsstaat, zonder onnodige vertraging over aan de beslissingsstaat. Indien zulks in het EOB wordt gevraagd en het nationale recht van de tenuitvoerleggingsstaat in die mogelijkheid voorziet, wordt het bewijsmateriaal onmiddellijk overgedragen aan de bevoegde instanties van de beslissingsstaat die overeenkomstig artikel 8, lid 3, assistentie verlenen bij de tenuitvoerlegging van het EOB.

1 bis.  De overdracht van het bewijsmateriaal kan worden opgeschort in afwachting van de beslissing op een ingesteld rechtsmiddel, tenzij in het EOB voldoende gemotiveerd is dat een onmiddellijke overdracht essentieel is voor het goede verloop van het onderzoek of voor de bescherming van de individuele rechten. De overdracht van het bewijsmateriaal wordt echter opgeschort om te voorkomen dat de betrokkene ernstige en onomkeerbare schade lijdt.

2.        Bij de overdracht van het verkregen bewijsmateriaal deelt de tenuitvoerleggingsinstantie mee of zij verlangt dat het materiaal aan de tenuitvoerleggingsstaat wordt teruggegeven zodra de beslissingsstaat het niet meer nodig heeft.

3.        Indien de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens reeds van belang zijn voor andere procedures, kan de tenuitvoerleggingsinstantie, op uitdrukkelijk verzoek en na overleg met de beslissingsinstantie, het bewijsmateriaal tijdelijk overdragen op voorwaarde dat het aan de tenuitvoerleggingsstaat wordt teruggegeven zodra de beslissingsstaat het niet meer nodig heeft, dan wel op een ander tijdstip of bij een andere gelegenheid, zoals overeengekomen tussen de bevoegde instanties.

Artikel 13

Rechtsmiddelen

1.        De lidstaten zien erop toe dat op de in het EOB genoemde onderzoeksmaatregelen rechtsmiddelen toepasselijk zijn die gelijkwaardig zijn met die welke in een vergelijkbare binnenlandse zaak openstaan.

2.        De materiële gronden voor het uitvaardigen van het EOB kunnen alleen in de beslissingsstaat worden aangevochten, onverminderd de in de tenuitvoerleggingsstaat gewaarborgde grondrechten.

3.        Indien de geheimhouding van een onderzoek daardoor niet in het gedrang komt, zoals bepaald in artikel 18, lid 1, nemen de beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er informatie wordt verstrekt over de in het nationale recht geboden mogelijkheden om rechtsmiddelen in te stellen, zodra die middelen van toepassing worden, en wel tijdig zodat zij daadwerkelijk kunnen worden toegepast.

4.        De lidstaten verzekeren dat de termijnen voor het aanvragen van een rechtsmiddel dezelfde zijn als die in vergelijkbare binnenlandse zaken, en dat deze termijnen worden gehanteerd op een wijze die de mogelijkheid van effectief gebruik van deze rechtsmiddelen voor de betrokken partijen garandeert.

5.        De beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie stellen elkaar in kennis van de rechtsmiddelen die tegen de uitvaardiging of tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van een EOB zijn ingesteld.

6.        De instelling van een rechtsmiddel schort de tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel niet op, tenzij dat in vergelijkbare binnenlandse zaken wel het geval is.

7.        Indiende erkenning of tenuitvoerlegging van een EOB met succes is aangevochten, wordt daar in de beslissingsstaat in overeenstemming met de eigen nationale wetgeving rekening mee gehouden. Onverminderd de nationale procedurele voorschriften zorgen de lidstaten ervoor dat de rechten van de verdediging en het eerlijke verloop van de procedures tijdens een strafprocedure in de beslissingsstaat, bij het beoordelen van het middels het EOB verkregen bewijsmateriaal, worden gewaarborgd.

Artikel 14

Gronden voor uitstel van de erkenning of tenuitvoerlegging

1.        De erkenning of tenuitvoerlegging van het EOB in de tenuitvoerleggingsstaat kan in elk van de volgende gevallen worden uitgesteld:

a)        de tenuitvoerlegging zou een lopend strafrechtelijk onderzoek of een ingestelde strafvervolging kunnen schaden, in welk geval zij wordt uitgesteld voor de tijd dat de tenuitvoerleggingsstaat zulks redelijk acht;

b)        de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens worden reeds in een andere procedure gebruikt, in welk geval de erkenning of tenuitvoerlegging wordt uitgesteld voor de tijd dat zij daarvoor benodigd zijn;

2.        Zodra de reden voor het uitstel vervalt, neemt de tenuitvoerleggingsinstantie onmiddellijk de maatregelen ter tenuitvoerlegging van het EOB en stelt zij de beslissingsinstantie hier op zodanige wijze van in kennis dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd.

Artikel 15

Informatieplicht

1.        De bevoegde instantie in de tenuitvoerleggingsstaat die het EOB ontvangt, geeft hiervan onverwijld en in ieder geval binnen een week kennis door het formulier in bijlage B in te vullen en toe te zenden. Indien overeenkomstig artikel 6, lid 2, een centrale instantie is aangewezen, geldt deze verplichting voor zowel de centrale instantie als voor de tenuitvoerleggingsinstantie die het EOB via de centrale instantie ontvangt. In de in artikel 6, lid 5, bedoelde gevallen geldt deze verplichting voor zowel de bevoegde instantie die het EOB in eerste instantie heeft ontvangen als de tenuitvoerleggingsinstantie waar het EOB uiteindelijk terechtkomt.

2.        Onverminderd artikel 9, leden 2 en 3, geeft de tenuitvoerleggingsinstantie bericht aan de beslissingsinstantie:

a)        onmiddellijk, op elke willekeurige wijze:

i)         indien de tenuitvoerleggingsinstantie onmogelijk een beslissing over de erkenning of tenuitvoerlegging kan nemen omdat het in de bijlage vervatte formulier onvolledig is of kennelijk onjuist is ingevuld;

ii)        indien de tenuitvoerleggingsinstantie het tijdens de tenuitvoerlegging van het EOB zonder verdere navraag passend acht onderzoeksmaatregelen te nemen waarin oorspronkelijk niet was voorzien - of die op het ogenblik waarop het EOB werd uitgevaardigd niet konden worden bepaald - opdat de beslissingsinstantie ter zake verdere maatregelen kan nemen;

iii)       indien de tenuitvoerleggingsinstantie vaststelt dat zij in een specifiek geval de vormvoorschriften en procedures die de beslissingsinstantie overeenkomstig artikel 8 uitdrukkelijk heeft aangegeven, niet in acht kan nemen.

Op verzoek van de beslissingsinstantie wordt het bericht onverwijld bevestigd op zodanige wijze dat het schriftelijk kan worden vastgelegd;

b)        onverwijld, op zodanige wijze dat schriftelijke vastlegging mogelijk is, van:

i)         alle overeenkomstig artikel 9 of artikel 10 genomen besluiten;

ii)        het uitstel van de tenuitvoerlegging of de erkenning van het EOB, de redenen voor het uitstel en, indien mogelijk, de verwachte duur van het uitstel.

Artikel 16

Strafrechtelijke aansprakelijkheid met betrekking tot ambtenaren

Ambtenaren van de beslissingsstaat die in het kader van de toepassing van deze richtlijn aanwezig zijn op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat, worden met betrekking tot tegen of door hen gepleegde misdrijven beschouwd als ambtenaren van de tenuitvoerleggingsstaat.

Artikel 17

Wettelijke aansprakelijkheid van ambtenaren

1.        Indien in het kader van de toepassing van deze richtlijn ambtenaren van een lid staat aanwezig zijn op het grondgebied van een andere lidstaat, is de eerste lidstaat aansprakelijk voor alle schade die zij tijdens hun werkzaamheden hebben aangericht, zulks overeenkomstig het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij werken.

2.        De lidstaat op het grondgebied waarvan de in lid 1 bedoelde schade wordt veroorzaakt, vergoedt deze schade op dezelfde wijze als schade die door zijn eigen ambtenaren wordt toegebracht.

3.        De lidstaat waarvan de ambtenaren op het grondgebied van een andere lidstaat enige schade hebben veroorzaakt, betaalt ▌het volledige bedrag terug dat deze andere lidstaat aan de slachtoffers of hun rechthebbenden heeft uitgekeerd.

4.        Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden en met uitzondering van het bepaalde in lid 3, ziet elke lidstaat er in het in lid 1 bedoelde geval van af het bedrag van de door hem geleden schade op een andere lidstaat te verhalen.

Artikel 18

Geheimhouding

1.        De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de beslissingsinstanties en de tenuitvoerleggingsinstanties bij de tenuitvoerlegging van een EOB de geheimhouding van het onderzoek voldoende in acht nemen.

2.        De tenuitvoerleggingsinstantie garandeert, overeenkomstig haar nationale recht, de geheimhouding van de feiten en de inhoud van het EOB, behalve voor zover deze gegevens met het oog op de tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregelen moeten worden vrijgegeven. Indien de tenuitvoerleggingsinstantie niet in staat is aan de geheimhoudingsplicht te voldoen, stelt zij de beslissingsinstantie hiervan onverwijld in kennis.

3.        Overeenkomstig het nationale recht en tenzij anders bepaald door de tenuitvoerleggingsinstantie, zorgt de beslissingsinstantie ervoor dat het bewijsmateriaal en de gegevens die door de tenuitvoerleggingsinstantie zijn verstrekt, geheim blijven, behalve voor zover vrijgave nodig is met het oog op de in het EOB omschreven onderzoeken of procedures.

4.        De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat banken niet aan de betrokken klanten van de bank of aan andere derden meedelen dat overeenkomstig de artikelen 23, 24 of 25 gegevens aan de beslissingsstaat zijn doorgegeven of dat er een onderzoek loopt.

Artikel 18 bis

Bescherming van persoonsgegevens

Bij de uitvoering van deze richtlijn zorgen de lidstaten ervoor dat persoonsgegevens worden beschermd en uitsluitend mogen worden verwerkt overeenkomstig de bepalingen van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en overeenkomstig de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het aanvullende protocol.

De toegang tot deze gegevens wordt beperkt, onverminderd rechten van de betrokkene. Alleen bevoegde personen mogen toegang hebben tot dergelijke gegevens.

Artikel 18 ter

Kosten

1.        Tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, worden alle kosten die op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat in verband met de tenuitvoerlegging van een EOB zijn gemaakt , door deze staat gedragen.

2.        Als de tenuitvoerleggingsinstantie verwacht dat de kosten van de tenuitvoerlegging van het EOB uitzonderlijk hoog kunnen oplopen, kan zij samen met de beslissingsinstantie nagaan of en hoe de kosten kunnen worden gedeeld, dan wel of het EOB kan worden gewijzigd. De beslissingsinstantie krijgt voorafgaandelijk van de tenuitvoerleggingsinstantie een gespecificeerde opgave van het deel van de kosten dat uitzonderlijk hoog wordt geacht.

3.        In uitzonderlijke gevallen waarin het overleg niet tot overeenstemming leidt, kan de beslissingsinstantie besluiten het EOB geheel of gedeeltelijk in te trekken of, indien zij besluit het EOB te handhaven, het deel van de kosten te dragen dat uitzonderlijk hoog wordt geacht.

HOOFDSTUK IV - SPECIFIEKE bepalingen voor bepaalde onderzoeksmaatregelen

Artikel 19Tijdelijke overbrenging van personen in hechtenis naar de tenuitvoerleggingsstaat ter uitvoering

van een onderzoeksmaatregel

1.        Een EOB kan worden uitgevaardigd met het oog op de tijdelijke overbrenging van een gedetineerde in de tenuitvoerleggingsstaat, ter uitvoering van een onderzoeksmaatregel voor het verzamelen van bewijs, waarvoor zijn aanwezigheid op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat vereist is, mits de betrokkene binnen de door de tenuitvoerleggingsstaat bepaalde termijn wordt teruggezonden.

2.        Behalve op de in artikel 10 genoemde gronden voor niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging kan de tenuitvoerlegging van het EOB worden geweigerd indien:

a)      de gedetineerde er niet in toestemt; of

b)     de overbrenging zijn detentie kan verlengen.

2 bis.  Onverminderd lid 2, onder a), wordt, indien de tenuitvoerleggingsstaat het in verband met de leeftijd of de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de gedetineerde nodig acht, aan diens wettelijk vertegenwoordiger de mogelijkheid geboden zijn mening te geven over de tijdelijke overbrenging.

3.        In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt op verzoek toegestaan dat de gedetineerde over het grondgebied van een derde lidstaat reist, mits alle benodigde documenten worden overgelegd.

4.        De praktische regeling voor de tijdelijke overbrenging van de betrokkene evenals de omstandigheden waaronder hij in de beslissingsstaat zal worden gedetineerden de termijnen waarbinnen hij ▌uit de tenuitvoerleggingsstaat moet worden overgebracht en daarheen moet worden teruggebracht, worden door de betrokken lidstaten overeengekomen, met inachtneming van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene en het in de beslissingsstaat vereiste beveiligingsniveau.

5.        De overgebrachte persoon blijft op het grondgebied van de beslissingsstaat en, in voorkomend geval, van de lidstaat waarover moet worden gereisd, in hechtenis wegens de feiten ten aanzien waarvan hij in de tenuitvoerleggingsstaat als verdachte of veroordeelde werd gedetineerd, tenzij de tenuitvoerleggingsstaat om zijn vrijlating verzoekt.

6.        De hechtenis op het grondgebied van de beslissingsstaat wordt in mindering gebracht op de duur van de vrijheidsbeneming die de betrokkene op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat moet of zal moeten ondergaan.

7.        Onverminderd lid 5, wordt de overgebrachte persoon in de beslissingsstaat niet vervolgd, in hechtenis genomen of anderszins aan een beperking van de persoonlijke vrijheid onderworpen wegens feiten die zijn gepleegd of veroordelingen die zijn uitgesproken voordat hij het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat heeft verlaten en die niet in het EOB zijn vermeld.

8.        De in lid 7 bedoelde onschendbaarheid neemt een einde indien de overgebrachte persoon gedurende een termijn van vijftien opeenvolgende dagen vanaf de datum waarop zijn aanwezigheid niet langer door de beslissingsinstanties was vereist, de gelegenheid heeft gehad het grondgebied te verlaten, maar er niettemin is gebleven of er, na het te hebben verlaten, is teruggekeerd.

9.        De kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel worden gedragen overeenkomstig artikel 18 ter, met uitzondering van de kosten die voortvloeien uit de overbrenging naar en van de beslissingsstaat, die door de betrokkene worden gedragen.

Artikel 20Tijdelijke overbrenging van gedetineerden naar de tenuitvoerleggingsstaat ter uitvoering

van een onderzoeksmaatregel

1.        Een EOB kan worden uitgevaardigd voor de tijdelijke overbrenging van een persoon die in de beslissingsstaat wordt gedetineerd, met het oog op de tenuitvoerlegging van een onderzoeksmaatregel voor het verzamelen van bewijs, waarvoor zijn aanwezigheid op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat vereist is.

5.        Lid 2, punt a), en de leden 2 bis tot en met 8 van artikel 19 zijn van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke overbrenging volgens dit artikel.

6.        Kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel worden gedragen overeenkomstig artikel 18 ter, met uitzondering van de kosten die voortvloeien uit de overbrenging van de betrokkene naar en van de tenuitvoerleggingsstaat, die door de beslissingsstaat worden gedragen.

Artikel 21Verhoor per videoconferentie

of met andere audiovisuele transmissiemiddelen

1.          Indien een persoon zich op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat bevindt en door de bevoegde instanties van de beslissingsstaat als getuige of deskundige moet worden gehoord, kan de beslissingsinstantie een EOB uitvaardigen om de getuige of deskundige per videoconferentie of andere audiovisuele transmissie te doen verhoren, overeenkomstig het bepaalde in de leden 6 tot en met 9.

1 bis.     Een EOB kan tevens worden uitgevaardigd voor het verhoren van een verdachte of een in staat van beschuldiging gestelde persoon per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen. Behalve op de in artikel 10 genoemde gronden voor niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging kan de tenuitvoerlegging van het EOB worden geweigerd indien:

a)     de verdachte of in staat van beschuldiging gestelde persoon er niet in toestemt; of

b)     de tenuitvoerlegging van een dergelijke maatregel in een bepaalde zaak strijdig is met de fundamentele rechtsbeginselen van de tenuitvoerleggingsstaat.

1 ter    De praktische regeling betreffende het verhoor wordt overeengekomen tussen de beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie. Bij de regeling verbindt de tenuitvoerleggingsinstantie zich ertoe:

a)        de getuige of deskundige in kennis te stellen van plaats en tijdstip van het verhoor of;

b)        de verdachte of de in staat van beschuldiging gestelde persoon op de bij haar wetgeving voorgeschreven wijze tijdig te gelasten voor het verhoor te verschijnen en hem op zijn rechten volgens het recht van de beslissingsstaat te wijzen, zodat hij zijn rechten op verdediging daadwerkelijk kan uitoefenen;

c)        ervoor te zorgen dat de identiteit wordt vastgesteld van de persoon die moet worden verhoord

3.        Indien in de gegeven omstandigheden de tenuitvoerleggingsinstantie niet over de technische middelen voor een videoconferentie beschikt, kunnen zij na overleg door de beslissingsstaat ▌ ter beschikking worden gesteld.

6.        Met betrekking tot verhoor per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen gelden de volgende regels:

a)        een bevoegde instantie van de tenuitvoerleggingsstaat is aanwezig tijdens het verhoor, indien nodig bijgestaan door een tolk, en heeft tot taak de identiteit van de te verhoren persoon te laten vaststellen en erop toe te zien dat de fundamentele rechtsbeginselen van de tenuitvoerleggingsstaat ▌ in acht worden genomen. Indien de tenuitvoerleggingsinstantie van oordeel is dat de fundamentele rechtsbeginselen van de tenuitvoerleggingsstaat tijdens het verhoor worden geschonden, treft zij onverwijld de nodige maatregelen opdat het verhoor verder met inachtneming van deze beginselen verloopt;

b)        de bevoegde instanties van de beslissingsstaat en die van de tenuitvoerleggingsstaat komen indien nodig maatregelen ter bescherming van de te verhoren persoon overeen;

c)        het verhoor wordt rechtstreeks door of onder leiding van de bevoegde instantie van de beslissingsstaat, overeenkomstig het recht van die staat afgenomen;

d)        op verzoek van de beslissingsstaat of van de te verhoren persoon draagt de tenuitvoerleggingsstaat er zorg voor dat de persoon die wordt verhoord, indien nodig door een tolk wordt bijgestaan;

e)        de verdachte of in staat van beschuldiging gestelde persoon wordt voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld van de procedurele rechten, met name het verschoningsrecht, die hij volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat geniet, . Getuigen en deskundigen kunnen zich beroepen op het verschoningsrecht dat zij volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat of de beslissingsstaat genieten, en worden daarvan voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld.

7.        Onverminderd de maatregelen die ter bescherming van personen zijn overeengekomen, stelt de tenuitvoerleggingsinstantie na afloop van het verhoor een proces-verbaal op, met vermelding van de datum en de plaats van het verhoor, de identiteit van de verhoorde persoon, de identiteit en de hoedanigheid van alle andere personen die in de tenuitvoerleggingsstaat aan het verhoor hebben deelgenomen, eventuele beëdigingen alsmede de technische omstandigheden waaronder het verhoor heeft plaatsgevonden. Het document wordt door de tenuitvoerleggingsinstantie aan de beslissingsinstantie toegezonden.

9.        Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten aanzien van de betrokkene die overeenkomstig dit artikel op zijn grondgebied wordt verhoord en die weigert een verklaring af te leggen terwijl hij daartoe verplicht is of die niet naar waarheid antwoordt, zijn nationale wetgeving van toepassing is alsof het een verhoor in een nationale procedure betreft.

Artikel 22Verhoor per telefoonconferentie

1.        Indien een persoon die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, door de bevoegde instanties van een andere lidstaat als getuige of deskundige moet worden verhoord, kan de beslissingsinstantie van deze lidstaat, als het niet wenselijk of mogelijk is de betrokkene persoonlijk op zijn grondgebied te laten verschijnen, en na andere passende middelen te hebben onderzocht, een EOB uitvaardigen om een getuige of een deskundige overeenkomstig het bepaalde in lid 4 per telefoonconferentie ▌te laten verhoren.

4.        ▌Tenzij anders is overeengekomen, is het bepaalde in artikel 21, leden 1 ter, 6, 7 en 9, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23Inlichtingen over bankrekeningen

en andere financiële rekeningen

1.        Een EOB kan worden uitgevaardigd om te laten vaststellen of een natuurlijke of rechtspersoon tegen wie een strafprocedure loopt, een of meer rekeningen van om het even welke aard, bezit of controleert bij een bank op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat en in voorkomend geval alle gegevens over de rekeningen te laten overleggen.

2.        Iedere lidstaat neemt, volgens de in dit artikel bepaalde voorwaarden, de nodige maatregelen om de in lid 1 bedoelde gegevens te kunnen verstrekken.

3.        De in lid 1 bedoelde gegevens kunnen ook, indien deze in het EOB worden gevraagd ▌, betrekking hebben op rekeningen waarvoor de persoon tegen wie de procedure loopt, een volmacht heeft.

4.        De in dit artikel neergelegde verplichting is alleen van toepassing voor zover de gegevens in het bezit zijn van de bank die de rekening onder zich heeft.

6.        De beslissingsinstantie verklaart in het EOB ▌waarom zij van mening is dat de gevraagde inlichtingen vermoedelijk van wezenlijk belang zijn voor de strafprocedure, en op welke gronden zij veronderstelt dat banken in de tenuitvoerleggingsstaat de rekening onder zich hebben en, voor zover hierover gegevens beschikbaar zijn, om welke banken het zou kunnen gaan ▌. Het EOB bevat tevens elke beschikbare informatie die de tenuitvoerlegging ▌ervan kan vergemakkelijken.

7.        Voorts kan een EOB worden uitgevaardigd om te laten nagaan of een natuurlijke of rechtspersoon tegen wie een strafprocedure loopt, een of meer rekeningen heeft bij een niet-bancaire financiële instelling op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat. De leden 3 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing. In dat geval kan, behalve op de gronden voor weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 10, de tenuitvoerlegging van het EOB ook worden geweigerd als de uitvoering van de maatregel in een soortgelijke binnenlandse zaak niet zou worden toegestaan.

Artikel 24 Inlichtingen over bancaire

en andere financiële operaties

1.        Een EOB kan worden uitgevaardigd met het oog op het verkrijgen van de bijzonderheden betreffende gespecificeerde bankrekeningen en betreffende bankoperaties die in een bepaald tijdvak zijn verricht via een of meer in het EOB genoemde bankrekeningen, met inbegrip van de bijzonderheden betreffende een rekening van herkomst of bestemming.

2.        Iedere lidstaat neemt, volgens de in dit artikel bepaalde voorwaarden, de nodige maatregelen om de in lid 1 bedoelde gegevens te kunnen verstrekken.

3.        De in dit artikel neergelegde verplichting is alleen van toepassing voor zover de gegevens in het bezit zijn van de bank die de rekening onder zich heeft.

4.        De beslissingsinstantie ▌verklaart in het EOB waarom zij de gevraagde inlichtingen van belang acht voor de strafprocedure.

5.        Voorts kan een EOB met betrekking tot de in lid 1 verstrekte inlichtingen worden uitgevaardigd betreffende de financiële operaties van niet-bancaire financiële instellingen. De leden 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing. In dit geval kan, behalve op de gronden voor weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 10, de tenuitvoerlegging van het EOB worden geweigerd als de uitvoering van de maatregel in een soortgelijke binnenlandse zaak niet zou worden toegestaan.

Artikel 25 Toezicht op banktransacties

Artikel 26Gecontroleerde aflevering

Artikel 27

Onderzoeksmaatregelen waarbij rechtstreeks, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal wordt verzameld

1.        Indien het EOB wordt uitgevaardigd ter uitvoering van een maatregel ▌waarbij rechtstreeks, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal wordt verzameld, zoals:

a)        toezicht op bancaire of andere financiële operaties via een of meer gespecificeerde rekeningen;

b)        gecontroleerde aflevering op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat;

           kan ▌, behalve op de gronden voor weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 10, de tenuitvoerlegging van het EOB worden geweigerd als de uitvoering van de maatregel in een soortgelijke binnenlandse zaak niet zou worden toegestaan.

1 bis.  De praktische regeling voor de maatregel, bedoeld in lid 1, punt b), en voor ieder ander doel, wordt door de betrokken lidstaten afgesproken.

1 ter.   De beslissingsinstantie verklaart in het EOB waarom zij de gevraagde inlichtingen van belang acht voor de strafprocedure.

4.        Het recht om op te treden en operaties in verband met de tenuitvoerlegging van een EOB in de zin van lid 1 te leiden en te controleren, berust bij de bevoegde instanties van de tenuitvoerleggingsstaat

Artikel 27 bisInfiltratieoperaties

1.        De tenuitvoerleggingsstaat kan in een EOB worden verzocht de beslissingsstaat te helpen bij een strafrechtelijk onderzoek dat wordt verricht door functionarissen die infiltreren of met een fictieve identiteit werken (infiltratieoperaties).

2.        De beslissingsinstantie vermeldt in het EOB waarom zij van mening is dat deze specifieke maatregel vermoedelijk van belang is voor de strafprocedure. Het besluit inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van een volgens de voorwaarden van dit artikel uitgevaardigd EOB wordt per geval genomen door de bevoegde instanties van de tenuitvoerleggingsstaat, met inachtneming van de wetgeving en procedures van deze staat.

3.        De tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde EOB kan, behalve op de in artikel 10 genoemde gronden voor weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging, worden geweigerd als de uitvoering van de maatregel in een soortgelijke binnenlandse zaak niet zou worden toegestaan of als er geen regeling kon worden getroffen voor infiltratieoperaties in de zin van lid 4.

4.        Infiltratieoperaties vinden plaats volgens de wetgeving en procedures van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij worden uitgevoerd. Het recht om op te treden en operaties in verband met de onderzoeksmaatregelen in de zin van lid 1 te leiden en te controleren, berust uitsluitend bij de bevoegde instanties van de tenuitvoerleggingsstaat. De duur van de infiltratieoperaties, de nadere voorwaarden en de rechtspositie van de betrokken functionarissen tijdens infiltratieoperaties worden door de betrokken lidstaten overeengekomen, met inachtneming van hun nationale wetgeving en procedures.

HOOFDSTUK IV (A)

INTERCEPTIE VAN TELECOMMUNICATIE

Artikel 27 ter

Interceptie van telecommunicatie

met technische hulp van een andere lidstaat

1.        Een EOB kan worden uitgevaardigd voor de interceptie van telecommunicatie in de staat van waaruit technische bijstand nodig is.

2.        Indien de technische bijstand voor dezelfde interceptie van telecommunicatie geheel door meerdere staten kan worden verleend, wordt het EOB gestuurd naar één ervan, en bij voorrang de staat waar de betrokkene zich bevindt of zal bevinden.

3.        Het in lid 1 bedoelde EOB bevat tevens het volgende:

a)        informatie aan de hand waarvan de identiteit van het subject van de interceptie kan worden vastgesteld;

b)        de gewenste duur van de interceptie; en

c)        voldoende technische gegevens, in het bijzonder ter bepaling van het doelwit, met het oog op de tenuitvoerlegging van het EOB.

3 bis.  De beslissingsinstantie verklaart in het EOB waarom zij de gevraagde inlichtingen voor de strafprocedure van belang acht .

4.        Behalve op de in artikel 10 genoemde weigeringsgronden kan de tenuitvoerlegging van een EOB in de zin van lid 1 worden geweigerd als de maatregel in een soortgelijke binnenlandse zaak niet zou zijn toegestaan. De tenuitvoerleggingsstaat mag aan zijn toestemming de voorwaarden verbinden die in een soortgelijke binnenlandse zaak zouden gelden.

5.        Het in lid 1 bedoelde EOB kan worden uitgevoerd door:

a)        onmiddellijke doorzending van telecommunicatie naar de beslissingsstaat; of

b)        interceptie, opname en vervolgens doorzending van het resultaat van de interceptie van de telecommunicatie aan de beslissingsstaat.

De beslissingsinstantie en de tenuitvoerleggingsinstantie plegen overleg, om te kunnen besluiten of de interceptie overeenkomstig punt a) dan wel punt b) wordt uitgevoerd.

6.        Bij de uitvaardiging van het in lid 1 bedoelde EOB of tijdens de interceptie mag de beslissingsinstantie, indien zij daarvoor een bijzondere reden heeft, ook een transcriptie, decodering of ontsleuteling vragen van de opname, mits de tenuitvoerleggingsinstantie daarmee instemt.

7.        Kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel worden gedragen overeenkomstig artikel 18 ter, met uitzondering van de kosten die voortvloeien uit de transcriptie, decodering of ontcijfering van de geïntercepteerde telecommunicatie, die door de beslissingsstaat worden gedragen.

Artikel 27 quinquies

Kennisgeving aan de lidstaat waar de betrokkene zich bevindt en welks technische bijstand niet is vereist

1.        Indien de bevoegde instantie van één lidstaat (de intercepterende lidstaat) ten behoeve van een onderzoeksmaatregel toestemming heeft gegeven voor interceptie van telecommunicatie, en het communicatieadres van het in de interceptieopdracht genoemde subject in gebruik is op het grondgebied van een andere lidstaat (de in kennis gestelde lidstaat) en de interceptie kan worden uitgevoerd zonder de technische bijstand van die lidstaat, stelt de intercepterende lidstaat de bevoegde instantie van de in kennis gestelde lidstaat van de interceptie in kennis, en wel:

a)       voorafgaand aan de interceptie in de gevallen waarin de bevoegde instantie van de lidstaat bij het geven van de interceptieopdracht weet dat het subject zich op het grondgebied van de in kennis gestelde lidstaat bevindt of zal bevinden;

b)       tijdens of na de interceptie, zodra de lidstaat te weten komt dat het subject van de interceptie zich tijdens de interceptie op het grondgebied van de in kennis gestelde bevindt of heeft bevonden.

2.        De in lid 1 bedoelde kennisgeving geschiedt middels het formulier in bijlage C.

3.        De bevoegde instantie van de in kennis gestelde lidstaat kan, in de gevallen waarin interceptie in een soortgelijke binnenlandse zaak niet zou zijn toegestaan, onverwijld en uiterlijk 96 uur na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving, de bevoegde instantie van de intercepterende lidstaat ervan in kennis stellen:

a)       dat de interceptie niet mag worden uitgevoerd of dat zij moet worden beëindigd; en,

b)       dat waar nodig, materiaal dat reeds is geïntercepteerd terwijl het subject zich op haar grondgebied bevond, niet mag worden gebruikt of alleen mag worden gebruikt op de voorwaarden die zij stelt. De bevoegde instantie van de in kennis gestelde staat deelt de bevoegde instantie van de intercepterende staat de redenen voor deze voorwaarden mee.

4.        Artikel 5, lid 2, is van overeenkomstige toepassing op de in lid 2 bedoelde kennisgeving.

HOOFDSTUK IV (B)

VOORLOPIGE MAATREGELEN

Artikel 27 sexies

Voorlopige maatregelen

1.        Een EOB kan worden uitgevaardigd om elke maatregel te laten nemen waarbij de vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van materiaal dat als bewijsstuk kan worden gebruikt voorlopig wordt voorkomen.

2.        Het besluit over de voorlopige maatregel wordt door de tenuitvoerleggingsinstantie binnen 24 uur na ontvangst van het EOB, en in ieder geval zo snel mogelijk, genomen en meegedeeld.

3.        Indien om de in lid 1 bedoelde voorlopige maatregel wordt gevraagd, geeft de beslissingsinstantie in het EOB aan of het bewijsmateriaal aan de beslissingsstaat wordt overgedragen dan wel in de tenuitvoerleggingsstaat blijft. Het EOB wordt door de tenuitvoerleggingsinstantie erkend en ten uitvoer gelegd en het bewijsmateriaal wordt door haar overgedragen volgens de in de richtlijn voorgeschreven procedures.

4.        Indien een EOB overeenkomstig lid 3 vergezeld gaat van de instructie dat het bewijsmateriaal in de tenuitvoerleggingsstaat moet blijven, vermeldt de beslissingsinstantie op welke datum de in lid 1 bedoelde voorlopige maatregel wordt ingetrokken, of op welke datum het verzoek tot overdracht van het bewijsmateriaal aan de beslissingsstaat vermoedelijk zal worden gedaan.

5.        Na overleg met de beslissingsinstantie kan de tenuitvoerleggingsinstantie, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, naar gelang van de omstandigheden passende voorwaarden stellen om de duur van de in lid 1 bedoelde voorlopige maatregel te beperken. Indien de tenuitvoerleggingsinstantie, overeenkomstig deze voorwaarden, intrekking van de voorlopige maatregel overweegt, stelt zij de beslissingsinstantie daarvan in kennis en geeft zij haar de gelegenheid opmerkingen te maken. De beslissingsinstantie laat de tenuitvoerleggingsinstantie onverwijld weten dat de in lid 1 bedoelde maatregelen zijn ingetrokken.

hoofdstuk v

slotbepalingen

Artikel 28Kennisgevingen

1.        Uiterlijk op ... [7]* .verstrekt elke lidstaat de Commissie de volgende gegevens:

a)       de instantie of de instanties die, overeenkomstig de interne rechtsorde, volgens artikel 2, onder a) en b), bevoegd zijn indien deze lidstaat de beslissingsstaat of de tenuitvoerleggingsstaat is;

b)       de talen waarin het EOB kan worden opgesteld, zoals bepaald in artikel 5, lid 2;

c)       de gegevens betreffende de aangewezen centrale instantie of instanties indien de lidstaat gebruik wenst te maken van de in artikel 6, lid 2, geboden mogelijkheid. Deze gegevens zijn bindend voor de instanties van de beslissingsstaat;

e)       De lidstaat kan tevens opgave doen van de documenten die hij krachtens artikel 19, lid 3, nodig heeft.

2.        De lidstaten delen de Commissie alle wijzigingen van de in lid 1 bedoelde gegevens mee.

3.        De Commissie stelt de op grond van de toepassing van dit artikel ontvangen gegevens beschikbaar voor alle lidstaten ▌ en het Europees justitieel netwerk (EJN). Het EJN maakt de gegevens beschikbaar op de website, bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk.

Artikel 29 Verhouding tot andere overeenkomsten en regelingen

1.        Onverminderd de toepassing ervan tussen de lidstaten en derde landen en de voorlopige toepassing ervan overeenkomstig artikel 30, vervangt deze richtlijn met ingang van …[8]* de overeenkomstige bepalingen van de volgende verdragen die in de betrekkingen tussen de door deze richtlijn gebonden lidstaten van toepassing zijn:

▌       het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959, alsmede de twee Aanvullende Protocollen van 17 maart 1978 en 8 november 2001 en de overeenkomstig artikel 26 van dat Verdrag gesloten bilaterale overeenkomsten;

▌       de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985;

▌       de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en het bijbehorende Protocol van 16 oktober 2001.

2.        Kaderbesluit 2008/978/JBZ wordt vervangen ten aanzien van alle lidstaten die aan de aanneming van deze richtlijn hebben deelgenomen. De bepalingen van Kaderbesluit 2003/577/JBZ worden vervangen ten aanzien van alle lidstaten die aan de vaststelling van deze richtlijn hebben deelgenomen wat de bevriezing van bewijsmateriaal betreft.

3.        De lidstaten mogen ▌bilaterale en multilaterale overeenkomsten en regelingen met andere lidstaten die na… van kracht zijn, naast de bepalingen van deze richtlijn blijven toepassen, mits dit ten goede komt aan de doelstellingen van deze richtlijn en ertoe bijdraagt de procedures voor bewijsgaring te vereenvoudigen of verder te versoepelen, en mits het in deze richtlijn voorgeschreven niveau van waarborgen in acht wordt genomen.

[9]5.        De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op… mee welke van de in lid 3 bedoelde overeenkomsten en regelingen zij willen blijven toepassen. De lidstaten geven de Commissie ook kennis van nieuwe overeenkomsten of regelingen in de zin van lid 3, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.

[10]

Artikel 30Overgangsregelingen

1.        Vóór [11]* ontvangen verzoeken om wederzijdse hulp blijven vallen onder de bestaande regelgeving betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Kaderbesluit 2003/577/JBZ is van toepassing op de op grond ervan gegeven beslissingen tot het bevriezen van bewijsmateriaal die vóór * zijn ontvangen.

2.        Artikel 7, lid 1, is van overeenkomstige toepassing op het EOB dat volgt op een bevriezingsbeslissing overeenkomstig Kaderbesluit 2003/577/JBZ.

Artikel 31Omzetting

1.        De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op …[12]* aan ▌ deze richtlijn te voldoen.

1 bis.   Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.        De lidstaten verstrekken ▌de Commissie uiterlijk op ...[13]* de tekst van de bepalingen waarmee zij hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen in nationaal recht omzetten.

Artikel 32 Verslag over de toepassing

Uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag uit over de toepassing van deze richtlijn, dat op zowel kwalitatieve als kwantitatieve informatie is gebaseerd en waarin met name de gevolgen ervan voor de samenwerking in strafzaken en voor de bescherming van personen worden beoordeeld, alsmede de uitvoering van de voorschriften betreffende de interceptie van telecommunicatie in het licht van de technische ontwikkelingen. Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.

Artikel 33Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 34Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te …, ….

    Voor het Europees Parlement                                  Voor de Raad

    De voorzitter                                                             De voorzitter

___________________

BIJLAGE A

EUROPEES ONDERZOEKSBEVEL (EOB)

Dit EOB is uitgevaardigd door een bevoegde autoriteit. De uitvaardigende autoriteit verklaart dat de afgifte van dit EOB noodzakelijk is en evenredig voor de doeleinden van de hieronder omschreven procedure met aandacht voor de rechten van de verdachte of de in staat van beschuldiging gestelde persoon en dat de verlangde onderzoeksmaatregelen onder dezelfde omstandigheden in een vergelijkbaar nationaal geval ook gevraagd hadden kunnen worden. Hierbij verzoek ik om tenuitvoerlegging van de volgende onderzoeksmaatregel(en) met inachtneming van de geheimhouding van het onderzoek en om toezending van het bewijsmateriaal dat als resultaat van de tenuitvoerlegging van het EOB is verkregen.

Deel A

Uitvaardigende staat: ........................................................................................................................................

Tenuitvoerleggende staat: ....................................................................................................................................

Deel B: Spoedeisendheid

Gelieve aan te geven of er spoed vereist is in verband met

o verbergen of vernietigen van bewijsstukken

o naderende procesdatum

o een andere reden,

namelijk:

De termijnen voor de tenuitvoerlegging van het EOB staan in de richtlijn. Als er echter een kortere of specifieke termijn nodig is, gelieve de datum te vermelden en de reden daarvoor op te geven:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Deel C: Uit te voeren onderzoeksmaatregel(en)

1.        Beschrijf de verlangde bijstands-/onderzoeksmaatregel(en) EN geef aan of het een van onderstaande onderzoeksmaatregelen betreft:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

o Verkrijgen van informatie of bewijsstukken waarover de tenuitvoerleggende autoriteit reeds beschikt

o Verkrijgen van informatie uit gegevensbanken van politie of justitiële autoriteiten

o Hoorzitting

         getuige

         expert

         verdachte of een in staat van beschuldiging gestelde persoon

         slachtoffer

         betrokken derde:

o Identificatie van personen die zijn aangesloten op een bepaald telefoonnummer of IP-adres

o Tijdelijke overbrenging van een persoon in hechtenis naar de uitvaardigende staat

o Tijdelijke overbrenging van een persoon in hechtenis naar de tenuitvoerleggende staat

o Hoorzitting per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen

         getuige

         expert

         verdachte of een in staat van beschuldiging gestelde persoon

o Hoorzitting per telefoonconferentie

         getuige

         expert

o Inlichtingen over bankrekeningen en andere financiële rekeningen

o Inlichtingen over bankverrichtingen en andere financiële verrichtingen

o Onderzoeksmaatregelen waarbij in real time, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal wordt verzameld

         Toezicht op bankverrichtingen of andere financiële verrichtingen

         Gecontroleerde afleveringen

         Andere

o Infiltratie

o Interceptie van telecommunicatie

o Voorlopige maatregel(en) waarmee vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van materiaal dat als bewijsstuk kan worden gebruikt, wordt voorkomen.

Deel D: Verband met een eerder EOB

Gelieve te vermelden of het EOB een aanvulling vormt op een eerder EOB. Informatie over het vorige EOB (datum van afgifte, autoriteit van bestemming, datum van toezending, referentienummers van de uitvaardigende en tenuitvoerleggende autoriteiten)

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Gelieve te vermelden als het EOB voor hetzelfde geval reeds eerder toegezonden is aan een andere lidstaat.

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Deel E: Identiteit van de betrokkene

 

1.        Geef alle beschikbare informatie over de identiteit van i) de natuurlijke persoon of ii) de rechtspersoon waarop de onderzoeksmaatregel betrekking heeft (indien het meer personen betreft, gelieve voor elke persoon de informatie te verstrekken)

 

i)           Voor natuurlijke personen

Naam:.....................................................................................................................................................

Voorna(a)m(en):....................................................................................................................................

Andere namen (indien van belang):.....................................................................................................

Bijnamen, indien van toepassing:........................................................................................................

Geslacht:................................................................................................................................................

Nationaliteit:.........................................................................................................................................

Identiteitsnummer of socialezekerheidsnummer …………………………………………………………….

Aard en nummer van het identiteitsdocument of de identiteitsdocumenten (identiteitskaart, paspoort): ……………………..

…………………………………………………………………………………………………………

Geboortedatum:.....................................................................................................................................

Geboorteplaats:.....................................................................................................................................

Verblijfplaats en/of bekend adres; indien onbekend, vermeld het laatst bekende adres: ………………

................................................................................................................................................................

Ta(a)l(en) die de persoon begrijpt:

................................................................................................................................................................

 

ii)       Voor rechtspersonen

Naam:.....................................................................................................................................................

Rechtsvorm:...........................................................................................................................................

Afgekorte naam, gebruikelijke naam of handelsnaam (indien van toepassing):………………………………

................................................................................................................................................................

Statutaire zetel:.....................................................................................................................................

Registratienummer:...............................................................................................................................

Adres van de rechtspersoon:.................................................................................................................

Naam van de vertegenwoordiger van de rechtspersoon………………………………………………………….….

 

Wat is de huidige status van betrokkene in het proces:

   verdachte of in staat van beschuldiging gestelde persoon

   slachtoffer

   getuige

   expert

   betrokken derde

   een andere, namelijk:……………..………………………………………………………………

 

 

2. Locatie waar de onderzoeksmaatregel moet worden uitgevoerd, als het niet op bovengenoemd adres is: ……………………………………………………………………………………................................

………………………………………………………………………………………………………….

3. Eventuele andere informatie die van belang is voor de uitvoering van het EOB:

……………………………………………………………………………………................................

…………………………………………………………………………………....................................

Deel F: Type procedure waarvoor het EOB is uitgevaardigd:

         a)        in verband met een strafprocedure die door of bij een justitiële autoriteit is of kan worden ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de uitvaardigende staat strafbaar zijn; of

         b)        een procedure die door een bestuurlijke autoriteit is ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de uitvaardigende staat strafbaar zijn wegens overtreding van de wet, mits tegen de beslissing beroep openstaat bij een met name in strafzaken bevoegde rechter; of

         c)        een procedure die door een gerechtelijke autoriteit is ingesteld wegens feiten die volgens het nationale recht van de uitvaardigende staat strafbaar zijn wegens overtreding van de wet, mits tegen de beslissing hoger beroep openstaat bij een met name in strafzaken bevoegde rechter.

         d)        in samenhang met de onder a), b) en c) bedoelde procedures die verband houden met een strafbaar feit of een wetsovertreding waarvoor in de uitvaardigende staat een rechtspersoon aansprakelijk gesteld of gestraft kan worden.

Deel G: Gronden voor de uitvaardiging van het EOB

1.        Overzicht van de feiten

Geef aan waarom het EOB is uitgevaardigd, met een overzicht van de feiten, een beschrijving van de ten laste gelegde of onderzochte strafbare feiten, de fase waarin het onderzoek zich bevindt, eventuele risicofactoren en andere relevante informatie.

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

2.        Aard en wettelijke omschrijving van het strafbaar feit waarvoor het EOB is uitgevaardigd, en toepasselijke wetsbepaling/toepasselijk wetboek:

................................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

3.        Wordt het strafbare feit waarvoor het EOB is uitgevaardigd in de uitvaardigende staat bestraft met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar volgens het recht van de uitvaardigende staat, op grond van een of meer van onderstaande strafbare feiten? (Gelieve het betreffende vakje aan te kruisen)

 

- deelneming aan een criminele organisatie,

- terrorisme,

- mensenhandel,

- seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

- illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

- illegale handel in wapens, munitie en explosieven,

- corruptie,

- fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,

- witwassen van opbrengsten van misdrijven,

- valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro,

- informaticacriminaliteit,

- milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde planten- en boomsoorten,

- hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf,

- moord en doodslag, zware mishandeling,

- illegale handel in menselijke organen en weefsels,

- ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,

- racisme en vreemdelingenhaat,

- georganiseerde of gewapende diefstal,

- illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,

- oplichting,

- racketeering en afpersing,

- namaak van producten en productpiraterij,

- vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,

- vervalsing van betaalmiddelen,

- illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,

- illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen,

- handel in gestolen voertuigen,

- verkrachting,

- opzettelijke brandstichting,

- misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,

- kaping van vliegtuigen/schepen,

- sabotage.

Deel H: Aanvullende eisen voor bepaalde maatregelen

Vul de delen in die voor de verlangde onderzoeksmaatregel(en) van belang zijn:

Deel H1: Overbrenging van een persoon die in hechtenis is

 

1)        Indien verzocht wordt om de tijdelijke overbrenging naar de uitvaardigende staat van een persoon in hechtenis, ten behoeve van een onderzoek, gelieve aan te geven of de betrokkene met deze maatregel heeft ingestemd:

oJa o Nee o Gelieve de betrokkene om instemming te vragen

 

2)        Indien verzocht wordt om de tijdelijke overbrenging naar de tenuitvoerleggende staat van een persoon in hechtenis, ten behoeve van een onderzoek, gelieve aan te geven of de betrokkene met deze maatregel heeft ingestemd:

oJa o Nee

Deel H2: Video- of telefoonconferentie of andere audiovisuele transmissiemiddelen

1)          Indien verzocht is om een verhoor via video- of teleconferentie of andere audiovisuele transmissiemiddelen:

 

Gelieve de naam te vermelden van de autoriteit die het verhoor zal leiden (contactgegevens/taal):……………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………

Wat zijn de redenen voor het aanvragen van deze maatregel:……………………………………………

………………………………………………………………………………………………………...

 a)        Hoorzitting per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen:

     de verdachte of de in staat van beschuldiging gestelde persoon heeft ermee ingestemd

 

 b)        Hoorzitting per telefoonconferentie

 

Deel H3: Voorlopige maatregelen

Indien verzocht wordt om een voorlopige maatregel waarmee vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van materiaal dat als bewijsstuk kan worden gebruikt, wordt voorkomen, gelieve te vermelden of

         het voorwerp aan de uitvaardigende staat wordt overgedragen.

         het voorwerp in de tenuitvoerleggende staat blijft; gelieve de geschatte datum aan te geven

waarop de voorlopige maatregel wordt ingetrokken:…………………………………………….

waarop een vervolgverzoek wordt ingediend in verband met het voorwerp ………………..……….

Deel H4: Bancaire informatie

1)        Indien verzocht wordt om informatie over bankrekeningen of andere financiële rekeningen die de betrokkene heeft of beheert, gelieve voor elke rekening aan te geven waarom de maatregel van belang wordt geacht voor de strafprocedure en op grond waarvan verondersteld wordt dat de banken in de

uitvaardigende staat de rekening onder zich hebben:

 

 Informatie over bankrekeningen van de betrokkene of waarover hij volmacht heeft.

 

       Informatie over andere financiële rekeningen van de betrokkene of waarover hij volmacht heeft

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

 

2)        Indien verzocht wordt om informatie over bankverrichtingen of andere financiële verrichtingen, gelieve

voor elke verrichting aan te geven waarom de maatregel van belang wordt geacht voor de

strafprocedure:

 

         Gegevens over bankverrichtingen

         Gegevens over andere financiële verrichtingen

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

 

Vermeld de betrokken periode en bankrekeningen

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

(Ex-Deel H5 is nu Deel H6)

Deel H5: Onderzoeksmaatregelen waarbij rechtstreeks, doorlopend en gedurende een bepaalde tijdspanne bewijsmateriaal wordt verzameld

 

Indien verzocht is om een dergelijke onderzoeksmaatregel, gelieve aan te geven waarom de gevraagde informatie van belang wordt geacht voor de strafprocedure

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

(Ex-Deel H6 is nu Deel H7)

Deel H6: Infiltratie

 

Indien verzocht is om infiltratie, gelieve aan te geven waarom de maatregel van belang wordt geacht voor de strafprocedure

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

(Ex-Deel 7 is nu Deel H5)

Deel H7: Interceptie van telecommunicatie

 

1)        Indien verzocht is om interceptie van telecommunicatie, gelieve aan te geven waarom de maatregel

van belang wordt geacht voor de strafprocedure

…………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………

2)        Gelieve de volgende informatie te verstrekken:

a)        informatie ter identificatie van het subject van de interceptie:

................................................................................................................................................................

b)        de gewenste duur van de interceptie:

................................................................................................................................................................

c)        de technische gegevens voor de uitvoering van het EOB (met name om het doelwit te identificeren -zoals mobiele telefoon, vaste telefoon, e-mailadres, internetverbinding):

................................................................................................................................................................

3)        Geef de gewenste wijze van uitvoering aan:

o Onmiddellijke doorzending

o Opname en aansluitend toezending

 

Gelieve aan te geven of transcriptie, decodering of ontsleuteling van het geïntercepteerde materiaal gewenst is*:

................................................................................................................................................................

*  NB De kosten van transcriptie, decodering en ontsluiting komen ten laste van de uitvaardigende staat.

 

Deel I Voor de uitvoering vereiste vormvoorschriften en procedures

 

1.        Aankruisen en aanvullen (indien van toepassing)

o       De tenuitvoerleggende autoriteit wordt verzocht de volgende vormvoorschriften en procedures

in acht te nemen (….):......................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

 

2.        Aankruisen en aanvullen (indien van toepassing)

o       Het is wenselijk dat één of meer functionarissen van de uitvaardigende staat assisteren bij de uitvoering

van het EOB, ter ondersteuning van de bevoegde autoriteiten van de tenuitvoerleggende staat.

 

Contactgegevens van de functionarissen:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

De talen die voor de communicatie gebruikt kunnen worden:..................................................................................

Deel J: Rechtsmiddelen

 

1.        Gelieve aan te geven of er al een rechtsmiddel is ingezet tegen de uitvaardiging van een EOB; zo ja, gelieve de nodige details te geven (omschrijving van het rechtsmiddel, inclusief de vereiste stappen en de termijnen):

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

 

2.        Autoriteit in de uitvaardigende staat die verdere gegevens kan verstrekken over procedures voor het aanwenden van rechtsmiddelen in de uitvaardigende staat en over de vraag of juridische bijstand, vertaling en vertolking beschikbaar zijn:

Naam: ....................................................................................................................................................

Contactpersoon (indien van toepassing): ..............................................................................................................

Adres: ................................................................................................................................................

Telefoon: (landnummer) (netnummer) (nummer) ...............................................................................................

Faxnummer: (landnummer) (netnummer) (nummer) ...............................................................................................

E-mail: ..................................................................................................................................................

 

Deel K: Gegevens over de autoriteit die het EOB uitgevaardigd heeft

Kruis aan welk soort autoriteit het EOB heeft uitgevaardigd:

 

         justitiële autoriteit

         *andere bevoegde autoriteit zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende staat

 *Gelieve ook Deel L in te vullen

 

Naam van de autoriteit:

................................................................................................................................................................

Naam van de vertegenwoordiger/contactpunt:

................................................................................................................................................................

Dossier nr.:..................................................................................................................................................

Adres: ................................................................................................................................................

Telefoon: (landnummer) (netnummer) (nummer)………………………………………………………………

Faxnummer: (landnummer) (netnummer) (nummer)………………………………………...…………………….

E-mail:...................................................................................................................................................

Talen waarin met de uitvaardigende autoriteit kan worden gecommuniceerd:

................................................................................................................................................................

 

Indien afwijkend van bovenstaande, gegevens van de contactpersoon/contactpersonen voor aanvullende informatie of praktische regelingen voor de overdracht van bewijsstukken:

 

Naam/titel/organisatie:........................................................................................................................

Adres:....................................................................................................................................................

E-mail/ Telefoon contact:....................................................................................................................

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit en/of haar vertegenwoordiger die de juistheid van

de inhoud van het EOB bevestigt:

 

 

Naam:

Functie (titel/graad):

Datum:          

Officiële stempel (indien beschikbaar):

Deel L: Gegevens over de justitiële autoriteit die het EOB gevalideerd heeft

 

Soort justitiële autoriteit die het EOB gevalideerd heeft:

                    a) rechter of rechtbank

                    b) onderzoeksmagistraat

                    c) openbare aanklager

Officiële naam van de validerende autoriteit:

................................................................................................................................................................

Naam van haar vertegenwoordiger:

................................................................................................................................................................

Functie (titel/graad):

................................................................................................................................................................

Dossier nr.…………………….…………………………………………………………………………..

Adres: ................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Telefoon: (landnummer) (netnummer) (nummer) ...............................................................................................

Faxnummer: (landnummer) (netnummer) (nummer) ...............................................................................................

E-mail:.....................................................................................................................................................

Talen waarin met de validerende autoriteit kan worden gecommuniceerd:

................................................................................................................................................................

 

Gelieve aan te geven wat het eerste contactpunt van de tenuitvoerleggende autoriteit moet zijn:

de uitvaardigende autoriteit of

de validerende autoriteit

 

 

 

 

Handtekening en gegevens van de validerende autoriteit

Naam:

Functie (titel/graad):

Datum:

Officiële stempel (indien beschikbaar):

_______________

BIJLAGE B

BERICHT VAN ONTVANGST VAN EEN EOB

Dit formulier moet worden ingevuld door de autoriteit van de tenuitvoerleggende staat die het hieronder bedoelde EOB heeft ontvangen.

A)       HET BETROKKEN EOB

▌ Autoriteit die het EOB heeft uitgevaardigd:

...............................................................................................................................................................

Dossiernummer:

...............................................................................................................................................................

Datum van uitvaardiging:

...............................................................................................................................................................

Datum van ontvangst:

...............................................................................................................................................................

B)       AUTORITEIT WAAR HET EOB IS INGEKOMEN[14]

Officiële naam van de bevoegde autoriteit:

...............................................................................................................................................................

Naam van haar vertegenwoordiger:

...............................................................................................................................................................

Functie (titel/graad):

...............................................................................................................................................................

Adres:

...............................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

Telefoon: (landnummer) (netnummer) (nummer)

...............................................................................................................................................................

Faxnummer: (landnummer) (netnummer) (nummer)

...............................................................................................................................................................

E-mail:

...............................................................................................................................................................

Dossiernummer:

...............................................................................................................................................................

Talen waarin met de autoriteit kan worden gecommuniceerd :

...............................................................................................................................................................

C)       (WAAR VAN TOEPASSING) BEVOEGDE AUTORITEIT WAARAAN HET EOB IS TOEGEZONDEN DOOR DE ONDER B) GENOEMDE AUTORITEIT

Officiële naam van de autoriteit:

...............................................................................................................................................................

Naam van haar vertegenwoordiger:

...............................................................................................................................................................

Functie (titel/graad):

...............................................................................................................................................................

Adres:

...............................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

Telefoon: (landnummer) (netnummer) (nummer)

...............................................................................................................................................................

Faxnummer: (landnummer) (netnummer) (nummer)

...............................................................................................................................................................

E-mail:

...............................................................................................................................................................

Datum van toezending:

...............................................................................................................................................................

Dossiernummer:

...............................................................................................................................................................

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:..............................................................................................

 

D)       ANDERE INFORMATIE DIE VOOR DE UITVAARDIGENDE AUTORITEIT VAN BELANG KAN ZIJN

 

...................................................................................................................................................

...................................................................................................................................................

...................................................................................................................................................

 

E)       DATUM EN HANDTEKENING

Handtekening:

Datum:..................................................................................................................................................

Officiële stempel (indien beschikbaar):

 

 

 

BIJLAGE C

kennisgeving

Dit formulier is bedoeld om een lidstaat in te lichten over de interceptie van telecommunicatie die zonder technische bijstand van die lidstaat op zijn grondgebied is, wordt of zal worden uitgevoerd. Hierbij breng ik…..(de aangeschreven lidstaat) op de hoogte van de interceptie.

A) [15]     DE BEVOEGDE AUTORITEIT

Officiële naam van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de interceptie uitvoert:

................................................................................................................................................................

Naam van haar vertegenwoordiger:

................................................................................................................................................................

Functie (titel/graad):

................................................................................................................................................................

Adres:

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................

Telefoon: (landnummer) (netnummer) (nummer)

................................................................................................................................................................

Faxnummer: (landnummer) (netnummer) (nummer)

................................................................................................................................................................

E-mail:

................................................................................................................................................................

Dossiernummer:

................................................................................................................................................................

Datum van uitvaardiging:

................................................................................................................................................................

Talen waarin met de autoriteit kan worden gecommuniceerd :

................................................................................................................................................................

B)       INFORMATIE OVER DE INTERCEPTIE

I)        Stand van zaken: Deze kennisgeving geschiedt (aankruisen)

 

 voor de interceptie

 tijdens de interceptie

 na de interceptie

 

II)       De (geschatte) duur van de interceptie (volgens de uitvaardigende autoriteit):

……………………………………, met ingang van…………………………………………...

 

III)     Doelwit van de interceptie: (telefoonnummer, IP-nummer of e-mail)

…………………………………………………………………………………………….………..

 

 

 

 

IV)      Identiteit van de betrokkenen

Alle beschikbare informatie vermelden over de identiteit van i) natuurlijke of ii) rechtspersonen tegen welke de procedure loopt/kan lopen:

 

i)           Voor natuurlijke personen

Naam:...............................................................................................................................

Voorna(a)m(en):..............................................................................................................

Andere namen (indien van belang):...............................................................................

Bijnamen, indien van toepassing:..................................................................................

Geslacht:..........................................................................................................................

Nationaliteit:...................................................................................................................

Identiteitsnummer of socialezekerheidsnummer……………………………………………

Geboortedatum:...............................................................................................................

Geboorteplaats:...............................................................................................................

Verblijfplaats en/of bekend adres; indien onbekend, vermeld het laatst bekende adres:

..........................................................................................................................................

Ta(a)l(en) die de persoon begrijpt:

..........................................................................................................................................

ii)  Voor rechtspersonen

Naam:...............................................................................................................................

Rechtsvorm:.....................................................................................................................

Afgekorte naam, gebruikelijke naam of handelsnaam (indien van toepassing):

..........................................................................................................................................

Statutaire zetel:...............................................................................................................

Registratienummer:.........................................................................................................

Adres van de rechtspersoon…………………………………………………………..…

Naam en contactgegevens van de vertegenwoordiger van de rechtspersoon:………….……

 

V)       informatie over het doel van de interceptie:

Alle nodige informatie vermelden, waaronder de omschrijving van het geval, de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit en de z toepasselijke wetsbepaling/het toepasselijk wetboek, zodat de in kennis gestelde autoriteit kan nagaan of

 de interceptie in haar land in een vergelijkbaar geval toegestaan zou worden; en

het verkregen materiaal gebruikt kan worden in de strafprocedure;

 wanneer de interceptie reeds heeft plaatsgevonden, het materiaal gebruikt kan worden in de strafprocedure

 

…………………………………………………………………………………………….………..

…………………………………………………………………………………………….………..

…………………………………………………………………………………………….………..

…………………………………………………………………………………………….………..

…………………………………………………………………………………………….………..

…………………………………………………………………………………………….………..

Bezwaren tegen interceptie of het gebruik van reeds geïntercepteerd materiaal moeten uiterlijk 96 uur na ontvangst van deze kennisgeving worden ingediend.

 

D)       DATUM EN HANDTEKENING

Handtekening:

Datum:..................................................................................................................................................

Officiële stempel (indien beschikbaar):

 

BIJLAGE X (in verband met artikel 10)

-   deelneming aan een criminele organisatie,

-   terrorisme,

-   mensenhandel,

-   seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

-   illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

-   illegale handel in wapens, munitie en explosieven,

-   corruptie,

-   fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,

-   witwassen van opbrengsten van misdrijven,

-   vervalsing met inbegrip van namaak van de euro,

-   cybercriminaliteit,

-   milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten,

-   hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf,

-   moord en doodslag, zware lichamelijke mishandeling,

-   illegale handel in menselijke organen en weefsels,

-   ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,

-   racisme en vreemdelingenhaat,

-   georganiseerde of gewapende diefstal,

-   illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,

-   oplichting,

-   racketeering en afpersing,

-   namaak van producten en productpiraterij,

-   vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,

-   vervalsing van betaalmiddelen,

-   illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,

-   illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen,

-   handel in gestolen voertuigen,

-   verkrachting,

-   opzettelijke brandstichting,

-   misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,

-   kaping van vliegtuigen/schepen,

-   sabotage.

________________

  • [1] * Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
  • [2]           PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45.
  • [3]           PB L 350 van 30.12.2008, blz. 72.
  • [4]           PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
  • [5]           PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.
  • [6]           PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.
  • [7] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [8] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [9] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [10] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [11] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [12] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [13] *          PB: gelieve de datum in te voegen: drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
  • [14]           Dit gedeelte moet worden ingevuld door iedere autoriteit die het EOB heeft ontvangen. Deze verplichting berust bij de autoriteit die bevoegd is om het EOB te erkennen en ten uitvoer te leggen en, indien van toepassing, bij de centrale autoriteit of de autoriteit die het EOB aan de bevoegde autoriteit heeft toegezonden.
  • [15]           De hier vermelde autoriteit moet gecontacteerd worden in de verdere correspondentie met de uitvaardigende staat.

TOELICHTING

Gezien het feit dat de klassieke justitiële samenwerking in het licht van de Europese realiteit ontoereikend is, is de stap voorwaarts die de aanneming van deze richtlijn betekent zonder meer positief, en dit zal een belangrijke impuls zal geven aan het vormgeven van de Europese strafrechtelijke ruimte. In de richtlijn komt duidelijk het spanningsveld naar voren tussen de overdracht van soevereiniteit in het kader van het veiligheidsbeleid, en de bescherming van de grondrechten.

De uitdaging bij het vormgeven aan de Europese strafrechtelijke ruimte is op de allereerste plaats, dit te doen op een wijze waarbij de grondrechten geëerbiedigd en gegarandeerd worden. Het is veelzeggend dat in de preambule van het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie expliciet gesproken wordt over de ruimte van "vrijheid, veiligheid en recht", vanwege het bijzonder gevoelige karakter daarvan als het gaat om grondrechten en fundamentele vrijheden. Het is niet nodig er nogmaals op te wijzen dat die garantie echt moet zijn en niet formeel. De beoogde vorming van de Europese strafrechtelijke ruimte impliceert dat er binnen de Unie waarborgen moeten komen voor rechterlijke controle op de eerbiediging van de grondrechten.

Het belang van de Europese strafrechtelijke ruimte staat momenteel buiten kijf, gezien de prioriteit die daaraan wordt toegekend bij de opbouw van Europa, met een geleidelijke emancipatie van de klassieke samenwerkingsmechanismes. De Europese Unie, die eerst de samenwerking op het gebied van politie en justitie heeft bevorderd ter compensatie van het verdwijnen van de binnengrenzen, gaat nu een stap verder dan deze aanvankelijke samenwerking tussen de staten, in het belang van de geleidelijke opbouw van een homogene strafrechtelijke ruimte.

De vorderingen moeten rondom de volgende pijlers worden gerealiseerd: wederzijdse erkenning, coördinatie van het onderzoek en bescherming van de grondrechten in strafprocedures, in overeenstemming met de maatregelen die zijn vastgelegd in artikel 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Onderstreept wordt nogmaals dat wederzijdse erkenning en harmonisering bij elkaar horen, in die zin dat wederzijdse erkenning niet gerealiseerd kan worden zonder harmonisering.

Het zal niet nodig zijn erop te wijzen dat een van de beoogde doelstellingen van het Europese integratieproces juist was het vrije verkeer van personen te bevorderen, zonder afbreuk te doen aan de waarborgen voor de veiligheid van de bevolkingen, door het vormen van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

PROCEDURE

Titel

Europees onderzoeksbevel in strafzaken

Document- en procedurenummers

09288/2010 – C7-0185/2010 – 2010/0817(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

7.9.2010

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Nuno Melo

27.9.2010

 

 

 

Behandeling in de commissie

30.11.2010

16.3.2011

12.1.2012

28.2.2012

 

26.3.2012

8.5.2012

5.12.2013

 

Datum goedkeuring

5.12.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

42

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Philipp Albrecht, Edit Bauer, Rita Borsellino, Arkadiusz Tomasz Bratkowski, Ioan Enciu, Frank Engel, Monika Flašíková Beňová, Kinga Gál, Sylvie Guillaume, Anna Hedh, Salvatore Iacolino, Sophia in ‘t Veld, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Juan Fernando López Aguilar, Monica Luisa Macovei, Svetoslav Hristov Malinov, Véronique Mathieu Houillon, Anthea McIntyre, Nuno Melo, Roberta Metsola, Louis Michel, Claude Moraes, Georgios Papanikolaou, Birgit Sippel, Csaba Sógor, Rui Tavares, Wim van de Camp, Axel Voss, Renate Weber, Josef Weidenholzer, Cecilia Wikström, Tatjana Ždanoka, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Michael Cashman, Cornelis de Jong, Mariya Gabriel, Evelyne Gebhardt, Petru Constantin Luhan, Ulrike Lunacek, Salvador Sedó i Alabart, Janusz Wojciechowski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

María Irigoyen Pérez

Datum indiening

20.12.2013