Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2001/2044(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A5-0100/2003

Ingediende teksten :

A5-0100/2003

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2003)0143

Aangenomen teksten
PDF 217kWORD 37k
Dinsdag 8 april 2003 - Straatsburg
"De wetgeving verbeteren 2000, 2001"
P5_TA(2003)0143A5-0100/2003

Resolutie van het Europees Parlement over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 2000" (overeenkomstig artikel 9 van het protocol bij het EG-Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid) (COM(2000) 772 – C5&nbhy;0097/2001 – 2001/2044(COS)) en over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 2001" (overeenkomstig artikel 9 van het protocol bij het EG-Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid) (COM(2001) 728 – C5-0102/2002 – 2001/2044(COS))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verslag van de Commissie (COM(2000) 772 – C5&nbhy;0097/2001),

–   gezien het verslag van de Commissie (COM(2001) 728 - C5-0102/2002),

–   gelet op de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld "codificatie van het acquis communautaire" (COM(2001) 645),

–   gezien het advies van het Comité van de regio's van 20 november 2002 over de "Vereenvoudiging van het instrumentarium van de EU"(1),

–   gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het advies van de Commissie constitutionele zaken (A5&nbhy;0100/2003),

A.   overwegende dat het subsidiariteitsbeginsel een instrument bij uitstek is om aan de communautaire wetgeving legitimiteit te verschaffen,

B.   overwegende dat de communautaire wetgeving te uitgebreid, te ingewikkeld en te dubbelzinnig is,

C.   overwegende dat het subsidiariteitsbeginsel een dwingende juridische norm van grondwettelijke aard is die de instellingen van de Unie en de lidstaten bindt en er niet toe mag leiden dat het acquis communautaire in het geding wordt gebracht,

D.   overwegende dat de regels van de Unie en de nationale wetgeving in evenredige verhouding moeten staan tot hun doelstellingen teneinde de rechtszekerheid te versterken,

E.   overwegende dat het de taak van het Hof van Justitie is erop toe te zien dat de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid worden toegepast,

F.   overwegende dat het Parlement met de Raad en de Commissie een Interinstitutioneel Akkoord over de tenuitvoerlegging van het subsidiariteitsbeginsel heeft gesloten(2),

G.   overwegende dat op de Europese Conventie uitgebreid aandacht is besteed aan het subsidiariteitsbeginsel, alsmede aan de interpretatie en toepassing daarvan volgens zowel politieke als juridische procedures,

1.   wijst erop dat de wildgroei van wetten en bestuursmaatregelen in zowel de lidstaten als op communautair niveau de rechtsorde ondermijnt en de afstand tussen de burgers en hun instellingen vergroot;

2.   is van mening dat de Europese Unie niet alleen moet handelen in overeenstemming met haar eigen regels, protocollen en principes, maar dit ook duidelijk moet laten blijken;

3.   wijst erop dat de noodzaak om een wetgeving van goede kwaliteit te produceren niet alleen t.a.v. de vorm maar ook t.a.v. de inhoud geldt en dat de uitwerking van een eenvoudiger en duidelijker wetgeving in overeenstemming met het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel een voorwaarde vormt voor de naleving ervan door de burger; verzoekt de Raad en Commissie hun verantwoordelijkheden op dit gebied te nemen en zegt toe hetzelfde te doen;

4.   stelt zich tot doel ervoor te zorgen dat wetteksten begrijpelijker worden, makkelijk toe te passen zijn en minder talrijk worden; moedigt de Commissie en de Raad aan deze doelstelling na te streven;

5.   benadrukt dat het met het oog op de uitbreiding nog noodzakelijker is het acquis communautaire te behouden teneinde de integratie van de nieuwe lidstaten te vereenvoudigen;

6.   verwacht van de Commissie dat zij doeltreffende maatregelen treft om een stokje te steken voor de te vaak voorkomende schendingen van het Gemeenschapsrecht, en beveelt de Conventie aan zich te beraden over de wijzen waarop de bevoegdheden van de Commissie om in dergelijke gevallen doeltreffend op te treden kunnen worden uitgebreid;

7.   betreurt het dat de Commissie steeds vaker voorbereidende documenten indient (groenboeken, witboeken, mededelingen, verslagen, discussienota's);

8.   verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om de vereenvoudiging van het communautair recht te bespoedigen, met name via het SLIM-initiatief, en een compleet codificatieprogramma met dwingende termijnen in te dienen;

9.   juicht de initiatieven toe die de Commissie in het kader van de uitbreiding heeft ontplooid om de voorbereidende werkzaamheden op bestuurlijk niveau te vereenvoudigen door het aantal te vertalen bladzijden te verminderen en spoort haar aan op deze lijn voort te gaan;

10.   verwelkomt de werkzaamheden van de Conventie inzake subsidiariteit en evenredigheid, alsook het verslag van het Presidium aan de Conventie van 27 februari 2003 (CONV 579/03);

11.   wijst erop

   - dat het voornemen van de Commissie om vorm en inhoud van de verslagen over betere wetgeving vanaf 2002 te veranderen, wel toe te juichen is, maar niet noodzakelijk de tendens in de richting van vage en zeer algemene formuleringen, die blijkt uit het verslag van 2001, zal tegenwerken;
   - dat een opsomming en verklaring van welke maatregelen de Commissie op verschillende beleidsterreinen genomen heeft op zichzelf geen verslag is over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, en
   - dat dit niet noodzakelijk is, aangezien er al talrijke verslagen over de acties en resultaten van de Unie bestaan;

12.   erkent dat de andere aspecten van de wetgeving die in het verslag aan de orde worden gesteld (zoals redactionele kwaliteit en codificatie) ook belangrijk en interessant zijn, maar verzoekt de Commissie zich meer op de raison d´être van het verslag te concentreren, om een duidelijk, relevant en zinvol overzicht te geven van hoe en met welk succes de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid door de Gemeenschap zijn toegepast;

Evenredigheid en subsidiariteit

13.   is van oordeel dat de geschillen over de uitvoering van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel bij voorkeur op politiek niveau moet worden geregeld, op basis van het Interinstitutioneel Akkoord van 25 oktober 1993, maar wijst op de voorstellen die momenteel bij de Conventie in behandeling zijn, houdende dat de nationale parlementen een rol dienen te spelen bij de controle op subsidiariteitskwesties middels een vroegtijdig waarschuwingssysteem, terwijl het Comité van de regio's en, overeenkomstig de resolutie vna het Europees Parlement van 14 januari 2003 over de rol van de regionale en lokale overheden bij de Europese opbouw(3), de regionale autoriteiten met wetgevende bevoegdheden in bepaalde omstandigheden wetgeving bij het Hof van Justitie aan de kaak kan stellen wegens schending van het subsidiariteitsbeginsel;

14.   onderstreept dat de communautaire instellingen en de lidstaten stelselmatig, zowel op het niveau van de regionale en lokale autoriteiten als op centraal ministerieel niveau, moeten controleren of de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid worden toegepast;

15.   is van mening dat bij elk voorstel op Europees niveau duidelijk moet worden aangetoond dat deze beginselen worden geëerbiedigd, en dat dit een belangrijk deel moet uitmaken van de overwegingen waarom het voorstel (en - indien aangenomen - de respectieve maatregel) noodzakelijk wordt geacht;

16.   draagt de bevoegde organen van het Parlement op te trachten met de nationale parlementen overeenkomsten te sluiten voor samenwerking bij de behandeling van het jaarlijkse wetgevingsprogramma van de Commissie;

17.   erkent dat de Commissie zich enige inspanningen getroost om aan te tonen dat zij de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid eerbiedigt, maar merkt op dat de formulering "De richtlijn is in overeenstemming met het in artikel 5 van het EG-Verdrag opgenomen subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel, aangezien enerzijds de doelstelling van de voorgestelde maatregel ... niet voldoende door de lidstaten kan worden gerealiseerd ..., en beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, en anderzijds de richtlijn zich beperkt tot het voor het bereiken van dit doel noodzakelijke minimum en niet verder gaat dan wat daarvoor vereist is." gebruikt is in 45 van de 323 'voorbereidende besluiten' die de Commissie in 2001 heeft gepubliceerd, en dat als men mededelingen, raadplegingen en wetgeving op terreinen waar de Unie 'exclusieve bevoegdheid' heeft en het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing is, buiten beschouwing laat, die verhouding 45 op 209 (d.w.z. meer dan 20%) bedraagt; is van mening dat het gebruik van een standaardformulering de min of meer mechanische handelwijze van de Commissie weerspiegelt;

18.   wijst erop dat een uitdrukkelijke verwijzing naar het subsidiariteitsprincipe volgens de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie wettelijk niet vereist is(4); stelt ten behoeve van de duidelijkheid en de transparantie voor dat de Commissie onderzoekt hoe expliciet kan worden geformuleerd waarom elk voorstel wordt gedaan (rechtsgrond, noodzakelijkheid, evenredigheid) en waarom de regeling moet plaatsvinden op Europees niveau (subsidiariteitscriterium, kwalitatieve en/of kwantitatieve bewijzen), aangezien dit een goede praktijk is die overeenstemt met het Protocol bij het Verdrag van Amsterdam en de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit(5);

19.   is verheugd over de bijlage bij het verslag van de Commissie De wetgeving verbeteren 2000, met de 'motivering van de maatregelen', en beschouwt deze als een stap in de richting van een kader voor reflectie en discussie over het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel;

20.   wijst erop dat de reductie van het aantal Commissievoorstellen (zoals aangekondigd in het verslag De wetgeving verbeteren 2001) geen gevolgen heeft voor de naleving van artikel 5 van het EG-Verdrag; roept de Commissie op te overwegen of er andere mogelijkheden bestaan om de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in de wetgeving van dat jaar te analyseren en te beoordelen;

21.   stelt voor dat een dergelijke nieuwe benadering de volgende aspecten omvat:

   - een beschrijving van de manier waarop concrete voorstellen tegen de criteria van subsidiariteit en evenredigheid worden afgewogen voordat zij door de Commissie worden aangenomen;
   - een samenvatting van commentaar en wijzigingsvoorstellen van belanghebbende partijen en andere EU-instellingen gedurende de raadplegingen die aan de wetgeving voorafgaan met verwijzingen naar deze criteria;
   - voorbeelden van hoe op dit commentaar en deze kritiek werd gereageerd;
   - een onderzoek naar de gevolgen van de amendementen van het Parlement en de Raad voor de eerbiediging van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in de Gemeenschapswetgeving;

22.   verzoekt de Commissie de nationale parlementen aan het begin van ieder jaar in kennis te stellen van de gebieden waarop zij wetgevingsvoorstellen denkt in te dienen;

o
o   o

23.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 73 van 26.3.2003, blz. 73.
(2) PB C 329 van 6.12.1993, blz. 135.
(3) P5_TA(2003)0009.
(4) Zaak C-233/94 (1997): Duitsland vs Parlement en Raad, Jurispr. I-2405, par. 28.
(5) PB C 340 van 10.11.1997, blz. 105.

Juridische mededeling - Privacybeleid