Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0526/2007

Debatten :

PV 13/12/2007 - 11.2
CRE 13/12/2007 - 11.2

Stemmingen :

PV 13/12/2007 - 12.2

Aangenomen teksten :


Aangenomen teksten
PDF 118kWORD 40k
Donderdag 13 december 2007 - Straatsburg
Rechten van de vrouw in Saoedi-Arabië
P6_TA(2007)0631RC-B6-0526/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2007 over de rechten van de vrouw in Saoedi-Arabië

Het Europees Parlement,

–   gelet op de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) door Saoedi-Arabië op 7 september 2000,

–   onder verwijzing naar het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat Saoedi-Arabië op 23 september 1997 heeft geratificeerd,

–   gelet op het feit dat Saoedi-Arabië sinds 26 januari 1996 partij is bij het Verdrag inzake de rechten van het kind,

–   gelet op het feit dat Saoedi-Arabië in mei 2006 verkozen werd tot lid van de nieuwe Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Saoedi-Arabië van 18 januari 1996(1) en 10 maart 2005(2),

–   gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat vrouwen in Saoedi-Arabië nog steeds geconfronteerd worden met tal van vormen van discriminatie zowel in hun privéleven als in het openbare leven en vaak het slachtoffer zijn van seksueel geweld en moeten optornen tegen enorme obstakels in het strafrechtsstelsel,

B.   overwegende dat een 19-jarige vrouw, het zogenaamde "meisje van Qatif", in oktober 2006 tot negentig zweepslagen werd veroordeeld na een ongeval waarbij zij alleen in een auto werd aangetroffen in gesprek met een man die geen nauwe verwant was op het moment dat zij werd aangerand en het slachtoffer werd van een groepsverkrachting,

C.   geschokt door het feit dat de rechtbank van Qatif in Saoedi-Arabië het vonnis in november 2007 heeft herzien en haar tot zes maanden gevangenisstraf en 200 zweepslagen heeft veroordeeld,

D.   overwegende dat een functionaris van de rechtbank van Qatif heeft verklaard dat de rechtbank de straf van de vrouw op instructie van de Hoge Rechterlijke Raad had verhoogd wegens haar pogingen om de rechter te provoceren en te beïnvloeden via de media,

E.   overwegende dat de advocaat van het slachtoffer Abdul Rahman Al-Lahem uit de rechtszaal is verwijderd en zijn cliënte niet langer mag verdedigen, na zijn poging om het Ministerie van Justitie aan te klagen wegens het feit dat hij geen kopie van het vonnis tegen zijn cliënte heeft gekregen en daardoor geen beroep kon voorbereiden, overwegende dat er inmiddels een tuchtprocedure tegen de heer Al-Lahem loopt bij het Ministerie van Justitie, waarbij hij een schorsing voor drie jaar en zelfs royering als straf kan oplopen,

F.   overwegende dat Al-Lahem ook als verdediger optrad van het echtpaar Fatima en Mansour Al-Taimani, ouders van twee kinderen, die in juli 2007 tot echtscheiding werden gedwongen op verzoek van de broer van de vrouw met het argument dat de clan waartoe Fatima behoorde, hoger in rang was dan de clan van haar echtgenoot; overwegende dat beiden dagenlang en zelfs maandenlang samen met de kinderen zijn opgesloten omdat zij de echtscheiding weigerden te aanvaarden en overwegende dat Fatima sindsdien moest onderduiken omdat zij weigert om naar haar familie terug te keren,

G.   ten zeerste bezorgd over het feit dat het strafbaar stellen van nauw contact tussen ongehuwde personen van verschillende sekse in Saoedi-Arabië, het voor slachtoffers van verkrachting heel moeilijk maakt om naar de rechter te stappen en dat een rechtbank aangifte van verkrachting door een vrouw als een bekentenis van buitenechtelijke seksuele betrekkingen kan beschouwen, tenzij zij onomstotelijk kan bewijzen dat het seksueel contact zonder haar instemming heeft plaatsgevonden,

H.   overwegende dat bijna twee miljoen vrouwelijke migranten in Saoedi-Arabië werkzaam zijn als huispersoneel en vaak het slachtoffer zijn van misbruiken door overheidsinstanties en particuliere werkgevers, onder meer fysieke en psychische mishandeling en achterhouding van loon, gevangenhouding zonder tenlastelegging of proces en zelfs veroordeling tot de doodstraf na een oneerlijk proces,

I.   in het bijzonder de aandacht vestigend op het geval Rizana Nafeek, een huisbediende uit Sri Lanka, die in juni 2007, toen zij maar 17 jaar oud was, tot de doodstraf is veroordeeld wegens de dood van een baby die aan haar hoede was toevertrouwd en op het geval van de Indonesische huisbedienden Siti Tarwiyah Slamet en Susmiyati Abdul Fulan, die in augustus 2007 zijn doodgeslagen door het gezin waarbij zij in dienst waren en waarbij nog twee andere personen zwaar gewond zijn geraakt,

J.   overwegende dat landen die partij zijn bij internationale verdragen inzake mensenrechten (zoals CEDAW), verplicht zijn om gelijke rechten voor mannen en vrouwen te waarborgen,

1.   roept de regering van Saoedi-Arabië dringend op verdere stappen te ondernemen om een einde te maken aan de beperking van de rechten van vrouwen, onder meer wat betreft de hun bewegingsvrijheid en het verbod om een auto te besturen, gelijke kansen op de arbeidsmarkt, hun rechtsbevoegdheid en hun verdediging in rechtszaken, elke vorm van discriminatie van vrouwen in het privéleven en het openbare leven uit te bannen en hun deelname aan het economische, sociale en politieke leven te bevorderen;

2.   betreurt het bovenvermeld besluit van de rechtbank van Qatif om het slachtoffer van een verkrachting te straffen; roept de autoriteiten van Saoedi-Arabië op het vonnis te verbreken en alle beschuldigingen tegen het slachtoffer van de verkrachting te laten varen;

3.   merkt op dat koning Abdullah op 3 oktober 2007 een hervorming van het rechtsstelsel heeft aangekondigd en beloofd heeft nieuwe gespecialiseerde rechtbanken op te richten en voor een betere opleiding van rechters en advocaten te zorgen; herinnert eraan dat koning Abdullah naar verluidt in mei 2007 opdracht heeft gegeven om een nieuwe rechtbank op te richten die zich speciaal zal bezighouden met gevallen van huishoudelijk geweld;

4.   is van mening dat er dringend een initiatief moet worden genomen voor een bewustmakingscampagne over geweld, in het bijzonder huishoudelijk geweld, tegen vrouwen in Saoedi-Arabië;

5.   roept de autoriteiten dringend op de nationale arbeidswetgeving te herzien en op de naleving ervan toe te zien om huishoudelijk personeel dezelfde bescherming te bieden als werknemers in andere bedrijfstakken en ervoor te zorgen dat werkgevers die zich aan seksueel misbuik of lichamelijk misbruik schuldig maken en de arbeidsrechten schenden in overtreding van de bestaande nationale arbeidswetgeving, voor de rechter worden gedaagd;

6.   roept de regering van Saoedi-Arabië op om alle rechtszaken waarin doodstraffen tegen kinderen zijn uitgesproken te herzien, de voltrekking van doodstraffen tegen kinderen op te schorten en een moratorium op de doodstraf in te stellen

7.   verzoekt de Raad en de Commissie deze problematiek ter tafel te brengen op de volgende gezamenlijke raad en vergadering van ministers van de EU en de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten;

8.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de VN, de regering van Saoedi-Arabië, de secretaris-generaal van de Organisatie van de Islamitische Conferentie en de secretaris-generaal van de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten.

(1) PB C 32 van 5.2.1996, blz. 98.
(2) PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 281.

Juridische mededeling - Privacybeleid