Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2218(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0224/2009

Ingediende teksten :

A6-0224/2009

Debatten :

PV 21/04/2009 - 29
CRE 21/04/2009 - 29

Stemmingen :

PV 22/04/2009 - 6.42
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0258

Aangenomen teksten
PDF 158kWORD 63k
Woensdag 22 april 2009 - Straatsburg
Groenboek over de toekomst van het TEN-T-beleid
P6_TA(2009)0258A6-0224/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over het Groenboek over de toekomst van het TEN-T-beleid (2008/2218(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 4 februari 2009 getiteld "Groenboek: TEN-T: Een beleidsevaluatie" (COM(2009)0044),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2008 getiteld "Een Europees economisch herstelplan" (COM(2008)0800),

–   gezien de conclusies van de Raad inzake vergroening van het vervoer, zoals aangenomen door de Raad vervoer, telecommunicatie en energie op zijn zitting op 8 en 9 december 2008,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 22 juni 2006 getiteld "Europa duurzaam in beweging – Duurzame mobiliteit voor ons continent – Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie" (COM(2006)0314),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 23 januari 2008 getiteld "Naar 2020 in 2020 – Kansen van klimaatverandering voor Europa" (COM(2008)0030),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 18 oktober 2007 getiteld "Actieplan inzake goederenlogistiek" (COM(2007)0607),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 14 mei 2008 getiteld "De resultaten van de onderhandelingen betreffende de cohesiebeleidsstrategieën en -programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013 (COM(2008)0301),

–   gezien het verslag van de Commissie van 20 januari 2009 over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren voor trans-Europese vervoersnetwerken 2004-2005 (COM(2009)0005),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2009 over de strategie van Lissabon(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 september 2007 over goederenlogistiek in Europa – sleutel tot duurzame mobiliteit(2),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0224/2009),

A.   overwegende dat de politieke vaststelling van het TEN-T-beleid zoals dat is neergelegd in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet(3) en Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet(4) heeft geleid tot een "verlanglijstje" met dertig prioritaire projecten die hoofdzakelijk voortvloeiden uit nationale belangen,

B.   overwegende dat het noodzakelijk is om het externe concurrentievermogen van het spoor en de scheepvaart ten opzichte van het wegennet te verbeteren op het gebied van het goederenvervoer, teneinde een evenwichtige exploitatie van de maritieme snelwegen en de corridors voor goederenvervoer per spoor te waarborgen,

C.   overwegende dat de dertig prioritaire projecten hebben geleid tot een voorstel van de Commissie om binnen het financieel kader voor 2007-2013 circa 20 miljard EUR aan EU-financiering ter beschikking te stellen voor het trans-Europese vervoersnet in zijn geheel, welk bedrag uiteindelijk op aandringen van de Raad werd verlaagd tot circa 8 miljard EUR, waarvan slechts 5,3 miljard bestemd is voor de dertig prioritaire projecten,

D.   overwegende dat de Europese Unie, zoals bekend, volstrekt niet in staat blijkt te voldoen aan de financieringsvoorschriften voor het TEN-T zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie(5), waardoor onzekerheid ontstaat in de financieringsplannen van de projecten,

E.   overwegende dat moet worden voorzien in een versterking van de capaciteit van de Commissie om grote grensoverschrijdende projecten, met name op het gebied van het spoorwegvervoer, ten uitvoer te leggen die een nauwere en permanente coördinatie tussen de betrokken lidstaten vereisen, alsmede een meerjarige financiering die verder reikt dan de termijn van de financiële meerjarenvooruitzichten,

F.   overwegende dat uit de bijlagen bij de bovenvermelde mededeling van de Commissie van 14 mei 2008 blijkt dat in het kader van de vervoersprojecten ongeveer 49% wordt uitgetrokken voor wegen, ongeveer 31% voor het spoor en ongeveer 9% voor het stadsvervoer, maar dat niet precies duidelijk is welke concrete projecten voor medefinanciering in aanmerking komen,

1.   onderkent dat de eerste pogingen om een EU-beleid op het terrein van vervoersinfrastructuur te ontwikkelen, die geïnspireerd waren door de 'missing links' van de Europese Rondetafel van Industriëlen (ERT), een impuls kregen door de mededeling van de Commissie van 2 december 1992 over "De toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid", waarin dit beleid werd gemotiveerd met de doelstellingen van economische groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid, en dat zij op de rails werden gezet door voormalig commissaris voor vervoer Karel Van Miert; merkt op dat met Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken(6) en Beschikking nr. 884/2004/EG werd gepoogd de bovenstaande doelstellingen te verwezenlijken; ook de impuls die voormalig vicevoorzitter van de Commissie en commissaris voor Energie en Vervoer Loyola de Palacio aan dit beleid heeft gegeven, verdient een bijzondere vermelding;

2.   beschouwt de verslagen van de TEN-T-coördinatoren als interessante voorbeelden voor verdere coördinatie en integratie van een beperkte selectie belangrijke projecten; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve hun inspanningen om de bestaande prioritaire projecten te verbeteren, voort te zetten; is van mening dat de investeringen op de middellange en lange termijn in stand zouden moeten worden gehouden met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling om het gehele netwerk te voltooien;

3.   verheugt zich over de vroegtijdige presentatie van de bovenvermelde mededeling van de Commissie van 4 februari 2009, die tot doel heeft het EU-beleid inzake vervoersinfrastructuur en TEN-T grondig te herzien aan de hand van bestaande en toekomstige uitdagingen op het gebied van vervoer en grensoverschrijdende mobiliteit, alsmede op mobiliteits-, financieel, economisch, regionaal − met inbegrip van regio's met een permanente handicap − sociaal, veiligheids- en milieugebied;

4.   ziet dan ook geen reden om het vage concept van een conceptuele TEN-T-pijler in te voeren die de prioriteitenlijst nog eens extra zou belasten; is van mening dat niettegenstaande de door de Commissie aangegeven doelstelling een conceptuele pijler die expliciet als zodanig wordt opgevat, niet zal bijdragen tot het versterken van de geloofwaardigheid van het TEN-T-beleid, die veeleer kan worden vergroot door concrete projecten te ontwikkelen;

5.   stemt derhalve in met de ontwikkeling van een consistentere en beter geïntegreerde netwerkbenadering, die tegemoetkomt aan de behoeften aan intermodale verbindingen voor burgers en vracht; benadrukt daarom dat er bij infrastructurele verbindingen met en binnen nieuwe lidstaten prioriteit moet worden toegekend aan het spoor, havens, duurzame maritieme waterwegen en binnenwateren en hun verbindingen met het achterland of intermodale knooppunten in infrastructuurverbindingen met en tussen nieuwe lidstaten en dat bovendien bijzondere aandacht moet worden besteed aan grensoverschrijdende vervoersverbindingen, alsmede aan betere verbindingen met lucht- en zeehavens in de trans-Europese netwerken; onderstreept dat ook aandacht moet worden besteed aan de verschillende, maar complementaire behoeften van zowel passagiers als vracht; adviseert de lidstaten en regionale autoriteiten tussenstations en lokale interconnecties te verbeteren als aansluitmogelijkheden op de TEN-T, zodat de kosten die voortvloeien uit een perifere ligging tot een minimum beperkt blijven;

6.   verzoekt de Commissie met name steun te verlenen aan prioritaire projecten met intermodale verbindingen en constante interoperabiliteit die verschillende lidstaten doorkruisen; benadrukt dat de totstandbrenging van verbindingen tussen economische gebieden die langs deze prioritaire projecten gelegen zijn een nationale taak is;

7.   stelt met voldoening vast dat in de lijst van prioritaire projecten verhoudingsgewijs veel aandacht wordt besteed aan milieuvriendelijke vervoersmodaliteiten; verzoekt de Commissie in dit verband te waarborgen dat deze verhouding ook in de toekomst bij de tenuitvoerlegging van de projecten wordt geëerbiedigd;

8.   benadrukt de noodzaak om klimaatbescherming en duurzame ontwikkeling voor alle vervoersmodaliteiten in het Europese infrastructuurbeleid te integreren met het oog op de verwezenlijking van de EU-doelstellingen om de CO2-uitstoot terug te dringen;

9.   verzoekt de Commissie er bij de lidstaten op aan te dringen om Europese milieuwetgeving te integreren in de besluitvorming en planning inzake TEN-T-projecten, zoals de richtlijnen over Natura 2000, de strategische milieueffectbeoordeling, de milieueffectrapportage, de richtlijn inzake luchtkwaliteit, de kaderrichtlijn water, de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn, alsmede de verslagen van het transport- en milieurapportagemechanisme (TERM) over indicatoren voor vervoer en milieu van het Europees Milieuagentschap;

10.   dringt er bij de Commissie op aan de strijd aan te binden met onduidelijke en tegenstrijdige voorschriften die verband houden met verklaringen van gemeenschappelijk belang en de toepassing van de milieuwetgeving; is voorts van mening dat de lidstaten, nadat aan projecten de TEN-T-status is verleend, geen misbruik dienen te maken van de in paragraaf 9 genoemde Europese wetgeving, ten einde de uitvoering van TEN-T-projecten te blokkeren;

11.   roept de Commissie en de lidstaten ertoe op rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen, zoals de wereldwijde financiële crisis, demografische veranderingen, de uitbreiding, de nieuwe nabuurlanden en de intensievere verbindingen met Oost-Europese en mediterrane landen, als factoren die relevant zijn voor het Europese vervoersinfrastructuurbeleid;

12.   onderstreept dat, vooral in de context van de economische crisis, de ontwikkeling van het trans-Europese transportnetwerk en de integratie van het Europese transport met dat van de EU-buurstaten, de meest zekere weg is om, op de lange termijn, te zorgen voor de duurzaamheid van de interne markt en de economische en sociale cohesie in de Europese Unie;

13.   roept de Commissie ertoe op haar inspanningen ter verbetering van de Europese coördinatie van de ruimtelijke ordening (de Territoriale Agenda van de Europese Unie en het territoriale cohesiebeginsel) en de vervoersplanning te intensiveren door de regio's beter met elkaar te verbinden en op die manier de regionale bereikbaarheid te bevorderen; merkt op dat er rekening moet worden gehouden met zowel de grote verschillen tussen bergachtige, kust-/eiland-, centrale, perifere en andere grensoverschrijdende gebieden als met de noodzaak van een betere integratie van stedelijke mobiliteitssystemen in het TEN-T;

14.   verzoekt de Commissie bijzondere voorrang te verlenen aan prioritaire projecten rond de voornaamste spoorlijnen, wegen en binnenwateren teneinde grensoverschrijdende verbindingen met de nieuwe lidstaten en derde landen tot stand te brengen;

15.   wijst er in dit verband op dat ook het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (EROP) hierbij moet worden betrokken als uitgangspunt voor het planningbeleid en dat de beschikbare ESPON-studies hierbij moeten worden betrokken als wetenschappelijke, planninggerelateerde achtergrondinformatie voor de ontwikkeling van de vervoersector;

16.   benadrukt de noodzaak om de doelstellingen van zowel de Lissabon-strategie als het herstelplan in de ontwikkeling van het TEN-T-beleid te integreren, aangezien de mobiliteit, toegankelijkheid en logistiek ervan van essentieel belang zijn voor het concurrentievermogen van de EU en om de territoriale cohesie te versterken;

17.   roept de Commissie en de lidstaten ertoe op groene corridors, spoorvrachtnetwerken, de corridors voor het Europees beheersysteem voor spoorvervoer (ERTMS), maritieme "snelwegen", zoals de kustvaart, bestaande binnenvaartroutes met beperkte capaciteit of sluizen met onvoldoende capaciteit, inlandterminals, logistieke centra en knooppunten voor stedelijke mobiliteit, alsmede de voorgenomen uitbreiding van het TEN-T-netwerk tot de landen van het Europese Nabuurschapsbeleid en de Oost-Europese en mediterrane landen, te integreren in een intermodaal TEN-T-concept, dat is gebaseerd op geplande acties ten gunste van milieuvriendelijker, minder olie verbruikende en veiliger vervoersmodaliteiten, teneinde een optimaal gebruik van alle vervoersmodaliteiten te waarborgen en de compatibiliteit van de verbindingen tussen de verschillende takken van vervoer – in het bijzonder spoorwegverbindingen met havens – te bevorderen; pleit bovendien voor samenhang tussen het huidige en het toekomstige TEN-T-kader en de wetgevingsvoorstellen inzake corridors voor goederenvervoer per spoor;

18.   merkt op dat volgens de jongste studies tot voor kort slechts 1% van de Europese infrastructuurfondsen werd gebruikt voor de binnenwateren; is van mening dat voldoende Europese steun moet worden verleend om de infrastructuur van de binnenwaterwegen in Europa te ontwikkelen, teneinde het potentieel van de binnenwateren als duurzame en betrouwbare vervoersmodaliteit ten volle te benutten;

19.   verzoekt de Commissie erop aan te sturen dat de uitbreiding van het goederenvervoer per spoor wordt geïntensiveerd, teneinde de efficiëntie van de netwerken en de snelheid van het vervoer te bevorderen;

20.   is in dit verband ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer (COM(2008)0852) en met de bovengenoemde mededeling van de Commissie van 18 oktober 2007;

21.   onderstreept dat het voor het intermodaal vervoer zeer belangrijk is dat informatie-uitwisseling mogelijk wordt gemaakt, ter bevordering en ondersteuning van de interactie tussen de zachte en de harde infrastructuur (informatiesystemen zoals ERTMS/RIS/ITS/SESAR/Galileo), en ter verbetering van de interoperabiliteit, het rollend materieel (hard- en software voor het ERTMS in treinen en geluidsreductie van vrachtwagons), de groene logistiek, de intermodale verbindingen en knooppunten, de gedecentraliseerde diensten ter zake van deur-tot-deur-toeleveringsketens en het mobiliteitsbeheer;

22.   benadrukt dat het belangrijk is om in het kader van het TEN-T geharmoniseerde en gestandaardiseerde intelligente vervoerssystemen te ontwikkelen om een efficiënter, soepeler, veiliger en milieuvriendelijker vervoersbeheer tot stand te brengen;

23.   beveelt aan om de tenuitvoerlegging van het TEN-T te bevorderen door de toegang tot informatie te verbeteren met behulp van systemen zoals het TENtec-informatiesysteem en door een open coördinatiemethode op basis van benchmarking en uitwisseling van optimale praktijken op te zetten;

24.   benadrukt de noodzaak om de doelmatigheid van de bestaande infrastructuur binnen TEN-T-projecten op de korte termijn een impuls te geven, met name wanneer reeds een begin is gemaakt met de tenuitvoerlegging van dergelijke projecten, teneinde de corridors levensvatbaarder en doelmatiger te maken en nietzonder alleen maar te wachten op de verwezenlijking op lange termijn van zeer grote projecten binnen deze corridors;

25.   ondersteunt de "structurele optie 3 voor de vormgeving van TEN-T" uit het Groenboek, d.w.z. een dubbele structuur, die bestaat uit een geïntegreerd netwerk op basis van de huidige TEN-T-kaarten, en een nader te bepalen intermodaal "kernnetwerk" waarin prioriteit wordt gegeven aan spoorwegen, duurzame waterwegen en havens en de verbindingen daarvan met de logistieke centra;

26.   ondersteunt het idee van een "kernnetwerk" met een "geografische pijler" en een "conceptuele pijler", waarbij deze laatste voorziet in criteria en doelstellingen die het mogelijk moeten maken om gaandeweg en op flexibele wijze projecten, corridors en netwerkonderdelen vast te stellen en af te stappen van de strakke aanpak volgens welke al deze elementen aan het begin van de begrotingsperiode voor de gehele periode moeten worden gedefinieerd; is van mening dat het TEN-T gedurende de begrotingsperiode op flexibele wijze moet kunnen worden uitgebreid, zodat het kan worden aangepast aan de veranderende marktvoorwaarden;

27.   onderkent de cruciale rol die de lidstaten, in samenspraak met hun regionale en lokale autoriteiten, de belanghebbenden van het maatschappelijk middenveld en de plaatselijke bevolking, spelen bij de besluitvorming over en de planning en financiering van vervoersinfrastructuur, met inbegrip van grensoverschrijdende coördinatie en samenwerking in Europa; verwacht meer samenhang van de zijde van de Raad tussen aanvragen voor TEN-T-projecten en besluiten over TEN-T-budgetten; verzoekt de lidstaten, met het oog op de tussentijdse herziening van het financiële kader van de EU en gelet op het huidige debat over het Europees herstelplan, om het punt van de noodzakelijke financiële ondersteuning van vervoersinfrastructuren die deel uitmaken van het TEN-T-netwerk als een prioritaire aangelegenheid te beschouwen overeenkomstig het tot dusver vastgestelde EU-beleid;

28.   is het volledig eens met de doelstelling van de EU om de administratieve lasten te beperken, en spoort de Commissie daarom met klem aan de financiële kaders voor de prioritaire TEN-T-projecten te herzien, teneinde de bureaucratie nog verder te verminderen;

29.   verzoekt de lidstaten en de Commissie de coördinatie van de op nationaal niveau ten uitvoer gelegde beleidsmaatregelen te versterken, teneinde consistentie te waarborgen bij de cofinanciering en uitvoering van het TEN-T-programma overeenkomstig de artikelen 154 en 155 van het EG-Verdrag;

30.   onderstreept in dit opzicht dat de financiële crisis de Europese Unie, de lidstaten en de regio's nog zwaarder onder druk zet om besluiten over projecten op het gebied van de vervoersinfrastructuur te baseren op grondige kosten/batenanalyses, duurzaamheid en de grensoverschrijdende meerwaarde van Europa;

31.   merkt evenwel op dat investeren in vervoersinfrastructuur een essentiëel middel is om de economische en financiële crisis aan te pakken, en roept de Commissie derhalve op vaart te maken met de infrastructuurprojecten die aan het TEN-T gekoppeld zijn en gefinancierd worden uit de structuurfondsen en/of het Cohesiefonds; roept de lidstaten ertoe op hun investeringsprioriteiten te herzien en daarbij rekening te houden met de genoemde benadering, teneinde de uitvoering van TEN-T-projecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen, te versnellen, vooral waar het grensoverschrijdende onderdelen betreft;

32.   herinnert de Commissie eraan dat de communautaire cofinanciering voor infrastructurele vervoersprojecten uit de TEN-T-budgetten, het Cohesiefonds, de regionale fondsen en door de EIB moet voldoen aan de volgende criteria: economische levensvatbaarheid, verbetering van het concurrentievermogen, bevordering van de interne markt, duurzaamheid op milieugebied, transparantie voor belastingbetalers en inspraak van burgers (partnerschapsbeginsel); onderstreept in dit verband het belang van de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen voor de financiering van TEN-T-projecten, en de noodzaak om flexibele oplossingen aan te dragen voor de problemen die met dergelijke grootschalige projecten gemoeid zijn (geografische en technische problemen, protest van de bevolking, enzovoorts);

33.   verzoekt de Commissie in dit verband te waarborgen dat bij projecten die in het kader van Europese financieringsprogramma's worden beoordeeld, rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen ervan voor de nationale financiering van andere noodzakelijke investeringen die niet door Europese middelen worden ondersteund; is met name van mening dat de middelen die de lidstaten uittrekken om de EU-financiering bij te passen, geen risico mogen inhouden voor de instandhouding van of de investering in aanvoerlijnen; is daarom veeleer de mening toegedaan dat projecten in elk geval gedeeltelijk moeten worden vastgesteld en beoordeeld op basis van hun vermogen om de ontwikkeling en de instandhouding van de noodzakelijke, aanvullende aanvoerinfrastructuur in aanmerking te nemen (en niet te veronachtzamen);

34.   onderstreept de sterk groeiende behoefte aan investeringen van de Europese markt voor luchtvervoer in het kader van zowel het tweede maatregelenpakket inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim als het voorstel voor een "alomvattende benadering van het luchtvaartsysteem"; roept de Commissie er derhalve toe op bij de herziening van het begrotingskader voor het TEN-T de mogelijkheid te overwegen om het aandeel van de beschikbare middelen voor luchthavens en ATM/ANS op te trekken;

35.   merkt op dat er meer onderzoek en ontwikkeling nodig is ten aanzien van de optimale en meest efficiënte praktijken op het gebied van de financiering van vervoersinfrastructuur en de gunstige gevolgen daarvan voor het concurrentievermogen en de kwaliteit en kwantiteit van de werkgelegenheid, met inbegrip van de ervaringen met publiek-private partnerschappen in dit opzicht, waarmee de Commissie in het kader van haar lopende studies al een begin heeft gemaakt;

36.   benadrukt de noodzaak om in het kader van het uitvoerend agentschap voor het TEN-T een task force op te zetten ter bevordering van enerzijds het gebruik van publiek-private partnerschappen voor de financiering van bepaalde prioritaire projecten of projectonderdelen en anderzijds de verspreiding van de aangedragen oplossingen als optimale praktijk;

37.   onderstreept dat de grotere rol van publiek-private partnerschappen en van de Europese Investeringsbank geen vervangmiddel mag zijn voor de toekenning van een aanzienlijk percentage van de begrotingsmiddelen voor grootschalige projecten die pas rendabel zijn na meer dan één generatie;

38.   geeft er de voorkeur aan dat de lidstaten in het kader van de tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten voor 2009-2010 het budget voor het TEN-T-beleid aanpassen teneinde af te stappen van het stevig te snoeien in andere projecten en de ambities voor de ontwikkeling van de aan deze projecten gekoppelde spoor- en scheepvaarttrajecten;

39.   onderstreept de noodzaak om een bepaald percentage van de inkomsten uit tolwegen te gebruiken voor de financiering van TEN-T-projecten, teneinde het hefboomeffect op leningen te vergroten;

40.   verzoekt de Commissie om een selectie van voorbeelden te publiceren van regionale grensoverschrijdende spoorverbindingen die zijn ontmanteld of buiten gebruik zijn gesteld, met bijzondere aandacht voor die welke aan het TEN-T kunnen worden gekoppeld;

41.   verzoekt de Commissie en de lidstaten het Eurovelo-netwerk en het Iron Curtain Trail in aanmerking te nemen als mogelijkheden voor de bevordering van Europese grensoverschrijdende fietsnetwerken, ter ondersteuning van zachte mobiliteit en duurzaam toerisme;

42.   verzoekt de Commissie om – voor het einde van haar mandaat – een wetgevingsvoorstel in te dienen om het nationale passagiersvervoer per spoor vanaf 1 januari 2012 open te stellen en zo het concurrentievermogen van het gehele spoornet van het TEN-T een stimulans te geven;

43.   betreurt dat de tenuitvoerlegging van prioritaire projecten in grensgebieden zo traag vordert, met name die in de Pyreneeën, die van vitaal belang zijn voor het Iberisch schiereiland en Frankrijk;

44.   spoort de Commissie ertoe aan het Parlement en de Europese Raad te blijven betrekken bij haar jaarlijkse en meerjarenvoorstellen en selecties betreffende de medefinanciering van TEN-T-projecten;

45.   verzoekt de Commissie om over elk prioritair project regelmatig en minstens eenmaal per jaar verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad, en daarbij met name aandacht te besteden aan de stand van zaken voor ieder project, de betrouwbaarheid van de kostenramingen, de levensvatbaarheid van ieder project en het tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan;

46.   verzoekt de Commissie en de EIB om, zoals bij de cofinanciering van het TEN-T reeds gebeurt, ook bij de medefinanciering van TEN-T-projecten uit de regionale fondsen, het Cohesiefonds en door de EIB, jaarlijks aan het Parlement en de Raad een lijst van concrete gecofinancierde projecten voor te leggen;

47.   stelt zich op het standpunt dat vanuit economisch en ecologisch oogpunt veelal alleen multimodale vervoersconcepten, waarbij op één transportroute verschillende vervoersmiddelen worden gebruikt, levensvatbaar en duurzaam zijn;

48.   onderstreept dat in het zopas uitgebreide Schengen-gebied de transportinfrastructuur tussen West- en Oost-Europa van immens belang is, gelet op het ermee verbonden potentieel voor economische groei, met name in de nieuwe lidstaten; verzoekt de Commissie en de lidstaten om transnationale weg- en spoorverbindingen tussen Oost- en West-Europa te ontwikkelen en te bevorderen, met in het bijzonder steun daarbij voor grensoverschrijdende transportinfrastructuur via een speciaal actieprogramma dat in samenwerking met de lokale, regionale en nationale autoriteiten moet worden uitgevoerd; wijst er ook op dat een betere aansluiting van trans-Europese vervoersnetwerken en vervoersnetwerken van derde landen op elkaar, vooral de positie van grensregio's zou verbeteren en een meerwaarde zou bieden voor interregionale samenwerking en de gehele EU;

49.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0120.
(2) PB C 187E van 24.7.2008, blz.154.
(3) PB L 15 van 17.1.1997, blz. 1.
(4) PB L 167 van 30.4.2004, blz. 1.
(5) PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.
(6) PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid