Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2543(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0151/2010

Debatten :

Stemmingen :

PV 10/03/2010 - 7.2
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0053

Aangenomen teksten
PDF 223kWORD 51k
Woensdag 10 maart 2010 - Straatsburg
EU 2020 − Follow-up van de informele bijeenkomst van de Europese Raad van 11 februari 2010
P7_TA(2010)0053RC-B7-0151/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2010 over EU 2020

Het Europees Parlement,

–   gezien de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 11 februari 2010,

–   gezien de openbare raadpleging die de Commissie heeft gehouden over EU 2020 en de resultaten daarvan (SEC(2010)0116),

–   gezien de evaluatie van de Lissabon-strategie door de Commissie (SEC(2010)0114),

–   gezien het document van de Europese Raad „In zeven stappen naar de verwezenlijking van de Europese strategie voor groei en werkgelegenheid”,

–   gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de EU 2020-strategie de economische groei moet dienen en werkgelegenheid moet scheppen, daar de daling van het BBP met 4%, de achteruitgang van de industriële productie en het aantal van meer dan 23 miljoen vrouwen en mannen die werkloos zijn, een menselijke en economische ramp betekent,

B.   overwegende dat de Lissabon-strategie niet aan de verwachtingen heeft beantwoord als gevolg van een zwakke governancestructuur, een gebrek aan verantwoordelijkheid, een zeer complexe hoofddoelstelling met al te veel nevendoelen, te hoog gegrepen ambities en een gebrek aan duidelijkheid, scherpte en transparantie, en verwelkomt daarom het Commissievoorstel voor een strategie EU 2020 met de doeleinden en het kader daarvan,

Algemene opmerkingen

1.   is van mening dat de strategie EU 2020 een doeltreffend antwoord op de economische en financiële crisis moet brengen en het herstelproces in de EU nieuwe doeleinden en een Europese samenhang moet verlenen door de nationale en de Europese instrumenten te mobiliseren en te coördineren;

2.   is verheugd over het besluit van de Europese Raad om minder, duidelijker en realistischer doelen vast te stellen die beter kwantificeerbaarder zijn, want te veel Europese doeleinden van de eerdere Lissabon-strategie zijn niet verwezenlijkt;

Een sociale markteconomie

3.   is van mening dat duurzame, volledige en hoogwaardige werkgelegenheid voor zowel mannen als vrouwen in de EU een belangrijke doelstelling is, die alleen verwezenlijkt kan worden als de Europese instellingen en de lidstaten de nodige hervormingen uitvoeren;

4.   merkt op dat de werkloosheid een centraal thema is in de huidige discussie over de crisis; is van mening dat de EU, om de hoge en nog stijgende werkloosheid werkelijk aan te pakken, de ambitieuze sociale agenda van de EU moet implementeren, inclusief de bevordering van een langer en gezonder leven, bestrijding van armoede en sociale uitsluiting door het voor werknemers makkelijker te maken werk met zorgtaken te combineren, het voorkomen dat jongeren voortijdig van school gaan, levenslang leren, bestrijding van discriminatie en bevordering van gender mainstreaming, gendergelijkheid en werknemersrechten en arbeidsomstandigheden; dringt er met klem bij de lidstaten op aan de werkloosheid aan te pakken door meer opleidingsmogelijkheden en stages voor jongeren te creëren en hen tegelijk te beschermen tegen wanpraktijken op het werk;

5.   beklemtoont dat de EU de ambitieuze sociale agenda van de EU, een doortastend gendergelijkheidbeleid en een integratiebeleid moet uitvoeren om de hoge en nog stijgende werkloosheid aan te pakken;

6.   is van mening dat de EU inclusieve en concurrerende arbeidsmarkten tot stand moet brengen door middel van flexizekerheidsystemen en een grotere flexibiliteit voor werkgevers in combinatie met passende werkloosheidsuitkeringen van korte duur en ondersteuning voor herintreding op de arbeidsmarkt;

7.   benadrukt dat het vrije verkeer van alle burgers moet worden gefaciliteerd: werknemers, zelfstandigen, zakenmensen, onderzoekers, studenten en gepensioneerden;

8.   dringt er bij de EU op aan te zoeken naar Europese regelingen om kennismigratie makkelijker te maken, een Europese „brain drain” tegen te gaan en excellentie en een netwerk van toonaangevende universiteiten op internationaal niveau te bevorderen; een bijdrage hiertoe is het in het leven roepen van „de vrijheid van kennis”;

9.   betreurt dat de landbouwsector in de oorspronkelijke voorstellen voor de EU 2020-strategie niet werd genoemd, hoewel de sector over het potentieel beschikt om een actieve bijdrage te leveren aan de belangrijkste uitdagingen ervan; is ervan overtuigd dat de land- en bosbouw, in het juiste beleidskader en met toereikende begrotingsmiddelen, een belangrijke rol kunnen vervullen in een algehele Europese strategie die gericht is op economisch herstel en klimaatdoelen, en daarbij tevens kan bijdragen aan de voedselzekerheid in de EU en de wereld, groei en arbeidsplaatsen;

Een krachtig Europees bestuur voor een geslaagde 2020-strategie

10.   is van oordeel dat de EU 2020-strategie een ambitieuze, coherenter en doelgerichte aanpak van de economische crisis moet bieden, die meer samenhang brengt in overlappende strategieën, zoals de strategie voor duurzame ontwikkeling en het stabiliteits- en groeipact (SGP), ten einde een rechtvaardig, duurzaam en welvarend Europa op te bouwen;

11.   is van mening dat de Lissabon-strategie is mislukt omdat de lidstaten onvoldoende inzet toonden om de afgesproken actieplannen te implementeren en omdat het ontbrak aan effectieve prikkels en bindende instrumenten op EU-niveau;

12.   dringt er bij de Europese Raad op aan de „open coördinatiemethode”, die is gebaseerd op de „uitwisseling van goede praktijken” en „peer pressure” op economisch gebied los te laten; moedigt de Commissie aan om gebruik te maken van alle in het Verdrag van Lissabon beschikbare artikelen, zoals de artikelen 121, 122, 136, 172, 173 en 194, om de economische hervormingen en actieplannen van de lidstaten te coördineren;

13.   beklemtoont dat de Commissie een nauwkeurig scorebord van de hindernissen op moet stellen en gerichte actie tegen deze hindernissen voor moet stellen om de interne markt te voltooien;

14.   verzoekt de Commissie om, met naleving van het subsidiariteitsbeginsel, nieuwe maatregelen voor te stellen, zoals verordeningen en richtlijnen, alsook mogelijke sancties voor lidstaten die de EU 2020-strategie niet uitvoeren, alsmede prikkels voor lidstaten die dat wel doen;

15.   herinnert eraan dat zowel de Commissie als de Europese Raad hebben gewezen op de cruciale rol van het Parlement in de EU 2020-strategie en dat zij daarom de prerogatieven van het Parlement ten volle moeten respecteren door de jaarlijkse beleidsaanbevelingen in het Parlement te presenteren voordat de Europese Raad een besluit erover neemt; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de centrale rol van het Europees Parlement bij de uitvoering van de 2020-strategie te erkennen; deze rol moet worden neergelegd in een interinstitutionele overeenkomst die een democratische en doeltreffende lijn uitzet en formeel vormgeeft, waarbij de Raad zich ertoe moet verplichten om de komende jaren niet in te stemmen met veranderingen in de strategie zonder formele raadpleging van het Parlement;

16.   benadrukt de noodzaak van een betere samenwerking met de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld; door meer actoren bij het proces te betrekken neemt de druk op nationale overheden toe om resultaten te boeken;

17.   is van mening dat de lidstaten, in nauwe samenwerking met de Commissie, nationale actieplannen met maximum- en minimumwaarden voor bepaalde macro-economische aspecten van hun economieën moeten opstellen;

18.   de Europese Rekenkamer heeft een negatief advies afgegeven over de uitvoering van de EU-begroting door de Commissie en de lidstaten; daar de lidstaten 80% van de EU-begroting zelf beheren, moet de Commissie meer druk op hen uitoefenen om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de juiste besteding van de Europese middelen en moet zij financiële sancties overwegen als lidstaten weigeren samen te werken;

19.   meent dat de lidstaten moeten aangeven hoe zij de Europese middelen hebben gebruikt om de EU 2020-doelstellingen te verwezenlijken en dat EU-financiering alleen zou mogen worden verstrekt als resultaten worden behaald en zij verenigbaar is met de doelstellingen van de EU 2020-strategie;

De kracht van de Euro beschermen door strenger financieel toezicht

20.   benadrukt dat de begrotingsconsolidatie en het economisch beleid van de lidstaten eng moet worden gecoördineerd om meer groei te bewerkstelligen, arbeidsplaatsen te scheppen en de stabiliteit van de euro voor de toekomst veilig te stellen; is van mening dat de lidstaten moeten voldoen aan de criteria van het Stabiliteits- en groeipact (SGP) en dat daarbij een evenwicht gevonden moet worden tussen verkleining van de nationale tekorten, in combinatie met investeringen en sociale behoeften;

21.   is van mening dat het onvermogen van meerdere lidstaten in de eurozone om te voldoen aan de herziene Stabiliteits- en groeipact-criteria erop wijst dat de economische coördinatie tussen EMU-landen tekort is geschoten; meent dat de problemen in de eurozone om een Europese oplossing vragen en vindt het spijtig dat er geen mechanismen zijn om de stabiliteit van de euro te beschermen;

22.   wijst erop dat de aanvallen van speculanten tegen landen die economische problemen ondervinden, deze problemen nog verergeren doordat het voor hen zeer duur wordt om geld te lenen;

23.   benadrukt dat er één Europese toezichthouder voor een doeltreffend micro- en macro-prudentieel toezicht moet komen, zodat in de toekomst crises worden voorkomen; benadrukt dat er een efficiënt Europees bancair stelsel gevormd moet worden dat in staat is de reële economie te financieren en ervoor zorgt dat Europa een van de leidende financiële centra en economieën van de wereld blijft; benadrukt dat toezicht niet een louter nationale aangelegenheid kan blijven, omdat markten internationaal zijn en financiële instellingen grensoverschrijdend opereren;

Het potentieel van de Europese interne markt mobiliseren

24.   wijst erop dat de interne markt een grote bijdrage levert aan de welvaart van Europa en is verheugd dat Mario Monti tot taak heeft gekregen om nieuwe evenwichtige ideeën voor te stellen om de Europese interne markt een nieuw elan te geven; is van oordeel dat de Raad en de Commissie voorstellen voor de voltooiing van de interne markt moeten indienen, daar de interne markt een centraal onderdeel van de EU 2020-strategie is;

25.   stelt vast dat sommige regeringen hun toevlucht nemen tot economisch protectionisme, waardoor het werk van 50 jaar economische integratie en solidariteit onderuit dreigt te worden gehaald;

26.   herinnert de lidstaten eraan dat zij gebruik kunnen maken van de methode van de versterkte samenwerking op gebieden waar de onderhandelingen in een impasse zijn geraakt;

27.   is van mening dat het van wezenlijk belang is de interne energiemarkt te voltooien om economische groei, de integratie van hernieuwbare energieën en de veiligheid van de energievoorziening te verzekeren; is van mening dat duurzame energiebronnen met geringe koolstofuitstoot een aanzienlijk deel van de energiemix in de EU moeten uitmaken;

28.   is van oordeel dat de Europese industrie haar voordeel moet doen met haar leidende rol op het punt van duurzame economie en groene mobiliteitstechnologie door haar exportpotentieel te benutten; is van mening dat dit tegelijk de afhankelijkheid van grondstoffen zou verminderen en het makkelijker zou maken om te voldoen aan de 20-20-20 doelstellingen voor de bestrijding van klimaatverandering; benadrukt evenwel dat daarvoor wel nodig is dat de EU-economie wordt voorzien van voldoende high-tech grondstoffen;

Stimulering van KMO's en arbeidsplaatsen

29.   is van mening dat de Commissie meer nadruk had moeten leggen op de bevordering en ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), daar deze de meeste arbeidsplaatsen scheppen en de innovatie en technologische vooruitgang in die sector een cruciale rol speelt bij het versterken van onze economie; is van mening dat er meer voorstellen ter vermindering van bureaucratische rompslomp en ter bevordering van vernieuwende ideeën nodig zijn;

30.   onderstreept dat de Small Business Act is een eerste stap is, maar dat op deze wet voor kleine ondernemingen moet worden voortgebouwd om ambitieuzer doelstellingen te bereiken; is van mening dat voorrang gegeven moet worden aan KMO-vriendelijke wetgeving die ondernemerschap en een betere toegang tot krediet bevordert;

31.   onderstreept dat een succesvolle 2020 strategie zich moet richten op de bevordering van KMO's en werkgelegenheid niet alleen in handel en dienstverlening, maar ook in de industrie en de landbouw, daar deze sectoren van vitaal belang zijn voor onze economie in de toekomst;

32.   is van oordeel dat wegens de vergrijzing van de Europese bevolking beleid nodig is op het gebied van levenslang leren en een flexibeler pensioneringsleeftijd (indien werknemers daarvoor kiezen), zodat er een voldoende aantal mensen op de arbeidsmarkt aanwezig blijft en zij actief betrokken blijven bij de samenleving; is van mening dat de arbeidskracht van ouderen en personen met een handicap vaak wordt verwaarloosd, en verzoekt om voorstellen die ten doel hebben hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten; dringt er bovendien bij de Commissie op aan om een strategie voor de bestrijding van de werkloosheid onder jongeren voor te leggen;

Een begroting met slimme, inclusieve en duurzame groei als prioriteiten van de 21e eeuw

33.   is van mening dat de huidige begroting onvoldoende getuigt van de financiële noodzaak om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te gaan; dringt er bij de Commissie op aan om een ambitieus voorstel in te dienen om de EU 2020-strategie tot een succes te maken;

34.   vraagt de Commissie met klem om het streefcijfer van „3% van BBP voor O&O” uit de Lissabon-strategie te handhaven in de nieuwe strategie, zowel voor de EU-begroting als voor de nationale begrotingen; verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen om het Europese onderzoek efficiënter te maken door bestaande structuren te stroomlijnen, bureaucratie te verminderen en een meer onderzoeks- en innovatievriendelijk investeringsklimaat in de openbare en particuliere sector te scheppen; is van mening dat het om te komen tot een werkende kennisdriehoek van wezenlijk belang is dat het onderwijs wordt verbeterd en innovatiesystemen beter gestructureerd en efficiënter worden gemaakt, terwijl tegelijk de ontwikkeling van essentiële sleuteltechnologieën wordt gesteund; roept de lidstaten op de potentiële synergie tussen de fondsen van het Cohesiebeleid en de fondsen voor O&O beter te benutten;

35.   gelooft dat de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling een grotere rol moeten spelen bij het ondersteunen van investeringen in infrastructuur, groene technologieën, innovatie en KMO's;

36.   benadrukt dat innovatie begint bij beter onderwijs en verzoekt de Commissie met klem om nieuwe partnerschappen tussen bedrijfsleven, wetenschap en unversitair onderzoek aan te moedigen;

37.   pleit voor een brede benadering voor het toekomstige innovatiebeleid in de EU; is van mening dat voldoende geld uitgetrokken moet worden voor essentiële sleuteltechnologieën om Europa tot een wereldleider op deze gebieden te maken;

38.   beschouwt de vervoerssector als belangrijke factor voor het realiseren van de „groene groei” die de 2020-strategie in het vooruitzicht stelt, en is van mening dat deze sector in opmerkelijke mate bijdraagt aan de economische groei die voor de uitvoering van EU 2020 is vereist; meent dat een mengsel van verschillende maatregelen zoals een energiemix, prijsmaatregelen en internalisering van externe kosten in dit verband belangrijk zijn, en dat zulke maatregelen gepaard moeten gaan met duidelijker en meer realistische doelstellingen die regelmatig moeten worden herzien;

39.   herinnert eraan dat economische, sociale en territoriale cohesie een hoeksteen van het Europese project is, dat momenteel gevaar loopt als gevolg van de economische crisis; is van mening dat de strategie 2020 een historische gelegenheid is om de Europese samenhang te bewaren en te versterken, hoofdzakelijk door een transparant, vereenvoudigd en intelligent cohesiebeleid, dat is gevrijwaard van elke poging tot renationalisering, een op lange termijn duurzaam financieel plan voor trans-Europese netwerken, energie en een vrije en billijke toegang tot ICT en broadband, zodat de mensen en vooral jongeren de moderne communicatiemiddelen gemakkelijk en tegelijk kritisch weten te gebruiken;

40.   beschouwt het industriebeleid als uiterst belangrijk om de overgang naar een duurzame economie te vergemakkelijken; is van mening dat de EU innovatie moet bevorderen om milieuvriendelijke productiewijzen te ontwikkelen en, indien nodig, tijdelijke compensatie toe te staan voor het groen maken van de Europese industrie in de context van de wereldmarkt;

41.   is van mening dat de EU belangrijke economische projecten zou moeten starten, zoals een echt Europees energienetwerk, voltooiing van het Galileo-project en brede toepassing van groene technologie, inclusief stelselmatige renovatie van de bestaande gebouwenvoorraad in de EU, e-gezondheid en verbetering en modernisering van de ICT-infrastructuur;

42.   beklemtoont dat het deze resolutie als eerste stap ziet en zal tijdig vóór de junitop een gedetailleerder resolutie indienen over knelpunten, problemen en speerpuntprojecten;

o
o   o

43.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad en de Commissie.

Juridische mededeling - Privacybeleid